Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
7 MEI 2004. - Decreet betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-08-2004 en tekstbijwerking tot 19-12-2018)
Titre
7 MAI 2004. - Décret relatif au statut, au fonctionnement, aux tâches et aux compétences des partenariats régionaux agréés, des conseils socio-économiques de la région et des comités de concertation socio-économiques régionaux (TRADUCTION) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 25-08-2004 et mise à jour au 19-12-2018)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (60)
Texte (60)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Article 1. Le présent décret règle une matière communautaire et régionale.
Art.2. In dit decreet wordt verstaan onder :
  1° regio : het grondgebied van het geheel van aansluitende gemeenten die tot één Erkend Regionaal Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3 van onderhavig decreet behoren;
  2° de erkenning : de erkenning van een regionaal samenwerkingsverband als bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 3 van onderhavig decreet;
  3° de vereniging : de vereniging zonder winstgevend oogmerk bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 4;
  4° VDAB : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
  5° SERV : de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;
  6° sociale partners : de werkgevers-, middenstands-, landbouw- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de SERV;
  7° Minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het beleidsdomein Economie, Werkgelegenheid en Toerisme;
  8° wet van 27 juni 1921 : wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;
  9° beleidsdomein : een beleidsdomein bedoeld in [2 artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018]2;
  10° het besluit van 21 december 1988 : het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en de Beroepsopleiding;
  11° het besluit van 20 juli 1994 : het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende de erkenning en betoelaging van streekplatformen in het kader van het regionaal economisch beleid en het afsluiten van streekcharters;
  12° het besluit van 30 juni 2000 : het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen;
  13° [2 ...]2;
  14° de sociaal-economische streekontwikkeling : de streekontwikkeling op economisch vlak en op het vlak van werkgelegenheid, althans wat betreft de materies daarvan die met toepassing van het bepaalde in artikel 39 en/of in de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet ressorteren onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, evenals, de afstemming van deze materies met de aanpalende beleidsdomeinen zoals daar zijn [1 omgeving, mobiliteit,]1 welzijn en onderwijs, ressorterend onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
  15° streekpact : het document dat de sociaal-economische analyse van de Regio omvat, de integrale visie met betrekking tot de sociaal-economische streekontwikkeling weergeeft en het geheel van engagementen, strategieën en opvolgindicatoren van de actoren actief in de Regio in kaart brengt. Het document gaat uit van een evenwichtige benadering tussen de domeinen economie en werkgelegenheid en heeft oog voor de in 14° vermelde aanpalende beleidsdomeinen. Het document heeft bovendien inzonderheid aandacht voor de positie van de kansengroepen op de arbeidsmarkt.
  
Art.2. Dans le présent décret, on entend par :
  1° région : le territoire de l'ensemble de communes adjacentes appartenant à un Partenariat régional agréé, tel que visé à l'article 3 du présent décret;
  2° l'agrément : l'agrément d'un partenariat régional tel que visé au premier paragraphe de l'article 3 du présent décret;
  3° l'association : l'association sans but lucratif, visée au premier paragraphe de l'article 4;
  4° VDAB : le " Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding " (Office flamand de l'Emploi et de la Formation professionnelle);
  5° SERV : le " Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen " (Conseil socio-économique de la Flandre);
  6° partenaires sociaux : les organisations des employeurs, des classes moyennes, de l'agriculture et des travailleurs représentées au sein du SERV;
  7° Ministre : le Ministre flamand chargé du domaine politique de l'Economie, de l'Emploi et du Tourisme;
  8° loi du 27 juin 1921 : loi du 27 juin 1921 conférant la personnalité juridique aux associations sans but lucratif et aux organismes d'intérêt public;
  9° domaine politique : un domaine politique visé à l'[2 article III.1 du Décret de gouvernance du 7 décembre 2018]2;
  10° l'arrêté du 21 décembre 1988 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 1988 portant organisation de l'Office flamand de l'Emploi et de la Formation professionnelle;
  11° l'arrêté du 20 juillet 1994 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 juillet 1994 portant agrément et fixant le subventionnement des plate-formes subrégionales dans le cadre de la politique économique régionale et de la conclusion de chartes subrégionales;
  12° l'arrêté du 30 juin 2000 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 juin 2000 réglant le statut du personnel de certains organismes publics flamands;
  13° [2 ...]2;
  14° le développement régional socio-économique : le développement régional dans le domaine économique et dans le domaine de l'emploi, au moins en ce qui concerne les matières qui, en application des dispositions de l'article 39 et/ou des articles 127, 128 et 129 de la Constitution, relèvent de la compétence de la Région flamande ou de la Communauté flamande, ainsi que l'harmonisation de ces matières avec les domaines politiques connexes tels que [1 l'environnement, l'aménagement du territoire, la mobilité, ]1, le bien-être et l'enseignement, relevant de la compétence de la Région flamande ou de la Communauté flamande;
  15° pacte régional : le document comprenant l'analyse socio-économique de la Région, présentant la vision intégrale concernant le développement régional socio-économique et répertoriant l'ensemble d'engagements, stratégies et indicateurs de suivi des acteurs actifs dans la Région. Le document est basé sur une approche équilibrée entre les domaines de l'économie et de l'emploi, et tient compte des domaines politiques connexes mentionnés au point 14°. En outre, le document prête une attention particulière à la position des groupes à potentiel sur le marché du travail.
  
HOOFDSTUK II. - Erkende Regionale samenwerkingsverbanden.
CHAPITRE II. - Partenaires régionaux agréés.
Afdeling 1. - Algemeen.
Section 1re. - Généralités.
Art.3. § 1. Conform de voorwaarden en modaliteiten bepaald in onderhavig decreet, kan de Vlaamse regering overgaan tot de erkenning van de regionale samenwerkingsverbanden opgericht door en samengesteld uit vertegenwoordigers van de sociale partners, minstens twee gemeenten en één provincie en die voldoen aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8 en aan de uitvoeringsbesluiten daarvan.
  § 2. De Vlaamse regering waakt erover dat er binnen het Vlaamse Gewest ten hoogste 15 regionale samenwerkingsverbanden de erkenning bekomen.
  § 3. Vanaf datum van de erkenning is een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband, afgekort ERSV, ertoe gerechtigd zich in het rechtsverkeer te profileren onder zijn maatschappelijke naam, voorafgegaan of gevolgd door de woorden "door de Vlaamse regering Erkend Regionaal Samenwerkingsverband" en/of door de afkorting "ERSV".
  § 4. In afwijking van het bepaalde in de derde paragraaf, kan een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband er voor opteren om zich onder een andere benaming dan deze bedoeld in de derde paragraaf, in het rechtsverkeer te profileren.
  De in het eerste lid bedoelde andere benaming mag evenwel niet van aard zijn verwarring te zaaien omtrent de hoedanigheid van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband.
  In geval een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband van de in deze paragraaf bedoelde mogelijkheid gebruik wil maken, dient deze andere benaming te zijn goedgekeurd door de Vlaamse regering. Deze goedkeuring kan worden aangevraagd en verleend in het kader van de in artikel 10 bedoelde procedure.
  § 5. Alle officiële akten, officiële aankondigingen of andere officiële stukken, uitgaande van een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband moeten de in de derde of de vierde paragraaf bedoelde aanduiding vermelden.
Art.3. § 1er. Conformément aux conditions et aux modalités fixées dans le présent décret, le Gouvernement flamand peut procéder à l'agrément des partenariats régionaux créés et composés par des représentants des partenaires sociaux, d'au moins deux communes et une province et remplissant les conditions d'agrément visées aux articles 4 à 8 et à leurs arrêtés d'exécution.
  § 2. Le Gouvernement flamand veille à ce qu'au maximum 15 partenariats régionaux obtiennent l'agrément au sein de la Région flamande.
  § 3. A partir de la date d'agrément, un Partenariat régional agréé, en abrégé PRA, a le droit de se présenter dans le commerce juridique sous son nom social, précédé ou suivi par les mots " Partenariat régional agréé par le Gouvernement flamand " et/ou par l'abréviation " PRA ".
  § 4. Par dérogation aux dispositions du troisième paragraphe, un Partenariat régional agréé peut opter de se présenter sous un autre nom social que celui visé au troisième paragraphe.
  La dénomination différente visée au premier alinéa ne peut cependant jeter la confusion sur la nature du Partenariat régional agréé.
  Si un Partenariat régional agréé veut profiter de la possibilité visée au présent paragraphe, la dénomination différente doit être approuvée par le Gouvernement flamand. Cette approbation peut être demandée et accordée dans le cadre de la procédure visée à l'article 10.
  § 5. Tous les actes, annonces ou autres documents officiels émanant du Partenariat régional agréé mentionnent la dénomination visée au troisième ou quatrième paragraphe.
Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden.
Section 2. - Conditions d'agrément.
Art.4. § 1. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moet het regionaal samenwerkingsverband zijn opgericht en functioneren onder de rechtsvorm van een vereniging zonder winstoogmerk als bedoeld in de wet van 27 juni 1921 en zulks in overeenstemming met het bepaalde in de wet van 27 juni 1921.
  § 2. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moeten de statutaire en de werkelijke zetel van het regionaal samenwerkingsverband zijn gevestigd binnen het grondgebied van de Regio.
Art.4. § 1er. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, le partenariat régional doit être créé et fonctionner sous le statut d'une association sans but lucratif telle que visée dans la loi du 27 juin 1921 et conformément aux dispositions dans la loi du 27 juin 1921.
  § 2. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, le partenariat régional doit avoir établi son siège statutaire et effectif sur le territoire de la Région.
Art.5. § 1. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moeten de leden van het regionaal samenwerkingsverband bestaan uit :
  1° vertegenwoordigers van de sociale partners;
  2° twee of meerdere gemeenten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de tweede paragraaf;
  3° één provincie die voldoet aan de voorwaarden bepaald in de derde paragraaf.
  Er kunnen geen andere leden zijn dan deze opgesomd in het eerste lid.
  § 2. De twee of meerdere gemeenten bedoeld in § 1, 2°, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° hun grondgebied bevindt zich binnen de grenzen van eenzelfde provincie die deel uitmaakt van het grondgebied van het Vlaamse Gewest;
  2° een gemeente kan slechts deel uitmaken van ten hoogste één Erkend Regionaal Samenwerkingsverband.
  § 3. De provincie bedoeld § 1, in 3°, moet de provincie zijn binnen dewelke het grondgebied van de minstens twee gemeenten bedoeld in § 1, 2°, gelegen is.
Art.5. § 1er. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, le partenariat régional doit être composé :
  1° de représentants des partenaires sociaux;
  2° de deux ou plusieurs communes qui remplissent les conditions fixées au deuxième paragraphe;
  3° d'une province qui remplit les conditions fixées au troisième paragraphe.
  Il ne comprend pas d'autres membres que ceux énumérés au premier alinéa.
  § 2. Les deux ou plusieurs communes visées au § 1er, 2°, doivent remplir les conditions suivantes :
  1° leur territoire se situe à l'intérieur d'une province qui fait partie du territoire de la Région flamande;
  2° une commune ne peut faire partie d'au maximum un Partenariat régional agréé.
