Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
1 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-06-2004 en tekstbijwerking tot 21-06-2019)
Titre
1 AVRIL 2004. - Arrêté du Gouvernement wallon portant exécution du décret du 10 avril 2003 relatif aux incitants financiers à la formation des travailleurs occupés par les entreprises. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 14-06-2004 et mise à jour au 21-06-2019)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (56)
Texte (56)
Artikel 1. Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan.
Article 1. Le présent arrêté règle, en application de l'article 138 de la Constitution, une matière visée à l'article 127, § 1er, de celle-ci.
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
CHAPITRE Ier. - Définitions.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "decreet" : het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn;
  2° "opleidingscheque" : de toelage zoals bedoeld in artikel 4, 1°, van het decreet;
  3° "aanpassingskrediet" : de toelage zoals bedoeld in artikel 4, 2°, van het decreet;
  4° "certificeerder" : de certificeringsinstelling geaccrediteerd door het systeem BELCERT om over te gaan tot de controle en de certificering van de producten, kwaliteitssystemen of personen krachtens het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot oprichting van een accreditatiesysteem van certificatie-instellingen en tot vaststelling van de accreditatieprocedures overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000;
  5° de "FOREm" : de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" als "regisseur-ensemblier";
  6° [1 "Bestuur" : de Directie Beroepsopleiding van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;]1
  7° [1 "Commissie" : de Commissie "chèques" ingevoerd in artikel 24bis van het decreet]1
  8° "Minister" : de Minister van Vorming.
  (9° " Afstandonderwijs " : de flexibele opleidingsregeling georganiseerd naar gelang van de individuele of gezamenlijke behoeften (individuen en ondernemingen) dat geïndividualiseerde of gestandaardiseerde scholingen kan omvatten en de toegang tot plaatselijke of afstandshulpbronnen en -vaardigheden, dat noodzakelijk onder het toezicht van een vormingswerker en op synchrone of asynchrone wijze uitgevoerd moet worden.)
  [2 10° de minimis-Verordening : Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun ((Publicatieblad van de Europese Unie, L 352 van 24 december 2013, blz. 1);
   11° de "R.G.E.C." : Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Publicatieblad van de Europese Unie, L 187/1, van 26 juni 2014);
   12° de onderneming in moeilijkheden: de onderneming zoals bedoeld in de artikelen 1.4.c van artikel 2.18 van de "R.G.E.C.";
   13° de uitgesloten sectoren :
   a) overeenkomstig artikel, van de minimis-Verordening :
   1/ de sectoren visserij en aquacultuur (code NACE-BEL 2008 : 03. );
   2/ de sector van primaire productie van landbouwproducten (code NACE-BEL 2008 : 01.1 à 01.5);
   3/ de sector van de verwerking en de afzet van landbouwproducten wanneer:
   - het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten die door de betrokken ondernemingen op de markt worden gebracht;
   - de steun afhankelijk wordt gesteld van de verplichting deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten door te geven
   b) overeenkomstig artikel 1.2.c. van de "R.G.E.C.": de uitvoersector van derde landen of lidstaten waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden en steun die moet dienen voor de financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet of voor andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden inzake de uitvoer;]2

  [3 14° initiële bevolking: de gezamenlijke gegevens waarop de controle betrekking heeft;
   15° laag: deel van een initiële bevolking, bepaald in functie van één of meerdere criteria;
   16° referentiebevolking: het deel van de initiële bevolking die, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;
   17° referentielaag: het deel van een laag dat, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;
   18° staal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag;
   19° referentiestaal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag of uit een referentielaag;
   20° extrapoleerbaar referentiestaal: referentiestaal gevormd op toevallige, eenvoudige wijze en zonder herinvoering;
   21° extrapolatie: veralgemening van de resultaten waargenomen in een extrapoleerbaar referentiestaal naar de globaliteit van de referentiebevolking of de referentielaag waaruit het staal afgenomen is;
   22° betrouwbaarheidsinterval: de gezamenlijke waarden vervat tussen een infimum en een supremum, verkregen na onderzoek van een staal. Deze gezamenlijke waarden bieden een waarschijnlijkheid van vijfennegentig percent of meer dat de exacte waarde van de parameter in de bevolking is vervat;
   23° de omvang van het betrouwbaarheidsinterval: het verschil tussen de waarde van het supremum en die van het infimum in het betrouwbaarheidsinterval;
   24° het Departement Inspectie: het Departement Inspectie van het Operationele Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;
   25° de inspecteurs: de statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden van het Departement Inspectie die beëdigd zijn.]3

  
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
  1° "décret" : le décret du 10 avril 2003 relatif aux incitants financiers à la formation des travailleurs occupés par les entreprises;
  2° "chèque-formation" : la subvention telle que visée à l'article 4, 1°, du décret;
  3° "crédit-adaptation" : la subvention telle que visée à l'article 4, 2°, du décret;
  4° "certificateur" : l'organisme de certification accrédité par le système BELCERT pour procéder au contrôle et à la certification des produits, des systèmes de qualité ou des personnes, en vertu de l'arrêté royal du 6 septembre 1993 portant création d'un système d'accréditation des organismes de certification et fixant les procédures d'accréditation conformément aux critères des normes de la série NBN-EN-45000;
  5° "Le FOREm" : l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi, en son entité "Régisseur-ensemblier";
  6° [1 "Administration" : la Direction de la Formation professionnelle du Département Emploi et Formation professionnelle de la Direction générale opérationnelle Economie, Emploi et Recherche du Service public de Wallonie;]1
  7° [1 "Commission" : la Commission chèques instaurée à l'article 24bis du décret;]1
  8° "Ministre" : le Ministre qui a la Formation dans ses attributions.
  (9° " Formation à distance " : le dispositif souple de formation organisé en fonction des besoins individuels ou collectifs (individus et entreprises), qui peut comporter des apprentissages individualisés ou standardisés et l'accès à des ressources et compétences locales ou à distance, qui doit nécessairement être exécuté sous le contrôle d'un formateur et qui peut se dérouler de manière synchrone ou asynchrone.)
  [2 10° le Règlement de minimis : le Règlement (UE) n° 1407/2013 de la Commission du 18 décembre 2013 relatif à l'application des articles 107 et 108 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis (J.O.U.E., L. 352 du 24 décembre 2013, p. 1);
   11° le R.G.E.C. : le Règlement (UE) n° 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d'aides compatibles avec le marché intérieur en application des articles 107 et 108 du traité (J.O.U.E., L 187/1 du 26 juin 2014);
   12° l'entreprise en difficulté : l'entreprise telle que visée aux articles 1.4.c l'article 2.18 du R.G.E.C.;
   13° les secteurs exclus :
   a) conformément à l'article 1er, du Règlement de minimis :
   1/ le secteur de la pêche et l'aquaculture (code NACE-BEL 2008 : 03.);
   2/ le secteur de la production primaire de produits agricoles (code NACE-BEL 2008 : 01.1 à 01.5);
   3/ le secteur de la transformation et de la commercialisation de produits agricoles lorsque :
   - le montant d'aide est fixé sur la base du prix ou de la quantité des produits de ce type achetés à des producteurs primaires ou mis sur le marché par les entreprises concernées;
   - l'aide est conditionnée au fait d'être partiellement ou entièrement cédée à des producteurs primaires;
   b) conformément à l'article 1.2.c. du R.G.E.C. : le secteur de l'exportation vers des pays tiers ou des Etats membres, c'est-à-dire aux aides directement liées aux quantités exportées et aux aides servant à financer la mise en place et le fonctionnement d'un réseau de distribution ou d'autres dépenses courantes liées à l'activité d'exportation;]2

  [3 14° la population initiale : l'ensemble des éléments sur lequel porte le contrôle ;
   15° la strate : la partie d'une population initiale déterminée en fonction d'un ou de plusieurs critères ;
   16° la population de référence : la partie de la population initiale, qui après élimination et rectification des données redondantes et erronées, constitue les éléments à analyser ;
   17° la strate de référence : la partie d'une strate qui, après élimination et rectification des données redondantes et erronées, constitue les éléments à analyser ;
   18° l'échantillon : les éléments sélectionnés au sein d'une population ou d'une strate ;
   19° l'échantillon de référence : les éléments sélectionnés au sein d'une population de référence ou d'une strate de référence;
   20° l'échantillon de référence extrapolable : l'échantillon de référence qui est constitué de manière aléatoire, simple et sans réintroduction ;
   21° l'extrapolation : la généralisation des résultats observés au sein d'un échantillon de référence extrapolable à l'ensemble de la population de référence ou de la strate de référence dont a été extrait l'échantillon ;
   22° l'intervalle de confiance : l'ensemble des valeurs comprises entre une borne inférieure et une borne supérieure qui ont été obtenues après examen d'un échantillon. Cet ensemble de valeurs offre nonante-cinq pourcents et plus de probabilité de contenir la valeur exacte du paramètre dans la population ;
   23° la taille de l'intervalle de confiance : la différence entre la valeur de la borne supérieure et celle de la borne inférieure de l'intervalle de confiance ;
   24° le Département de l'Inspection : le Département de l'Inspection de la Direction générale opérationnelle Economie, Emploi et Recherche du Service public de Wallonie ;
   25° les inspecteurs : les agents statutaires et les membres du personnel contractuel assermentés du Département de l'Inspection.]3

