Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
21 FEBRUARI 2005. - Reglement tot wijziging van het reglement van leningen die door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Waals Woningfonds van de Grote Gezinnen) worden toegekend (VERTALING).
Titre
21 FEVRIER 2005. - Règlement modifiant le règlement des prêts du Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie.
Informations sur le document
Tekst (11)
Texte (11)
Artikel 1. Artikel 3 van het reglement van door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" toegekende leningen wordt vervangen als volgt :
  "De leningen worden toegestaan voor onroerende verrichtingen betreffende een in het Waalse Gewest gelegen woning die uitsluitend voor bewoning bestemd is : aankoop, bouw, renovatie, aanpassing, herstructurering, instandhouding, verbetering, handhaving en terugbetaling van vroeger daartoe gemaakte schulden."
Article 1. L'article 3 du règlement des prêts du Fonds du Logement des familles nombreuses de Wallonie est remplacé par le texte suivant :
  "Les prêts permettent la réalisation d'opérations immobilières, ayant trait à un logement, sis en Région wallonne et affecté à usage exclusif d'habitation : achat, construction, réhabilitation, adaptation, restructuration, conservation, amélioration, préservation et remboursement de dettes antérieures contractées à de telles fins."
Art.2. In artikel 6, tweede lid, van het reglement worden de termen "het volledige dossier bij de hoofdzetel van" het "Fonds" vervangen door de termen "de datum van inschrijving van de leningsaanvraag."
Art.2. A l'article 6, alinéa 2, du règlement, les termes "l'introduction du dossier complet au siège central du Fonds" sont remplacés par les termes "la date d'immatriculation de la demande de prêt."
Art.3. Artikel 7 van het reglement wordt vervangen als volgt :
  "In de zin van dit reglement dient te worden verstaan onder kind ten laste :
  a) het kind voor wie kinderbijslag of een wezenrente wordt uitgekeerd aan de aanvrager of aan de persoon met wie hij/zij gewoonlijk samenwoont, al dan niet door familiebanden verenigd;
  b) het kind waarvoor de aanvrager of de persoon met wie hij/zij gewoonlijk samenwoont, al dan niet door familiebanden verenigd, geen uitkeringen krijgen, maar die naar mening van het Fonds werkelijk ten laste van die personen zijn indien ze daarvan het bewijs brengen;
  c) het ongeboren kind dat op de datum van inschrijving van de aanvraag sinds ten minste negentig dagen verwekt is, waarbij een medisch attest als bewijsstuk geldt.
  Als "gehandicapte persoon" wordt verstaan :
  - hetzij de persoon die door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en instellingen van sociale zekerheid, Directoraat-generaal Personen met een Handicap, erkend is als getroffen door ten minste 66 % ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid;
  - hetzij de persoon van wie het verdienvermogen krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten beperkt is tot één derde of minder van wat een valide persoon in staat is te verdienen op de algemene arbeidsmarkt;
  - hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid krachtens dezelfde wet op ten minste negen punten vastgesteld is.
  - hetzij de persoon die getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid waarvoor minimum 4 punten worden toegekend, krachtens artikel 6, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag, of waarvoor minimum 24 punten worden toegekend, overeenkomstig artikel 8, § 2, van dezelfde regeling.
  Het gehandicapte kind en het weeskind worden ieder als twee kinderen ten laste beschouwd.
  Bovendien wordt de aanvrager die in dezelfde graad getroffen is door een dergelijke ontoereikendheid of vermindering van geschiktheid beschouwd als persoon met een kind ten laste.
  Deze bepaling is eveneens onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de persoon met wie de aanvrager gewoonlijk samenwoont alsmede op iedere persoon met een dergelijke handicap, voor zover hij/zij tot en met de tweede graad verwant is met de aanvrager of de persoon met wie hij/zij gewoonlijk samenwoont en voorzover hij/zij in hetzelfde huis woont.
  In dat geval dient de aanvrager zich ertoe te verbinden het bewijs van deze samenwoning uiterlijk zes maanden na de eerste dag waarop de woning, waarvoor de lening wordt toegekend, betrokken wordt, aan het Fonds te bezorgen.
