Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang;
2° [1 beschermd voorwerp: een topstuk dat in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap is opgenomen;]1
3° verzameling : een geheel van roerende goederen die vanuit archeologisch, historisch, cultuurhistorisch, artistiek of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen;
4° lijst : de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap, samengesteld krachtens artikel 3, § 1, van het decreet;
5° Raad : de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed, opgericht krachtens artikel 4 van het decreet;
6° binnen de Vlaamse Gemeenschap : in het Nederlandse taalgebied of in instellingen gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;
7° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur;
8° administratie : de administratieve dienst, bevoegd voor het roerend cultureel erfgoed;
[1 9° certificaat: het certificaat, vermeld in artikel 3, § 3, tweede tot en met vierde lid van het decreet, dat bevestigt dat een roerend goed of verzameling geen topstuk is;]1
[2 10° sleutelwerk: een cultuurgoed dat een bijzondere verrijking kan betekenen voor de volgende collecties:
a) collecties van collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties die aangewezen zijn als cultureelerfgoedinstellingen met toepassing van artikel 17 van het Cultureelerfgoeddecreet van 23 december 2021;
b) collecties van collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties die met een kwaliteitslabel ingedeeld zijn bij het landelijke niveau met toepassing van artikel 24 van het Cultureelerfgoeddecreet van 23 december 2021;
c) collecties van universiteitsarchieven en universiteitsbibliotheken met een kwaliteitslabel met toepassing van artikel 7 van het Cultureelerfgoeddecreet van 23 december 2021;
11° Vlaamse Belastingdienst: het agentschap dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst.]2
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
5 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-02-2004 en tekstbijwerking tot 31-07-2023)
Titre
5 DECEMBRE 2003. - Arrêté du Gouvernement flamand portant exécution du décret du 24 janvier 2003 relatif à la protection du patrimoine culturel mobilier présentant un intérêt exceptionnel (TRADUCTION)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 06-02-2004 et mise à jour au 31-07-2023)
Informations sur le document
Numac: 2004035147
Datum: 2003-12-05
Info du document
Numac: 2004035147
Date: 2003-12-05
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Definities.
HOOFDSTUK II. - Samenstelling en organisatie va...
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Afdeling II. - De lijst.
HOOFDSTUK III. - De Raad voor het behoud van he...
Afdeling I. - Samenstelling van de Raad.
Afdeling II. - Werking van de Raad.
Afdeling III. - Presentiegelden en vergoedingen.
HOOFDSTUK IV. - Beschermingsvoorschriften.
HOOFDSTUK V. - Algemene en bijzondere voorwaard...
HOOFDSTUK VI. - Vaststelling van de subsidiereg...
Afdeling I. - Toepassingsgebied.
Afdeling II. - Algemene bepalingen.
Afdeling III. - Procedure.
Afdeling IV. - Subsidiebedragen.
HOOFDSTUK VI/1. [1 - Het certificaat dat beves...
HOOFDSTUK VII. - Het buiten de Vlaamse Gemeensc...
HOOFDSTUK VIII. [1 - Prijsbepaling in geval van...
HOOFDSTUK VIII/1. [1 - Het buiten het douanege...
HOOFDSTUK IX. - Het Topstukkenfonds.
HOOFDSTUK IX/1. [1 - Verzoek tot aanvaarding v...
Afdeling 1. [1 - Verzoek tot aanvaarding van cu...
Afdeling 2. [1 - Verzoek tot aanvaarding van cu...
HOOFDSTUK X. - Toezichtsbepaling.
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingsbepaling.
HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
BIJLAGEN.
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Définitions.
CHAPITRE II. - Composition et organisation de l...
Section Ire. - Dispositions générales.
Section II. - La liste.
CHAPITRE III. - Le Conseil de conservation du p...
Section Ire. - Composition du Conseil.
Section II. - Fonctionnement du Conseil.
Section III. - Jetons de présence et indemnités.
CHAPITRE IV. - Mesures de protection.
CHAPITRE V. - Conditions générales et particuli...
CHAPITRE VI. - Fixation du régime de subvention...
Section Ire. - Champ d'application.
Section II. - Dispositions générales.
Section III. - Procédure.
Section IV. - Montants des subventions.
CHAPITRE VI/1. [1 - Le certificat attestant qu...
CHAPITRE VII. - Le transport [1 de pièces maîtr...
CHAPITRE VIII. [1 - Fixation du prix en cas de ...
CHAPITRE VIII/1. [1 - Le transport de biens cu...
CHAPITRE IX. - Le Fonds des pièces maîtresses.
CHAPITRE IX/1. [1 - Demande d'acceptation de b...
Section 1re. [1 - Demande d'acceptation de bien...
Section 2. [1 - Demande d'acceptation de biens ...
CHAPITRE X. - Disposition de contrôle.
CHAPITRE XI. - Disposition modificatrice.
CHAPITRE XII. - Dispositions finales.
ANNEXES.
Tekst (97)
Texte (96)
HOOFDSTUK I. - Definities.
CHAPITRE Ier. - Définitions.
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° décret : le décret du 24 janvier 2003 portant protection du patrimoine culturel mobilier présentant un intérêt exceptionnel;
2° [1 objet protégé : une pièce maîtresse inscrite sur la liste du patrimoine culturel mobilier de la Communauté flamande ;]1
3° collection : un ensemble de biens mobiliers assortis d'un point de vue archéologique, historique, historico-culturel, artistique ou scientifique;
4° liste : la liste du patrimoine culturel mobilier de la Communauté flamande établie en vertu de l'article 3, § 1er, du décret;
5° Conseil : le Conseil pour la conservation du patrimoine culturel mobilier, créé en vertu de l'article 4 du décret;
6° en Communauté flamande : dans la région de langue néerlandaise ou dans les institutions établies en région bilingue de Bruxelles-Capitale qui, en raison de leurs activités, doivent être considérées comme appartenant exclusivement à la Communauté flamande;
7° Ministre : le Ministre flamand chargé de la Culture;
8° administration : le service administratif compétent pour le patrimoine culturel mobilier;
[1 9° certificat : le certificat, visé à l'article 3, § 3, alinéas deux à quatre inclus du décret, attestant qu'un bien immobilier ou une collection n'est pas une pièce maîtresse;]1
[2 10° oeuvre clé : un bien culturel pouvant signifier un enrichissement particulier pour les collections suivantes :
a) les collections de gestionnaires de collections du patrimoine culturel désignés comme organismes du patrimoine culturel en application de l'article 17 du Décret sur le Patrimoine culturel du 23 décembre 2021 ;
b) les collections de gestionnaires de collections du patrimoine culturel disposant d'un label de qualité classés au niveau national en application de l'article 24 du Décret sur le Patrimoine culturel du 23 décembre 2021 ;
c) les collections d'archives et bibliothèques universitaires disposant d'un label de qualité en application de l'article 7 du Décret sur le Patrimoine culturel du 23 décembre 2021 ;
11° Service flamand des Impôts : l'agence créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 juin 2004 portant création de l'agence " Vlaamse Belastingdienst " (Service flamand des Impôts).]2
1° décret : le décret du 24 janvier 2003 portant protection du patrimoine culturel mobilier présentant un intérêt exceptionnel;
2° [1 objet protégé : une pièce maîtresse inscrite sur la liste du patrimoine culturel mobilier de la Communauté flamande ;]1
3° collection : un ensemble de biens mobiliers assortis d'un point de vue archéologique, historique, historico-culturel, artistique ou scientifique;
4° liste : la liste du patrimoine culturel mobilier de la Communauté flamande établie en vertu de l'article 3, § 1er, du décret;
5° Conseil : le Conseil pour la conservation du patrimoine culturel mobilier, créé en vertu de l'article 4 du décret;
6° en Communauté flamande : dans la région de langue néerlandaise ou dans les institutions établies en région bilingue de Bruxelles-Capitale qui, en raison de leurs activités, doivent être considérées comme appartenant exclusivement à la Communauté flamande;
7° Ministre : le Ministre flamand chargé de la Culture;
8° administration : le service administratif compétent pour le patrimoine culturel mobilier;
[1 9° certificat : le certificat, visé à l'article 3, § 3, alinéas deux à quatre inclus du décret, attestant qu'un bien immobilier ou une collection n'est pas une pièce maîtresse;]1
[2 10° oeuvre clé : un bien culturel pouvant signifier un enrichissement particulier pour les collections suivantes :
a) les collections de gestionnaires de collections du patrimoine culturel désignés comme organismes du patrimoine culturel en application de l'article 17 du Décret sur le Patrimoine culturel du 23 décembre 2021 ;
b) les collections de gestionnaires de collections du patrimoine culturel disposant d'un label de qualité classés au niveau national en application de l'article 24 du Décret sur le Patrimoine culturel du 23 décembre 2021 ;
c) les collections d'archives et bibliothèques universitaires disposant d'un label de qualité en application de l'article 7 du Décret sur le Patrimoine culturel du 23 décembre 2021 ;
11° Service flamand des Impôts : l'agence créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 juin 2004 portant création de l'agence " Vlaamse Belastingdienst " (Service flamand des Impôts).]2
HOOFDSTUK II. - Samenstelling en organisatie van de lijst.
CHAPITRE II. - Composition et organisation de la liste.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Section Ire. - Dispositions générales.
Afdeling II. - De lijst.
Section II. - La liste.
Art.3. De lijst bestaat uit twee hoofdafdelingen :
1° individuele voorwerpen;
2° verzamelingen.
1° individuele voorwerpen;
2° verzamelingen.
Art.3. La liste comporte deux sections principales :
1° objets individuels :
2° collections.
1° objets individuels :
2° collections.
Art.4. Beide hoofdafdelingen worden onderverdeeld in de volgende afdelingen :
1° archeologisch erfgoed;
2° historisch erfgoed;
3° cultuurhistorisch erfgoed;
4° artistiek erfgoed;
5° wetenschappelijk erfgoed.
1° archeologisch erfgoed;
2° historisch erfgoed;
3° cultuurhistorisch erfgoed;
4° artistiek erfgoed;
5° wetenschappelijk erfgoed.
Art.4. Les deux sections principales sont subdivisées en sections :
1° le patrimoine archéologique;
2° le patrimoine historique;
3° le patrimoine historico-culturel;
4° le patrimoine artistique;
5° le patrimoine scientifique.
1° le patrimoine archéologique;
2° le patrimoine historique;
3° le patrimoine historico-culturel;
4° le patrimoine artistique;
5° le patrimoine scientifique.
Art.5. De minister bepaalt in welke afdeling een beschermd voorwerp, het weze een individueel voorwerp of een verzameling, zal worden geplaatst. Indien een beschermd voorwerp in meer dan één afdeling kan worden gerangschikt, is de plaatsing in één afdeling voldoende.
Art.5. Le Ministre décide dans quelle section un objet protégé, soit un objet individuel, soit une collection, sera placé. Si un objet protégé peut être placé dans plus d'une section, le placement dans une seule section suffit.
Art.6. Per individueel voorwerp worden in de hoofdafdeling "individuele voorwerpen" vier rubrieken onderscheiden met de volgende inhoud :
1° de datum van de voorlopige en de definitieve plaatsing op de lijst;
2° een korte beschrijving van het individuele voorwerp;
3° een synthese van de motivatie tot plaatsing op de lijst;
4° de bewaarplaats en de eigendomssituatie.
1° de datum van de voorlopige en de definitieve plaatsing op de lijst;
2° een korte beschrijving van het individuele voorwerp;
3° een synthese van de motivatie tot plaatsing op de lijst;
4° de bewaarplaats en de eigendomssituatie.
Art.6. Dans la section principale 'objets individuels' on distingue, par objet individuel, quatre rubriques comportant :
1° la date de l'inscription provisoire et définitive sur la liste;
2° une description concise de l'objet individuel;
3° une synthèse de la motivation de l'inscription sur la liste;
4° le lieu de conservation et la situation de propriété.
1° la date de l'inscription provisoire et définitive sur la liste;
2° une description concise de l'objet individuel;
3° une synthèse de la motivation de l'inscription sur la liste;
4° le lieu de conservation et la situation de propriété.
Art.7. Per verzameling wordt in de hoofdafdeling "verzamelingen" dezelfde onderverdeling gemaakt als omschreven in artikel 6. Rubriek 2 omvat een korte omschrijving van de verzameling, met verwijzing naar de bijlage van het beschermingsbesluit.
Art.7. Dans la section principale 'collections', on distingue, par collection, les mêmes rubriques que celles prévues à l'article 6. La rubrique 2 comporte une description concise de la collection, se référant à l'annexe de l'arrêté de protection.
Art.8. Behalve voor de beschermde voorwerpen in overheidsbezit worden de gegevens die worden opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 6, 4°, overeenkomstig artikel 7 en 26 van het decreet, niet bekendgemaakt.
Art.8. Sauf en cas d'objets protégés qui sont la propriété des pouvoirs publics, les données reprises dans la liste visée à l'article 6, 4° ne sont pas publiées, ainsi que le prévoient les articles 7 et 26 du décret.
Art.9. De lijst wordt op gepaste wijze bijgehouden en beheerd door de administratie.
De administratie publiceert de geactualiseerde lijst, met uitzondering van artikel 6, rubriek 4, op de meest gepaste wijze.
De administratie publiceert de geactualiseerde lijst, met uitzondering van artikel 6, rubriek 4, op de meest gepaste wijze.
Art.9. La liste est dûment tenue et gérée par l'administration.
L'administration publie la liste actualisée de la manière la plus appropriée, à l'exception de l'article 6, rubrique 4.
L'administration publie la liste actualisée de la manière la plus appropriée, à l'exception de l'article 6, rubrique 4.
HOOFDSTUK III. - De Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed.
CHAPITRE III. - Le Conseil de conservation du patrimoine culturel mobilier.
Afdeling I. - Samenstelling van de Raad.
Section Ire. - Composition du Conseil.
Art.10. § 1. De Raad is samengesteld uit negen leden, onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter.
De minister benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden op basis van hun expertise op het vlak van het roerend cultureel erfgoed.
§ 2. De voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden worden door de minister benoemd voor een termijn van vijf jaar [1 ...]1.
§ 3. De voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden oefenen hun mandaat verder uit na het verstrijken van de termijn van vijf jaar zolang de minister geen nieuwe benoemingen heeft gedaan.
De minister benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden op basis van hun expertise op het vlak van het roerend cultureel erfgoed.
§ 2. De voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden worden door de minister benoemd voor een termijn van vijf jaar [1 ...]1.
§ 3. De voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden oefenen hun mandaat verder uit na het verstrijken van de termijn van vijf jaar zolang de minister geen nieuwe benoemingen heeft gedaan.
Modifications
Art.10. § 1er. Le Conseil se compose de neuf membres, dont un président et un vice-président.
Le Ministre désigne le président, le vice-président et les autres membres en raison de leur expertise dans le domaine du patrimoine culturel mobilier.
§ 2. Le président, le vice-président et les autres membres sont désignés par le Ministre pour une période de cinq ans [1 ...]1.
§ 3. Le président, le vice-président et les autres membres continuent à exercer leur mandat à l'expiration du délai de cinq ans, tant que le Ministre n'a pas effectué de nouvelles nominations.
Le Ministre désigne le président, le vice-président et les autres membres en raison de leur expertise dans le domaine du patrimoine culturel mobilier.
§ 2. Le président, le vice-président et les autres membres sont désignés par le Ministre pour une période de cinq ans [1 ...]1.
§ 3. Le président, le vice-président et les autres membres continuent à exercer leur mandat à l'expiration du délai de cinq ans, tant que le Ministre n'a pas effectué de nouvelles nominations.
Modifications
Art.11. Het lidmaatschap van de Raad is van rechtswege onverenigbaar met :
1° de hoedanigheid van personeelslid van de administratie;
2° een ambt, functie of mandaat, toegankelijk via openbare verkiezing.
1° de hoedanigheid van personeelslid van de administratie;
2° een ambt, functie of mandaat, toegankelijk via openbare verkiezing.
Art.11. La qualité de membre du Conseil est incompatible de plein droit avec :
1° la qualité de membre du personnel de l'administration;
2° un poste, une fonction ou un mandat accessible par élection publique.
