Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
10 JULI 2003. - Decreet betreffende het landschap basisonderwijs (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-10-2003 en tekstbijwerking tot 01-09-2008)
Titre
10 JUILLET 2003. - Décret relatif au paysage de l'enseignement fondamental (TRADUCTION) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 24-10-2003 et mise à jour au 01-09-2008)
Informations sur le document
Numac: 2003201478
Datum: 2003-07-10
Info du document
Numac: 2003201478
Date: 2003-07-10
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
HOOFDSTUK II. - Aanpassingen aan het decreet ba...
Art.42. In artikel 192 van hetzelfde decreet wo...
Afdeling 1. - Aanpassingen aan het decreet van ...
Art.61. In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet w...
Art.75. In titel II, hoofdstuk XI van hetzelfde...
Art.77. In artikel 11 van het decreet van 8 jun...
Art.79. In hoofdstuk IIIbis van hetzelfde decre...
Art.81. In artikel X.55 van het decreet van 14 ...
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van...
Art.84. In artikel 70, § 2, eerste streepje, va...
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Dispositions introductives.
CHAPITRE II. - Adaptations au décret du 25 févr...
Art.42. A l'article 192 du même arrêté sont ajo...
Section 1re. - Adaptations au décret du 27 mars...
Art.61. Dans le chapitre XI du même décret, il ...
Art.75. Dans le chapitre XI du titre II du même...
Art.77. Dans l'article 11 du décret du 8 juin 2...
Art.79. Au chapitre IIIbis du même décret, modi...
Art.81. A l'article X.55 du décret du 14 févrie...
CHAPITRE VIII. - Modification du décret du 1er ...
Art.84. A l'article 70, § 2, premier tiret, du ...
Tekst (96)
Texte (96)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions introductives.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Article 1. Le présent décret règle une matière communautaire.
HOOFDSTUK II. - Aanpassingen aan het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.
CHAPITRE II. - Adaptations au décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Art.2. In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"5° het Gemeenschapsonderwijs : een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;";
2° in 37° worden de woorden "De ARGO" vervangen door de woorden "Het Gemeenschapsonderwijs";
3° er wordt een 39°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"39°bis onderwijsnet :
- het gemeenschapsonderwijs : het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 2 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;
- het gesubsidieerd officieel onderwijs : het onderwijs ingericht door de provincie, de gemeente of door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan het gemeenschapsonderwijs en dat in aanmerking komt voor subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap;
- het gesubsidieerd vrij onderwijs : het onderwijs ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen en dat in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap;";
4° er wordt een 45°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"45°bis puntenenveloppe : het aantal punten waarover een school en/of scholengemeenschap op basis van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of op basis van het gemiddeld aantal leerlingen tijdens de telperiode beschikt en dat het aantal organiseerbare betrekkingen van beleids- en ondersteunend personeel bepaalt. Er wordt een puntenenveloppe toegekend :
- ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap;
- ter ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs;
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning;";
5° vóór 52°bis, dat 52°ter wordt, wordt een nieuw 52°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"52°bis scholengemeenschap basisonderwijs : is een samenwerkingsverband dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen 125sexies tot en met 125octies ;".
1° 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"5° het Gemeenschapsonderwijs : een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;";
2° in 37° worden de woorden "De ARGO" vervangen door de woorden "Het Gemeenschapsonderwijs";
3° er wordt een 39°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"39°bis onderwijsnet :
- het gemeenschapsonderwijs : het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 2 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;
- het gesubsidieerd officieel onderwijs : het onderwijs ingericht door de provincie, de gemeente of door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan het gemeenschapsonderwijs en dat in aanmerking komt voor subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap;
- het gesubsidieerd vrij onderwijs : het onderwijs ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen en dat in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap;";
4° er wordt een 45°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"45°bis puntenenveloppe : het aantal punten waarover een school en/of scholengemeenschap op basis van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of op basis van het gemiddeld aantal leerlingen tijdens de telperiode beschikt en dat het aantal organiseerbare betrekkingen van beleids- en ondersteunend personeel bepaalt. Er wordt een puntenenveloppe toegekend :
- ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap;
- ter ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs;
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning;";
5° vóór 52°bis, dat 52°ter wordt, wordt een nieuw 52°bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"52°bis scholengemeenschap basisonderwijs : is een samenwerkingsverband dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen 125sexies tot en met 125octies ;".
Art.2. A l'article 3 du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental sont apportées les modifications suivantes :
1° le point 5° est remplacé par la disposition suivante :
"5° l'Enseignement communautaire : un organisme public doté de la personnalité civile, créé par le décret spécial du 14 juillet 1998 relatif à l'enseignement communautaire;";
2° sous point 37°, le terme "l'ARGO" est remplacé par les mots "l'Enseignement communautaire";
3° il est inséré un 39°bis, rédigé comme suit :
"39°bis réseau d'enseignement :
- l'enseignement communautaire : l'enseignement de la Communauté flamande tel que visé à l'article 2 du décret spécial du 14 juillet 1998 relatif à l'enseignement communautaire;
- l'enseignement officiel subventionné : l'enseignement organisé par la province, la commune ou des personnes morales de droit public autre que l'enseignement communautaire et étant admis aux subventions de la Communauté flamande;
- l'enseignement libre subventionné : l'enseignement organisé par des personnes physiques ou des personnes morales de droit privé et étant admis aux subventions de la Communauté flamande;";
4° il est inséré un 45°bis, rédigé comme suit :
"45°bis enveloppe de points : le nombre de points dont dispose une école et/ou un centre d'enseignement, calculé sur la base du nombre d'élèves réguliers à un jour de comptage déterminé ou sur la base du nombre moyen d'élèves pendant la période de comptage et fixant le nombre d'emplois de personnels de gestion et d'appui pouvant être organisés. Il est attribué une enveloppe de points :
- à l'appui du fonctionnement du centre d'enseignement;
- à l'appui et pour la coordination de la gestion de l'encadrement renforcé dans l'enseignement fondamental ordinaire;
- à la coordination TIC;
- pour l'encadrement administratif;";
5° avant le point 52°bis, qui devient le point 52°ter, est inséré un nouveau point 52°bis, rédigé comme suit :
"52°bis centre d'enseignement fondamental : un partenariat qui répond aux critères fixés aux articles 125sexies à 125octies inclus;".
1° le point 5° est remplacé par la disposition suivante :
"5° l'Enseignement communautaire : un organisme public doté de la personnalité civile, créé par le décret spécial du 14 juillet 1998 relatif à l'enseignement communautaire;";
2° sous point 37°, le terme "l'ARGO" est remplacé par les mots "l'Enseignement communautaire";
3° il est inséré un 39°bis, rédigé comme suit :
"39°bis réseau d'enseignement :
- l'enseignement communautaire : l'enseignement de la Communauté flamande tel que visé à l'article 2 du décret spécial du 14 juillet 1998 relatif à l'enseignement communautaire;
- l'enseignement officiel subventionné : l'enseignement organisé par la province, la commune ou des personnes morales de droit public autre que l'enseignement communautaire et étant admis aux subventions de la Communauté flamande;
- l'enseignement libre subventionné : l'enseignement organisé par des personnes physiques ou des personnes morales de droit privé et étant admis aux subventions de la Communauté flamande;";
4° il est inséré un 45°bis, rédigé comme suit :
"45°bis enveloppe de points : le nombre de points dont dispose une école et/ou un centre d'enseignement, calculé sur la base du nombre d'élèves réguliers à un jour de comptage déterminé ou sur la base du nombre moyen d'élèves pendant la période de comptage et fixant le nombre d'emplois de personnels de gestion et d'appui pouvant être organisés. Il est attribué une enveloppe de points :
- à l'appui du fonctionnement du centre d'enseignement;
- à l'appui et pour la coordination de la gestion de l'encadrement renforcé dans l'enseignement fondamental ordinaire;
- à la coordination TIC;
- pour l'encadrement administratif;";
5° avant le point 52°bis, qui devient le point 52°ter, est inséré un nouveau point 52°bis, rédigé comme suit :
"52°bis centre d'enseignement fondamental : un partenariat qui répond aux critères fixés aux articles 125sexies à 125octies inclus;".
Art.3. Aan artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"In nieuwe scholen voor gewoon onderwijs, opgericht vanaf 1 september 2003, moet zowel kleuter- als lager onderwijs worden georganiseerd.".
"In nieuwe scholen voor gewoon onderwijs, opgericht vanaf 1 september 2003, moet zowel kleuter- als lager onderwijs worden georganiseerd.".
Art.3. A l'article 7, § 1er, du même décret, il est ajouté un deuxième alinéa, rédigé comme suit :
"Les nouvelles écoles d'enseignement ordinaire créées à partir du 1er septembre 2003 doivent organiser tant l'enseignement maternel que l'enseignement primaire.".
"Les nouvelles écoles d'enseignement ordinaire créées à partir du 1er septembre 2003 doivent organiser tant l'enseignement maternel que l'enseignement primaire.".
Art.4. In artikel 20, § 2, van hetzelfde decreet wordt de laatste zin, ingevoegd bij decreet van 13 juli 2001, opgeheven.
Art.4. A l'article 20, § 2, du même décret, la dernière phrase, insérée par le décret du 13 juillet 2001, est abrogée.
Art.5. Aan artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet wordt een 8° toegevoegd, dat luidt als volgt :
"8° de samenstelling van de scholengemeenschap indien de school behoort tot een scholengemeenschap.".
"8° de samenstelling van de scholengemeenschap indien de school behoort tot een scholengemeenschap.".
Art.5. A l'article 28, § 1er, du même décret, il est ajouté un point 8°, rédigé comme suit :
"8° la composition du centre d'enseignement si l'école appartient à un centre d'enseignement.".
"8° la composition du centre d'enseignement si l'école appartient à un centre d'enseignement.".
Art.6. Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
"Artikel 30. § 1. Leerlingen met een handicap die gewoon onderwijs volgen, maar omwille van hun handicap bepaalde leergebieden of onderdelen ervan niet kunnen volgen, kunnen daarvoor een vrijstelling krijgen, indien zij vervangende activiteiten volgen.
§ 2. De klassenraad beslist over de vrijstelling en legt de vervangende activiteiten vast.".
"Artikel 30. § 1. Leerlingen met een handicap die gewoon onderwijs volgen, maar omwille van hun handicap bepaalde leergebieden of onderdelen ervan niet kunnen volgen, kunnen daarvoor een vrijstelling krijgen, indien zij vervangende activiteiten volgen.
§ 2. De klassenraad beslist over de vrijstelling en legt de vervangende activiteiten vast.".
Art.6. L'article 30 du même décret est remplacé par la disposition suivante :
"Article 30. § 1er. Les élèves présentant un handicap qui suivent l'enseignement ordinaire mais qui, à cause de leur handicap, ne peuvent pas suivre certaines disciplines ou subdivisions de celles-ci, peuvent obtenir une dispense s'ils suivent des activités remplaçantes.
§ 2. Le conseil de classe statue sur la dispense et établit les activités remplaçantes.".
"Article 30. § 1er. Les élèves présentant un handicap qui suivent l'enseignement ordinaire mais qui, à cause de leur handicap, ne peuvent pas suivre certaines disciplines ou subdivisions de celles-ci, peuvent obtenir une dispense s'ils suivent des activités remplaçantes.
§ 2. Le conseil de classe statue sur la dispense et établit les activités remplaçantes.".
Art.7. Aan artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet wordt een 5° toegevoegd, dat luidt als volgt :
"5° de wijze waarop de school haar zorgbeleid voert.".
"5° de wijze waarop de school haar zorgbeleid voert.".
Art.7. A l'article 47, § 1er, du même décret, il est ajouté un point 5°, rédigé comme suit :
"5° la façon dont l'école assure sa gestion de l'encadrement renforcé.".
"5° la façon dont l'école assure sa gestion de l'encadrement renforcé.".
Art.8. In artikel 58 van hetzelfde decreet worden de woorden "de ARGO" vervangen door "het Gemeenschapsonderwijs".
Art.8. Dans l'article 58 du même décret, le mot "l'ARGO" est remplacé par les mots "l'Enseignement communautaire".
Art.9. In artikel 68, § 1, van hetzelfde decreet wordt 2° vervangen door wat volgt :
"2° voldoen aan de programmatie- en rationalisatienormen en de afstanden zoals bepaald in uitvoering van hoofdstuk VIII van dit decreet.".
"2° voldoen aan de programmatie- en rationalisatienormen en de afstanden zoals bepaald in uitvoering van hoofdstuk VIII van dit decreet.".
Art.9. Dans l'article 68, § 1er, du même décret, le point 2° est remplacé par la disposition suivante :
"2° satisfont aux normes de programmation et de rationalisation et aux distances telles que fixées en application du chapitre VIII du présent décret.".
"2° satisfont aux normes de programmation et de rationalisation et aux distances telles que fixées en application du chapitre VIII du présent décret.".
Art.10. In artikel 72 van hetzelfde decreet worden de woorden "de ARGO" vervangen door "het Gemeenschapsonderwijs".
Art.10. Dans l'article 72 du même décret, le mot "l'ARGO" est remplacé par les mots "l'Enseignement communautaire".
Art.11. In artikel 73 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "onderwijzend" en het woord "medisch", de woorden ", beleids- en ondersteunend," ingevoegd.
Art.11. Dans l'article 73 du même décret, les mots ", de gestion et d'appui," sont insérés entre les mots "enseignant" et "médical".
Art.12. In artikel 76 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 14 juli 1998, worden de woorden "en de administratieve ondersteuning" geschrapt.
Art.12. A l'article 76 du même décret, modifié par le décret du 14 juillet 1998, les mots "et au soutien administratif" sont supprimés.
Art.13. In artikel 79 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 19 december 1997 en 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "2.855,8 miljoen frank", "596,5 miljoen frank" en de woorden "6,2 miljoen frank" respectievelijk vervangen door de woorden "70,793 miljoen euro", "14,787 miljoen euro" en de woorden "0,154 miljoen euro";
2° aan § 1 wordt de volgende zin toegevoegd :
"Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in functie van het bedrag verbonden aan de scholen die worden overgenomen door het gefinancierd basisonderwijs of worden afgestaan door het gefinancierd basisonderwijs aan het gesubsidieerd basisonderwijs.";
3° in § 2 worden de woorden "6.098,4 miljoen frank" vervangen door de woorden "151,18 miljoen euro" en worden de woorden "7,5 miljoen frank" vervangen door de woorden "0,186 miljoen euro";
4° aan § 2 wordt de volgende zin toegevoegd :
"Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in functie van het bedrag verbonden aan de scholen die worden overgenomen door het gesubsidieerd basisonderwijs of worden afgestaan door het gesubsidieerd basisonderwijs aan het gefinancierd basisonderwijs.".
1° in § 1 worden de woorden "2.855,8 miljoen frank", "596,5 miljoen frank" en de woorden "6,2 miljoen frank" respectievelijk vervangen door de woorden "70,793 miljoen euro", "14,787 miljoen euro" en de woorden "0,154 miljoen euro";
2° aan § 1 wordt de volgende zin toegevoegd :
"Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in functie van het bedrag verbonden aan de scholen die worden overgenomen door het gefinancierd basisonderwijs of worden afgestaan door het gefinancierd basisonderwijs aan het gesubsidieerd basisonderwijs.";
3° in § 2 worden de woorden "6.098,4 miljoen frank" vervangen door de woorden "151,18 miljoen euro" en worden de woorden "7,5 miljoen frank" vervangen door de woorden "0,186 miljoen euro";
4° aan § 2 wordt de volgende zin toegevoegd :
"Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in functie van het bedrag verbonden aan de scholen die worden overgenomen door het gesubsidieerd basisonderwijs of worden afgestaan door het gesubsidieerd basisonderwijs aan het gefinancierd basisonderwijs.".
Art.13. A l'article 79 du même décret, modifié par les décrets des 19 décembre 1997 et 22 décembre 2000, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 1er, les mots "2.855,8 millions F", "596,5 millions F" et "6,2 millions F" sont respectivement remplacés par les mots "70,793 millions d'euros", "14,787 millions d'euros" et "0,154 millions d'euros";
2° le § 1er est complété par la phrase suivante :
"Ce montant est adapté annuellement en fonction du montant lié aux écoles qui sont reprises par l'enseignement fondamental financé ou qui sont cédées par l'enseignement fondamental financé à l'enseignement fondamental subventionné.";
3° au § 2, les mots "6 098,4 millions F" sont remplacés par les mots "151,18 millions d'euros" et les mots "7,5 millions F" sont remplacés par les mots "0,186 millions d'euros";
4° le § 2 est complété par la phrase suivante :
"Ce montant est adapté annuellement en fonction du montant lié aux écoles qui sont reprises par l'enseignement fondamental subventionné ou qui sont cédées par l'enseignement fondamental subventionné à l'enseignement fondamental financé.".
1° au § 1er, les mots "2.855,8 millions F", "596,5 millions F" et "6,2 millions F" sont respectivement remplacés par les mots "70,793 millions d'euros", "14,787 millions d'euros" et "0,154 millions d'euros";
2° le § 1er est complété par la phrase suivante :
"Ce montant est adapté annuellement en fonction du montant lié aux écoles qui sont reprises par l'enseignement fondamental financé ou qui sont cédées par l'enseignement fondamental financé à l'enseignement fondamental subventionné.";
3° au § 2, les mots "6 098,4 millions F" sont remplacés par les mots "151,18 millions d'euros" et les mots "7,5 millions F" sont remplacés par les mots "0,186 millions d'euros";
4° le § 2 est complété par la phrase suivante :
"Ce montant est adapté annuellement en fonction du montant lié aux écoles qui sont reprises par l'enseignement fondamental subventionné ou qui sont cédées par l'enseignement fondamental subventionné à l'enseignement fondamental financé.".
Art.14. In artikel 80, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 12 december 1997, worden de woorden "617,8 miljoen frank" vervangen door de woorden "14,787 miljoen euro".
Art.14. Dans l'article 80, § 2, du même décret, modifié par le décret du 12 décembre 1997, les mots "617,8 millions de francs" sont remplacés par les mots "14,787 euros".
Art. 15. In artikel 82bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij decreten van 22 december 1998 en 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen door wat volgt :
"§ 1. Het globale werkingsbudget van het gefinancierd en het gesubsidieerd basisonderwijs wordt gefaseerd verhoogd met 83,353 miljoen euro als volgt :
1° § 1 wordt vervangen door wat volgt :
"§ 1. Het globale werkingsbudget van het gefinancierd en het gesubsidieerd basisonderwijs wordt gefaseerd verhoogd met 83,353 miljoen euro als volgt :
Art. 15. A l'article 82bis du même décret, inséré par le décret du 14 juillet 1998 et modifié par les décrets des 22 décembre 1998 et 13 juillet 2001, sont apportées les modifications suivantes :
1° le § 1er est remplacé par la disposition suivante :
" § 1er. L'augmentation à concurrence de 83,353 millions d'euros du budget de fonctionnement global de l'enseignement fondamental financé et subventionné est étalée comme suit :
1° le § 1er est remplacé par la disposition suivante :
" § 1er. L'augmentation à concurrence de 83,353 millions d'euros du budget de fonctionnement global de l'enseignement fondamental financé et subventionné est étalée comme suit :
Begrotingsjaar Bedrag in miljoen euro
- -
1998 5,330
1999 41,448
2000 61,081 inclusief adm. ondersteuning
2001 71,319 inclusief adm. ondersteuning
2002 82,078 inclusief adm. ondersteuning
2003 108,766 inclusief adm. ondersteuning
2004 74,676 exclusief adm. ondersteuning
2005 78,890 exclusief adm. ondersteuning
2006 83,352 exclusief adm. ondersteuning;"
- -
1998 5,330
1999 41,448
2000 61,081 inclusief adm. ondersteuning
2001 71,319 inclusief adm. ondersteuning
2002 82,078 inclusief adm. ondersteuning
2003 108,766 inclusief adm. ondersteuning
2004 74,676 exclusief adm. ondersteuning
2005 78,890 exclusief adm. ondersteuning
2006 83,352 exclusief adm. ondersteuning;"
Annee budgetaire Montant en millions d'euros
- -
1998 5,330
1999 41,448
2000 61,081 encadrement admin. inclus
2001 71,319 encadrement admin. inclus
2002 82,078 encadrement admin. inclus
2003 108,766 encadrement admin. inclus
2004 74,676 encadrement admin. exclus
2005 78,890 encadrement admin. exclus
2006 83,352 encadrement admin. exclus";
- -
1998 5,330
1999 41,448
2000 61,081 encadrement admin. inclus
2001 71,319 encadrement admin. inclus
2002 82,078 encadrement admin. inclus
2003 108,766 encadrement admin. inclus
2004 74,676 encadrement admin. exclus
2005 78,890 encadrement admin. exclus
2006 83,352 encadrement admin. exclus";
2° er wordt een § 1bis toegevoegd, die luidt als volgt :
"§ 1bis. Het aandeel van het gemeenschapsonderwijs in het onder § 1 vermelde bedrag voor 2003 wordt verminderd met 1,356 miljoen euro.";
3° er wordt een § 1ter ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 1ter. De bedragen vermeld in de tabel onder § 1 voor de jaren 2004, 2005, 2006 worden jaarlijks verminderd met een bedrag van maximum van 1,22 miljoen euro voor 2004; 1,264 miljoen euro voor 2005 en 1,339 miljoen euro voor 2006 dat aan de stimulus voor de scholengemeenschappen wordt toegevoegd.
De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop deze middelen op basis van het aantal leerlingen aan de scholengemeenschappen dan wel aan de scholen die niet in een scholengemeenschap zitten, worden verdeeld.";
4° in § 2 worden de woorden "119,04 miljoen euro" vervangen door de woorden "83,352 miljoen euro".
"§ 1bis. Het aandeel van het gemeenschapsonderwijs in het onder § 1 vermelde bedrag voor 2003 wordt verminderd met 1,356 miljoen euro.";
3° er wordt een § 1ter ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 1ter. De bedragen vermeld in de tabel onder § 1 voor de jaren 2004, 2005, 2006 worden jaarlijks verminderd met een bedrag van maximum van 1,22 miljoen euro voor 2004; 1,264 miljoen euro voor 2005 en 1,339 miljoen euro voor 2006 dat aan de stimulus voor de scholengemeenschappen wordt toegevoegd.
De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop deze middelen op basis van het aantal leerlingen aan de scholengemeenschappen dan wel aan de scholen die niet in een scholengemeenschap zitten, worden verdeeld.";
4° in § 2 worden de woorden "119,04 miljoen euro" vervangen door de woorden "83,352 miljoen euro".
2° il est ajouté un § 1erbis, rédigé comme suit :
"§ 1erbis. La part de l'enseignement communautaire dans le montant mentionné au § 1er pour 2003 est diminuée de 1,356 millions d'euro.";
3° il est ajouté un § 1erter, rédigé comme suit :
"§ 1erter. Les montants mentionnés au tableau sous § 1er pour les années 2004, 2005, 2006 sont annuellement diminués d'un montant maximal de 1,22 millions d'euros pour 2004, de 1,264 millions d'euros pour 2005 et de 1,339 millions d'euros pour 2006, lequel est ajouté à l'incitant accordé aux centres d'enseignement.
Le Gouvernement flamand stipule le mode de répartition de ces moyens, sur la base du nombre d'élèves, soit entre les centres d'enseignement, soit entre les écoles n'appartenant pas à un centre d'enseignement.";
4° au § 2, les mots "119,04 millions d'euros" sont remplacés par les mots "83,352 millions d'euros".
"§ 1erbis. La part de l'enseignement communautaire dans le montant mentionné au § 1er pour 2003 est diminuée de 1,356 millions d'euro.";
3° il est ajouté un § 1erter, rédigé comme suit :
"§ 1erter. Les montants mentionnés au tableau sous § 1er pour les années 2004, 2005, 2006 sont annuellement diminués d'un montant maximal de 1,22 millions d'euros pour 2004, de 1,264 millions d'euros pour 2005 et de 1,339 millions d'euros pour 2006, lequel est ajouté à l'incitant accordé aux centres d'enseignement.
Le Gouvernement flamand stipule le mode de répartition de ces moyens, sur la base du nombre d'élèves, soit entre les centres d'enseignement, soit entre les écoles n'appartenant pas à un centre d'enseignement.";
4° au § 2, les mots "119,04 millions d'euros" sont remplacés par les mots "83,352 millions d'euros".
2° er wordt een § 1bis toegevoegd, die luidt als volgt :
"§ 1bis. Het aandeel van het gemeenschapsonderwijs in het onder § 1 vermelde bedrag voor 2003 wordt verminderd met 1,356 miljoen euro.";
3° er wordt een § 1ter ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 1ter. De bedragen vermeld in de tabel onder § 1 voor de jaren 2004, 2005, 2006 worden jaarlijks verminderd met een bedrag van maximum van 1,22 miljoen euro voor 2004; 1,264 miljoen euro voor 2005 en 1,339 miljoen euro voor 2006 dat aan de stimulus voor de scholengemeenschappen wordt toegevoegd.
De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop deze middelen op basis van het aantal leerlingen aan de scholengemeenschappen dan wel aan de scholen die niet in een scholengemeenschap zitten, worden verdeeld.";
4° in § 2 worden de woorden "119,04 miljoen euro" vervangen door de woorden "83,352 miljoen euro".
"§ 1bis. Het aandeel van het gemeenschapsonderwijs in het onder § 1 vermelde bedrag voor 2003 wordt verminderd met 1,356 miljoen euro.";
3° er wordt een § 1ter ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 1ter. De bedragen vermeld in de tabel onder § 1 voor de jaren 2004, 2005, 2006 worden jaarlijks verminderd met een bedrag van maximum van 1,22 miljoen euro voor 2004; 1,264 miljoen euro voor 2005 en 1,339 miljoen euro voor 2006 dat aan de stimulus voor de scholengemeenschappen wordt toegevoegd.
De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop deze middelen op basis van het aantal leerlingen aan de scholengemeenschappen dan wel aan de scholen die niet in een scholengemeenschap zitten, worden verdeeld.";
4° in § 2 worden de woorden "119,04 miljoen euro" vervangen door de woorden "83,352 miljoen euro".
2° il est ajouté un § 1erbis, rédigé comme suit :
"§ 1erbis. La part de l'enseignement communautaire dans le montant mentionné au § 1er pour 2003 est diminuée de 1,356 millions d'euro.";
3° il est ajouté un § 1erter, rédigé comme suit :
"§ 1erter. Les montants mentionnés au tableau sous § 1er pour les années 2004, 2005, 2006 sont annuellement diminués d'un montant maximal de 1,22 millions d'euros pour 2004, de 1,264 millions d'euros pour 2005 et de 1,339 millions d'euros pour 2006, lequel est ajouté à l'incitant accordé aux centres d'enseignement.
Le Gouvernement flamand stipule le mode de répartition de ces moyens, sur la base du nombre d'élèves, soit entre les centres d'enseignement, soit entre les écoles n'appartenant pas à un centre d'enseignement.";
4° au § 2, les mots "119,04 millions d'euros" sont remplacés par les mots "83,352 millions d'euros".
"§ 1erbis. La part de l'enseignement communautaire dans le montant mentionné au § 1er pour 2003 est diminuée de 1,356 millions d'euro.";
3° il est ajouté un § 1erter, rédigé comme suit :
"§ 1erter. Les montants mentionnés au tableau sous § 1er pour les années 2004, 2005, 2006 sont annuellement diminués d'un montant maximal de 1,22 millions d'euros pour 2004, de 1,264 millions d'euros pour 2005 et de 1,339 millions d'euros pour 2006, lequel est ajouté à l'incitant accordé aux centres d'enseignement.
Le Gouvernement flamand stipule le mode de répartition de ces moyens, sur la base du nombre d'élèves, soit entre les centres d'enseignement, soit entre les écoles n'appartenant pas à un centre d'enseignement.";
4° au § 2, les mots "119,04 millions d'euros" sont remplacés par les mots "83,352 millions d'euros".
Art. 17. In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk VIII vervangen door wat volgt :
"HOOFDSTUK VIII. - Programmatie en rationalisatie van scholen ".
"HOOFDSTUK VIII. - Programmatie en rationalisatie van scholen ".
Art. 17. Dans le même décret, l'intitulé du chapitre VIII est remplacé par l'intitulé suivant :
"CHAPITRE VIII. - Programmation et rationalisation d'écoles".
"CHAPITRE VIII. - Programmation et rationalisation d'écoles".
Art. 18. In artikel 96 van hetzelfde decreet worden de woorden "met uitzondering van de scholen voor kinderen van militairen ongeacht of ze in België of in Duitsland gelegen zijn" geschrapt.
Art.17. Dans le même décret, l'intitulé du chapitre VIII est remplacé par l'intitulé suivant :
"CHAPITRE VIII. - Programmation et rationalisation d'écoles".
"CHAPITRE VIII. - Programmation et rationalisation d'écoles".
Art.18. In artikel 96 van hetzelfde decreet worden de woorden "met uitzondering van de scholen voor kinderen van militairen ongeacht of ze in België of in Duitsland gelegen zijn" geschrapt.
Art.18. A l'article 96 du même décret, les mots "à l'exception des écoles pour enfants de militaires situées en Belgique comme en Allemagne" sont supprimés.
Art. 20. Artikel 102 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 20 oktober 2000, wordt vervangen door wat volgt :
"Artikel 102. § 1. Buiten de gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand drie kilometer, in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2 is de afstand twee kilometer.
§ 2. Voor een verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school het tweede, derde en vierde bestaansjaar telkens op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken.
Indien dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.".
"Artikel 102. § 1. Buiten de gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand drie kilometer, in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2 is de afstand twee kilometer.
§ 2. Voor een verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school het tweede, derde en vierde bestaansjaar telkens op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken.
Indien dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.".
Art. 20. L'article 102 du même décret, modifié par le décret du 20 octobre 2000, est remplacé par la disposition suivante :
"Article 102. § 1er. Hors les cas visés par l'article 100, une nouvelle école d'enseignement fondamental ordinaire peut être intégrée dès le 1er septembre dans le régime de financement ou de subventions, lorsqu'au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année de sa création elle satisfait aux normes de programmation fixées par le gouvernement et se situe à une assez grande distance de toute autre école ou tout autre lieu d'implantation d'enseignement maternel, primaire ou fondamental du même groupe. Une nouvelle école est une école créée à partir du 1er septembre 2003.
Dans les communes ayant une densité de la population de cinq cents habitants ou moins par km2, la distance est de trois kilomètres; dans les communes ayant une densité de la population de plus de cinq cents habitants par km2, cette distance est de deux kilomètres.
§ 2. Pour le renouvellement du financement ou du subventionnement, l'école en phase de programmation doit satisfaire au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année scolaire en cours de la deuxième, troisième et quatrième année d'existence aux normes de programmation fixées par le gouvernement.
Lorsqu'elle ne satisfait pas aux normes, l'école n'est plus financée ou subventionnée à partir du 1er septembre de la même année scolaire.".
"Article 102. § 1er. Hors les cas visés par l'article 100, une nouvelle école d'enseignement fondamental ordinaire peut être intégrée dès le 1er septembre dans le régime de financement ou de subventions, lorsqu'au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année de sa création elle satisfait aux normes de programmation fixées par le gouvernement et se situe à une assez grande distance de toute autre école ou tout autre lieu d'implantation d'enseignement maternel, primaire ou fondamental du même groupe. Une nouvelle école est une école créée à partir du 1er septembre 2003.
Dans les communes ayant une densité de la population de cinq cents habitants ou moins par km2, la distance est de trois kilomètres; dans les communes ayant une densité de la population de plus de cinq cents habitants par km2, cette distance est de deux kilomètres.
§ 2. Pour le renouvellement du financement ou du subventionnement, l'école en phase de programmation doit satisfaire au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année scolaire en cours de la deuxième, troisième et quatrième année d'existence aux normes de programmation fixées par le gouvernement.
Lorsqu'elle ne satisfait pas aux normes, l'école n'est plus financée ou subventionnée à partir du 1er septembre de la même année scolaire.".
Art.20. Artikel 102 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 20 oktober 2000, wordt vervangen door wat volgt :
"Artikel 102. § 1. Buiten de gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand drie kilometer, in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2 is de afstand twee kilometer.
§ 2. Voor een verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school het tweede, derde en vierde bestaansjaar telkens op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken.
Indien dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.".
"Artikel 102. § 1. Buiten de gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand drie kilometer, in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2 is de afstand twee kilometer.
§ 2. Voor een verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school het tweede, derde en vierde bestaansjaar telkens op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken.
Indien dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.".
Art.20. L'article 102 du même décret, modifié par le décret du 20 octobre 2000, est remplacé par la disposition suivante :
"Article 102. § 1er. Hors les cas visés par l'article 100, une nouvelle école d'enseignement fondamental ordinaire peut être intégrée dès le 1er septembre dans le régime de financement ou de subventions, lorsqu'au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année de sa création elle satisfait aux normes de programmation fixées par le gouvernement et se situe à une assez grande distance de toute autre école ou tout autre lieu d'implantation d'enseignement maternel, primaire ou fondamental du même groupe. Une nouvelle école est une école créée à partir du 1er septembre 2003.
Dans les communes ayant une densité de la population de cinq cents habitants ou moins par km2, la distance est de trois kilomètres; dans les communes ayant une densité de la population de plus de cinq cents habitants par km2, cette distance est de deux kilomètres.
§ 2. Pour le renouvellement du financement ou du subventionnement, l'école en phase de programmation doit satisfaire au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année scolaire en cours de la deuxième, troisième et quatrième année d'existence aux normes de programmation fixées par le gouvernement.
Lorsqu'elle ne satisfait pas aux normes, l'école n'est plus financée ou subventionnée à partir du 1er septembre de la même année scolaire.".
"Article 102. § 1er. Hors les cas visés par l'article 100, une nouvelle école d'enseignement fondamental ordinaire peut être intégrée dès le 1er septembre dans le régime de financement ou de subventions, lorsqu'au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année de sa création elle satisfait aux normes de programmation fixées par le gouvernement et se situe à une assez grande distance de toute autre école ou tout autre lieu d'implantation d'enseignement maternel, primaire ou fondamental du même groupe. Une nouvelle école est une école créée à partir du 1er septembre 2003.
Dans les communes ayant une densité de la population de cinq cents habitants ou moins par km2, la distance est de trois kilomètres; dans les communes ayant une densité de la population de plus de cinq cents habitants par km2, cette distance est de deux kilomètres.
§ 2. Pour le renouvellement du financement ou du subventionnement, l'école en phase de programmation doit satisfaire au premier jour de classe du mois d'octobre de l'année scolaire en cours de la deuxième, troisième et quatrième année d'existence aux normes de programmation fixées par le gouvernement.
Lorsqu'elle ne satisfait pas aux normes, l'école n'est plus financée ou subventionnée à partir du 1er septembre de la même année scolaire.".
Art.21. In § 1 en § 2 van artikel 105 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 14 juli 1998, worden de woorden "de ARGO" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".
Art.21. Dans les §§ 1er et 2 de l'article 105 du même décret, modifié par le décret du 14 juillet 1998, le mot "l'ARGO" est remplacé par les mots "l'Enseignement communautaire".
Art. 23. In artikel 107 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord "vijfde" vervangen door het woord "tweede";
2° het derde lid wordt opgeheven.
1° in het eerste lid wordt het woord "vijfde" vervangen door het woord "tweede";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art. 23. A l'article 107 du même décret, modifié par le décret du 15 juillet 1997, sont apportées les modifications suivantes :
1° dans le premier alinéa, le mot "cinquième" est remplacé par le mot "deuxième";
2° le troisième alinéa est supprimé.
1° dans le premier alinéa, le mot "cinquième" est remplacé par le mot "deuxième";
2° le troisième alinéa est supprimé.
Art.23. In artikel 107 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord "vijfde" vervangen door het woord "tweede";
2° het derde lid wordt opgeheven.
1° in het eerste lid wordt het woord "vijfde" vervangen door het woord "tweede";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.23. A l'article 107 du même décret, modifié par le décret du 15 juillet 1997, sont apportées les modifications suivantes :
1° dans le premier alinéa, le mot "cinquième" est remplacé par le mot "deuxième";
2° le troisième alinéa est supprimé.
1° dans le premier alinéa, le mot "cinquième" est remplacé par le mot "deuxième";
2° le troisième alinéa est supprimé.
Art. 25. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk VIII, afdeling 2, onderafdeling C, een artikel 108bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Artikel 108bis. Elke school voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen, mag één of meer vestigingsplaats(en) oprichten op voorwaarde dat iedere vestigingsplaats ten minste de door de regering vastgelegde rationalisatienormen voor vestigingsplaatsen bereikt.
Het oprichten van een vestigingsplaats wordt beschouwd als een herstructurering.".
"Artikel 108bis. Elke school voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen, mag één of meer vestigingsplaats(en) oprichten op voorwaarde dat iedere vestigingsplaats ten minste de door de regering vastgelegde rationalisatienormen voor vestigingsplaatsen bereikt.
Het oprichten van een vestigingsplaats wordt beschouwd als een herstructurering.".
Art. 25. Dans le même décret, dans la sous-section C de la section 2 du chapitre VIII, il est inséré un article 108bis, rédigé comme suit :
"Article 108bis. Toute école de l'enseignement maternel, primaire ou fondamental ordinaire qui se conformait le premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente aux normes de rationalisation fixées par le gouvernement peut créer un ou plusieurs lieux d'implantation, à condition que chaque lieu d'implantation atteigne au moins les normes de rationalisation fixées par le gouvernement pour les lieux d'implantation.
La création d'un lieu d'implantation est considérée comme une restructuration.".
"Article 108bis. Toute école de l'enseignement maternel, primaire ou fondamental ordinaire qui se conformait le premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente aux normes de rationalisation fixées par le gouvernement peut créer un ou plusieurs lieux d'implantation, à condition que chaque lieu d'implantation atteigne au moins les normes de rationalisation fixées par le gouvernement pour les lieux d'implantation.
La création d'un lieu d'implantation est considérée comme une restructuration.".
Art. 26. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIIIbis, bestaande uit artikelen 125bis tot en met 125quaterdecies, ingevoegd, dat luidt als volgt :
"HOOFDSTUK VIIIbis. - Scholengemeenschappen
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Artikel 125bis. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs.
Artikel 125ter. Een scholengemeenschap is een vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.
Een scholengemeenschap stelt zich tot doel :
1° het verhogen van het draagvlak van de betrokken scholen;
2° een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter management.
Afdeling 2. - Oprichting
Artikel 125quater. Het schoolbestuur beslist over de toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een scholengemeenschap.
Artikel 125quinquies. § 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht :
1° bij beslissing indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;
2° bij overeenkomst indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.
De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
§ 2. De beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september en geldt telkens voor een periode van 6 schooljaren.
De eerste periode van 6 schooljaren start op 1 september 2005. Elke volgende periode van 6 schooljaren start 6 jaar of een veelvoud van 6 jaar na 1 september 2005.
§ 3. In afwijking van § 2 gelden overeenkomsten of beslissingen die in werking treden op 1 september 2003 en/of 1 september 2004 telkens voor het betrokken schooljaar.
§ 4. In afwijking van § 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren zoals bedoeld in § 2, tweede lid, op het einde van de betrokken 6 schooljaren.
§ 5. De beslissing of overeenkomst wordt vóór 15 juni voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding bezorgd aan het departement.
§ 6. In afwijking van § 5 worden de beslissingen of overeenkomsten die in werking treden op 1 september 2003 vóór 1 augustus bezorgd aan het departement.
Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van scholengemeenschappen
Artikel 125sexies. § 1. Een scholengemeenschap omvat meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs omvat.
§ 2. In afwijking van § 1 kan een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4°, een afwijking toegekend heeft.
Artikel 125septies. § 1. Elke scholengemeenschap bevat zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten minste 900 gewogen leerlingen.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het voldoen aan de norm van scholengemeenschap geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor het voldoen aan de norm van de scholengemeenschap voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies § 2, tweede lid, tot op het einde van de 6 schooljaren.
Artikel 125octies. § 1. Elke scholengemeenschap is gelegen binnen maximaal drie aangrenzende onderwijszones. Met onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
§ 2. Indien de scholen van eenzelfde groep binnen de grenzen van een provincie de norm van 900 leerlingen niet bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd worden over méér dan drie aangrenzende zones.
Afdeling 4. - Bevoegdheden van de scholengemeenschap
Artikel 125novies. § 1. Volgende bevoegdheden worden op het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap :
1° maakt afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel 125duodecies ;
2° maakt afspraken over de aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd;
3° maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend wordt binnen de scholengemeenschap;
4° maakt afspraken over de wijze waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de scholengemeenschap;
5° maakt afspraken over het sluiten van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren; met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met één of meer instellingen voor secundair onderwijs, deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.
Deze bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn vooraleer de scholengemeenschap gevormd is;
6° maakt afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de scholengemeenschap;
7° oefent de bevoegdheden uit zoals bepaald in het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt.
§ 2. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1 bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de scholengemeenschap.
Artikel 125decies. § 1. De scholengemeenschap kan het initiatief nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden :
1° de overdracht van lestijden en uren uit het urenpakket;
2° over het zorgbeleid in de scholen van de scholengemeenschap;
3° de overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 172bis. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen;
4° maakt afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap;
5° het gebruik van de infrastructuur.
Artikel 125undecies. Schoolbesturen kunnen aan de scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of overeenkomst.
Afdeling 5. - Voordelen voor de scholengemeenschap
Artikel 125duodecies. § 1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een door de regering vastgelegde puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het verkrijgen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies, § 2, tweede lid, tot het einde van de betrokken periode van 6 schooljaren.
§ 6. Indien er in uitvoering van artikel 125novies, § 1, 6°, bijkomende scholen, die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorden, toetreden tot de scholengemeenschap wordt er voor het bepalen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking herteld op basis de bepalingen in § 2.
Artikel 125terdecies. In afwijking van artikelen 142, 146ter en 153bis, kan er door de betrokken schoolbesturen tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap méér dan 3 procent van het lestijdenpakket en/of urenpakket worden overgedragen, mits :
1° de overdracht in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;
2° akkoord van het bevoegd lokaal comité;
3° de overdracht gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
4° de overdracht niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.
Artikel 125quaterdecies. Schoolbesturen kunnen, in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt zijn, punten samenleggen op het niveau van de scholengemeenschap mits :
1° de samenlegging gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
2° de samenlegging niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.".
"HOOFDSTUK VIIIbis. - Scholengemeenschappen
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Artikel 125bis. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs.
Artikel 125ter. Een scholengemeenschap is een vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.
Een scholengemeenschap stelt zich tot doel :
1° het verhogen van het draagvlak van de betrokken scholen;
2° een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter management.
Afdeling 2. - Oprichting
Artikel 125quater. Het schoolbestuur beslist over de toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een scholengemeenschap.
Artikel 125quinquies. § 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht :
1° bij beslissing indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;
2° bij overeenkomst indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.
De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
§ 2. De beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september en geldt telkens voor een periode van 6 schooljaren.
De eerste periode van 6 schooljaren start op 1 september 2005. Elke volgende periode van 6 schooljaren start 6 jaar of een veelvoud van 6 jaar na 1 september 2005.
§ 3. In afwijking van § 2 gelden overeenkomsten of beslissingen die in werking treden op 1 september 2003 en/of 1 september 2004 telkens voor het betrokken schooljaar.
§ 4. In afwijking van § 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren zoals bedoeld in § 2, tweede lid, op het einde van de betrokken 6 schooljaren.
§ 5. De beslissing of overeenkomst wordt vóór 15 juni voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding bezorgd aan het departement.
§ 6. In afwijking van § 5 worden de beslissingen of overeenkomsten die in werking treden op 1 september 2003 vóór 1 augustus bezorgd aan het departement.
Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van scholengemeenschappen
Artikel 125sexies. § 1. Een scholengemeenschap omvat meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs omvat.
§ 2. In afwijking van § 1 kan een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4°, een afwijking toegekend heeft.
Artikel 125septies. § 1. Elke scholengemeenschap bevat zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten minste 900 gewogen leerlingen.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het voldoen aan de norm van scholengemeenschap geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor het voldoen aan de norm van de scholengemeenschap voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies § 2, tweede lid, tot op het einde van de 6 schooljaren.
Artikel 125octies. § 1. Elke scholengemeenschap is gelegen binnen maximaal drie aangrenzende onderwijszones. Met onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
§ 2. Indien de scholen van eenzelfde groep binnen de grenzen van een provincie de norm van 900 leerlingen niet bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd worden over méér dan drie aangrenzende zones.
Afdeling 4. - Bevoegdheden van de scholengemeenschap
Artikel 125novies. § 1. Volgende bevoegdheden worden op het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap :
1° maakt afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel 125duodecies ;
2° maakt afspraken over de aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd;
3° maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend wordt binnen de scholengemeenschap;
4° maakt afspraken over de wijze waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de scholengemeenschap;
5° maakt afspraken over het sluiten van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren; met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met één of meer instellingen voor secundair onderwijs, deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.
Deze bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn vooraleer de scholengemeenschap gevormd is;
6° maakt afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de scholengemeenschap;
7° oefent de bevoegdheden uit zoals bepaald in het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt.
§ 2. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1 bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de scholengemeenschap.
Artikel 125decies. § 1. De scholengemeenschap kan het initiatief nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden :
1° de overdracht van lestijden en uren uit het urenpakket;
2° over het zorgbeleid in de scholen van de scholengemeenschap;
3° de overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 172bis. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen;
4° maakt afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap;
5° het gebruik van de infrastructuur.
Artikel 125undecies. Schoolbesturen kunnen aan de scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of overeenkomst.
Afdeling 5. - Voordelen voor de scholengemeenschap
Artikel 125duodecies. § 1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een door de regering vastgelegde puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het verkrijgen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies, § 2, tweede lid, tot het einde van de betrokken periode van 6 schooljaren.
§ 6. Indien er in uitvoering van artikel 125novies, § 1, 6°, bijkomende scholen, die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorden, toetreden tot de scholengemeenschap wordt er voor het bepalen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking herteld op basis de bepalingen in § 2.
Artikel 125terdecies. In afwijking van artikelen 142, 146ter en 153bis, kan er door de betrokken schoolbesturen tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap méér dan 3 procent van het lestijdenpakket en/of urenpakket worden overgedragen, mits :
1° de overdracht in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;
2° akkoord van het bevoegd lokaal comité;
3° de overdracht gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
4° de overdracht niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.
Artikel 125quaterdecies. Schoolbesturen kunnen, in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt zijn, punten samenleggen op het niveau van de scholengemeenschap mits :
1° de samenlegging gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
2° de samenlegging niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.".
