1° " de wet " : de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel;
2° " de minister " : de Minister van Landsverdediging;
3° " de personeelsleden " : de militairen bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet;
4° " de personeelscategorieën " : de categorieën van de officieren, de onderofficieren en de vrijwilligers;
5° " de professionele vakorganisaties " : de vakorganisaties die enkel uit militairen of [1 gewezen militairen]1 bestaan;
6° " de erkende vakorganisaties " : de vakorganisaties erkend in de zin van artikel 12 van de wet;
7° " de representatieve vakorganisaties " : de erkende vakorganisaties die in de zin van artikel 5 van de wet als representatief beschouwd worden;
8° " de controlecommissie " : de in artikel 11 van de wet bedoelde commissie;
9° " persoonlijk karakter " : het karakter toegekend aan gegevens met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer die bestemd zijn om geklasseerd te worden in het persoonlijk en individueel dossier van de personeelsleden en waarvan de verwerking onderworpen is aan de toepassing van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
10° " vertrouwelijk of geheim karakter " : de classificatie van beperkte toegankelijkheid die, om veiligheidsredenen, toegekend wordt aan bepaalde informaties, gegevens of documenten, zoals bedoeld in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen;
11° " derden " : alle personen die niet betrokken zijn bij de voorbereidingen en besprekingen van de onderhandelings- en overlegcomités;
12° " de vakbondsafgevaardigden " :
a) " de verantwoordelijke leiders " : de leiders van de vakorganisaties zoals vermeld op de lijst bedoeld in artikel 85, § 1;
b) " de vaste vakbondsafgevaardigden " : de personeelsleden die lid zijn van een vakorganisatie, die regelmatig en doorlopend de beroepsbelangen van het personeel behartigen, die als zodanig erkend zijn en die vermeld zijn op de lijst bedoeld in artikel 90;
c) " de lokale vakbondsafgevaardigden " : de personeelsleden die lid zijn van een vakorganisatie, die, op lokaal vlak, occasioneel en deeltijds de beroepsbelangen van het personeel behartigen, die als zodanig erkend zijn en die vermeld zijn op de lijst bedoeld in artikel 85, § 2;
13° " de referteperiode " : de periode van zes maanden vanaf de eerste dag van de vierde maand van het jaar voorafgaand aan elk van de tellingsjaren bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, van de wet;
14° " het bijdrageplichtig lid " : het personeelslid dat, tijdens de referteperiode, lid is van de betrokken vakorganisatie en dat minstens de helft van de vakbondsbijdrage betaald heeft bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector.