Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
10 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt. (NOTA : opgeheven voor de Duitstalige gemeenschap bij BDG2018-11-29/14, art. 46,34°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-08-2005 en tekstbijwerking tot 15-05-2020)
Titre
10 AOUT 2005. - Arrêté royal fixant les conditions auxquelles les allocations familiales sont accordées en faveur de l'enfant qui suit des cours ou poursuit sa formation. (NOTE : abrogé pour la Communauté germanophone par ACG2018-11-29/14, art. 46,34°, 007; En vigueur : 01-01-2019)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 19-08-2005 et mise à jour au 15-05-2020)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (28)
Texte (28)
HOOFDSTUK I. - Niet-hoger onderwijs.
CHAPITRE Ier. - Enseignement non supérieur.
Artikel 1. De kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat in één of verscheidene onderwijsinrichtingen lessen volgt, of dat in één of verscheidene vormingscentra leergangen van de voortdurende vorming van de middenstand volgt, in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd.
  De lessen moeten minstens zeventien uren per week beslaan. (Een lestijd van 50 minuten wordt gelijkgesteld met een uur.) <KB 2008-09-19/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Article 1. Les allocations familiales sont accordées à l'enfant qui suit des cours dans un ou plusieurs établissements d'enseignement, ou qui suit des cours de formation permanente dans les classes moyennes, au stade de la formation de chef d'entreprise, dans un ou plusieurs centres de formation.
  Les cours doivent être donnés pendant au moins dix-sept heures par semaine. (Une période de cours de 50 minutes est assimilée à une heure.) <AR 2008-09-19/31, art. 1, 002; En vigueur : 01-09-2008>
Art.2. Worden met (uren les) gelijkgesteld : <KB 2008-09-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  1° de uren die verplicht onder het toezicht van leraren in de onderwijsinrichting aan praktische oefeningen moeten worden besteed;
  2° tot hoogstens vier uren per week, de studie-uren die verplicht onder toezicht in de onderwijsinrichting doorgebracht worden;
  3° de stages, als de uitvoering ervan een voorwaarde vormt voor het behalen van een wettelijk, decretaal, ordonnantieel of reglementair erkend diploma, getuigschrift of brevet.
Art.2. Sont assimilées à des heures de cours :
  1° les heures consacrées obligatoirement à des exercices pratiques sous la surveillance des professeurs dans l'établissement d'enseignement;
  2° jusqu'à concurrence de quatre heures par semaine au maximum, les heures d'études obligatoires passées sous surveillance dans l'établissement d'enseignement;
  3° les stages, si leur accomplissement est une condition à l'obtention d'un diplôme, certificat ou brevet reconnu légalement, par décret, par ordonnance ou réglementairement.
Art.3. De kinderbijslag wordt ook toegekend voor het kind dat niet meer leerplichtig is en dat een van de types deeltijds gewoon of buitengewoon secundair onderwijs volgt, ingericht volgens de voorwaarden bepaald door de Gemeenschappen, of, onverminderd de toepassing van artikel 62, § 2, [1 AKBW]1, een erkende opleiding bedoeld in artikel 2 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.
  
Art.3. Les allocations familiales sont également octroyées en faveur de l'enfant qui, n'étant plus soumis à l'obligation scolaire, suit, soit un des types d'enseignement secondaire à horaire réduit, ordinaire ou spécial, tels qu'organisés aux conditions fixées par les communautés, soit, sans préjudice de l'application de l'article 62, § 2, [1 LGAF]1, une formation reconnue visée à l'article 2 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire.
  
Art.4. Worden beschouwd aan de voorwaarden van artikel 1 te voldoen :
  1° het onderwijs gevolgd in een instelling voor buitengewoon onderwijs;
  2° het buiten het Rijk gevolgd onderwijs waarvan het programma erkend is door de buitenlandse overheid of overeenstemt met een programma erkend door die overheid.
Art.4. Sont considérés comme satisfaisant aux conditions de l'article 1er :
  1° l'enseignement, non visé à l'article 3, suivi dans un établissement d'enseignement spécial;
  2° l'enseignement suivi hors du Royaume et dont le programme est reconnu par l'autorité étrangère ou correspond à un programme reconnu par cette autorité.
Art.5. (De lessen en de daarmee gelijkgestelde activiteiten, bedoeld in artikel 2, moeten regelmatig gevolgd worden.) <KB 2008-09-19/31, art. 3, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  Doet geen afbreuk aan het regelmatig volgen van (deze lessen en activiteiten), de afwezigheid wegens : <KB 2008-09-19/31, art. 3, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  1° ziekte van het kind;
  2° een ernstige of besmettelijke ziekte in het gezin;
  3° een uitzonderlijke gebeurtenis in het gezin;
  4° een beletsel voortvloeiend uit toevallige verkeersmoeilijkheden;
  5° het verlenen van zorgen aan de bijslagtrekkende of aan het gezinshoofd; in dat geval moet de aanwezigheid van het kind in het gezin onontbeerlijk zijn en worden in de loop van eenzelfde schooljaar hoogstens honderd twintig halve dagen in aanmerking genomen;
  6° een staking van leden van het onderwijzend personeel;
  7° een andere reden dan die vermeld onder 1° tot 6°, als die afwezigheid door de directie van de onderwijsinrichting als gerechtvaardigd wordt beschouwd.