Art. 26. Dans le même décret, il est inséré un chapitre VIIIbis, comprenant les articles 125bis à 125quaterdecies inclus, rédigé comme suit :
"CHAPITRE VIIIbis. - Centres d'enseignement
Section 1re. - Disposition générale
"Article 125bis. Les dispositions du présent chapitre s'appliquent à l'enseignement fondamental financé et subventionné.
Article 125ter. Un centre d'enseignement est un partenariat entre écoles créé sur une base volontaire, qui exerce au moins les compétences visées à la section 4.
Un centre d'enseignement a pour but :
1° d'élargir l'assise des écoles concernées;
2° d'utiliser les moyens disponibles d'une manière plus efficace et d'assurer un meilleur management.
Section 2. - Création
Article 125quater. L'autorité scolaire décide de l'adhésion de son/ses école(s) à un centre d'enseignement.
"Article 125quinquies. § 1er. Un centre d'enseignement est créé :
1° par voie de décision, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de la même autorité scolaire;
2° par voie de convention, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de différentes autorités scolaires.
La décision ou la convention règle l'organisation et le fonctionnement du centre d'enseignement.
§ 2. La décision ou convention entre en vigueur le 1er septembre et porte chaque fois sur une période de 6 années scolaires.
La première période de 6 années scolaires commence au 1er septembre 2005. Chaque période suivante de 6 années scolaires commence 6 ans ou un multiple de 6 ans après le 1er septembre 2005.
§ 3. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003 et/ou le 1er septembre 2004 sont chaque fois valables pour l'année scolaire concernée.
§ 4. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires telle que visée au § 2 prennent fin au terme des 6 années scolaires en question.
§ 5. La décision ou convention est remise au Département avant le 15 juin précédant la date d'entrée en vigueur.
§ 6. Par dérogation au § 5, les décisions ou conventions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003, sont remises au Département avant le 1er août.
Section 3. - Critères pour la constitution de centres d'enseignement
Article 125sexies. § 1er. Un centre d'enseignement comprend plusieurs écoles d'enseignement fondamental qui relèvent ou non d'une même autorité scolaire et/ou d'un même réseau de l'enseignement, étant entendu qu'un centre d'enseignement comprend aussi bien le niveau enseignement maternel que le niveau enseignement primaire.
§ 2. Par dérogation au § 1er, un centre d'enseignement peut comprendre un ou plusieurs lieux d'implantation d'écoles auxquelles le Gouvernement a accordé une dérogation au vu de l'article 62, 4°.
Article 125septies. § 1er. Tout centre d'enseignement comprend tant l'enseignement maternel que l'enseignement primaire et compte au moins 900 élèves pondérés le premier jour de classe du mois de février précédant le démarrage du centre d'enseignement.
§ 2. Le comptage des élèves se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le Gouvernement peut y déroger, sur la base de la densité de la population des communes et sur la base de l'inscription et de l'enseignement fondamental spécial;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage nécessaire pour remplir la norme de centre d'enseignement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, pour ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour remplir la norme du centre d'enseignement est valable jusqu'à la fin des 6 années scolaires.
Article 125octies. § 1er. Tout centre d'enseignement est situé à l'intérieur de trois zones d'enseignement adjacentes au maximum. Par zone d'enseignement il y a lieu d'entendre une (1) des 44 zones d'enseignement fixées à l'annexe jointe au décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
§ 2. Si les écoles d'un même groupe à l'intérieur d'une province n'atteignent pas la norme de 900 élèves, des centres d'enseignement peuvent être formés, par dérogation au § 1er, au-delà de trois zones adjacentes.
Section 4. - Compétences du centre d'enseignement
Article 125novies. § 1er. Les compétences suivantes sont exercées au niveau du centre d'enseignement. Le centre d'enseignement :
1° conclut des arrangements quant à l'utilisation de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duodecies ;
2° conclut des arrangements quant à l'utilisation des points attribués aux personnels de gestion et d'appui pouvant être réunis au niveau du centre d'enseignement;
3° conclut des arrangements sur la façon dont l'enveloppe de points est utilisée pour les TIC au sein du centre d'enseignement;
4° conclut des arrangements sur la façon dont l'école d'enseignement fondamental spécial met son expertise à disposition, dans la mesure où une école d'enseignement spécial fait partie du centre d'enseignement;
5° conclut des arrangements quant à la conclusion d'un accord de coopération avec une ou plusieurs écoles de l'enseignement fondamental ordinaire et/ou spécial n'appartenant pas au centre d'enseignement; avec un centre d'enseignement fondamental ou secondaire; avec un ou plusieurs établissements d'enseignement secondaire, d'enseignement artistique à temps partiel et/ou d'éducation des adultes.
Cette disposition ne s'applique pas aux accords de coopération ayant été conclus avant la formation du centre d'enseignement;
6° conclut des arrangements quant à l'admission d'écoles supplémentaires au centre d'enseignement;
7° exerce les compétences telles que fixées dans le décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant.
§ 2. L'/les autorité(s) scolaire(s) peut/peuvent transférer la compétence décisionnelle pour les matières visées au § 1er au niveau du centre d'enseignement.
Article 125decies. § 1er. Le centre d'enseignement peut prendre l'initiative de conclure des arrangements pour les matières suivantes :
1° le transfert de périodes et d'heures de cours du capital-heures;
2° la gestion de l'encadrement renforcé dans les écoles du centre d'enseignement;
3° le transfert de points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé tels que visés à l'article 172bis. Ces transferts ne peuvent se faire que vers des centres d'enseignement situés dans la/les même(s) zone(s) ou dans des zones adjacentes;
4° l'harmonisation interne de la gestion du personnel au sein du centre d'enseignement;
5° l'emploi de l'infrastructure.
Article 125undecies. Les autorités scolaires peuvent attribuer des compétences supplémentaires aux centres d'enseignement, à moins qu'une loi, un décret spécial ou un décret l'interdise. Les compétences supplémentaires attribuées sont reprises dans la décision ou la convention.
Section 5. - Avantages pour le centre d'enseignement
Article 125duodecies. § 1er. Le centre d'enseignement reçoit annuellement une enveloppe de points fixée par le Gouvernement à l'appui du fonctionnement.
§ 2. Le comptage des élèves pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le gouvernement peut y déroger sur la base de la densité de la population de la commune;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, en ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement est valable jusqu'à la fin de la période concernée de 6 années scolaires.
§ 6. Si, en exécution de l'article 125novies, § 1er, 6°, d'autres écoles n'ayant pas encore appartenu à un centre d'enseignement adhèrent au centre d'enseignement, il est effectué un recomptage au vu des dispositions reprises au § 2 pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement.
Article 125terdecies. Par dérogation aux articles 142, 146ter et 153bis, les autorités scolaires concernées ont la possibilité de transférer plus de 3 pour cent du capital-périodes et/ou du capital-heures entre des écoles relevant du même centre d'enseignement, à condition que :
1° le transfert soit en accord avec les arrangements conclus au sein du centre d'enseignement;
2° le comité local compétent soit d'accord;
3° le transfert se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
4° le transfert n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. En vue du contrôle, le centre d'enseignement est obligé de remettre au Département une déclaration sur l'honneur, dans laquelle il déclare respecter cette disposition.
Article 125quaterdecies. Conformément aux arrangements conclus au sein du centre d'enseignement, les autorités scolaires peuvent rassembler des points au niveau du centre d'enseignement, à condition que :
1° ce rassemblement se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
2° le rassemblement n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. Le centre d'enseignement est tenu de présenter au Département, à des fins de contrôle, une déclaration sur l'honneur affirmant qu'il observera la présente disposition.".
"CHAPITRE VIIIbis. - Centres d'enseignement
Section 1re. - Disposition générale
"Article 125bis. Les dispositions du présent chapitre s'appliquent à l'enseignement fondamental financé et subventionné.
Article 125ter. Un centre d'enseignement est un partenariat entre écoles créé sur une base volontaire, qui exerce au moins les compétences visées à la section 4.
Un centre d'enseignement a pour but :
1° d'élargir l'assise des écoles concernées;
2° d'utiliser les moyens disponibles d'une manière plus efficace et d'assurer un meilleur management.
Section 2. - Création
Article 125quater. L'autorité scolaire décide de l'adhésion de son/ses école(s) à un centre d'enseignement.
"Article 125quinquies. § 1er. Un centre d'enseignement est créé :
1° par voie de décision, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de la même autorité scolaire;
2° par voie de convention, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de différentes autorités scolaires.
La décision ou la convention règle l'organisation et le fonctionnement du centre d'enseignement.
§ 2. La décision ou convention entre en vigueur le 1er septembre et porte chaque fois sur une période de 6 années scolaires.
La première période de 6 années scolaires commence au 1er septembre 2005. Chaque période suivante de 6 années scolaires commence 6 ans ou un multiple de 6 ans après le 1er septembre 2005.
§ 3. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003 et/ou le 1er septembre 2004 sont chaque fois valables pour l'année scolaire concernée.
§ 4. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires telle que visée au § 2 prennent fin au terme des 6 années scolaires en question.
§ 5. La décision ou convention est remise au Département avant le 15 juin précédant la date d'entrée en vigueur.
§ 6. Par dérogation au § 5, les décisions ou conventions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003, sont remises au Département avant le 1er août.
Section 3. - Critères pour la constitution de centres d'enseignement
Article 125sexies. § 1er. Un centre d'enseignement comprend plusieurs écoles d'enseignement fondamental qui relèvent ou non d'une même autorité scolaire et/ou d'un même réseau de l'enseignement, étant entendu qu'un centre d'enseignement comprend aussi bien le niveau enseignement maternel que le niveau enseignement primaire.
§ 2. Par dérogation au § 1er, un centre d'enseignement peut comprendre un ou plusieurs lieux d'implantation d'écoles auxquelles le Gouvernement a accordé une dérogation au vu de l'article 62, 4°.
Article 125septies. § 1er. Tout centre d'enseignement comprend tant l'enseignement maternel que l'enseignement primaire et compte au moins 900 élèves pondérés le premier jour de classe du mois de février précédant le démarrage du centre d'enseignement.
§ 2. Le comptage des élèves se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le Gouvernement peut y déroger, sur la base de la densité de la population des communes et sur la base de l'inscription et de l'enseignement fondamental spécial;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage nécessaire pour remplir la norme de centre d'enseignement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, pour ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour remplir la norme du centre d'enseignement est valable jusqu'à la fin des 6 années scolaires.
Article 125octies. § 1er. Tout centre d'enseignement est situé à l'intérieur de trois zones d'enseignement adjacentes au maximum. Par zone d'enseignement il y a lieu d'entendre une (1) des 44 zones d'enseignement fixées à l'annexe jointe au décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
§ 2. Si les écoles d'un même groupe à l'intérieur d'une province n'atteignent pas la norme de 900 élèves, des centres d'enseignement peuvent être formés, par dérogation au § 1er, au-delà de trois zones adjacentes.
Section 4. - Compétences du centre d'enseignement
Article 125novies. § 1er. Les compétences suivantes sont exercées au niveau du centre d'enseignement. Le centre d'enseignement :
1° conclut des arrangements quant à l'utilisation de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duodecies ;
2° conclut des arrangements quant à l'utilisation des points attribués aux personnels de gestion et d'appui pouvant être réunis au niveau du centre d'enseignement;
3° conclut des arrangements sur la façon dont l'enveloppe de points est utilisée pour les TIC au sein du centre d'enseignement;
4° conclut des arrangements sur la façon dont l'école d'enseignement fondamental spécial met son expertise à disposition, dans la mesure où une école d'enseignement spécial fait partie du centre d'enseignement;
5° conclut des arrangements quant à la conclusion d'un accord de coopération avec une ou plusieurs écoles de l'enseignement fondamental ordinaire et/ou spécial n'appartenant pas au centre d'enseignement; avec un centre d'enseignement fondamental ou secondaire; avec un ou plusieurs établissements d'enseignement secondaire, d'enseignement artistique à temps partiel et/ou d'éducation des adultes.
Cette disposition ne s'applique pas aux accords de coopération ayant été conclus avant la formation du centre d'enseignement;
6° conclut des arrangements quant à l'admission d'écoles supplémentaires au centre d'enseignement;
7° exerce les compétences telles que fixées dans le décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant.
§ 2. L'/les autorité(s) scolaire(s) peut/peuvent transférer la compétence décisionnelle pour les matières visées au § 1er au niveau du centre d'enseignement.
Article 125decies. § 1er. Le centre d'enseignement peut prendre l'initiative de conclure des arrangements pour les matières suivantes :
1° le transfert de périodes et d'heures de cours du capital-heures;
2° la gestion de l'encadrement renforcé dans les écoles du centre d'enseignement;
3° le transfert de points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé tels que visés à l'article 172bis. Ces transferts ne peuvent se faire que vers des centres d'enseignement situés dans la/les même(s) zone(s) ou dans des zones adjacentes;
4° l'harmonisation interne de la gestion du personnel au sein du centre d'enseignement;
5° l'emploi de l'infrastructure.
Article 125undecies. Les autorités scolaires peuvent attribuer des compétences supplémentaires aux centres d'enseignement, à moins qu'une loi, un décret spécial ou un décret l'interdise. Les compétences supplémentaires attribuées sont reprises dans la décision ou la convention.
Section 5. - Avantages pour le centre d'enseignement
Article 125duodecies. § 1er. Le centre d'enseignement reçoit annuellement une enveloppe de points fixée par le Gouvernement à l'appui du fonctionnement.
§ 2. Le comptage des élèves pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le gouvernement peut y déroger sur la base de la densité de la population de la commune;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, en ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement est valable jusqu'à la fin de la période concernée de 6 années scolaires.
§ 6. Si, en exécution de l'article 125novies, § 1er, 6°, d'autres écoles n'ayant pas encore appartenu à un centre d'enseignement adhèrent au centre d'enseignement, il est effectué un recomptage au vu des dispositions reprises au § 2 pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement.
Article 125terdecies. Par dérogation aux articles 142, 146ter et 153bis, les autorités scolaires concernées ont la possibilité de transférer plus de 3 pour cent du capital-périodes et/ou du capital-heures entre des écoles relevant du même centre d'enseignement, à condition que :
1° le transfert soit en accord avec les arrangements conclus au sein du centre d'enseignement;
2° le comité local compétent soit d'accord;
3° le transfert se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
4° le transfert n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. En vue du contrôle, le centre d'enseignement est obligé de remettre au Département une déclaration sur l'honneur, dans laquelle il déclare respecter cette disposition.
Article 125quaterdecies. Conformément aux arrangements conclus au sein du centre d'enseignement, les autorités scolaires peuvent rassembler des points au niveau du centre d'enseignement, à condition que :
1° ce rassemblement se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
2° le rassemblement n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. Le centre d'enseignement est tenu de présenter au Département, à des fins de contrôle, une déclaration sur l'honneur affirmant qu'il observera la présente disposition.".
Art.26. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIIIbis, bestaande uit artikelen 125bis tot en met 125quaterdecies, ingevoegd, dat luidt als volgt :
"HOOFDSTUK VIIIbis. - Scholengemeenschappen
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Artikel 125bis. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs.
Artikel 125ter. Een scholengemeenschap is een vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.
Een scholengemeenschap stelt zich tot doel :
1° het verhogen van het draagvlak van de betrokken scholen;
2° een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter management.
Afdeling 2. - Oprichting
Artikel 125quater. Het schoolbestuur beslist over de toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een scholengemeenschap.
Artikel 125quinquies. § 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht :
1° bij beslissing indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;
2° bij overeenkomst indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.
De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
§ 2. De beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september en geldt telkens voor een periode van 6 schooljaren.
De eerste periode van 6 schooljaren start op 1 september 2005. Elke volgende periode van 6 schooljaren start 6 jaar of een veelvoud van 6 jaar na 1 september 2005.
§ 3. In afwijking van § 2 gelden overeenkomsten of beslissingen die in werking treden op 1 september 2003 en/of 1 september 2004 telkens voor het betrokken schooljaar.
§ 4. In afwijking van § 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren zoals bedoeld in § 2, tweede lid, op het einde van de betrokken 6 schooljaren.
§ 5. De beslissing of overeenkomst wordt vóór 15 juni voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding bezorgd aan het departement.
§ 6. In afwijking van § 5 worden de beslissingen of overeenkomsten die in werking treden op 1 september 2003 vóór 1 augustus bezorgd aan het departement.
Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van scholengemeenschappen
Artikel 125sexies. § 1. Een scholengemeenschap omvat meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs omvat.
§ 2. In afwijking van § 1 kan een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4°, een afwijking toegekend heeft.
Artikel 125septies. § 1. Elke scholengemeenschap bevat zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten minste 900 gewogen leerlingen.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het voldoen aan de norm van scholengemeenschap geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor het voldoen aan de norm van de scholengemeenschap voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies § 2, tweede lid, tot op het einde van de 6 schooljaren.
Artikel 125octies. § 1. Elke scholengemeenschap is gelegen binnen maximaal drie aangrenzende onderwijszones. Met onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
§ 2. Indien de scholen van eenzelfde groep binnen de grenzen van een provincie de norm van 900 leerlingen niet bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd worden over méér dan drie aangrenzende zones.
Afdeling 4. - Bevoegdheden van de scholengemeenschap
Artikel 125novies. § 1. Volgende bevoegdheden worden op het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap :
1° maakt afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel 125duodecies ;
2° maakt afspraken over de aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd;
3° maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend wordt binnen de scholengemeenschap;
4° maakt afspraken over de wijze waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de scholengemeenschap;
5° maakt afspraken over het sluiten van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren; met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met één of meer instellingen voor secundair onderwijs, deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.
Deze bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn vooraleer de scholengemeenschap gevormd is;
6° maakt afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de scholengemeenschap;
7° oefent de bevoegdheden uit zoals bepaald in het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt.
§ 2. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1 bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de scholengemeenschap.
Artikel 125decies. § 1. De scholengemeenschap kan het initiatief nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden :
1° de overdracht van lestijden en uren uit het urenpakket;
2° over het zorgbeleid in de scholen van de scholengemeenschap;
3° de overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 172bis. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen;
4° maakt afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap;
5° het gebruik van de infrastructuur.
Artikel 125undecies. Schoolbesturen kunnen aan de scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of overeenkomst.
Afdeling 5. - Voordelen voor de scholengemeenschap
Artikel 125duodecies. § 1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een door de regering vastgelegde puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het verkrijgen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies, § 2, tweede lid, tot het einde van de betrokken periode van 6 schooljaren.
§ 6. Indien er in uitvoering van artikel 125novies, § 1, 6°, bijkomende scholen, die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorden, toetreden tot de scholengemeenschap wordt er voor het bepalen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking herteld op basis de bepalingen in § 2.
Artikel 125terdecies. In afwijking van artikelen 142, 146ter en 153bis, kan er door de betrokken schoolbesturen tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap méér dan 3 procent van het lestijdenpakket en/of urenpakket worden overgedragen, mits :
1° de overdracht in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;
2° akkoord van het bevoegd lokaal comité;
3° de overdracht gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
4° de overdracht niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.
Artikel 125quaterdecies. Schoolbesturen kunnen, in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt zijn, punten samenleggen op het niveau van de scholengemeenschap mits :
1° de samenlegging gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
2° de samenlegging niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.".
"HOOFDSTUK VIIIbis. - Scholengemeenschappen
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Artikel 125bis. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs.
Artikel 125ter. Een scholengemeenschap is een vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.
Een scholengemeenschap stelt zich tot doel :
1° het verhogen van het draagvlak van de betrokken scholen;
2° een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter management.
Afdeling 2. - Oprichting
Artikel 125quater. Het schoolbestuur beslist over de toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een scholengemeenschap.
Artikel 125quinquies. § 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht :
1° bij beslissing indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;
2° bij overeenkomst indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.
De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
§ 2. De beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september en geldt telkens voor een periode van 6 schooljaren.
De eerste periode van 6 schooljaren start op 1 september 2005. Elke volgende periode van 6 schooljaren start 6 jaar of een veelvoud van 6 jaar na 1 september 2005.
§ 3. In afwijking van § 2 gelden overeenkomsten of beslissingen die in werking treden op 1 september 2003 en/of 1 september 2004 telkens voor het betrokken schooljaar.
§ 4. In afwijking van § 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren zoals bedoeld in § 2, tweede lid, op het einde van de betrokken 6 schooljaren.
§ 5. De beslissing of overeenkomst wordt vóór 15 juni voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding bezorgd aan het departement.
§ 6. In afwijking van § 5 worden de beslissingen of overeenkomsten die in werking treden op 1 september 2003 vóór 1 augustus bezorgd aan het departement.
Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van scholengemeenschappen
Artikel 125sexies. § 1. Een scholengemeenschap omvat meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs omvat.
§ 2. In afwijking van § 1 kan een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4°, een afwijking toegekend heeft.
Artikel 125septies. § 1. Elke scholengemeenschap bevat zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten minste 900 gewogen leerlingen.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het voldoen aan de norm van scholengemeenschap geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor het voldoen aan de norm van de scholengemeenschap voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies § 2, tweede lid, tot op het einde van de 6 schooljaren.
Artikel 125octies. § 1. Elke scholengemeenschap is gelegen binnen maximaal drie aangrenzende onderwijszones. Met onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
§ 2. Indien de scholen van eenzelfde groep binnen de grenzen van een provincie de norm van 900 leerlingen niet bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd worden over méér dan drie aangrenzende zones.
Afdeling 4. - Bevoegdheden van de scholengemeenschap
Artikel 125novies. § 1. Volgende bevoegdheden worden op het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap :
1° maakt afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel 125duodecies ;
2° maakt afspraken over de aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd;
3° maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend wordt binnen de scholengemeenschap;
4° maakt afspraken over de wijze waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de scholengemeenschap;
5° maakt afspraken over het sluiten van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren; met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met één of meer instellingen voor secundair onderwijs, deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.
Deze bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn vooraleer de scholengemeenschap gevormd is;
6° maakt afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de scholengemeenschap;
7° oefent de bevoegdheden uit zoals bepaald in het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt.
§ 2. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1 bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de scholengemeenschap.
Artikel 125decies. § 1. De scholengemeenschap kan het initiatief nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden :
1° de overdracht van lestijden en uren uit het urenpakket;
2° over het zorgbeleid in de scholen van de scholengemeenschap;
3° de overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 172bis. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen;
4° maakt afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap;
5° het gebruik van de infrastructuur.
Artikel 125undecies. Schoolbesturen kunnen aan de scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of overeenkomst.
Afdeling 5. - Voordelen voor de scholengemeenschap
Artikel 125duodecies. § 1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een door de regering vastgelegde puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente;
4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. De telling voor het verkrijgen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking geldt voor een periode van zes schooljaren.
§ 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar.
§ 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies, § 2, tweede lid, tot het einde van de betrokken periode van 6 schooljaren.
§ 6. Indien er in uitvoering van artikel 125novies, § 1, 6°, bijkomende scholen, die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorden, toetreden tot de scholengemeenschap wordt er voor het bepalen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking herteld op basis de bepalingen in § 2.
Artikel 125terdecies. In afwijking van artikelen 142, 146ter en 153bis, kan er door de betrokken schoolbesturen tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap méér dan 3 procent van het lestijdenpakket en/of urenpakket worden overgedragen, mits :
1° de overdracht in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;
2° akkoord van het bevoegd lokaal comité;
3° de overdracht gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
4° de overdracht niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.
Artikel 125quaterdecies. Schoolbesturen kunnen, in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt zijn, punten samenleggen op het niveau van de scholengemeenschap mits :
1° de samenlegging gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar;
2° de samenlegging niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.".