  
Art.3. In de artikelen 5, § 5, en 14, tweede lid, van het decreet wordt verstaan onder :
  1° "functionele hoofdzetel" : de plaats die beschikt over personeelsleden die voortdurend aangesteld worden, en waarin herhaalde activiteiten in verband met het maatschappelijke doel en de activiteitensector van het bedrijf plaatsvinden;
  2° "institutionele investeerder" : elke bankinstelling, openbare kredietinstelling, verzekeringsmaatschappij of beleggingsfonds die niet meer dan 50 % van de aandelen van het bedrijf dat opleidingscheques wil genieten, bezit.
Art.3. Aux articles 5, § 5, et 14, alinéa 2, du décret, on entend par :
  1° "siège principal d'activités, le lieu disposant de moyens humains affectés en permanence et où se déroulent des activités récurrentes en rapport avec l'objet social et le secteur d'activités de l'entreprise;
  2° "investisseur institutionnel", tout organisme bancaire, institution publique de crédit, société d'assurance ou fonds de placement, qui ne détient pas plus de cinquante pour cent des parts sociales de l'entreprise souhaitant bénéficier de chèques-formation.
HOOFDSTUK II. - Opleidingscheque.
CHAPITRE II. - Du chèque-formation.
Afdeling 1. - Erkenningscriteria van de opleidingen.
Section 1re. - Des critères d'agrément des formations.
Art.4. § 1. In de zin van artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet worden beschouwd als opleidingen die van kwalificerende aard zijn, de opleidingen waarvan de inhoud en de doelgerichtheid overeenstemmen met de omschrijvingen bedoeld in de gebruikelijke referenten van beroepen, kwalificaties of opleidingen.
  § 2. In de zin van artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet worden bovendien beschouwd als opleidingen die arbeidsmarktconforme vaardigheden voortbrengen, de opleidingen waarvan de doelgerichtheid inspeelt op de behoeften die uitgedrukt worden door sectorale of interprofessionele analyses uitgevoerd met name door of voor rekening van professionele sectoren, openbare instellingen of representatieve werknemersorganisaties en representatieve werkgeversorganisaties.
  (§ 3. Behalve de voorwaarden bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het decreet, zijn de opleidingen i.v.m. de energetisch efficiëntie bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, van het decreet degene die door de Minister op voorstel van de FOREm bepaald worden.)
Art.4. § 1er. Sont considérées, au sens de l'article 12, alinéa 1er, 1°, du décret, comme qualifiantes les formations dont le contenu et la finalité correspondent aux descriptions contenues dans les référentiels de métiers, de qualifications ou de formations en usage.
  § 2. En outre, sont considérées, au sens de l'article 12, alinéa 1er, 1°, du décret, comme générant des compétences attendues sur le marché du travail les formations dont la finalité rencontre les besoins exprimés au travers des analyses sectorielles ou interprofessionnelles réalisées notamment par ou pour compte des secteurs professionnels, des organismes publics, des organisations représentatives des travailleurs et des organisations représentatives des employeurs.
  (§ 3. Outre les conditions visées à l'article 12, alinéa 1er, du décret, les formations en lien avec l'efficience énergétique visées à l'article 8, § 1er, alinéa 2, du décret sont celles déterminées par le Ministre sur proposition du FOREm.)
Art.5. In de zin van artikel 12, eerste lid, 2° en 3°, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die van het algemene type is of die verband houdt met de algemene werking van de onderneming, de opleiding die, enerzijds, multidisciplinaire vaardigheden volgens de gebruikelijke referenten van kwalificaties of opleidingen en, anderzijds, overdraagbare kwalificaties voortbrengt.
  Geacht worden overdraagbaar te zijn, de kwalificaties verworven gedurende de opleidingen die minstens één van de volgende criteria voldoen :
  1° erkend, gecertificeerd of geldig verklaard zijn door de overheden of openbare instellingen;
  2° open zijn voor de werknemers van verschillende ondernemingen of georganiseerd zijn in het kader van een samenwerking tussen verschillende onafhankelijke ondernemingen;
  3° deelnemen aan de groei van de inzetbaarheid en van de beroepsmobiliteit van de werknemer.
  In de zin van dit hoofdstuk wordt beschouwd als onderneming, de kleine of middelgrote onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5 van het decreet [1 en die geen onderneming in moeilijkheden is, een onderneming die het voorwerp uitmaakt van een niet-uitgevoerd bevel tot invordering krachtens een vorig besluit van de Commissie waarbij steun onwettig en onverenigbaar met de interne markt verklaard wordt, met uitzondering van de steunregelingen die de door sommige natuurrampen veroorzaakte schade moeten verhelpen of een onderneming die deel uitmaakt van de uitgesloten sectoren.]1
  In de zin van dit hoofdstuk wordt beschouwd als werknemer, elke persoon bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet.
  [2 Onder opleiding om zich te schikken naar de verplichte nationale normen inzake opleiding, dient men de opleidingen te verstaan die door een wet, een decreet, een koninklijk besluit of een besluit van de Waalse Regering van toepassing in het Franse taalgebied opgelegd worden.
   Deze opleidingen worden aan de minimis-Verordening onderworpen
   De Minister brengt de projectdrager of de onderneming op de hoogte van het de minimis-karakter van de steun voor de opleidingen die onder het toepassingsgebied van de minimis-Verordening vallen.
   Zolang een authentieke gegevensbron over de-minimissteun niet is ingesteld, verstrekt de onderneming aan de Minister, volgens de modaliteiten die hij bepaalt, volledige informatie over de ontvangen de-minimissteun, andere dan die in dit besluit is opgenomen.]2

  
Art.5. Au sens de l'article 12, alinéa 1er, 2° et 3°, du décret, est considérée comme étant de type général ou liée au fonctionnement général de l'entreprise la formation qui procure d'une part, des compétences transversales selon les référentiels de qualifications ou de formations en usage et d'autre part, des qualifications transférables.
  Sont réputées transférables les qualifications acquises au cours de formations répondant au moins à un des critères suivants :
  1° être reconnue, certifiée ou validée par les autorités ou organismes publics;
  2° être ouverte aux salariés de différentes entreprises ou organisée dans le cadre d'une coopération entre plusieurs entreprises indépendantes;
  3° participer à l'accroissement de l'employabilité et de la mobilité professionnelle du travailleur.
  Est considérée comme entreprise au sens du présent chapitre, la petite ou moyenne entreprise qui répond aux conditions visées à l'article 5 du décret [1 et qui n'est pas une entreprise en difficulté, une entreprise faisant l'objet d'une injonction de récupération non exécutée, émise dans une décision antérieure de la Commission déclarant des aides illégales et incompatibles avec le marché intérieur, exception faite des régimes d'aides destinés à remédier aux dommages causés par certaines calamités naturelles ou une entreprise faisant partie des secteurs exclus.]1
  Est considéré comme travailleur au sens du présent chapitre, toute personne visée à l'article 8, § 2, alinéa 1er, du décret.
  [2 Par formations en vue de se conformer aux normes nationales obligatoires en matière de formation, il faut entendre des formations rendue obligatoires par une loi, un décret, un arrêté royal ou un arrêté du Gouvernement wallon applicable en région de langue française.
   Ces formations sont soumises au Règlement de minimis.
   La Ministre informe le porteur de projet ou l'entreprise du caractère de minimis des aides aux formations qui tombent sous le champ d'application du Règlement de minimis.
   Tant qu'une source authentique de données sur les aides de minimis n'est pas instituée, l'entreprise fournit à la Ministre, selon les modalités qu'il détermine, des informations complètes sur les aides de minimis, autres que celle visée par le présent arrêté, qu'elle a reçues.]2

  
Art.6. § 1. Onverminderd artikel 12 van het decreet moet de afstandsopleiding, om erkend te worden, een specifieke begeleiding van de werknemer voorstellen.
  Deze specifieke begeleiding houdt verplicht hetgeen volgt in :
  1° de identificatie van een persoonlijke adviseur van de werknemer;
  2° een persoonlijke opvolging per telefoon, e-mail, videoconferentie, discussieforum of door elke andere formule gebonden aan de ontwikkeling van de communicatietechnologie.
  § 2. [1 ...]1
  
Art.6. § 1er. Sans préjudice de l'article 12 du décret, la formation à distance doit, pour être agréée, proposer un encadrement spécifique du travailleur.
  Cet encadrement spécifique implique obligatoirement :
  1° l'identification d'un conseiller personnel du travailleur;
  2° un suivi personnalisé par téléphone, par courrier électronique, par vidéoconférence, par forum de discussion ou par toute autre formule liée à l'évolution des technologies de la communication.
  § 2. [1 ...]1
  
Afdeling 2. - (Procedure betreffende de toekenning en de schorsing van de erkenning en van de certificeringsaudit.)
Section 2. - (De la procédure d'attribution et de retrait de l'agrément et de l'audit de certification).
Art.7. § 1. [2 De opleidingsverstrekker die in het kader van het decreet een opleiding wenst te geven en voor zijn diensten via cheques voor het volgen van een opleiding vergoed wenst te worden, richt een aanvraag aan de Administratie aan de hand van een formulier waarvan het model door de Minister bepaald wordt en dat door de administratie ter beschikking van de opleidingsverstrekker gesteld wordt.]2
  De aanvraag wordt via post, fax, e-mail ingediend.
  Het Bestuur ontvangt de erkenningsaanvraag en stuurt binnen tien dagen een ontvangbericht aan de opleidingsoperator.
  § 2. Tegelijkertijd verzoekt het Bestuur er de opleidingsoperator om zich overeenkomstig artikel 13 aan een audit te onderwerpen door de certificeerder van zijn keuze onder die aangewezen door de Minister.
   Bovendien voegt het Bestuur bij het ontvangbericht een vademecum waarin de aan de certificeerder mede te delen elementen worden vermeld, met inbegrip van het in te vullen auditformulier.
  [1 De Minister bepaalt het model van het auditformulier.]1
  § 3. (Het Bestuur behandelt de erkenningsaanvraag binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst ervan op grond van een verklaring op erewoord van de opleidingsoperator die zich ertoe verbindt de bepalingen van het decreet en van dit besluit na te leven en op grond van de overmaking door hem per post, per e-mail of per fax van de op het moment van de aanvraag vigerende tarieven die van toepassing zijn op de aan de erkenning onderworpen opleidingen.)
  Het Bestuur gaat ook na of de aan de erkenning onderworpen opleiding niet het voorwerp uitmaakt van een subsidiëring door andere openbare overheden, met name door het Europees Sociaal Fonds.
  In dat geval schorst het Bestuur de behandeling en stelt het er de Minister onmiddellijk in kennis van, die vóór elke beslissing tot weigering van de erkenning de opleidingsoperator of de door hem aangewezen persoon kan horen.
  
Art.7. § 1er. [2 L'opérateur de formation qui désire dispenser une formation dans le cadre du décret et pouvoir être rétribué pour ses services par le biais de chèques-formation adresse une demande à l'administration, au moyen d'un formulaire dont le modèle est déterminé par le Ministre et mis à disposition de l'opérateur par l'administration.]2
  La demande est introduite par voie postale, par télécopie ou par voie électronique.
  L'Administration réceptionne la demande d'agrément et transmet à l'opérateur de formation un accusé de réception dans les dix jours.
  § 2. Simultanément, l'Administration invite l'opérateur de formation à se faire auditer par le certificateur de son choix, parmi ceux désignés par le Ministre, en application de l'article 13.
  En outre, l'Administration joint à l'accusé de réception un vade-mecum reprenant les éléments à fournir au certificateur, en ce compris le questionnaire d'audit à compléter.
  Le Ministre, [1 ...]1 , détermine le modèle de questionnaire d'audit.
  § 3. [L'Administration instruit la demande d'agrément, dans un délai de trente jours à compter de sa réception, sur base d'une déclaration sur l'honneur de l'opérateur de formation s'engageant au respect des dispositions du décret et du présent arrêté et sur base de la transmission par celui-ci, par voie postale, électronique ou par télécopie, des tarifs en vigueur au moment de la demande pour les formations soumises à l'agrément.]
  L'Administration vérifie également que la formation soumise à l'agrément ne fasse pas l'objet de subventionnement par d'autres Pouvoirs publics, notamment par le Fonds social européen.
  Si tel est le cas, l'Administration suspend l'instruction et en informe immédiatement le Ministre, lequel peut préalablement à toute décision de refus d'agrément entendre l'opérateur de formation ou la personne que celui-ci désigne.
  