Art.3. L'article 7 du règlement est remplacé par le texte suivant :
  "Par enfant à charge, il faut entendre au sens du présent règlement :
  a) l'enfant pour lequel des allocations familiales ou d'orphelin sont attribuées au demandeur, ou à la personne avec laquelle il vit habituellement, unis ou non par des liens de parenté;
  b) l'enfant pour lequel le demandeur, ou la personne avec laquelle il vit habituellement, unis ou non par des liens de parenté, ne sont pas attributaires de telles allocations mais que le Fonds estime être effectivement à leur charge s'ils en apportent la preuve;
  c) l'enfant à naître, conçu depuis au moins nonante jours à compter de la date d'immatriculation de la demande, la preuve étant fournie par une attestation médicale.
  Est considérée comme "personne handicapée" :
  - soit la personne reconnue par le Service public fédéral Sécurité sociale et Institutions de Sécurité sociale, Direction générale Personnes avec un handicap, comme étant atteinte à 66 % au moins d'une insuffisance ou d'une diminution de capacité physique ou mentale;
  - soit la personne dont la capacité de gain est réduite à un tiers ou moins de ce qu'une personne valide est en mesure de gagner en exerçant une profession sur le marché général du travail, en application de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux handicapés;
  - soit la personne dont le manque d'autonomie est fixé à 9 points, en application de la même loi;
  - soit la personne affectée d'une incapacité physique ou mentale entraînant l'attribution de minimum 4 points en application de l'article 6, § 2, 1°, de l'arrêté royal du 28 mars 2003 portant exécution des lois coordonnées relatives aux allocations familiales ou l'attribution de minimum 24 points, en application de l'article 8, § 2, de cette même réglementation.
  Est compté pour deux enfants, l'orphelin ainsi que l'enfant handicapé.
  En outre, est considéré comme ayant un enfant à charge, le demandeur atteint au même degré d'une telle insuffisance ou diminution de capacité.
  Cette disposition est également applicable dans les mêmes conditions, à la personne avec laquelle le demandeur vit habituellement ainsi qu'à chaque personne affectée d'un tel handicap, pour autant qu'il existe entre elle et le demandeur, ou la personne avec laquelle il vit habituellement un lien de parenté jusqu'au second degré et qu'elle habite sous le même toit.
  Dans ce cas, le demandeur doit s'engager à fournir la preuve de cette cohabitation au Fonds une fois que le logement, objet du prêt, est occupé et, au plus tard, six mois après le premier jour de l'occupation.
Art.4. In artikel 8, § 2, van hetzelfde reglement worden de termen "en zijn echtgenote of de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont" vervangen door de termen "of de persoon met wie hij/zij gewoonlijk samenwoont, al dan niet door familiebanden verenigd".
Art.4. A l'article 8, § 2, du règlement, les termes "et de son conjoint ou de la personne avec laquelle il vit maritalement" sont remplacés par les termes "ou de la personne avec laquelle il vit habituellement, unis ou non par des liens de parenté";
Art.5. In artikel 8, § 4, worden de volgende woorden aan het einde van de zin toegevoegd : "voor de leningen toegekend tegen de rentevoeten bedoeld in artikel 20, § 1, a) en b), 4° en 5°, van dit reglement. "
Art.5. A l'article 8, § 4, sont ajoutés, en début de phrase, les mots : "Pour les prêts accordés aux taux visés à l'article 20, § 1er, litteras a) et b), 4° et 5, du présent règlement".
Art. 6. Artikel 14 van het reglement wordt vervangen als volgt :
  "§ 1. Onder voorbehoud van de in artikel 15 van dit reglement bedoelde afwijkingen bedraagt de maximale verkoopwaarde van de woning, waarvoor de lening wordt toegestaan, 125.000 EUR grond inbegrepen behalve voor de bouwverrichtingen, indien het gezin drie kinderen ten laste telt.
  2. Het in § 1 bedoelde bedrag van dit artikel wordt gebracht op 150.000 EUR in de arrondissementen waarin het aantal leningen per 100 000 inwoners die door het Fonds worden toegekend, kleiner is dan 10 % van het gewestelijke jaarlijkse gemiddelde.