  Bij ongerechtvaardigde afwezigheid is de kinderbijslag niet verschuldigd vanaf de eerste dag van ongerechtvaardigde afwezigheid tot en met de laatste dag van ongerechtvaardigde afwezigheid.
Art.5. (Les cours et les activités assimilées, visées à l'article 2, doivent être suivis régulièrement.) <AR 2008-09-19/31, art. 3, 1°, 002; En vigueur : 01-09-2008>
  Ne préjudicie pas à la régularité de la fréquentation (de ces cours et du suivi de ces activités), l'absence en raison de : <AR 2008-09-19/31, art. 3, 2°, 002; En vigueur : 01-09-2008>
  1° une maladie de l'enfant;
  2° une maladie grave ou contagieuse dans la famille;
  3° un événement exceptionnel d'ordre familial;
  4° un empêchement résultant de difficultés accidentelles des communications;
  5° l'octroi de soins à l'allocataire ou au chef de ménage; dans ce cas, la présence de l'enfant au foyer doit être indispensable et les demi-journées d'absence dans le courant d'une même année scolaire ne sont prises en considération que jusqu'à concurrence de cent vingt demi-journées au maximum;
  6° une grève de membres du corps enseignant;
  7° un autre motif que ceux mentionnés sous 1° à 6°, si cette absence est considérée comme justifiée par la direction de l'établissement d'enseignement.
  En cas d'absence non justifiée, les allocations familiales ne sont pas dues à partir du jour où est survenue la première absence non justifiée jusque et y compris le jour de la dernière absence non justifiée.
Art.6. De kinderbijslag blijft behouden tijdens de kerst- en de paasvakantie als het kind de lessen regelmatig heeft gevolgd sinds het begin van de kalendermaand vóór die waarin de vakantie begint; de kinderbijslag blijft eveneens behouden tijdens de zomervakantie als het kind de lessen regelmatig gevolgd heeft sinds het einde van de paasvakantie.
  Wordt als zomervakantie beschouwd : de periode tussen het einde van het schooljaar in de onderwijsinrichting die het kind vóór de vakantie bezocht en het begin van het schooljaar in de onderwijsinrichting waar het kind het volgende jaar schoolgaat of het begin van het volgende academiejaar. Die periode mag evenwel niet meer dan honderd twintig kalenderdagen beslaan.
Art.6. L'octroi des allocations familiales est maintenu pendant les vacances de Noël et de Pâques, si l'enfant a suivi régulièrement les cours depuis le début du mois civil qui précède le mois dans le courant duquel ces vacances commencent; les allocations familiales sont également maintenues pendant les vacances d'été si l'enfant a suivi régulièrement les cours depuis la fin des vacances de Pâques.
  Est considéré comme vacances d'été, l'intervalle qui sépare la fin de l'année scolaire dans l'établissement d'enseignement fréquenté par l'enfant avant les vacances, du commencement de l'année scolaire dans l'établissement d'enseignement où l'enfant suit des cours l'année scolaire suivante ou l'année académique qui suit. Cet intervalle ne peut toutefois dépasser cent vingt jours civils.
Art.7. Als het kind niet werkelijk de lessen hervat, wordt de kinderbijslag toegekend tijdens de zomervakantie van de onderwijsinrichting die het kind verlaten heeft. Die vakantie wordt geacht te eindigen uiterlijk op 31 augustus.
Art.7. Si l'enfant ne reprend pas effectivement la fréquentation scolaire, les allocations familiales sont accordées pendant les vacances d'été octroyées par l'établissement d'enseignement dont l'enfant est sorti; ces vacances sont censées se terminer au plus tard le 31 août.
HOOFDSTUK II. - Hoger onderwijs.
CHAPITRE II. - Enseignement supérieur.
Art.8. Worden beschouwd als hoger onderwijs :
  1° het in het Rijk ingerichte hoger onderwijs dat als dusdanig is erkend;
  2° het buiten het Rijk ingerichte hoger onderwijs waarvan het programma erkend is door de buitenlandse overheid of overeenstemt met een programma erkend door die overheid;
  3° de vorming van bedienaars voor erediensten erkend door de Staat;
  4° de wetenschappelijke leergangen als voorbereiding op de Koninklijke Militaire School of ingenieurstudiën.
