Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
1 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen.
Titre
1er AVRIL 2004. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale et déterminant la dispense de cotisations patronales.
Informations sur le document
Numac: 2004002038
Datum: 2004-04-01
Info du document
Numac: 2004002038
Date: 2004-04-01
Tekst (14)
Texte (14)
Artikel 1. In het opschrift van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen, vervallen de woorden " en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen ".
Article 1. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale et déterminant la dispense de cotisations patronales, les mots " et déterminant la dispense de cotisations patronales " sont supprimés.
Art.2. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " rechthebbende " : een gerechtigde op maatschappelijke integratie, bestaande uit een tewerkstelling en/of een leefloon;
2° " werkgever " : een werkgever bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen. ".
" Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " rechthebbende " : een gerechtigde op maatschappelijke integratie, bestaande uit een tewerkstelling en/of een leefloon;
2° " werkgever " : een werkgever bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen. ".
Art.2. L'article 1er du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" Article 1er. Pour l'application du présent arrêté on entend par :
1° " ayant droit " : un ayant droit à l'intégration sociale sous la forme d'un emploi et/ou d'un revenu d'intégration;
2° " employeur " : un employeur visé à l'article 1er, § 1er, de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer. ".
" Article 1er. Pour l'application du présent arrêté on entend par :
1° " ayant droit " : un ayant droit à l'intégration sociale sous la forme d'un emploi et/ou d'un revenu d'intégration;
2° " employeur " : un employeur visé à l'article 1er, § 1er, de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer. ".
Art.3. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 2. § 1. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de tien daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op maatschappelijke integratie op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op maatschappelijke integratie gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 2. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de twintig daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op maatschappelijke integratie op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op maatschappelijke integratie gedurende minstens driehonderd en twaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 3. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is minstens 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op maatschappelijke integratie op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op maatschappelijke integratie gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 4. Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de tien kwartalen bedoeld in § 1, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 1, verlengd met een nieuwe periode van maximum tien kwartalen.
Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de twintig kwartalen bedoeld in § 2, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 2, verlengd met een nieuwe periode van maximum twintig kwartalen.
De bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling licht het voor de werknemer bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in. ".
" Art. 2. § 1. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de tien daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op maatschappelijke integratie op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op maatschappelijke integratie gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 2. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de twintig daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op maatschappelijke integratie op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op maatschappelijke integratie gedurende minstens driehonderd en twaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 3. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de werknemer is minstens 45 jaar op de dag van de indiensttreding;
2° de werknemer is gerechtigd op maatschappelijke integratie op de dag van de indiensttreding;
3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op maatschappelijke integratie gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;
4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs.
§ 4. Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de tien kwartalen bedoeld in § 1, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 1, verlengd met een nieuwe periode van maximum tien kwartalen.
Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de twintig kwartalen bedoeld in § 2, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 2, verlengd met een nieuwe periode van maximum twintig kwartalen.
De bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling licht het voor de werknemer bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in. ".