Art.26. Dans le même décret, il est inséré un chapitre VIIIbis, comprenant les articles 125bis à 125quaterdecies inclus, rédigé comme suit :
"CHAPITRE VIIIbis. - Centres d'enseignement
Section 1re. - Disposition générale
"Article 125bis. Les dispositions du présent chapitre s'appliquent à l'enseignement fondamental financé et subventionné.
Article 125ter. Un centre d'enseignement est un partenariat entre écoles créé sur une base volontaire, qui exerce au moins les compétences visées à la section 4.
Un centre d'enseignement a pour but :
1° d'élargir l'assise des écoles concernées;
2° d'utiliser les moyens disponibles d'une manière plus efficace et d'assurer un meilleur management.
Section 2. - Création
Article 125quater. L'autorité scolaire décide de l'adhésion de son/ses école(s) à un centre d'enseignement.
"Article 125quinquies. § 1er. Un centre d'enseignement est créé :
1° par voie de décision, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de la même autorité scolaire;
2° par voie de convention, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de différentes autorités scolaires.
La décision ou la convention règle l'organisation et le fonctionnement du centre d'enseignement.
§ 2. La décision ou convention entre en vigueur le 1er septembre et porte chaque fois sur une période de 6 années scolaires.
La première période de 6 années scolaires commence au 1er septembre 2005. Chaque période suivante de 6 années scolaires commence 6 ans ou un multiple de 6 ans après le 1er septembre 2005.
§ 3. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003 et/ou le 1er septembre 2004 sont chaque fois valables pour l'année scolaire concernée.
§ 4. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires telle que visée au § 2 prennent fin au terme des 6 années scolaires en question.
§ 5. La décision ou convention est remise au Département avant le 15 juin précédant la date d'entrée en vigueur.
§ 6. Par dérogation au § 5, les décisions ou conventions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003, sont remises au Département avant le 1er août.
Section 3. - Critères pour la constitution de centres d'enseignement
Article 125sexies. § 1er. Un centre d'enseignement comprend plusieurs écoles d'enseignement fondamental qui relèvent ou non d'une même autorité scolaire et/ou d'un même réseau de l'enseignement, étant entendu qu'un centre d'enseignement comprend aussi bien le niveau enseignement maternel que le niveau enseignement primaire.
§ 2. Par dérogation au § 1er, un centre d'enseignement peut comprendre un ou plusieurs lieux d'implantation d'écoles auxquelles le Gouvernement a accordé une dérogation au vu de l'article 62, 4°.
Article 125septies. § 1er. Tout centre d'enseignement comprend tant l'enseignement maternel que l'enseignement primaire et compte au moins 900 élèves pondérés le premier jour de classe du mois de février précédant le démarrage du centre d'enseignement.
§ 2. Le comptage des élèves se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le Gouvernement peut y déroger, sur la base de la densité de la population des communes et sur la base de l'inscription et de l'enseignement fondamental spécial;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage nécessaire pour remplir la norme de centre d'enseignement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, pour ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour remplir la norme du centre d'enseignement est valable jusqu'à la fin des 6 années scolaires.
Article 125octies. § 1er. Tout centre d'enseignement est situé à l'intérieur de trois zones d'enseignement adjacentes au maximum. Par zone d'enseignement il y a lieu d'entendre une (1) des 44 zones d'enseignement fixées à l'annexe jointe au décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
§ 2. Si les écoles d'un même groupe à l'intérieur d'une province n'atteignent pas la norme de 900 élèves, des centres d'enseignement peuvent être formés, par dérogation au § 1er, au-delà de trois zones adjacentes.
Section 4. - Compétences du centre d'enseignement
Article 125novies. § 1er. Les compétences suivantes sont exercées au niveau du centre d'enseignement. Le centre d'enseignement :
1° conclut des arrangements quant à l'utilisation de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duodecies ;
2° conclut des arrangements quant à l'utilisation des points attribués aux personnels de gestion et d'appui pouvant être réunis au niveau du centre d'enseignement;
3° conclut des arrangements sur la façon dont l'enveloppe de points est utilisée pour les TIC au sein du centre d'enseignement;
4° conclut des arrangements sur la façon dont l'école d'enseignement fondamental spécial met son expertise à disposition, dans la mesure où une école d'enseignement spécial fait partie du centre d'enseignement;
5° conclut des arrangements quant à la conclusion d'un accord de coopération avec une ou plusieurs écoles de l'enseignement fondamental ordinaire et/ou spécial n'appartenant pas au centre d'enseignement; avec un centre d'enseignement fondamental ou secondaire; avec un ou plusieurs établissements d'enseignement secondaire, d'enseignement artistique à temps partiel et/ou d'éducation des adultes.
Cette disposition ne s'applique pas aux accords de coopération ayant été conclus avant la formation du centre d'enseignement;
6° conclut des arrangements quant à l'admission d'écoles supplémentaires au centre d'enseignement;
7° exerce les compétences telles que fixées dans le décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant.
§ 2. L'/les autorité(s) scolaire(s) peut/peuvent transférer la compétence décisionnelle pour les matières visées au § 1er au niveau du centre d'enseignement.
Article 125decies. § 1er. Le centre d'enseignement peut prendre l'initiative de conclure des arrangements pour les matières suivantes :
1° le transfert de périodes et d'heures de cours du capital-heures;
2° la gestion de l'encadrement renforcé dans les écoles du centre d'enseignement;
3° le transfert de points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé tels que visés à l'article 172bis. Ces transferts ne peuvent se faire que vers des centres d'enseignement situés dans la/les même(s) zone(s) ou dans des zones adjacentes;
4° l'harmonisation interne de la gestion du personnel au sein du centre d'enseignement;
5° l'emploi de l'infrastructure.
Article 125undecies. Les autorités scolaires peuvent attribuer des compétences supplémentaires aux centres d'enseignement, à moins qu'une loi, un décret spécial ou un décret l'interdise. Les compétences supplémentaires attribuées sont reprises dans la décision ou la convention.
Section 5. - Avantages pour le centre d'enseignement
Article 125duodecies. § 1er. Le centre d'enseignement reçoit annuellement une enveloppe de points fixée par le Gouvernement à l'appui du fonctionnement.
§ 2. Le comptage des élèves pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le gouvernement peut y déroger sur la base de la densité de la population de la commune;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, en ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement est valable jusqu'à la fin de la période concernée de 6 années scolaires.
§ 6. Si, en exécution de l'article 125novies, § 1er, 6°, d'autres écoles n'ayant pas encore appartenu à un centre d'enseignement adhèrent au centre d'enseignement, il est effectué un recomptage au vu des dispositions reprises au § 2 pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement.
Article 125terdecies. Par dérogation aux articles 142, 146ter et 153bis, les autorités scolaires concernées ont la possibilité de transférer plus de 3 pour cent du capital-périodes et/ou du capital-heures entre des écoles relevant du même centre d'enseignement, à condition que :
1° le transfert soit en accord avec les arrangements conclus au sein du centre d'enseignement;
2° le comité local compétent soit d'accord;
3° le transfert se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
4° le transfert n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. En vue du contrôle, le centre d'enseignement est obligé de remettre au Département une déclaration sur l'honneur, dans laquelle il déclare respecter cette disposition.
Article 125quaterdecies. Conformément aux arrangements conclus au sein du centre d'enseignement, les autorités scolaires peuvent rassembler des points au niveau du centre d'enseignement, à condition que :
1° ce rassemblement se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
2° le rassemblement n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. Le centre d'enseignement est tenu de présenter au Département, à des fins de contrôle, une déclaration sur l'honneur affirmant qu'il observera la présente disposition.".
"CHAPITRE VIIIbis. - Centres d'enseignement
Section 1re. - Disposition générale
"Article 125bis. Les dispositions du présent chapitre s'appliquent à l'enseignement fondamental financé et subventionné.
Article 125ter. Un centre d'enseignement est un partenariat entre écoles créé sur une base volontaire, qui exerce au moins les compétences visées à la section 4.
Un centre d'enseignement a pour but :
1° d'élargir l'assise des écoles concernées;
2° d'utiliser les moyens disponibles d'une manière plus efficace et d'assurer un meilleur management.
Section 2. - Création
Article 125quater. L'autorité scolaire décide de l'adhésion de son/ses école(s) à un centre d'enseignement.
"Article 125quinquies. § 1er. Un centre d'enseignement est créé :
1° par voie de décision, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de la même autorité scolaire;
2° par voie de convention, si le centre d'enseignement est formé par des écoles de différentes autorités scolaires.
La décision ou la convention règle l'organisation et le fonctionnement du centre d'enseignement.
§ 2. La décision ou convention entre en vigueur le 1er septembre et porte chaque fois sur une période de 6 années scolaires.
La première période de 6 années scolaires commence au 1er septembre 2005. Chaque période suivante de 6 années scolaires commence 6 ans ou un multiple de 6 ans après le 1er septembre 2005.
§ 3. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003 et/ou le 1er septembre 2004 sont chaque fois valables pour l'année scolaire concernée.
§ 4. Par dérogation au § 2, les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires telle que visée au § 2 prennent fin au terme des 6 années scolaires en question.
§ 5. La décision ou convention est remise au Département avant le 15 juin précédant la date d'entrée en vigueur.
§ 6. Par dérogation au § 5, les décisions ou conventions qui entrent en vigueur le 1er septembre 2003, sont remises au Département avant le 1er août.
Section 3. - Critères pour la constitution de centres d'enseignement
Article 125sexies. § 1er. Un centre d'enseignement comprend plusieurs écoles d'enseignement fondamental qui relèvent ou non d'une même autorité scolaire et/ou d'un même réseau de l'enseignement, étant entendu qu'un centre d'enseignement comprend aussi bien le niveau enseignement maternel que le niveau enseignement primaire.
§ 2. Par dérogation au § 1er, un centre d'enseignement peut comprendre un ou plusieurs lieux d'implantation d'écoles auxquelles le Gouvernement a accordé une dérogation au vu de l'article 62, 4°.
Article 125septies. § 1er. Tout centre d'enseignement comprend tant l'enseignement maternel que l'enseignement primaire et compte au moins 900 élèves pondérés le premier jour de classe du mois de février précédant le démarrage du centre d'enseignement.
§ 2. Le comptage des élèves se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le Gouvernement peut y déroger, sur la base de la densité de la population des communes et sur la base de l'inscription et de l'enseignement fondamental spécial;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage nécessaire pour remplir la norme de centre d'enseignement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, pour ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour remplir la norme du centre d'enseignement est valable jusqu'à la fin des 6 années scolaires.
Article 125octies. § 1er. Tout centre d'enseignement est situé à l'intérieur de trois zones d'enseignement adjacentes au maximum. Par zone d'enseignement il y a lieu d'entendre une (1) des 44 zones d'enseignement fixées à l'annexe jointe au décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
§ 2. Si les écoles d'un même groupe à l'intérieur d'une province n'atteignent pas la norme de 900 élèves, des centres d'enseignement peuvent être formés, par dérogation au § 1er, au-delà de trois zones adjacentes.
Section 4. - Compétences du centre d'enseignement
Article 125novies. § 1er. Les compétences suivantes sont exercées au niveau du centre d'enseignement. Le centre d'enseignement :
1° conclut des arrangements quant à l'utilisation de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duodecies ;
2° conclut des arrangements quant à l'utilisation des points attribués aux personnels de gestion et d'appui pouvant être réunis au niveau du centre d'enseignement;
3° conclut des arrangements sur la façon dont l'enveloppe de points est utilisée pour les TIC au sein du centre d'enseignement;
4° conclut des arrangements sur la façon dont l'école d'enseignement fondamental spécial met son expertise à disposition, dans la mesure où une école d'enseignement spécial fait partie du centre d'enseignement;
5° conclut des arrangements quant à la conclusion d'un accord de coopération avec une ou plusieurs écoles de l'enseignement fondamental ordinaire et/ou spécial n'appartenant pas au centre d'enseignement; avec un centre d'enseignement fondamental ou secondaire; avec un ou plusieurs établissements d'enseignement secondaire, d'enseignement artistique à temps partiel et/ou d'éducation des adultes.
Cette disposition ne s'applique pas aux accords de coopération ayant été conclus avant la formation du centre d'enseignement;
6° conclut des arrangements quant à l'admission d'écoles supplémentaires au centre d'enseignement;
7° exerce les compétences telles que fixées dans le décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant.
§ 2. L'/les autorité(s) scolaire(s) peut/peuvent transférer la compétence décisionnelle pour les matières visées au § 1er au niveau du centre d'enseignement.
Article 125decies. § 1er. Le centre d'enseignement peut prendre l'initiative de conclure des arrangements pour les matières suivantes :
1° le transfert de périodes et d'heures de cours du capital-heures;
2° la gestion de l'encadrement renforcé dans les écoles du centre d'enseignement;
3° le transfert de points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé tels que visés à l'article 172bis. Ces transferts ne peuvent se faire que vers des centres d'enseignement situés dans la/les même(s) zone(s) ou dans des zones adjacentes;
4° l'harmonisation interne de la gestion du personnel au sein du centre d'enseignement;
5° l'emploi de l'infrastructure.
Article 125undecies. Les autorités scolaires peuvent attribuer des compétences supplémentaires aux centres d'enseignement, à moins qu'une loi, un décret spécial ou un décret l'interdise. Les compétences supplémentaires attribuées sont reprises dans la décision ou la convention.
Section 5. - Avantages pour le centre d'enseignement
Article 125duodecies. § 1er. Le centre d'enseignement reçoit annuellement une enveloppe de points fixée par le Gouvernement à l'appui du fonctionnement.
§ 2. Le comptage des élèves pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement se fait dans le respect des règles suivantes :
1° seul les élèves réguliers au premier jour de classe du mois de février de l'année scolaire précédente sont comptés;
2° par dérogation au point 1°, pour ce qui concerne les écoles fondamentales rattachées à un Centre d'aide aux enfants et de soutien aux familles et les écoles de l'enseignement de type 5, les élèves sont comptés au vu du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de douze mois précédant le premier jour de classe de février;
3° chaque élève compte pour une (1) unité de comptage. Le gouvernement peut y déroger sur la base de la densité de la population de la commune;
4° le nombre d'élèves pondérés par centre d'enseignement est égal à la somme du nombre d'élèves pondérés par école.
§ 3. Le comptage pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement vaut pour une période de six années scolaires.
§ 4. Par dérogation au § 3, le comptage effectué pour les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005 ne vaut que pour l'année scolaire concernée.
§ 5. Par dérogation au § 3, en ce qui concerne les conventions ou décisions entrant en vigueur au cours d'une période de 6 années scolaires, telles que visées à l'article 125quinquies, § 2, deuxième alinéa, le comptage effectué pour l'obtention de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement est valable jusqu'à la fin de la période concernée de 6 années scolaires.
§ 6. Si, en exécution de l'article 125novies, § 1er, 6°, d'autres écoles n'ayant pas encore appartenu à un centre d'enseignement adhèrent au centre d'enseignement, il est effectué un recomptage au vu des dispositions reprises au § 2 pour la fixation de l'enveloppe de points à l'appui du fonctionnement.
Article 125terdecies. Par dérogation aux articles 142, 146ter et 153bis, les autorités scolaires concernées ont la possibilité de transférer plus de 3 pour cent du capital-périodes et/ou du capital-heures entre des écoles relevant du même centre d'enseignement, à condition que :
1° le transfert soit en accord avec les arrangements conclus au sein du centre d'enseignement;
2° le comité local compétent soit d'accord;
3° le transfert se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
4° le transfert n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. En vue du contrôle, le centre d'enseignement est obligé de remettre au Département une déclaration sur l'honneur, dans laquelle il déclare respecter cette disposition.
Article 125quaterdecies. Conformément aux arrangements conclus au sein du centre d'enseignement, les autorités scolaires peuvent rassembler des points au niveau du centre d'enseignement, à condition que :
1° ce rassemblement se fasse avant le 15 octobre de l'année scolaire en cours;
2° le rassemblement n'entraîne pas la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le non-respect de la présente disposition aura pour conséquence que la mise en disponibilité par défaut d'emploi est sans effet vis-à-vis de l'autorité. Le centre d'enseignement est tenu de présenter au Département, à des fins de contrôle, une déclaration sur l'honneur affirmant qu'il observera la présente disposition.".
Art. 28. In artikel 130, § 2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Beneden een door de regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een gedeeltelijke opdracht in het ambt van beleidsmedewerker opnemen. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dit niet leidt tot een bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking.";
2° in het vierde lid worden de woorden "de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Beneden een door de regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een gedeeltelijke opdracht in het ambt van beleidsmedewerker opnemen. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dit niet leidt tot een bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking.";
2° in het vierde lid worden de woorden "de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".
Art. 28. A l'article 130, § 2, du même décret sont apportées les modifications suivantes :
1° le deuxième alinéa est remplacé par ce qui suit :
"Au-dessous d'un nombre d'élèves fixé par le gouvernement, la direction est obligée, en fonction de la décision de l'autorité scolaire, d'accomplir une charge d'enseignement partielle ou une charge partielle dans la fonction de collaborateur de gestion. L'autorité scolaire ne peut revoir sa décision que si cela n'entraîne pas une mise en disponibilité supplémentaire par défaut d'emploi.";
2° au quatrième alinéa, les mots "l'ARGO (Conseil autonome de l'enseignement communautaire)" sont remplacés par les mots "l'Enseignement communautaire".
1° le deuxième alinéa est remplacé par ce qui suit :
"Au-dessous d'un nombre d'élèves fixé par le gouvernement, la direction est obligée, en fonction de la décision de l'autorité scolaire, d'accomplir une charge d'enseignement partielle ou une charge partielle dans la fonction de collaborateur de gestion. L'autorité scolaire ne peut revoir sa décision que si cela n'entraîne pas une mise en disponibilité supplémentaire par défaut d'emploi.";
2° au quatrième alinéa, les mots "l'ARGO (Conseil autonome de l'enseignement communautaire)" sont remplacés par les mots "l'Enseignement communautaire".
Art.28. In artikel 130, § 2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Beneden een door de regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een gedeeltelijke opdracht in het ambt van beleidsmedewerker opnemen. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dit niet leidt tot een bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking.";
2° in het vierde lid worden de woorden "de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Beneden een door de regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een gedeeltelijke opdracht in het ambt van beleidsmedewerker opnemen. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dit niet leidt tot een bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking.";
2° in het vierde lid worden de woorden "de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".
Art.28. A l'article 130, § 2, du même décret sont apportées les modifications suivantes :
1° le deuxième alinéa est remplacé par ce qui suit :
"Au-dessous d'un nombre d'élèves fixé par le gouvernement, la direction est obligée, en fonction de la décision de l'autorité scolaire, d'accomplir une charge d'enseignement partielle ou une charge partielle dans la fonction de collaborateur de gestion. L'autorité scolaire ne peut revoir sa décision que si cela n'entraîne pas une mise en disponibilité supplémentaire par défaut d'emploi.";
2° au quatrième alinéa, les mots "l'ARGO (Conseil autonome de l'enseignement communautaire)" sont remplacés par les mots "l'Enseignement communautaire".
1° le deuxième alinéa est remplacé par ce qui suit :
"Au-dessous d'un nombre d'élèves fixé par le gouvernement, la direction est obligée, en fonction de la décision de l'autorité scolaire, d'accomplir une charge d'enseignement partielle ou une charge partielle dans la fonction de collaborateur de gestion. L'autorité scolaire ne peut revoir sa décision que si cela n'entraîne pas une mise en disponibilité supplémentaire par défaut d'emploi.";
2° au quatrième alinéa, les mots "l'ARGO (Conseil autonome de l'enseignement communautaire)" sont remplacés par les mots "l'Enseignement communautaire".
Art.29. In artikel 132, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt in het eerste lid het woord "bijkomend" geschrapt.
Art.29. A l'article 132, § 1er, alinéa premier, du même décret, modifié par le décret du 13 juillet 2001, le mot "supplémentaire" est supprimé.
Art. 31. In artikel 143 van hetzelfde decreet worden de woorden "ten aanzien van het departement" vervangen door de woorden "ten aanzien van de overheid".
Art.30. Dans l'article 138, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 13 juillet 2001 et 28 juin 2002, le point 7° est abrogé.
Art.31. In artikel 143 van hetzelfde decreet worden de woorden "ten aanzien van het departement" vervangen door de woorden "ten aanzien van de overheid".
Art.31. Dans l'article 143 du même décret, les mots "vis-à-vis du département" sont remplacés par les mots "vis-à-vis de l'autorité".
Art. 33. In hetzelfde decreet wordt onder hoofdstuk IX een afdeling 3bis, bestaande uit artikelen 153ter tot en met 153novies, ingevoegd, die luidt als volgt :
"Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Algemeen
Artikel 153ter. In iedere school worden ambten van de personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel gefinancierd of gesubsidieerd.
Artikel 153quater. De oprichting van betrekkingen in de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is gebaseerd op punten.
Artikel 153quinquies. Aan iedere school voor gewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs;
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Aan iedere school voor buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Artikel 153sexies. § 1. De regering bepaalt hoe de puntenenveloppe voor zorgbeleid, voor ICT-coördinatie en voor administratieve ondersteuning berekend wordt en bepaalt de personeelscategorieën en ambten waarin op basis van de puntenenveloppe betrekkingen kunnen worden opgericht.
§ 2. De oprichting van betrekkingen in ambten, bedoeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent. De regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal.
§ 3. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning alleen voor dat doel gebruiken.
§ 4. De punten uit de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning die minder bedragen dan het aantal punten vereist om een betrekking in aanmerking te laten komen voor vacantverklaring en vaste benoeming, zoals bepaald in artikel 40septies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 36quinquies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, kunnen samengelegd worden op het niveau van de scholengemeenschap. In afwijking van § 3 kunnen de punten voor ICT en administratieve ondersteuning die op het niveau van de scholengemeenschap samengelegd worden, vrij aangewend worden.
Onderafdeling B. - Zorgbeleid
Artikel 153septies. Het zorgbeleid binnen de school houdt het volgende in :
1° de coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school en in voorkomend geval van de scholengemeenschap;
2° het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel;
3° het begeleiden van leerlingen.
Artikel 153octies. Aan iedere school voor gewoon kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe toegekend voor een personeelsomkadering ter ondersteuning van het op school gevoerde zorgbeleid.
Onderafdeling C. - Administratieve ondersteuning
Artikel 153novies. § 1. Aan iedere school voor kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe voor administratief personeel toegekend.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt aan de scholen voor gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs van het type 5 een forfaitaire puntenenveloppe toegekend. De grootte van deze puntenenveloppe wordt vastgelegd door de Vlaamse regering.".
"Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Algemeen
Artikel 153ter. In iedere school worden ambten van de personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel gefinancierd of gesubsidieerd.
Artikel 153quater. De oprichting van betrekkingen in de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is gebaseerd op punten.
Artikel 153quinquies. Aan iedere school voor gewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs;
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Aan iedere school voor buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Artikel 153sexies. § 1. De regering bepaalt hoe de puntenenveloppe voor zorgbeleid, voor ICT-coördinatie en voor administratieve ondersteuning berekend wordt en bepaalt de personeelscategorieën en ambten waarin op basis van de puntenenveloppe betrekkingen kunnen worden opgericht.
§ 2. De oprichting van betrekkingen in ambten, bedoeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent. De regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal.
§ 3. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning alleen voor dat doel gebruiken.