1° la qualité de membre du personnel de l'administration;
2° un poste, une fonction ou un mandat accessible par élection publique.
Art.12. De minister kan op verzoek van de betrokkene of op verzoek van de Raad een einde maken aan het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitter of een ander lid van de Raad.
Bovendien kan de minister, na advies van de Raad, een einde maken aan het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitter of een ander lid van de Raad in de volgende gevallen :
1° als de mandaathouder driemaal na elkaar de vergaderingen van de Raad niet bijwoont;
2° als de mandaathouder het vertrouwelijk karakter van de beraadslagingen niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt.
Bovendien kan de minister, na advies van de Raad, een einde maken aan het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitter of een ander lid van de Raad in de volgende gevallen :
1° als de mandaathouder driemaal na elkaar de vergaderingen van de Raad niet bijwoont;
2° als de mandaathouder het vertrouwelijk karakter van de beraadslagingen niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt.
Art.12. Le Ministre peut, à la demande de l'intéressé ou à la demande du Conseil, mettre fin au mandat du président, du vice-président ou d'un autre membre du Conseil.
Le Ministre peut en outre, sur avis du Conseil, mettre fin au mandat du président, du vice-président ou d'un autre membre du Conseil dans les cas suivants :
1° lorsque le mandataire omet, trois fois de suite, d'assister aux réunions du Conseil;
2° lorsque le mandataire ne respecte pas le caractère confidentiel des délibérations ou divulgue des documents confidentiels.
Le Ministre peut en outre, sur avis du Conseil, mettre fin au mandat du président, du vice-président ou d'un autre membre du Conseil dans les cas suivants :
1° lorsque le mandataire omet, trois fois de suite, d'assister aux réunions du Conseil;
2° lorsque le mandataire ne respecte pas le caractère confidentiel des délibérations ou divulgue des documents confidentiels.
Art.13. Een lid van de Raad dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, zet diens mandaat voort tot het einde van de aanvankelijk vastgestelde termijn.
Art.13. Chaque membre du Conseil nommé en lieu et place d'un membre décédé ou d'un membre dont le mandat a pris fin prématurément, continue à exercer ce mandat jusqu'à l'expiration du terme fixé initialement.
Afdeling II. - Werking van de Raad.
Section II. - Fonctionnement du Conseil.
Art.14. § 1. De Raad adviseert de minister over de toepassing van het decreet, en in het bijzonder over de samenstelling van de lijst en over de toestemming om fysische ingrepen op een beschermd voorwerp uit te voeren. De Raad verricht verder alle werkzaamheden en taken die hem bij of krachtens het decreet worden opgedragen.
§ 2. De Raad bezorgt zijn advies aan de minister. Het advies is met redenen omkleed. Het maakt ook melding van een afwijkend standpunt als een lid daarom verzoekt.
§ 3. De Raad kan uit zijn leden werkgroepen samenstellen ter voorbereiding van zijn adviezen. De Raad behoudt de eindverantwoordelijkheid.
§ 4. De Raad en de uit zijn leden samengestelde werkgroepen kunnen externe deskundigen bij hun inhoudelijke werking betrekken.
§ 5. De Raad komt minstens viermaal per jaar in plenaire zitting bijeen.
§ 2. De Raad bezorgt zijn advies aan de minister. Het advies is met redenen omkleed. Het maakt ook melding van een afwijkend standpunt als een lid daarom verzoekt.
§ 3. De Raad kan uit zijn leden werkgroepen samenstellen ter voorbereiding van zijn adviezen. De Raad behoudt de eindverantwoordelijkheid.
§ 4. De Raad en de uit zijn leden samengestelde werkgroepen kunnen externe deskundigen bij hun inhoudelijke werking betrekken.
§ 5. De Raad komt minstens viermaal per jaar in plenaire zitting bijeen.
Art.14. § 1er. Le Conseil formule à l'intention du Ministre des avis sur l'application du décret, et en particulier sur l'établissement de la liste et sur l'autorisation d'effectuer des interventions physiques sur un objet protégé. Le Conseil exerce par ailleurs toutes les activités et tâches dont il est chargé en vertu du décret.
§ 2. Le Conseil communique son avis au Ministre. L'avis est motivé. Il fait mention d'une position divergente si un membre le demande.
§ 3. Le Conseil peut constituer parmi ses membres des groupes de travail en vue de préparer ses avis. Le Conseil conserve la responsabilité finale.
§ 4. Le Conseil et ses groupes de travail constitués parmi ses membres peuvent associer des experts extérieurs à leurs activités de fond.
§ 5. Le Conseil se réunit en séance plénière au moins quatre fois par mois.
§ 2. Le Conseil communique son avis au Ministre. L'avis est motivé. Il fait mention d'une position divergente si un membre le demande.
§ 3. Le Conseil peut constituer parmi ses membres des groupes de travail en vue de préparer ses avis. Le Conseil conserve la responsabilité finale.
§ 4. Le Conseil et ses groupes de travail constitués parmi ses membres peuvent associer des experts extérieurs à leurs activités de fond.
§ 5. Le Conseil se réunit en séance plénière au moins quatre fois par mois.
Art.15. § 1. Enkel de leden van de Raad zijn stemgerechtigd.
[1 De Raad kan geldig beraadslagen en stemmen als de meerderheid van de leden aan de beraadslaging deelneemt. Indien dit aantal niet wordt gehaald, wordt binnen de veertien dagen een nieuwe beraadslaging en stemming georganiseerd. Deze is geldig ongeacht het aantal leden dat er aan deelneemt. De administratie neemt deel aan de beraadslaging met raadgevende stem.]1
[1 De Raad kan zowel fysiek als op afstand beraadslagen.]1
§ 2. In de volgende gevallen moeten minstens zes leden [1 aan de beraadslagingen deelnemen]1 :
1° bij het advies over het beëindigen van een mandaat als bedoeld in artikel 12, tweede lid;
2° bij het voorstel van huishoudelijk reglement en het voorstel tot wijziging ervan, bedoeld in artikel 16, eerste en tweede lid.
§ 3. Bij staking van stemming formuleert de Raad een advies waarbinnen de verschillende visies op gemotiveerde wijze weergegeven worden.
[1 De Raad kan geldig beraadslagen en stemmen als de meerderheid van de leden aan de beraadslaging deelneemt. Indien dit aantal niet wordt gehaald, wordt binnen de veertien dagen een nieuwe beraadslaging en stemming georganiseerd. Deze is geldig ongeacht het aantal leden dat er aan deelneemt. De administratie neemt deel aan de beraadslaging met raadgevende stem.]1
[1 De Raad kan zowel fysiek als op afstand beraadslagen.]1
§ 2. In de volgende gevallen moeten minstens zes leden [1 aan de beraadslagingen deelnemen]1 :
1° bij het advies over het beëindigen van een mandaat als bedoeld in artikel 12, tweede lid;
2° bij het voorstel van huishoudelijk reglement en het voorstel tot wijziging ervan, bedoeld in artikel 16, eerste en tweede lid.
§ 3. Bij staking van stemming formuleert de Raad een advies waarbinnen de verschillende visies op gemotiveerde wijze weergegeven worden.
Modifications
Art.15. § 1er. Seuls les membres du Conseil ont voix délibérative.
[1 Le Conseil délibère et statue valablement lorsque la majorité des membres participe à la délibération. Si ce quorum n'est pas atteint, une nouvelle délibération est organisée dans les quinze jours. Celle-ci est valable quel que soit le nombre de membres y participant. L'administration assiste aux délibérations avec voix consultative.]1
[1 Le Conseil peut délibérer tant physiquement qu'à distance.]1
§ 2. [1 La participation aux délibérations]1 d'au moins six membres est requise dans les cas suivants :
1° lors de l'avis sur la fin d'un mandat telle que visée à l'article 12, deuxième alinéa;
2° lors de la proposition de règlement d'ordre intérieur et de la proposition de modification dudit règlement, visées à l'article 16, premier et deuxième alinéas.
§ 3. En cas de partage des voix, le Conseil formule un avis qui reflète les différents points de vue de manière motivée.
[1 Le Conseil délibère et statue valablement lorsque la majorité des membres participe à la délibération. Si ce quorum n'est pas atteint, une nouvelle délibération est organisée dans les quinze jours. Celle-ci est valable quel que soit le nombre de membres y participant. L'administration assiste aux délibérations avec voix consultative.]1
[1 Le Conseil peut délibérer tant physiquement qu'à distance.]1
§ 2. [1 La participation aux délibérations]1 d'au moins six membres est requise dans les cas suivants :
1° lors de l'avis sur la fin d'un mandat telle que visée à l'article 12, deuxième alinéa;
2° lors de la proposition de règlement d'ordre intérieur et de la proposition de modification dudit règlement, visées à l'article 16, premier et deuxième alinéas.
§ 3. En cas de partage des voix, le Conseil formule un avis qui reflète les différents points de vue de manière motivée.
Modifications
Art.16. De Raad legt binnen drie maanden na zijn samenstelling aan de minister een voorstel van huishoudelijk reglement voor. Elk voorstel tot wijziging van dat huishoudelijk reglement wordt eveneens aan de minister voorgelegd. Binnen een maand na voorlegging van het voorstel stelt de minister het huishoudelijk reglement, of de wijziging ervan, vast.
Onverminderd de bepalingen van de afdelingen I en II van dit hoofdstuk regelt het huishoudelijk reglement de werking van de Raad.
Onverminderd de bepalingen van de afdelingen I en II van dit hoofdstuk regelt het huishoudelijk reglement de werking van de Raad.
Art.16. Dans les trois mois de sa composition, le Conseil soumet au Ministre une proposition de règlement d'ordre intérieur. Toute proposition de modification dudit règlement d'ordre intérieur est également soumise au Ministre. Le Ministre arrête le règlement d'ordre intérieur ou les modifications dans le mois de la présentation de la proposition.
Sans préjudice des sections Ire et II du présent chapitre, le règlement d'ordre intérieur règle le fonctionnement du Conseil.
Sans préjudice des sections Ire et II du présent chapitre, le règlement d'ordre intérieur règle le fonctionnement du Conseil.
Art.17. De vergaderingen van de Raad zijn niet openbaar. De beraadslagingen van de Raad zijn volstrekt vertrouwelijk.
Art.17. Les réunions du Conseil ne sont pas publiques. Les réunions du Conseil sont strictement confidentielles.
Art.19. De minister informeert de Raad over zijn beslissingen waaraan een advies van de Raad is voorafgegaan.
Art.19. Le Ministre informe le Conseil de ses décisions précédées d'un avis du Conseil.
Afdeling III. - Presentiegelden en vergoedingen.
Section III. - Jetons de présence et indemnités.
Art.20. [1 De voorzitter en de leden van de Raad kunnen aanspraak maken op de volgende vergoedingen:
1° de voorzitter: een presentiegeld van 120 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal twee dagdelen per dag, om vergaderingen voor te bereiden en bij te wonen;
2° de leden: een presentiegeld van 90 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal twee dagdelen per dag, om vergaderingen voor te bereiden en bij te wonen;
3° een reisvergoeding voor vergaderingen, gebaseerd op een treinrit in eerste klas;
4° een forfaitaire vergoeding van 60 euro voor het formuleren van preadviezen in opdracht van de Raad;
5° een reisvergoeding voor werkbezoeken in opdracht van de raad, gebaseerd op de prijs van een treinrit eerste klas.
Voor beraadslagingen op afstand worden geen vergoedingen toegekend.]1
1° de voorzitter: een presentiegeld van 120 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal twee dagdelen per dag, om vergaderingen voor te bereiden en bij te wonen;
2° de leden: een presentiegeld van 90 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal twee dagdelen per dag, om vergaderingen voor te bereiden en bij te wonen;
3° een reisvergoeding voor vergaderingen, gebaseerd op een treinrit in eerste klas;
4° een forfaitaire vergoeding van 60 euro voor het formuleren van preadviezen in opdracht van de Raad;
5° een reisvergoeding voor werkbezoeken in opdracht van de raad, gebaseerd op de prijs van een treinrit eerste klas.
Voor beraadslagingen op afstand worden geen vergoedingen toegekend.]1
Modifications
Art.20. [1 Le président et les membres du Conseil peuvent prétendre aux indemnités suivantes :
1° le président : un jeton de présence de 120 euros par partie de journée, indexé, avec un maximum de deux parties de journée par jour, pour préparer et assister aux réunions ;
2° les membres : un jeton de présence de 90 euros par partie de journée, indexé, avec un maximum de deux parties de journée par jour, pour préparer et assister aux réunions ;
3° une indemnité de déplacement pour les réunions, égale au prix d'un billet de train première classe ;
4° une indemnité forfaitaire de 60 euros pour formuler des avis préalables sur l'ordre du Conseil ;
5° une indemnité de déplacement pour les visites de travail sur l'ordre du Conseil, basée sur le prix d'un billet de train en première classe.
Aucune indemnité n'est accordée pour les délibérations à distance.]1
1° le président : un jeton de présence de 120 euros par partie de journée, indexé, avec un maximum de deux parties de journée par jour, pour préparer et assister aux réunions ;
2° les membres : un jeton de présence de 90 euros par partie de journée, indexé, avec un maximum de deux parties de journée par jour, pour préparer et assister aux réunions ;
3° une indemnité de déplacement pour les réunions, égale au prix d'un billet de train première classe ;
4° une indemnité forfaitaire de 60 euros pour formuler des avis préalables sur l'ordre du Conseil ;
5° une indemnité de déplacement pour les visites de travail sur l'ordre du Conseil, basée sur le prix d'un billet de train en première classe.
Aucune indemnité n'est accordée pour les délibérations à distance.]1
Modifications
HOOFDSTUK IV. - Beschermingsvoorschriften.
CHAPITRE IV. - Mesures de protection.
Art.21. Dit hoofdstuk is van toepassing op de [1 topstukken]1 die als beschermde voorwerpen zijn opgenomen in de lijst.
Modifications
Art.21. Le présent chapitre est applicable aux [1 pièces maîtresses inscrites]1 sur la liste en tant qu'objets protégés.
Modifications
Art.22. De voorschriften van dit hoofdstuk zijn slechts van toepassing voorzover ze niet afwijken van de bijzondere beschermingsvoorschriften die krachtens artikel 8, § 3, van het decreet worden opgelegd.
Art.22. Les dispositions du présent chapitre ne sont applicables dans la mesures où elles ne dérogent pas aux règles particulières de protection imposées en vertu de l'article 8, § 3, du décret.
Art.23. Onverminderd de toepassing van artikel 8, § 1, van het decreet, zijn de eigenaars, bezitters en houders van beschermde voorwerpen ertoe gehouden om als een goed huisvader het verval of de beschadiging ervan te voorkomen, onder meer door :
1° het tijdig nemen van maatregelen om een geschikte en stabiele bewaaromgeving voor de beschermde voorwerpen te garanderen, zoals door gepaste klimaatregeling, door het vermijden van water- en lichtschade en door het weren van stof, ongedierte en schimmels;
2° het nemen van de nodige beveiligingsmaatregelen en veiligheidsvoorzieningen, zoals brand- en inbraakpreventie, regelmatig nazicht op het onderhoud, voorzieningen tegen breuk-, stoot- of andere schade bij de opberging of presentatie, de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij verplaatsing, verpakking en transport;
3° elke schade te melden overeenkomstig artikel 9, § 4, van het decreet;
4° geen fysische ingrepen op de beschermde voorwerpen uit te voeren of te laten uitvoeren, tenzij voor die ingrepen vooraf toestemming werd verleend door de Vlaamse regering overeenkomstig artikel 9, § 1, van het decreet.
1° het tijdig nemen van maatregelen om een geschikte en stabiele bewaaromgeving voor de beschermde voorwerpen te garanderen, zoals door gepaste klimaatregeling, door het vermijden van water- en lichtschade en door het weren van stof, ongedierte en schimmels;
2° het nemen van de nodige beveiligingsmaatregelen en veiligheidsvoorzieningen, zoals brand- en inbraakpreventie, regelmatig nazicht op het onderhoud, voorzieningen tegen breuk-, stoot- of andere schade bij de opberging of presentatie, de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij verplaatsing, verpakking en transport;
3° elke schade te melden overeenkomstig artikel 9, § 4, van het decreet;
4° geen fysische ingrepen op de beschermde voorwerpen uit te voeren of te laten uitvoeren, tenzij voor die ingrepen vooraf toestemming werd verleend door de Vlaamse regering overeenkomstig artikel 9, § 1, van het decreet.