Art.3. L'article 2 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 2. § 1er. Lorsqu'un employeur engage un ayant droit, le centre public d'aide sociale intervient financièrement dans le coût salarial pendant le trimestre d'engagement et les dix trimestres qui suivent pour autant que le travailleur recruté satisfasse simultanément aux conditions suivantes :
1° le travailleur est âgé de moins de 45 ans à la date d'engagement;
2° le travailleur a droit à l'intégration sociale à la date d'engagement;
3° le travailleur a été bénéficiaire du droit à l'intégration sociale pendant au moins cent cinquante-six jours, calculés dans le régime de six jours, au cours du mois de l'engagement et des neuf mois calendrier qui le précèdent;
4° le travailleur ne possède pas de certificat ou de diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
§ 2. Lorsqu'un employeur engage un ayant droit, le centre public d'aide sociale intervient financièrement dans le coût salarial pendant le trimestre d'engagement et les vingt trimestres qui suivent pour autant que le travailleur recruté satisfasse simultanément aux conditions suivantes :
1° le travailleur est âgé de moins de 45 ans à la date d'engagement;
2° le travailleur a droit à l'intégration sociale à la date d'engagement;
3° le travailleur a été bénéficiaire du droit à l'intégration sociale pendant au moins trois cent douze jours, calculés dans le régime de six jours, au cours du mois de l'engagement et des dix-huit mois calendrier qui le précèdent;
4° le travailleur ne possède pas de certificat ou de diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
§ 3. Lorsqu'un employeur engage un ayant droit, le centre public d'aide sociale intervient financièrement dans le coût salarial pendant le trimestre d'engagement et les trimestres qui suivent pour autant que le travailleur recruté satisfasse simultanément aux conditions suivantes :
1° le travailleur est âgé de 45 ans au moins à la date d'engagement;
2° le travailleur a droit à l'intégration sociale à la date d'engagement;
3° le travailleur a été bénéficiaire du droit à l'intégration sociale pendant au moins cent cinquante-six jours, calculés dans le régime de six jours, au cours du mois de l'engagement et des neuf mois calendrier qui le précèdent;
4° le travailleur ne possède pas de certificat ou de diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
§ 4. Lorsque l'organisme régional de placement compétent estime, à l'issue des dix trimestres visés au § 1er, que le travailleur précité n'est toujours pas apte à intégrer le marché du travail régulier, la durée de l'octroi de l'intervention financière visée au § 1er, est prolongée avec une nouvelle période de dix trimestres maximum.
Lorsque l'organisme régional de placement compétent estime, à l'issue des vingt trimestres visés au § 2, que le travailleur précité n'est toujours pas apte à intégrer le marché du travail régulier, la durée de l'octroi de l'intervention financière visée au § 2, est prolongée avec une nouvelle période de vingt trimestres maximum.
L'organisme régional de placement compétent avertit le centre public d'aide sociale compétent. ".
" Art. 2. § 1er. Lorsqu'un employeur engage un ayant droit, le centre public d'aide sociale intervient financièrement dans le coût salarial pendant le trimestre d'engagement et les dix trimestres qui suivent pour autant que le travailleur recruté satisfasse simultanément aux conditions suivantes :
1° le travailleur est âgé de moins de 45 ans à la date d'engagement;
2° le travailleur a droit à l'intégration sociale à la date d'engagement;
3° le travailleur a été bénéficiaire du droit à l'intégration sociale pendant au moins cent cinquante-six jours, calculés dans le régime de six jours, au cours du mois de l'engagement et des neuf mois calendrier qui le précèdent;
4° le travailleur ne possède pas de certificat ou de diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
§ 2. Lorsqu'un employeur engage un ayant droit, le centre public d'aide sociale intervient financièrement dans le coût salarial pendant le trimestre d'engagement et les vingt trimestres qui suivent pour autant que le travailleur recruté satisfasse simultanément aux conditions suivantes :
1° le travailleur est âgé de moins de 45 ans à la date d'engagement;
2° le travailleur a droit à l'intégration sociale à la date d'engagement;
3° le travailleur a été bénéficiaire du droit à l'intégration sociale pendant au moins trois cent douze jours, calculés dans le régime de six jours, au cours du mois de l'engagement et des dix-huit mois calendrier qui le précèdent;
4° le travailleur ne possède pas de certificat ou de diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
§ 3. Lorsqu'un employeur engage un ayant droit, le centre public d'aide sociale intervient financièrement dans le coût salarial pendant le trimestre d'engagement et les trimestres qui suivent pour autant que le travailleur recruté satisfasse simultanément aux conditions suivantes :
1° le travailleur est âgé de 45 ans au moins à la date d'engagement;
2° le travailleur a droit à l'intégration sociale à la date d'engagement;
3° le travailleur a été bénéficiaire du droit à l'intégration sociale pendant au moins cent cinquante-six jours, calculés dans le régime de six jours, au cours du mois de l'engagement et des neuf mois calendrier qui le précèdent;
4° le travailleur ne possède pas de certificat ou de diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
§ 4. Lorsque l'organisme régional de placement compétent estime, à l'issue des dix trimestres visés au § 1er, que le travailleur précité n'est toujours pas apte à intégrer le marché du travail régulier, la durée de l'octroi de l'intervention financière visée au § 1er, est prolongée avec une nouvelle période de dix trimestres maximum.