  3. Dat maximumbedrag wordt verhoogd met :
  a) 5 % per kind dat naast de eerste drie kinderen deel uitmaakt van het gezin;
  b) 10 % wanneer het jongste kind van de aanvrager of de persoon met wie hij gewoonlijk samenwoont, op de in artikel 6, eerste lid, van dit besluit bedoelde referentiedatum jonger is dan 8 jaar;
  c) 10 % voor elke bloedverwant in opgaande lijn van de aanvrager of de persoon met wie hij gewoonlijk samenwoont, die op bovenvermelde referentiedatum sinds ten minste zes maanden met de aanvrager samenwoont.
  Deze verhogingen zijn cumulatief.
  Dit aldus verhoogde bedrag wordt op het tiental naar boven of naar beneden afgerond naargelang het getal van de eenheden kleiner of groter is dan vijf euro.
  Voor het bepalen van het aantal kinderen die van het gezin deel uitmaken, wordt het kind, dat krachtens artikel 7 van dit reglement gehandicapt wordt verklaard, voor twee kinderen geteld.
  Bovendien wordt de aanvrager die in dezelfde graad getroffen is door een dergelijke ontoereikendheid of vermindering van geschiktheid beschouwd als persoon met een kind dat deel uitmaakt van het gezin.
  Deze bepaling is eveneens onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de persoon met wie de aanvrager gewoonlijk samenwoont alsmede op iedere persoon met een dergelijke handicap, voorzover hij/zij tot en met de tweede graad verwant is met de aanvrager, of de persoon met wie hij/zij gewoonlijk samenwoont en voorzover hij/zij in hetzelfde huis woont. In dat geval moet de aanvrager zich ertoe verbinden het bewijs van deze samenwoning uiterlijk zes maanden na de eerste dag waarop de woning, betrokken wordt, aan het Fonds te bezorgen.
  § 2. Voor de bepaling van de verkoopwaarde van het gebouw, behalve voor de bouwverrichtingen, wordt de waarde van de grond bepaald op basis van zijn gemiddelde prijs in het Waalse Gewest tijdens het jaar van de aanvraag. Ze wordt berekend aan de hand van de volgende formule :
  VVr = VVav + S (Pm x 0,8) - T, waarin :
  VVr = aangepaste verkoopwaarde;
  VVav = vóór de werken aan een expertise onderworpen verkoopwaarde;
  S = totale oppervlakte van het aan een expertise onderworpen perceel;
  Pm = gemiddelde prijs van de in Wallonië onbebouwde bouwgrond in het jaar van de aanvraag;
  T = totale prijs van de in de expertise opgenomen grond.
  Het krachtens artikel 16 van dit reglement vastgestelde maximumbedrag van de lening wordt niet gewijzigd door de aldus berekende verkoopwaarde.
  § 3. Het hierboven vermelde maximumbedrag van de verkoopwaarde wordt door het Fonds op 1 januari van elk jaar N (en voor de eerste keer vanaf 2004) aan de op 1 januari 1996 geldende ABEX-index aangepast overeenkomstig de hierna vermelde formule :
Art. 6. L'article 14 du règlement est remplacé par le texte suivant :
  "§ 1er 1. Sous réserve des dérogations prévues à l'article 15 du présent règlement, la valeur vénale du logement objet du prêt ne peut, pour une famille comportant trois enfants à charge, excéder, terrain compris sauf pour les opérations de construction, 125.000 EUR.
  2. Le montant figurant au § 1er, 1°, du présent article est porté à 150.000 EUR dans les arrondissements dans lesquels le nombre de prêts par 100 000 habitants, accordés par le Fonds, est inférieur d'au moins 10 % à la moyenne annuelle régionale
  3. Ce maximum est augmenté de :
  a) 5 % par enfant faisant partie du ménage en plus des trois premiers;
  b) 10 % lorsque le plus jeune enfant du demandeur ou de la personne avec laquelle il vit habituellement n'a pas atteint l'âge de huit ans à la date de référence visée au premier alinéa de l'article 6 du présent arrêté;
  c) 10 % pour chaque ascendant du demandeur ou de la personne avec laquelle il vit habituellement qui cohabite avec le demandeur depuis six mois au moins à la date de référence précitée.
  Ces majorations sont cumulatives.
  Ce montant, ainsi majoré, est arrondi à la dizaine supérieure ou à la dizaine inférieure selon que le chiffre des unités atteint ou non cinq euros.
  Pour la détermination du nombre d'enfants faisant partie de la famille, est compté pour deux enfants, l'enfant reconnu handicapé selon l'article 7 du présent règlement.