Art.8. § 1. De door de certificeerder uitgevoerde audit heeft betrekking op één of meer opleidingen waarvoor de opleidingsoperator kiest zich te laten erkennen.
  § 2. De audit bestaat hoofdzakelijk voor de certificeerder erin :
  1° een formulier te laten invullen door de opleidingsoperator;
  2° de opleidingssite(s) minstens één keer te bezoeken;
  3° de werkelijkheid en de relevantie te controleren van de middelen die worden gebruikt om een opleiding die voldoet aan de voorwaarden van het decreet en van dit besluit, te geven [1 ...]1 ;
  4° (Een omstandig auditrapport op te stellen en het per post, per e-mail of per fax over te maken aan het Bestuur met het formulier ingevuld door de opleidingsoperator in het kader van de certificering).
  § 3. De certificeerder maakt zijn auditrapport over aan het Bestuur binnen twintig dagen na zijn bezoek bij de opleidingsoperator.
  Het auditrapport eindigt met een al dan niet gunstig advies. De certificeerder moet evenwel ervoor zorgen om zijn advies te staven met bijzondere commentaren zodat de opleidingsoperator kan vooruitgaan. In geval van ongunstig advies moet de certificeerder verhelpingssporen voorstellen.
  § 4. [2 De opleidingsoperatoren die uiterlijk bij de indiening van de aanvraag beschikken over de erkende certificering van het type ISO 9001 op het gebied van de VORMING of CDO QFOR, kunnen door de Minister vrijgesteld worden van de auditprocedure.
   De met redenen omklede aanvraag om vrijstelling van de audit wordt per post, e-mail of fax ingediend bij het Bestuur dat zijn voorstel binnen een termijn van negentig werkdagen na ontvangst van de aanvraag overmaakt. In voorkomend geval maakt het Bestuur het dossier ter advies aan de Commissie over. Wanneer het Bestuur acht dat het dossier onvolledig is, vraagt het dan bijkomende inlichtingen. De termijn van negentig dagen begint pas te lopen op de dag waarop de aangevraagde inlichtingen per post, e-mail of fax met een bericht van ontvangst door het bestuur in ontvangst zijn genomen.
   Als het Bestuur binnen de voorgeschreven termijn geen voorstel uitbrengt, wordt het geacht gunstig te zijn.]2

  
Art.8. § 1er. L'audit effectué par le certificateur porte sur une ou plusieurs formations pour lesquelles l'opérateur de formation choisit de se faire agréer.
  § 2. L'audit consiste principalement pour le certificateur à :
  1° faire compléter un questionnaire par l'opérateur de formation;
  2° effectuer au moins une visite sur le ou les sites de formation;
  3° vérifier la réalité et la pertinence des moyens mis en oeuvre pour dispenser une formation répondant aux conditions du décret et du présent arrêté [1 ...]1 ;
  4° (Rédiger un rapport d'audit circonstancié et le transmettre par voie postale, électronique ou par télécopie à l'administration avec le questionnaire rempli par l'opérateur de formation dans le cadre de la certification.)
  § 3. Le certificateur transmet son rapport d'audit à l'Administration dans les vingt jours qui suivent sa visite chez l'opérateur de formation.
  Le rapport d'audit se conclut par un avis favorable ou défavorable. Le certificateur doit toutefois veiller à étayer son avis de commentaires particuliers, destinés à faire progresser l'opérateur de formation. En cas d'avis défavorable, le certificateur doit proposer des pistes de remédiation.
  § 4. [2 Les opérateurs de formation, disposant au plus tard au moment de l'introduction de la demande d'une certification reconnue de type ISO 9001 dans le champ de la FORMATION ou CDO* QFOR, peuvent être dispensés par le Ministre de la procédure d'audit.
   La demande motivée de dispense d'audit est introduite par la voie postale, électronique ou par télécopie auprès de l'Administration qui remet sa proposition dans un délai de nonante jours ouvrables à dater de la réception de la demande. Le cas échéant, elle transmet le dossier pour avis à la Commission. Lorsque l'Administration juge le dossier incomplet, elle demande des informations complémentaires. Le délai de nonante jours ne commence à courir qu'à dater du jour où les informations demandées ont été réceptionnées avec accusé de réception par l'Administration par la voie postale, électronique ou par télécopie.
   Si l'Administration ne rend pas de proposition dans le délai imparti, celle-ci est réputée favorable.]2

  
Art.9. Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van het auditrapport stuurt het Bestuur dit rapport per post, e-mail of fax [1 in voorkomend geval, aan de Commissie]1 alsmede ter informatie aan de opleidingsoperator. Het stuurt ook per post, e-mail of fax en binnen dezelfde termijn een beslissingsvoorstel aan de Minister.
  Wanneer een vrijstelling van de audit is aangevraagd overeenkomstig artikel 8, § 4, van het besluit, maakt het Bestuur [1 in voorkomend geval, het desbetreffende advies van de Commissie]1 per post, e-mail, of fax ter informatie aan de opleidingsoperator over binnen tien dagen na ontvangst ervan. Binnen dezelfde termijn en volgens dezelfde modaliteiten maakt het een beslissingsvoorstel aan de Minister over.
  [1 ...]1
  De Minister spreekt zich uit over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het voorstel van het bestuur. Het bestuur maakt per post, e-mail of fax de beslissing van de Minister over aan de opleidingsoperator binnen tien dagen na ontvangst ervan en zendt er een afschrift van ter informatie [1 aan de Commissie]1 .
  
Art.9. Dans un délai de dix jours à dater de la réception du rapport d'audit, l'administration transmet ce rapport [1 le cas échéant à la Commission]1 ainsi que, pour information, à l'opérateur de formation par voie postale, électronique ou par télécopie. Elle transmet également par voie postale, électronique ou par télécopie et dans le même délai, une proposition de décision au Ministre.
  Lorsqu'il y a eu demande de dispense d'audit conformément à l'article 8, § 4, de l'arrêté, l'administration transmet [1 le cas échéant l'avis de la Commission]1 y relatif dans les dix jours qui suivent sa réception à l'opérateur de formation, pour information, par voie postale, électronique ou par télécopie. Dans le même délai et selon ces mêmes modalités, elle transmet au Ministre une proposition de décision.
  [1 ...]1
  Le Ministre se prononce sur la demande d'agrément dans un délai de quatorze jours à dater de la réception de la proposition de l'administration. L'administration transmet, par voie postale, électronique ou par télécopie, la décision du Ministre à l'opérateur de formation dans les dix jours de sa réception et en adresse copie, pour information, [1 à la Commission]1 .
  
Art.10. § 1. (De erkenning wordt voor een verlengbare duur van drie jaar verleend.
  De aanvraag om erkenningsverlenging wordt bij het Bestuur op zijn vroegst tweehonderd veertig dagen vóór en uiterlijk honderd twintig dagen vóór het vervallen van de lopende erkenning ingediend. Bij gebrek moet de opleidingsoperator de toekenning van de erkenning vragen volgens voornoemde procedure zelfs als hij deze erkenning vooraf nooit had genoten.
   Wanneer de aanvraag om verlenging binnen de bepaalde termijn wordt ingediend, moet de operator alleen de wijzigingen ten opzichte van de lopende erkenning aan het Bestuur mededelen behoudens uitdrukkelijke aanvraag van het Bestuur. De procedure m.b.t. de verlenging van de erkenning wordt geregeld volgens dezelfde modaliteiten als die betreffende de erkenning.) (BWG 2006-09-07/32, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006)
  § 2. Wanneer de operator een nieuwe opleiding gedurende de periode van drie jaar waarvoor hij is erkend, wenst te laten erkennen, dient hij de desbetreffende aanvraag in bij het Bestuur [1 dat ze voorlegt, in voorkomend geval, aan de Commissie]1 .
  [1 Het Bestuur en, in voorkomend geval, de Commissie]1 kan aan de Minister voorstellen om de operator vrij te stellen van de audit. In dit geval is dezelfde procedure als die bedoeld in artikel 8, § 4, van toepassing en dekt de erkenning ook de nieuwe opleiding en dit tot de bepaalde termijn van die erkenning.
  [1 ...]1
  (§ 3. De aan de opleidingsoperator toegekende erkenning is alleen van toepassing op de module van opleidingen waarvoor een erkenning vereist is.)
  
Art.10. § 1er. (L'agrément est accordé pour une période de trois ans, renouvelable.
  La demande de renouvellement d'agrément est introduite auprès de l'administration au plus tôt deux cent quarante jours et au plus tard cent vingt jours avant l'expiration de l'agrément en cours. A défaut, l'opérateur de formation devra solliciter l'octroi de l'agrément selon la même procédure que s'il n'en avait jamais bénéficié auparavant.
  Lorsque la demande de renouvellement est introduite endéans le délai fixé, l'opérateur n'est tenu de communiquer à l'administration que les modifications par rapport à l'agrément en cours, sauf demande expresse de l'administration. La procédure de renouvellement d'agrément est régie par les mêmes modalités que celles relatives à l'octroi.)
  § 2. Lorsque l'opérateur souhaite faire agréer une nouvelle formation pendant la période de trois ans pour laquelle il a été agréé, il en fait la demande à l'Administration [1 qui la soumet, le cas échéant, à la Commission]1 .
  [1 L'Administration et, le cas échéant, la Commission]1 peut proposer au Ministre de dispenser l'opérateur de l'audit. En ce cas, la même procédure que celle visée à l'article 8, § 4, s'applique et l'agrément est étendu à la nouvelle formation et ce, jusqu'au terme fixé dudit agrément.
  [1 ...]1
  (§ 3. L'agrément octroyé à l'opérateur de formation n'est valable que pour le module de formations soumis à agrément.)
  
Art.11. § 1. Op de voordracht van het Bestuur en [1 volgens het geval na advies van de Commissie]1 kan de lopende erkenning ofwel ingetrokken, ofwel geschorst worden door de Minister.
  Als de erkenning geschorst wordt, kan de operator binnen de door de Minister bepaalde termijn zijn toestand regulariseren. Het Bestuur stelt [1 in voorkomend geval, de Commissie]1 in kennis van de verhelpingselementen en dit laatste brengt advies uit.
  Na deze termijn kan de Minister de erkenning intrekken als de opleidingsoperator niet gunstig heeft gereageerd op de redenen van de schorsing.
  § 2. De lopende erkenning kan door de Minister ofwel ingetrokken, ofwel geschorst worden, indien de opleidingsoperator ophoudt één van de erkenningsvoorwaarden bedoeld in het decreet en dit besluit te vervullen.
  
Art.11. § 1er. Sur proposition de l'administration et [1 selon le cas après avis de la Commission]1 , l'agrément en cours peut être soit suspendu, soit retiré par le Ministre.
  Si l'agrément est suspendu, l'opérateur a la possibilité de régulariser sa situation dans le délai fixé par le Ministre. L'administration informe [1 le cas échéant la Commission]1 des éléments de remédiation apportés et celui-ci remet un avis.
  Passé ce délai, le Ministre peut retirer l'agrément si l'opérateur de formation n'a pas répondu favorablement aux motifs de la suspension.
  § 2. L'agrément en cours peut être retiré ou suspendu par le Ministre lorsque l'opérateur de formation cesse de remplir l'une des conditions d'agrément prévues par le décret et le présent arrêté.
  