Art.8. Sont considérés comme enseignement supérieur :
  1° l'enseignement supérieur organisé dans le Royaume et reconnu comme tel;
  2° l'enseignement supérieur organisé hors du Royaume dont le programme est reconnu par l'autorité étrangère ou correspond à un programme reconnu par cette autorité;
  3° la formation des ministres d'un culte reconnu par l'Etat;
  4° les cours scientifiques préparant à l'Ecole royale militaire ou aux études d'ingénieur.
Art.9. § 1. Is rechtgevend op kinderbijslag het kind dat ingeschreven is in één of meer inrichting(en) voor hoger onderwijs binnen of buiten het Rijk om er één of meer vorming(en) te doorlopen met een totaal van minstens 27 studiepunten per academiejaar.
  De studiepunten toegekend voor de redactie van een doctoraatsverhandeling worden niet in aanmerking genomen om de in de eerste alinea vermelde norm te bereiken.
  Als het kind ingeschreven is in een inrichting voor hoger onderwijs binnen het Rijk en een vorming volgt in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in een andere staat die deelneemt aan een communautair actieprogramma op onderwijsgebied, moet die opleiding integraal deel uitmaken van het studieprogramma van die inrichting voor hoger onderwijs binnen het Rijk en volledig erkend worden door die inrichting.
  De vorming gevolgd buiten het Rijk ingevolge een inschrijving in een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs gevestigd buiten het Rijk en waarvan het programma is erkend door de buitenlandse overheid of overeenstemt met een programma erkend door deze overheid, wordt geacht te voldoen aan de in de eerste alinea gestelde voorwaarden.
  § 2. Er is recht op kinderbijslag voor het volledige academiejaar indien een totaal van minstens 27 studiepunten is bereikt als gevolg van :
  - een inschrijving die ten laatste op 30 november van het betrokken academiejaar gebeurde;
  - verscheidene inschrijvingen waarvan de eerste uiterlijk op 30 november van het betrokken academiejaar gebeurde.
  Als het totaal van 27 studiepunten bereikt is als gevolg van een of meer inschrijvingen die na 30 november van het betrokken academiejaar gebeurde(n), is er recht op kinderbijslag vanaf de datum van de (eerste) inschrijving.
  (§ 3. Het recht op kinderbijslag blijft echter behouden voor de laatstejaarsstudenten die nog de mogelijkheid krijgen om na de tweede zittijd en zonder nieuwe inschrijving bepaalde studieactiviteiten die vereist zijn voor het behalen van het diploma af te werken, en dit onder de volgende voorwaarden :
  - de student moet een studieprogramma van minstens 41 studiepunten hebben afgewerkt tijdens het voorbije academiejaar;
  - het recht eindigt wanneer alle studieactiviteiten voor het behalen van het diploma afgewerkt zijn, en ten laatste op 31 januari van het volgende academiejaar.) <KB 2008-09-19/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.9. § 1er. Est bénéficiaire d'allocations familiales, l'enfant qui est inscrit dans un ou plusieurs établissements d'enseignement supérieur situé(s) dans le Royaume ou hors de celui-ci, afin de poursuivre une ou plusieurs formation(s), totalisant au moins 27 crédits par année académique.
  Les crédits octroyés dans le cadre de la rédaction d'une thèse de doctorat ne peuvent être pris en compte pour constituer la norme visée à l'alinéa 1er.
  Lorsque l'enfant est inscrit dans un établissement d'enseignement supérieur situé dans le Royaume et est engagé dans une formation dispensée dans un autre Etat membre de l'Espace économique européen ou dans un autre Etat qui participe à un programme d'action communautaire en matière d'éducation, cette formation doit faire partie intégrante du programme d'études de cet établissement d'enseignement supérieur situé dans le Royaume et bénéficier d'une pleine reconnaissance dudit établissement.
  La formation poursuivie hors du Royaume suite à une inscription dans un établissement d'enseignement supérieur situé hors du Royaume et dont le programme est reconnu par l'autorité étrangère ou correspond à un programme reconnu par cette autorité, est censé satisfaire aux conditions de l'alinéa 1er.
  § 2. Le droit aux allocations familiales est acquis pour l'ensemble de l'année académique lorsque le total d'au moins 27 crédits est atteint à la suite :
  - d'une inscription intervenue au plus tard le 30 novembre de l'année académique concernée;
  - de plusieurs inscriptions dont la première est intervenue, au plus tard, le 30 novembre de l'année académique concernée.
  Lorsque le total de 27 crédits est atteint à la suite d'une ou de plusieurs inscription(s) intervenue(s) après le 30 novembre de l'année académique concernée, le droit aux allocations familiales est acquis lors de cette inscription ou lors de la première de ces inscriptions.