  En outre, est considéré comme ayant un enfant faisant partie de la famille, le demandeur atteint au même degré d'une telle insuffisance ou diminution de capacité. Cette disposition est également applicable, dans les mêmes conditions, à la personne avec laquelle le demandeur vit habituellement ainsi qu'à chaque personne affectée d'un tel handicap, pour autant qu'il existe entre elle et le demandeur ou la personne avec laquelle il vit habituellement un lien de parenté jusqu'au second degré et qu'elle habite sous le même toit.
  Dans ce cas, le demandeur doit s'engager à fournir la preuve de cette cohabitation au Fonds, au plus tard six mois après le premier jour de l'occupation.
  § 2. Pour la détermination de la valeur vénale de l'immeuble, sauf dans les opérations de construction, la valeur du terrain est basée sur son prix moyen en Région wallonne l'année de la demande, selon la formule suivante.
  VVr =VVav + S (Pm x 0,8) - T dans laquelle :
  VVr = Valeur Vénale rectifiée;
  VVav = Valeur Vénale avant travaux expertisée;
  S = Superficie totale de la parcelle expertisée;
  Pm = Prix moyen du terrain à bâtir nu en Wallonie l'année de la demande;
  T = Prix total du terrain figurant à l'expertise.
  Le montant maximum du prêt, déterminé conformément à l'article 16 du présent règlement, n'est pas modifié par la valeur vénale ainsi calculée.
  § 3. Le montant maximum de la valeur vénale ci-avant défini est adapté par tranche de 1.000 EUR par le Fonds au 1er janvier de chaque année N (et pour la première fois à partir de 2004, sur base de la formule suivante :
           maximumbedrag x ABEX-index van 1 januari (N)
              (bepaald in november van het jaar N-1)
  

Modifications

ABEX-index van 1 januari 2003 (bepaald op 547 in november 2002)
Deze aanpassing wordt per tranche van 1000 EUR toegepast.
  Montant maximum x indice ABEX du 1e janvier de l'année N
             (fixe en novembre de l'année N-1)"
  

Modifications

indice ABEX du 1er janvier 2003
(fixe a "547" en novembre 2002)
Art.7. Artikel 16 van het reglement wordt vervangen als volgt :
  "Onverminderd de bepalingen van de artikelen 17, 18 en 19 van dit reglement mag de som van de financiële bijdragen van derden, met inbegrip van de lening tegen een afnemend gezinsrentevoet, het bedrag van de enige levensverzekeringspremie bedoeld in artikel 27 van dit reglement wanneer dit door het Fonds wordt voorgeschoten, en de door het Gewest verleende tegemoetkomingen, enerzijds, geen 125.000 EUR overschrijden of, anderzijds, naargelang het geval niet groter zijn dan 100 % of 125 %,voor de leningen bedoeld in artikel 14, § 1, punt 2, alsmede voor andere leningen in andere behoorlijk met redenen omklede omstandigheden, van :
  1° de werkelijke kosten van de bouwwerken;
  2° de verkoopwaarde van het gebouw of, in geval van aankoop, van de aankoopprijs indien deze minder bedraagt;
  3° de verkoopwaarde van het gebouw, in geval van afbetaling van bezwarende schulden;
  4° de werkelijk kosten van de renovatiewerken.
  Dat bedrag van 125.000 EUR wordt verhoogd met :
  a) 5 % per kind dat naast de eerste drie kinderen deel uitmaakt van het gezin;
  b) 10 % wanneer het jongste kind van de aanvrager of de persoon met wie hij gewoonlijk samenwoont, op de in artikel 6, eerste lid, van dit besluit bedoelde referentiedatum jonger is dan 8 jaar;
  c) 10 % voor elke bloedverwant in opgaande lijn van de aanvrager of de persoon met wie hij gewoonlijk samenwoont, die op bovenvermelde referentiedatum sinds ten minste zes maanden met de aanvrager samenwoont.
  Deze verhogingen zijn cumulatief.
  Dit aldus verhoogde maximum wordt op het duizendtal naar boven of naar beneden afgerond naargelang het getal van de eenheden kleiner of groter is dan vijf euro.
  Voor het bepalen van het aantal kinderen die van het gezin deel uitmaken, wordt het kind, dat krachtens artikel 7 van dit reglement gehandicapt wordt verklaard, voor twee kinderen geteld.