Art.12. In geval van weigering, schorsing of intrekking van de erkenning kan de opleidingsoperator door alle middelen waardoor hem een vaststaande datum wordt toegekend, een met redenen omkleed beroep indienen bij het Bestuur binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing van weigering, schorsing of intrekking. Als hij deze termijn niet naleeft, verliest de opeleidingsoperator zijn recht op beroep tegen de beslissing van weigering, schorsing of intrekking van de erkenning.
  Het beroep is niet opschortend.
  Het Bestuur bericht er binnen tien dagen per e-mail of fax ontvangst van. Het behandelt het dossier en maakt het over aan het comité binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het met redenen omkleed beroep.
  De vertegenwoordigers van de opleidingsoperator worden dan gehoord [1 in voorkomend geval, door de Commissie]1 dat het dossier te hunner beschikking stelt binnen tien dagen vóór het horen.
  Binnen tien dagen na het horen van de opleidingsoperator maakt [1 het Bestuur en, in voorkomend geval, de Commissie]1 een met redenen omkleed advies per post over aan de Minister.
  De Minister bevestigt zijn oorspronkelijke beslissing of maakt ze ongedaan binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het advies [1 van het Bestuur of, in voorkomend geval, van de Commissie]1 .
  Het Bestuur deelt de beslissing van de Minister door alle middelen die hem een bepaalde datum toekennen, aan de opleidingsoperator mede binnen tien dagen na ontvangst van de beslissing van de Minister.
  
Art.12. En cas de refus, de suspension ou de retrait d'agrément, l'opérateur de formation peut introduire, par toute voie lui conférant date certaine un recours motivé auprès de l'administration dans les quinze jours à compter de la réception de la décision de refus, de suspension ou de retrait. A défaut de respecter ce délai, l'opérateur de formation perd sa faculté de recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait d'agrément.
  Le recours n'a pas d'effet suspensif.
  L'administration en accuse réception, par voie postale électronique, ou par télécopie, dans les dix jours. Elle instruit le dossier et le transmet [1 le cas échéant à la Commission]1 dans un délai de trente jours à dater de la réception du recours motivé.
  Les représentants de l'opérateur de formation sont ensuite entendus par [1 le cas échéant par la Commission]1 qui met le dossier à leur disposition au moins dix jours avant l'audition.
  Dans les dix jours suivant l'audition de l'opérateur de formation, [1 l'Administration et, le cas échéant, la Commission]1 remet un avis motivé au Ministre par voie postale.
  Le Ministre confirme ou infirme sa décision initiale dans un délai de quatorze jours à dater de la réception de l'avis [1 de l'Administration ou, le cas échéant, de la Commission]1 .
  L'administration notifie la décision du Ministre à l'opérateur de formation, par toute voie de droit lui conférant date certaine, dans un délai de dix jours à dater de la réception de la décision du Ministre.is émis par le Comité.
  
Afdeling 3. - Aanwijzing van de certificeerders.
Section 3. - De la désignation des certificateurs.
Art.13. Om aangewezen te worden als certificeerder gemachtigd om de audit van de opleidingsoperatoren uit te voeren, moet de certificeringsinstelling de volgende voorwaarden vervullen :
  1° geaccrediteerd worden door het systeem BELCERT krachtens het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot oprichting van een accreditatiesysteem van certificatie-instellingen en tot vaststelling van de accreditatieprocedures overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000;
  2° zich ertoe verbinden het operationele auditformulier waarvan het model bepaald is door de Minister, [1 ...]1 te gebruiken;
  3° zich ertoe verbinden de in artikel 16 bedoelde tarifering ten opzichte van de opleidingsoperatoren toe te passen;
  4° om de zes maanden verslag uitbrengen over zijn activiteiten [1 aan het Bestuur]1 ;
  5° handelen met inachtneming van de regels van vertrouwelijkheid en commerciële ethiek.
  Als één van de bovenvermelde voorwaarden niet vervuld is, kan de Minister de machtiging van de instelling om opleidingsoperatoren te certificeren intrekken.
  Wanneer de certificeringsinstelling erom verzoekt, kan ze of de door haar aangewezen persoon, gehoord worden door de Minister vóór elke beslissing tot intrekking van de machtiging.
  
Art.13. Pour être désigné comme certificateur autorisé à réaliser l'audit des opérateurs de formation, l'organisme de certification doit remplir les conditions suivantes :
  1° être accrédité par le système BELCERT, en vertu de l'arrêté royal du 6 septembre 1993 portant création d'un système d'accréditation des organismes de certification et fixant les procédures d'accréditation conformément aux critères des normes de la série NBN-EN-45000;
  2° s'engager à utiliser le questionnaire opérationnel d'audit, dont le modèle est déterminé par le Ministre, [1 ...]1 ;
  3° s'engager à appliquer vis-à-vis des opérateurs de formation la tarification prévue à l'article 16;
  4° rendre compte semestriellement de ses activités [1 à l'Administration]1 ;
  5° agir dans le respect des règles de confidentialité et d'éthique commerciale.
  En cas de manquement à l'une des conditions énumérées ci-avant, l'organisme peut se voir retirer par le Ministre son autorisation à certifier des opérateurs de formation.
  Lorsque l'organisme de certification le demande, celui-ci ou la personne qu'il désigne peut être entendu par le Ministre préalablement à toute décision de retrait d'autorisation.
  
Art.14. De certificeerders worden [1 ...]1 aangewezen door de Minister.
  De aanwijzing als certificeerder is voor een verlengbare periode van drie jaar geldig.
  
Art.14. Les certificateurs sont désignés par le Ministre, [1 ...]1 .
  La désignation comme certificateur est valable pour une période de trois ans, renouvelable.
  
Art.15. De certificeerder kan in onderlinge overeenstemming met de opleidingsoperator zijn opdracht schorsen en deze laatste een nieuwe audit binnen (negentig dagen) voorstellen. In dit geval past hij het in artikel 16, § 1, zevende lid, bedoelde verlaagde tarief toe.
Art.15. Le certificateur peut, de commun accord avec l'opérateur de formation, suspendre sa mission et proposer à celui-ci un nouvel audit dans les (nonante jours). En ce cas, il applique le tarif réduit prévu à l'article 16, § 1er, alinéa 7.
Art.16. § 1. Het niet-onderhandelbare forfaitaire tarief dat door de certificeerder vereist kan worden, bedraagt 880 euro per dag, exclusief BTW. Dit bedrag is geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex die elk jaar voor de maand januari opgemeten wordt.
  Het basistarief is de referentie voor een operator gelegen op een opleidingssite die één tot vijftien verschillende opleidingen voorstelt om erkend te worden. Het omvat de analyse van het formulier, de verificatie ter plaatse gedurende minimum vier uur en het opstellen van het verslag betreffende (de te erkennen opleidingen).
  Van zestien tot dertig verschillende opleidingen worden het basistarief en het aantal uren voor de verificatie ter plaatse met twee vermenigvuldigd.
  Boven dertig verschillende opleidingen worden het basistarief en het aantal uren voor de verificatie ter plaatse met drie vermenigvuldigd.
  In geen enkel geval mag het door de certificeerder vereiste totale tarief hoger zijn dan 2.640 euro, exclusief BTW, en mag de auditprocedure niet langer zijn dan drie dagen.
  De certificeerder mag een aanvullende halve dag, of 440 euro, vereisen per bijkomende site met een maximum van drie sites.
  In geval van uitstel van de audit tot (negentig dagen), kan die laatste slechts gefactureerd worden voor het equivalent van maximum drie vierde van een dag met een minimum van twee uur audit ter plaatse, of 660 euro.
  § 2. [1 ...]1 [1 De Minister kan]1 het bedrag en de tariferingmodaliteiten bedoeld in § 1 wijzigen.
  
Art.16. § 1er. Le tarif de base forfaitaire non négociable qui peut être réclamé par le certificateur, est de 880 euros, par jour, hors taxe sur la valeur ajoutée. Ce montant est indexé sur base de l'indice santé relevé chaque année pour le mois de janvier.
  Le tarif de base est la référence pour un opérateur localisé sur un site de formation et proposant à l'agrément de une à quinze formations différentes. Il comprend l'analyse du questionnaire, la vérification sur place pendant minimum quatre heures, et la rédaction du rapport, relatifs (aux formations) à agréer.
  De seize à trente formations différentes, le tarif de base et le nombre d'heures de vérification sur place sont multipliés par deux.
  Au-delà de trente formations différentes, le tarif de base et le nombre d'heures de vérification sur place sont multipliés par trois.
  En aucun cas, le tarif global réclamé par le certificateur ne peut excéder 2.640 euros, hors taxe sur la valeur ajoutée, la procédure d'audit ne pouvant en aucun cas dépasser trois jours.
  Le certificateur peut exiger un demi-jour supplémentaire, soit 440 euros, par site supplémentaire avec un maximum de trois sites.
  En cas de report de l'audit à (nonante jours), celui-ci ne peut être facturé que pour l'équivalent de maximum trois-quart de journée avec un minimum de deux heures d'audit sur place, soit 660 euros.
  § 2. Le Ministre peut, [1 ...]1 , modifier le montant et les modalités de tarification indiqués au paragraphe 1er.
  
Art.17. Elke klacht van een opleidingsoperator ten opzichte van een certificeerder moet ingediend worden bij de Minister die beslist de machtiging van de betrokken certificeerder al dan niet in te trekken [1 ...]1 .
  Wanneer de certificeringsinstelling erom verzoekt, kan ze of de door haar aangewezen persoon voorafgaand aan elke beslissing tot intrekking van de machtiging gehoord worden door de Minister.
  
Art.17. Toute plainte d'un opérateur de formation vis-à-vis d'un certificateur est à introduire auprès du Ministre, lequel décide ou non de retirer l'autorisation du certificateur concerné [1 ...]1 .
  Lorsque l'organisme de certification le demande, celui-ci ou la personne qu'il désigne peut être entendu par le Ministre préalablement à toute décision de retrait d'autorisation.
  