Art.23. Sans préjudice de l'application de l'article 8, § 1er, du décret, les propriétaires, possesseurs et détenteurs d'objets protégés sont tenus de prévenir en bon père de famille la dégradation ou l'endommagement de ceux-ci, notamment :
1° en prenant à temps les mesures susceptibles de garantir aux objets protégés un environnement de conservation approprié et stable, en prévoyant une climatisation appropriée, en évitant les dégâts causés par l'eau ou la lumière, et en les protégeant de la poussière, des insectes et de moisissures;
2° en prenant les mesures de prévention et de sécurité requises, notamment la prévention des incendies et la protection antivol, le contrôle régulier de l'entretien, la protection contre la casse, les chocs et autres dégâts lors du stockage ou de la présentation, la précaution et la prudence requises lors de déplacements, de l'emballage et du transport;
3° en signalant tout dommage conformément à l'article 9, § 4 du décret;
4° en ne pas exécutant ou faisant exécuter des interventions physiques sur les objets protégés, sauf en cas d'autorisation préalable du Gouvernement flamand conformément à l'article 9, § 1er du décret.
1° en prenant à temps les mesures susceptibles de garantir aux objets protégés un environnement de conservation approprié et stable, en prévoyant une climatisation appropriée, en évitant les dégâts causés par l'eau ou la lumière, et en les protégeant de la poussière, des insectes et de moisissures;
2° en prenant les mesures de prévention et de sécurité requises, notamment la prévention des incendies et la protection antivol, le contrôle régulier de l'entretien, la protection contre la casse, les chocs et autres dégâts lors du stockage ou de la présentation, la précaution et la prudence requises lors de déplacements, de l'emballage et du transport;
3° en signalant tout dommage conformément à l'article 9, § 4 du décret;
4° en ne pas exécutant ou faisant exécuter des interventions physiques sur les objets protégés, sauf en cas d'autorisation préalable du Gouvernement flamand conformément à l'article 9, § 1er du décret.
HOOFDSTUK V. - Algemene en bijzondere voorwaarden en de procedure voor het verlenen van toestemming voor een fysische ingreep.
CHAPITRE V. - Conditions générales et particulières et procédure d'autorisation d'une intervention physique.
Art.24. § 1. De eigenaar, bezitter of houder van het beschermde voorwerp dient zijn aanvraag tot het uitvoeren van een fysische ingreep in bij de administratie [1 ...]1.
Onder fysische ingreep wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan : een handeling die ingrijpt in de materiële substantie van het beschermde voorwerp, hetzij door toevoeging van producten of materialen, hetzij door wijziging van één of meer elementen die behoren tot de materiële substantie van het beschermde voorwerp.
[1 Een volledige aanvraag tot uitvoering van een fysische ingreep omvat:
1° de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager;
2° een toereikende identificatie van het topstuk;
3° de naam en het adres van de ontwerper(s) en uitvoerder(s) van de ingreep;
4° het curriculum vitae van de uitvoerder(s);
5° een gedocumenteerde toestandsbeschrijving van het topstuk, gedateerd en met vermelding van de opsteller;
6° het behandelingsvoorstel met verantwoording van de gekozen behandeling, de keuze en de materialen van de behandeling en de stapsgewijze beschrijving van de voorgenomen behandeling.
De administratie kan voor de aanvragen een aanvraagformulier opleggen.]1
§ 2. Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag meldt de administratie aan de aanvrager [1 ...]1 dat ze de aanvraag heeft ontvangen en dat die volledig dan wel onvolledig is bevonden.
Bij een onvolledige aanvraag vermeldt de brief van de administratie tevens welke elementen en gegevens verder nog moeten worden ingediend om de aanvraag te vervolledigen.
§ 3. De administratie herhaalt de handeling van § 2 bij elke eventuele volgende indiening van elementen en gegevens om de oorspronkelijke aanvraag te vervolledigen, tot de aanvraag volledig wordt bevonden.
§ 4. De administratie legt de volledige aanvraag voor advies aan de Raad voor.
De Raad brengt advies uit binnen 35 werkdagen na de mededeling door de administratie aan de aanvrager dat het dossier volledig is bevonden. Bij ontstentenis van een advies binnen die termijn wordt ervan uitgegaan dat aan de adviesvereiste is voldaan.
§ 5. Binnen 10 werkdagen na het verstrijken van de in § 4 vermelde termijn geeft de [1 de leidend ambtenaar van de administratie, onverminderd de mogelijkheid tot subdelegatie]1 aan de aanvrager een toestemming of gemotiveerd verbod [1 ...]1.
De toestemming vermeldt de eventuele bijzondere voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor het uitvoeren van de fysische ingreep.
§ 6. De fysische ingreep mag pas worden uitgevoerd nadat de schriftelijke toestemming daartoe werd verleend, behalve in noodsituaties overeenkomstig artikel 9, § 2, van het decreet.
§ 7. Van 1 juli tot en met 31 augustus worden de behandelingstermijnen van de procedure voor het verlenen van toestemming voor een fysische ingreep opgeschort.
§ 8. Indien de fysische ingreep niet is uitgevoerd binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving van de toestemming, vervalt deze toestemming. In uitzonderlijke omstandigheden, verantwoord door de aard van de fysische ingreep, kan deze termijn door de administratie worden verlengd.
Onder fysische ingreep wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan : een handeling die ingrijpt in de materiële substantie van het beschermde voorwerp, hetzij door toevoeging van producten of materialen, hetzij door wijziging van één of meer elementen die behoren tot de materiële substantie van het beschermde voorwerp.
[1 Een volledige aanvraag tot uitvoering van een fysische ingreep omvat:
1° de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager;
2° een toereikende identificatie van het topstuk;
3° de naam en het adres van de ontwerper(s) en uitvoerder(s) van de ingreep;
4° het curriculum vitae van de uitvoerder(s);
5° een gedocumenteerde toestandsbeschrijving van het topstuk, gedateerd en met vermelding van de opsteller;
6° het behandelingsvoorstel met verantwoording van de gekozen behandeling, de keuze en de materialen van de behandeling en de stapsgewijze beschrijving van de voorgenomen behandeling.
De administratie kan voor de aanvragen een aanvraagformulier opleggen.]1
§ 2. Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag meldt de administratie aan de aanvrager [1 ...]1 dat ze de aanvraag heeft ontvangen en dat die volledig dan wel onvolledig is bevonden.
Bij een onvolledige aanvraag vermeldt de brief van de administratie tevens welke elementen en gegevens verder nog moeten worden ingediend om de aanvraag te vervolledigen.
§ 3. De administratie herhaalt de handeling van § 2 bij elke eventuele volgende indiening van elementen en gegevens om de oorspronkelijke aanvraag te vervolledigen, tot de aanvraag volledig wordt bevonden.
§ 4. De administratie legt de volledige aanvraag voor advies aan de Raad voor.
De Raad brengt advies uit binnen 35 werkdagen na de mededeling door de administratie aan de aanvrager dat het dossier volledig is bevonden. Bij ontstentenis van een advies binnen die termijn wordt ervan uitgegaan dat aan de adviesvereiste is voldaan.
§ 5. Binnen 10 werkdagen na het verstrijken van de in § 4 vermelde termijn geeft de [1 de leidend ambtenaar van de administratie, onverminderd de mogelijkheid tot subdelegatie]1 aan de aanvrager een toestemming of gemotiveerd verbod [1 ...]1.
De toestemming vermeldt de eventuele bijzondere voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor het uitvoeren van de fysische ingreep.
§ 6. De fysische ingreep mag pas worden uitgevoerd nadat de schriftelijke toestemming daartoe werd verleend, behalve in noodsituaties overeenkomstig artikel 9, § 2, van het decreet.
§ 7. Van 1 juli tot en met 31 augustus worden de behandelingstermijnen van de procedure voor het verlenen van toestemming voor een fysische ingreep opgeschort.
§ 8. Indien de fysische ingreep niet is uitgevoerd binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving van de toestemming, vervalt deze toestemming. In uitzonderlijke omstandigheden, verantwoord door de aard van de fysische ingreep, kan deze termijn door de administratie worden verlengd.
Modifications
Art.24. § 1er. Le propriétaire, possesseur ou détenteur de l'objet protégé introduit sa demande d'intervention physique auprès de l'administration [1 ...]1.
On entend par intervention physique, au sens du présent arrêté : une action qui intervient dans la substance matérielle de l'objet protégé, soit par l'addition de produits ou matériaux, soit par la modification d'un ou plusieurs éléments faisant partie de la substance matérielle de l'objet protégé.
[1 Une demande complète d'intervention physique comprend :
1° le nom, l'adresse et les données de contact du demandeur ;
2° une identification suffisante de la pièce maîtresse ;
3° le nom et l'adresse du ou des projeteurs et exécutants de l'intervention ;
4° le curriculum vitae du ou des exécutants ;
5° une description documentée de l'état de la pièce maîtresse, datée et avec mention de l'auteur ;
6° la proposition de traitement avec justification du traitement choisi, le choix et les matériaux du traitement et la description étape par étape du traitement envisagé.
L'administration peut imposer un formulaire pour les demandes.]1
§ 2. Dans les 20 jours de la réception de la demande, l'administration notifie au demandeur [1 ...]1 de la réception de la demande, jugée complète ou incomplète.
En cas de demande incomplète, la lettre de l'administration mentionne en outre les éléments et données à ajouter pour compléter la demande.
§ 3. L'administration répète l'action du § 2 à chaque éventuelle remise d'éléments et de données en vue de compléter la demande initiale, jusqu'à ce que la demande soit jugée complète.
§ 4. L'administration transmet la demande complète pour avis au Conseil.
Le Conseil formule un avis dans les 35 jours ouvrables de la notification de l'administration au demandeur que le dossier a été jugé complet. Faute d'avis dans ce délai, la condition d'avis est censée remplie.
§ 5. Dans les 10 jours ouvrables de l'expiration du délai visé au § 4, [1 le fonctionnaire dirigeant de l'administration, sans préjudice de la possibilité de sous-délégation]1 donne au demandeur l'autorisation ou une interdiction motivée [1 ...]1.
L'autorisation mentionne les éventuelles conditions particulières qui doivent être remplies pour l'exécution de l'intervention physique.
§ 6. L'intervention physique ne peut être exécutée qu'après réception de l'autorisation écrite, sauf en cas d'urgence conformément à l'article 9, § 2, du décret.
§ 7. Les délais de la procédure d'octroi d'une autorisation d'intervention physique sont suspendus du 1er juillet au 31 août.
§ 8. Si l'intervention physique n'a pas été exécutée dans les deux ans de la notification de l'autorisation, cette autorisation échoit. En des circonstances exceptionnelles, justifiées par la nature de l'intervention physique, ce délai peut être prorogé par l'administration.
On entend par intervention physique, au sens du présent arrêté : une action qui intervient dans la substance matérielle de l'objet protégé, soit par l'addition de produits ou matériaux, soit par la modification d'un ou plusieurs éléments faisant partie de la substance matérielle de l'objet protégé.
[1 Une demande complète d'intervention physique comprend :
1° le nom, l'adresse et les données de contact du demandeur ;
2° une identification suffisante de la pièce maîtresse ;
3° le nom et l'adresse du ou des projeteurs et exécutants de l'intervention ;
4° le curriculum vitae du ou des exécutants ;
5° une description documentée de l'état de la pièce maîtresse, datée et avec mention de l'auteur ;
6° la proposition de traitement avec justification du traitement choisi, le choix et les matériaux du traitement et la description étape par étape du traitement envisagé.
L'administration peut imposer un formulaire pour les demandes.]1
§ 2. Dans les 20 jours de la réception de la demande, l'administration notifie au demandeur [1 ...]1 de la réception de la demande, jugée complète ou incomplète.
En cas de demande incomplète, la lettre de l'administration mentionne en outre les éléments et données à ajouter pour compléter la demande.
§ 3. L'administration répète l'action du § 2 à chaque éventuelle remise d'éléments et de données en vue de compléter la demande initiale, jusqu'à ce que la demande soit jugée complète.
§ 4. L'administration transmet la demande complète pour avis au Conseil.
Le Conseil formule un avis dans les 35 jours ouvrables de la notification de l'administration au demandeur que le dossier a été jugé complet. Faute d'avis dans ce délai, la condition d'avis est censée remplie.
§ 5. Dans les 10 jours ouvrables de l'expiration du délai visé au § 4, [1 le fonctionnaire dirigeant de l'administration, sans préjudice de la possibilité de sous-délégation]1 donne au demandeur l'autorisation ou une interdiction motivée [1 ...]1.
L'autorisation mentionne les éventuelles conditions particulières qui doivent être remplies pour l'exécution de l'intervention physique.
§ 6. L'intervention physique ne peut être exécutée qu'après réception de l'autorisation écrite, sauf en cas d'urgence conformément à l'article 9, § 2, du décret.
§ 7. Les délais de la procédure d'octroi d'une autorisation d'intervention physique sont suspendus du 1er juillet au 31 août.
§ 8. Si l'intervention physique n'a pas été exécutée dans les deux ans de la notification de l'autorisation, cette autorisation échoit. En des circonstances exceptionnelles, justifiées par la nature de l'intervention physique, ce délai peut être prorogé par l'administration.
Modifications
HOOFDSTUK VI. - Vaststelling van de subsidieregeling voor conservatie- en restauratiewerkzaamheden aan beschermde voorwerpen.
CHAPITRE VI. - Fixation du régime de subventions pour travaux de conservation et de restauration d'objets protégés.
Afdeling I. - Toepassingsgebied.
Section Ire. - Champ d'application.
Art.25. Binnen de kredieten die daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn ingeschreven, kent de minister een subsidie toe aan de eigenaar, bezitter of houder van een beschermd voorwerp die de kosten van bepaalde conservatie- of restauratiewerkzaamheden aan dat voorwerp draagt, en die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld bij dit besluit.
Art.25. Dans les limites des crédits inscrits à cet effet au budget de la Communauté flamande, le Ministre octroie une subvention au propriétaire, possesseur ou détenteur d'un objet protégé qui supporte les frais de certains travaux de conservation ou de restauration de cet objet, et qui remplit les conditions fixées par le présent arrêté.
Art.26. Met toepassing van dit besluit kan evenwel geen subsidie worden toegekend aan de staat, de gemeenschappen, de gewesten en de openbare instellingen die onder hun toezicht staan, met uitzondering van de onderwijsinstellingen.
De provinciale en lokale besturen, en de openbare instellingen die onder hun toezicht staan, kunnen voor de subsidie in aanmerking komen.
De provinciale en lokale besturen, en de openbare instellingen die onder hun toezicht staan, kunnen voor de subsidie in aanmerking komen.
Art.26. Toutefois, en application du présent arrêté, l'Etat, les communautés, les régions et les organismes publics qui en relèvent, à l'exception des établissements d'enseignement, ne sont pas admissibles à ces subventions.
Les administrations provinciales et locales et les organismes publics qui en relèvent sont admissibles aux subventions.
Les administrations provinciales et locales et les organismes publics qui en relèvent sont admissibles aux subventions.
Afdeling II. - Algemene bepalingen.
Section II. - Dispositions générales.
Art.27. De subsidie is bestemd voor werkzaamheden aan definitief beschermde voorwerpen die uit het oogpunt van conservatie of restauratie noodzakelijk zijn en waarvoor een toestemming werd verleend in de zin van artikel 9, § 1, van het decreet.
Maatregelen, uitgevoerd in noodsituaties overeenkomstig artikel 9, § 2, van het decreet, komen in aanmerking voor subsidiëring voorzover ze noodzakelijk waren voor het loutere behoud van het beschermde voorwerp.
Maatregelen, uitgevoerd in noodsituaties overeenkomstig artikel 9, § 2, van het decreet, komen in aanmerking voor subsidiëring voorzover ze noodzakelijk waren voor het loutere behoud van het beschermde voorwerp.