§ 4. De punten uit de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning die minder bedragen dan het aantal punten vereist om een betrekking in aanmerking te laten komen voor vacantverklaring en vaste benoeming, zoals bepaald in artikel 40septies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 36quinquies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, kunnen samengelegd worden op het niveau van de scholengemeenschap. In afwijking van § 3 kunnen de punten voor ICT en administratieve ondersteuning die op het niveau van de scholengemeenschap samengelegd worden, vrij aangewend worden.
Onderafdeling B. - Zorgbeleid
Artikel 153septies. Het zorgbeleid binnen de school houdt het volgende in :
1° de coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school en in voorkomend geval van de scholengemeenschap;
2° het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel;
3° het begeleiden van leerlingen.
Artikel 153octies. Aan iedere school voor gewoon kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe toegekend voor een personeelsomkadering ter ondersteuning van het op school gevoerde zorgbeleid.
Onderafdeling C. - Administratieve ondersteuning
Artikel 153novies. § 1. Aan iedere school voor kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe voor administratief personeel toegekend.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt aan de scholen voor gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs van het type 5 een forfaitaire puntenenveloppe toegekend. De grootte van deze puntenenveloppe wordt vastgelegd door de Vlaamse regering.".
Art. 33. Dans le même décret, il est inséré, sous le chapitre IX, une section 3bis, comprenant les articles 153ter à 153novies inclus, rédigée comme suit :
"Section 3 bis. - Personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Généralités
Article 153ter. Dans chaque école, des fonctions de la catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" sont financées ou subventionnées.
Article 153quater. La création d'emplois dans les fonctions du personnel de gestion et d'appui est basée sur des points.
Article 153quinquies. A chaque école d'enseignement fondamental ordinaire, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à l'appui et à la coordination de la gestion de l'encadrement dans l'enseignement fondamental ordinaire;
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
A chaque école d'enseignement fondamental spécial, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
Article 153sexies. § 1er. Le Gouvernement fixe le mode de calcul de l'enveloppe de points à destiner à la gestion de l'encadrement renforcé, à la coordination TIC et à l'encadrement administratif et définit les catégories de personnel et fonctions dans lesquelles des emplois peuvent être créés sur la base de l'enveloppe de points.
§ 2. La création d'emplois dans des fonctions, visées au § 1er, est basée sur un système de points, rattachant un certain nombre de points à chacune des fonctions. Ce nombre de points est fixé sur la base de l'échelle de traitement du membre du personnel exerçant l'emploi. Le Gouvernement établit la valeur de point suivant l'échelle de traitement.
§ 3. L'/les autorité(s) scolaire(s) ne peut/peuvent utiliser les enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif que pour cet objectif.
§ 4. Les points des enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif qui sont inférieurs au nombre de points requis pour qu'un emploi puisse entrer en ligne de compte pour être déclaré vacant et pour une nomination définitive, tel que visé à l'article 40septies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire et à l'article 36quinquies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement subventionné, peuvent être réunis au niveau du centre d'enseignement. Par dérogation au § 3, les points destinés aux TIC et à l'encadrement administratif qui sont réunis au niveau du centre d'enseignement, peuvent être librement utilisés.
Sous-section B. - Gestion de l'encadrement renforcé
Article 153septies. La gestion de l'encadrement renforcé au sein de l'école comprend ce qui suit :
1° la coordination de toutes les initiatives portant sur l'encadrement renforcé au niveau de l'école et, le cas échéant, du centre d'enseignement;
2° l'appui des actes du personnel enseignant;
3° l'accompagnement des élèves.
Article 153octies. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental ordinaire se voit attribuer une enveloppe de points pour un encadrement des personnels à l'appui de la gestion de l'encadrement renforcé menée à l'école.
Sous-section C. - Appui administratif
Article 153novies. § 1er. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental se voit attribuer une enveloppe de points pour un personnel administratif.
§ 2. Par dérogation au § 1er, une enveloppe de points forfaitaire est accordée aux écoles d'enseignement fondamental spécial subventionné du type 5. Le volume de cette enveloppe de points est déterminé par le Gouvernement flamand.".
"Section 3 bis. - Personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Généralités
Article 153ter. Dans chaque école, des fonctions de la catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" sont financées ou subventionnées.
Article 153quater. La création d'emplois dans les fonctions du personnel de gestion et d'appui est basée sur des points.
Article 153quinquies. A chaque école d'enseignement fondamental ordinaire, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à l'appui et à la coordination de la gestion de l'encadrement dans l'enseignement fondamental ordinaire;
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
A chaque école d'enseignement fondamental spécial, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
Article 153sexies. § 1er. Le Gouvernement fixe le mode de calcul de l'enveloppe de points à destiner à la gestion de l'encadrement renforcé, à la coordination TIC et à l'encadrement administratif et définit les catégories de personnel et fonctions dans lesquelles des emplois peuvent être créés sur la base de l'enveloppe de points.
§ 2. La création d'emplois dans des fonctions, visées au § 1er, est basée sur un système de points, rattachant un certain nombre de points à chacune des fonctions. Ce nombre de points est fixé sur la base de l'échelle de traitement du membre du personnel exerçant l'emploi. Le Gouvernement établit la valeur de point suivant l'échelle de traitement.
§ 3. L'/les autorité(s) scolaire(s) ne peut/peuvent utiliser les enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif que pour cet objectif.
§ 4. Les points des enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif qui sont inférieurs au nombre de points requis pour qu'un emploi puisse entrer en ligne de compte pour être déclaré vacant et pour une nomination définitive, tel que visé à l'article 40septies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire et à l'article 36quinquies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement subventionné, peuvent être réunis au niveau du centre d'enseignement. Par dérogation au § 3, les points destinés aux TIC et à l'encadrement administratif qui sont réunis au niveau du centre d'enseignement, peuvent être librement utilisés.
Sous-section B. - Gestion de l'encadrement renforcé
Article 153septies. La gestion de l'encadrement renforcé au sein de l'école comprend ce qui suit :
1° la coordination de toutes les initiatives portant sur l'encadrement renforcé au niveau de l'école et, le cas échéant, du centre d'enseignement;
2° l'appui des actes du personnel enseignant;
3° l'accompagnement des élèves.
Article 153octies. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental ordinaire se voit attribuer une enveloppe de points pour un encadrement des personnels à l'appui de la gestion de l'encadrement renforcé menée à l'école.
Sous-section C. - Appui administratif
Article 153novies. § 1er. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental se voit attribuer une enveloppe de points pour un personnel administratif.
§ 2. Par dérogation au § 1er, une enveloppe de points forfaitaire est accordée aux écoles d'enseignement fondamental spécial subventionné du type 5. Le volume de cette enveloppe de points est déterminé par le Gouvernement flamand.".
Art.33. In hetzelfde decreet wordt onder hoofdstuk IX een afdeling 3bis, bestaande uit artikelen 153ter tot en met 153novies, ingevoegd, die luidt als volgt :
"Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Algemeen
Artikel 153ter. In iedere school worden ambten van de personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel gefinancierd of gesubsidieerd.
Artikel 153quater. De oprichting van betrekkingen in de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is gebaseerd op punten.
Artikel 153quinquies. Aan iedere school voor gewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs;
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Aan iedere school voor buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Artikel 153sexies. § 1. De regering bepaalt hoe de puntenenveloppe voor zorgbeleid, voor ICT-coördinatie en voor administratieve ondersteuning berekend wordt en bepaalt de personeelscategorieën en ambten waarin op basis van de puntenenveloppe betrekkingen kunnen worden opgericht.
§ 2. De oprichting van betrekkingen in ambten, bedoeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent. De regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal.
§ 3. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning alleen voor dat doel gebruiken.
§ 4. De punten uit de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning die minder bedragen dan het aantal punten vereist om een betrekking in aanmerking te laten komen voor vacantverklaring en vaste benoeming, zoals bepaald in artikel 40septies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 36quinquies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, kunnen samengelegd worden op het niveau van de scholengemeenschap. In afwijking van § 3 kunnen de punten voor ICT en administratieve ondersteuning die op het niveau van de scholengemeenschap samengelegd worden, vrij aangewend worden.
Onderafdeling B. - Zorgbeleid
Artikel 153septies. Het zorgbeleid binnen de school houdt het volgende in :
1° de coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school en in voorkomend geval van de scholengemeenschap;
2° het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel;
3° het begeleiden van leerlingen.
Artikel 153octies. Aan iedere school voor gewoon kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe toegekend voor een personeelsomkadering ter ondersteuning van het op school gevoerde zorgbeleid.
Onderafdeling C. - Administratieve ondersteuning
Artikel 153novies. § 1. Aan iedere school voor kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe voor administratief personeel toegekend.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt aan de scholen voor gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs van het type 5 een forfaitaire puntenenveloppe toegekend. De grootte van deze puntenenveloppe wordt vastgelegd door de Vlaamse regering.".
"Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Algemeen
Artikel 153ter. In iedere school worden ambten van de personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel gefinancierd of gesubsidieerd.
Artikel 153quater. De oprichting van betrekkingen in de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is gebaseerd op punten.
Artikel 153quinquies. Aan iedere school voor gewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs;
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Aan iedere school voor buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor :
- voor ICT-coördinatie;
- voor administratieve ondersteuning.
Artikel 153sexies. § 1. De regering bepaalt hoe de puntenenveloppe voor zorgbeleid, voor ICT-coördinatie en voor administratieve ondersteuning berekend wordt en bepaalt de personeelscategorieën en ambten waarin op basis van de puntenenveloppe betrekkingen kunnen worden opgericht.
§ 2. De oprichting van betrekkingen in ambten, bedoeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent. De regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal.
§ 3. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning alleen voor dat doel gebruiken.
§ 4. De punten uit de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning die minder bedragen dan het aantal punten vereist om een betrekking in aanmerking te laten komen voor vacantverklaring en vaste benoeming, zoals bepaald in artikel 40septies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 36quinquies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, kunnen samengelegd worden op het niveau van de scholengemeenschap. In afwijking van § 3 kunnen de punten voor ICT en administratieve ondersteuning die op het niveau van de scholengemeenschap samengelegd worden, vrij aangewend worden.
Onderafdeling B. - Zorgbeleid
Artikel 153septies. Het zorgbeleid binnen de school houdt het volgende in :
1° de coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school en in voorkomend geval van de scholengemeenschap;
2° het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel;
3° het begeleiden van leerlingen.
Artikel 153octies. Aan iedere school voor gewoon kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe toegekend voor een personeelsomkadering ter ondersteuning van het op school gevoerde zorgbeleid.
Onderafdeling C. - Administratieve ondersteuning
Artikel 153novies. § 1. Aan iedere school voor kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe voor administratief personeel toegekend.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt aan de scholen voor gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs van het type 5 een forfaitaire puntenenveloppe toegekend. De grootte van deze puntenenveloppe wordt vastgelegd door de Vlaamse regering.".
Art.33. Dans le même décret, il est inséré, sous le chapitre IX, une section 3bis, comprenant les articles 153ter à 153novies inclus, rédigée comme suit :
"Section 3 bis. - Personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Généralités
Article 153ter. Dans chaque école, des fonctions de la catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" sont financées ou subventionnées.
Article 153quater. La création d'emplois dans les fonctions du personnel de gestion et d'appui est basée sur des points.
Article 153quinquies. A chaque école d'enseignement fondamental ordinaire, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à l'appui et à la coordination de la gestion de l'encadrement dans l'enseignement fondamental ordinaire;
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
A chaque école d'enseignement fondamental spécial, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
Article 153sexies. § 1er. Le Gouvernement fixe le mode de calcul de l'enveloppe de points à destiner à la gestion de l'encadrement renforcé, à la coordination TIC et à l'encadrement administratif et définit les catégories de personnel et fonctions dans lesquelles des emplois peuvent être créés sur la base de l'enveloppe de points.
§ 2. La création d'emplois dans des fonctions, visées au § 1er, est basée sur un système de points, rattachant un certain nombre de points à chacune des fonctions. Ce nombre de points est fixé sur la base de l'échelle de traitement du membre du personnel exerçant l'emploi. Le Gouvernement établit la valeur de point suivant l'échelle de traitement.
§ 3. L'/les autorité(s) scolaire(s) ne peut/peuvent utiliser les enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif que pour cet objectif.
§ 4. Les points des enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif qui sont inférieurs au nombre de points requis pour qu'un emploi puisse entrer en ligne de compte pour être déclaré vacant et pour une nomination définitive, tel que visé à l'article 40septies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire et à l'article 36quinquies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement subventionné, peuvent être réunis au niveau du centre d'enseignement. Par dérogation au § 3, les points destinés aux TIC et à l'encadrement administratif qui sont réunis au niveau du centre d'enseignement, peuvent être librement utilisés.
Sous-section B. - Gestion de l'encadrement renforcé
Article 153septies. La gestion de l'encadrement renforcé au sein de l'école comprend ce qui suit :
1° la coordination de toutes les initiatives portant sur l'encadrement renforcé au niveau de l'école et, le cas échéant, du centre d'enseignement;
2° l'appui des actes du personnel enseignant;
3° l'accompagnement des élèves.
Article 153octies. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental ordinaire se voit attribuer une enveloppe de points pour un encadrement des personnels à l'appui de la gestion de l'encadrement renforcé menée à l'école.
Sous-section C. - Appui administratif
Article 153novies. § 1er. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental se voit attribuer une enveloppe de points pour un personnel administratif.
§ 2. Par dérogation au § 1er, une enveloppe de points forfaitaire est accordée aux écoles d'enseignement fondamental spécial subventionné du type 5. Le volume de cette enveloppe de points est déterminé par le Gouvernement flamand.".
"Section 3 bis. - Personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Généralités
Article 153ter. Dans chaque école, des fonctions de la catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" sont financées ou subventionnées.
Article 153quater. La création d'emplois dans les fonctions du personnel de gestion et d'appui est basée sur des points.
Article 153quinquies. A chaque école d'enseignement fondamental ordinaire, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à l'appui et à la coordination de la gestion de l'encadrement dans l'enseignement fondamental ordinaire;
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
A chaque école d'enseignement fondamental spécial, il est attribué annuellement une enveloppe de points à destiner :
- à la coordination TIC;
- à l'encadrement administratif.
Article 153sexies. § 1er. Le Gouvernement fixe le mode de calcul de l'enveloppe de points à destiner à la gestion de l'encadrement renforcé, à la coordination TIC et à l'encadrement administratif et définit les catégories de personnel et fonctions dans lesquelles des emplois peuvent être créés sur la base de l'enveloppe de points.
§ 2. La création d'emplois dans des fonctions, visées au § 1er, est basée sur un système de points, rattachant un certain nombre de points à chacune des fonctions. Ce nombre de points est fixé sur la base de l'échelle de traitement du membre du personnel exerçant l'emploi. Le Gouvernement établit la valeur de point suivant l'échelle de traitement.
§ 3. L'/les autorité(s) scolaire(s) ne peut/peuvent utiliser les enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif que pour cet objectif.
§ 4. Les points des enveloppes de points destinées à la gestion de l'encadrement renforcé, les TIC et l'encadrement administratif qui sont inférieurs au nombre de points requis pour qu'un emploi puisse entrer en ligne de compte pour être déclaré vacant et pour une nomination définitive, tel que visé à l'article 40septies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire et à l'article 36quinquies, § 3, du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement subventionné, peuvent être réunis au niveau du centre d'enseignement. Par dérogation au § 3, les points destinés aux TIC et à l'encadrement administratif qui sont réunis au niveau du centre d'enseignement, peuvent être librement utilisés.
Sous-section B. - Gestion de l'encadrement renforcé
Article 153septies. La gestion de l'encadrement renforcé au sein de l'école comprend ce qui suit :
1° la coordination de toutes les initiatives portant sur l'encadrement renforcé au niveau de l'école et, le cas échéant, du centre d'enseignement;
2° l'appui des actes du personnel enseignant;
3° l'accompagnement des élèves.
Article 153octies. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental ordinaire se voit attribuer une enveloppe de points pour un encadrement des personnels à l'appui de la gestion de l'encadrement renforcé menée à l'école.
Sous-section C. - Appui administratif
Article 153novies. § 1er. Sur la base du nombre d'élèves réguliers inscrits au jour de comptage ou sur la base du nombre moyen d'élèves réguliers pendant la période de comptage qui s'applique pour le calcul des périodes suivant les échelles, chaque école d'enseignement maternel, primaire et fondamental se voit attribuer une enveloppe de points pour un personnel administratif.
§ 2. Par dérogation au § 1er, une enveloppe de points forfaitaire est accordée aux écoles d'enseignement fondamental spécial subventionné du type 5. Le volume de cette enveloppe de points est déterminé par le Gouvernement flamand.".
Art. 35. In artikel 166 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, worden in § 1 de woorden "verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs" vervangen door de woorden "verlof wegens bijzondere opdracht".
Art. 35. A l'article 166, § 1er, du même décret, modifié par le décret du 15 juillet 1997, les mots "congé pour mission dans l'intérêt de l'enseignement" sont remplacés par les mots "congé pour mission spéciale".
Art.35. In artikel 166 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, worden in § 1 de woorden "verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs" vervangen door de woorden "verlof wegens bijzondere opdracht".
Art.35. A l'article 166, § 1er, du même décret, modifié par le décret du 15 juillet 1997, les mots "congé pour mission dans l'intérêt de l'enseignement" sont remplacés par les mots "congé pour mission spéciale".
Art. 37. In hetzelfde decreet vormen artikelen 168 tot 171 een afdeling 1 met als opschrift "Tijdelijke projecten".
Art. 37. Dans le même décret, les articles 168 à 171 forment une section 1re, portant l'intitulé "Projets temporaires".
Art. 38. In hetzelfde decreet wordt in Hoofdstuk XI een afdeling 2 ingevoegd, bestaande uit de artikelen 172 en 172bis, die luidt als volgt :
"Afdeling 2. - Buitengewone onderwijsontwikkelingen
Artikel 172. Conform artikel 125decies, § 1, 3°, kunnen scholengemeenschappen punten zorg naar andere scholengemeenschappen overdragen, teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken.
Artikel 172bis. De projecten die op 30 juni 2003 in het basisonderwijs lopen via de tewerkstelling van een Contractuele Departement Onderwijs en die tot doel hebben samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en buitengewoon basisonderwijs te ontwikkelen, specifieke doelgroepen via GON in het gewoon basisonderwijs te integreren of de werking ten overstaan van autistische kinderen te optimaliseren of de opvang van interne leerlingen te verbeteren, kunnen blijven gefinancierd of gesubsidieerd worden op aanvraag van het schoolbestuur. De regering kent aan deze projecten, die verder buitengewone onderwijsontwikkelingen worden genoemd, lestijden en/of uren toe.
Om de drie jaar, en voor het eerst in 2006, beslist de regering, op basis van een evaluatie, over verlenging. De middelen van de stopgezette onderwijsontwikkelingen kunnen voor nieuwe heraangewend worden.".
"Afdeling 2. - Buitengewone onderwijsontwikkelingen
Artikel 172. Conform artikel 125decies, § 1, 3°, kunnen scholengemeenschappen punten zorg naar andere scholengemeenschappen overdragen, teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken.
Artikel 172bis. De projecten die op 30 juni 2003 in het basisonderwijs lopen via de tewerkstelling van een Contractuele Departement Onderwijs en die tot doel hebben samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en buitengewoon basisonderwijs te ontwikkelen, specifieke doelgroepen via GON in het gewoon basisonderwijs te integreren of de werking ten overstaan van autistische kinderen te optimaliseren of de opvang van interne leerlingen te verbeteren, kunnen blijven gefinancierd of gesubsidieerd worden op aanvraag van het schoolbestuur. De regering kent aan deze projecten, die verder buitengewone onderwijsontwikkelingen worden genoemd, lestijden en/of uren toe.
Om de drie jaar, en voor het eerst in 2006, beslist de regering, op basis van een evaluatie, over verlenging. De middelen van de stopgezette onderwijsontwikkelingen kunnen voor nieuwe heraangewend worden.".
Art. 38. Dans le même décret, il est inséré, sous le chapitre XI, une section 2, comprenant les articles 172 et 172bis, rédigée comme suit :
"Section 2. - Développements particuliers dans l'enseignement
Article 172. Conformément à l'article 125decies, § 1er, 3°, les centres d'enseignement peuvent transférer des points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé.
Article 172bis. Les projets qui courent au 30 juin 2003 dans l'enseignement fondamental par l'emploi d'un Contractuel Département de l'Enseignement et qui visent à développer des partenariats entre l'enseignement fondamental ordinaire et l'enseignement fondamental spécial, à intégrer des groupes cibles spécifiques via l'enseignement intégré, à optimiser le fonctionnement vis-à-vis des enfants autistes ou à améliorer l'accueil des élèves internes, peuvent continuer à être financés ou subventionnés sur la demande de l'autorité scolaire. Le Gouvernement accorde des périodes et/ou heures à ces projets, appelés ci-après 'développements particuliers dans l'enseignement'.
Tous les trois ans, et la première fois en 2006, le Gouvernement décide, sur la base d'une évaluation, de leur prolongement. Les moyens des développements dans l'enseignement auxquels il a été mis fin peuvent être réutilisés pour de nouveaux développements.".
"Section 2. - Développements particuliers dans l'enseignement
Article 172. Conformément à l'article 125decies, § 1er, 3°, les centres d'enseignement peuvent transférer des points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé.
Article 172bis. Les projets qui courent au 30 juin 2003 dans l'enseignement fondamental par l'emploi d'un Contractuel Département de l'Enseignement et qui visent à développer des partenariats entre l'enseignement fondamental ordinaire et l'enseignement fondamental spécial, à intégrer des groupes cibles spécifiques via l'enseignement intégré, à optimiser le fonctionnement vis-à-vis des enfants autistes ou à améliorer l'accueil des élèves internes, peuvent continuer à être financés ou subventionnés sur la demande de l'autorité scolaire. Le Gouvernement accorde des périodes et/ou heures à ces projets, appelés ci-après 'développements particuliers dans l'enseignement'.
Tous les trois ans, et la première fois en 2006, le Gouvernement décide, sur la base d'une évaluation, de leur prolongement. Les moyens des développements dans l'enseignement auxquels il a été mis fin peuvent être réutilisés pour de nouveaux développements.".
Art.38. In hetzelfde decreet wordt in Hoofdstuk XI een afdeling 2 ingevoegd, bestaande uit de artikelen 172 en 172bis, die luidt als volgt :
"Afdeling 2. - Buitengewone onderwijsontwikkelingen
Artikel 172. Conform artikel 125decies, § 1, 3°, kunnen scholengemeenschappen punten zorg naar andere scholengemeenschappen overdragen, teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken.
Artikel 172bis. De projecten die op 30 juni 2003 in het basisonderwijs lopen via de tewerkstelling van een Contractuele Departement Onderwijs en die tot doel hebben samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en buitengewoon basisonderwijs te ontwikkelen, specifieke doelgroepen via GON in het gewoon basisonderwijs te integreren of de werking ten overstaan van autistische kinderen te optimaliseren of de opvang van interne leerlingen te verbeteren, kunnen blijven gefinancierd of gesubsidieerd worden op aanvraag van het schoolbestuur. De regering kent aan deze projecten, die verder buitengewone onderwijsontwikkelingen worden genoemd, lestijden en/of uren toe.
Om de drie jaar, en voor het eerst in 2006, beslist de regering, op basis van een evaluatie, over verlenging. De middelen van de stopgezette onderwijsontwikkelingen kunnen voor nieuwe heraangewend worden.".
"Afdeling 2. - Buitengewone onderwijsontwikkelingen
Artikel 172. Conform artikel 125decies, § 1, 3°, kunnen scholengemeenschappen punten zorg naar andere scholengemeenschappen overdragen, teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken.