Afdeling 4. - Procedure m.b.t. de toekenning van de opleidingscheque.
Section 4. - De la procédure d'octroi du chèque-formation.
Art.18. De uitschrijver van opleidingscheques, hierna de uitschrijver genoemd, wordt voor een periode van drie jaar aangewezen.
Art.18. L'émetteur de chèques-formation, ci-après dénommé l'émetteur, est désigné pour une durée de trois ans.
Art.19. § 1. Het bedrijf dient zijn aanvraag van opleidingscheques bij de "FOREm" per post, fax of e-mail in en bezorgt hem alle gegevens die vereist zijn voor het verkrijgen van opleidingscheques met inbegrip van een attest op erewoord dat bepaalt dat het bedrijf geen andere subsidiëring heeft voor hetzelfde voorwerp en dat het artikel [1 31.3 van de R.G.E.C. of van de minimis-Verordening]1 in acht neemt.
  De "FOREm" gaat na of de in de artikelen 5 en 8 van het decreet bedoelde voorwaarden door het bedrijf worden vervuld.
  Voor de toepassing van § 4 van artikel 8 van het decreet wordt niet beschouwd als een dubbele subsidiëring, het optellen bij de opleidingscheque van een andere financieringsbron zoals de hulp toegekend door een sectoraal fonds om het deel van de kosten dat niet wordt gedekt door de opleidingscheque, te betalen en dit met inachtneming van [2 de R.G.E.C. of van de minimis-Verordening.]2
  Als de in de artikelen 5 en 8 van het decreet bedoelde voorwaarden niet worden vervuld, stelt de "FOREm" er het bedrijf in kennis van binnen tien dagen na de indiening van de aanvraag. Als de voorwaarden worden voldaan, maakt de "FOREm" de aanvraag onverwijld aan de uitschrijver over.
  Binnen drie dagen na de overmaking van de aanvraag door de "FOREm" bevestigt de uitschrijver zijn inschrijving aan het bedrijf volgens het door hem gekozen middel, en geeft ze een klantennummer.
  § 2. De uitschrijver bezorgt het bedrijf de aangevraagde opleidingscheques binnen vijf dagen na de betaling.
  Aan het einde van de opleiding bezorgt het bedrijf de operator het aantal cheques dat overeenstemt met het aantal gepresteerde uren/werknemer. De operator richt zijn factuur alsmede de afgegeven cheques aan de uitschrijver.
  Als het bedrag van de factuur lager is dan de som van de gekregen cheques, betaalt de uitschrijver het bedrag van de factuur aan de opleidingsoperator en betaalt hij het saldo terug aan het bedrijf binnen twintig dagen na ontvangst van de opleidingscheques en van de andere bewijsstukken.
  Als het bedrag van de factuur hoger is dan de som van de gekregen cheques, betaalt de uitschrijver de tegenwaarde van de gekregen cheques aan de opleidingsoperator en verzoekt hij het bedrijf om het saldo te betalen aan de operator en dit binnen twintig dagen na ontvangst van de opleidingscheques en van de andere bewijsstukken. De termijn waarin het bedrijf de opleidingsoperator moet betalen, wordt door deze laatste bepaald.
  
Art.19. § 1er. L'entreprise introduit sa demande de chèques-formation auprès du FOREm par courrier postal, par télécopie ou par voie électronique, et fournit à celui-ci toutes les données requises pour l'obtention des chèques-formation en ce compris une attestation sur l'honneur que l'entreprise ne bénéficie pas d'autres subventionnements pour le même objet et qu'elle respecte l'article [1 31.3 du R.G.E.C. ou du Règlement de minimis.]1
  Le FOREm vérifie que les conditions visées aux articles 5 et 8 du décret sont remplies par l'entreprise.
  Pour l'application du paragraphe 4 de l'article 8 du décret, n'est pas considéré comme double subventionnement le fait d'additionner au chèque-formation une autre source de financement, telle l'aide octroyée par un fonds sectoriel, de manière à couvrir la partie du coût non prise en charge par le chèque-formation et ce, dans le respect du [2 R.G.E.C. ou du Règlement de minimis.]2
  Si les conditions visées aux articles 5 et 8 du décret ne sont pas remplies, le FOREm en informe l'entreprise dans les dix jours de l'introduction de la demande. Si les conditions sont remplies, le FOREm transmet la demande sans délai à l'émetteur.
  Dans les trois jours qui suivent la transmission de la demande par le FOREm, l'émetteur confirme à l'entreprise, selon la voie choisie par celle-ci, son inscription en lui octroyant un numéro de client.
  § 2. L'émetteur fournit à l'entreprise les chèques-formation demandés dans les cinq jours qui suivent le paiement.
  A l'issue de la formation, l'entreprise remet à l'opérateur le nombre de chèques équivalant au nombre d'heures/travailleur prestées. L'opérateur adresse sa facture ainsi que les chèques remis à l'émetteur.
  Si le montant de la facture est inférieur à la somme des chèques reçus, l'émetteur paie le montant de la facture à l'opérateur de formation et il rembourse à l'entreprise le solde et ce, dans les vingt jours qui suivent la réception des chèques-formation et autres pièces justificatives.
  Si le montant de la facture est supérieur à la somme des chèques reçus, l'émetteur paie à l'opérateur de formation l'équivalent des chèques reçus et invite l'entreprise à acquitter le solde auprès de l'opérateur et ce, dans les vingt jours qui suivent la réception des chèques-formation et autres pièces justificatives. Le délai de paiement de l'entreprise à l'opérateur de formation est stipulé par celui-ci.
  
Art.20. De opleidingscheque mag niet gebruikt worden voor opleidingen waarvan de individuele uurprijs lager is dan zeven euro.
  Gedurende de erkenning of om in aanmerking te komen voor die erkenning mag de opleidingsoperator zijn prijzen niet overmatig verhogen. Elk kennelijk misbruik heeft de intrekking of de weigering van de aangevraagde erkenning als gevolg.
  De opleidingscheque mag slechts gebruikt worden voor opleidingen die beginnen nadat de aanvraag om cheques door de uitschrijver is aangenomen.
Art.20. Le chèque-formation ne peut pas être utilisé pour des formations dont le prix horaire individuel est inférieur à sept euros.
  L'opérateur de formation ne peut majorer, de façon manifestement abusive, ses prix en cours d'agrément ou en vue d'obtenir celui-ci. Tout abus manifeste entraîne le retrait ou le refus de l'agrément demandé.
  Le chèque-formation ne peut être utilisé que pour des formations débutant après que la demande de chèques a été acceptée par l'émetteur.
Afdeling 5. [1 - Controle]1
Section 5. [1 - Du contrôle]1
Art.21. [1 Ter uitvoering van artikel 26, lid 2, van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, kunnen de opleidingenverstrekkers die aan een controle worden onderworpen geselecteerd worden volgens een methodologie aangepast aan de controlestrategie bepaald door het Departement Inspectie, meer bepaald op basis van een risico-analyse.
   De controle strekt er met name toe de terugbetalingen na te gaan, verricht aan de opleidingenverstrekkers, evenals het in aanmerking komen van het leerpubliek, de realiteit van het aantal gevolgde opleidingsuren, de daadwerkelijke erkenning van de opleiding en meer in het algemeen de inachtneming van de voorwaarden vastgesteld bij de decreetgeving evenals de erkenningsbesluiten.]1

  
Art.21. [1 En exécution de l'article 26, alinéa 2, du décret du 10 avril 2003 relatif aux incitants financiers à la formation des travailleurs occupés par les entreprises, les opérateurs de formation qui font l'objet d'un contrôle peuvent être sélectionnés selon une méthodologie adaptée à la stratégie de contrôle déterminée par le Département de l'Inspection, notamment sur base d'une analyse de risques.
   Le contrôle a notamment pour objet de vérifier les remboursements effectués aux opérateurs de formation, l'éligibilité des apprenants, la réalité du nombre d'heures de formation suivies, l'agrément effectif de la formation et plus généralement, le respect des conditions fixées par la législation ainsi que les arrêtés d'agrément.]1

  
Art.22. [1 De inspecteur kan een controle in meerdere fases uitvoeren door bij elke stap de onderzoekstechnieken toe te passen die het best aan het behandelde dossier zijn aangepast. De inspecteur onderzoekt één of meerdere aspecten van de regeling door verscheidene informaties te kruisen, zoals de subsidiegerechtigden, de erkende operatoren, de aangegeven opleidingen, de facturen en de eventuele dienovereenkomstige kredietnota's, de databanken.
   De inspecteur onderzoekt de documenten, opgesteld in het kader van de certificeringsaudit, de opleidingencatalogus en de erkenningsbesluiten. Hij gaat na of de bestaande databanken volledig zijn en bepaalt de referentiebevolking.
   Voor de controle van de individuele dossiers gaat de inspecteur de overeenstemming na tussen de terugbetalingsaanvragen, ingediend door de opleidingenverstrekker bij de emittent, en de informatie overgemaakt aan "FOREm" door de begunstigden en de opleidingenverstrekkers.
   De inspecteur consolideert deze gegevens en kan eveneens verscheidene informatie gebruiken uit directe en indirecte bronnen, zoals gegevensvergelijking, gegevensuitdieping, antecedenten van de werkgever, interne en externe databases, meldingen van andere administraties, klachten of aangiftes.]1

  
Art.22. [1 L'inspecteur peut procéder à un contrôle en plusieurs phases en mettant en oeuvre lors de chaque étape, les techniques d'analyse les plus adaptées au dossier traité. L'inspecteur analyse un ou plusieurs aspects du dispositif, en croisant diverses informations, telles que: les bénéficiaires de subventions, les opérateurs agréés, les formations déclarées, les factures et éventuelles notes de crédit s'y rapportant, les bases de données.
   L'inspecteur analyse les documents établis dans le cadre de l'audit de certification, le catalogue de formations et les arrêtés d'agrément. Il procède à l'examen de la complétude des bases de données existantes et détermine la population de référence.
   Avant le contrôle des dossiers individuels, l'inspecteur procède à l'examen de concordance entre les demandes de remboursement introduites par l'opérateur de formation auprès de l'émetteur et les informations transmises au FOREm par les bénéficiaires et les opérateurs de formations.
   L'inspecteur consolide ces éléments et peut également utiliser diverses informations en provenance de sources directes et indirectes, telles que comparaison des données, exploration des données, antécédents de l'employeur, banques de données internes et externes, signalement d'autres administrations, plaintes ou dénonciations.]1

  
Art.22/1. [1 Overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen overgaan tot het onderzoek van een staal voor alle of een deel van de te controleren aspecten of te controleren individuele dossiers.
   Daarvoor kan de inspecteur:
   1° elk type trekking gebruiken, alle onderzoekstechnieken en -methodes door elkaar gebruiken om een te onderzoeken referentiebevolking of referentielaag te vormen en er de onregelmatigheden op te sporen ten opzichte van de regeling waarvan de inachtneming ter controle voorligt;
   2° in voorkomend geval een trekking van het toevallige, eenvoudige type zonder herinvoering in een referentiebevolking of een referentielaag verrichten om aldus een extrapoleerbaar referentiestaal te vormen. In dat geval kan de inspecteur het percentage vastgestelde onregelmatigheden in het staal extrapoleren naar de referentiebevolking of de referentielaag.]1

  
Art.22/1. [1 Conformément à l'article 35 du décret du 28 février 2019 relatif au contrôle des législations et réglementations relatives à la reconversion et au recyclage professionnels ainsi qu'à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces législations et réglementations, l'inspecteur peut procéder à l'examen d'un échantillon de tout ou partie des aspects à vérifier ou des dossiers individuels à contrôler.
   Pour ce faire, l'inspecteur peut :
   1° utiliser tout type de tirage, toutes techniques et méthodes d'analyse confondues, afin d'analyser une population de référence ou strate de référence et y déterminer les irrégularités au regard du dispositif contrôlé ;
   2° le cas échéant, effectuer un tirage de type aléatoire, simple et sans réintroduction d'items susceptibles d'être sélectionnés au sein d'une population de référence ou d'une strate de référence, de manière à constituer un échantillon de référence extrapolable. Dans ce cas, l'inspecteur peut extrapoler le pourcentage d'irrégularités constatées dans l'échantillon à la population de référence ou strate de référence.]1