  (§ 3. Toutefois, le droit aux allocations familiales reste acquis aux étudiants de dernière année auxquels est encore offerte la possibilité d'achever, après la deuxième session et sans nouvelle inscription, certaines activités d'études requises pour l'obtention du diplôme, et ce, aux conditions suivantes :
  - l'étudiant doit avoir achevé un programme d'études de 41 crédits au moins durant l'année académique écoulée;
  - le droit prend fin lorsque toutes les activités d'études pour l'obtention du diplôme sont achevées, et au plus tard le 31 janvier de l'année académique suivante.) <AR 2008-09-19/31, art. 4, 002; En vigueur : 01-09-2008>
Art.10. De kinderbijslag is niet langer verschuldigd wanneer het kind, in de loop van het academiejaar, zijn inschrijving(en) terugbrengt onder de norm van 27 studiepunten of de vorming(en) in de loop van het academiejaar beëindigt waarvoor het ingeschreven was.
Art.10. Les allocations familiales cessent d'être dues si l'enfant, dans le courant de l'année académique, ramène son inscription ou ses inscriptions sous le seuil de 27 crédits ou met, dans le courant de l'année académique, un terme à la formation à laquelle ou aux formations auxquelles il s'était inscrit.
Art.11. <KB 2008-09-19/31, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008> De kinderbijslag blijft behouden tijdens de periode tussen twee opeenvolgende academiejaren.
  De kinderbijslag blijft eveneens behouden gedurende de periode die het academisch jaar in de loop waarvan de student een studieprogramma van minstens 41 studiepunten heeft afgewerkt, bedoeld in artikel 9, § 3, scheidt van de periode die nodig is voor het afwerken van de studieactiviteiten in de zin van hetzelfde artikel.
  Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid mag de tijd tussen de twee periodes echter niet langer zijn dan 120 kalenderdagen.
Art.11. <AR 2008-09-19/31, art. 5, 002; En vigueur : 01-09-2008> L'octroi des allocations familiales est maintenu pendant la période qui sépare deux années académiques consécutives.
  L'octroi des allocations familiales est également maintenu durant la période qui sépare l'année académique au cours de laquelle l'étudiant a achevé un programme d'études de 41 crédits au moins visée à l'article 9, § 3, et la période nécessaire à l'achèvement des activités d'études, au sens du même article.
  Pour l'application des alinéas 1er et 2, l'intervalle entre deux périodes ne peut toutefois dépasser cent vingt jours civils.
Art.12. Als het kind geen nieuwe vorming begint door inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, wordt de kinderbijslag verleend tijdens de zomervakantie van de inrichting voor hoger onderwijs die het kind verlaten heeft. Die vakantie wordt geacht te eindigen uiterlijk op 30 september.
Art.12. Si l'enfant n'entame pas une nouvelle formation par une inscription dans un établissement d'enseignement supérieur, les allocations familiales sont accordées pendant les vacances d'été octroyées par l'établissement d'enseignement supérieur dont l'enfant est sorti. Ces vacances sont censées se terminer au plus tard le 30 septembre.
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
CHAPITRE III. - Dispositions communes.
Art.13. <KB 2008-09-19/31, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008> § 1. De winstgevende activiteit van het kind leidt niet tot de schorsing van de toekenning van de kinderbijslag :
  a) wanneer zij wordt uitgeoefend tijdens de maanden juli, augustus en september; tijdens de vakantieperiodes bedoeld in de artikelen 7 en 12 leidt de winstgevende activiteit echter niet tot de schorsing van de kinderbijslag als ze in het kalenderkwartaal waarin ze wordt uitgeoefend niet meer bedraagt dan 240 uren;
  b) voor elke maand van het eerste, tweede en vierde kalenderkwartaal, als zij in dat kwartaal niet meer bedraagt dan 240 uren.
  Een winstgevende activiteit in de zin van dit besluit is elke activiteit uitgeoefend in het raam van een arbeidsovereenkomst of een statuut, of in de hoedanigheid van zelfstandige.
  § 2. Het ontvangen van een sociale uitkering op basis van een Belgische of buitenlandse regeling betreffende ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten leidt niet tot de schorsing van de kinderbijslag als die uitkering voortvloeit uit een toegelaten winstgevende activiteit.
  Het ontvangen van een sociale uitkering op basis van een Belgische of buitenlandse werkloosheidsregeling of van een loopbaanonderbrekingsuitkering bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, leidt tot de schorsing van de toekenning van de kinderbijslag.
Art.13. <AR 2008-09-19/31, art. 6, 002; En vigueur : 01-09-2008> § 1er. L'activité lucrative de l'enfant n'entraîne pas la suspension de l'octroi des allocations familiales :
  a) lorsqu'elle est exercée durant les mois de juillet, août et septembre; toutefois, durant les périodes de vacances visées aux articles 7 et 12, l'activité lucrative n'entraîne pas la suspension de l'octroi des allocations familiales si elle n'excède pas 240 heures durant le trimestre civil dans lequel elles s'inscrivent;
  b) pour chaque mois du premier, du deuxième et du quatrième trimestre civil, si elle n'excède pas 240 heures par trimestre.
  Constitue une activité lucrative au sens du présent arrêté, toute activité exercée dans le cadre d'un contrat de travail ou d'un statut, ou en tant que travailleur indépendant.