Artikel 172bis. De projecten die op 30 juni 2003 in het basisonderwijs lopen via de tewerkstelling van een Contractuele Departement Onderwijs en die tot doel hebben samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en buitengewoon basisonderwijs te ontwikkelen, specifieke doelgroepen via GON in het gewoon basisonderwijs te integreren of de werking ten overstaan van autistische kinderen te optimaliseren of de opvang van interne leerlingen te verbeteren, kunnen blijven gefinancierd of gesubsidieerd worden op aanvraag van het schoolbestuur. De regering kent aan deze projecten, die verder buitengewone onderwijsontwikkelingen worden genoemd, lestijden en/of uren toe.
Om de drie jaar, en voor het eerst in 2006, beslist de regering, op basis van een evaluatie, over verlenging. De middelen van de stopgezette onderwijsontwikkelingen kunnen voor nieuwe heraangewend worden.".
Art.38. Dans le même décret, il est inséré, sous le chapitre XI, une section 2, comprenant les articles 172 et 172bis, rédigée comme suit :
"Section 2. - Développements particuliers dans l'enseignement
Article 172. Conformément à l'article 125decies, § 1er, 3°, les centres d'enseignement peuvent transférer des points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé.
Article 172bis. Les projets qui courent au 30 juin 2003 dans l'enseignement fondamental par l'emploi d'un Contractuel Département de l'Enseignement et qui visent à développer des partenariats entre l'enseignement fondamental ordinaire et l'enseignement fondamental spécial, à intégrer des groupes cibles spécifiques via l'enseignement intégré, à optimiser le fonctionnement vis-à-vis des enfants autistes ou à améliorer l'accueil des élèves internes, peuvent continuer à être financés ou subventionnés sur la demande de l'autorité scolaire. Le Gouvernement accorde des périodes et/ou heures à ces projets, appelés ci-après 'développements particuliers dans l'enseignement'.
Tous les trois ans, et la première fois en 2006, le Gouvernement décide, sur la base d'une évaluation, de leur prolongement. Les moyens des développements dans l'enseignement auxquels il a été mis fin peuvent être réutilisés pour de nouveaux développements.".
"Section 2. - Développements particuliers dans l'enseignement
Article 172. Conformément à l'article 125decies, § 1er, 3°, les centres d'enseignement peuvent transférer des points 'encadrement renforcé' vers d'autres centres d'enseignement, en vue de permettre la réalisation de projets spéciaux en matière d'encadrement renforcé.
Article 172bis. Les projets qui courent au 30 juin 2003 dans l'enseignement fondamental par l'emploi d'un Contractuel Département de l'Enseignement et qui visent à développer des partenariats entre l'enseignement fondamental ordinaire et l'enseignement fondamental spécial, à intégrer des groupes cibles spécifiques via l'enseignement intégré, à optimiser le fonctionnement vis-à-vis des enfants autistes ou à améliorer l'accueil des élèves internes, peuvent continuer à être financés ou subventionnés sur la demande de l'autorité scolaire. Le Gouvernement accorde des périodes et/ou heures à ces projets, appelés ci-après 'développements particuliers dans l'enseignement'.
Tous les trois ans, et la première fois en 2006, le Gouvernement décide, sur la base d'une évaluation, de leur prolongement. Les moyens des développements dans l'enseignement auxquels il a été mis fin peuvent être réutilisés pour de nouveaux développements.".
Art. 40. In artikel 177, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt 10° vervangen door wat volgt :
"10° de misbruiken bij het berekenen en aanwenden van het lestijden-, urenpakket en de puntenenveloppe;".
"10° de misbruiken bij het berekenen en aanwenden van het lestijden-, urenpakket en de puntenenveloppe;".
Art. 40. L'article 177, § 1er, du même décret, modifié par le décret du 13 juillet 2001, est remplacé par la disposition suivante :
"10° abus lors du calcul et de l'affectation du capital-périodes, du capital-heures et de l'enveloppe de points;".
"10° abus lors du calcul et de l'affectation du capital-périodes, du capital-heures et de l'enveloppe de points;".
Art.40. In artikel 177, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt 10° vervangen door wat volgt :
"10° de misbruiken bij het berekenen en aanwenden van het lestijden-, urenpakket en de puntenenveloppe;".
"10° de misbruiken bij het berekenen en aanwenden van het lestijden-, urenpakket en de puntenenveloppe;".
Art.40. L'article 177, § 1er, du même décret, modifié par le décret du 13 juillet 2001, est remplacé par la disposition suivante :
"10° abus lors du calcul et de l'affectation du capital-périodes, du capital-heures et de l'enveloppe de points;".
"10° abus lors du calcul et de l'affectation du capital-périodes, du capital-heures et de l'enveloppe de points;".
Art. 42. In artikel 192 van hetzelfde decreet worden een § 3 en een § 4 toegevoegd, die luiden als volgt :
" § 3. In afwijking van artikelen 80, § 1, 81 en 82, § 2, kan de Vlaamse regering vanaf een door haar vast te stellen datum een regeling uitwerken om de coëfficiënten per leerling die bereikt worden door toepassing van artikel 153duodecies, op een gelijk niveau te brengen voor elk onderwijsnet, maar dat het niveau van het gesubsidieerd onderwijs niet mag overstijgen. Deze gelijkstelling wordt gespreid in de tijd en gebeurt ten laste van de in artikel 80, § 1, bedoelde jaarlijks vrijkomende loonkost van rekenplichtige correspondenten.
§ 4. Het aantal financierbare uren zoals bedoeld in § 2 kan worden omgezet in een puntenenveloppe voor administratieve ondersteuning zoals bedoeld in artikel 153novies. Voor deze omzetting wordt voor een voltijdse betrekking een puntengewicht van 63 punten aangerekend. De raad van het gemeenschapsonderwijs verdeelt deze omgezette punten over de scholengroepen van het gemeenschapsonderwijs.
Onverminderd de bepalingen van artikel 100undecies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, kan op basis van deze omgezette punten een personeelslid tijdelijk worden aangesteld als administratief medewerker.".
" § 3. In afwijking van artikelen 80, § 1, 81 en 82, § 2, kan de Vlaamse regering vanaf een door haar vast te stellen datum een regeling uitwerken om de coëfficiënten per leerling die bereikt worden door toepassing van artikel 153duodecies, op een gelijk niveau te brengen voor elk onderwijsnet, maar dat het niveau van het gesubsidieerd onderwijs niet mag overstijgen. Deze gelijkstelling wordt gespreid in de tijd en gebeurt ten laste van de in artikel 80, § 1, bedoelde jaarlijks vrijkomende loonkost van rekenplichtige correspondenten.
§ 4. Het aantal financierbare uren zoals bedoeld in § 2 kan worden omgezet in een puntenenveloppe voor administratieve ondersteuning zoals bedoeld in artikel 153novies. Voor deze omzetting wordt voor een voltijdse betrekking een puntengewicht van 63 punten aangerekend. De raad van het gemeenschapsonderwijs verdeelt deze omgezette punten over de scholengroepen van het gemeenschapsonderwijs.
Onverminderd de bepalingen van artikel 100undecies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, kan op basis van deze omgezette punten een personeelslid tijdelijk worden aangesteld als administratief medewerker.".
Art. 42. A l'article 192 du même arrêté sont ajoutés un § 3 et un § 4, rédigés comme suit :
"§ 3. Par dérogation aux articles 80, § 1er, 81 et 82, § 2, le Gouvernement flamand peut élaborer, à partir d'une date à fixer par lui, un règlement afin de niveler les coefficients par élève obtenus par l'application de l'article 153duodecies pour chaque réseau de l'enseignement, sans que le niveau de l'enseignement subventionné ne soit dépassé. Ce nivellement est étalé dans le temps et s'effectue à charge du coût salarial des correspondants comptables libéré annuellement, tel que visé à l'article 80, § 1er.
§ 4. Le nombre d'heures admissibles au financement telles que visées au § 2 peut être converti en une enveloppe de points destinée à l'encadrement administratif tel que visé à l'article 153novies. Pour un emploi à temps plein, une pondération de 63 points est imputée pour cette conversion. Le Conseil de l'Enseignement communautaire répartit ces points convertis sur le groupes d'écoles de l'enseignement communautaire.
Sans préjudice des dispositions de l'article 100undecies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'Enseignement communautaire, un membre du personnel peut être employé à titre temporaire comme collaborateur administratif sur la base de ces points convertis.".
"§ 3. Par dérogation aux articles 80, § 1er, 81 et 82, § 2, le Gouvernement flamand peut élaborer, à partir d'une date à fixer par lui, un règlement afin de niveler les coefficients par élève obtenus par l'application de l'article 153duodecies pour chaque réseau de l'enseignement, sans que le niveau de l'enseignement subventionné ne soit dépassé. Ce nivellement est étalé dans le temps et s'effectue à charge du coût salarial des correspondants comptables libéré annuellement, tel que visé à l'article 80, § 1er.
§ 4. Le nombre d'heures admissibles au financement telles que visées au § 2 peut être converti en une enveloppe de points destinée à l'encadrement administratif tel que visé à l'article 153novies. Pour un emploi à temps plein, une pondération de 63 points est imputée pour cette conversion. Le Conseil de l'Enseignement communautaire répartit ces points convertis sur le groupes d'écoles de l'enseignement communautaire.
Sans préjudice des dispositions de l'article 100undecies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'Enseignement communautaire, un membre du personnel peut être employé à titre temporaire comme collaborateur administratif sur la base de ces points convertis.".
Art.42. In artikel 192 van hetzelfde decreet worden een § 3 en een § 4 toegevoegd, die luiden als volgt :
Art.42. A l'article 192 du même arrêté sont ajoutés un § 3 et un § 4, rédigés comme suit :
Afdeling 1. - Aanpassingen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs.
Section 1re. - Adaptations au décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'Enseignement communautaire.
Art. 43. In artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij decreten van 1 december 1998 en 18 mei 1999, wordt tussen "- het ondersteunend personeel" en "- het personeel van de pedagogische begeleidingsdienst" een liggend streepje ingevoegd, dat luidt als volgt :
"- het beleids- en ondersteunend personeel".
"- het beleids- en ondersteunend personeel".
Art. 43. Dans l'article 2, § 1er, du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire, modifié par les décrets des 1er décembre 1998 et 18 mai 1999, il est inséré, entre "- le personnel d'appui" et "- le personnel du service d'encadrement pédagogique" un tiret libellé comme suit :
"- du personnel de gestion et d'appui".
"- du personnel de gestion et d'appui".
Art.43. In artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij decreten van 1 december 1998 en 18 mei 1999, wordt tussen "- het ondersteunend personeel" en "- het personeel van de pedagogische begeleidingsdienst" een liggend streepje ingevoegd, dat luidt als volgt :
"- het beleids- en ondersteunend personeel".
"- het beleids- en ondersteunend personeel".
Art.43. Dans l'article 2, § 1er, du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire, modifié par les décrets des 1er décembre 1998 et 18 mai 1999, il est inséré, entre "- le personnel d'appui" et "- le personnel du service d'encadrement pédagogique" un tiret libellé comme suit :
"- du personnel de gestion et d'appui".
"- du personnel de gestion et d'appui".
Art.44. In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 1 december 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden aan 28° volgende woorden toegevoegd :
"en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs".
"en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs".
Art.44. A l'article 3 du même décret, modifié par les décrets des 1er décembre 1998, 18 mai 1999 et 14 février 2003, les mots suivants sont ajoutés au point 28° :
"et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental".
"et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental".
Art. 46. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIquater, bestaande uit artikel 12quater, toegevoegd, dat luidt als volgt :
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 12quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een vorm van samenwerking tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 12quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een vorm van samenwerking tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
Art. 46. Dans le même décret, il est inséré un chapitre IIquater, comprenant l'article 12quater, rédigé comme suit :
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 12quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 12quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
Art.46. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIquater, bestaande uit artikel 12quater, toegevoegd, dat luidt als volgt :
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 12quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een vorm van samenwerking tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 12quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een vorm van samenwerking tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
Art.46. Dans le même décret, il est inséré un chapitre IIquater, comprenant l'article 12quater, rédigé comme suit :
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 12quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 12quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
Art. 48. In artikel 21bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij decreten van 20 oktober 2000, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.";
2° § 4 wordt vervangen door wat volgt :
"§ 4. De anciënniteit bedoeld in § 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties :
- in één of meer instellingen die sinds de oprichting van de scholengemeenschap tot die scholengemeenschap behoren;
- in één of meer instellingen van het basisonderwijs die vanaf 1 september 2005 behoren tot dezelfde scholengemeenschap;
- in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep.
Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, § 1, a, het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd.";
3° in § 10, 3°, wordt tussen de woorden "die tot een" en de woorden "scholengemeenschap behoren" het woord "niet" ingevoegd.".
1° in § 1 worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.";
2° § 4 wordt vervangen door wat volgt :
"§ 4. De anciënniteit bedoeld in § 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties :
- in één of meer instellingen die sinds de oprichting van de scholengemeenschap tot die scholengemeenschap behoren;
- in één of meer instellingen van het basisonderwijs die vanaf 1 september 2005 behoren tot dezelfde scholengemeenschap;
- in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep.
Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, § 1, a, het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd.";
3° in § 10, 3°, wordt tussen de woorden "die tot een" en de woorden "scholengemeenschap behoren" het woord "niet" ingevoegd.".
Art. 48. A l'article 21bis du même décret, inséré par le décret du 18 mai 1999 et modifié par les décrets des 20 octobre 2000, 13 juillet 2001 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 1er, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "à" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire.";
2° le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
"§ 4. L'ancienneté visée au § 3 est fixée au 30 juin précédant l'année scolaire pendant laquelle le membre du personnel fait valoir ses droits à une désignation temporaire à durée ininterrompue.
Pour l'application du présent article, l'ancienneté est calculée, par derogation à l'article 4, au vu de prestations accomplies :
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au centre d'enseignement depuis la création de celui-ci;
- dans un ou plusieurs établissements d'enseignement fondamental appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er septembre 2005;
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er avril 1999.
En vue d'établir l'ancienneté visée au présent article, le nombre de jours prestés n'est pas multiplié par 1,2 par dérogation à l'article 4, § 1er, a.";
3° au § 10, 3°, les mots "qui appartiennent à un centre d'enseignement" sont modifiés en les mots "qui n'appartiennent pas à un centre d'enseignement.".
1° au § 1er, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "à" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire.";
2° le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
"§ 4. L'ancienneté visée au § 3 est fixée au 30 juin précédant l'année scolaire pendant laquelle le membre du personnel fait valoir ses droits à une désignation temporaire à durée ininterrompue.
Pour l'application du présent article, l'ancienneté est calculée, par derogation à l'article 4, au vu de prestations accomplies :
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au centre d'enseignement depuis la création de celui-ci;
- dans un ou plusieurs établissements d'enseignement fondamental appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er septembre 2005;
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er avril 1999.
En vue d'établir l'ancienneté visée au présent article, le nombre de jours prestés n'est pas multiplié par 1,2 par dérogation à l'article 4, § 1er, a.";
3° au § 10, 3°, les mots "qui appartiennent à un centre d'enseignement" sont modifiés en les mots "qui n'appartiennent pas à un centre d'enseignement.".
Art.48. In artikel 21bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij decreten van 20 oktober 2000, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.";
2° § 4 wordt vervangen door wat volgt :
"§ 4. De anciënniteit bedoeld in § 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties :
- in één of meer instellingen die sinds de oprichting van de scholengemeenschap tot die scholengemeenschap behoren;
- in één of meer instellingen van het basisonderwijs die vanaf 1 september 2005 behoren tot dezelfde scholengemeenschap;
- in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep.
Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, § 1, a, het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd.";
3° in § 10, 3°, wordt tussen de woorden "die tot een" en de woorden "scholengemeenschap behoren" het woord "niet" ingevoegd.".
1° in § 1 worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.";
2° § 4 wordt vervangen door wat volgt :
"§ 4. De anciënniteit bedoeld in § 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties :
- in één of meer instellingen die sinds de oprichting van de scholengemeenschap tot die scholengemeenschap behoren;
- in één of meer instellingen van het basisonderwijs die vanaf 1 september 2005 behoren tot dezelfde scholengemeenschap;
- in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep.
Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, § 1, a, het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd.";
3° in § 10, 3°, wordt tussen de woorden "die tot een" en de woorden "scholengemeenschap behoren" het woord "niet" ingevoegd.".
Art.48. A l'article 21bis du même décret, inséré par le décret du 18 mai 1999 et modifié par les décrets des 20 octobre 2000, 13 juillet 2001 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 1er, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "à" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire.";
2° le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
"§ 4. L'ancienneté visée au § 3 est fixée au 30 juin précédant l'année scolaire pendant laquelle le membre du personnel fait valoir ses droits à une désignation temporaire à durée ininterrompue.
Pour l'application du présent article, l'ancienneté est calculée, par derogation à l'article 4, au vu de prestations accomplies :
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au centre d'enseignement depuis la création de celui-ci;
- dans un ou plusieurs établissements d'enseignement fondamental appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er septembre 2005;
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er avril 1999.
En vue d'établir l'ancienneté visée au présent article, le nombre de jours prestés n'est pas multiplié par 1,2 par dérogation à l'article 4, § 1er, a.";
3° au § 10, 3°, les mots "qui appartiennent à un centre d'enseignement" sont modifiés en les mots "qui n'appartiennent pas à un centre d'enseignement.".
1° au § 1er, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "à" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire.";
2° le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
"§ 4. L'ancienneté visée au § 3 est fixée au 30 juin précédant l'année scolaire pendant laquelle le membre du personnel fait valoir ses droits à une désignation temporaire à durée ininterrompue.
Pour l'application du présent article, l'ancienneté est calculée, par derogation à l'article 4, au vu de prestations accomplies :
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au centre d'enseignement depuis la création de celui-ci;
- dans un ou plusieurs établissements d'enseignement fondamental appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er septembre 2005;
- dans un ou plusieurs établissements appartenant au même centre d'enseignement à partir du 1er avril 1999.
En vue d'établir l'ancienneté visée au présent article, le nombre de jours prestés n'est pas multiplié par 1,2 par dérogation à l'article 4, § 1er, a.";
3° au § 10, 3°, les mots "qui appartiennent à un centre d'enseignement" sont modifiés en les mots "qui n'appartiennent pas à un centre d'enseignement.".
Art. 50. In artikel 26, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt tussen het woord "en" en de woorden "voor het secundair onderwijs" de woorden "voor het basisonderwijs en" ingevoegd.
Art. 50. A l'article 26, § 2, deuxième alinéa, du même decret, modifié par les décrets des 18 mai 1999 et 14 février 2003, les mots "de l'enseignement fondamental et" sont insérés entre les mots "pour ce qui est" et "de l'enseignement secondaire".
Art. 51. In artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden aan de tweede zin de volgende woorden toegevoegd : "en, voor wat de instellingen in het basisonderwijs betreft, die tot een scholengemeenschap behoren, de scholengemeenschap";
2° In § 3bis worden na de woorden "In het basisonderwijs en deeltijds kunstonderwijs" de woorden "en in de instellingen die niet behoren tot het secundair onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie of de CLB's" ingevoegd.
1° in § 1 worden aan de tweede zin de volgende woorden toegevoegd : "en, voor wat de instellingen in het basisonderwijs betreft, die tot een scholengemeenschap behoren, de scholengemeenschap";
2° In § 3bis worden na de woorden "In het basisonderwijs en deeltijds kunstonderwijs" de woorden "en in de instellingen die niet behoren tot het secundair onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie of de CLB's" ingevoegd.
Art. 51. A l'article 28 du même décret, modifié par les décrets des 18 mai 1999 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 1er, la deuxième phrase est complétée par les mots suivants : "et, pour ce qui est des établissements d'enseignement fondamental appartenant à un centre d'enseignement, le centre d'enseignement";
2° Au § 3bis, les mots "et dans les établissements n'appartenant pas à l'enseignement secondaire, l'enseignement de promotion sociale ou les centres d'encadrement des élèves" sont insérés après les mots "Dans l'enseignement fondamental et l'enseignement artistique à temps partiel".
1° au § 1er, la deuxième phrase est complétée par les mots suivants : "et, pour ce qui est des établissements d'enseignement fondamental appartenant à un centre d'enseignement, le centre d'enseignement";
2° Au § 3bis, les mots "et dans les établissements n'appartenant pas à l'enseignement secondaire, l'enseignement de promotion sociale ou les centres d'encadrement des élèves" sont insérés après les mots "Dans l'enseignement fondamental et l'enseignement artistique à temps partiel".
Art. 52. In artikel 36, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994, 8 juli 1996, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en in het tweede en derde lid van 4° niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en in het tweede en derde lid van 4° niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
Art. 52. A l'article 36, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 21 décembre 1994, 8 juillet 1996, 18 mai 1999 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées au point 1° et aux deuxième et troisième alinéas du point 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées au point 1° et aux deuxième et troisième alinéas du point 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
Art.52. In artikel 36, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994, 8 juli 1996, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en in het tweede en derde lid van 4° niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en in het tweede en derde lid van 4° niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
Art.52. A l'article 36, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 21 décembre 1994, 8 juillet 1996, 18 mai 1999 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées au point 1° et aux deuxième et troisième alinéas du point 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées au point 1° et aux deuxième et troisième alinéas du point 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
Art. 54. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt afdeling VI vervangen door wat volgt :
"Afdeling VI. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 40quater. Deze onderafdeling is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 40quinquies. Voor de toepassing van hoofdstuk III wordt rekening gehouden met de bepalingen van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 40sexies. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 40septies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 40octies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, gelden voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
"Afdeling VI. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 40quater. Deze onderafdeling is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 40quinquies. Voor de toepassing van hoofdstuk III wordt rekening gehouden met de bepalingen van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 40sexies. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 40septies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 40octies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, gelden voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
Art. 54. Dans le chapitre III du même décret, la section VI est remplacée par ce qui suit :
"Section VI. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 40quater. Le présent sous-titre s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 40quinquies. Pour l'application du chapitre III, il est tenu compte des dispositions du titre XI. - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental pour les désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 40sexies. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 40septies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitie du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction à prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 40octies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
"Section VI. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 40quater. Le présent sous-titre s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 40quinquies. Pour l'application du chapitre III, il est tenu compte des dispositions du titre XI. - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental pour les désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 40sexies. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 40septies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitie du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction à prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 40octies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
Art.54. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt afdeling VI vervangen door wat volgt :
"Afdeling VI. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 40quater. Deze onderafdeling is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 40quinquies. Voor de toepassing van hoofdstuk III wordt rekening gehouden met de bepalingen van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 40sexies. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 40septies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 40octies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, gelden voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
"Afdeling VI. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 40quater. Deze onderafdeling is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 40quinquies. Voor de toepassing van hoofdstuk III wordt rekening gehouden met de bepalingen van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 40sexies. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 40septies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 40octies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, gelden voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
Art.54. Dans le chapitre III du même décret, la section VI est remplacée par ce qui suit :
"Section VI. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 40quater. Le présent sous-titre s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 40quinquies. Pour l'application du chapitre III, il est tenu compte des dispositions du titre XI. - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental pour les désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 40sexies. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 40septies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitie du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction à prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 40octies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
"Section VI. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 40quater. Le présent sous-titre s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 40quinquies. Pour l'application du chapitre III, il est tenu compte des dispositions du titre XI. - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental pour les désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 40sexies. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 40septies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitie du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction à prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 40octies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
Art.55. Aan hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een afdeling VII toegevoegd, die luidt als volgt :
"Afdeling VII. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs
Artikel 40novies. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kunnen :
1° de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
2° de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
3° de leden van het onderwijzend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap worden ingezet.