  § 3. La province visée au § 1er, 3°, doit être la province à l'intérieur de laquelle est situé le territoire des deux ou plusieurs communes visées au § 1er, 2°.
Art.6. § 1. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moet de vereniging zich, in algemene termen, tot maatschappelijk doel stellen, het bijdragen tot de sociaal-economische streekontwikkeling binnen een geografisch afgebakend gebied dat deel uitmaakt van Vlaanderen en zulks, inzonderheid, door het inrichten en het ondersteunen van één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio, afgekort SERR, als bedoeld in artikel 12, en één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités, afgekort RESOC, als bedoeld in artikel 18, waarvan het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband, in overeenstemming met het bepaalde in dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, de overkoepelende juridische vormgeving moet uitmaken.
  § 2. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moet de vereniging zich, in het bijzonder, volgende taken en opdrachten tot maatschappelijk doel stellen :
  1° het verzorgen van de administratieve, personele en logistieke ondersteuning van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en van de één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités die binnen haar schoot zijn ingericht;
  2° het op verzoek van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en van de één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités die binnen haar schoot zijn ingericht, verrichten van studiewerk;
  3° het op verzoek van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en van de één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités die binnen haar schoot zijn ingericht, inzamelen, verwerken en bestuderen van sociaal-economische gegevens binnen en betreffende de Regio waarbinnen het regionaal samenwerkingsverband opereert;
  4° het op grond van een of meerdere samenwerkingsovereenkomsten of -protocols instaan voor de uitwisseling van gegevens en de samenwerking op andere vlakken met andere Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden en met één of meerdere bestuursniveaus;
  5° het op verzoek van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en van de één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités die binnen haar schoot zijn ingericht, organiseren van het overleg tussen de overheden en instellingen die, binnen de Regio waarbinnen het regionaal samenwerkingsverband opereert, bevoegd zijn inzake de sociaal-economische streekontwikkeling;
  6° het nemen van alle initiatieven en het stellen van de daartoe vereiste rechtshandelingen met het oog op de juridische vormgeving van de projecten van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en de één of meerdere regionale Sociaal-economische Overlegcomités die in de schoot van het regionaal samenwerkingsverband opereren;
  7° conform de regels en gebruiken van verenigingsrecht, het vervullen van auxiliaire taken en het stellen van auxiliaire rechtshandelingen die nodig zijn voor, dan wel bijdragen tot de verwezenlijking van de taken en opdrachten vermeld in 1° tot en met 6°;
  8° het, op verzoek van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en van de één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités die binnen haar schoot zijn ingericht, nemen van alle initiatieven en het stellen van de daartoe vereiste handelingen met het oog op de ondersteuning van de missie, de visievorming en de uitvoering van de taken van de één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio en de één of meerdere regionale Sociaal-economische Overlegcomités die in de schoot van het regionaal samenwerkingsverband opereren.
  § 3. Bij besluit van de Vlaamse regering kan de lijst met taken en opdrachten bedoeld in de tweede paragraaf worden geconcretiseerd en/of gepreciseerd.
  § 4. De Vlaamse regering die een besluit als bedoeld in de derde paragraaf neemt, kan in dit besluit de termijn bepalen binnen dewelke de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden, desgevallend, met het oog op het behoud van de erkenning, moeten zijn overgegaan tot de aanpassing van hun respectievelijke statutaire maatschappelijke doelomschrijvingen.
  In een in het eerste lid bedoelde besluit kan de Vlaamse regering tevens verdere maatregelen treffen met betrekking tot de wijze waarop de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden gevolg moeten geven aan een dergelijk besluit en met betrekking tot een eventuele mededeling aan de Vlaamse regering.
Art.6. § 1er. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, l'association doit, en termes généraux, avoir pour but social la contribution au développement régional socio-économique dans une zone géographique délimitée qui fait partie de la Flandre, en organisant et en soutenant notamment un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région, en abrégé CSER, tels que visés à l'article 12, et un ou plusieurs comités de concertation socio-économiques régionaux, en abrégé COREG, tels que visés à l'article 18, dont, conformément aux dispositions du présent décret et de ses arrêtés d'exécution, le Partenariat régional agréé constitue la forme juridique coordinatrice.
  § 2. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, l'association doit notamment avoir pour but social les tâches et missions suivantes :
  1° organiser l'encadrement administratif, du personnel et logistique d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux créés au sein de celle-ci;
  2° effectuer des études sur la demande d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux créés au sein de celle-ci;
  3° collecter, traiter et étudier des données socio-économiques à l'intérieur de et concernant la Région dans laquelle le partenariat régional est actif sur la demande d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux créés au sein de celle-ci;
  4° assurer, du chef d'un ou plusieurs accords ou protocoles de coopération, l'échange de données et la coopération dans d'autres domaines avec d'autres Partenariats régionaux agréés et avec un ou plusieurs niveaux administratifs;
  5° organiser, sur la demande d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux créés au sein de celle-ci, la concertation entre les autorités et les institutions qui, à l'intérieur de la Région où le partenariat régional est actif, sont compétentes pour le développement socio-économique;
  6° prendre toutes les initiatives et passer les actes juridiques nécessaires à cet effet en vue de la spécification juridique des projets d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux actifs au sein du partenariat régional;
  7° conformément aux règles et coutumes du droit des associations, accomplir des tâches auxiliaires et passer des actes juridiques auxiliaires qui sont nécessaires pour ou qui contribuent à la réalisation des tâches et missions mentionnées aux points 1° à 6° inclus;
  8° prendre, sur la demande d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux créés au sein de celle-ci, toutes les initiatives et passer les actes nécessaires à cet effet en vue du soutien de la mission, de la constitution d'une vision et de l'exécution des tâches d'un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région et d'un ou plusieurs Comités de concertation socio-économiques régionaux actifs au sein du partenariat régional;
  § 3. Par arrêté du Gouvernement flamand, la liste des tâches et missions visées aux deuxième paragraphe peut être concrétisée et/ou précisée.
  § 4. Dans cet arrêté, le Gouvernement flamand qui prend une décision telle que visée au troisième paragraphe, peut fixer le délai dans lequel les Partenariats régionaux agréés doivent, le cas échéant, avoir procédé, en vue du maintien de l'agrément, à l'adaptation de la description de leurs buts sociaux statutaires respectifs.
  Le Gouvernement flamand peut, dans l'arrêté visé au premier alinéa, également prendre des mesures ultérieures concernant la façon dont les Partenariats régionaux agréés doivent donner suite à un tel arrêté et concernant une éventuelle communication au Gouvernement flamand.
Art.7. § 1. Rekening houdend met de sociaal-economische structuur van de Regio, motiveert het regionaal samenwerkingsverband zijn aanvraag tot erkenning, onder vermelding en toelichting van de bijdrage aan de streekontwikkeling van de Regio, op economisch vlak en op het vlak van de werkgelegenheid, die het regionaal samenwerkingsverband denkt te zullen leveren.
  § 2. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moet het regionaal samenwerkingsverband aantonen dat het zal beschikken over de nodige werkingsmiddelen, een passende administratieve en logistieke organisatie en over het nodige personeel voor de vervulling van de in artikel 6 aangegeven maatschappelijke doelstelling en de daarin begrepen taken en opdrachten.
  § 3. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, regelt elk erkend regionaal samenwerkingsverband de betrekkingen met zijn personeel in overeenstemming met het bepaalde in artikel 33 en de uitvoeringsbesluiten daarvan.
Art.7. § 1er. Eu égard à la structure socio-économique de la Région, le partenariat régional motive sa demande d'agrément, en mentionnant et en commentant la contribution au développement de la Région, dans le domaine économique et de l'emploi, envisagée par le partenariat régional.
  § 2. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, le partenariat régional doit prouver qu'il disposera des moyens de fonctionnement nécessaires, d'une organisation administrative et logistique adéquate et du personnel nécessaire pour l'accomplissement de l'objectif social visé à l'article 6 et des tâches et missions y comprises.
  § 3. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, chaque partenariat régional agréé règle les rapports avec son personnel conformément aux dispositions de l'article 33 et à ses arrêtés d'exécution.
Art.8. Met het oog op het bekomen en het behoud van de erkenning, moeten in de statuten van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband de volgende bepalingen zijn opgenomen :
  1° er moet zijn bepaald dat alle in de eerste paragraaf van artikel 5 bedoelde leden stemgerechtigd zijn binnen de algemene ledenvergadering van de vereniging;
  2° er moet zijn bepaald dat de raad van bestuur, op tripartiete wijze, wordt samengesteld uit een vertegenwoordiging van de drie fracties die in de vereniging voorkomen, te weten a) de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties vertegenwoordigd in de SERV, b) de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de SERV en c) de twee of meerdere gemeenten bedoeld in 2° van de eerste paragraaf van artikel 5 en de in 3° van de eerste paragraaf van artikel 5 bedoelde provincie, met dien verstande dat minstens één en ten hoogste drie leden wordt, respectievelijk worden, aangesteld op voordracht van de voormelde representatieve werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties, minstens één lid en ten hoogste drie leden op voordracht van de voormelde representatieve werknemersorganisaties en minstens één lid en ten hoogste zes leden op voordracht van voormelde gemeenten en provincie;
  3° er moet zijn bepaald dat, enerzijds, de raad van bestuur van de vereniging maar kan beraadslagen en beslissen, mits een aanwezigheidsquorum wordt gehaald van minstens de helft van de leden van de raad van bestuur en van minstens één lid van elk van de drie fracties bedoeld in 2°, en, anderzijds, de beslissingen van de raad van bestuur, zoveel als mogelijk, moeten worden genomen op basis van een consensus van de op een vergadering aanwezige of vertegenwoordigde leden; voor het geval er geen dergelijke consensus bereikt kan worden, moet er zijn voorzien dat de beslissingen van de raad van bestuur zullen worden genomen voorzover deze bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden in iedere fractie is genomen. Indien evenmin een meerderheid in iedere fractie wordt bereikt, neemt de raad van bestuur de beslissing bij gewone meerderheid tijdens een volgende bijeenkomst van de raad van bestuur;
  4° er moet zijn bepaald dat, enerzijds, de algemene vergadering van leden van de vereniging maar kan beraadslagen en beslissen mits een aanwezigheidsquorum van minstens de helft van de leden van de vereniging en van tenminste één lid van elk van de in 2° bedoelde drie fracties wordt gehaald en, anderzijds, de beslissingen van de algemene ledenvergadering moeten worden genomen op basis van een consensus tussen de aanwezige of vertegenwoordigde leden; voor het geval er geen dergelijke consensus bereikt kan worden, moet er zijn voorzien dat de beslissingen van de algemene ledenvergadering zullen worden genomen voorzover deze bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde leden in iedere fractie is genomen. Indien evenmin een meerderheid in iedere fractie wordt bereikt, neemt de raad van bestuur de beslissing bij gewone meerderheid tijdens een volgende bijeenkomst van de raad van bestuur;
  5° er moet zijn bepaald dat de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter aanduidt. Enkel de stemgerechtigde leden bedoeld in 2° en 3° van de eerste paragraaf van artikel 5 komen in aanmerking voor het voorzitterschap;
  6° er moet in een procedure van latere toetreding van gemeenten die erom verzoeken en die voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit decreet worden voorzien;
  7° er moet zijn bepaald dat aan het mandaat van lid van raad van bestuur van de vereniging van rechtswege een einde komt, op het ogenblik dat een einde komt aan het mandaat van het voormelde lid van de raad van bestuur als lid van een Sociaal Economische Raad van de Regio of van een Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité dat in de schoot van de vereniging is ingericht;
  8° de inhoud van het bepaalde in artikel 16 en in artikel 25 moet zijn opgenomen.