  
Art.22/2. [1 § 1. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat lager is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel:
   1° 1° de terugvordering voorstellen in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden en de controle beëindigen;
   2° de controle verderzetten waarbij hij in zijn verslag de redenen motiveert die deze beslissing motiveren.
   § 2. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat hoger is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel:
   1° een tweede, al dan niet gelaagd, referentiestaal onderzoeken. In dat geval stelt de inspecteur de terugvordering voor in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden in beide referentiestalen;
   2° desnoods zijn onderzoekingen heroriënteren en nieuwe aspecten of criteria selecteren die onderzocht dienen te worden in functie van de in aanmerking genomen criteria;
   3° een extrapoleerbaar staal samenstellen, al dan niet gelaagd in de onderzochte referentiebevolking of -laag, waardoor een betrouwbaarheidsinterval bekomen kan worden van vijfennegentig percent of meer rondom de waarde van de staalafname, met een maximale omvang van tien percentpunt.
   § 3. Als het onderzoek van het eerste referentiestaal op meer dan tachtig percent onregelmatigheden wijst, bepaalt de inspecteur een extrapoleerbaar staal en het percentage vastgestelde onregelmatigheden wordt geëxtrapoleerd naar de gezamenlijke referentiebevolking of -laag.
   § 4. Onverminderd de terugvorderingen voorgesteld op grond van niet-extrapoleerbare vaststellingen, stelt de inspecteur, onder gebruikmaking van een extrapoleerbaar staal, de terugvordering van een bedrag van de subsidie voor berekend op basis van het percentage van het infimum van het betrouwbaarheidsinterval, geëxtrapoleerd naar de subsidie betreffende de onderzochte referentiebevolking of -laag.
   § 5. Bij het gebruikmaken van de extrapolatiemethode omschrijft de inspecteur de gebruikte methodologie in zijn verslag en geeft het betrouwbaarheidsinterval en de omvang van het betrouwbaarheidsinterval aan.]1

  
Art.22/2. [1 § 1er. En cas de constat d'un pourcentage d'irrégularités dans l'échantillon de référence inférieur à vingt pourcents, l'inspecteur peut, soit :
   1° proposer la récupération liée aux seules irrégularités constatées et mettre fin au contrôle ;
   2° continuer le contrôle en motivant dans son rapport les raisons justifiant cette décision.
   § 2. En cas de constat d'un pourcentage d'irrégularités dans l'échantillon de référence supérieur à vingt pourcents, l'inspecteur peut :
   1° examiner un second échantillon de référence, stratifié ou non. Dans ce cas, l'inspecteur propose la récupération liée aux seules irrégularités constatées dans les deux échantillons de référence ;
   2° au besoin, réorienter ses recherches et sélectionner de nouveaux aspects ou critères à analyser en fonction des critères retenus ;
   3° constituer un échantillon de référence extrapolable, stratifié ou non au sein de la population de référence ou de la strate de référence examinée, qui permet d'obtenir un intervalle de confiance à nonante-cinq pourcents ou plus autour de la valeur d'échantillonnage, d'une taille maximale de dix points de pourcentage.
   § 3. Si l'examen du premier échantillon de référence laisse apparaître plus de quatre-vingt pourcents d'irrégularités, l'inspecteur détermine un échantillon de référence extrapolable, et le pourcentage d'irrégularités constaté est extrapolé à l'ensemble de la population de référence ou strate de référence.
   § 4. Sans préjudice des récupérations proposées sur base des constats non extrapolables, en cas de recours à un échantillon extrapolable, l'inspecteur propose la récupération d'un montant de la subvention calculé sur base du pourcentage de la borne inférieure de l'intervalle de confiance, extrapolé à la subvention relative à la population de référence ou la strate de référence examinée.
   § 5. Lorsqu'il recourt à la méthode d'extrapolation, l'inspecteur décrit la méthodologie utilisée dans son rapport et y précise l'intervalle de confiance et la taille de l'intervalle de confiance.]1

  
Art.22/3. [1 Overeenkomstig artikel 37 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen, kan de opleidingenverstrekker het vermoeden voortvloeiend uit de extrapolatie bedoeld in de artikelen 22/1 en 22/2 omdraaien door de geldigheid van het geheel of van een deel van het percentage van de betwiste subsidie aan te tonen.]1
  
Art.22/3. [1 Conformément à l'article 37 du décret du 28 février 2019 relatif au contrôle des législations et réglementations relatives à la reconversion et au recyclage professionnels ainsi qu'à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces législations et réglementations, l'opérateur de formation peut renverser la présomption découlant de l'extrapolation visée aux articles 22/1 et 22/2 en établissant la validité de tout ou partie du pourcentage de la subvention incriminée.]1
  
HOOFDSTUK III. - Aanpassingkrediet.
CHAPITRE III. - Du crédit-adaptation.
Afdeling 1. - Criteria m.b.t. de erkenning van de opleidingen.
Section 1re. - Des critères d'agrément des formations.
Art.23. § 1. In de zin van artikel 17, § 1, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die een specifieke kwalificerende aard heeft, elke opleiding waarvan het onderwijs rechtstreeks en hoofdzakelijk van toepassing is op de actuele of volgende werkplek van de werknemer in het bedrijf en die kwalificaties voortbrengt, die weinig of niet overdraagbaar zijn in andere bedrijven of andere werkgebieden.
  Overeenkomstig artikel 17, § 2, van het decreet wordt verstaan onder omstandigheden die toelaatbaar zijn voor de specifieke opleiding, de volgende opleidingen :
  1° een opleiding gebonden aan het weer opfrissen van de bevoegdheden van de werknemer of aan de behoeften aan ruime inzetbaarheid in het bedrijf of aan een verandering van werkplek;
  2° een opleiding gebonden aan een investering of aan de uitwerking van nieuwe werkmethoden;
  3° een opleiding gebonden aan een kwaliteitsbeheersysteem volgens de internationale norm NBN ISO 9001 van 14 februari 2001;
  4° een opleiding gebonden aan een milieubeheersysteem dat verwijst naar norm NBN EN ISO 14001 van 5 april 1997 of aan het reglement SMEA volgens Verordening EG 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem;
  5° een opleiding gebonden aan een veiligheidsbeheersysteem dat verwijst naar de criterialijsten VCA (LSC), versie 2000, of naar de criterialijst BeSaCC, versie 2000, of naar norm OHSAS 18001, versie 1999;
  6° een opleiding gebonden aan een systeem voor arbeidstijdverkorting of voor de aanpassing van de arbeidsduur toegelaten door de federale Minister van Tewerkstelling.
  Elke opleiding voortvloeiend uit de noodzaak voor het bedrijf om zich aan te passen ten gevolge van de industriële, organisatie- of technologische veranderingen kan bovendien beschouwd worden als een toelaatbare omstandigheid voor de specifieke opleiding voorzover de Minister na advies van het beheerscomité van de "FOREm" instemt met de inhoud en de duur ervan.
  De opleidingen bedoeld in de punten 3° tot 5° van het vorige lid zijn één keer toelaatbaar niettegenstaande elke eventuele ontwikkeling van het betrokken systeem.
  § 2. Beschouwd wordt als collectief in de zin van artikel 17, § 2, van het decreet, de opleiding die minstens drie werknemers betreft.
  § 3. Beschouwd wordt als bedrijf in de zin van dit hoofdstuk, het bedrijf dat voldoet aan de in artikel 14 van het decreet bedoelde voorwaarden.
  Beschouwd wordt als werknemer in de zin van dit hoofdstuk, elke persoon bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet.
Art.23. § 1er. Est considérée, au sens de l'article 17, § 1er, du décret, comme formation qualifiante spécifique toute formation comprenant un enseignement directement et principalement applicable au poste actuel ou prochain du travailleur dans l'entreprise et procurant des qualifications qui sont peu ou pas transférables dans d'autres entreprises ou d'autres domaines de travail.
  En application de l'article 17, § 2, du décret, il faut considérer comme situations admissibles au titre de formation spécifique les formations suivantes :
  1° une formation liée à la remise à niveau des compétences du travailleur ou à des besoins de polyvalence au sein de l'entreprise ou à un changement de poste de travail;
  2° une formation liée à un investissement ou à la mise en place de nouvelles méthodes de travail;
  3° une formation liée à un système de management de la qualité suivant la norme internationale NBN EN ISO 9001 du 14 février 2001;
  4° une formation liée à un système de management environnemental se référant à la norme NBN EN ISO 14001 du 5 avril 1997 ou au règlement SMEA selon le Règlement CE n° 761/2001 du Parlement européen et du Conseil du 19 mars 2001 permettant la participation volontaire des organisations à un système communautaire de management environnemental et d'audit;
  5° une formation liée à un système de management de la sécurité se référant aux listes de critères VCA (LSC), version 2000, ou à la liste de critères BeSaCC, version 2000, ou encore à la norme OHSAS 18001, version 1999;
  6° une formation liée à un système de réduction ou d'aménagement du temps de travail autorisé par le Ministre fédéral de l'Emploi.
  En outre, toute formation résultant de la nécessité pour l'entreprise de s'adapter suite aux mutations industrielles, organisationnelles ou technologiques peut être considérée comme situation admissible au titre de formation spécifique pour autant que le Ministre en agrée, après avis du Comité de gestion du FOREm, le contenu et la durée.
  Les formations visées aux points 3° à 5° de l'alinéa précédent sont admissibles une seule fois nonobstant toute éventuelle évolution du système concerné.
  § 2. Est considérée comme collective, au sens de l'article 17, § 2, du décret, la formation qui concerne au moins trois travailleurs.
  § 3. Est considérée comme entreprise au sens du présent chapitre, l'entreprise qui répond aux conditions visées à l'article 14 du décret.
  Est considéré comme travailleur au sens du présent chapitre, toute personne visée à l'article 17, § 1er, alinéa 1er, du décret.
Art.24. Op voorstel van het beheerscomité van de "FOREm" wordt de toelage toegekend op grond van een overeenkomst die tussen het bedrijf en de "FOREm" gesloten is en waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd.
  Deze overeenkomst bepaalt een periode waarin alle betrokken werknemers een opleiding moeten volgen. Deze periode duurt minimum één jaar en maximum twee jaar. Ze begint op de datum van het ontvangbewijs bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid.
Art.24. La subvention est octroyée sur base d'une convention établie entre l'entreprise et le FOREm et dont le modèle est approuvé par le Ministre, sur proposition du Comité de gestion du FOREm.
  Cette convention définit une période au cours de laquelle tous les travailleurs concernés doivent être formés. Cette période a une durée minimale d'un an et maximale de deux ans. Elle débute à la date de l'accusé de réception visé à l'article 26, § 1er, 2e alinéa.
Art.25. § 1. Tijdens de duur van de overeenkomst moet het bedrijf overeenkomstig artikel 22, § 1, van het decreet minstens 80 % van het globale werknemersbestand in het Franse taalgebied behouden.
  Onder globaal werknemersbestand wordt verstaan het in voltijds uitgedrukte arbeidsplaatsen uitgedrukt aantal werknemers die ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, hierna RSZ genoemd.
  Het aantal loontrekkenden wordt op grond van de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gecontroleerd aan het einde van het trimester vóór het begin van de opleidingsperiode en aan het einde van het trimester gedurende welke de opleidingsperiode eindigt.
  § 2. Het bedrijf dat, krachtens artikel 22, § 1, van het decreet het behoud van minstens 80 % van het globale werknemersbestand aan het einde van de opleidingsperiode niet heeft kunnen waarborgen, krijgt een naar rata van het verloren werknemersbestand verminderde toelage en is verplicht de onrechtmatig gestorte sommen terug te betalen.
  Na advies van het beheerscomité van de "FOREm" kan de Minister evenwel afwijken van de toepassing van het vorige lid wanneer behoorlijk met redenen omklede uitzonderlijke omstandigheden door het bedrijf naar voren worden gebracht.
  § 3. De Minister kan ook afwijken van de toepassing van artikel 22, § 2, van het decreet wanneer de twee volgende voorwaarden worden vervuld :
  1° het bedrijf legt een herstructureringsplan goedgekeurd door de federale Minister van Tewerkstelling voor;
  2° het beheerscomité van de "FOREm" brengt een gunstig advies uit waarin het terug te betalen bedrag in voorkomend geval wordt vermeld.
Art.25. § 1er. Pendant la durée de la convention, l'entreprise doit, en application de l'article 22, § 1er, du décret, maintenir au minimum quatre vingt pour cent de l'effectif global d'emploi occupé en région de langue française.
  On entend par effectif global d'emploi le nombre de travailleurs, exprimé en équivalents temps plein, inscrits à l'Office national de Sécurité sociale, ci-après dénommé O.N.S.S.
  Le nombre de travailleurs salariés est vérifié, sur base des données contenues dans la Banque-Carrefour de la Sécurité sociale, à la fin du trimestre qui précède le début de la période de formation et à la fin du trimestre pendant lequel la période de formation se termine.
  § 2. L'entreprise qui n'a pu garantir, en application de l'article 22, § 1er, du décret, le maintien d'au moins quatre vingt pour cent de l'effectif global d'emploi au terme de la période de formation voit sa subvention diminuée au prorata de l'effectif perdu et est tenue de rembourser les sommes indûment versées.
  Toutefois, le Ministre peut, après avis du Comité de gestion du FOREm, déroger à l'application de l'alinéa précédent lorsque des circonstances exceptionnelles, dûment motivées, sont avancées par l'entreprise.
  § 3. Le Ministre peut également déroger à l'application de l'article 22, § 2, du décret, lorsque les deux conditions suivantes sont remplies :
  1° l'entreprise présente un plan de restructuration approuvé par le Ministre fédéral de l'Emploi;
  2° le Comité de gestion du FOREm remet un avis favorable, précisant, le cas échéant, le montant à rembourser.
Afdeling 2. - Procedure m.b.t. de toekenning van het aanpassingskrediet.
Section 2. - De la procédure d'octroi du crédit-adaptation.
Art.26. § 1. Het bedrijf richt zijn oorspronkelijke aanvraag vóór de aanvang van de opleiding per post, fax of e-mail aan de "FOREm".
  De "FOREm" ontvangt de aanvraag en stuurt het bedrijf een ontvangbericht binnen tien dagen.
  De "FOREm" voegt bij het ontvangbewijs een in te vullen dossier, waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd, alsmede een vademecum om het bedrijf te helpen voor het invullen van zijn dossier.
  § 2. Het dossier bevat minstens de volgende elementen :
  1° de administratieve gegevens betreffende het bedrijf, met name :
  a) de beschrijving van het bedrijf in termen van wettelijke benaming, van juridische vorm alsmede het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van de hoofdzakelijke bedrijfszetel;
  b) de identificatie van het bedrijf in termen van inschrijving bij de BTW, bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, van RZS-nummer, van bankrekeningnummer;
  c) de referentie naar de hoofdzakelijke en secundaire NACE-code;
  d) de omzet en de totale balans van het laatste boekjaar;
  e) andere informatie-elementen zoals de contactpersoon in het bedrijf alsmede zijn e-mail;
  2° een attest op erewoord dat bepaalt dat het bedrijf geen andere subsidiëring heeft voor hetzelfde voorwerp en dat het artikel [1 31.3 van de R.G.E.C.]1 in acht neemt;
  3° de identificatie van de opleidingsoperator;
  4° de motivatie van de opleidingsmethode in het bedrijf;
  5° (het opleidingsplan alsmede het desbetreffende advies uitgebracht door de Ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de representatieve werknemersorganisaties.)
  De in het vorige lid bedoelde administratieve gegevens worden medegedeeld via het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van het bedrijf.
  Wat betreft punt 5° van het eerste lid, wordt het model van het opleidingsplan vastgesteld door het beheerscomité van de "FOREm". Deze mag evenwel een opleidingsplan dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een akkoord binnen een collectieve arbeidsovereenkomst, in aanmerking nemen.
  (§ 3. Overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het decreet brengt het territoriaal bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming een met redenen omkleed advies over het opleidingsplan aan het bedrijf uit binnen twintig dagen na de zending door hem van het dossier zoals het opgemaakt is na behandeling van de aanvraag om tegemoetkoming van de onderneming. Bij gebrek aan advies binnen deze termijn wordt het geacht gunstig te zijn.)
  