  Bovendien wordt de aanvrager die in dezelfde graad getroffen is door een dergelijke ontoereikendheid of vermindering van geschiktheid beschouwd als persoon met een kind dat deel uitmaakt van het gezin.
  Deze bepaling is eveneens onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de persoon met wie de aanvrager gewoonlijk samenwoont alsmede op iedere persoon met een dergelijke handicap, voorzover hij/zij tot en met de tweede graad verwant is met de aanvrager, of de persoon met wie hij/zij gewoonlijk samenwoont en voor zover hij/zij in hetzelfde huis woont. In dat geval moet de aanvrager zich ertoe verbinden het bewijs van deze samenwoning uiterlijk zes maanden na de eerste dag waarop de woning, betrokken wordt, aan het Fonds te bezorgen.
  Indien de enige levensverzekeringspremie meer bedraagt dan 5 % van de in dit artikel bedoelde leningen van de hoofdsom, worden de bovenvermelde maxima met dit overschot vermeerderd.
  Het percentage van 125 % wordt tot 100 % teruggebracht wanneer de terugbetaling van de lening niet gewaarborgd wordt door de in artikel 27 van dit reglement bedoelde levensverzekering.
Art.7. L'article 16 du règlement est remplacé par le texte suivant :
  "Sans préjudice aux articles 17, 18 et 19 du présent règlement, le total formé par l'ensemble des concours financiers de tiers, y compris le prêt à taux familial dégressif, le montant de la prime unique d'assurance-vie visée à l'article 27 du présent règlement lorsqu'il est avancé par le Fonds et des aides attribuées par la Région, ne peut, d'une part, excéder 125.000 EUR ou, d'autre part, selon le cas, excéder 100 % ou 125 %, pour les prêts visés à l'article 14, § 1er, point 2, ainsi que pour d'autres prêts, dans des circonstances dûment motivées :
  1° du coût réel des travaux de construction;
  2° de la valeur vénale de l'immeuble ou du prix d'achat, si celui-ci y est inférieur, en cas d'achat;
  3° de la valeur vénale de l'immeuble, en cas de remboursement de dettes onéreuses;
  4° du coût réel des travaux de réhabilitation.
  Ce maximum de 125.000 EUR est augmenté de :
  a) 5 % par enfant faisant partie du ménage en plus des trois premiers;
  b) 10 % lorsque le plus jeune enfant du demandeur ou de la personne avec laquelle il vit habituellement n'a pas atteint l'âge de huit ans à la date de référence visée au premier alinéa de l'article 6 du présent arrêté;
  c) 10 % pour chaque ascendant du demandeur ou de la personne avec laquelle il vit habituellement qui cohabite avec le demandeur depuis six mois au moins à la date de référence précitée.
  Ces majorations sont cumulatives.
  Ce montant, ainsi majoré, est arrondi à la dizaine supérieure ou à la dizaine inférieure selon que le chiffre des unités atteint ou non cinq euros.
  Pour la détermination du nombre d'enfants faisant partie de la famille, est compté pour deux enfants, l'enfant reconnu handicapé selon l'article 7 du présent règlement.
  En outre, est considéré comme ayant un enfant faisant partie de la famille, le demandeur atteint au même degré d'une telle insuffisance ou diminution de capacité. Cette disposition est également applicable, dans les mêmes conditions, à la personne avec laquelle le demandeur vit habituellement ainsi qu'à chaque personne affectée d'un tel handicap, pour autant qu'il existe entre elle et le demandeur ou la personne avec laquelle il vit habituellement un lien de parenté jusqu'au second degré et qu'elle habite sous le même toit. Dans ce cas, le demandeur doit s'engager à fournir la preuve de cette cohabitation au Fonds, au plus tard six mois après le premier jour de l'occupation.
  Lorsque la prime unique d'assurance-vie excède 5 % des prêts en principal visés au présent article, ces maxima sont augmentés de cet excédent.
  Le pourcentage de 125 % est ramené à 100 % lorsque le remboursement du prêt n'est pas garanti par l'assurance-vie, visée à l'article 27 du présent règlement.
Art.8. In artikel 17 van het reglement wordt het bedrag van "18 600 EUR" vervangen door "25.000 EUR".