Art.27. La subvention est destinée aux travaux à des objets protégés à titre définitif, nécessaires du point de vue de la conservation ou de la restauration, et pour lesquels a été octroyée une autorisation au sens de l'article 9, § 1er, du décret.
Des mesures prises en cas d'urgence conformément à l'article 9, § 2, sont admissibles aux subventions dans la mesure où elles étaient nécessaires au simple maintien de l'objet protégé.
Des mesures prises en cas d'urgence conformément à l'article 9, § 2, sont admissibles aux subventions dans la mesure où elles étaient nécessaires au simple maintien de l'objet protégé.
Art.28. Onder conservatiewerkzaamheden wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan : het geheel van maatregelen en handelingen dat erop gericht is de bewaringstoestand van een object te stabiliseren en verder verval te verhinderen of te vertragen.
Onder restauratiewerkzaamheden wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan : het geheel van handelingen dat een beschadigd of gedeeltelijk verloren gegaan object in een vooraf gedefinieerde toestand terugbrengt. Daarbij wordt rekening gehouden met de oorspronkelijke en door de maker bedoelde verschijningsvorm, alsook met de natuurlijke veroudering.
Onder restauratiewerkzaamheden wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan : het geheel van handelingen dat een beschadigd of gedeeltelijk verloren gegaan object in een vooraf gedefinieerde toestand terugbrengt. Daarbij wordt rekening gehouden met de oorspronkelijke en door de maker bedoelde verschijningsvorm, alsook met de natuurlijke veroudering.
Art.28. Pour l'application du présent arrêté, on entend par travaux de conservation : l'ensemble de mesures et d'actions visant à stabiliser l'état de conservation d'un objet et d'empêcher et ralentir la progression de la déchéance.
Pour l'application du présent arrêté, on entend par travaux de restauration : l'ensemble d'actions qui restaure un objet endommagé ou partiellement perdu dans un état défini au préalable. Il est tenu compte de l'apparence initiale visée par l'auteur, ainsi que du vieillissement naturel.
Pour l'application du présent arrêté, on entend par travaux de restauration : l'ensemble d'actions qui restaure un objet endommagé ou partiellement perdu dans un état défini au préalable. Il est tenu compte de l'apparence initiale visée par l'auteur, ainsi que du vieillissement naturel.
Art.29. Onverminderd artikel 27, tweede lid, zijn werkzaamheden die tot doel hebben om het beschermde voorwerp in goede staat te bewaren, maar die in de zin van dit besluit niet als conservatie- of restauratiewerkzaamheden zijn aangemerkt, op grond van dit besluit niet subsidiabel.
Art.29. Sans préjudice de l'article 27, deuxième alinéa, les travaux visant à conserver l'objet protégé en bon état, mais qui, au sens du présent arrêté, ne sont pas qualifiés de travaux de conservation ou de restauration, ne sont pas admissibles aux subventions en vertu du présent arrêté.
Art.30. Als subsidiabele kosten komen in aanmerking :
1° kosten van onderzoek, met het oog op diagnose en het bepalen van de behandelingsmethode;
2° uitvoerings- en materiaalkosten;
3° verpakkings- en transportkosten;
4° kosten, gemaakt voor dringende bewaringsmaatregelen in de zin van artikel 27, tweede lid;
5° de BTW op voormelde kosten voorzover de aanvrager niet BTW-plichtig is.
Prijsevoluties en extra kosten die voortvloeien uit omstandigheden die na het indienen van de subsidieaanvraag ontstaan zijn, worden niet in aanmerking genomen. In voorkomend geval staat het de aanvrager vrij een nieuwe aanvraag in te dienen.
1° kosten van onderzoek, met het oog op diagnose en het bepalen van de behandelingsmethode;
2° uitvoerings- en materiaalkosten;
3° verpakkings- en transportkosten;
4° kosten, gemaakt voor dringende bewaringsmaatregelen in de zin van artikel 27, tweede lid;
5° de BTW op voormelde kosten voorzover de aanvrager niet BTW-plichtig is.
Prijsevoluties en extra kosten die voortvloeien uit omstandigheden die na het indienen van de subsidieaanvraag ontstaan zijn, worden niet in aanmerking genomen. In voorkomend geval staat het de aanvrager vrij een nieuwe aanvraag in te dienen.
Art.30. Entrent en ligne de compte en tant que frais admissibles aux subventions :
1° les frais de l'examen en vue du diagnostic et de la définition de la méthode de traitement;
2° les frais d'exécution et de matériaux;
3° les frais d'emballage et de transport;
4° les frais accusés pour des mesures de conservation d'urgence au sens de l'article 27, deuxième alinéa;
5° la T.V.A. sur les frais susmentionnés dans la mesure où le demandeur n'est pas assujetti à la T.V.A.
Les évolutions des prix et les frais supplémentaires découlant de circonstances postérieures à l'introduction de la demande de subventions, ne sont pas pis en compte. Le cas échéant, il est loisible au demandeur d'introduire une nouvelle demande.
1° les frais de l'examen en vue du diagnostic et de la définition de la méthode de traitement;
2° les frais d'exécution et de matériaux;
3° les frais d'emballage et de transport;
4° les frais accusés pour des mesures de conservation d'urgence au sens de l'article 27, deuxième alinéa;
5° la T.V.A. sur les frais susmentionnés dans la mesure où le demandeur n'est pas assujetti à la T.V.A.
Les évolutions des prix et les frais supplémentaires découlant de circonstances postérieures à l'introduction de la demande de subventions, ne sont pas pis en compte. Le cas échéant, il est loisible au demandeur d'introduire une nouvelle demande.
Afdeling III. - Procedure.
Section III. - Procédure.
Art.31. De aanvraag tot het verkrijgen van een subsidie wordt ingediend bij de administratie [1 De administratie kan voor de aanvragen een aanvraagformulier opleggen]1.
[1 In de aanvraag worden de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager vermeld, alsook een toereikende identificatie van het topstuk.]1 Bij de aanvraag wordt een aanvraag gevoegd tot het uitvoeren van een fysische ingreep, indien die nog niet eerder werd ingediend, conform artikel 24, of van de melding van de in een noodsituatie uitgevoerde ingrepen zoals bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet. De aanvraag bevat tevens een gedetailleerde raming van de kosten en financieringsmiddelen die verband houden met het voorwerp van de aanvraag. De kostenraming bestaat uit een gedetailleerde lijst van de werkzaamheden met per post een opgave van de daaraan verbonden, geraamde of al bekende kosten. Als financieringsmiddelen dienen onder andere te worden vermeld : de verzekeringsvergoedingen en de subsidies door andere overheden.
Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van de door de administratie aanvaarde kostenraming.
[1 In de aanvraag worden de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager vermeld, alsook een toereikende identificatie van het topstuk.]1 Bij de aanvraag wordt een aanvraag gevoegd tot het uitvoeren van een fysische ingreep, indien die nog niet eerder werd ingediend, conform artikel 24, of van de melding van de in een noodsituatie uitgevoerde ingrepen zoals bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet. De aanvraag bevat tevens een gedetailleerde raming van de kosten en financieringsmiddelen die verband houden met het voorwerp van de aanvraag. De kostenraming bestaat uit een gedetailleerde lijst van de werkzaamheden met per post een opgave van de daaraan verbonden, geraamde of al bekende kosten. Als financieringsmiddelen dienen onder andere te worden vermeld : de verzekeringsvergoedingen en de subsidies door andere overheden.
Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van de door de administratie aanvaarde kostenraming.
Modifications
Art.31. La demande de subvention est introduite auprès de l'administration, [1 L'administration peut imposer un formulaire pour les demandes.]1.
[1 La demande mentionne les nom, adresse et données de contact du demandeur, ainsi qu'une identification suffisante de la pièce maîtresse.]1 La demande est accompagnée d'une demande d'intervention physique, si cela ne s'était pas encore fait, conformément à l'article 24, ou du signalement d'interventions exécutées en cas d'urgence telles que visées à l'article 9, § 2, du décret. La demande comporte en outre une estimation détaillée des frais et moyens de financement ayant trait à l'objet de la demande. L'estimation des coûts consiste en une liste des travaux avec indication, par poste, des coûts estimés ou connus y afférents. Il y a lieu de mentionner notamment les moyens de financement suivants : les indemnités d'assurance et les subventions octroyées par d'autres autorités publiques.
Le montant des subventions est fixé sur la base de l'estimation des coûts acceptée par l'administration.
[1 La demande mentionne les nom, adresse et données de contact du demandeur, ainsi qu'une identification suffisante de la pièce maîtresse.]1 La demande est accompagnée d'une demande d'intervention physique, si cela ne s'était pas encore fait, conformément à l'article 24, ou du signalement d'interventions exécutées en cas d'urgence telles que visées à l'article 9, § 2, du décret. La demande comporte en outre une estimation détaillée des frais et moyens de financement ayant trait à l'objet de la demande. L'estimation des coûts consiste en une liste des travaux avec indication, par poste, des coûts estimés ou connus y afférents. Il y a lieu de mentionner notamment les moyens de financement suivants : les indemnités d'assurance et les subventions octroyées par d'autres autorités publiques.
Le montant des subventions est fixé sur la base de l'estimation des coûts acceptée par l'administration.
Modifications
Art.32. De minister besluit tot het toekennen of niet toekennen van een subsidie.
Art.32. Le Ministre décide de l'octroi ou non d'une subvention.
Art.33. Bij ontoereikendheid van de kredieten die op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn ingeschreven, gelden, rekening houdend met de faseerbaarheid van de werkzaamheden, de volgende prioriteitscriteria, in volgorde van afnemend belang :
1° de noodzaak om dringende conservatiemaatregelen te nemen, rekening houdend met de fysische toestand van het beschermde voorwerp;
2° de continuïteit van de al aangevatte werken;
3° de chronologie van de indiening van de aanvragen.
1° de noodzaak om dringende conservatiemaatregelen te nemen, rekening houdend met de fysische toestand van het beschermde voorwerp;
2° de continuïteit van de al aangevatte werken;
3° de chronologie van de indiening van de aanvragen.
Art.33. En cas d'insuffisance des crédits inscrits au budget de la Communauté flamande, compte tenu de la phasabilité des travaux, les critères de priorité suivants sont appliqués, en ordre descendant d'importance :
1° la nécessité de prendre des mesures urgentes de conservation, compte tenu de l'état physique de l'objet protégé;
2° la continuité des travaux déjà entamés;
3° la chronologie de l'introduction des demandes.
1° la nécessité de prendre des mesures urgentes de conservation, compte tenu de l'état physique de l'objet protégé;
2° la continuité des travaux déjà entamés;
3° la chronologie de l'introduction des demandes.
Art.34. Het besluit tot toekenning van een subsidie vermeldt de begunstigde, het maximumbedrag, de bestemming, de uit te voeren werkzaamheden en eventuele bijzondere richtlijnen. Een beslissing tot het niet-toekennen van een subsidie moet gemotiveerd aan de aanvrager gemeld worden.
Art.34. L'arrêté octroyant une subvention mentionne le bénéficiaire, le montant maximum, la destination, les travaux à exécuter et d'éventuelles directives particulières. Une décision de non-octroi d'une subvention doit être notifiée avec motivation au demandeur.
Art.35. De toekenning van een subsidie overeenkomstig dit besluit geldt tevens als toestemming tot het uitvoeren van een fysische ingreep als bedoeld in artikel 9 van het decreet.
Art.35. L'octroi d'une subvention conformément au présent arrêté vaut comme autorisation d'exécuter une intervention physique telle que visée à l'article 9 du décret.
Afdeling IV. - Subsidiebedragen.
Section IV. - Montants des subventions.
Art.36. De subsidie bedraagt 50 % van het bedrag van de kostenraming, vermeld in artikel 31, derde lid, onverminderd de bepalingen van artikelen 39 en 40.
Art.36. La subvention égale 50 % du montant de l'estimation des coûts visée à l'article 31, troisième alinéa, sans préjudice des dispositions des articles 39 et 40.
Art.37. In afwijking van artikel 36 bedraagt het subsidiepercentage 70 % als het een beschermd voorwerp betreft dat publiek tentoongesteld of toegankelijk gemaakt is onder de voorwaarden, vastgesteld in een overeenkomst tussen de aanvrager en de minister.
Art.37. Par dérogation à l'article 36, le pourcentage de la subvention est de 70 % lorsqu'il s'agit d'un objet protégé exposé ou rendu accessible aux conditions stipulées dans une convention entre le demandeur et le Ministre.
Art.38. In afwijking van artikel 36 bedraagt het subsidiepercentage 80 % als het een beschermd voorwerp betreft dat eigendom is van een rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter die als één van haar voornaamste doelstellingen heeft het voorwerp in goede staat te bewaren, en dat bovendien publiek tentoongesteld of toegankelijk gemaakt is overeenkomstig artikel 37.
In afwijking van artikel 36 bedraagt het subsidiepercentage 80% als het een beschermd voorwerp betreft dat, rekening houdend met zijn fysieke staat en de feitelijke omstandigheden waarin het zich bevindt, onherroepelijk verloren dreigt te gaan.
In afwijking van artikel 36 bedraagt het subsidiepercentage 80% als het een beschermd voorwerp betreft dat, rekening houdend met zijn fysieke staat en de feitelijke omstandigheden waarin het zich bevindt, onherroepelijk verloren dreigt te gaan.
Art.38. Par dérogation à l'article 36, le pourcentage de la subvention est de 70 % lorsqu'il s'agit d'un objet protégé qui est la propriété d'une personne morale à caractère non commercial, dont l'un des principaux objectifs est de conserver l'objet en bon état et qui est en outre exposé ou rendu accessible conformément à l'article 37.
Par dérogation à l'article 36, le pourcentage de la subvention est de 80 % lorsqu'il s'agit d'un objet protégé qui, compte tenu de son état physique et des conditions de fait dans lequel il se trouve, risque d'être perdu à jamais.
Par dérogation à l'article 36, le pourcentage de la subvention est de 80 % lorsqu'il s'agit d'un objet protégé qui, compte tenu de son état physique et des conditions de fait dans lequel il se trouve, risque d'être perdu à jamais.
Art.39. Het definitieve subsidiebedrag mag niet hoger zijn dan :
1° het in artikelen 36, 37 of 38 bedoelde percentage, toegepast op de reële kosten indien die lager zijn dan de geraamde kosten;
2° het verschil tussen enerzijds de reële kosten en anderzijds de verzekeringsvergoedingen, door derden toegekend om de desbetreffende restauratie- en conservatiekosten of noodmaatregelen te dekken, en de bijdragen, subsidies of premies toegekend door andere overheden dan de staat, de gemeenschappen of de gewesten.
De subsidiebedragen, vastgesteld overeenkomstig artikelen 36, 37 en 38, dienen in voorkomend geval daartoe te worden verminderd.
1° het in artikelen 36, 37 of 38 bedoelde percentage, toegepast op de reële kosten indien die lager zijn dan de geraamde kosten;
2° het verschil tussen enerzijds de reële kosten en anderzijds de verzekeringsvergoedingen, door derden toegekend om de desbetreffende restauratie- en conservatiekosten of noodmaatregelen te dekken, en de bijdragen, subsidies of premies toegekend door andere overheden dan de staat, de gemeenschappen of de gewesten.
De subsidiebedragen, vastgesteld overeenkomstig artikelen 36, 37 en 38, dienen in voorkomend geval daartoe te worden verminderd.
Art.39. Le montant définitif de la subvention ne peut dépasser :
1° le pourcentage visé aux articles 36, 37 ou 38, appliqué aux coûts réels s'ils sont inférieurs aux coûts estimés;
2° l'écart entre, d'une part, les coûts réels et, d'autre part, les indemnités d'assurance allouées par des tiers pour couvrir les coûts de restauration et de conservation ou les mesures d'urgence, et les contributions, subventions ou primes allouées par des instances autres que l'Etat, les communautés ou régions.
Les montants des subventions fixés conformément aux articles 36, 37 et 38 doivent, le cas échéant, être réduits à cet effet.