Art.26. § 1er. L'entreprise adresse sa demande initiale, avant le début des formations, au FOREm par voie postale, par télécopie ou par voie électronique.
  Le FOREm réceptionne la demande et transmet à l'entreprise un accusé de réception dans les dix jours.
  Le FOREm joint à l'accusé de réception un dossier à compléter, dont le modèle est approuvé par le Ministre, ainsi qu'un vade-mecum destiné à aider l'entreprise à compléter son dossier.
  § 2. Le dossier comprend au moins les éléments suivants :
  1° les données administratives relatives à l'entreprise, notamment :
  a) la description de l'entreprise en termes de dénomination légale, de forme juridique, ainsi que l'adresse du siège social et, le cas échéant, du siège principal d'activité;
  b) l'identification de l'entreprise en termes d'inscription T.V.A., d'inscription à la Banque-Carrefour des Entreprises, de numéro O.N.S.S., de numéro de compte bancaire;
  c) la référence au code NACE principal et secondaire;
  d) le chiffre d'affaires et le bilan total du dernier exercice;
  e) d'autres éléments d'information tels que la personne de contact dans l'entreprise ainsi que son adresse électronique;
  2° une attestation sur l'honneur que l'entreprise ne bénéficie pas d'autres subventionnements pour le même objet et qu'elle respecte l'article [1 31.3 du R.G.E.C.;]1
  3° l'identification de l'opérateur de formation;
  4° la motivation de la démarche de formation de l'entreprise;
  5° (le plan de formation ainsi que l'avis y relatif remis par le conseil d'entreprise, le Comité de prévention et protection du travail ou les organisations représentatives des travailleurs).
  Les données administratives visées à l'alinéa précédent sont communiquées via le numéro d'inscription de l'entreprise à la Banque-Carrefour des Entreprises.
  En ce qui concerne le point 5° du premier alinéa, le modèle de plan de formation est établi par le Comité de gestion du FOREm. Toutefois, celui-ci peut prendre en compte un plan de formation ayant fait l'objet d'un accord au sein d'une convention collective de travail.
  § 3. (En application de l'article 19, alinéa 3 du décret, le Comité subrégional de l'Emploi et de la Formation territorialement compétent remet au FOREm son avis motivé concernant le plan de formation, dans les vingt jours à dater de l'envoi par celui-ci du dossier tel qu'établi après instruction de la demande d'intervention financière de l'entreprise. A défaut d'avis remis dans ce délai, celui-ci est considéré comme favorable.) »
  
Art.27. § 1. Op straffe van verval stuurt het bedrijf het behoorlijk ingevulde dossier per post of e-mail aan de "FOREm" binnen twee maanden na het ontvangbewijs, op straffe van uitsluiting.
  De "FOREm" bericht ontvangst van het dossier binnen tien dagen na de zending ervan, informeert, in voorkomend geval, het bedrijf over de ontbrekende gegevens en bepaalt in onderlinge overeenstemming met het bedrijf de datum waarop zijn diensten het bedrijf zullen bezoeken.
  De "FOREm" gaat in het bijzonder na of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het decreet vervuld zijn.
  Voor de toepassing van § 3 van artikel 17 wordt niet beschouwd als een dubbele subsidiëring, het optellen bij de aanpassingskrediet van een andere financieringsbron zoals de hulp toegekend door een sectoraal fonds om het deel van de kosten dat niet wordt gedekt door het aanpassingskrediet, te betalen en dit met inachtneming van [1 de R.G.E.C.]1
  § 2. Binnen veertig dagen na de overmaking van het volledige dossier brengt het uitvoerende bureau van de entiteit "Regisseur-ensemblier" van de "FOREm" krachtens artikel 20 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", zoals gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2003, een advies aan de Minister uit en stelt in geval van gunstig advies het maximaal tegemoetkomingbedrag, zijn aanrekening op de begroting alsmede de termijn waarin het bedrijf bewijsstukken overlegt, voor.
  § 3. De Minister neemt zijn beslissing en betekent ze aan het bedrijf binnen veertien dagen na ontvangst van het advies aan de "FOREm". Hij richt een afschrift van zijn beslissing aan het Bestuur en aan de "FOREm".
  
Art.27. § 1er. L'entreprise transmet, par courrier postal ou électronique, au FOREm le dossier dûment complété, dans les deux mois de l'accusé de réception, à peine de forclusion.
  Le FOREm accuse réception du dossier dans les dix jours de la transmission du dossier, informe, le cas échéant, l'entreprise des données manquantes et fixe, de commun accord avec l'entreprise, la date à laquelle ses services effectueront la visite en entreprise.
  Le FOREm vérifie tout particulièrement que les conditions visées aux articles 17 et 18 du décret sont remplies.
  Pour l'application du paragraphe 3 de l'article 17, n'est pas considéré comme double subventionnement le fait d'additionner au crédit-adaptation une autre source de financement, telle l'aide octroyée par un fonds sectoriel, de manière à couvrir la partie du coût non prise en charge par le crédit-adaptation et ce, dans le respect du [1 R.G.E.C.]1
  § 2. Dans les quarante jours à dater de la transmission du dossier complet, le Bureau exécutif de l'entité "Régisseur-Ensemblier" du FOREm remet, en vertu de l'article 20 du décret du 6 mai 1999 relatif à l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi, tel que modifié par le décret du 26 février 2003, un avis au Ministre et propose, en cas d'avis favorable, le montant maximal d'intervention, son imputation budgétaire ainsi que le délai de production par l'entreprise des pièces justificatives.
  § 3. Le Ministre prend sa décision et notifie celle-ci à l'entreprise dans les quatorze jours à dater de la réception de l'avis du FOREm. Il adresse copie de sa décision à l'Administration et au FOREm.
  