Art.8. En vue d'obtenir et de conserver l'agrément, les statuts du Partenariat régional agréé doivent comprendre les dispositions suivantes :
  1° il doit être stipulé que tous les membres visés au premier paragraphe de l'article 5 ont droit de vote au sein de l'assemblée générale de l'association;
  2° il doit être stipulé que le conseil d'administration est composé, de façon tripartite, d'une représentation des trois fractions présentes dans l'association, à savoir a) les organisations des employeurs, des classes moyennes et de l'agriculture représentées au sein du SERV, b) les organisations des travailleurs représentées au sein du SERV et c) les deux ou plusieurs communes visées au point 2° du premier paragraphe de l'article 5 et la province visée au point 3° du premier paragraphe de l'article 5, étant entendu qu'au moins un et au maximum trois membres est, respectivement sont, désigné(s) sur la proposition des organisations représentatives précitées des employeurs, des classes moyennes et de l'agriculture, au moins un et au maximum trois membres sur la proposition des organisations des travailleurs représentatives précitées et au moins un et au maximum six membres sur la proposition des communes et de la province précitées;
  3° il doit être stipulé que, d'une part, le conseil d'administration de l'association ne peut délibérer et décider que si un quorum est atteint d'au moins la moitié des membres du conseil d'administration et d'au moins un membre de chacune des trois fractions visées au point 2°, et que d'autre part, les décisions du conseil d'administration doivent être prises le plus possible sur la base d'un consensus entres les membres présents ou représentés d'une réunion; au cas où un tel consensus ne pourrait pas être atteint, il doit être prévu que les décisions du conseil d'administration seront prises pour autant que celles-ci sont prises à la majorité des voix des membres présents ou représentés de chaque fraction. Si une majorité n'est pas atteinte non plus dans chaque fraction, le conseil d'administration prend la décision à la majorité simple pendant la réunion suivante de celui-ci;
  4° il doit être stipulé que, d'une part, l'assemblée générale des membres de l'association ne peut délibérer et décider que si un quorum est atteint d'au moins la moitié des membres de l'association et d'au moins un membre de chacune des trois fractions visées au point 2°, et que d'autre part, les décisions de l'assemblée générale doivent être prises le plus possible sur la base d'un consensus entres les membres présents ou représentés; au cas où un tel consensus ne pourrait pas être atteint, il doit être prévu que les décisions de l'assemblée générale seront prises pour autant que celles-ci sont prises à la majorité des voix des membres présents ou représentés de chaque fraction. Si une majorité n'est pas atteinte non plus dans chaque fraction, le conseil d'administration prend la décision à la majorité simple pendant la réunion suivante de celui-ci;
  5° il doit être stipulé que le conseil d'administration désigne un président parmi ses membres. Seuls les membres ayant droit de vote, visés aux points 2° et 3° du premier paragraphe de l'article 5, sont éligibles à la présidence;
  6° une procédure d'adhésion ultérieure doit être prévue pour les communes qui en font la demande et remplissent les conditions visées au présent décret;
  7° il doit être stipulé que le mandat de membre du conseil d'administration de l'association se termine de plein droit au moment où se termine le mandat du membre précité du conseil d'administration en tant que membre d'un Conseil socio-économique de la Région ou d'un Comité de Concertation socio-économique régional créé au sein de l'association;
  8° le contenu des dispositions de l'article 16 et de l'article 25 doit être repris.
Art.9. § 1. Een erkend regionaal samenwerkingsverband kan één of meer nieuwe leden die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 5 toelaten.
  Onder voorbehoud van het bepaalde in de tweede paragraaf van artikel 11, laat de toelating van één of meer nieuwe leden als bedoeld in het eerste lid, de erkenning van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband onverlet.
  § 2. Met het oog op het behoud van de erkenning, worden de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden onderworpen aan een jaarlijkse rapporteringsplicht waarvan de voorwaarden en modaliteiten nader worden geregeld door de Vlaamse regering.
Art.9. § 1er. Un partenariat régional agréé peut admettre un ou plusieurs nouveaux membres remplissant les conditions visées au premier paragraphe de l'article 5.
  Sous réserve des dispositions dans le deuxième paragraphe de l'article 11, l'admission d'un ou plusieurs nouveaux membres tels que visés au premier alinéa ne porte pas atteinte à l'agrément du Partenariat régional agréé.
  § 2. En vue de conserver l'agrément, les Partenariats régionaux agréés doivent établir un rapport annuel dont les conditions et modalités sont précisées par le Gouvernement flamand.
Afdeling 3. - Procedure van erkenning.
Section 3. - Procédure d'agrément.
Art.10. § 1. Teneinde de erkenning te bekomen, is de door de oprichters van de vereniging daartoe aangeduide gevolmachtigde persoon ertoe gehouden om binnen de twee maanden na datum van de oprichting van het regionaal samenwerkingsverband, een aanvraag in te dienen bij de Vlaamse regering.
  § 2. Aan de aanvraag bedoeld in de eerste paragraaf wordt een dossier gehecht dat volgende documenten omvat :
  1° kopie van de oprichtingsakte en van de statuten van de vereniging;
  2° kopie van de volmacht van de in de eerste paragraaf bedoelde persoon die namens de vereniging de aanvraag tot erkenning verricht;
  3° een financieel plan waarin de oprichters een prognose inzake de inkomsten en uitgaven voor het eerste werkjaar van de vereniging, te rekenen vanaf de erkenning, schetsen;
  4° een personeelsplan;
  5° een beschrijving van de passende administratieve en logistieke organisatie bedoeld in de tweede paragraaf van artikel 7;
  6° een kopie van het register van de leden van de vereniging;
  7° een opgave van de samenstelling van de raad van bestuur;
  8° de identiteit van de dagelijks bestuurder;
  9° een schriftelijke motivatie tot het bekomen van een erkenning die rekening houdt met de sociaal-economische structuur van de Regio en die minstens een toelichting over de bijdrage aan de sociaal-economische streekontwikkeling van de Regio die het Regionaal Samenwerkingsverband zal leveren, vermeldt;
  10° in welke procedure desgevallend voorzien wordt bij de getrapte vertegenwoordiging van de lokale besturen.
  § 3. De Vlaamse regering doet uitspraak over de in de eerste paragraaf bedoelde aanvraag binnen de vier maanden na de datum waarop deze aanvraag en het dossier bedoeld in de tweede paragraaf werden ingediend.
  Indien de Vlaamse regering binnen de in het eerste lid bepaalde termijn geen uitspraak heeft gedaan, wordt de erkenning verondersteld te zijn verleend.
  § 4. In geval het Regionaal Samenwerkingsverband nog geen rechtspersoonlijkheid bekomen heeft op het moment van de indiening van het erkenningsdossier, wordt de erkenning verleend onder de opschortende voorwaarde dat de vereniging in de schoot waarvan het regionaal samenwerkingsverband is opgericht, de rechtspersoonlijkheid bekomt.
  § 5. De Vlaamse regering kan nadere regels inzake de erkenning en de erkenningsaanvraag en -procedure vaststellen.
Art.10. § 1er. Afin d'obtenir l'agrément, la personne mandatée, désignée à cet effet par les créateurs de l'association, est tenue d'introduire une demande auprès du Gouvernement flamand dans les deux mois de la date de la création du partenariat régional.
  § 2. La demande, visée au premier paragraphe, s'accompagne d'un dossier contenant les documents suivants :
  1° une copie de l'acte constitutif et des statuts de l'association;
  2° une copie du mandat de la personne visée au premier paragraphe qui fait la demande d'agrément au nom de l'association;
  3° un plan financier dans lequel les créateurs font un pronostic quant aux recettes et dépenses pour le premier exercice de l'association, à compter depuis son agrément;
  4° un plan du personnel;
  5° une description de l'organisation administrative et logistique adéquate, visée au deuxième paragraphe de l'article 7;
  6° une copie du registre des membres de l'association;
  7° la composition du conseil d'administration;
  8° l'identité de la personne chargée de la gestion journalière;
  9° une motivation écrite d'obtenir un agrément tenant compte de la structure socio-économique de la Région et commentant au moins la contribution au développement socio-économique de la Région apportée par le Partenariat régional;
  10° la procédure prévue en cas de la représentation échelonnée des administrations locales.
  § 3. Le Gouvernement flamand se prononce sur la demande visée au premier paragraphe dans les quatre mois de la date à laquelle la demande et le dossier visé au deuxième paragraphe étaient introduits.
  Si le Gouvernement flamand ne s'est pas prononcé dans le délai fixé au premier alinéa, l'agrément est censé être accordé.
  § 4. Au cas où le Partenariat régional n'aurait pas encore obtenu la personnalité juridique au moment de l'introduction du dossier d'agrément, l'agrément est accordé sous la condition suspensive que l'association au sein de laquelle le partenariat régional est créé, obtient la personnalité juridique.
  § 5. Le Gouvernement flamand peut fixer les modalités relatives à l'agrément et à la demande et procédure d'agrément.
Afdeling 4. - Verval of herroeping van de erkenning.
Section 4. - Nullité ou révocation de l'agrément.
Art.11. § 1. De erkenning van een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband vervalt van rechtswege op het ogenblik van de nietigverklaring of de gerechtelijke of vrijwillige ontbinding van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband.
  § 2. De Vlaamse regering kan beslissen tot de herroeping van de erkenning van een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband dat, hetzij niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 tot en met 9, hetzij de daarin of in de uitvoeringsbesluiten daarvan opgelegde verplichtingen niet naleeft.
  De Vlaamse regering die tot de vaststelling komt dat een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband niet langer voldoet aan één of meerdere van de in artikelen 4 tot en met 9 bedoelde voorwaarden, dan wel de daarin of in de uitvoeringsbesluiten daarvan opgelegde verplichtingen niet naleeft, kan aan dit samenwerkingsverband een termijn toekennen om aan deze situatie te verhelpen. Bij het verstreken zijn van deze termijn, dient het samenwerkingsverband aan de Vlaamse regering het bewijs te hebben geleverd dat tot de regularisering van de situatie is overgegaan. Bij ontstentenis van een dergelijke bewijslevering beslist de Vlaamse regering tot de herroeping van de erkenning.
  § 3. De Vlaamse regering kan de procedure inzake de herroeping van de erkenning aan nadere regels onderwerpen.
Art.11. § 1er. L'agrément d'un Partenariat régional agréé est supprimé de plein droit au moment de l'annulation ou de la dissolution judiciaire ou volontaire du Partenariat régional agréé.
  § 2. Le Gouvernement flamand peut décider de révoquer l'agrément d'un Partenariat régional agréé qui soit ne remplit plus les conditions visées aux articles 4 à 9 inclus, soit ne respecte pas les obligations imposées dans les articles précités ou dans leurs arrêtés d'exécution.