Art.8. _ A l'article 17 du règlement, le montant de "18.600 EUR" est remplacé par "25.000 EUR".
Art. 9. Artikel 20 van het reglement wordt vervangen als volgt :
  "§ 1. De rentevoeten worden naar gelang van het jaarinkomen vastgesteld op grond van de hierna vermelde loonschaal :
  a) voor een gezin samengesteld uit een alleenstaande lener met drie kinderen ten laste :
  1° 0,1652 % per maand, indien het inkomen minder bedraagt of gelijk is aan 15.500 EUR;
  2° 0,2060 % per maand, indien het inkomen tussen 15.500,01 EUR en 20.460 EUR bedraagt;
  3° 0,2263 % per maand, indien het inkomen tussen 20.460,01 EUR en 25.420 EUR bedraagt;
  4° 0,3073 % per maand, indien het inkomen tussen 25.420,01 EUR en 31.620 EUR bedraagt;
  5° 0,3474 % per maand, indien het inkomen tussen 31.620,01 EUR en 36.580 EUR bedraagt;
  b) voor een gezin samengesteld uit meerdere leners met drie kinderen ten laste :
  1° 0,1652 % per maand, indien het inkomen minder bedraagt of gelijk is aan 19.220 EUR;
  2° 0,2060 % per maand, indien het inkomen tussen 19.220,01 EUR en 24.800 EUR bedraagt;
  3° 0,2263 % per maand, indien het inkomen tussen 24.800,01 EUR en 30.380 EUR bedraagt;
  4° 0,3073 % per maand, indien het inkomen tussen 30.380,01 EUR en 36.580 EUR bedraagt;
  5° 0,3474 % per maand, indien het inkomen tussen 36.580,01 EUR en 42.780 EUR bedraagt.
  De in maandelijkse renten uitgedrukte rentevoeten worden berekend door middel van de formule (1 + i) 12 = 1 + I, waar i staat voor de maandelijks weerhouden interest en I voor de daarmee overeenstemmende jaarlijkse rentevoet."
  Het bedrag van elke drempel en van de verhoging met 1.860 euro per kind ten laste, die ook bedoeld zijn in artikel 8 van dit reglement, wordt op 1 januari van elk jaar N (en voor de eerste keer vanaf 2004) per schijf van 50 euro aangepast door het Woningfonds op grond van volgende formule :
Art. 9. L'article 20 du règlement est remplacé par le texte suivant :
  "§ 1er Les taux d'intérêt sont fixés en fonction des revenus annuels, selon les barèmes suivants :
  a) pour une famille composée d'un seul emprunteur ayant trois enfants à charge :
  1° 0,1652 % par mois si les revenus sont inférieurs ou égaux à 15.500 EUR;
  2° 0,2060 % par mois si les revenus sont compris entre 15.500,01 EUR et 20.460 EUR;
  3° 0,2263 % par mois si les revenus sont compris entre 20.460,01 EUR et 25.420 EUR;
  4° 0,3073 % par mois si les revenus sont compris entre 25.420,01 EUR et 31.620 EUR;
  5° 0,3474 % par mois si les revenus sont compris entre 31.620,01 EUR et 36.580 EUR.
  b) pour une famille composée de plusieurs emprunteurs ayant trois enfants à charge :
  1° 0,1652 % par mois si les revenus sont inférieurs ou égaux à 19.220 EUR;
  2° 0,2060 % par mois si les revenus sont compris entre 19.220,01 EUR et 24.800 EUR;
  3° 0,2263 % par mois si les revenus sont compris entre 24.800,01 EUR et 30.380 EUR;
  4° 0,3073 % par mois si les revenus sont compris entre 30.380,01 EUR et 36.580 EUR;
  5° 0,3474 % par mois si les revenus sont compris entre 36.580,01 EUR et 42.780 EUR.
  Les taux d'intérêt exprimés en taux mensuels sont obtenus par application de la formule de conversion suivante : (1 + i)12 = 1 + I, où i représente l'intérêt mensuel retenu et I le taux annuel correspondant.
  Le montant de chaque seuil et de la majoration de 1.860 EUR par enfant à charge, également visés à l'article 8 du présent règlement, est adapté par tranche de 50 euros par le Fonds au 1er janvier de chaque année N (et pour la première fois à partir de 2004), sur base de la formule suivante :
   Bedrag in euro x indexcijfer der consumptieprijzen *
               in november van het jaar N-1
  

Modifications

Indexcijfer der consumptieprijzen in oktober 1998
* Wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld - spilindex 138,01 van 1 januari 1990."