Lorsque l'organisme régional de placement compétent estime, à l'issue des vingt trimestres visés au § 2, que le travailleur précité n'est toujours pas apte à intégrer le marché du travail régulier, la durée de l'octroi de l'intervention financière visée au § 2, est prolongée avec une nouvelle période de vingt trimestres maximum.
L'organisme régional de placement compétent avertit le centre public d'aide sociale compétent. ".
Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :
" Art. 2bis. Voor de toepassing van artikel 2 worden met periodes van gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie gelijkgesteld de periodes, bedoeld in artikel 14, § 4, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen. ".
" Art. 2bis. Voor de toepassing van artikel 2 worden met periodes van gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie gelijkgesteld de periodes, bedoeld in artikel 14, § 4, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen. ".
Art.4. Un article 2bis, rédigé comme suit, est inséré dans le même arrêté :
" Art. 2bis. Pour l'application de l'article 2, sont assimilées avec des périodes de bénéfice du droit à l'intégration sociale, les périodes visées à l'article 14, § 4, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale. ".
" Art. 2bis. Pour l'application de l'article 2, sont assimilées avec des périodes de bénéfice du droit à l'intégration sociale, les périodes visées à l'article 14, § 4, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale. ".
Art.5. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. De financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende die wordt aangeworven door een werkgever, bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand wanneer deze werknemer voltijds is tewerkgesteld.
Wanneer de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt het maximumbedrag van de maandelijkse financiële tussenkomst verkregen door 750 EUR te vermenigvuldigen met de contractueel wekelijks voorziene tewerkstellingsbreuk in de deeltijdse betrekking. Het resultaat van deze formule wordt begrensd tot 500 EUR.
Het bedrag van de financiële tussenkomst wordt evenwel begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft. ".
" Art. 3. De financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende die wordt aangeworven door een werkgever, bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand wanneer deze werknemer voltijds is tewerkgesteld.
Wanneer de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt het maximumbedrag van de maandelijkse financiële tussenkomst verkregen door 750 EUR te vermenigvuldigen met de contractueel wekelijks voorziene tewerkstellingsbreuk in de deeltijdse betrekking. Het resultaat van deze formule wordt begrensd tot 500 EUR.
Het bedrag van de financiële tussenkomst wordt evenwel begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft. ".
Art.5. L'article 3 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 3. L'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit engagé par un employeur, s'élève à maximum 500 EUR par mois calendrier, si ce travailleur est occupé à temps plein.
Si le travailleur n'est pas occupé à temps plein, le montant maximal de l'intervention financière mensuelle est obtenu en multipliant 750 EUR par la fraction d'occupation hebdomadaire de l'occupation à temps partiel contractuellement prévue. Le résultat de cette formule est plafonné à 500 EUR.
Le montant de l'intervention financière est cependant limité au salaire net auquel le travailleur a droit pour le mois calendrier concerné. ".
" Art. 3. L'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit engagé par un employeur, s'élève à maximum 500 EUR par mois calendrier, si ce travailleur est occupé à temps plein.
Si le travailleur n'est pas occupé à temps plein, le montant maximal de l'intervention financière mensuelle est obtenu en multipliant 750 EUR par la fraction d'occupation hebdomadaire de l'occupation à temps partiel contractuellement prévue. Le résultat de cette formule est plafonné à 500 EUR.
Le montant de l'intervention financière est cependant limité au salaire net auquel le travailleur a droit pour le mois calendrier concerné. ".