  Si le Gouvernement flamand constate qu'un Partenariat régional agréé ne remplit plus une ou plusieurs conditions visées aux articles 4 à 9 inclus, ou ne respecte pas les obligations imposées dans les articles précités ou dans leurs arrêtés d'exécution, il peut accorder à ce partenariat un délai lui permettant de remédier à cette situation. A l'expiration de ce délai, le partenariat doit avoir prouvé au Gouvernement flamand qu'il est procédé à la régularisation de la situation. Faute d'une telle justification, le Gouvernement flamand décide de révoquer l'agrément.
  § 3. Le Gouvernement flamand peut préciser les modalités de la procédure relative à la révocation de l'agrément.
HOOFDSTUK III. - De Sociaal-Economische Raden van de Regio's.
CHAPITRE III. - Les Conseils socio-économiques des Régions.
Afdeling 1. - Inrichting, taken en bevoegdheden.
Section 1re. - Organisation, tâches et compétences.
Art.12. Binnen elk Erkend Regionaal Samenwerkingsverband worden, conform de voorwaarden en modaliteiten bepaald in dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, één of meerdere Sociaal-Economische Raden van de Regio, afgekort SERR, ingericht.
Art.12. Au sein de chaque Partenariat régional agréé sont créés un ou plusieurs Conseils socio-économiques de la Région, en abrégé CSER, conformément aux conditions et modalités fixées dans le présent décret et ses arrêtés d'exécution.
Art.13. § 1. Onverminderd het bepaalde in andere decreten en/of uitvoeringsbesluiten daarvan, hebben de Sociaal-Economische Raden van de Regio tot taak het verlenen van advies omtrent alle aangelegenheden inzake economisch beleid en/of inzake werkgelegenheidsbeleid, die worden voorgelegd door hetzij de Vlaamse regering, hetzij de provincie of een gemeente die lid is van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband van de Regio in de schoot waarvan de betreffende Sociaal-Economische Raad van de Regio is ingericht, hetzij door de federale regering voor die thema's inzake sociaal-economische streekontwikkeling waaromtrent de Vlaamse regering een samenwerkingsovereenkomst met de federale regering gesloten heeft.
  § 2. Bij besluit van de Vlaamse regering kan de opdracht bedoeld in het eerste lid nader worden geconcretiseerd en gepreciseerd.
  § 3. De Sociaal-Economische Raden van de Regio beschikken over een algemene bevoegdheid tot het plegen van sociaal overleg, op eigen initiatief of op verzoek van één van hun leden, over alle aangelegenheden als bedoeld in artikel 39 en in de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet, die een sociaal-economische dimensie hebben en die relevant zijn binnen de Regio in de schoot waarvan de betreffende Sociaal-Economische Raad van de Regio is ingericht, ressorterend onder de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap.
  Een sociaal overleg als bedoeld in het eerste lid kan resulteren in een formeel standpunt van de betreffende Sociaal-Economische Raad van de Regio.
Art.13. § 1er. Sans préjudice des dispositions dans d'autres décrets et/ou leurs arrêtés d'exécution, les Conseils socio-économiques de la Région ont pour mission de rendre des avis concernant toutes les matières relatives à la politique économique et/ou à la politique de l'emploi, soumises soit par le Gouvernement flamand, soit par la province ou une commune membre d'un Partenariat régional agréé de la Région au sein duquel le Conseil socio-économique de la Région est créé, soit par le Gouvernement fédéral pour les thèmes concernant le développement régional socio-économique faisant l'objet d'un accord de coopération conclu entre le Gouvernement flamand a conclu et le Gouvernement fédéral.
  § 2. Par arrêté du Gouvernement flamand, la mission visée au premier alinéa peut être concrétisée et précisée.
  § 3. Les Conseils socio-économiques de la Région disposent d'une compétence générale d'organiser la concertation sociale, d'initiative ou sur la demande d'un de leurs membres, en ce qui concerne toute matière telle que visée à l'article 39 et aux articles 127, 128 et 129 de la Constitution, qui a une dimension socio-économique et qui est pertinente dans la Région au sein de laquelle le Conseil socio-économique de la Région est établi, relevant des compétences de la Région flamande ou de la Communauté flamande.
  La concertation sociale telle que visée au premier alinéa peut résulter en un point de vue formel du Conseil socio-économique de la Région concerné.
Art.14. § 1. Een advies bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 13 wordt binnen de twee maanden vanaf de aanvraag verstrekt.
  In geval van hoogdringendheid, die gemotiveerd wordt, kan de adviesaanvrager de in het eerste lid bedoelde termijn inkorten, zonder dat deze termijn evenwel minder dan 14 werkdagen mag bedragen.
  § 2. De adviesaanvrager kan een laattijdig advies als onbestaande beschouwen.
  § 3. De instantie die om een advies of tot het plegen van sociaal overleg heeft verzocht, kan gemotiveerd afwijken van de in de eerste paragraaf van artikel 13 bedoelde adviezen, evenals van de op grond van het sociaal overleg bedoeld in de derde paragraaf van artikel 13 ingenomen standpunten, en informeert de betreffende Sociaal-Economische Raad van de Regio hierover.
Art.14. § 1er. Les avis visés au premier paragraphe de l'article 13 sont rendus dans les deux mois de la demande.
  En cas d'urgence motivée, le demandeur d'avis peut réduire le délai visé au premier alinéa, sans qu'il puisse être inférieur à 14 jours ouvrables.
  § 2. Le demandeur d'avis peut considérer un avis tardif comme inexistant.
  § 3. L'instance qui a demandé de rendre un avis ou d'organiser la concertation sociale, peut, moyennant motivation, déroger aux avis visés au premier paragraphe de l'article 13, ainsi qu'aux points de vue adoptés sur la base de la concertation sociale visée au troisième paragraphe de l'article 13, et en informe le Conseil socio-économique de la Région.
Art.15. Onverminderd de in de eerste paragraaf van artikel 13 bedoelde opdracht, kan een Sociaal-Economische Raad van de Regio, op verzoek van de Vlaamse regering, de Minister of de provincie of een gemeente die lid is van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband van de Regio, dan wel op eigen initiatief, beleidsvoorbereidend advies uitbrengen, aanbevelingen doen en/of standpunten innemen.
Art.15. Sans préjudice de la mission visée au premier paragraphe de l'article 13, le Conseil socio-économique de la Région peut, d'initiative ou sur la demande du Gouvernement flamand, du Ministre ou de la province ou commune membre d'un Partenariat régional agréé de la Région, émettre des avis préparatoires à la politique, faire des recommandations et/ou adopter des points de vue.
Afdeling 2. - Samenstelling.
Section 2. - Composition.
Art.16. § 1. De statuten van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband voorzien in regels inzake de samenstelling van en de besluitvorming op het niveau van de Sociaal-Economische Raden van de Regio die beantwoorden aan het bepaalde in de paragrafen 2 tot en met 8.
  § 2. De in de § 1 bedoelde regels voorzien ten minste dat de Sociaal-Economische Raden van de Regio worden samengesteld uit volgende stemgerechtigde leden die worden aangesteld en/of ontslagen conform het bepaalde in de derde paragraaf :
  1° acht leden en een gelijk aantal plaatsvervangers die door de SERV, worden aangesteld namens de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties vertegenwoordigd in de SERV;
  2° acht leden en een gelijk aantal plaatsvervangers die door de SERV, worden aangesteld namens de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de SERV. Elke werknemersorganisatie die in de SERV is vertegenwoordigd, heeft recht om minstens één lid aan te stellen.
  Onverminderd het bepaalde in 2° van het eerste lid, geschiedt de aanstelling van de in 2° van het eerste lid bedoelde leden, rekening houdend met het totaal aantal stemmen behaald tijdens de meest recente verkiezingen van de comités voor preventie en bescherming op het werk. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het stemmenaantal behaald bij het onderwijs. De berekening van het aantal mandaten per werknemersorganisatie gebeurt volgens de techniek van de evenredige vertegenwoordiging.
  § 3. Inzake de aanstelling van de leden van de Sociaal-Economische Raad van de Regio en van hun plaatsvervangers is [1 artikel III.44 tot en met III.47 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018]1 van toepassing.
  § 4. De SERV deelt de identiteit van de door haar aangestelde leden en plaatsvervangers van de Sociaal-Economische Raad van de Regio mee aan de raad van bestuur van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband in de schoot waarvan de voormelde Sociaal-Economische Raad van de Regio opereert, met het verzoek om op formele wijze akte van deze mededeling te willen nemen.
  § 5. De leden van de Sociaal-Economische Raad van de Regio worden aangesteld voor een bepaalde termijn van zes jaar.
  § 6. In geval de uitslag van de in het tweede lid van de tweede paragraaf bedoelde verkiezingen, noopt tot een vervanging van één of meerdere van de in 2° van het eerste lid van de tweede paragraaf bedoelde leden, gaat de SERV, op voorstel van de in 2° van het eerste lid van de tweede paragraaf bedoelde organisaties, binnen het jaar na het plaats hebben gevonden van de bedoelde verkiezingen, over tot een dergelijke vroegtijdige vervanging.
  De met toepassing van het eerste lid nieuw aangestelde leden worden aangesteld voor een duurtijd gelijk aan hetzij het resterend deel van de periode van zes jaar waarvoor de leden die zij gaan vervangen, werden aangesteld, in welk geval zij na het verstreken zijn van deze duurtijd, kunnen worden heraangesteld namens de in 2° van het eerste lid van de tweede paragraaf bedoelde organisaties, hetzij voor een periode die verstrijkt bij de volgende verkiezingen als bedoeld in het tweede lid van de tweede paragraaf.
  Een heraanstelling als bedoeld in het tweede lid geldt hetzij voor een periode van zes jaar, hetzij, indien opnieuw het bepaalde in het eerste lid moet worden toegepast, voor een periode die verstrijkt bij de volgende verkiezingen als bedoeld in het tweede lid van de tweede paragraaf.
  Van enige in het eerst lid bedoelde wijziging wordt melding gemaakt conform het bepaalde in de § 3.
  § 7. De leden van de Sociaal-Economische Raden van de Regio en hun plaatsvervangers kunnen door de SERV vroegtijdig worden ontslagen.
  De leden van de Sociaal-Economische Raden van de Regio en hun plaatsvervangers kunnen ook te allen tijde vrijwillig ontslag nemen.
  Het lid van een Sociaal-Economische Raad van de Regio dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de vervanging van het effectieve lid is voorzien met naleving van hetgeen is bepaald in de tweede paragraaf, dan wel tot het verstreken zijn van de duurtijd van het mandaat van het lid dat werd vervangen.
  Van een wijziging in de samenstelling van een Sociaal-Economische Raad van de Regio die plaats vindt met toepassing van het bepaalde in deze paragraaf, wordt melding gemaakt conform het bepaalde in de derde paragraaf.