§ 2. Deze nettorentevoeten worden vanaf het vierde kind met 0,0416 % per maand verminderd zonder echter lager dan 0,0830 % per maand te mogen liggen.
§ 3. Indien het aantal kinderen ten laste tijdens de looptijd van de lening groter is geworden, wordt de rentevoet teruggebracht tot de rentevoet die met dat aantal overeenstemt voor het saldo van de af te lossen lening.
De rentevoet wordt niet verhoogd indien het aantal kinderen ten laste verminderd is.
Wanneer de kapitaalaflossing in maandelijkse afbetalingen gebeurt, wordt de vermindering toegepast de eerste dag van de tweede maand na ontvangst van het document met het aantal kinderen die de eerste dag van de maand na de geboorte recht hebben op kinderbijslag.
Indien de rentevoet verlaagd wordt tijdens de looptijd van de lening, wordt het bedrag van de maandelijkse afbetaling voor de overige duur van de termijn verhoudingsgewijs verminderd.
§ 4. Wanneer de lener de woning overeenkomstig artikel 4, b), van dit besluit gedeeltelijk bestemt voor een handelszaak, de uitoefening van een ambacht, een vrij beroep of andere, worden de in de vorige paragrafen bepaalde rentevoeten met 0,0416 % per maand verhoogd.
§ 5. De in § 1 van dit artikel bedoelde rentevoeten zijn automatisch gewijzigd krachtens de regels bepaald in artikel 8, § 7, van het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie".
  Montant en euro x Indice des prix a la consommation (*)
                 en novembre de l'année N-1
  

Modifications

Indice des prix a la consommation en octobre 1998
(*) Loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses du secteur public sur base de l'indice-pivot 138,01 du 1er janvier 1990.
§ 2. Ces taux nets sont diminués de 0,0416 % par mois, à partir du quatrième, sans pouvoir toutefois être inférieurs à 0,0830 % par mois.
§ 3. Si, pendant la durée du prêt, le nombre d'enfants à charge se trouve augmenté, le taux d'intérêt est ramené au taux correspondant à ce nombre pour le solde du prêt restant à amortir.
Le taux d'intérêt n'est pas relevé en cas de diminution du nombre d'enfants à charge.
Lorsque l'amortissement du capital s'effectue par mensualités, la réduction sera effectuée le premier jour du deuxième mois suivant la réception du document attestant le nombre d'enfants bénéficiaires d'allocations familiales au premier jour du mois qui suit la naissance intervenue.
En cas de réduction du taux en cours de prêt, le montant de la mensualité est réduit à due concurrence pour la durée restant à courir.
§ 4. Lorsque l'emprunteur affecte partiellement le logement, conformément à l'article 4, littera b), du présent arrêté, à l'exercice d'une profession commerciale, artisanale, libérale ou autre, les taux des paragraphes précédents sont majorés de 0,0416 % par mois.
§ 5. Les taux visés au § 1er du présent article sont modifiés automatiquement conformément aux règles fixées par l'article 8, § 7, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 25 février 1999 concernant les prêts hypothécaires et l'aide locative du Fonds.
Art.10. In artikel 22, derde lid, wordt de term "vijfenzestig" vervangen door "zeventig".
Art.10. A l'article 22, alinéa 3, le terme "soixante cinq" est remplacé par "septante".
Art. 11. In artikel 29 worden de bedragen van "125 EUR" en "50 EUR" respectievelijk vervangen door "150 EUR" en "100 EUR".
  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 21 februari 2005 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 maart 1999 tot goedkeuring van het reglement van leningen die door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" worden toegekend.
  Namen, 21 februari 2005.
  De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling,
  A. ANTOINE.
Art. 11. A l'article 29, les montants de "125 EUR" et de "50 EUR" sont respectivement remplacés par "150 EUR" et "100 EUR".
  Vu pour être annexé à l'arrêté ministériel du 21 février 2005 modifiant l'arrêté ministériel du 1er mars 1999 portant approbation du règlement des prêts du Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie.
  Namur, le 21 février 2005.
  Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial,
  A. ANTOINE.