Art.28. De toelage wordt uitbetaald in twee schijven :
  1° een eerste schijf van 50 % van de toelage wordt gestort zodra de "FOREm" de door het bedrijf ondertekende overeenkomst ontvangt;
  2° het saldo aan het einde van de overeenkomst en na verificatie door de "FOREm" van de naleving van de voorwaarden van het decreet en van dit besluit.
Art.28. La subvention est liquidée en deux tranches :
  1° une première tranche de cinquante pour cent de la subvention est versée dès réception par le FOREm de la convention signée par l'entreprise;
  2° le solde au terme de la convention et après vérification par le FOREm du respect des conditions du décret et du présent arrêté.
Art. 28bis. [1 Overeenkomstig artikel 27 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, wordt de Minister van beroepsopleiding, of de bevoegde diensten die hij daartoe aanwijst, ertoe gemachtigd de onbehoorlijk aangewende subsidies terug te vorderen.]1
  
Art. 28bis. [1 En application de l'article 27 du décret du 10 avril 2003 relatif aux incitants financiers à la formation des travailleurs occupés par les entreprises, le Ministre en charge de la formation professionnelle, ou les services compétents qu'il désigne à cet effet, est habilité à récupérer les subventions indûment utilisées.]1
  
HOOFDSTUK IV. - Opvolging en evaluatie van de opleidingscheque en van het aanpassingskrediet.
CHAPITRE IV. - Du suivi et de l'évaluation du chèque-formation et du crédit-adaptation.
Art.29. Het technisch verslag bedoeld in de artikelen 13, 5°, en 23, 5°, van het decreet wordt uiterlijk op (1 mei) medegedeeld aan zijn geadresseerden alsmede aan het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique".
  Dit technisch verslag bevat met name de volgende elementen :
  1° (de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de werknemers die onder andere naar gelang van het geslacht, de leeftijd, het statuut en de woonplaats worden geïdentificeerd; deze gegevens zullen uiterlijk op 15 januari door de operatoren worden overgemaakt aan de " FOREm ". De invoering van gegevens moet verplicht verricht worden aan de hand van de door de " FOREm " ter beschikking gestelde software en met inachtneming van de eigenschappen van deze software zodat de integriteit ervan wordt behouden.)
  2° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de bedrijven die onder andere naar gelang van hun omvang, hun lokalisatie, hun domein en/of activiteitensector, en alle andere relevante elementen inzake opleidingspraktijken worden geïdentificeerd;
  3° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de opleidingsoperatoren, de opleidingen die het voorwerp uitmaken van de erkenning alsmede de algemene ontwikkeling van het opleidingsaanbod in het Franse taalgebied;
  4° elk overtuigend element in verband met andere opleidingsbeleidsvormen in het Franse taalgebied, zoals het stelsel voor de bekrachtiging van de bevoegdheden.
Art.29. Le rapport technique mentionné aux articles 13, 5°, et 23, 5°, du décret est communiqué à ses destinataires au plus tard le (1er mai) ainsi qu'à l'Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique.
  Ce rapport technique comporte, notamment, les éléments suivants :
  1° ( les données quantitatives et qualitatives relatives aux travailleurs, identifiés, entre autres, selon le sexe, l'âge, le statut et le domicile, données qui devront être fournies par les opérateurs au FOREm pour le 15 janvier au plus tard. L'encodage doit être fait obligatoirement à l'aide du logiciel mis à disposition par le FOREm et dans le respect des caractéristiques de ce logiciel de manière à en conserver toute l'intégrité;)
  2° les données quantitatives et qualitatives relatives aux entreprises, identifiées, entre autres, selon leur taille, leur localisation, leur domaine et/ou secteur d'activités, et tous autres éléments pertinents en matière de pratiques de formation;
  3° les données quantitatives et qualitatives relatives aux opérateurs de formation, aux formations faisant l'objet de l'agrément ainsi qu'à l'évolution générale de l'offre de formation en région de langue française;
  4° tout élément probant en lien avec d'autres politiques de formation en région de langue française, tel le dispositif de validation des compétences.
Art.30. De "FOREm" werkt de driemaandelijkse situatie-overzichten uit, waarin alle relevante gegevens betreffende de opleidingscheque en het aanpassingskrediet op synthetische wijze worden vermeld, die hij mededeelt aan de Minister, de Subregionale comités voor Arbeidsbemiddeling en Vorming en aan de Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest.
Art.30. Le FOREm élabore des tableaux de bord trimestriels reprenant, de manière synthétique, toutes les données relevantes concernant le chèque-formation et le crédit-adaptation, qu'il communique au Ministre, aux Comités subrégionaux de l'emploi et de la formation ainsi qu'au Conseil économique et social de la Région wallonne.
Art.31. De "FOREm" en het bestuur delen op eigen initiatief of op zijn verzoek alle gegevens betreffende ofwel de opleidingscheque, ofwel het aanpassingskrediet aan het (Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique " (Waals Instituut voor Evaluatie, Prospectie en Statistiek)) mede om hem in staat te stellen zijn opdracht i.v.m. met de meting van de voortgang van de beroepsopleiding in het Waalse Gewest te vervullen.
Art.31. Le FOREm et l'administration communiquent, d'initiative ou à sa demande, à l'(l'Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique), toutes données relatives soit au chèque-formation, soit au crédit-adaptation, afin de lui permettre de rencontrer sa mission de mesure de la progression de la formation professionnelle en Région wallonne.
Art.32. Om de modaliteiten van hun medewerking nader te bepalen werken de "FOREm" en het bestuur een protocol uit en leggen ze binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit ter goedkeuring voor aan de Minister.
Art.32. Afin de préciser les modalités de leur collaboration, le FOREm et l'Administration élaborent un protocole et, dans les trois mois à dater de l'entrée en vigueur du présent arrêté, le soumettent pour approbation au Ministre.
Art.33. [1 ...]1
  De Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest maakt (in de loop van het tweede halfjaar) de jaarlijkse evaluatie aan de Minister over, die er de Regering in kennis van stelt, overeenkomstig artikel 24, tweede lid, 2° van het decreet.
  
Art.33. [1 ...]1
  Le Conseil économique et social de la Région wallonne transmet, (dans le courant du second semestre), l'évaluation annuelle au Ministre, lequel en informe le Gouvernement, conformément à l'article 24, alinéa 2, 2°, du décret.
  
Art.34. Uiterlijk tien dagen na de inwerkingtreding van dit besluit bezorgt de "FOREm" de Minister een syntheseverslag bedoeld in artikel [1 11 van de R.G.E.C.]1
  
Art.34. Au plus tard dix jours après l'entrée en vigueur du présent arrêté, le FOREm transmet au Ministre le rapport de synthèse visé à l'article [1 11 du R.G.E.C.]1
  
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
CHAPITRE V. - Des dispositions transitoires, abrogatoires et finales.
Art.35. De in dit besluit bedoelde termijnen zijn volle dagen. De dag van de akte die het uitgangspunt van de termijn is, is niet inbegrepen. De dag van het verstrijken is in de termijn inbegrepen. Wanneer deze dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de dag van het verstrijken uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag.
Art.35. Les délais stipulés par le présent arrêté sont des jours francs. Le jour de l'acte qui est le point de départ du délai n'y est pas compris. Le jour de l'échéance est compté dans le délai. Toutefois, lorsque ce jour est un samedi, dimanche ou un jour férié légal, le jour de l'échéance est reporté au plus prochain jour ouvrable.
Art.36. De aanwijzing van de in artikel 13 bedoelde certificeerders moet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit plaatsvinden.
Art.36. La désignation des certificateurs visés à l'article 13 doit être effectuée dans les trois mois suivant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.37. Artikel 6 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding wordt aangevuld als volgt :
  "De opleidingen in bedrijven gesubsidieerd krachtens hoofdstuk II van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van dit artikel."
Art.37. L'article 6 de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 12 mai 1987 relatif à la formation professionnelle est complété comme suit :
  "Sont exclues du champ d'application du présent article les formations en entreprise subventionnées en vertu du Chapitre II du décret du 10 avril 2003 relatif aux incitants financiers à la formation des travailleurs occupés par les entreprises".
Art.38. Het besluit van de Waalse Regering van 23 juli 1998 betreffende de opleidingscheques wordt opgeheven.
  Alle erkenningen van opleidingsoperatoren die bij voornoemd besluit van 23 juli 1998 toegekend zijn en die op datum van inwerkingtreding van het decreet lopend zijn, blijven evenwel geldig tot de voorziene termijn. Alle aangekochte cheques blijven geldig tot hun vervaldatum en alle bestellingen van cheques bij de uitschrijver die aan de datum van inwerkingtreding van het decreet voorafgaan, worden betaald.
Art.38. L'arrêté du Gouvernement wallon du 23 juillet 1998 relatif aux chèques-formation est abrogé.
  Toutefois, tous les agréments d'opérateurs de formation octroyés par l'arrêté du 23 juillet 1998 précité, en cours à la date d'entrée en vigueur du décret, restent valides jusqu'au terme prévu. Tous les chèques achetés restent valides jusqu'à leur date de péremption de même que toutes les commandes de chèques auprès de l'émetteur, antérieures à la date d'entrée en vigueur du décret, sont honorées.
Art.39. Het besluit van de Waalse Regering van 3 juni 1993 tot instelling van tegemoetkomingen voor de oprichting, de uitbreiding en de omschakeling van bedrijven door de indienstneming en opleiding van werknemers te bevorderen, gewijzigd bij het decreet van 5 februari 1998 en bij de besluiten van 30 maart 1995, 20 februari 1997 en 18 december 1997 wordt opgeheven.
  De ministeriële akkoorden die toegekend zijn krachtens bovenvermeld besluit van 3 juni 1993 alsmede elke aanvraag die krachtens dat besluit ingediend is, blijven evenwel geldig tot de in de daaropvolgende overeenkomsten bedoelde termijn.
Art.39. L'arrêté du Gouvernement wallon du 3 juin 1993 instaurant des aides à la création, l'extension et la reconversion d'entreprises en favorisant l'embauche et la formation des travailleurs, modifié par le décret du 5 février 1998 ainsi que par les arrêtés des 30 mars 1995, 20 février 1997 et 18 décembre 1997, est abrogé.
  Toutefois, les accords ministériels octroyés en vertu de l'arrêté du 3 juin 1993 précité ainsi que toute demande introduite en application de celui-ci restent valides jusqu'au terme prévu dans les conventions subséquentes.
Art. 40. Het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn alsmede dit besluit treden in werking op 1 mei 2004.
Art. 40. Le décret du 10 avril 2003 relatif aux incitants financiers à la formation des travailleurs occupés par les entreprises ainsi que le présent arrêté entrent en vigueur le 1er mai 2004.