  § 8. Het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raden van de Regio is onverenigbaar met elk van de volgende mandaten en/of ambten :
  1° lid van het Europees Parlement;
  2° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
  3° lid van de Senaat;
  4° lid van het Vlaams Parlement of de Brusselse Hoofdstedelijke Raad;
  5° het ambt van federaal minister of minister van een deelstatenregering;
  6° staatssecretaris;
  7° lid van een kabinet van een, desgevallend, onder 1° tot en met 6° bedoelde leden;
  8° het mandaat van lid van de bestendige deputatie van de provincie bedoeld in 3° van de eerste paragraaf van artikel 5;
  9° het mandaat van lid van het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten bedoeld in 2° van de eerste paragraaf van artikel 5.
  
Art.16. § 1er. Les statuts du Partenariat régional agréé prévoient des règles relatives à la composition de et à la prise de décision au niveau des Conseils socio-économiques de la Région qui remplissent les dispositions visées au paragraphes 2 à 8 inclus.
  § 2. Les règles visées au § 1er prévoient au moins que les Conseils socio-économiques de la Région se composent des membres suivants ayant voix délibérative, désignés et/ou licenciés conformément aux dispositions du troisième paragraphe :
  1° huit membres et un nombre égal de suppléants désignés par le SERV au nom des organisations des employeurs, des classes moyennes et de l'agriculture représentées au sein du SERV;
  2° huit membres et un nombre égal de suppléants désignés par le SERV au nom des organisations des travailleurs représentées au sein du SERV. Chaque organisation des travailleurs représentée au sein du SERV, a le droit de désigner au moins un membre.
  Sans préjudice des dispositions du point 2° du premier alinéa, la désignation des membres visés au point 2° du premier alinéa se fait en tenant compte du nombre total des voix obtenues pendant les élections les plus récentes des comités de prévention et de protection au travail. Il n'est pas tenu compte du nombre de voix obtenu dans l'enseignement. Le calcul du nombre de mandats par organisation des travailleurs se fait selon la technique de la représentation proportionnelle.
  § 3. Pour ce qui est de la désignation des membres du Conseil socio-économique de la Région et de leurs suppléants, [1 les articles III.44 à III.47 du Décret de gouvernance du 7 décembre 2018 sont d'application]1.
  § 4. Le SERV informe le conseil d'administration du Partenariat régional agréé au sein duquel opère le Conseil socio-économique de la Région précité de l'identité des membres et suppléants du Conseil socio-économique de la Région désignés par lui, avec la demande de prendre formellement acte de cette notification.
  § 5. Les membres du Conseil socio-économique de la Région sont désignés pour un délai déterminé de six ans.
  § 6. Au cas où les résultats des élections visées au deuxième alinéa du deuxième paragraphe nécessiteraient le remplacement d'un ou plusieurs membres visés au point 2° du premier alinéa du deuxième paragraphe, le SERV procède, sur la proposition des organisations visées au point 2° du premier alinéa du deuxième paragraphe, à un tel remplacement anticipé dans l'année suivant les élections visées.
  Les membres nouvellement désignés par application du premier alinéa sont désignés pour une période égale à soit la partie restante de la période de six ans pour laquelle les membres qu'ils vont remplacer étaient désignés; dans ce cas ils peuvent, à l'issue de cette période, à nouveau être désignés au nom des organisations visées au point 2° du premier alinéa du deuxième paragraphe. Soit ils sont désignés pour une période qui se termine lors des élections suivantes telles que visées aux deuxième alinéa du deuxième paragraphe.
  Une nouvelle désignation telle que visée au deuxième alinéa vaut soit pour une période de six ans, soit, si les dispositions du premier alinéa doivent à nouveau être appliquées, pour une période qui se termine lors des élections suivantes telles que visées aux deuxième alinéa du deuxième paragraphe.
  Toute modification visée au premier alinéa est mentionnée conformément aux dispositions du § 3.
  § 7. Les membres des Conseils socio-économiques de la Région et leurs suppléants peuvent être licenciés prématurément par le SERV.
  Les membres des Conseils socio-économiques de la Région et leurs suppléants peuvent également démissionner volontairement à tout moment.
  Le membre du Conseil socio-économique de la Région qui arrête à exercer son mandat prématurément est remplacé par son suppléant jusqu'à ce que le remplacement du membre effectif est pourvu tout en respectant les dispositions du deuxième paragraphe, ou jusqu'à ce que la durée du mandat du membre remplacé est terminée.
  Une modification de la composition d'un Conseil socio-économique de la Région qui a lieu en application des dispositions du présent paragraphe, est mentionnée conformément aux dispositions du troisième paragraphe.
  § 8. La qualité de membre des Conseils socio-économiques de la Région est incompatible avec chacun ou chacune des mandats et /ou fonctions suivant(e)s :
  1° membre du Parlement européen :
  2° membre de la Chambre des Représentants;
  3° membre du Sénat;
  4° membre du Parlement flamand ou du Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale;
  5° la fonction de ministre fédéral ou ministre d'un gouvernement d'un Etat fédéré;
  6° secrétaire d'Etat;
  7° membre d'un cabinet d'un des membres, le cas échéant, visés aux points 1° à 6° inclus;
  8° le mandat de membre de la députation permanente de la province visée au point 3° du premier paragraphe de l'article 5;
  9° le mandat de membre du collège des bourgmestre et échevins des communes visées au point 2° du premier paragraphe de l'article 5.
  
Afdeling 3. - Huishoudelijk reglement.
Section 3. - Règlement d'ordre intérieur.
Art.17. § 1. Elke Sociaal-Economische Raad van de Regio stelt, met eenparigheid van stemmen van al zijn leden en rekening houdend met het bepaalde in dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, een huishoudelijk reglement omtrent zijn werking op.
  Met de in het eerste lid bepaalde eenparigheid kan de Sociaal-Economische Raad van de Regio wijzigingen aan het in het eerste lid bedoelde huishoudelijk reglement aanbrengen.
  § 2. Het in de eerste paragraaf bedoelde huishoudelijk reglement voorziet ten minste in volgende regels :
  1° regels inzake de aanduiding van een voorzitter en een ondervoorzitter, waarbij wordt bepaald dat in geval de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad van de Regio een lid is dat is aangesteld door de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties vertegenwoordigd in de SERV, de ondervoorzitter een lid moet zijn dat is aangesteld door de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de SERV, en omgekeerd;
  2° de bevoegdheden van de voorzitter en de ondervoorzitter;
  3° de wijze van bijeenroeping van vergaderingen van de raad;
  4° regels inzake de agenda van de vergaderingen;
  5° de voorwaarden waaronder de leden zich kunnen laten vervangen of vertegenwoordigen;
  6° de wijze waarop deskundigen kunnen worden geraadpleegd;
  7° de wijze waarop tijdelijke en permanente werkgroepen kunnen worden opgericht;
  8° de periodiciteit van de vergaderingen;
  9° de wijze van beraadslaging en besluitvorming;
  10° de bekendmaking van de handelingen.
  § 3. Het in de eerste paragraaf bedoelde huishoudelijk reglement, alsmede enige wijziging daaraan, wordt door toedoen van de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad van de Regio ter kennis gebracht van de Vlaamse regering.
Art.17. § 1er. Chaque Conseil socio-économique de la Région établit, à l'unanimité des voix et tenant compte des dispositions du présent décret et de ses arrêtés d'exécution, un règlement d'ordre intérieur concernant son fonctionnement.
  Le Conseil socio-économique de la Région peut apporter, à l'unanimité fixée au premier alinéa, des modifications au règlement d'ordre intérieur visé au premier alinéa.
  § 2. Le règlement d'ordre intérieur visé au premier paragraphe prévoit au moins les règles suivantes :
  1° des règles concernant la désignation d'un président et d'un vice-président, stipulant qu'au cas où le président du Conseil socio-économique de la Région serait un membre désigné par les organisations des employeurs, des classes moyennes et de l'agriculture représentées au sein du SERV, le vice-président doit être un membre désigné par les organisations des travailleurs représentées au sein du SERV, et vice versa;
  2° les compétences du président et du vice-président;
  3° le mode de convocation des réunions du conseil;
  4° des règles relatives à l'ordre du jour des réunions;
  5° les conditions auxquelles les membres peuvent se faire remplacer ou représenter;
  6° la façon dont les experts peuvent être consultés;
  7° la façon dont les groupes de travail temporaires et permanents peuvent être établis;
  8° la périodicité des réunions;
  9° le mode de délibération et de prise de décision;
  10° la publication des actes.
  § 3. Le règlement d'ordre intérieur visé au premier paragraphe, ainsi que toute modification y apportée, est notifié au Gouvernement flamand par le président du Conseil socio-économique de la Région.
HOOFDSTUK IV. - De Regionale Sociaal-economische Overlegcomités.
CHAPITRE IV. - Les Comités de Concertation socio-économiques régionaux.
Afdeling 1. - Inrichting, taken en bevoegdheden.
Section 1re. - Organisation, tâches et compétences.
Art.18. Binnen elk Erkend Regionaal Samenwerkingsverband worden, conform de voorwaarden en modaliteiten bepaald in dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, één of meerdere Regionale Sociaal-economische Overlegcomités, afgekort RESOC, ingericht.
Art.18. Au sein de chaque Partenariat régional agréé sont créés un ou plusieurs Comités de Concertation socio-économiques régionaux, en abrégé COREG, conformément aux conditions et modalités fixées dans le présent décret et ses arrêtés d'exécution.
Art.19. § 1. Onverminderd het bepaalde in andere decreten en uitvoeringsbesluiten daarvan, vindt binnen elk Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité het overleg tussen de sociale partners, de gemeentebesturen en het provinciebestuur inzake de sociaal-economische streekontwikkeling plaats.
  (Een nader overleg vindt verplicht plaats over het voornemen van een gemeente, een provincie, of een daarvan afhangende rechtspersoon, om deel te nemen aan een Brownfieldproject, als bedoeld in artikel 3 van het decreet van 21 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten. Het overleg streeft naar een in consensus en unanimiteit geformuleerd voorstel over ten minste :
  1° de doelstellingen en de methodologie van het Brownfieldproject;
  2° de wijze van terugkoppeling, door het betrokken bestuur, over de voortgang van het Brownfieldproject.
  Bij het in het tweede lid bedoelde nader overleg worden de erkende milieu- en natuurverenigingen als overlegpartner betrokken.)
  § 2. Naast het overleg bedoeld in de eerste paragraaf, kan binnen elk Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van zijn leden, nader overleg plaatsvinden over alle bovenlokale en lokale beleidsaangelegenheden die een sociaal-economische dimensie hebben.
Art.19. § 1er. Sans préjudice des dispositions d'autres décrets et leurs arrêtés d'exécution, la concertation entre les partenaires sociaux, les administrations communales et l'administration provinciale concernant le développement régional socio-économique a lieu au sein de chaque Comité de Concertation socio-économique régional.
  (Une concertation ultérieure a obligatoirement lieu au sujet de l'intention d'une commune, d'une province, ou d'une personne morale qui en relève, de participer à un projet Brownfield, tel que visé à l'article 3 du décret du 21 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield. La concertation vise à obtenir une proposition formulée en consensus et à l'unanimité, sur au moins :
  1° les objectifs et la méthodologie du projet Brownfield;
  2° la manière dont l'administration concernée rend compte de la progression du projet Brownfield.
  Les associations écologiques agréées sont invitées en tant que partenaires dans la concertation ultérieure, visée au deuxième alinéa.)