  § 2. Le bénéfice d'une prestation sociale en application d'un régime belge ou étranger relatif à la maladie, à l'invalidité, aux accidents du travail ou aux maladies professionnelles, n'entraîne pas la suspension de l'octroi des allocations familiales lorsque cette prestation découle d'une activité lucrative autorisée.
  Le bénéfice d'une prestation sociale en application d'un régime belge ou étranger relatif au chômage ou d'une allocation d'interruption de carrière visée au chapitre IV, section 5, de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, entraîne la suspension de l'octroi des allocations familiales.
Art.13_WAALS_GEWEST.    <KB 2008-09-19/31, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008> § 1. De winstgevende activiteit van het kind leidt niet tot de schorsing van de toekenning van de kinderbijslag :
  a) wanneer zij wordt uitgeoefend tijdens de maanden juli, augustus en september; tijdens de vakantieperiodes bedoeld in de artikelen 7 en 12 leidt de winstgevende activiteit echter niet tot de schorsing van de kinderbijslag als ze in het kalenderkwartaal waarin ze wordt uitgeoefend niet meer bedraagt dan 240 uren;
  b) voor elke maand van het eerste, tweede en vierde kalenderkwartaal, als zij in dat kwartaal niet meer bedraagt dan 240 uren.
  [1 c) als deze uitgeoefend wordt in het kader van een studentencontract zonder een contingent van 475u per kalenderjaar te hebben bereikt.]1
  Een winstgevende activiteit in de zin van dit besluit is elke activiteit uitgeoefend in het raam van een arbeidsovereenkomst of een statuut, of in de hoedanigheid van zelfstandige.
  § 2. Het ontvangen van een sociale uitkering op basis van een Belgische of buitenlandse regeling betreffende ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten leidt niet tot de schorsing van de kinderbijslag als die uitkering voortvloeit uit een toegelaten winstgevende activiteit.
  Het ontvangen van een sociale uitkering op basis van een Belgische of buitenlandse werkloosheidsregeling [2 ,onder uitsluiting van tijdelijke werkloosheid,]2 of van een loopbaanonderbrekingsuitkering bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, leidt tot de schorsing van de toekenning van de kinderbijslag.
  
Art.13 _REGION_WALLONNE.
   <AR 2008-09-19/31, art. 6, 002; En vigueur : 01-09-2008> § 1er. L'activité lucrative de l'enfant n'entraîne pas la suspension de l'octroi des allocations familiales :
  a) lorsqu'elle est exercée durant les mois de juillet, août et septembre; toutefois, durant les périodes de vacances visées aux articles 7 et 12, l'activité lucrative n'entraîne pas la suspension de l'octroi des allocations familiales si elle n'excède pas 240 heures durant le trimestre civil dans lequel elles s'inscrivent;
  b) pour chaque mois du premier, du deuxième et du quatrième trimestre civil, si elle n'excède pas 240 heures par trimestre.
  [1 c) si elle s'exerce dans le cadre d'un contrat d'étudiant sans avoir atteint un contingent de 475h par année civile.]1
  Constitue une activité lucrative au sens du présent arrêté, toute activité exercée dans le cadre d'un contrat de travail ou d'un statut, ou en tant que travailleur indépendant.
  § 2. Le bénéfice d'une prestation sociale en application d'un régime belge ou étranger relatif à la maladie, à l'invalidité, aux accidents du travail ou aux maladies professionnelles, n'entraîne pas la suspension de l'octroi des allocations familiales lorsque cette prestation découle d'une activité lucrative autorisée.
  Le bénéfice d'une prestation sociale en application d'un régime belge ou étranger relatif au chômage [2 à l'exclusion du chômage temporaire,]2 ou d'une allocation d'interruption de carrière visée au chapitre IV, section 5, de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, entraîne la suspension de l'octroi des allocations familiales.
  
Art.14. <KB 2008-09-19/31, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008> In afwijking van de bepalingen van artikel 13, mogen de kinderen bedoeld in artikel 3 evenals de kinderen die een stage doorlopen bedoeld in artikel 2, 3°, geen brutobezoldiging, sociale uitkering of de twee samen ontvangen hoger dan 394,15 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen. Het evolueert conform de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3 [1 AKBW]1.
  [2 Wanneer de inkomsten voortvloeien uit een activiteit als werknemer, moet er rekening worden gehouden met de belastbare inkomsten voortvloeiend uit deze activiteit.
   Wanneer de inkomsten voortvloeien uit een zelfstandige activiteit, moeten de beroepsinkomsten verkregen uit de zelfstandige activiteit, bedoeld in artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuur der zelfstandigen, worden vermenigvuldigd met een breuk gelijk aan 100/80.