§ 2. De leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen overeenkomstig § 1, 2°, worden ingezet in de scholen van dezelfde scholengemeenschap, met dien verstande dat :
- deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de instelling waar de betrekking reglementair wordt ingericht;
- de afstand over de openbare weg tussen de instelling van affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 18, worden in het geschrift waarin de aanstelling wordt vastgesteld, de bepalingen inzake inzetbaarheid opgenomen zoals bedoeld in § 1 en § 2.".
"Afdeling VII. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs
Artikel 40novies. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kunnen :
1° de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
2° de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
3° de leden van het onderwijzend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap worden ingezet.
§ 2. De leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen overeenkomstig § 1, 2°, worden ingezet in de scholen van dezelfde scholengemeenschap, met dien verstande dat :
- deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de instelling waar de betrekking reglementair wordt ingericht;
- de afstand over de openbare weg tussen de instelling van affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 18, worden in het geschrift waarin de aanstelling wordt vastgesteld, de bepalingen inzake inzetbaarheid opgenomen zoals bedoeld in § 1 en § 2.".
Art.55. Au chapitre III du même décret, il est ajouté une section VII rédigee comme suit :
"Section VII. - Centres d'enseignement dans l'enseignement fondamental
Article 40novies. § 1er. Sans porter préjudice aux principes qu'un membre du personnel est affecté à un établissement :
1° les membres du personnel directeur des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour la totalité du centre d'enseignement;
2° les membres du personnel de gestion et d'appui des établissements constituant le centre d'enseignement, peuvent être affectés à des charges pour et auprès d'autres établissements du centre d'enseignement ou pour la totalité du centre d'enseignement;
3° les membres du personnel enseignant des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour d'autres établissements du centre d'enseignement.
§ 2. Les membres du personnel de gestion et d'appui peuvent, conformément au § 1er, 2°, être affectés auprès des établissements du même centre d'enseignement, étant entendu que :
- ces membres du personnel sont affectés auprès de l'établissement où l'emploi est réglementairement créé;
- la distance par la voie publique entre l'établissement d'affectation et l'école où le membre du personnel est affecté ne peut jamais dépasser 25 km. Cette disposition ne s'applique pas si le membre du personnel accepte d'être occupé à une plus grande distance.
§ 3. Sans préjudice des dispositions de l'article 18, le document stipulant l'affectation reprend les dispositions en matière d'employabilité telles que visées aux §§ 1er et 2.".
"Section VII. - Centres d'enseignement dans l'enseignement fondamental
Article 40novies. § 1er. Sans porter préjudice aux principes qu'un membre du personnel est affecté à un établissement :
1° les membres du personnel directeur des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour la totalité du centre d'enseignement;
2° les membres du personnel de gestion et d'appui des établissements constituant le centre d'enseignement, peuvent être affectés à des charges pour et auprès d'autres établissements du centre d'enseignement ou pour la totalité du centre d'enseignement;
3° les membres du personnel enseignant des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour d'autres établissements du centre d'enseignement.
§ 2. Les membres du personnel de gestion et d'appui peuvent, conformément au § 1er, 2°, être affectés auprès des établissements du même centre d'enseignement, étant entendu que :
- ces membres du personnel sont affectés auprès de l'établissement où l'emploi est réglementairement créé;
- la distance par la voie publique entre l'établissement d'affectation et l'école où le membre du personnel est affecté ne peut jamais dépasser 25 km. Cette disposition ne s'applique pas si le membre du personnel accepte d'être occupé à une plus grande distance.
§ 3. Sans préjudice des dispositions de l'article 18, le document stipulant l'affectation reprend les dispositions en matière d'employabilité telles que visées aux §§ 1er et 2.".
Art. 57. In artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 2bis. In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.
In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.
In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.
De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".
"§ 2bis. In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.
In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.
In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.
De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".
Art. 57. Dans l'article 55 du même décret, modifié par les décrets des 14 juillet 1998, 18 mai 1999 et 14 février 2003, il est inséré un § 2bis, rédigé comme suit :
"§ 2bis. Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui ayant droit à l'échelle de traitement 202, étant nommé à titre définitif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 203.
Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui etant occupé par mesure transitoire, étant nommé à titre définitif avec un diplôme de l'enseignement secondaire inférieur et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 201.
Par dérogation aux premier et deuxième alinéas, les membres du personnel étant nommés à titre définitif au 1er janvier 2004 dans la fonction de collaborateur administratif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie au 1er septembre 2003, ont droit à une échelle de traitement supérieure à partir du 1er septembre 2003.
Les services prestés comme collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui entrent en ligne de compte pour le calcul de ces neuf ans d'ancienneté de service.".
"§ 2bis. Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui ayant droit à l'échelle de traitement 202, étant nommé à titre définitif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 203.
Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui etant occupé par mesure transitoire, étant nommé à titre définitif avec un diplôme de l'enseignement secondaire inférieur et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 201.
Par dérogation aux premier et deuxième alinéas, les membres du personnel étant nommés à titre définitif au 1er janvier 2004 dans la fonction de collaborateur administratif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie au 1er septembre 2003, ont droit à une échelle de traitement supérieure à partir du 1er septembre 2003.
Les services prestés comme collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui entrent en ligne de compte pour le calcul de ces neuf ans d'ancienneté de service.".
Art.57. In artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 2bis. In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.
In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.
In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.
De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".
"§ 2bis. In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.
In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.
In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.
De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".
Art.57. Dans l'article 55 du même décret, modifié par les décrets des 14 juillet 1998, 18 mai 1999 et 14 février 2003, il est inséré un § 2bis, rédigé comme suit :
"§ 2bis. Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui ayant droit à l'échelle de traitement 202, étant nommé à titre définitif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 203.
Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui etant occupé par mesure transitoire, étant nommé à titre définitif avec un diplôme de l'enseignement secondaire inférieur et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 201.
Par dérogation aux premier et deuxième alinéas, les membres du personnel étant nommés à titre définitif au 1er janvier 2004 dans la fonction de collaborateur administratif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie au 1er septembre 2003, ont droit à une échelle de traitement supérieure à partir du 1er septembre 2003.
Les services prestés comme collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui entrent en ligne de compte pour le calcul de ces neuf ans d'ancienneté de service.".
"§ 2bis. Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui ayant droit à l'échelle de traitement 202, étant nommé à titre définitif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 203.
Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui etant occupé par mesure transitoire, étant nommé à titre définitif avec un diplôme de l'enseignement secondaire inférieur et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 201.
Par dérogation aux premier et deuxième alinéas, les membres du personnel étant nommés à titre définitif au 1er janvier 2004 dans la fonction de collaborateur administratif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie au 1er septembre 2003, ont droit à une échelle de traitement supérieure à partir du 1er septembre 2003.
Les services prestés comme collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui entrent en ligne de compte pour le calcul de ces neuf ans d'ancienneté de service.".
Art. 59. In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 15 juli 1997, 14 juli 1998, 1 december 1998, 2 maart 1999, 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden in § 3 de woorden "wat het secundair onderwijs betreft" vervangen door de woorden "in voorkomend geval".
Art. 59. Dans l'article 56, § 3, du même décret, modifié par les décrets des 15 juillet 1997, 14 juillet 1998, 1er décembre 1998, 2 mars 1999, 18 mai 1999, 13 juillet 2001 et 14 février 2003, les mots "pour ce qui est de l'enseignement secondaire" sont remplacés par les mots "le cas échéant".
Art. 60. Aan artikel 91, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen betreffende de scholengemeenschappen zoals bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
"Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen betreffende de scholengemeenschappen zoals bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
Art. 60. A l'article 91, § 3, du même décret, modifié par les décrets des 18 mai 1999 et 14 février 2003, il est ajouté un deuxième alinéa, rédigé comme suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées au premier alinéa ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées au premier alinéa ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
Art. 61. In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 100undecies ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Artikel 100undecies. § 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 55, § 2bis.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven.
§ 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven.
§ 3. De personeelsleden die op 30 juni 2003 vast benoemd zijn of ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking in een ambt van rekenplichtig correspondent, eerste rekenplichtige correspondent, klerk, klerk-typist, eerste klerk-typist of opsteller in de categorie van het administratief personeel in een school van het basisonderwijs, worden met ingang van 1 september 2003 geconcordeerd naar het ambt van administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel. Deze concordantie is persoonsgebonden. Deze concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. Het personeelslid behoudt bij de concordantie steeds de weddenschaal die het genoot op 30 juni 2003.
De diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het administratief personeel worden beschouwd als zijnde gepresteerd in het ambt van administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel.
De vastbenoemde administratieve medewerkers die werden geconcordeerd zoals bedoeld in het eerste lid, worden aangesteld of geaffecteerd in het ambt van administratief medewerker dat wordt ingericht op basis van de puntenenveloppes zoals bedoeld in artikel 153novies en artikel 192, § 4, van het decreet van 25 februari betreffende het basisonderwijs.
Voor de personeelsleden die op 1 september 2003 worden geconcordeerd naar een vastbenoemd ambt van administratief medewerker met onvolledige prestaties, zijn voor de vaste benoemingen op 1 januari 2004 en 1 januari 2005 de bepalingen van artikel 36ter niet van toepassing.
§ 4. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die in de maand juni 2003 tewerkgesteld zijn als administratieve hulp in het basisonderwijs, worden mits instemming van de raad van bestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56 met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
§ 5. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III en onverminderd de bepalingen van artikel 40septies, stelt de raad van bestuur vóór 15 oktober 2003 de lijst op met de vacante betrekkingen van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. Bij het opstellen van deze lijst houdt de raad van bestuur rekening met de betrekkingen die op 15 september 2003 vacant zijn. Een betrekking die op deze wijze werd vacant verklaard kan op 1 januari 2004 door benoeming worden toegewezen.
§ 6. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gefinancierd CLB of in het vormingscentrum, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gefinancierd CLB of in het vormingscentrum beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21ter, 36, 36quater en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven.
§ 7. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 21, 21bis en 21ter, kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 4 en § 6 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij de raad van bestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".
"Artikel 100undecies. § 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 55, § 2bis.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven.
§ 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven.
§ 3. De personeelsleden die op 30 juni 2003 vast benoemd zijn of ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking in een ambt van rekenplichtig correspondent, eerste rekenplichtige correspondent, klerk, klerk-typist, eerste klerk-typist of opsteller in de categorie van het administratief personeel in een school van het basisonderwijs, worden met ingang van 1 september 2003 geconcordeerd naar het ambt van administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel. Deze concordantie is persoonsgebonden. Deze concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. Het personeelslid behoudt bij de concordantie steeds de weddenschaal die het genoot op 30 juni 2003.
De diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het administratief personeel worden beschouwd als zijnde gepresteerd in het ambt van administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel.
De vastbenoemde administratieve medewerkers die werden geconcordeerd zoals bedoeld in het eerste lid, worden aangesteld of geaffecteerd in het ambt van administratief medewerker dat wordt ingericht op basis van de puntenenveloppes zoals bedoeld in artikel 153novies en artikel 192, § 4, van het decreet van 25 februari betreffende het basisonderwijs.
Voor de personeelsleden die op 1 september 2003 worden geconcordeerd naar een vastbenoemd ambt van administratief medewerker met onvolledige prestaties, zijn voor de vaste benoemingen op 1 januari 2004 en 1 januari 2005 de bepalingen van artikel 36ter niet van toepassing.
§ 4. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die in de maand juni 2003 tewerkgesteld zijn als administratieve hulp in het basisonderwijs, worden mits instemming van de raad van bestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56 met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
§ 5. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III en onverminderd de bepalingen van artikel 40septies, stelt de raad van bestuur vóór 15 oktober 2003 de lijst op met de vacante betrekkingen van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. Bij het opstellen van deze lijst houdt de raad van bestuur rekening met de betrekkingen die op 15 september 2003 vacant zijn. Een betrekking die op deze wijze werd vacant verklaard kan op 1 januari 2004 door benoeming worden toegewezen.
§ 6. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gefinancierd CLB of in het vormingscentrum, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gefinancierd CLB of in het vormingscentrum beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21ter, 36, 36quater en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven.
§ 7. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 21, 21bis en 21ter, kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 4 en § 6 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij de raad van bestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".
Art. 61. Dans le chapitre XI du même décret, il est inséré un nouvel article 100undecies, rédigé comme suit :
"Article 100undecies. § 1er. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 dans un établissement financé de l'enseignement fondamental comme contractuel subventionné, comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement ou comme contractuel tel que visé à l'article 154, § 1er, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, les services rendus comme contractuel dans une fonction administrative dans un établissement financé de l'enseignement fondamental sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21bis, 36 et 56. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. La limitation à 720 jours ne vaut pas pour l'application de l'article 55, § 2bis.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par le groupe d'écoles l'ayant révoqué.
§ 2. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire, les services rendus comme contractuel dans une fonction du personnel enseignant, d'éducation ou paramédical, médical, social, orthopédagogique et psychologique dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21bis, 36 et 56. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction concernée ou dans la fonction de collaborateur de gestion dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par le groupe d'écoles l'ayant révoqué.
§ 3. Les membres du personnel étant, au 30 juin 2003, nommés à titre définitif ou mis en disponibilité par défaut d'emploi dans une fonction de correspondant comptable, de correspondant comptable principal, de commis, de commis-dactylographe, de commis-dactylographe principal ou de rédacteur dans la catégorie du personnel administratif auprès d'une école de l'enseignement fondamental, sont concordés, à partir du 1er septembre 2003, à la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui. Cette concordance est personnelle. La concordance n'a pas de conséquences pour le statut pécuniaire ni pour la position administrative du membre du personnel. Lors de cette concordance, le membre du personnel conserve à tout moment l'échelle de traitement dont il bénéficiait au 30 juin 2003.
Les services prestés dans des fonctions de la catégorie du personnel administratif sont considérés comme ayant été prestés dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui.
Les collaborateurs administratifs nommés à titre définitif et ayant été concordés tels que visés au premier alinea, sont désignés ou affectés dans la fonction de collaborateur administratif, créée sur la base des enveloppes de points visées aux articles 153novies et 192, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Pour les membres du personnel concordés au 1er septembre 2003 à une fonction de collaborateur administratif nommé à titre définitif à prestations incomplètes, les dispositions de l'article 36ter ne s'appliquent pas aux nominations définitives au 1er janvier 2004 et au 1er janvier 2005.
§ 4. Les services prestés par les membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi et étant engagés en juin 2003 comme aide administratif dans l'enseignement fondamental, sont considérés, moyennant l'accord du conseil d'administration, comme ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21bis, 36 et 56, étant entendu qu'un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Ces services sont considérés comme s'ils etaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
§ 5. Par dérogation aux dispositions du chapitre III et sans préjudice des dispositions de l'article 40septies, le conseil d'administration établit, avant le 15 octobre 2003, la liste des emplois vacants de collaborateur administratif ou de collaborateur de gestion pouvant être créés sur la base de l'enveloppe de points visée au chapitre IX, section IIIbis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental. Pour l'établissement de cette liste, le conseil d'administration tient compte des emplois vacants au 15 septembre 2003. Un emploi ayant été déclaré vacant de cette manière-là peut être attribué par nomination au 1er janvier 2004.
§ 6. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un CLB financé ou dans le centre de formation, les services prestés comme contractuel dans une fonction du personnel technique ou du personnel administratif dans un CLB financé ou dans le centre de formation sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21ter, 36, 36quater et 56. Ces services sont considérés comme étant prestés dans la fonction concernée. Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant ete licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par le groupe d'écoles l'ayant révoqué.
§ 7. Par dérogation aux dispositions des articles 21, 21bis et 21ter, le membre du personnel visé aux §§ 1er, 2, 4 et 6 qui souhaite faire appel au droit à une désignation temporaire à durée ininterrompue, sous peine de perdre son droit pour l'année scolaire 2003-2004, peut introduire, avant le 15 août 2003, sa candidature par lettre recommandée auprès du conseil d'administration.".
"Article 100undecies. § 1er. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 dans un établissement financé de l'enseignement fondamental comme contractuel subventionné, comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement ou comme contractuel tel que visé à l'article 154, § 1er, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, les services rendus comme contractuel dans une fonction administrative dans un établissement financé de l'enseignement fondamental sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21bis, 36 et 56. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. La limitation à 720 jours ne vaut pas pour l'application de l'article 55, § 2bis.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par le groupe d'écoles l'ayant révoqué.
§ 2. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire, les services rendus comme contractuel dans une fonction du personnel enseignant, d'éducation ou paramédical, médical, social, orthopédagogique et psychologique dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21bis, 36 et 56. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction concernée ou dans la fonction de collaborateur de gestion dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par le groupe d'écoles l'ayant révoqué.
§ 3. Les membres du personnel étant, au 30 juin 2003, nommés à titre définitif ou mis en disponibilité par défaut d'emploi dans une fonction de correspondant comptable, de correspondant comptable principal, de commis, de commis-dactylographe, de commis-dactylographe principal ou de rédacteur dans la catégorie du personnel administratif auprès d'une école de l'enseignement fondamental, sont concordés, à partir du 1er septembre 2003, à la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui. Cette concordance est personnelle. La concordance n'a pas de conséquences pour le statut pécuniaire ni pour la position administrative du membre du personnel. Lors de cette concordance, le membre du personnel conserve à tout moment l'échelle de traitement dont il bénéficiait au 30 juin 2003.
Les services prestés dans des fonctions de la catégorie du personnel administratif sont considérés comme ayant été prestés dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel de gestion et d'appui.
Les collaborateurs administratifs nommés à titre définitif et ayant été concordés tels que visés au premier alinea, sont désignés ou affectés dans la fonction de collaborateur administratif, créée sur la base des enveloppes de points visées aux articles 153novies et 192, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Pour les membres du personnel concordés au 1er septembre 2003 à une fonction de collaborateur administratif nommé à titre définitif à prestations incomplètes, les dispositions de l'article 36ter ne s'appliquent pas aux nominations définitives au 1er janvier 2004 et au 1er janvier 2005.
§ 4. Les services prestés par les membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi et étant engagés en juin 2003 comme aide administratif dans l'enseignement fondamental, sont considérés, moyennant l'accord du conseil d'administration, comme ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21bis, 36 et 56, étant entendu qu'un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Ces services sont considérés comme s'ils etaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
§ 5. Par dérogation aux dispositions du chapitre III et sans préjudice des dispositions de l'article 40septies, le conseil d'administration établit, avant le 15 octobre 2003, la liste des emplois vacants de collaborateur administratif ou de collaborateur de gestion pouvant être créés sur la base de l'enveloppe de points visée au chapitre IX, section IIIbis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental. Pour l'établissement de cette liste, le conseil d'administration tient compte des emplois vacants au 15 septembre 2003. Un emploi ayant été déclaré vacant de cette manière-là peut être attribué par nomination au 1er janvier 2004.
§ 6. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un CLB financé ou dans le centre de formation, les services prestés comme contractuel dans une fonction du personnel technique ou du personnel administratif dans un CLB financé ou dans le centre de formation sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 4, 21, 21ter, 36, 36quater et 56. Ces services sont considérés comme étant prestés dans la fonction concernée. Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant ete licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par le groupe d'écoles l'ayant révoqué.
§ 7. Par dérogation aux dispositions des articles 21, 21bis et 21ter, le membre du personnel visé aux §§ 1er, 2, 4 et 6 qui souhaite faire appel au droit à une désignation temporaire à durée ininterrompue, sous peine de perdre son droit pour l'année scolaire 2003-2004, peut introduire, avant le 15 août 2003, sa candidature par lettre recommandée auprès du conseil d'administration.".
Art.61. In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 100undecies ingevoegd, dat luidt als volgt :
Art.61. Dans le chapitre XI du même décret, il est inséré un nouvel article 100undecies, rédigé comme suit :
Art. 62. In artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 1 december 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt tussen "- het ondersteunend personeel" en "- het administratief personeel" een liggend streepje ingevoegd, dat luidt als volgt :
"- het beleids- en ondersteunend personeel".
"- het beleids- en ondersteunend personeel".
Art. 62. Dans l'article 4, § 1er, du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves, modifié par les décrets des 14 juillet 1998, 1er décembre 1998, 18 mai 1999 et 14 février 2003, il est inséré, entre "- du personnel d'appui" et "- du personnel administratif", un tiret libelle comme suit :
"- du personnel de gestion et d'appui".
"- du personnel de gestion et d'appui".
Art. 63. In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994, 1 december 1998 en 14 februari 2003, wordt een 20° ingevoegd, dat luidt als volgt :
"20° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs".
"20° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs".
Art. 63. Dans l'article 5 du même décret, modifié par les décrets des 21 décembre 1994, 1er décembre 1998 et 14 février 2003, il est inséré un point 20°, rédigé comme suit :
"20° centre d'enseignement : le centre d'enseignement tel que visé à l'article 2, 28°, du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives a l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental".
"20° centre d'enseignement : le centre d'enseignement tel que visé à l'article 2, 28°, du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives a l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental".
Art. 64. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIquater, bestaande uit artikel 17quater, toegevoegd, dat luidt als volgt :
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 17quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een samenwerkingsvorm tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 17quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een samenwerkingsvorm tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
Art. 64. Dans le même décret, il est inséré un chapitre IIquater, comprenant l'article 17quater, rédigé comme suit :
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 17quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 17quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
Art.64. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIquater, bestaande uit artikel 17quater, toegevoegd, dat luidt als volgt :
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 17quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een samenwerkingsvorm tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
"HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers
Artikel 17quater. § 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.
Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een samenwerkingsvorm tussen scholen of een scholengemeenschap.
§ 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".
Art.64. Dans le même décret, il est inséré un chapitre IIquater, comprenant l'article 17quater, rédigé comme suit :
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 17quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
"CHAPITRE IIquater. - Mise à disposition de personnels au profit d'utilisateurs
Article 17quater. § 1er. Sans préjudice des cas fixés en vertu du décret, un membre du personnel ne peut être mis à la disposition de tierces personnes exerçant une partie quelconque de l'autorité qui revient normalement à l'employeur.
N'est cependant pas considéré comme l'exercice d'une autorité au sens du premier alinéa, le respect par la tierce personne des obligations lui imposées au niveau du bien-être sur le lieu du travail, ainsi que les instructions données par le tiers en exécution du rapport juridique contractuel ou statutaire qui le lie à l'employeur, notamment dans le cadre d'une forme de coopération entre écoles ou avec un centre d'enseignement.
§ 2. L'acte juridique par lequel un membre du personnel est engagé pour être mis à la disposition d'un utilisateur contrairement à la disposition du premier alinéa, est nul à partir du commencement de l'embauchage auprès de l'utilisateur.".
Art.65. In artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 9 april 1992, 28 april 1993, 21 december 1994, 19 april 1995, 8 juli 1996, 14 juli 1998, 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.
Art.65. Dans l'article 23, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 9 avril 1992, 28 avril 1993, 21 décembre 1994, 19 avril 1995, 8 juillet 1996, 14 juillet 1998, 18 mai 1999, 13 juillet 2001 et 14 février 2003, les mots "enseignement fondamental et l' "sont insérés entre les mots "de l' " et les mots "enseignement secondaire ordinaire".