  § 2. Outre la concertation visée au premier paragraphe, une concertation supplémentaire peut avoir lieu au sein de chaque Comité de Concertation socio-économique régional, soit d'initiative, soit sur la demande d'un des membres, concernant toute matière politique supralocale et locale ayant une dimension socio-économique.
Art.20. Op verzoek van de Vlaamse regering of van de Minister kan een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité, al dan niet in samenwerking met één of meerdere andere Regionale Sociaal-economisch Overlegcomités, beleidsvoorbereidende adviezen inzake de sociaal-economische streekontwikkeling in de Regio of, naargelang het geval, in meerdere regio's samen, uitbrengen.
Art.20. Sur la demande du Gouvernement flamand ou du Ministre, un Comité de Concertation socio-économique régional peut émettre, en collaboration ou non avec un ou plusieurs autres Comités de Concertation socio-économiques régionaux, des avis préparatoires à la politique concernant le développement régional socio-économique dans la Région, ou, selon le cas, dans plusieurs régions.
Art.21. § 1. Binnen elk Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité vindt het overleg tussen de overheden en instellingen die binnen hun werkgebied bevoegd zijn inzake de sociaal-economische streekontwikkeling plaats.
  § 2. Wanneer het overleg dat binnen het Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité resulteert in een in consensus en unanimiteit geformuleerd voorstel, engageren alle stemgerechtigde leden zich tot de uitvoering van wat unaniem werd afgesproken. Deze consensus bindt de stemgerechtigde leden voor hun respectieve organisatie of bestuur, tenzij afspraken gemaakt werden inzake getrapte vertegenwoordiging, waarbij het betreffende bestuur meerdere besturen kan binden.
Art.21. § 1er. Au sein de chaque Comité de Concertation socio-économique régional a lieu la concertation entre les autorités et les institutions qui, au sein de leur ressort, sont compétentes pour le développement régional socio-économique.
  § 2. Lorsque la concertation au sein du Comité de Concertation socio-économique régional résulte en une proposition formulée de commun accord et à l'unanimité, tous les membres ayant voix délibérative s'engagent à exécuter les décisions prises à l'unanimité. Ce consensus engage les membres ayant voix délibérative pour leurs organisations ou administrations respectives, à moins que des accords soient conclus sur la représentation échelonnée; dans ce cas l'administration concernée peut engager plusieurs administrations.
Art.22. § 1. Als resultaat van het overleg bedoeld in de artikelen 19 en 21 stelt elk Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité een streekpact inzake sociaal-economische streekontwikkeling van de Regio vast.
  Het in het eerste lid bedoelde streekpact wordt ten minste opgemaakt bij de start van een nieuwe ambtstermijn van provincieraad en gemeenteraad en voorziet minstens in :
  1° een gemeenschappelijke probleemanalyse op het vlak van de sociaal-economische ontwikkeling van de Regio, waarin een bijzondere aandacht uitgaat naar de kansengroepen op de arbeidsmarkt;
  2° de lange termijn strategie inzake de sociaal-economische ontwikkeling van de Regio, waarbij een evenwicht vooropstaat tussen economie en werkgelegenheid en waarbij, in de gevallen dat zulks nuttig of nodig is voor de invulling van de streekontwikkeling op economisch vlak en op het vlak van de werkgelegenheid, aandacht uitgaat naar de aanpalende beleidsdomeinen zoals daar zijn [1 omgeving, mobiliteit,]1 welzijn en onderwijs;
  3° de verbintenissen van de stemgerechtigde leden, de leden bedoeld in artikel 25, § 5, en eventueel andere actoren met betrekking tot de uitvoering van de strategieën;
  4° afspraken inzake de opvolgcriteria;
  5° de procedure die zal gehanteerd worden voor een zo ruim mogelijk draagvlak te creëren bij de lokale besturen.
  Het in het eerste lid bedoelde Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité ziet toe op de tenuitvoerlegging van het voormelde streekpact en staat in voor de opvolging ervan.
  § 2. Teneinde het draagvlak van het in het eerste lid van de eerste paragraaf bedoelde streekpact zo groot mogelijk te maken, moet het streekpact, na te zijn vastgesteld door het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité, worden bekrachtigd door de gemeenteraad, respectievelijk de provincieraad, van de gemeenten en de provincie bedoeld in artikel 25, § 2, eerste lid, 2°.
  § 3. De Vlaamse regering kan nadere regelen vastleggen inzake de concretisering en precisering van de inhoud, de procedure van vaststelling, de tenuitvoerlegging en opvolging en de bekendmaking, of mededeling, van het in de eerste paragraaf bedoelde streekpact.
  
Art.22. § 1er. Il résulte de la concertation visée aux articles 19 et 21, que chaque Comité de Concertation socio-économique régional établit un pacte régional concernant le développement régional socio-économique de la Région.
  Le pacte régional visé au premier alinéa est établi au plus tard au début du nouveau mandat des conseils provincial et communal et prévoit au moins :
  1° une analyse des problèmes communs dans le domaine du développement socio-économique de la Région, en prêtant une attention particulière aux groupes à potentiel sur le marché du travail;
  2° la stratégie à long terme concernant le développement socio-économique de la Région, qui privilégie l'équilibre entre l'économie et l'emploi et qui prête de l'attention, au cas où cela serait utile ou nécessaire pour la concrétisation du développement régional sur le plan économique et de l'emploi, aux domaines politiques connexes tels que [1 l'environnement, l'aménagement du territoire, la mobilité, ]1, le bien-être et l'enseignement;
  3° les engagements des membres ayant voix délibérative, des membres visés à l'article 25, § 5, et d'autres acteurs éventuels relatifs à l'exécution des stratégies;
  4° des accords concernant les critères de suivi;
  5° la procédure qui sera suivie afin de créer une assise aussi large que possible auprès des administrations locales.
  Le Comité de Concertation socio-économique régional visé au premier alinéa veille à la mise en oeuvre du pacte régional précité et assure le suivi de celui-ci.
  § 2. Afin de rendre l'assise du pacte régional visé au premier alinéa du premier paragraphe aussi large que possible, le pacte régional doit, après avoir été établi par le Comité de Concertation socio-économique régional, être sanctionné par le conseil communal, respectivement le conseil provincial, des communes et provinces visées à l'article 25, § 2, premier alinéa, 2°.
  § 3. Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités relatives à la concrétisation et à la précision du contenu, de la procédure d'établissement, de la mise en oeuvre et du suivi et de la publication, ou notification, du pacte régional visé au premier paragraphe.
  
Art.23. Een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité kan, hetzij op verzoek, hetzij op eigen initiatief, de gemeenten en de provincie van de Regio adviseren inzake materies die een invloed kunnen uitoefenen op de sociaal-economische ontwikkeling van de Regio.
Art.23. Un Comité de Concertation socio-économique régional peut, soit sur demande, soit d'initiative, conseiller les communes et la province de la Région dans des matières qui peuvent influencer le développement socio-économique de la Région.
Art.24. § 1. Bij besluit van de Vlaamse regering kan de takenstelling van de Regionale Sociaal-economische Overlegcomités nader worden geconcretiseerd en gepreciseerd.
  § 2. Indien de Vlaamse regering heeft beslist tot een concretisering en precisering van de taken als bedoeld in de eerste paragraaf, omvat het streekpact bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 22, tevens de materies die het voorwerp van een dergelijke concretisering en precisering uitmaken.
Art.24. § 1er. Par arrêté du Gouvernement flamand, les tâches des Comités de Concertation socio-économiques régionaux peuvent être concrétisées et précisées.
  § 2. Lorsque le Gouvernement flamand a décidé de concrétiser et de préciser les tâches conformément au premier paragraphe, le pacte régional visé au premier paragraphe de l'article 22 comprend également les matières qui font l'objet d'une telle concrétisation et précision.
Afdeling 2. - Samenstelling.
Section 2. - Composition.
Art.25. § 1. De statuten van het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband voorzien in regels inzake de samenstelling van en de besluitvorming op het niveau van het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité die beantwoorden aan het bepaalde in de paragrafen 2 tot en met 5.
  § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde regels voorzien ten minste dat het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité, op tripartiete wijze, wordt samengesteld uit volgende stemgerechtigde leden die worden aangesteld en/of ontslagen conform het bepaalde in de derde paragraaf :
  1° zestien leden die tevens lid als bedoeld in het eerste lid van de tweede paragraaf van artikel 16 zijn van één van de Sociaal-Economische Raden van de Regio die behoort tot dezelfde Regio als het Sociaal-economisch Overlegcomité, met dien verstande dat niet elk van deze zestien leden lid moet zijn van één en dezelfde Sociaal-Economische Raad van de Regio van de betreffende Regio. Acht leden zetelen namens de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties vertegenwoordigd in de SERV en acht leden zetelen namens de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de SERV. Elke werknemersorganisatie die in de SERV is vertegenwoordigd, heeft recht om minstens één lid aan te stellen;
  2° minstens acht vertegenwoordigers en een gelijk aantal plaatsvervangers, van de gemeenten en de provincie, op het grondgebied van dewelke het Sociaal-economisch overlegcomité opereert.
  De in de eerste paragraaf bedoelde regels bepalen dat de plaatsvervangers van de leden van de daar bedoelde Sociaal-Economische Raden van de Regio, van rechtswege de plaatsvervangers zijn van de in 1° van het eerste lid bedoelde leden van het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité.
  § 3. Wat de leden bedoeld in § 2, eerste lid, 2°, betreft, bepalen de in de eerste paragraaf bedoelde regels dat hun aanstelling in elk geval telkenmale moet worden herzien binnen de zes maanden die volgen op de gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen.
  § 4. De in de eerste paragraaf bedoelde regels bepalen tevens dat een vervanging van een lid van de Sociaal-Economische Raad van de Regio, van rechtswege, de vervanging als lid van het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité impliceert.
  § 5. Vertegenwoordigers van niet-commerciële verenigingen, organisaties en instellingen die in de Regio waarbinnen een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité werkzaam is, een werking ontplooien inzake één of meerdere thema's van werkgelegenheid, economie, onderwijs, opleiding, cultuur, evenredige participatie, welzijn, gezondheid, leefmilieu of een ander maatschappelijk relevant thema, worden als toegevoegde leden tot één of meerdere vergaderingen van het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité toegelaten.
  De in het eerste lid bedoelde toegevoegde leden nemen deel aan de vergadering of vergaderingen van het in het eerste lid bedoelde Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité volgens de modaliteiten bepaald in het in artikel 26 bedoelde huishoudelijk reglement. Zij hebben in beginsel enkel een raadgevende stem, behoudens in de gevallen waarin in het huishoudelijk reglement is voorzien dat de bedoelde toegevoegde leden met werkelijk stemrecht aan de vergaderingen van het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité kunnen deelnemen.
Art.25. § 1er. Les statuts du Partenariat régional agréé prévoient des règles relatives à la composition de et à la prise de décision au niveau du Comité de Concertation socio-économique régional qui remplissent les dispositions visées au paragraphes 2 à 5 inclus.