Art.6. Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" HOOFDSTUK III. - Opeenvolgende aanwervingen
van dezelfde werknemer door eenzelfde werkgever "
" HOOFDSTUK III. - Opeenvolgende aanwervingen
van dezelfde werknemer door eenzelfde werkgever "
Art.6. L'intitulé du chapitre III du même arrêté est remplacé par l'intitulé suivant :
" CHAPITRE III. - Des engagements successifs d'un même travailleur par le même employeur "
" CHAPITRE III. - Des engagements successifs d'un même travailleur par le même employeur "
Art.7. Artikel 5 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, wordt hersteld in de volgende lezing :
" Art. 5. Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, genoten heeft voor een werknemer en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, worden, onverminderd de toepassing van artikel 14, § 5, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, voor de bepaling van de duur voor dewelke dit voordeel wordt toegekend, deze tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voordeel van de financiële tussenkomst wordt toegekend, niet.
De bepaling van het vorig lid geldt niet in het geval de werknemer opnieuw wordt aangeworven door dezelfde werkgever op grond van de evaluatie, bedoeld in artikel 2, § 4.
Het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen of van de voordelen van artikel 58 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, tenzij deze arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten was in het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's. ".
" Art. 5. Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, genoten heeft voor een werknemer en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, worden, onverminderd de toepassing van artikel 14, § 5, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, voor de bepaling van de duur voor dewelke dit voordeel wordt toegekend, deze tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voordeel van de financiële tussenkomst wordt toegekend, niet.
De bepaling van het vorig lid geldt niet in het geval de werknemer opnieuw wordt aangeworven door dezelfde werkgever op grond van de evaluatie, bedoeld in artikel 2, § 4.
Het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen of van de voordelen van artikel 58 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, tenzij deze arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten was in het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's. ".
Art.7. L'article 5 du même arrêté, abrogé par l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, est rétabli dans la rédaction suivante :
" Art. 5. Lorsqu'un employeur a déjà bénéficié de l'avantage de l'intervention financière, visé au présent arrêté, pour un travailleur et qu'il engage à nouveau celui-ci au cours d'une période de douze mois après la fin du contrat de travail précédent, ces occupations sont, pour la fixation de la durée pendant laquelle cet avantage est accordé, sans préjudice de l'application de l'article 14, § 5, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, considérées comme étant une seule occupation. La période située entre les contrats de travail ne prolonge pas la période pendant laquelle l'avantage de l'intervention financière est accordé.
La disposition de l'alinéa précédent n'est pas applicable au cas où le travailleur est réengagé par le même employeur sur base de l'évaluation visée à l'article 2, § 4.
L'avantage de l'intervention financière, visé au présent arrêté, n'est pas accordé pour un travailleur qui est réengagé par le même employeur dans une période de douze mois qui suit la fin du contrat de travail précédent qui avait été conclu pour une durée indéterminée, lorsque l'employeur a bénéficié pour ce travailleur et pour cette occupation des avantages de l'arrêté royal du 27 décembre 1994 portant exécution du chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses ou des avantages de l'article 58 de l'arrêté royal du 16 mai 2003 portant exécution du chapitre 7 du titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I) relative à l'harmonisation et la simplification des régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, sauf lorsque ce contrat de travail à durée indéterminée était conclu dans le cadre d'un programme de transition professionnelle en application de l'arrêté royal du 9 juin 1997 d'exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle. ".
" Art. 5. Lorsqu'un employeur a déjà bénéficié de l'avantage de l'intervention financière, visé au présent arrêté, pour un travailleur et qu'il engage à nouveau celui-ci au cours d'une période de douze mois après la fin du contrat de travail précédent, ces occupations sont, pour la fixation de la durée pendant laquelle cet avantage est accordé, sans préjudice de l'application de l'article 14, § 5, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, considérées comme étant une seule occupation. La période située entre les contrats de travail ne prolonge pas la période pendant laquelle l'avantage de l'intervention financière est accordé.
La disposition de l'alinéa précédent n'est pas applicable au cas où le travailleur est réengagé par le même employeur sur base de l'évaluation visée à l'article 2, § 4.