   De aldus bekomen beroepsinkomsten, alsook de belastbare vervangingsinkomsten, welke het kind in voorkomend geval geniet, worden samengeteld, binnen de grenzen van het fiscale aanslagjaar en vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop ze betrekking hebben.]2

  Voor de toepassing van dit artikel wordt elk financieel voordeel uitgekeerd aan het kind dat een stage doorloopt nodig voor het behalen van een diploma, getuigschrift of brevet, erkend bij wet, decreet, verordening of reglement, beschouwd als een bezoldiging verkregen in het raam van een winstgevende activiteit.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met het vakantiegeld betaald op basis van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers of op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in een paritair orgaan, tijdens de maanden waarin dit vakantiegeld wordt betaald.
  [3 Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met de in juli, augustus en september via een studentenovereenkomst verdiende inkomsten uit winstgevende activiteiten van de kinderen die daartoe gemachtigd zijn overeenkomstig artikel 1, 2°, tweede en derde zin, van het koninklijk besluit van 14 juli 1995 waarbij sommige categorieën studenten uit het toepassingsgebied van Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden gesloten, behalve wat betreft de in artikelen 7 en 12 bedoelde kinderen.]3
  
Art.14. <AR 2008-09-19/31, art. 7, 002; En vigueur : 01-09-2008> Par dérogation aux dispositions de l'article 13, les enfants visés à l'article 3, ainsi que les enfants qui effectuent un stage visé à l'article 2, 3°, ne peuvent bénéficier d'un rémunération brute, d'une prestation sociale ou des deux ensemble, qui excèdent 394,15 EUR par mois. Ce montant est rattaché à l'indice-pivot 103,14 (base 1996 = 100) des prix à la consommation. Il évolue conformément aux dispositions de l'article 76bis, §§ 1er et 3, [1 LGAF]1.
  [2 Lorsque les revenus sont tirés d'une activité salariée, il y a lieu de tenir compte des revenus imposables liés à cette activité.
   Lorsque les revenus sont tirés d'une activité indépendante, il y a lieu de multiplier les revenus professionnels provenant de l'activité indépendante, visés à l'article 11, § 2, de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, par une fraction égale à 100/80.
   Les revenus professionnels ainsi déterminés, ainsi que les revenus de remplacement imposables dont bénéficie le cas échéant l'enfant, sont additionnés, dans les limites de l'exercice fiscal, puis divisés par le nombre de mois auxquels ils se rapportent.]2

  Pour l'application du présent article, tout avantage pécuniaire versé à l'enfant qui effectue un stage nécessaire à l'obtention d'un diplôme, certificat ou brevet reconnu légalement, par décret, par ordonnance ou réglementairement, est considéré comme une rémunération obtenue dans le cadre d'une activité lucrative.
  Pour l'application du présent article, le bénéfice d'un pécule de vacances payé en application de la législation concernant les vacances annuelles des travailleurs salariés ou en application d'une convention collective de travail conclue au sein d'un organe paritaire, n'est pas pris en compte pendant les mois au cours desquels ce pécule de vacances est payé.
  [3 Pour l'application du présent article, les revenus tirés de l'activité lucrative exercée dans le cadre d'un contrat d'occupation d'étudiant par des enfants y autorisés conformément à l'article 1, 2°, deuxième et troisième phrases, de l'arrêté royal du 14 juillet 1995 excluant certaines catégories d'étudiants du champ d'application du Titre VII de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, ne sont pas pris en compte durant les mois de juillet, août et septembre, sauf en ce qui concerne les enfants visés aux articles 7 et 12.]3
  
Art.14_WAALS_GEWEST.    <KB 2008-09-19/31, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008> In afwijking van de bepalingen van artikel 13, mogen de kinderen bedoeld in artikel 3 evenals de kinderen die een stage doorlopen bedoeld in artikel 2, 3°, geen brutobezoldiging, sociale uitkering of de twee samen ontvangen hoger dan 394,15 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen. Het evolueert conform de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3 [1 AKBW]1.
  [2 Wanneer de inkomsten voortvloeien uit een activiteit als werknemer, moet er rekening worden gehouden met de belastbare inkomsten voortvloeiend uit deze activiteit.
   Wanneer de inkomsten voortvloeien uit een zelfstandige activiteit, moeten de beroepsinkomsten verkregen uit de zelfstandige activiteit, bedoeld in artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuur der zelfstandigen, worden vermenigvuldigd met een breuk gelijk aan 100/80.
   De aldus bekomen beroepsinkomsten, alsook de belastbare vervangingsinkomsten, welke het kind in voorkomend geval geniet, worden samengeteld, binnen de grenzen van het fiscale aanslagjaar en vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop ze betrekking hebben.]2

  Voor de toepassing van dit artikel wordt elk financieel voordeel uitgekeerd aan het kind dat een stage doorloopt nodig voor het behalen van een diploma, getuigschrift of brevet, erkend bij wet, decreet, verordening of reglement, beschouwd als een bezoldiging verkregen in het raam van een winstgevende activiteit.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met het vakantiegeld betaald op basis van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers of op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in een paritair orgaan, tijdens de maanden waarin dit vakantiegeld wordt betaald.