1° le pourcentage visé aux articles 36, 37 ou 38, appliqué aux coûts réels s'ils sont inférieurs aux coûts estimés;
2° l'écart entre, d'une part, les coûts réels et, d'autre part, les indemnités d'assurance allouées par des tiers pour couvrir les coûts de restauration et de conservation ou les mesures d'urgence, et les contributions, subventions ou primes allouées par des instances autres que l'Etat, les communautés ou régions.
Les montants des subventions fixés conformément aux articles 36, 37 et 38 doivent, le cas échéant, être réduits à cet effet.
Art.40. De kosten die niet worden gesubsidieerd overeenkomstig artikelen 36 tot en met 39, mogen niet gefinancierd worden met middelen die afkomstig zijn van subsidies die verstrekt worden door de staat, de gemeenschappen of de gewesten. In voorkomend geval wordt de subsidie die deze overheden toekent, in mindering gebracht op de subsidie, toegekend op basis van artikelen 36 tot en met 39.
Art.40. Les coûts qui ne sont pas subventionnés conformément aux articles 36 à 39 inclus, ne peuvent être financés par des moyens provenant de subventions octroyées par l'Etat, les communautés ou régions. Le cas échéant, la subvention allouée par ces instances est déduite de la subvention allouée sur la base des articles 36 à 39 inclus.
Art.41. De subsidie wordt als volgt uitbetaald :
1° een voorschot van 70 % van het bedrag, toegekend overeenkomstig artikel 36, 37 of 38, bij de aanvang van de werkzaamheden. Dat voorschot kan worden verminderd, rekening houdend met verwachte andere financieringsmiddelen als bedoeld in artikelen 39 en 40;
2° het saldo, eventueel begrensd zoals bepaald in artikelen 39 en 40, na beëindiging van de werkzaamheden en na controle van het verantwoordingsdossier.
In voorkomend geval worden te veel uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
1° een voorschot van 70 % van het bedrag, toegekend overeenkomstig artikel 36, 37 of 38, bij de aanvang van de werkzaamheden. Dat voorschot kan worden verminderd, rekening houdend met verwachte andere financieringsmiddelen als bedoeld in artikelen 39 en 40;
2° het saldo, eventueel begrensd zoals bepaald in artikelen 39 en 40, na beëindiging van de werkzaamheden en na controle van het verantwoordingsdossier.
In voorkomend geval worden te veel uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
Art.41. La subvention est payée comme suit :
1° une avance de 70% du montant octroyé conformément aux articles 36, 37 ou 38, lors du démarrage des travaux. Ladite avance peut être diminuée, compte tenu des autres moyens de financement tels que visés aux articles 39 et 40;
2° le solde, éventuellement limité tel que prévu aux articles 39 et 40, après l'achèvement des travaux et le contrôle du dossier de justification.
Le cas échéant, les avances indues sont récupérées.
1° une avance de 70% du montant octroyé conformément aux articles 36, 37 ou 38, lors du démarrage des travaux. Ladite avance peut être diminuée, compte tenu des autres moyens de financement tels que visés aux articles 39 et 40;
2° le solde, éventuellement limité tel que prévu aux articles 39 et 40, après l'achèvement des travaux et le contrôle du dossier de justification.
Le cas échéant, les avances indues sont récupérées.
Art.42. § 1. De verkrijger van de subsidie is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap het bedrag van de subsidie volledig terug te betalen indien het betreffende beschermde voorwerp binnen een termijn van drie jaar na de toekenning van de subsidie, definitief buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt gebracht, of door de Vlaamse Gemeenschap wordt aangekocht overeenkomstig artikelen 12 tot en met 18 van het decreet.
Hij is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap de helft van het bedrag van de subsidie terug te betalen indien het betreffende beschermde voorwerp binnen een termijn van tien jaar na de toekenning van de subsidie, definitief buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt gebracht, of door de Vlaamse Gemeenschap wordt aangekocht overeenkomstig artikelen 12 tot en met 18 van het decreet.
§ 2. Hij is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap de helft van het subsidiebedrag terug te betalen indien hij het beschermde voorwerp aan een derde persoon verkoopt binnen de Vlaamse Gemeenschap binnen een termijn van drie jaar na de toekenning van de subsidie.
Hij is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap één vierde van het subsidiebedrag terug te betalen indien hij het beschermde voorwerp aan een derde persoon verkoopt binnen de Vlaamse Gemeenschap binnen een termijn van vijf jaar na de toekenning van de subsidie.
Deze verplichting vervalt evenwel, zo de nieuwe verwerver van het beschermd voorwerp zich ertoe engageert tot de overname van de overeenkomst bedoeld in artikelen 37 en 38.
§ 3. Onverminderd de toepassing van artikelen 20 tot en met 26 van het decreet, vordert de administratie elke subsidie terug die onrechtmatig werd uitbetaald.
Hij is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap de helft van het bedrag van de subsidie terug te betalen indien het betreffende beschermde voorwerp binnen een termijn van tien jaar na de toekenning van de subsidie, definitief buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt gebracht, of door de Vlaamse Gemeenschap wordt aangekocht overeenkomstig artikelen 12 tot en met 18 van het decreet.
§ 2. Hij is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap de helft van het subsidiebedrag terug te betalen indien hij het beschermde voorwerp aan een derde persoon verkoopt binnen de Vlaamse Gemeenschap binnen een termijn van drie jaar na de toekenning van de subsidie.
Hij is ertoe verplicht aan de Vlaamse Gemeenschap één vierde van het subsidiebedrag terug te betalen indien hij het beschermde voorwerp aan een derde persoon verkoopt binnen de Vlaamse Gemeenschap binnen een termijn van vijf jaar na de toekenning van de subsidie.
Deze verplichting vervalt evenwel, zo de nieuwe verwerver van het beschermd voorwerp zich ertoe engageert tot de overname van de overeenkomst bedoeld in artikelen 37 en 38.
§ 3. Onverminderd de toepassing van artikelen 20 tot en met 26 van het decreet, vordert de administratie elke subsidie terug die onrechtmatig werd uitbetaald.
Art.42. § 1er. Le bénéficiaire de la subvention est obligé de rembourser la totalité du montant de la subvention à la Communauté flamande si l'objet protégé en question est transporté définitivement hors de la Communauté flamande dans un délai de trois ans de l'octroi de la subvention, ou acquis par la Communauté flamande conformément aux articles 12 à 18 inclus du décret.
Il est obligé de rembourser la moitié du montant de la subvention à la Communauté flamande si l'objet protégé en question est transporté définitivement hors de la Communauté flamande dans un délai de dix ans de l'octroi de la subvention, ou acquis par la Communauté flamande conformément aux articles 12 à 18 inclus du décret.
§ 2. Il est obligé de rembourser la moitié du montant de la subvention à la Communauté flamande s'il vend l'objet protégé à une tierce personne dans la Communauté flamande dans un délai de trois ans de l'octroi de la subvention.
Il est obligé de rembourser un quart du montant de la subvention à la Communauté flamande s'il vend l'objet protégé à une tierce personne dans la Communauté flamande dans un délai de cinq ans de l'octroi de la subvention.
Toutefois, cette obligation échoit si ne nouvel acquéreur de l'objet protégé s'engage à reprendre la convention visée aux articles 37 et 38.
§ 3. Sans préjudice de l'application des articles 20 à 26 inclus du décret, l'administration réclame toute subvention indûment payée.
Il est obligé de rembourser la moitié du montant de la subvention à la Communauté flamande si l'objet protégé en question est transporté définitivement hors de la Communauté flamande dans un délai de dix ans de l'octroi de la subvention, ou acquis par la Communauté flamande conformément aux articles 12 à 18 inclus du décret.
§ 2. Il est obligé de rembourser la moitié du montant de la subvention à la Communauté flamande s'il vend l'objet protégé à une tierce personne dans la Communauté flamande dans un délai de trois ans de l'octroi de la subvention.
Il est obligé de rembourser un quart du montant de la subvention à la Communauté flamande s'il vend l'objet protégé à une tierce personne dans la Communauté flamande dans un délai de cinq ans de l'octroi de la subvention.
Toutefois, cette obligation échoit si ne nouvel acquéreur de l'objet protégé s'engage à reprendre la convention visée aux articles 37 et 38.
§ 3. Sans préjudice de l'application des articles 20 à 26 inclus du décret, l'administration réclame toute subvention indûment payée.
HOOFDSTUK VI/1. [1 - Het certificaat dat bevestigt dat een roerend goed of verzameling geen topstuk is.]1
CHAPITRE VI/1. [1 - Le certificat attestant qu'un bien immobilier ou une collection n'est pas une pièce maîtresse.]1
Art.42/1. [1 De aanvragen van een certificaat worden door de bezitter, eigenaar, houder, of zijn aangestelde, ingediend bij de administratie.
De administratie kan voor de aanvragen een aanvraagformulier opleggen.
Een volledige aanvraag omvat:
1° de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager;
2° een toereikende identificatie van het roerend goed of de verzameling, met inbegrip van toereikend beeldmateriaal;
3° de herkomst- en eigendomsgeschiedenis van het roerend goed of de verzameling;
4° een verklaring op erewoord dat het roerend goed of de verzameling zich wettig en definitief binnen de Vlaamse Gemeenschap bevindt.
De administratie kan, als ze dat wenselijk acht, externe adviezen inwinnen.
De administratie legt de aanvraag, in voorkomend geval samen met de door haar ingewonnen bijkomende informatie en externe adviezen, voor advies voor aan de Raad. De Raad formuleert uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van een volledige aanvraag zijn advies over de vraag of het roerend goed of de verzameling al dan niet beschouwd moet worden als een topstuk.
Binnen tien dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het vijfde lid, levert de administratie het gevraagde certificaat af of meldt ze de aanvrager dat het roerend goed of de verzameling waarvoor een aanvraag is ingediend, een topstuk is.]1
De administratie kan voor de aanvragen een aanvraagformulier opleggen.
Een volledige aanvraag omvat:
1° de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager;
2° een toereikende identificatie van het roerend goed of de verzameling, met inbegrip van toereikend beeldmateriaal;
3° de herkomst- en eigendomsgeschiedenis van het roerend goed of de verzameling;
4° een verklaring op erewoord dat het roerend goed of de verzameling zich wettig en definitief binnen de Vlaamse Gemeenschap bevindt.
De administratie kan, als ze dat wenselijk acht, externe adviezen inwinnen.
De administratie legt de aanvraag, in voorkomend geval samen met de door haar ingewonnen bijkomende informatie en externe adviezen, voor advies voor aan de Raad. De Raad formuleert uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van een volledige aanvraag zijn advies over de vraag of het roerend goed of de verzameling al dan niet beschouwd moet worden als een topstuk.
Binnen tien dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het vijfde lid, levert de administratie het gevraagde certificaat af of meldt ze de aanvrager dat het roerend goed of de verzameling waarvoor een aanvraag is ingediend, een topstuk is.]1
Art.42/1. [1 Les demandes de certificat sont introduites auprès de l'administration par le possesseur, le propriétaire, le détenteur, ou son préposé.
L'administration peut imposer un formulaire pour les demandes.
La demande complète comprend :
1° le nom, l'adresse et les données de contact du demandeur ;
2° une identification suffisante du bien immobilier ou de la collection, y compris le matériel graphique suffisant ;
3° l'origine et l'historique de propriété du bien immobilier ou de la collection ;
4° une déclaration sur l'honneur que le bien immobilier ou la collection se trouve de manière légale et définitive au sein de la Communauté flamande.
Si elle l'estime souhaitable, l'administration peut recueillir des conseils externes.
L'administration soumet la demande pour avis au Conseil, le cas échéant accompagnée de l'information supplémentaire et des avis externes recueillis par elle. Au plus tard 30 jours de la réception de la demande complète le Conseil rend son avis sur la question si le bien immobilier ou la collection doit, ou non, être considéré comme une pièce maîtresse.
Dans les 10 jours de l'échéance du délai visé à l'alinéa cinq l'administration délivre le certificat demandé ou informe le demandeur que le bien mobilier ou la collection faisant l'objet d'une demande est une pièce maîtresse.]1
L'administration peut imposer un formulaire pour les demandes.
La demande complète comprend :
1° le nom, l'adresse et les données de contact du demandeur ;
2° une identification suffisante du bien immobilier ou de la collection, y compris le matériel graphique suffisant ;
3° l'origine et l'historique de propriété du bien immobilier ou de la collection ;
4° une déclaration sur l'honneur que le bien immobilier ou la collection se trouve de manière légale et définitive au sein de la Communauté flamande.
Si elle l'estime souhaitable, l'administration peut recueillir des conseils externes.
L'administration soumet la demande pour avis au Conseil, le cas échéant accompagnée de l'information supplémentaire et des avis externes recueillis par elle. Au plus tard 30 jours de la réception de la demande complète le Conseil rend son avis sur la question si le bien immobilier ou la collection doit, ou non, être considéré comme une pièce maîtresse.
Dans les 10 jours de l'échéance du délai visé à l'alinéa cinq l'administration délivre le certificat demandé ou informe le demandeur que le bien mobilier ou la collection faisant l'objet d'une demande est une pièce maîtresse.]1
Art.42/2. [1 Het certificaat bevat minstens de volgende gegevens:
1° een toereikende identificatie van het goed of de verzameling waarvoor het certificaat wordt uitgereikt;
2° beeldmateriaal.
Bij de opmaak van het certificaat wordt rekening gehouden met het feit dat overeenkomstig artikel 3, § 3, derde lid, van het decreet, het certificaat geen uitspraak doet over authenticiteit, noch over financiële waarde, noch over eigendomstitel van het roerend goed of de verzameling waarvoor een certificaat afgeleverd wordt.]1
1° een toereikende identificatie van het goed of de verzameling waarvoor het certificaat wordt uitgereikt;
2° beeldmateriaal.
Bij de opmaak van het certificaat wordt rekening gehouden met het feit dat overeenkomstig artikel 3, § 3, derde lid, van het decreet, het certificaat geen uitspraak doet over authenticiteit, noch over financiële waarde, noch over eigendomstitel van het roerend goed of de verzameling waarvoor een certificaat afgeleverd wordt.]1
Art.42/2. [1 Le certificat comprend au moins les données suivantes :
1° une identification suffisante du bien ou de la collection pour lesquels le certificat est délivré ;
2° le matériel graphique.
Lors de l'établissement du certificat il est tenu compte du fait que conformément à l'article 3, § 3, alinéa trois du décret le certificat ne se prononce ni sur l'authenticité, ni sur la valeur financière, ni sur le titre de propriété du bien mobilier ou de la collection pour lesquels un certificat est délivré.]1
1° une identification suffisante du bien ou de la collection pour lesquels le certificat est délivré ;
2° le matériel graphique.
Lors de l'établissement du certificat il est tenu compte du fait que conformément à l'article 3, § 3, alinéa trois du décret le certificat ne se prononce ni sur l'authenticité, ni sur la valeur financière, ni sur le titre de propriété du bien mobilier ou de la collection pour lesquels un certificat est délivré.]1
HOOFDSTUK VII. - Het buiten de Vlaamse Gemeenschap brengen van [1 topstukken]1.
CHAPITRE VII. - Le transport [1 de pièces maîtresses]1 hors de la Communauté flamande.
Art.43. De aanvraag tot toestemming om een [1 topstuk]1 buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen, bedoeld in artikel 11, van het decreet, wordt per aangetekend schrijven ingediend bij de administratie.
Elke persoon die betrokken is bij de behandeling van een dergelijke aanvraag, is gehouden tot volstrekte geheimhouding.
Elke persoon die betrokken is bij de behandeling van een dergelijke aanvraag, is gehouden tot volstrekte geheimhouding.
Modifications
Art.43. Le demande d'autorisation de transporter [1 une pièce maîtresse]1 hors de la Communauté flamande tel que prévu à l'article 11 du décret est introduit par lettre recommandée auprès de l'administration.
Toute personne associée au traitement d'une telle demande est tenue au secret le plus strict.
Toute personne associée au traitement d'une telle demande est tenue au secret le plus strict.