  § 2. Les règles visées au premier paragraphe prévoient au moins que le Comité de Concertation socio-économique régional se compose, de façon tripartite, des membres suivants ayant voix délibérative, désignés et/ou licenciés conformément aux dispositions au troisième paragraphe :
  1° seize membres qui sont également membre tel que visé au premier alinéa du deuxième paragraphe de l'article 16 d'un des Conseils socio-économiques de la Région qui appartient à la même Région que le Comité de Concertation socio-économique régional, étant entendu que chacun de ces seize membres ne doit pas être membre du même Conseil socio-économique de la Région de la Région concernée. Huit membres siègent au nom des organisations des employeurs, des classes moyennes et de l'agriculture représentées au sein du SERV et huit membres siègent au nom des organisations des travailleurs représentées au sein du SERV. Chaque organisation des travailleurs représentée au sein du SERV, a le droit de désigner au moins un membre;
  2° au moins huit représentants et un nombre égal de suppléants des communes et de la province sur le territoire desquelles opère le Comité de Concertation socio-économique régional.
  Les règles visées au premier paragraphe stipulent que les suppléants des membres des Conseils socio-économiques de la Région y visés sont les suppléants de plein droit des membres du Comité de Concertation socio-économique régional visés au premier alinéa.
  § 3. Pour ce qui est des membres visés au § 2, premier alinéa, point 2°, les règles visées au premier paragraphe stipulent que leur désignation doit en tout cas être révisée dans les six mois suivant les élections communales et provinciales.
  § 4. Les règles visées au premier paragraphe stipulent également qu'un remplacement d'un membre du Conseil socio-économique de la Région implique, de plein droit, le remplacement en tant que membre du Comité de Concertation socio-économique régional.
  § 5. Les représentants d'associations non commerciales, d'organisations et institutions qui organisent des activités dans la Région à l'intérieur de laquelle un Comité de Concertation socio-économique régional est actif, relativement à un ou plusieurs thèmes comme l'emploi, l'économie, l'enseignement, la formation, la culture, la participation proportionnelle, le bien-être, la santé, l'environnement ou à un autre thème social pertinent, sont admis en tant que membres adjoints à une ou plusieurs réunions du Comité de Concertation socio-économique régional.
  Les membres adjoints visés au premier alinéa participent à la réunion ou aux réunions du Comité de Concertation socio-économique régional visé au premier alinéa selon les modalités fixées au règlement d'ordre intérieur visé à l'article 26. Ils n'ont en principe que voix consultative, sauf dans les cas où le règlement d'ordre intérieur prévoit que les membres adjoints visés peuvent participer aux réunions du Comité de Concertation socio-économique régional ayant le droit de vote effectif.
Afdeling 3. - Huishoudelijk reglement.
Section 3. - Règlement d'ordre intérieur.
Art.26. § 1. Elk Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité stelt, met eenparigheid van stemmen, een huishoudelijk reglement omtrent zijn werking op.
  Met de in het eerste lid bepaalde eenparigheid kan het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité wijzigingen aan het in het eerste lid bedoelde huishoudelijk reglement aanbrengen.
  § 2. Het in de eerste paragraaf bedoelde huishoudelijk reglement voorziet ten minste in volgende regels :
  1° de modaliteiten inzake de adviesinwinning van de in artikel 25, § 5, bedoelde toegevoegde leden;
  2° eventueel, het bepalen van de gevallen waarin de in de artikel 25, § 5, bedoelde toegevoegde leden werkelijk stemrecht bekomen met betrekking tot de agendapunten die een rechtstreeks verband houden met het thema waarvoor zij als waarnemer zijn afgevaardigd;
  3° regels inzake de aanduiding, de vervanging en de bevoegdheden van de voorzitter; deze regels bepalen minstens dat het Regionaal Sociaal-economisch overlegcomité onder haar stemgerechtigde leden een voorzitter kiest, waarbij enkel de stemgerechtigde leden bedoeld in artikel 25, § 2, eerste lid, 2°, in aanmerking voor het voorzitterschap kunnen komen;
  4° de wijze van bijeenroeping van het comité;
  5° de manier waarop voorstellen op de agenda geplaatst worden;
  6° de voorwaarden waaronder de leden zich kunnen laten vervangen of vertegenwoordigen;
  7° de wijze waarop deskundigen kunnen worden geraadpleegd;
  8° de wijze waarop tijdelijke en permanente werkgroepen kunnen worden opgericht;
  9° de wijze van beraadslaging en besluitvorming;
  10° de periodiciteit van de vergaderingen;
  11° de bekendmaking van de handelingen;
  12° een bepaling luidens dewelke een overleg dat binnen het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité resulteert in een bij consensus en unanimiteit geformuleerd voorstel, alle vertegenwoordigde leden verbindt tot de uitvoering van wat unaniem werd afgesproken.
  § 3. Het in de eerste paragraaf bedoelde huishoudelijk reglement, alsmede enige wijziging daaraan, wordt door toedoen van de voorzitter van de Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité ter kennis gebracht van de Minister.
Art.26. § 1er. Chaque Comité de Concertation socio-économique régional établit, à l'unanimité des voix, un règlement d'ordre intérieur concernant son fonctionnement.
  Le Comité de Concertation socio-économique régional peut apporter, à l'unanimité fixée au premier alinéa, des modifications au règlement d'ordre visé au premier alinéa.
  § 2. Le règlement d'ordre intérieur visé au premier paragraphe prévoit au moins les règles suivantes :
  1° les modalités relatives à la demande d'avis de la part des membres adjoints visés à l'article 25, § 5;
  2° éventuellement, l'établissement des cas dans lesquels les membres adjoints visés à l'article 25, § 5, obtiennent le droit de vote effectif en ce qui concerne les points de l'ordre du jour liés directement au thème pour lequel ils sont deputés en tant qu'observateur;
  3° des règles relatives à la désignation, au remplacement et aux compétences du président; ces règles stipulent au moins que le Comité de Concertation socio-économique régional choisit un président parmi ses membres ayant voix délibérative, seuls les membres ayant voix délibérative visés à l'article 25, § 2, premier alinéa étant éligibles à la présidence;
  4° le mode de convocation du comité;
  5° le mode d'inscription des propositions à l'ordre du jour;
  6° les conditions auxquelles les membres peuvent se faire remplacer ou représenter;
  7° la façon dont les experts peuvent être consultés;
  8° la façon dont les groupes de travail temporaires et permanents peuvent être établis;
  9° le mode de délibération et de prise de décision;
  10° la périodicité des réunions;
  11° la publication des actes;
  12° une disposition stipulant que la concertation qui, au sein du Comité de Concertation socio-économique régional, résulte en une proposition formulée de commun accord et à l'unanimité, engage tous les membres représentés à l'execution des décisions prises à l'unanimité.
  § 3. Le règlement d'ordre intérieur visé au premier paragraphe, ainsi que toute modification y apportée, est notifié au Ministre par le président du Comité de Concertation socio-économique régional.
HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake de werking van de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden, de Sociaal-Economische Raden van de Regio en de Regionale Sociaal-economische Overlegcomités.
CHAPITRE V. - Dispositions communes relatives au fonctionnement des Partenariats régionaux agréés, des Conseils socio-économiques de la Région et des Comités de Concertation socio-économiques régionaux.
Art.27. Onverminderd andersluidende decretale bepalingen, kan een gemeente bepalen dat zijn lidmaatschapsrechten, of andere bevoegdheden, binnen een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband en binnen een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité, onder door deze gemeente te bepalen voorwaarden en modaliteiten, worden uitgeoefend door een personeelslid of een lid van de raad van bestuur van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Art.27. Sans préjudice des dispositions décretales contraires, une commune peut déterminer que ses droits de membre, ou d'autres compétences, au sein d'un Partenariat régional agréé et au sein d'un Comité de Concertation socio-économique régional, sont exercés, à des conditions et modalités à fixer par cette commune, par un membre du personnel ou par un membre du conseil d'administration d'un centre public d'aide sociale.
Art.28. Onverminderd het bepaalde elders in dit decreet vergt een vergadering van een Sociaal-Economische Raad van de Regio of van een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité het gehaald zijn van een aanwezigheidsquorum van minstens de helft van de leden ervan en van tenminste één lid van elk van de onderscheiden fracties als bedoeld in het eerste lid van de tweede paragraaf van artikel 16, respectievelijk het eerste lid van de tweede paragraaf van het artikel 25.
Art.28. Sans préjudice d'autres dispositions du présent décret, une réunion d'un Conseil socio-économique de la Région ou d'un Comité de Concertation socio-économique régional nécessite un quorum d'au moins la moitié des membres de ceux-ci et d'au moins un membre de chaque fraction distincte telle que visée au premier alinéa du deuxième paragraphe de l'article 16, respectivement le premier alinéa du deuxième paragraphe de l'article 25.
Art.29. § 1. Onverminderd het bepaalde elders in dit decreet heeft een mandaat van lid van een Sociaal-Economische Raad van de Regio of van een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité een duurtijd van zes jaar.
  Onverminderd het bepaalde elders in dit decreet kunnen de in het eerste lid bedoelde mandaten één of meerdere keren verlengd worden.
  § 2. Sociaal-Economische Raden en Regionale Sociaal-economische Overlegcomités van eenzelfde Erkend Regionaal Samenwerkingsverband of van verschillende Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden kunnen onderling samenwerken en gezamenlijk advies uitbrengen, aanbevelingen doen en standpunten bepalen.
Art.29. § 1er. Sans préjudice d'autres dispositions du présent décret, le mandat d'un membre d'un Conseil socio-économique de la Région ou d'un Comité de Concertation socio-économique régional a une durée de six ans.
  Sans préjudice d'autres dispositions du présent décret, les mandats visés au premier alinéa peuvent être prolongés une ou plusieurs fois.
  § 2. Les Conseils socio-économiques et les Comités de Concertation socio-économiques régionaux d'un même Partenariat régional agréé ou de plusieurs Partenariats régionaux agréés peuvent collaborer mutuellement et émettre des avis, faire des recommandations et adopter des points de vues conjointement.
Art.30. Gemeenten en provincies die deel uitmaken van een erkend regionaal samenwerkingsverband kunnen bij besluit van hun gemeenteraad of provincieraad personeel ter beschikking stellen aan dit erkend regionaal samenwerkingsverband, mits de terzake geldende rechtspositieregeling nageleefd wordt.
Art.30. Les communes et provinces qui font partie d'un partenariat régional agréé peuvent, par décision de leur conseil communal ou provincial, mettre du personnel à la disposition de ce partenariat régional agréé, à condition que le statut en vigueur en cette matière soit respecté.
HOOFDSTUK VI. - Subsidiëring van de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden.
CHAPITRE VI. - Subventionnement des Partenariats régionaux agréés.
HOOFDSTUK VII. - Register van de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden.
CHAPITRE VII. - Registre des Partenariats régionaux agréés.
Art.32. § 1. De Vlaamse regering richt een register van de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden in.
  § 2. De inrichting en de werking van het in de eerste paragraaf bedoelde register worden nader geregeld door de Vlaamse regering.
Art.32. § 1er. Le Gouvernement flamand établit un registre des Partenariats régionaux agréés.
  § 2. L'établissement et le fonctionnement du registre visé au premier paragraphe sont précisés par le Gouvernement flamand.
HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen in verband met het personeel.