  [3 Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met de [4 ...]4 via een studentenovereenkomst verdiende inkomsten uit winstgevende activiteiten van de kinderen die daartoe gemachtigd zijn overeenkomstig artikel 1, 2°, tweede en derde zin, van het koninklijk besluit van 14 juli 1995 waarbij sommige categorieën studenten uit het toepassingsgebied van Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden gesloten, [4 ...]4.]3
Art.14 _REGION_WALLONNE.
   <AR 2008-09-19/31, art. 7, 002; En vigueur : 01-09-2008> Par dérogation aux dispositions de l'article 13, les enfants visés à l'article 3, ainsi que les enfants qui effectuent un stage visé à l'article 2, 3°, ne peuvent bénéficier d'un rémunération brute, d'une prestation sociale ou des deux ensemble, qui excèdent 394,15 EUR par mois. Ce montant est rattaché à l'indice-pivot 103,14 (base 1996 = 100) des prix à la consommation. Il évolue conformément aux dispositions de l'article 76bis, §§ 1er et 3, [1 LGAF]1.
  [2 Lorsque les revenus sont tirés d'une activité salariée, il y a lieu de tenir compte des revenus imposables liés à cette activité.
   Lorsque les revenus sont tirés d'une activité indépendante, il y a lieu de multiplier les revenus professionnels provenant de l'activité indépendante, visés à l'article 11, § 2, de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, par une fraction égale à 100/80.
   Les revenus professionnels ainsi déterminés, ainsi que les revenus de remplacement imposables dont bénéficie le cas échéant l'enfant, sont additionnés, dans les limites de l'exercice fiscal, puis divisés par le nombre de mois auxquels ils se rapportent.]2

  Pour l'application du présent article, tout avantage pécuniaire versé à l'enfant qui effectue un stage nécessaire à l'obtention d'un diplôme, certificat ou brevet reconnu légalement, par décret, par ordonnance ou réglementairement, est considéré comme une rémunération obtenue dans le cadre d'une activité lucrative.
  Pour l'application du présent article, le bénéfice d'un pécule de vacances payé en application de la législation concernant les vacances annuelles des travailleurs salariés ou en application d'une convention collective de travail conclue au sein d'un organe paritaire, n'est pas pris en compte pendant les mois au cours desquels ce pécule de vacances est payé.
  [3 Pour l'application du présent article, les revenus tirés de l'activité lucrative exercée dans le cadre d'un contrat d'occupation d'étudiant par des enfants y autorisés conformément à l'article 1, 2°, deuxième et troisième phrases, de l'arrêté royal du 14 juillet 1995 excluant certaines catégories d'étudiants du champ d'application du Titre VII de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, ne sont pas pris en compte [4 ...]4]3
Art.15. <KB 2008-09-19/31, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008> Voor de toepassing van dit besluit wordt vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers niet beschouwd als een winstgevende activiteit. De vergoedingen in de zin van de artikelen 10 en 11 van de eerder vermelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een voordeel, een brutobezoldiging of een sociale uitkering, voor zover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigde karakter niet verliest conform de eerder vermelde artikelen.
Art.15. <AR 2008-09-19/31, art. 8, 002; En vigueur : 01-09-2008> Pour l'application du présent arrêté, le volontariat au sens de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires n'est pas considéré comme une activité lucrative. Les indemnités au sens des articles 10 et 11 de la loi précitée ne sont pas considérées comme un revenu, un bénéfice, une rémunération brute ou une prestation sociale, pour autant que le volontariat ne perde pas son caractère non rémunéré conformément aux articles susmentionnés.
Art.16. Het kind dat de lessen onderbreekt die het regelmatig gevolgd heeft in het buitenland gedurende de volledige periode vanaf het einde van de vakantie in het buitenland tot en met juni, blijft recht geven op kinderbijslag tijdens de periodes bedoeld in artikel 6, 2e lid en artikel 11, op voorwaarde dat het de lessen herneemt of zich inschrijft voor een opleiding in België of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte de dag waarop die lessen werkelijk aanvangen of de dag waarop de inschrijvingen voor die opleiding starten en uiterlijk op 30 november van hetzelfde kalenderjaar.
  Het recht op kinderbijslag op grond van dit artikel begint ten vroegste op 1 juli of op de daaropvolgende datum waarop de lessen in het buitenland onderbroken worden en eindigt ten laatste op 30 november van hetzelfde kalenderjaar.
  Het kind dat de lessen of de opleiding onderbreekt die het regelmatig gevolgd heeft in België of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gedurende de volledige periode vanaf 1 december tot het begin van de vakantie in het buitenland, blijft recht geven op kinderbijslag tijdens de vakantieperiode in het buitenland, op voorwaarde dat het de lessen in het buitenland hervat op de dag dat die lessen werkelijk aanvangen.