Modifications
Art.44. § 1. De aanvraag tot toestemming van de Vlaamse regering, bedoeld in artikel 43, bevat de volgende gegevens :
1° de naam en het adres van de aanvrager;
2° [1 de identificatie van het topstuk met, als het een beschermd voorwerp betreft, expliciete verwijzing naar de lijst.]1
§ 2. Als de aanvraag, bedoeld in artikel 43, tot gevolg heeft dat het [1 topstuk]1 tijdelijk buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt gebracht, dan moet die aanvraag bovendien de volgende gegevens bevatten :
1° de redenen waarom de aanvrager het beschermde voorwerp tijdelijk buiten de Vlaamse Gemeenschap wil brengen, alsook de overeenkomsten die daar eventueel betrekking op hebben;
2° de tijdelijke bewaarplaats van het beschermde voorwerp;
3° de periode waarvoor de toestemming wordt gevraagd;
4° de geboden garanties voor het behoud in goede staat, alsook voor de terugkeer van het beschermd voorwerp.
§ 3. Als de opgelegde formele en inhoudelijke vereisten niet worden nageleefd, heeft dat de onontvankelijkheid van de aanvraag tot gevolg.
De administratie zendt de onontvankelijke aanvraag binnen vijftien werkdagen na ontvangst terug naar de aanvrager met vermelding van de reden.
§ 4. De minister geeft of weigert deze toestemming binnen twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Hij kan die toestemming aan een aantal voorwaarden onderwerpen, die echter nooit van dien aard mogen zijn dat ze een feitelijk verbod opleggen. De aanvrager wordt via een aangetekende brief van de beslissing van de minister op de hoogte gebracht.
Indien de aanvrager binnen de termijn van twee maanden geen weigering heeft ontvangen, wordt hij geacht de toestemming te hebben verkregen.
1° de naam en het adres van de aanvrager;
2° [1 de identificatie van het topstuk met, als het een beschermd voorwerp betreft, expliciete verwijzing naar de lijst.]1
§ 2. Als de aanvraag, bedoeld in artikel 43, tot gevolg heeft dat het [1 topstuk]1 tijdelijk buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt gebracht, dan moet die aanvraag bovendien de volgende gegevens bevatten :
1° de redenen waarom de aanvrager het beschermde voorwerp tijdelijk buiten de Vlaamse Gemeenschap wil brengen, alsook de overeenkomsten die daar eventueel betrekking op hebben;
2° de tijdelijke bewaarplaats van het beschermde voorwerp;
3° de periode waarvoor de toestemming wordt gevraagd;
4° de geboden garanties voor het behoud in goede staat, alsook voor de terugkeer van het beschermd voorwerp.
§ 3. Als de opgelegde formele en inhoudelijke vereisten niet worden nageleefd, heeft dat de onontvankelijkheid van de aanvraag tot gevolg.
De administratie zendt de onontvankelijke aanvraag binnen vijftien werkdagen na ontvangst terug naar de aanvrager met vermelding van de reden.
§ 4. De minister geeft of weigert deze toestemming binnen twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Hij kan die toestemming aan een aantal voorwaarden onderwerpen, die echter nooit van dien aard mogen zijn dat ze een feitelijk verbod opleggen. De aanvrager wordt via een aangetekende brief van de beslissing van de minister op de hoogte gebracht.
Indien de aanvrager binnen de termijn van twee maanden geen weigering heeft ontvangen, wordt hij geacht de toestemming te hebben verkregen.
Modifications
Art.44. § 1er. La demande de l'autorisation du Gouvernement flamand, visée à l'article 42, comporte les informations suivantes :
1° le nom et l'adresse du demandeur;
2° [1 l'identification de la pièce maîtresse, avec référence explicite à la liste s'il s'agit d'un objet protégé.]1
§ 2. Si la demande visée à l'article 43 a pour conséquence que [1 la pièce maîtresse]1 est transporté temporairement hors de la Communauté flamande, elle doit comporter en outre les informations suivantes :
1° les raisons pour lesquelles le demandeur veut transporter temporairement [1 la pièce maîtresse]1 hors de la Communauté flamande, ainsi que les conventions qui s'y rapportent;
2° le lieu de conservation temporaire de [1 la pièce maîtresse]1;
3° la période pour laquelle l'autorisation est demandée;
4° les garanties offertes pour le maintien en bon état, ainsi que pour le retour de [1 la pièce maîtresse]1.
§ 3. Le non-respect des exigences formelles et de fond entraîne l'irrecevabilité de la demande.
L'administration renvoie la demande irrecevable dûment motivée au demandeur, dans les quinze jours ouvrables de la réception.
§ 4. Le Ministre accorde ou refuse l'autorisation dans les deux mois de la réception de la demande. Il peut subordonner cette autorisation à certaines conditions, qui ne peuvent toutefois être de nature à imposer une interdiction de fait. La décision du Ministre est notifiée en recommandé au demandeur.
Si le demandeur n'a pas reçu de refus dans les deux mois, il est censé avoir obtenu l'autorisation.
1° le nom et l'adresse du demandeur;
2° [1 l'identification de la pièce maîtresse, avec référence explicite à la liste s'il s'agit d'un objet protégé.]1
§ 2. Si la demande visée à l'article 43 a pour conséquence que [1 la pièce maîtresse]1 est transporté temporairement hors de la Communauté flamande, elle doit comporter en outre les informations suivantes :
1° les raisons pour lesquelles le demandeur veut transporter temporairement [1 la pièce maîtresse]1 hors de la Communauté flamande, ainsi que les conventions qui s'y rapportent;
2° le lieu de conservation temporaire de [1 la pièce maîtresse]1;
3° la période pour laquelle l'autorisation est demandée;
4° les garanties offertes pour le maintien en bon état, ainsi que pour le retour de [1 la pièce maîtresse]1.
§ 3. Le non-respect des exigences formelles et de fond entraîne l'irrecevabilité de la demande.
L'administration renvoie la demande irrecevable dûment motivée au demandeur, dans les quinze jours ouvrables de la réception.
§ 4. Le Ministre accorde ou refuse l'autorisation dans les deux mois de la réception de la demande. Il peut subordonner cette autorisation à certaines conditions, qui ne peuvent toutefois être de nature à imposer une interdiction de fait. La décision du Ministre est notifiée en recommandé au demandeur.
Si le demandeur n'a pas reçu de refus dans les deux mois, il est censé avoir obtenu l'autorisation.
Modifications
HOOFDSTUK VIII. [1 - Prijsbepaling in geval van weigering van toestemming om een topstuk buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen.]1
CHAPITRE VIII. [1 - Fixation du prix en cas de refus d'autorisation de sortir une pièce maîtresse de la Communauté flamande.]1
Art.45. Binnen twee werkdagen na de aanstelling van het college van deskundigen, bedoeld in artikel 14, § 2, van het decreet, wordt aan het college een dossier overhandigd dat minstens een kopie van het aanvraagdossier bevat, alsmede alle nuttige inlichtingen die het college in staat moeten stellen om uitspraak te doen over de internationale marktwaarde van het beschermde voorwerp in kwestie.
Art.45. Dans les deux jours ouvrables de la désignation du collège d'experts, visé à l'article 14, § 2, du décret, il est remis au collège un dossier comportant au moins copie du dossier de demande, ainsi que tous les renseignements utiles qui doivent permettre au collège de se prononcer sur la valeur vénale internationale de l'objet protégé en question.
Art.46. Het college neemt kennis van de verklaringen en inlichtingen die de aanvrager en de minister hebben ingediend. Op hun verzoek, of indien het college het zelf nodig acht, hoort het college deze personen of hun vertegenwoordigers. Het college kan hen verzoeken binnen de termijn die het zelf bepaalt, alle nuttige inlichtingen en documenten voor te leggen en in voorkomend geval het [1 topstuk]1 te tonen.
Modifications
Art.46. Le collège prend connaissance des déclarations et informations transmises par le demandeur et le ministre. A leur demande, ou si le collège le juge nécessaire, le collège entend ces personnes ou leurs représentants. Le collège peut leur demander de soumettre, dans le délai fixé par lui-même, tous les renseignements et documents nécessaires et, le cas échéant, de montrer [1 la pièce maîtresse]1.
Modifications
Art.47. Het college spreekt zich uit over de internationale marktwaarde van het [1 topstuk]1 op het moment waarop de Vlaamse regering het verzoek tot toestemming ontving om het buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen. Daarbij wordt rekening gehouden met de volgende criteria :
1° vergelijkbare verrichtingen in openbare veilingen of privé-overdrachten waarvan de prijs algemeen bekend is of bekend is bij een van de aangewezen experten;
2° de bij de aanvraag aangegeven waarde die als bovengrens geldt;
3° eventuele aanbiedingen, waarbij rekening gehouden wordt met de ernst van het aanbod;
4° de staat van bewaring van het beschermde voorwerp;
5° elke bijzondere omstandigheid die op de een of andere manier rechtstreeks of onrechtstreeks invloed zou kunnen hebben op de prijsbepaling.
1° vergelijkbare verrichtingen in openbare veilingen of privé-overdrachten waarvan de prijs algemeen bekend is of bekend is bij een van de aangewezen experten;
2° de bij de aanvraag aangegeven waarde die als bovengrens geldt;
3° eventuele aanbiedingen, waarbij rekening gehouden wordt met de ernst van het aanbod;
4° de staat van bewaring van het beschermde voorwerp;
5° elke bijzondere omstandigheid die op de een of andere manier rechtstreeks of onrechtstreeks invloed zou kunnen hebben op de prijsbepaling.
Modifications
Art.47. Le collège se prononce sur la valeur vénale internationale de l'objet protégé au moment où le Gouvernement flamand a reçu la demande de l'autorisation de transporter [1 la pièce maîtresse]1 hors de la Communauté flamande. A cette fin, les critères suivants sont pris en compte :
1° des opérations comparables en vente aux enchères ou transferts privés dont le prix est généralement connu ou connu par un des experts désignés.
2° la valeur indiquée lors de la demande, qui vaut comme plafond;
3° des offres éventuelles, tenant compte du sérieux de l'offre;
4° l'état de conservation de l'objet protégé;
5° toute circonstance particulière susceptible d'influer directement ou indirectement sur la fixation du prix.
1° des opérations comparables en vente aux enchères ou transferts privés dont le prix est généralement connu ou connu par un des experts désignés.
2° la valeur indiquée lors de la demande, qui vaut comme plafond;
3° des offres éventuelles, tenant compte du sérieux de l'offre;
4° l'état de conservation de l'objet protégé;
5° toute circonstance particulière susceptible d'influer directement ou indirectement sur la fixation du prix.
Modifications
Art.48. [1 De deskundigen, vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet, worden vergoed door de aanstellers van de deskundigen.
De hoogte van de vergoeding van het door beide partijen in onderling overleg of, in voorkomend geval, door de rechter aangestelde derde lid van het college wordt in onderling overleg of, in voorkomend geval, door de rechter bepaald. Elke partij neemt de helft van die vergoeding voor haar rekening.]1
De hoogte van de vergoeding van het door beide partijen in onderling overleg of, in voorkomend geval, door de rechter aangestelde derde lid van het college wordt in onderling overleg of, in voorkomend geval, door de rechter bepaald. Elke partij neemt de helft van die vergoeding voor haar rekening.]1
Modifications
Art.48. [1 Les experts, visés à l'article 14, § 2 du décret, sont indemnisés par leur commettant.
L'indemnité du troisième membre du collège, désigné de concert par les deux parties ou, le cas échéant, par le juge, est fixée de concert ou, le cas échéant, par le juge. Chaque partie prend à sa charge la moitié de cette indemnité.]1
L'indemnité du troisième membre du collège, désigné de concert par les deux parties ou, le cas échéant, par le juge, est fixée de concert ou, le cas échéant, par le juge. Chaque partie prend à sa charge la moitié de cette indemnité.]1
Modifications
HOOFDSTUK VIII/1. [1 - Het buiten het douanegebied van de Europese Gemeenschap brengen van cultuurgoederen.]1
CHAPITRE VIII/1. [1 - Le transport de biens culturels hors du territoire douanier de la Communauté européenne.]1
Art.48/1. [1 De aanvraag van een vergunning om een cultuurgoed, als vermeld in artikel 11bis van het decreet, buiten het douanegebied van de Europese Gemeenschap te brengen, wordt ingediend bij de administratie.
De aanvraag bevat de gegevens als vermeld in de uitvoeringsbepalingen van de verordening, en de krachtens de verordening opgelegde formulieren. De aanvraag bevat ook de nodige informatie over de herkomst- en eigendomsgeschiedenis van het werk.
De aanvragers die een onvolledige aanvraag hebben ingediend, worden daarvan door de administratie op de hoogte gebracht binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag.]1
De aanvraag bevat de gegevens als vermeld in de uitvoeringsbepalingen van de verordening, en de krachtens de verordening opgelegde formulieren. De aanvraag bevat ook de nodige informatie over de herkomst- en eigendomsgeschiedenis van het werk.
De aanvragers die een onvolledige aanvraag hebben ingediend, worden daarvan door de administratie op de hoogte gebracht binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag.]1
Art.48/1. [1 La demande d'autorisation de transporter un bien culturel, tel que visé à l'article 11bis du décret, hors du territoire douanier de la Communauté européenne, est adressée à l'administration.
La demande comprend les données telles que visées dans les modalités d'application du règlement, et les formulaires imposés en vertu du règlement. La demande comprend également l'information nécessaire sur l'origine et l'historique de propriété de l'oeuvre.
Les demandeurs ayant introduit une demande incomplète en sont informés par l'administration dans les quinze jours de la réception de la demande.]1
La demande comprend les données telles que visées dans les modalités d'application du règlement, et les formulaires imposés en vertu du règlement. La demande comprend également l'information nécessaire sur l'origine et l'historique de propriété de l'oeuvre.
Les demandeurs ayant introduit une demande incomplète en sont informés par l'administration dans les quinze jours de la réception de la demande.]1
Art.48/2. [1 De leidend ambtenaar van de administratie, onverminderd de mogelijkheid tot subdelegatie, levert de vergunningen af om cultuurgoederen buiten de Europese Gemeenschap te brengen, of weigert ze.
In het geval de leidend ambtenaar een aanvraag wordt voorgelegd voor een cultuurgoed waarvan hij vermoedt dat het een topstuk is en de aanvrager geen toestemming kan voorleggen in de zin van artikel 11, § 1, van het decreet, noch een certificaat dat verklaart dat het cultuurgoed geen topstuk is, vraagt hij daaromtrent het advies aan de Raad. In het geval de leidend ambtenaar beslist dat het cultuurgoed inderdaad een topstuk is, dan verwijst hij de aanvrager door naar de aanvraagprocedure voorzien in artikel 11 van het decreet.]1
In het geval de leidend ambtenaar een aanvraag wordt voorgelegd voor een cultuurgoed waarvan hij vermoedt dat het een topstuk is en de aanvrager geen toestemming kan voorleggen in de zin van artikel 11, § 1, van het decreet, noch een certificaat dat verklaart dat het cultuurgoed geen topstuk is, vraagt hij daaromtrent het advies aan de Raad. In het geval de leidend ambtenaar beslist dat het cultuurgoed inderdaad een topstuk is, dan verwijst hij de aanvrager door naar de aanvraagprocedure voorzien in artikel 11 van het decreet.]1
Art.48/2. [1 Le fonctionnaire dirigeant de l'administration, sans préjudice de la possibilité de sous-délégation, délivre les autorisations de transporter des biens culturels hors de la Communauté européenne, ou les refuse.
Lorsque le fonctionnaire dirigeant se voit adresser une demande pour un bien culturel qu'il soupçonne être une pièce maîtresse, et que le demandeur ne peut présenter ni une autorisation au sens de l'article 11, § 1er du décret, ni un certificat attestant que le bien culturel n'est pas une pièce maîtresse, il demande l'avis du Conseil. Au cas où le fonctionnaire dirigeant statue que le bien culturel est en effet une pièce maîtresse, il renvoie le demandeur à la procédure de demande prévue par l'article 11 du décret.]1
Lorsque le fonctionnaire dirigeant se voit adresser une demande pour un bien culturel qu'il soupçonne être une pièce maîtresse, et que le demandeur ne peut présenter ni une autorisation au sens de l'article 11, § 1er du décret, ni un certificat attestant que le bien culturel n'est pas une pièce maîtresse, il demande l'avis du Conseil. Au cas où le fonctionnaire dirigeant statue que le bien culturel est en effet une pièce maîtresse, il renvoie le demandeur à la procédure de demande prévue par l'article 11 du décret.]1
HOOFDSTUK IX. - Het Topstukkenfonds.