L'avantage de l'intervention financière, visé au présent arrêté, n'est pas accordé pour un travailleur qui est réengagé par le même employeur dans une période de douze mois qui suit la fin du contrat de travail précédent qui avait été conclu pour une durée indéterminée, lorsque l'employeur a bénéficié pour ce travailleur et pour cette occupation des avantages de l'arrêté royal du 27 décembre 1994 portant exécution du chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses ou des avantages de l'article 58 de l'arrêté royal du 16 mai 2003 portant exécution du chapitre 7 du titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I) relative à l'harmonisation et la simplification des régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, sauf lorsque ce contrat de travail à durée indéterminée était conclu dans le cadre d'un programme de transition professionnelle en application de l'arrêté royal du 9 juin 1997 d'exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle. ".
Art.8. In artikel 6 van hetzelfde besluit vervallen de woorden " zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen ".
Art.8. A l'article 6 du même arrêté, les mots " visé à l'article 1er, § 1er, de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer " sont supprimés.
Art.9. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 7. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan in hoofde van de werkgever niet gecumuleerd worden met :
- een andere financiële tussenkomst op grond van artikel 9 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- de toelage voorzien in de artikelen 36 en 37 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- een programma voor wedertewerkstelling zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
- een startbaanovereenkomst gesloten krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
De financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, kan wel worden toegekend samen met de dienstencheque bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen.
" Art. 7. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan in hoofde van de werkgever niet gecumuleerd worden met :
- een andere financiële tussenkomst op grond van artikel 9 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- de toelage voorzien in de artikelen 36 en 37 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
- een programma voor wedertewerkstelling zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
- een startbaanovereenkomst gesloten krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
De financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, kan wel worden toegekend samen met de dienstencheque bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen.
Art.9. L'article 7 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 7. L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, ne peut être cumulée dans le chef de l'employeur avec :
- une autre intervention financière sur la base de l'article 9 de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale;
- la subvention visée aux articles 36 et 37 de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale;
- un programme de remise au travail tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;
- une convention de premier emploi conclue en vertu du chapitre VIII du Titre II de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi.
L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, peut en revanche être cumulée avec le titre-services visé dans la loi du 20 juillet 2001 visant à favoriser le développement de services et d'emplois de proximité.
" Art. 7. L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, ne peut être cumulée dans le chef de l'employeur avec :
- une autre intervention financière sur la base de l'article 9 de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale;
- la subvention visée aux articles 36 et 37 de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale;
- un programme de remise au travail tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;
- une convention de premier emploi conclue en vertu du chapitre VIII du Titre II de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi.
L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, peut en revanche être cumulée avec le titre-services visé dans la loi du 20 juillet 2001 visant à favoriser le développement de services et d'emplois de proximité.
Art.10. In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende :
" Art. 7bis. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan slechts worden toegekend voor zover de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die een contractueel voorziene normale uurregeling bevat. ".
" Art. 7bis. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan slechts worden toegekend voor zover de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die een contractueel voorziene normale uurregeling bevat. ".
Art.10. Un article 7bis, rédigé comme suit, est inséré dans le même arrêté :
" Art. 7bis. L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, ne peut être octroyée que pour autant que le travailleur a été engagé avec un contrat de travail écrit qui contient un horaire normal prévu contractuellement. ".
" Art. 7bis. L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, ne peut être octroyée que pour autant que le travailleur a été engagé avec un contrat de travail écrit qui contient un horaire normal prévu contractuellement. ".
Art.11. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 8. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, blijft verschuldigd door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de arbeidsovereenkomst loopt, zonder evenwel de maximale duur, voorzien in artikel 2, te overschrijden. ".
" Art. 8. De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, blijft verschuldigd door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de arbeidsovereenkomst loopt, zonder evenwel de maximale duur, voorzien in artikel 2, te overschrijden. ".
Art.11. L'article 8 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 8. L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, reste due par le centre public d'aide sociale compétent aussi longtemps que le contrat de travail est poursuivi, sans dépasser toutefois la durée maximale, prévue à l'article 2. ".
" Art. 8. L'intervention financière, prévue par le présent arrêté, reste due par le centre public d'aide sociale compétent aussi longtemps que le contrat de travail est poursuivi, sans dépasser toutefois la durée maximale, prévue à l'article 2. ".