  Wordt beschouwd als vakantieperiode in het buitenland in de zin van het eerste lid : de periode die overeenstemt met de werkelijke vakantie in het buitenland, waarvan het bewijs geleverd moet worden. Die periode mag evenwel niet meer dan honderd twintig dagen beslaan.
Art.16. L'enfant qui interrompt les cours qu'il a suivis régulièrement à l'étranger pendant toute la période à partir de la fin des vacances à l'étranger jusqu'à juin inclus, reste bénéficiaire des allocations familiales pendant les périodes visées à l'article 6, alinéa 2, et à l'article 11, à condition qu'il reprenne les cours ou s'inscrive pour suivre une formation en Belgique ou dans un autre Etat membre de l'Espace économique européen le jour où ces cours débutent effectivement ou le jour où les inscriptions à cette formation sont ouvertes et au plus tard le 30 novembre de la même année civile.
  Le droit aux allocations familiales en vertu du présent article débute au plus tôt le 1er juillet ou à la date subséquente d'interruption des cours à l'étranger et se termine au plus tard le 30 novembre de la même année civile.
  L'enfant qui interrompt les cours ou la formation qu'il a suivis régulièrement en Belgique ou dans un autre Etat membre de l'Espace économique européen pendant toute la période à partir du 1er décembre jusqu'au début des vacances à l'étranger, reste bénéficiaire des allocations familiales pendant la période des vacances à l'étranger, à condition qu'il reprenne les cours à l'étranger le jour où ces cours débutent effectivement.
  Est considérée comme période des vacances à l'étranger au sens de l'alinéa 1er, la période qui correspond aux vacances effectives à l'étranger, dont la preuve doit être fournie. Cette période ne peut toutefois excéder cent vingt jours.
Art.18. Een kind ingeschreven voor een of meer vorming(en) van het hoger onderwijs, waarvan het aantal studiepunten minder bedraagt dan 27, dat daarnaast een opleiding volgt in het niet hoger onderwijs, heeft recht op kinderbijslag indien aan de voorwaarde bepaald in artikel 1, alinea 2 is voldaan. Voor de toepassing van deze bepaling worden de studiepunten toegekend in het kader van het hoger onderwijs, omgezet in lesuren.
Art.18. L'enfant inscrit pour une ou plusieurs formations de l'enseignement supérieur totalisant moins de 27 crédits et qui suit, en outre, des cours dans l'enseignement non supérieur, a droit aux allocations si les conditions de l'article 1er, alinéa 2, sont satisfaites. Pour l'application de cette disposition, les crédits attribués dans le cadre de l'enseignement supérieur sont convertis en heures de cours.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions transitoires et abrogatoires.
Art.19. Het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt, wordt opgeheven.
Art.19. L'arrêté royal du 30 décembre 1975 fixant les conditions auxquelles les allocations familiales sont accordées en faveur de l'enfant qui suit des cours, est abrogé.
Art.20. Bij wijze van overgangsmaatregelen :
  1° blijft artikel 4 van voornoemd besluit van 30 december 1975 van toepassing :
  a) voor het kind dat uitsluitend lessen volgt in het hoger onderwijs waarvan de modaliteiten niet uitgedrukt worden in studiepunten;
  b) voor het kind dat ingeschreven is voor een of meer vormingen in het hoger onderwijs waarvan de modaliteiten uitgedrukt worden in studiepunten, die in totaal echter geen 27 beslaan, en daarnaast ook lessen volgt in het hoger onderwijs waarvan de modaliteiten niet uitgedrukt worden in studiepunten. In dergelijk geval worden de studiepunten, indien nodig, omgezet in lesuren;
  2° blijft van toepassing tot 30 september 2005, artikel 12 van hetzelfde besluit voor het kind dat geen vorming van hoger onderwijs meer volgt na de zomervakantie die volgt op het academiejaar 2004-2005.
Art.20. Cependant, à titre de mesures transitoires :
  1° l'article 4 de l'arrêté précité du 30 décembre 1975 demeure d'application :
  a) à l'enfant qui suit exclusivement des cours de l'enseignement supérieur dont les modalités ne sont pas exprimées en termes de crédits;
  b) à l'enfant qui est inscrit afin de poursuivre une ou plusieurs formations de l'enseignement supérieur dont les modalités sont exprimées en termes de crédits, mais dont le total est inférieur à 27, et qui suit des cours de l'enseignement supérieur dont les modalités ne sont pas exprimées en termes de crédits. En pareil cas, les crédits sont, si nécessaire, convertis en heures de cours;
  2° jusqu'au 30 septembre 2005, l'article 12 du même arrêté demeure d'application à l'égard de l'enfant qui ne poursuit plus d'études supérieures au-delà des vacances d'été octroyées au terme de l'année académique 2004-2005.
Art.21. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2005.
Art.21. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2005.
Art. 22. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 22. Notre Ministre des Affaires sociales est chargé de l'exécution du présent arrêté.