CHAPITRE IX. - Le Fonds des pièces maîtresses.
Art.49. Het Topstukkenfonds is onderworpen aan de beheersbevoegdheid en het gezag van de minister.
Art.49. Le Fonds des pièces maîtresses est assujetti à la compétence de gestion et à l'autorité du Ministre.
Art.50. De leiding, het dagelijks en het financieel beheer van het Topstukkenfonds wordt aan de leidend ambtenaar van de administratie gedelegeerd.
Het dagelijks beheer omvat de opvolging en afhandeling van de dossiers op grond van artikelen 12 tot en met 19 van het decreet, inclusief :
1° het ondertekenen van de dagelijkse briefwisseling, de nota's, ambtsberichten en de documenten met betrekking tot het Topstukkenfonds;
2° het ontvangen van de gewone en aangetekende zendingen, inclusief de dagvaardingen, betekend aan het Topstukkenfonds;
3° het eensluidend verklaren van uittreksels en afschriften van documenten.
Het financiële beheer omvat :
1° de bevoegdheid om overeenkomsten tot een bedrag van maximaal 700.000 euro te sluiten binnen het kader van de taakstelling van het Topstukkenfonds;
2° het aanvaarden van legaten en schenkingen;
3° het terugvorderen van ten onrechte gedane betalingen;
4° het vastleggen en aanrekenen van uitgaven;
5° het thesauriebeheer en de betalingen;
6° het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsrekeningen van de begroting, de balans en de resultatenrekening.
Het dagelijks beheer omvat de opvolging en afhandeling van de dossiers op grond van artikelen 12 tot en met 19 van het decreet, inclusief :
1° het ondertekenen van de dagelijkse briefwisseling, de nota's, ambtsberichten en de documenten met betrekking tot het Topstukkenfonds;
2° het ontvangen van de gewone en aangetekende zendingen, inclusief de dagvaardingen, betekend aan het Topstukkenfonds;
3° het eensluidend verklaren van uittreksels en afschriften van documenten.
Het financiële beheer omvat :
1° de bevoegdheid om overeenkomsten tot een bedrag van maximaal 700.000 euro te sluiten binnen het kader van de taakstelling van het Topstukkenfonds;
2° het aanvaarden van legaten en schenkingen;
3° het terugvorderen van ten onrechte gedane betalingen;
4° het vastleggen en aanrekenen van uitgaven;
5° het thesauriebeheer en de betalingen;
6° het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsrekeningen van de begroting, de balans en de resultatenrekening.
Art.50. La direction, la gestion journalière et la gestion financière du Fonds des pièces maîtresses sont déléguées au fonctionnaire dirigeant de l'administration.
La gestion journalière comprend le suivi et le traitement des dossiers conformément aux articles 12 à 19 inclus du décret, y compris :
1° la signature de la correspondance quotidienne, des notes, des avis officiels et des documents ayant trait au Fonds des pièces maîtresses;
2° la réception d'envois normaux et recommandés, y compris les citations adressées au Fonds des pièces maîtresses;
3° la certification de conformité d'extraits et de copies de documents.
La gestion financière comprend :
1° la compétence de conclure des conventions jusqu'à un montant maximum de 700.000 euros dans le cadre des missions du Fonds des pièces maîtresses;
2° l'acceptation de dons et de legs;
3° le recouvrement de paiements indus;
4° l'engagement et l'imputation de dépenses;
5° la trésorerie et les paiements;
6° l'établissement du compte annuel d'exécution budgétaire, du compte de bilan et des résultats.
La gestion journalière comprend le suivi et le traitement des dossiers conformément aux articles 12 à 19 inclus du décret, y compris :
1° la signature de la correspondance quotidienne, des notes, des avis officiels et des documents ayant trait au Fonds des pièces maîtresses;
2° la réception d'envois normaux et recommandés, y compris les citations adressées au Fonds des pièces maîtresses;
3° la certification de conformité d'extraits et de copies de documents.
La gestion financière comprend :
1° la compétence de conclure des conventions jusqu'à un montant maximum de 700.000 euros dans le cadre des missions du Fonds des pièces maîtresses;
2° l'acceptation de dons et de legs;
3° le recouvrement de paiements indus;
4° l'engagement et l'imputation de dépenses;
5° la trésorerie et les paiements;
6° l'établissement du compte annuel d'exécution budgétaire, du compte de bilan et des résultats.
Art.51. De leidend ambtenaar van de administratie kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 50, subdelegeren aan ambtenaren van niveau A van de administratie.
Art.51. Le fonctionnaire dirigeant de l'administration peut subdéléguer les compétences visées à l'article 50, à des fonctionnaires de niveau A de l'administration.
Art.52. De leidend ambtenaar van de administratie wijst een ambtenaar van niveau A aan die hem bij tijdelijke afwezigheid of verhindering vervangt voor wat zijn opdrachten binnen het kader van dit besluit betreft.
Art.52. Le fonctionnaire dirigeant de l'administration désigne un fonctionnaire de niveau A qui le remplace en cas d'absence temporaire ou d'empêchement, en ce qui concerne ses missions dans le cadre du présent arrêté.
Art.53. De leidend ambtenaar van de administratie beslist op welke personeelsleden, uitrusting en installaties het Topstukkenfonds voor de uitvoering van zijn taken een beroep kan doen.
Art.53. Le fonctionnaire dirigeant décide à quels membres du personnel, équipements et installations le Fonds des pièces maîtresses peut faire appel.
Art.54. Het Topstukkenfonds maakt jaarlijks een begroting op conform de richtlijnen van de Vlaamse regering. De boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 21 mei 1997 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering voor de Vlaamse openbare instellingen.
Art.54. Le Fonds établit annuellement un budget suivant les directives données par le Gouvernement flamand. La comptabilité est tenue conformément à l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 mai 1997 relatif à une comptabilité économique intégrée et au rapport budgétaire pour les organismes publics flamands.
Art.55. De leidend ambtenaar van de administratie brengt jaarlijks bij de minister verslag uit over de werking en het beheer van het Topstukkenfonds.
Art.55. Le fonctionnaire dirigeant fait annuellement rapport auprès du Gouvernement flamand sur le fonctionnement et la gestion du Fonds des pièces maîtresses.
HOOFDSTUK IX/1. [1 - Verzoek tot aanvaarding van cultuurgoederen tot betaling van de erfbelasting.]1
CHAPITRE IX/1. [1 - Demande d'acceptation de biens culturels en paiement des droits de succession.]1
Afdeling 1. [1 - Verzoek tot aanvaarding van cultuurgoederen tot betaling van de erfbelasting voorafgaand aan het openvallen van een nalatenschap1.]1
Section 1re. [1 - Demande d'acceptation de biens culturels en paiement des droits de succession préalablement à l'ouverture d'une succession1.]1
Art.55/1. [1 Het verzoek, voorafgaand aan het openvallen van een nalatenschap, vermeld in artikel 18bis van het decreet, wordt met een brief of een e-mail ingediend bij de Raad.
§ 2. Een verzoek als vermeld in paragraaf 1, is volledig als het al de volgende informatie bevat:
1° de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager;
2° een toereikende identificatie van het cultuurgoed, met inbegrip van toereikend beeldmateriaal;
3° de herkomst- en eigendomsgeschiedenis van de cultuurgoederen als die bekend is;
4° een verklaring op erewoord dat, bij weten van de aanvrager, het cultuurgoed niet is uitgevoerd in overtreding met een beschermingswetgeving van een andere overheid.
Als de aanvrager dat wil, kan hij in het verzoek, vermeld in paragraaf 1, de volgende bijkomende informatie opnemen:
1° de reden waarom hij meent dat het cultuurgoed een topstuk is als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of een sleutelwerk;
2° welke bestemming hij voor het cultuurgoed voorstelt.
Als een verzoek als vermeld in paragraaf 1, conform het eerste lid, onvolledig is, brengt de administratie de aanvrager daarvan op de hoogte en nodigt ze hem uit om alsnog de ontbrekende informatie te bezorgen.
§ 3. Om het advies, vermeld in paragraaf 6, te formuleren, kan de Raad een beroep doen op externe deskundigen. De kosten van externe deskundigen zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 4. Nadat de Raad het verzoek, vermeld in paragraaf 1, heeft ontvangen, kan de Raad vragen dat de cultuurgoederen worden getoond aan de Raad of ter beschikking worden gesteld van de externe deskundigen die de Raad heeft aangewezen, voor nader onderzoek naar de echtheid en naar de bewaartoestand ervan. De kosten die verbonden zijn aan het voormelde nader onderzoek, zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 5. Als het verzoek, vermeld in paragraaf 1, verschillende individuele voorwerpen betreft, formuleert de Raad een advies over elk voorwerp afzonderlijk.
Als het verzoek, vermeld in paragraaf 1, een verzameling betreft, geeft de Raad een advies over het geheel van de verzameling. Als de Raad van mening is dat de aangeboden verzameling geen topstuk of sleutelwerk is, maar wel een of meer topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of een of meer sleutelwerken bevat, kan de Raad adviseren om niet de verzameling maar de cultuurgoederen te aanvaarden die de Raad als topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of als sleutelwerken ïdentificeert.
§ 6. De Raad formuleert een advies uiterlijk drie maanden na de dag waarop een volledig dossier is ingediend.
Als de Raad van mening is dat het aangeboden cultuurgoed beschouwd moet worden als topstuk of als sleutelwerk, geeft de Raad ook een advies over de bestemming van dat cultuurgoed.
De Raad brengt de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, op de hoogte van zijn advies.
De minister legt het verzoek, vermeld in paragraaf 1, samen met het voormelde advies van de Raad voor aan de Vlaamse Regering met het oog op een beslissing als vermeld in artikel 18bis, derde lid, van het decreet.]1
§ 2. Een verzoek als vermeld in paragraaf 1, is volledig als het al de volgende informatie bevat:
1° de naam, het adres en de contactgegevens van de aanvrager;
2° een toereikende identificatie van het cultuurgoed, met inbegrip van toereikend beeldmateriaal;
3° de herkomst- en eigendomsgeschiedenis van de cultuurgoederen als die bekend is;
4° een verklaring op erewoord dat, bij weten van de aanvrager, het cultuurgoed niet is uitgevoerd in overtreding met een beschermingswetgeving van een andere overheid.
Als de aanvrager dat wil, kan hij in het verzoek, vermeld in paragraaf 1, de volgende bijkomende informatie opnemen:
1° de reden waarom hij meent dat het cultuurgoed een topstuk is als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of een sleutelwerk;
2° welke bestemming hij voor het cultuurgoed voorstelt.
Als een verzoek als vermeld in paragraaf 1, conform het eerste lid, onvolledig is, brengt de administratie de aanvrager daarvan op de hoogte en nodigt ze hem uit om alsnog de ontbrekende informatie te bezorgen.
§ 3. Om het advies, vermeld in paragraaf 6, te formuleren, kan de Raad een beroep doen op externe deskundigen. De kosten van externe deskundigen zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 4. Nadat de Raad het verzoek, vermeld in paragraaf 1, heeft ontvangen, kan de Raad vragen dat de cultuurgoederen worden getoond aan de Raad of ter beschikking worden gesteld van de externe deskundigen die de Raad heeft aangewezen, voor nader onderzoek naar de echtheid en naar de bewaartoestand ervan. De kosten die verbonden zijn aan het voormelde nader onderzoek, zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 5. Als het verzoek, vermeld in paragraaf 1, verschillende individuele voorwerpen betreft, formuleert de Raad een advies over elk voorwerp afzonderlijk.
Als het verzoek, vermeld in paragraaf 1, een verzameling betreft, geeft de Raad een advies over het geheel van de verzameling. Als de Raad van mening is dat de aangeboden verzameling geen topstuk of sleutelwerk is, maar wel een of meer topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of een of meer sleutelwerken bevat, kan de Raad adviseren om niet de verzameling maar de cultuurgoederen te aanvaarden die de Raad als topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of als sleutelwerken ïdentificeert.
§ 6. De Raad formuleert een advies uiterlijk drie maanden na de dag waarop een volledig dossier is ingediend.
Als de Raad van mening is dat het aangeboden cultuurgoed beschouwd moet worden als topstuk of als sleutelwerk, geeft de Raad ook een advies over de bestemming van dat cultuurgoed.
De Raad brengt de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, op de hoogte van zijn advies.
De minister legt het verzoek, vermeld in paragraaf 1, samen met het voormelde advies van de Raad voor aan de Vlaamse Regering met het oog op een beslissing als vermeld in artikel 18bis, derde lid, van het decreet.]1
Art.55/1. [1 § 1er. La demande, préalablement à l'ouverture d'une succession, visée à l'article 18bis du décret, est introduite par lettre ou par e-mail auprès du Conseil.
§ 2. Une demande telle que visée au paragraphe 1er, est complète si elle contient les informations suivantes :
1° le nom, l'adresse et les coordonnées du demandeur ;
2° une identification suffisante du bien culturel, y compris un matériel graphique suffisant ;
3° l'origine et l'historique de propriété des biens culturels s'ils sont connus ;
4° une déclaration sur l'honneur que, à la connaissance du demandeur, le bien culturel n'a pas été effectué en violation d'une législation de protection d'une autre autorité.
Si le demandeur le souhaite, il peut reprendre les informations complémentaires suivantes dans la demande, visée au paragraphe 1er :
1° la raison pour laquelle il estime que le bien culturel est une pièce maîtresse telle que visée à l'article 2bis du décret, ou une oeuvre clé ;
2° la destination qu'il propose pour le bien culturel.
Si une demande telle que visée au paragraphe 1er, conformément à l'alinéa 1er, est incomplète, l'administration en informe le demandeur et l'invite à fournir les informations manquantes.
§ 3. Pour formuler l'avis visé au paragraphe 6, le Conseil peut faire appel à des experts externes. Les coûts d'experts externes sont à charge de la Communauté flamande.
§ 4. Après que le Conseil a reçu la demande, visée au paragraphe 1er, le Conseil peut demander que les biens culturels soient montrés au Conseil ou mis à disposition des experts externes désignés par le Conseil, pour un examen plus approfondi de leur authenticité et de leur état de conservation. Les coûts afférents à l'examen plus approfondi précité sont à charge de la Communauté flamande.
§ 5. Si la demande, visée au paragraphe 1er, concerne différents objets individuels, le Conseil formule un avis pour chaque objet séparément.
Si la demande, visée au paragraphe 1er, concerne une collection, le Conseil donne un avis sur l'ensemble de la collection. Si le Conseil estime que la collection proposée n'est pas une pièce maîtresse ou une oeuvre clé, mais contient une ou plusieurs pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret, ou une ou plusieurs oeuvres clés, le Conseil peut conseiller d'accepter non pas la collection mais les biens culturels que le Conseil identifie comme pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret ou comme oeuvres clés.
§ 6. Le Conseil formule un avis au plus tard trois mois suivant le jour où un dossier complet a été introduit.
Si le Conseil estime que le bien culturel proposé doit être considéré comme une pièce maîtresse ou comme une oeuvre clé, le Conseil donne également un avis sur la destination de ce bien culturel.
Le Conseil informe le ministre et le ministre flamand, qui a la fiscalité dans ses attributions, de son avis.
Le ministre soumet la demande, visée au paragraphe 1er, ainsi que l'avis précité du Conseil au Gouvernement flamand en vue d'une décision telle que visée à l'article 18bis, alinéa 3, du décret.]1
§ 2. Une demande telle que visée au paragraphe 1er, est complète si elle contient les informations suivantes :
1° le nom, l'adresse et les coordonnées du demandeur ;
2° une identification suffisante du bien culturel, y compris un matériel graphique suffisant ;
3° l'origine et l'historique de propriété des biens culturels s'ils sont connus ;
4° une déclaration sur l'honneur que, à la connaissance du demandeur, le bien culturel n'a pas été effectué en violation d'une législation de protection d'une autre autorité.