Art.12. Voor de werknemers, aangeworven vóór 1 januari 2004, die zonder onderbreking in dienst blijven na 31 december 2003, gelden de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen zoals van toepassing vóór 1 januari 2004.
Indien het contractueel voorzien wekelijks uurrooster van de werknemer die is aangeworven vóór 1 januari 2004 en zonder onderbreking in dienst blijft na 31 december 2003, een wijziging ondergaat na 31 december 2003, blijft de financiële tussenkomst gelden gedurende de periode waarin de werknemer verbonden is door de arbeidsovereenkomst. Het bedrag evenwel van deze financiële tussenkomst wordt vastgesteld op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen zoals van toepassing vanaf 1 januari 2004.
Indien het contractueel voorzien wekelijks uurrooster van de werknemer die is aangeworven vóór 1 januari 2004 en zonder onderbreking in dienst blijft na 31 december 2003, een wijziging ondergaat na 31 december 2003, blijft de financiële tussenkomst gelden gedurende de periode waarin de werknemer verbonden is door de arbeidsovereenkomst. Het bedrag evenwel van deze financiële tussenkomst wordt vastgesteld op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen zoals van toepassing vanaf 1 januari 2004.
Art.12. Les dispositions de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale et déterminant la dispense de cotisations patronales, telles qu'elles étaient d'application avant le 1er janvier 2004, restent applicables aux travailleurs, engagés avant cette date et dont le contrat de travail n'a pas été interrompu après le 31 décembre 2003.
Au cas où l'horaire de travail hebdomadaire prévu dans le contrat du travailleur engagé avant le 1er janvier 2004 qui reste engagé sans interruption après le 31 décembre 2003, est modifié au cours de cette occupation après le 31 décembre 2003, l'intervention financière reste due pendant la période au cours de laquelle le travailleur est lié par le contrat de travail. Toutefois, le montant de cette intervention financière est fixé sur base de l'article 3 de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale et déterminant la dispense de cotisations patronales, tel qu'il est d'application à partir du 1er janvier 2004.
Au cas où l'horaire de travail hebdomadaire prévu dans le contrat du travailleur engagé avant le 1er janvier 2004 qui reste engagé sans interruption après le 31 décembre 2003, est modifié au cours de cette occupation après le 31 décembre 2003, l'intervention financière reste due pendant la période au cours de laquelle le travailleur est lié par le contrat de travail. Toutefois, le montant de cette intervention financière est fixé sur base de l'article 3 de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale et déterminant la dispense de cotisations patronales, tel qu'il est d'application à partir du 1er janvier 2004.
Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art.13. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2004.
Art. 14. Onze Minister bevoegd voor Werk, Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken, Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Onze Minister bevoegd voor Sociale Economie, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 april 2004.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Sociale Zaken,
R. DEMOTTE
De Minister van Maatschappelijke Integratie,
Mevr. M. ARENA
De Minister van Sociale Economie,
B. ANCIAUX.
Gegeven te Brussel, 1 april 2004.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Sociale Zaken,
R. DEMOTTE
De Minister van Maatschappelijke Integratie,
Mevr. M. ARENA
De Minister van Sociale Economie,
B. ANCIAUX.
Art. 14. Notre Ministre qui a l'Emploi dans ses attributions, Notre Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions, Notre Ministre qui a l'Intégration sociale dans ses attributions et Notre Ministre qui a l'Economie sociale dans ses attributions, sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 1er avril 2004.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Emploi,
F. VANDENBROUCKE
Le Ministre des Affaires sociales,
R. DEMOTTE
La Ministre de l'Intégration sociale,
Mme M. ARENA
Le Ministre de l'Economie sociale,
B. ANCIAUX.
Donné à Bruxelles, le 1er avril 2004.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Emploi,
F. VANDENBROUCKE
Le Ministre des Affaires sociales,
R. DEMOTTE
La Ministre de l'Intégration sociale,
Mme M. ARENA
Le Ministre de l'Economie sociale,
B. ANCIAUX.