CHAPITRE VIII. - Mesures concernant le personnel.
Art.33. § 1. Voor de gevallen van de ontbinding, dan wel van de overname van het geheel of een deel van de activiteiten van een vereniging zonder winstgevend oogmerk van een subregionaal tewerkstellingscomité als bedoeld in het besluit van 21 december 1988 of van een streekplatform als bedoeld in het besluit van 20 juli 1994, neemt de Vlaamse regering de nodige maatregelen inzake de overgang van het personeel van de voormelde verenigingen.
  § 2. Enig statutair personeelslid van VDAB dat thans is belast met de inhoudelijke en administratieve ondersteuning van de werking van een of meerdere subregionale tewerkstellingscomités dat wordt, respectievelijk die worden opgeheven, verkrijgt, op vrijwillige basis, met het oog op het uitoefenen van taken ten behoeve van een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband, een verlof voor opdracht van algemeen belang overeenkomstig het besluit van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, doch voor ten hoogste 4 jaar.
  § 3. Enig contractueel personeelslid van de VDAB, belast met de inhoudelijke en/of de administratieve ondersteuning van de werking van een of meerdere subregionale tewerkstellingscomités dat wordt, respectievelijk die worden opgeheven, kunnen, op vrijwillige basis, beslissen in dienst te treden bij een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband.
  § 4. Voor de inwerkingstelling van de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde regelingen wordt er tussen de VDAB, de regionale samenwerkingsverbanden die een erkenningaanvraag bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 10 indienen, of zulks zinnens zijn, dan wel een vertegenwoordiging daarvan, en de representatieve werknemersorganisaties, een protocol gesloten met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden die door de Erkende Regionale Samenwerkingsverbanden zullen worden tewerkgesteld en moet dit protocol zijn bekrachtigd door de Vlaamse regering.
Art.33. § 1er. En cas de dissolution ou de reprise de l'ensemble ou d'une partie des activités d'une association sans but lucratif d'un comité subrégional de l'emploi tel que visé à l'arrêté du 21 décembre 1988 ou d'une plate-forme subrégionale telle que visée à l'arrêté du 20 juillet 1994, le Gouvernement flamand prend les mesures nécessaires relatives au transfert du personnel des associations précitées.
  § 2. Tout membre du personnel statutaire du VDAB qui est actuellement chargé de l'appui fonctionnel et administratif d'un ou plusieurs comités subrégionaux de l'emploi qui est, respectivement sont abrogés, obtient, à titre volontaire et en vue d'exercer des tâches au bénéfice d'un Partenariat régional agréé, un congé pour mission d'intérêt général conformément à l'arrêté du 30 juin 2000 réglant le statut du personnel de certains organismes publics flamands, pour une période cependant d'au maximum 4 ans.
  § 3. Tout membre du personnel contractuel du VDAB, chargé de l'appui fonctionnel et/ou administratif d'un ou plusieurs comités subrégionaux de l'emploi qui est, respectivement sont abrogés, peut, à titre volontaire, décider d'entrer en service dans un Partenariat régional agréé.
  § 4. Pour ce qui est de l'entrée en vigueur des réglementations visées aux paragraphes 2 et 3, un protocole est conclu entre le VDAB, les partenariats régionaux agréés ayant introduit ou ayant l'intention d'introduire une demande d'agrément vise au premier paragraphe de l'article 10, ou une représentation de ceux-ci, et les organisations des travailleurs représentatives, concernant les conditions de travail des membres du personnel qui seront employés par les Partenariats régionaux agréés. Ce protocole doit être sanctionné par le Gouvernement flamand.
HOOFDSTUK IX. - Brussel.
CHAPITRE IX. - Bruxelles.
Art.34. Wat betreft de materies die ressorteren onder de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap neemt de Vlaamse regering de nodige maatregelen met het oog op de organisatie van het plaatselijk sociaal overleg en de plaatselijke sociale adviesinwinning binnen het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
  Inzake de afstemming van het opleidings-, welzijns- en integratiebeleid van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap op het inschakelings- en werkgelegenheidsbeleid en economisch beleid dat tot de bevoegdheid van het Brusselse Gewest behoort, kan de Vlaamse regering een samenwerkingsakkoord met het Brusselse Gewest sluiten.
Art.34. Pour ce qui est des matières relevant des compétences de la Communauté flamande, le Gouvernement flamand prend les mesures nécessaires en vue de l'organisation de la concertation sociale locale et de la demande locale d'avis sociaux sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale.
  En matière de l'harmonisation des politiques de la formation, du bien-être et de l'intégration de la Région flamande et de la Communauté flamande avec les politiques d'insertion et de l'emploi et la politique économique, relevant de la compétence de la Région de Bruxelles, le Gouvernement peut conclure un accord de coopération avec la Région de Bruxelles.
HOOFDSTUK X. - Afstemming met betrekking tot het sociaal-economische streekbeleid.
CHAPITRE X. - Harmonisation concernant la politique régionale socio-économique.
Art.35. In opvolging van het kerntakendebat kunnen, bij protocol, nadere regels vastgesteld worden met het oog op de inrichting en de organisatie van een overleg inzake de coördinatie en de opvolging van het streekbeleid, tussen vertegenwoordigers van de gemeentebesturen, vertegenwoordigers van de provinciebesturen, vertegenwoordigers van de sociale partners en vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid.
Art.35. Suite au débat sur les tâches essentielles, des modalités peuvent être fixées, par protocole, en vue de l'établissement et de l'organisation d'une concertation en matière de la coordination et du suivi de la politique régionale, entre des représentants des administrations communales, des représentants des administrations provinciales, des représentants des partenaires sociaux et des représentants de l'autorité flamande.
HOOFDSTUK XI. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen.
CHAPITRE XI. - Dispositions abrogatoires, modificatives et finales.
Art.36. § 1. Het besluit van 20 juli 1994 wordt opgeheven.
  § 2. Hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 juli 1998, wordt opgeheven.
Art.36. § 1er. L'arrêté du 20 juillet 1994 est abrogé.
  § 2. Le chapitre III de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 1988 portant organisation de l'Office flamand de l'Emploi et de la Formation professionnelle, tel que modifie par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 juillet 1998, est abrogé.
Art.37. § 1. De Vlaamse regering wordt ermee belast om de bestaande wets- en decreetsbepalingen waarin subregionale tewerkstellingscomités en/of de streekplatformen als bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 33, nader zijn geregeld, te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.
  De Vlaamse regering wordt er in dat kader inzonderheid mee belast om de in het eerste lid bedoelde wets- en decreetsbepalingen gehanteerde terminologie aan te passen, door, inzonderheid, waar nodig, de verwijzing naar een subregionaal tewerkstellingscomité, of naar een streekplatform, als bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 33, te vervangen door een verwijzing naar een Erkend Regionaal Samenwerkingsverband en/of een Sociaal-Economische Raad van de Regio en/of een Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité.
  De besluiten die krachtens deze paragraaf worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen de negen maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum.
  De in deze paragraaf aan de Vlaamse regering opgedragen bevoegdheid vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd alleen bij een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
  § 2. De Vlaamse regering wordt ermee belast de bepalingen van de wetten en decreten betreffende de subregionale tewerkstellingscomités en/of de streekplatformen als bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 33 te coördineren, alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgende wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van coördinatie. Te dien einde kan zij :
  1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
  2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
  3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;
  4° de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere niet in coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen.
  De in het eerste lid bedoelde coördinatie treedt pas in werking nadat zij bekrachtigd is door het Vlaams Parlement.
Art.37. § 1er. Le Gouvernement flamand est chargé de modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions légales et décrétales existantes réglant les comités subrégionaux de l'emploi et/ou les plate-formes subrégionales tels que visés au premier paragraphe de l'article 33, afin de les mettre en concordance avec les dispositions du présent décret.
  Dans ce cadre, le Gouvernement flamand est notamment chargé d'adapter la terminologie utilisée dans les dispositions légales et décrétales visées au premier alinéa, notamment en remplaçant, si nécessaire, toute référence à un comité subrégional de l'emploi ou à une plate-forme subrégionale, tels que visés au premier paragraphe de l'article 33, par une référence à un Partenariat régional agréé et/ou à un Conseil socio-économique de la Région et/ou à un Comité de Concertation socio-économique régional.
  Les arrêtés pris en vertu du présent paragraphe, cessent d'être en vigueur s'ils n'ont pas été ratifiés par décret dans les neuf mois suivant la date de leur entrée en vigueur. Le sanctionnement rétroagit à cette dernière date.
  La compétence assignée au Gouvernement flamand dans le présent paragraphe, échoit neuf mois après l'entrée en vigueur du présent décret. Après cette date, les arrêtés établis et sanctionnés en vertu du présent paragraphe ne peuvent être modifiés, complétés, remplacés ou abrogés que par décret.
  § 2. Le Gouvernement flamand est chargé de coordonner les dispositions des lois et décrets relatifs aux comités subrégionaux de l'emploi et/ou aux plate-formes subrégionales tels que visés au premier paragraphe de l'article 33, ainsi que les dispositions qui y ont apporté des modifications explicites ou taciturnes jusqu'au moment de la coordination. A cet effet, il peut :
  1° réorganiser, notamment reclasser et renuméroter les dispositions à coordonner;
  2° renuméroter en conséquence les références dans les dispositions à coordonner;
  3° réécrire les dispositions à coordonner en vue de la concordance et l'harmonie de la terminologie, sans toucher aux principes y contenus;
  4° adapter la forme des références aux dispositions reprises dans la coordination, qui sont présentes dans d'autres dispositions non reprises dans la coordination.
  La coordination visée au premier alinéa n'entre en vigueur qu'après sa ratification par le Parlement flamand.
Art.38. Tot ten laatste (30 juni 2005) kan de Vlaamse regering de subsidies uit te keren op basis van de besluiten bedoeld in artikel 36 verder toekennen en/of uitkeren.
  Na datum van (30 juni 2005) is geen verdere financiering, hetzij onder de vorm van een toekenning, hetzij onder de vorm van een uitkering, meer mogelijk op basis van de besluiten bedoeld in artikel 36.
Art.38. Le Gouvernement flamand peut continuer à octroyer et/ou liquider les subventions à liquider en vertu des arrêtes visés à l'article 36 au plus tard jusqu'au (30 juni 2005).
  Après la date du (30 juni 2005), aucun financement ultérieur n'est plus possible en vertu des arrêtés visés à l'article 36, ni sous forme d'un octroi, ni sous forme d'une liquidation.
Art. 39. De Vlaamse regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit decreet of van elk van de artikelen ervan afzonderlijk.
  (NOTA : Inwerkingtreding van vastgesteld op 22-10-2004, met uitzondering van artikel 33, § 2, § 3 en § 4, dat in werking treedt op 1 januari 2006, door BVR 2004-10-22/34, art. 8)
Art. 39. Le Gouvernement flamand arrête la date d'entrée en vigueur du présent décret ou de chacun de ses articles séparément.
  (NOTE : Entrée en vigueur fixée le 22-10-2004, à l'exception de l'article 33, § 2, § 3 et § 4, qui entre en vigueur le 1er janvier 2006, par AGF 2004-10-22/34, art. 8)