Si le demandeur le souhaite, il peut reprendre les informations complémentaires suivantes dans la demande, visée au paragraphe 1er :
1° la raison pour laquelle il estime que le bien culturel est une pièce maîtresse telle que visée à l'article 2bis du décret, ou une oeuvre clé ;
2° la destination qu'il propose pour le bien culturel.
Si une demande telle que visée au paragraphe 1er, conformément à l'alinéa 1er, est incomplète, l'administration en informe le demandeur et l'invite à fournir les informations manquantes.
§ 3. Pour formuler l'avis visé au paragraphe 6, le Conseil peut faire appel à des experts externes. Les coûts d'experts externes sont à charge de la Communauté flamande.
§ 4. Après que le Conseil a reçu la demande, visée au paragraphe 1er, le Conseil peut demander que les biens culturels soient montrés au Conseil ou mis à disposition des experts externes désignés par le Conseil, pour un examen plus approfondi de leur authenticité et de leur état de conservation. Les coûts afférents à l'examen plus approfondi précité sont à charge de la Communauté flamande.
§ 5. Si la demande, visée au paragraphe 1er, concerne différents objets individuels, le Conseil formule un avis pour chaque objet séparément.
Si la demande, visée au paragraphe 1er, concerne une collection, le Conseil donne un avis sur l'ensemble de la collection. Si le Conseil estime que la collection proposée n'est pas une pièce maîtresse ou une oeuvre clé, mais contient une ou plusieurs pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret, ou une ou plusieurs oeuvres clés, le Conseil peut conseiller d'accepter non pas la collection mais les biens culturels que le Conseil identifie comme pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret ou comme oeuvres clés.
§ 6. Le Conseil formule un avis au plus tard trois mois suivant le jour où un dossier complet a été introduit.
Si le Conseil estime que le bien culturel proposé doit être considéré comme une pièce maîtresse ou comme une oeuvre clé, le Conseil donne également un avis sur la destination de ce bien culturel.
Le Conseil informe le ministre et le ministre flamand, qui a la fiscalité dans ses attributions, de son avis.
Le ministre soumet la demande, visée au paragraphe 1er, ainsi que l'avis précité du Conseil au Gouvernement flamand en vue d'une décision telle que visée à l'article 18bis, alinéa 3, du décret.]1
Modifications
Art.55/2. [1 De Vlaamse Regering beslist of de aangeboden cultuurgoederen gelden als een topstuk of sleutelwerk en ook over de bestemming als de inbetalinggeving wordt aanvaard.
De administratie brengt de aanvragers op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse Regering.]1
De administratie brengt de aanvragers op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse Regering.]1
Art.55/2. [1 Le Gouvernement flamand décide si les biens culturels proposés sont une pièce maîtresse ou une oeuvre clé, et de la destination si la dation en paiement est acceptée.
L'administration informe les demandeurs de la décision du Gouvernement flamand.]1
L'administration informe les demandeurs de la décision du Gouvernement flamand.]1
Modifications
Afdeling 2. [1 - Verzoek tot aanvaarding van cultuurgoederen tot betaling van de erfbelasting na het openvallen van een nalatenschap]1
Section 2. [1 - Demande d'acceptation de biens culturels en paiement des droits de succession après l'ouverture d'une succession.]1
Art.55/3. [1 § 1. Ter uitvoering van artikel 18ter van het decreet formuleert de Raad een advies als vermeld in artikel 18ter van het decreet, na de kennisgeving aan de Raad door de Vlaamse Belastingdienst van het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in artikel 3.4.3.0.2, § 3, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013.
§ 2. Om het advies, vermeld in paragraaf 1, te formuleren, kan de Raad een beroep doen op externe deskundigen. De kosten van de externe deskundigen zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 3. De Raad kan de aanvragers van het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, vragen dat de cultuurgoederen worden getoond aan de Raad of ter beschikking worden gesteld van de externe deskundigen die de Raad heeft aangewezen, voor nader onderzoek naar de echtheid en naar de bewaartoestand ervan. De kosten die verbonden zijn aan het voormelde nader onderzoek, zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 4. Als het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, verschillende individuele voorwerpen betreft, formuleert de Raad een advies over elk voorwerp afzonderlijk.
Als het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, een verzameling betreft, geeft de Raad een advies over het geheel van de verzameling. Als de Raad van mening is dat de aangeboden verzameling geen topstuk als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of sleutelwerk is, maar wel een of meer topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of een of meer sleutelwerken bevat, kan de Raad adviseren om niet de verzameling maar de cultuurgoederen te aanvaarden die de Raad als topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of sleutelwerken identificeert.
§ 5. Om een advies als vermeld in artikel 55/4, te formuleren, kan de Raad in overleg treden met de aanvragers van het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1.
§ 6. De administratie kan met het oog op de mogelijke uitbetaling van het saldo, vermeld in artikel 18quater, tweede lid, van het decreet, ter voorbereiding van de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 18ter, derde of vijfde lid, van het decreet, in onderhandeling treden met de erfgoedinstelling of haar inrichtende macht waarvoor de aangeboden cultuurgoederen als een sleutelwerk voor de collectie gelden.]1
§ 2. Om het advies, vermeld in paragraaf 1, te formuleren, kan de Raad een beroep doen op externe deskundigen. De kosten van de externe deskundigen zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 3. De Raad kan de aanvragers van het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, vragen dat de cultuurgoederen worden getoond aan de Raad of ter beschikking worden gesteld van de externe deskundigen die de Raad heeft aangewezen, voor nader onderzoek naar de echtheid en naar de bewaartoestand ervan. De kosten die verbonden zijn aan het voormelde nader onderzoek, zijn ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 4. Als het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, verschillende individuele voorwerpen betreft, formuleert de Raad een advies over elk voorwerp afzonderlijk.
Als het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, een verzameling betreft, geeft de Raad een advies over het geheel van de verzameling. Als de Raad van mening is dat de aangeboden verzameling geen topstuk als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of sleutelwerk is, maar wel een of meer topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of een of meer sleutelwerken bevat, kan de Raad adviseren om niet de verzameling maar de cultuurgoederen te aanvaarden die de Raad als topstukken als vermeld in artikel 2bis van het decreet, of sleutelwerken identificeert.
§ 5. Om een advies als vermeld in artikel 55/4, te formuleren, kan de Raad in overleg treden met de aanvragers van het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1.
§ 6. De administratie kan met het oog op de mogelijke uitbetaling van het saldo, vermeld in artikel 18quater, tweede lid, van het decreet, ter voorbereiding van de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 18ter, derde of vijfde lid, van het decreet, in onderhandeling treden met de erfgoedinstelling of haar inrichtende macht waarvoor de aangeboden cultuurgoederen als een sleutelwerk voor de collectie gelden.]1
Art.55/3. [1 § 1er. En exécution de l'article 18ter du décret, le Conseil formule un avis tel que visé à l'article 18ter du décret, après la notification au Conseil par le Service flamand des Impôts de la demande de dation en paiement, visée à l'article 3.4.3.0.2, § 3 du Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre 2013.
§ 2. Pour formuler l'avis visé au paragraphe 1er, le Conseil peut faire appel à des experts externes. Les coûts des experts externes sont à charge de la Communauté flamande.
§ 3. Le Conseil peut demander aux demandeurs de la demande de dation, visée au paragraphe 1er, que les biens culturels soient montrés au Conseil ou mis à disposition des experts externes désignés par le Conseil, pour un examen plus approfondi de leur authenticité et de leur état de conservation. Les coûts afférents à l'examen plus approfondi précité sont à charge de la Communauté flamande.
§ 4. Si la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er, concerne différents objets individuels, le Conseil formule un avis pour chaque objet séparément.
Si la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er, concerne une collection, le Conseil donne un avis sur l'ensemble de la collection. Si le Conseil estime que la collection proposée n'est pas une pièce maîtresse telle que visée à l'article 2bis du décret ou une oeuvre clé, mais contient une ou plusieurs pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret, ou une ou plusieurs oeuvres clés, le Conseil peut conseiller d'accepter non pas la collection mais les biens culturels que le Conseil identifie comme pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret ou comme oeuvres clés.
§ 5. Pour formuler un avis tel que visé à l'article 55/4, le Conseil peut se concerter avec les demandeurs de la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er.
§ 6. En vue du paiement possible du solde, visé à l'article 18quater, alinéa 2, du décret, en préparation de la décision du Gouvernement flamand, visée à l'article 18ter, alinéa 3 ou 5, du décret, l'administration peut entrer en négociation avec l'organisme du patrimoine ou son pouvoir organisateur pour la collection duquel les biens culturels proposés constituent une oeuvre clé.]1
§ 2. Pour formuler l'avis visé au paragraphe 1er, le Conseil peut faire appel à des experts externes. Les coûts des experts externes sont à charge de la Communauté flamande.
§ 3. Le Conseil peut demander aux demandeurs de la demande de dation, visée au paragraphe 1er, que les biens culturels soient montrés au Conseil ou mis à disposition des experts externes désignés par le Conseil, pour un examen plus approfondi de leur authenticité et de leur état de conservation. Les coûts afférents à l'examen plus approfondi précité sont à charge de la Communauté flamande.
§ 4. Si la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er, concerne différents objets individuels, le Conseil formule un avis pour chaque objet séparément.
Si la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er, concerne une collection, le Conseil donne un avis sur l'ensemble de la collection. Si le Conseil estime que la collection proposée n'est pas une pièce maîtresse telle que visée à l'article 2bis du décret ou une oeuvre clé, mais contient une ou plusieurs pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret, ou une ou plusieurs oeuvres clés, le Conseil peut conseiller d'accepter non pas la collection mais les biens culturels que le Conseil identifie comme pièces maîtresses telles que visées à l'article 2bis du décret ou comme oeuvres clés.
§ 5. Pour formuler un avis tel que visé à l'article 55/4, le Conseil peut se concerter avec les demandeurs de la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er.
§ 6. En vue du paiement possible du solde, visé à l'article 18quater, alinéa 2, du décret, en préparation de la décision du Gouvernement flamand, visée à l'article 18ter, alinéa 3 ou 5, du décret, l'administration peut entrer en négociation avec l'organisme du patrimoine ou son pouvoir organisateur pour la collection duquel les biens culturels proposés constituent une oeuvre clé.]1
Modifications
Art.55/4. [1 De Raad formuleert een advies uiterlijk drie maanden na de kennisgeving van het verzoek door de Vlaamse Belastingdienst.
De Raad brengt de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, op de hoogte van zijn advies.
De minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, leggen het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, samen met het advies van de Raad, vermeld in het eerste lid, voor aan de Vlaamse Regering met het oog op een beslissing als vermeld in artikel 18ter, derde of vijfde lid, van het decreet.]1
De Raad brengt de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, op de hoogte van zijn advies.
De minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, leggen het verzoek tot inbetalinggeving, vermeld in paragraaf 1, samen met het advies van de Raad, vermeld in het eerste lid, voor aan de Vlaamse Regering met het oog op een beslissing als vermeld in artikel 18ter, derde of vijfde lid, van het decreet.]1
Art.55/4. [1 Le Conseil formule un avis au plus tard trois mois suivant la notification de la demande par le Service flamand des Impôts.
Le Conseil informe le ministre et le ministre flamand, qui a la fiscalité dans ses attributions, de son avis.
Le ministre et le ministre flamand qui a la fiscalité dans ses attributions soumettent la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er, ainsi que l'avis du Conseil, visé à l'alinéa 1er, au Gouvernement flamand en vue d'une décision telle que visée à l'article 18ter, alinéa 3 ou 5, du décret.]1
Le Conseil informe le ministre et le ministre flamand, qui a la fiscalité dans ses attributions, de son avis.
Le ministre et le ministre flamand qui a la fiscalité dans ses attributions soumettent la demande de dation en paiement, visée au paragraphe 1er, ainsi que l'avis du Conseil, visé à l'alinéa 1er, au Gouvernement flamand en vue d'une décision telle que visée à l'article 18ter, alinéa 3 ou 5, du décret.]1
Modifications
Art.55/5. [1 De aanvragers leveren de cultuurgoederen aan de ontvanger die de administratie daarvoor heeft aangewezen, binnen twee maanden vanaf de datum van de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 18ter, derde of vijfde lid, van het decreet. De voormelde ontvanger bevestigt schriftelijk de ontvangst van de cultuurgoederen.
De eigendom en het risico van de in betaling gegeven cultuurgoederen gaan over op het moment dat de ontvanger, vermeld in het eerste lid, de cultuurgoederen heeft ontvangen.
De kosten die verbonden zijn aan de levering, worden gedragen door de Vlaamse Gemeenschap.
De ontvanger, vermeld in het eerste lid, bevestigt de levering van de cultuurgoederen aan de administratie.
De administratie brengt de Vlaamse Belastingdienst op de hoogte van de levering of de niet tijdige levering van de cultuurgoederen en ook van een relevante wijziging of beschadiging van de cultuurgoederen.]1
De eigendom en het risico van de in betaling gegeven cultuurgoederen gaan over op het moment dat de ontvanger, vermeld in het eerste lid, de cultuurgoederen heeft ontvangen.
De kosten die verbonden zijn aan de levering, worden gedragen door de Vlaamse Gemeenschap.
De ontvanger, vermeld in het eerste lid, bevestigt de levering van de cultuurgoederen aan de administratie.
De administratie brengt de Vlaamse Belastingdienst op de hoogte van de levering of de niet tijdige levering van de cultuurgoederen en ook van een relevante wijziging of beschadiging van de cultuurgoederen.]1
Art.55/5. [1 Les demandeurs remettent les biens culturels au receveur désigné à cet effet par l'administration, dans les deux mois suivant la date de la décision du Gouvernement flamand, visée à l'article 18ter, alinéa 3 ou 5, du décret. Le receveur précité confirme par écrit la réception des biens culturels.
La propriété et le risque des biens culturels donnés en paiement sont transférés au moment où le receveur, visé à l'alinéa 1er, a réceptionné les biens culturels.
Les coûts afférents à la livraison sont supportés par la Communauté flamande.
Le receveur, visé à l'alinéa 1er, confirme la livraison des biens culturels à l'administration.
L'administration informe le Service flamand des Impôts de la livraison ou de la livraison tardive des biens culturels, ainsi que d'une modification ou d'un endommagement pertinent des biens culturels.]1
La propriété et le risque des biens culturels donnés en paiement sont transférés au moment où le receveur, visé à l'alinéa 1er, a réceptionné les biens culturels.
Les coûts afférents à la livraison sont supportés par la Communauté flamande.
Le receveur, visé à l'alinéa 1er, confirme la livraison des biens culturels à l'administration.
L'administration informe le Service flamand des Impôts de la livraison ou de la livraison tardive des biens culturels, ainsi que d'une modification ou d'un endommagement pertinent des biens culturels.]1
Modifications
HOOFDSTUK X. - Toezichtsbepaling.
CHAPITRE X. - Disposition de contrôle.
Art.56. De minister wijst de ambtenaren, bedoeld in artikel 20, § 1, van het decreet, aan.
Art.56. Le Ministre désigne les fonctionnaires visés à l'article 20, § 1er, du décret.
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingsbepaling.
CHAPITRE XI. - Disposition modificatrice.
Art.57. In het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals tot op heden gewijzigd, wordt aan punt 1 van de bijlage een streepje toegevoegd, dat luidt als volgt :
" - de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed ".
" - de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed ".
Art.57. Dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 1983 portant certaines mesures en vue d'harmoniser le fonctionnement, les jetons de présence et les indemnités aux organes consultatifs, tel que modifié jusqu'ici, il est ajouté un tiret au point 1 de l'annexe, rédigé comme suit :
" - le Conseil de conservation du patrimoine culturel mobilier ".
" - le Conseil de conservation du patrimoine culturel mobilier ".
HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
CHAPITRE XII. - Dispositions finales.
Art.58. Dit besluit treedt in werking op 5 december 2003.
Art.58. Le présent arrêté entre en vigueur le 5 décembre 2003.
Art.59. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.59. Le Ministre flamand ayant la Culture dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N. (Annexes non traduites, voir version néerlandaise).