Art. 67. In artikel 31, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 28 april 1993, 8 juli 1996, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs gelden de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en 4° niet voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs gelden de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en 4° niet voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
Art. 67. A l'article 31, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 28 avril 1993, 8 juillet 1996, 18 mai 1999 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées aux points 1° et 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées aux points 1° et 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
Art.67. In artikel 31, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 28 april 1993, 8 juli 1996, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs gelden de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en 4° niet voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
1° in 1° worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd;
2° er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Voor de scholen van het basisonderwijs gelden de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1° en 4° niet voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".
Art.67. A l'article 31, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 28 avril 1993, 8 juillet 1996, 18 mai 1999 et 14 février 2003, sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées aux points 1° et 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
1° au point 1°, les mots "l'enseignement fondamental et" sont insérés entre le mot "dans" et les mots "l'enseignement secondaire ordinaire";
2° il est ajouté un nouvel alinéa, rédigé ainsi qu'il suit :
"Pour ce qui est des écoles de l'enseignement fondamental, les dispositions portant sur les centres d'enseignement telles que visées aux points 1° et 4° ne s'appliquent pas pendant les années scolaires 2003-2004 et 2004-2005.".
Art. 69. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt afdeling 4 vervangen door wat volgt :
"Afdeling 4. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 36bis. Deze onderafdeling geldt voor het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 36ter. Voor de toepassing van hoofdstuk III houdt de inrichtende macht rekening met titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 36quater. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 36quinquies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 36sexies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, geldt voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
"Afdeling 4. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 36bis. Deze onderafdeling geldt voor het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 36ter. Voor de toepassing van hoofdstuk III houdt de inrichtende macht rekening met titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 36quater. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 36quinquies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 36sexies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, geldt voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
Art. 69. Dans le chapitre III du même décret, la section 4 est remplacée par ce qui suit :
"Section 4. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 36bis. Cette sous-section s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 36ter. Pour l'application du chapitre III, le pouvoir organisateur tient compte des dispositions du titre XI - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, pour ce qui est des désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 36quater. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction de recrutement du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 36quinquies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitié du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction a prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 36sexies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
"Section 4. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 36bis. Cette sous-section s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 36ter. Pour l'application du chapitre III, le pouvoir organisateur tient compte des dispositions du titre XI - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, pour ce qui est des désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 36quater. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction de recrutement du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 36quinquies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitié du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction a prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 36sexies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
Art.69. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt afdeling 4 vervangen door wat volgt :
"Afdeling 4. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 36bis. Deze onderafdeling geldt voor het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 36ter. Voor de toepassing van hoofdstuk III houdt de inrichtende macht rekening met titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 36quater. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 36quinquies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 36sexies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, geldt voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
"Afdeling 4. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel
Onderafdeling A. - Secundair onderwijs
Artikel 36bis. Deze onderafdeling geldt voor het gewoon secundair onderwijs.
Artikel 36ter. Voor de toepassing van hoofdstuk III houdt de inrichtende macht rekening met titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.
Artikel 36quater. Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.
Onderafdeling B. - Basisonderwijs
Artikel 36quinquies. § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten :
- administratief medewerker;
- beleidsmedewerker.
De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen.
§ 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld.
§ 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4;
2° de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
§ 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk :
1° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
2° de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.
Artikel 36sexies. De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.
In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, geldt voor :
1° de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot :
- de prestatieregeling;
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling;
- de bezoldiging.
2° de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot :
- de jaarlijkse vakantieregeling;
- de verlofregeling.".
Art.69. Dans le chapitre III du même décret, la section 4 est remplacée par ce qui suit :
"Section 4. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 36bis. Cette sous-section s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 36ter. Pour l'application du chapitre III, le pouvoir organisateur tient compte des dispositions du titre XI - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, pour ce qui est des désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 36quater. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction de recrutement du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 36quinquies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitié du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction a prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 36sexies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
"Section 4. - Personnel d'appui et personnel de gestion et d'appui
Sous-section A. - Enseignement secondaire
Article 36bis. Cette sous-section s'applique à l'enseignement secondaire ordinaire.
Article 36ter. Pour l'application du chapitre III, le pouvoir organisateur tient compte des dispositions du titre XI - Personnel d'appui du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, pour ce qui est des désignations dans les emplois d'éducateur et de collaborateur administratif.
Article 36quater. Pour l'application du chapitre III, les services rendus dans des fonctions de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation et/ou du personnel administratif sont considérés comme étant rendus dans une fonction de recrutement du personnel d'appui.
Sous-section B. - Enseignement fondamental
Article 36quinquies. § 1er. La catégorie de personnel "personnel de gestion et d'appui" se compose des fonctions de recrutement suivantes :
- collaborateur administratif;
- collaborateur de gestion.
Le Gouvernement flamand est autorisé à modifier la classification de ces fonctions.
§ 2. Les fonctions visées au § 1er peuvent être occupées par des emplois soit à temps plein, soit à temps partiel.
§ 3. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation est possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois comprenant un nombre d'unités de prestations de 4 heures ou d'un multiple de 4;
2° les emplois comprenant la moitié du nombre d'unités de prestations requis pour une fonction a prestations complètes.
§ 4. Une nomination à titre définitif, mutation ou affectation n'est pas possible dans les emplois suivants des fonctions du personnel de gestion et d'appui :
1° les emplois qui sont créés sur la base de l'enveloppe de points accordée au centre d'enseignement telle que visée à l'article 125duocedies du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental;
2° les emplois qui sont créés sur la base des points transférés tels que visés à l'article 153sexies, § 4, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.
Article 36sexies. Le Gouvernement flamand détermine la position administrative et pécuniaire des membres du personnel de gestion et d'appui.
En attendant que le Gouvernement flamand fixe de nouveaux arrêtés d'exécution pour les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental,
1° le collaborateur administratif est soumis aux dispositions applicables au collaborateur administratif dans l'enseignement secondaire relatives :
- au régime de prestations;
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés;
- à la rémunération.
2° le collaborateur de gestion est soumis aux dispositions applicables au personnel enseignant relatives :
- au régime des vacances annuelles;
- au régime des congés.".
Art.70. Aan hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt vóór artikel 36quinquies, dat artikel 36decies wordt, een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt :
"Afdeling 5. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs
Artikel 36octies. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kunnen :
1° de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
2° de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
3° de leden van het onderwijzend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap worden ingezet.
§ 2. De leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen overeenkomstig § 1, 2°, worden ingezet in de scholen van dezelfde scholengemeenschap, met dien verstande dat :
- deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de instelling waar de betrekking reglementair wordt ingericht;
- de afstand over de openbare weg tussen de instelling van affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 20, worden in de overeenkomst of het besluit waarin de aanstelling wordt vastgelegd, de bepalingen inzake inzetbaarheid opgenomen zoals bedoeld in § 1 en § 2.".
"Afdeling 5. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs
Artikel 36octies. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kunnen :
1° de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
2° de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet;
3° de leden van het onderwijzend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap worden ingezet.
§ 2. De leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen overeenkomstig § 1, 2°, worden ingezet in de scholen van dezelfde scholengemeenschap, met dien verstande dat :
- deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de instelling waar de betrekking reglementair wordt ingericht;
- de afstand over de openbare weg tussen de instelling van affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 20, worden in de overeenkomst of het besluit waarin de aanstelling wordt vastgelegd, de bepalingen inzake inzetbaarheid opgenomen zoals bedoeld in § 1 en § 2.".
Art.70. Au chapitre III du même décret, il est ajouté, avant l'article 36quinquies qui devient l'article 36decies, une section 5 rédigée comme suit :
"Section 5. - Centres d'enseignement dans l'enseignement fondamental
Article 36octies. § 1er. Sans porter préjudice aux principes qu'un membre du personnel est affecté à un établissement :
1° les membres du personnel directeur des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour la totalité du centre d'enseignement;
2° les membres du personnel de gestion et d'appui des établissements constituant le centre d'enseignement, peuvent être affectés à des charges pour et auprès d'autres établissements du centre d'enseignement ou pour la totalité du centre d'enseignement;
3° les membres du personnel enseignant des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour d'autres établissements du centre d'enseignement.
§ 2. Les membres du personnel de gestion et d'appui peuvent, conformément au § 1er, 2°, être affectes auprès des établissements du même centre d'enseignement, étant entendu que :
- ces membres du personnel sont affectés auprès de l'établissement où l'emploi est réglementairement créé;
- la distance par la voie publique entre l'établissement d'affectation et l'ecole où le membre du personnel est affecté ne peut jamais dépasser 25 km. Cette disposition ne s'applique pas si le membre du personnel accepte d'être occupé à une plus grande distance.
§ 3. Sans préjudice des dispositions de l'article 20, la convention ou l'arrêté stipulant la désignation reprend les dispositions en matière d'employabilité telles que visées aux §§ 1er et 2.".
"Section 5. - Centres d'enseignement dans l'enseignement fondamental
Article 36octies. § 1er. Sans porter préjudice aux principes qu'un membre du personnel est affecté à un établissement :
1° les membres du personnel directeur des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour la totalité du centre d'enseignement;
2° les membres du personnel de gestion et d'appui des établissements constituant le centre d'enseignement, peuvent être affectés à des charges pour et auprès d'autres établissements du centre d'enseignement ou pour la totalité du centre d'enseignement;
3° les membres du personnel enseignant des établissements constituant le centre d'enseignement peuvent être affectés à des charges pour d'autres établissements du centre d'enseignement.
§ 2. Les membres du personnel de gestion et d'appui peuvent, conformément au § 1er, 2°, être affectes auprès des établissements du même centre d'enseignement, étant entendu que :
- ces membres du personnel sont affectés auprès de l'établissement où l'emploi est réglementairement créé;
- la distance par la voie publique entre l'établissement d'affectation et l'ecole où le membre du personnel est affecté ne peut jamais dépasser 25 km. Cette disposition ne s'applique pas si le membre du personnel accepte d'être occupé à une plus grande distance.
§ 3. Sans préjudice des dispositions de l'article 20, la convention ou l'arrêté stipulant la désignation reprend les dispositions en matière d'employabilité telles que visées aux §§ 1er et 2.".
Art.71. In artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt :
"§ 2bis. In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratieve medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.
In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratieve medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.
In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.
De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".
"§ 2bis. In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratieve medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.
In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratieve medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.
In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.
De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".
Art.71. Dans l'article 44 du même décret, modifié par les décrets des 14 juillet 1998, 18 mai 1999 et 14 février 2003, il est inséré un § 2bis, rédigé comme suit :
"§ 2bis. Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui ayant droit à l'échelle de traitement 202, étant nommé à titre définitif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 203.
Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui étant occupé par mesure transitoire, étant nommé à titre définitif avec un diplôme de l'enseignement secondaire inférieur et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 201.
Par dérogation aux premier et deuxième alinéas, les membres du personnel étant nommés à titre définitif au 1er janvier 2004 dans la fonction de collaborateur administratif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie au 1er septembre 2003, ont droit à une échelle de traitement supérieure à partir du 1er septembre 2003.
Les services prestés comme collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" entrent en ligne de compte pour le calcul de ces neuf ans d'ancienneté de service.".
"§ 2bis. Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui ayant droit à l'échelle de traitement 202, étant nommé à titre définitif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 203.
Par dérogation aux dispositions du présent chapitre et sans qu'il doive se porter candidat, le collaborateur administratif de la catégorie du personnel de gestion et d'appui étant occupé par mesure transitoire, étant nommé à titre définitif avec un diplôme de l'enseignement secondaire inférieur et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie, est nommé à titre définitif dans la même fonction avec l'échelle de traitement 201.
Par dérogation aux premier et deuxième alinéas, les membres du personnel étant nommés à titre définitif au 1er janvier 2004 dans la fonction de collaborateur administratif et ayant neuf ans d'ancienneté de service dans cette catégorie au 1er septembre 2003, ont droit à une échelle de traitement supérieure à partir du 1er septembre 2003.
Les services prestés comme collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" entrent en ligne de compte pour le calcul de ces neuf ans d'ancienneté de service.".
Art. 73. Aan artikel 77 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 28 april 1993 en 14 februari 2003 worden een § 8 en § 9 toegevoegd, die luiden als volgt :
"§ 8. Voor het basisonderwijs komen de diensten die een personeelslid vanaf 1 september 2005 heeft gepresteerd voor de toepassing van artikel 23, § 3, en 23bis, § 3, als volgt in aanmerking :
a) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert en die niet tot een scholengemeenschap behoren;
b) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in de betrokken scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instellingen waarin deze prestaties werden verricht, behoren.
De prestaties verricht vóór 1 september 2005 komen voor de berekening van deze anciënniteit als volgt in aanmerking :
a) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert;
b) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen die vanaf 1 september 2005 tot de betrokken scholengemeenschap behoren en alle prestaties verstrekt in andere instellingen van de inrichtende macht bij wie men zijn kandidatuur stelt.
§ 9. Voor het basisonderwijs komen de prestaties geleverd vóór 1 september 2005 voor de berekening van de 720 dagen dienstanciënniteit vermeld in artikel 31, § 1, 1°, als volgt in aanmerking :
- voor een vaste benoeming in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert;
- voor een vaste benoeming in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen die vanaf 1 september 2005 tot de betrokken scholengemeenschap behoren en alle prestaties verstrekt in andere instellingen van de inrichtende macht bij wie men zijn kandidatuur stelt.".
"§ 8. Voor het basisonderwijs komen de diensten die een personeelslid vanaf 1 september 2005 heeft gepresteerd voor de toepassing van artikel 23, § 3, en 23bis, § 3, als volgt in aanmerking :
a) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert en die niet tot een scholengemeenschap behoren;
b) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in de betrokken scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instellingen waarin deze prestaties werden verricht, behoren.
De prestaties verricht vóór 1 september 2005 komen voor de berekening van deze anciënniteit als volgt in aanmerking :
a) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert;
b) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen die vanaf 1 september 2005 tot de betrokken scholengemeenschap behoren en alle prestaties verstrekt in andere instellingen van de inrichtende macht bij wie men zijn kandidatuur stelt.
§ 9. Voor het basisonderwijs komen de prestaties geleverd vóór 1 september 2005 voor de berekening van de 720 dagen dienstanciënniteit vermeld in artikel 31, § 1, 1°, als volgt in aanmerking :
- voor een vaste benoeming in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert;
- voor een vaste benoeming in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen die vanaf 1 september 2005 tot de betrokken scholengemeenschap behoren en alle prestaties verstrekt in andere instellingen van de inrichtende macht bij wie men zijn kandidatuur stelt.".
Art. 73. A l'article 77 du même décret, modifié par les décrets des 28 avril 1993 et 14 février 2003, il est ajoute un § 8 et un § 9, rédigés comme suit :
"§ 8. Pour l'enseignement fondamental, les services rendus à compter du 1er septembre 2005 par un membre du personnel en application des articles 23, § 3, et 23bis, § 3, peuvent être valorisés comme suit :
a) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un établissement qui n'appartient pas à un centre d'enseignement : toutes les prestations effectuées dans des établissements du pouvoir organisateur qui gère l'établissement concerné et qui n'appartiennent pas à un centre d'enseignement;
b) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un centre d'enseignement : toutes les prestations accomplies dans le centre d'enseignement concerné quel que soit le réseau auquel appartiennent les établissements dans lesquels furent effectuees ces prestations.
Les prestations accomplies avant le 1er septembre 2005 sont prises en compte pour le calcul de cette ancienneté de la façon suivante :
a) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un établissement qui n'appartient pas à un centre d'enseignement : toutes les prestations fournies dans les établissements du pouvoir organisateur qui gère l'établissement concerné;
b) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un centre d'enseignement : toutes les prestations accomplies dans des etablissements qui appartiennent à partir du 1er septembre 2005 au centre d'enseignement concerné et toutes les prestations accomplies dans les autres établissements du pouvoir organisateur auprès duquel on se porte candidat.
§ 9. Dans l'enseignement fondamental, les prestations accomplies avant le 1er septembre 2005 sont valorisées de la manière suivante pour le calcul de 720 jours d'ancienneté de service mentionnés dans l'article 31, § 1er, 1° :
- pour une nomination à titre définitif dans un établissement qui n'appartient pas à un centre d'enseignement : toutes les prestations fournies dans les établissements du pouvoir organisateur qui gère l'établissement concerné;
- pour une nomination définitive dans un centre d'enseignement : toutes les prestations accomplies dans des établissements qui appartiennent à partir du 1er septembre 2005 au centre d'enseignement concerné et toutes les prestations accomplies dans les autres établissements du pouvoir organisateur auprès duquel on se porte candidat.".
"§ 8. Pour l'enseignement fondamental, les services rendus à compter du 1er septembre 2005 par un membre du personnel en application des articles 23, § 3, et 23bis, § 3, peuvent être valorisés comme suit :
a) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un établissement qui n'appartient pas à un centre d'enseignement : toutes les prestations effectuées dans des établissements du pouvoir organisateur qui gère l'établissement concerné et qui n'appartiennent pas à un centre d'enseignement;
b) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un centre d'enseignement : toutes les prestations accomplies dans le centre d'enseignement concerné quel que soit le réseau auquel appartiennent les établissements dans lesquels furent effectuees ces prestations.
Les prestations accomplies avant le 1er septembre 2005 sont prises en compte pour le calcul de cette ancienneté de la façon suivante :
a) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un établissement qui n'appartient pas à un centre d'enseignement : toutes les prestations fournies dans les établissements du pouvoir organisateur qui gère l'établissement concerné;
b) pour une désignation temporaire à durée ininterrompue dans un centre d'enseignement : toutes les prestations accomplies dans des etablissements qui appartiennent à partir du 1er septembre 2005 au centre d'enseignement concerné et toutes les prestations accomplies dans les autres établissements du pouvoir organisateur auprès duquel on se porte candidat.
§ 9. Dans l'enseignement fondamental, les prestations accomplies avant le 1er septembre 2005 sont valorisées de la manière suivante pour le calcul de 720 jours d'ancienneté de service mentionnés dans l'article 31, § 1er, 1° :
- pour une nomination à titre définitif dans un établissement qui n'appartient pas à un centre d'enseignement : toutes les prestations fournies dans les établissements du pouvoir organisateur qui gère l'établissement concerné;
- pour une nomination définitive dans un centre d'enseignement : toutes les prestations accomplies dans des établissements qui appartiennent à partir du 1er septembre 2005 au centre d'enseignement concerné et toutes les prestations accomplies dans les autres établissements du pouvoir organisateur auprès duquel on se porte candidat.".
Art. 74. In titel II, hoofdstuk XI, van hetzelfde decreet wordt een artikel 84decies ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Artikel 84decies. § 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 44, § 2bis.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 3. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die wedertewerkgesteld zijn als administratieve medewerker in het basisonderwijs, worden, mits instemming van het schoolbestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
§ 4. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III, en onverminderd de bepalingen van artikel 36quinquies, § 3, deelt de inrichtende macht voor 15 oktober 2003 aan de personeelsleden die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen de vacante betrekkingen mee van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 september 2003. In een vacante betrekking die op deze wijze werd meegedeeld, kan op 1 januari 2004 worden vastbenoemd.
§ 5. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerd CLB, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gesubsidieerd CLB beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het centrumbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 6. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 23, 23bis, 23ter en 84undecies, kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 3 en § 5 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij het schoolbestuur of centrumbestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".
"Artikel 84decies. § 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 44, § 2bis.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 3. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die wedertewerkgesteld zijn als administratieve medewerker in het basisonderwijs, worden, mits instemming van het schoolbestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
§ 4. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III, en onverminderd de bepalingen van artikel 36quinquies, § 3, deelt de inrichtende macht voor 15 oktober 2003 aan de personeelsleden die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen de vacante betrekkingen mee van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 september 2003. In een vacante betrekking die op deze wijze werd meegedeeld, kan op 1 januari 2004 worden vastbenoemd.
§ 5. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerd CLB, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gesubsidieerd CLB beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het centrumbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 6. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 23, 23bis, 23ter en 84undecies, kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 3 en § 5 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij het schoolbestuur of centrumbestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".
Art. 74. Dans le chapitre XI du titre II du même décret, il est inséré un article 84decies, rédigé comme suit :
"Article 84decies. § 1er. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental comme contractuel subventionné, comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement ou comme contractuel tel que visé à l'article 154, § 1er, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, les services rendus comme contractuel dans une fonction administrative dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. La limitation à 720 jours ne vaut pas pour l'application de l'article 44, § 2bis.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 2. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire, les services rendus comme contractuel dans une fonction du personnel enseignant, d'éducation ou paramédical, médical, social, psychologique et orthopédagogique dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental ou secondaire sont considéres comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction concernée ou dans la fonction de collaborateur de gestion dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencie avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé apres ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 3. Les services prestés par les membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi et étant réengagés comme collaborateur administratif dans l'enseignement fondamental, sont considérés, moyennant l'accord de l'autorité scolaire, comme ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77, étant entendu qu'un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
§ 4. Par dérogation aux dispositions du chapitre III et sans préjudice aux dispositions de l'article 36quinquies, § 3, le pouvoir organisateur communique, avant le 15 octobre 2003, aux membres du personnel remplissant les conditions pour une nomination définitive, les emplois vacants de collaborateur administratif ou de collaborateur de gestion pouvant être créés sur la base de l'enveloppe de points visée au chapitre IX, section IIIbis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental. Les vacances d'emploi sont fixées en fonction de la situation au 15 septembre 2003. Une nomination à titre définitif peut se faire au 1er janvier 2004 en un emploi vacant ayant été communiqué de cette manière.
§ 5. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un CLB subventionné, les services prestés comme contractuel dans une fonction du personnel technique ou du personnel administratif dans un CLB subventionné sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme étant prestés dans la fonction concernée. Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par la direction du centre l'ayant révoqué.
§ 6. Par dérogation aux dispositions des articles 23, 23bis, 23ter et 84undecies, le membre du personnel visé aux §§ 1er, 2, 3 et 5 qui souhaite faire appel au droit à une désignation temporaire à durée ininterrompue, sous peine de perdre son droit pour l'année scolaire 2003-2004, peut introduire, avant le 15 août 2003, sa candidature par lettre recommandée auprès de l'autorité scolaire ou de la direction du centre.".
"Article 84decies. § 1er. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental comme contractuel subventionné, comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement ou comme contractuel tel que visé à l'article 154, § 1er, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, les services rendus comme contractuel dans une fonction administrative dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. La limitation à 720 jours ne vaut pas pour l'application de l'article 44, § 2bis.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 2. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire, les services rendus comme contractuel dans une fonction du personnel enseignant, d'éducation ou paramédical, médical, social, psychologique et orthopédagogique dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental ou secondaire sont considéres comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction concernée ou dans la fonction de collaborateur de gestion dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencie avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé apres ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 3. Les services prestés par les membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi et étant réengagés comme collaborateur administratif dans l'enseignement fondamental, sont considérés, moyennant l'accord de l'autorité scolaire, comme ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77, étant entendu qu'un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
§ 4. Par dérogation aux dispositions du chapitre III et sans préjudice aux dispositions de l'article 36quinquies, § 3, le pouvoir organisateur communique, avant le 15 octobre 2003, aux membres du personnel remplissant les conditions pour une nomination définitive, les emplois vacants de collaborateur administratif ou de collaborateur de gestion pouvant être créés sur la base de l'enveloppe de points visée au chapitre IX, section IIIbis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental. Les vacances d'emploi sont fixées en fonction de la situation au 15 septembre 2003. Une nomination à titre définitif peut se faire au 1er janvier 2004 en un emploi vacant ayant été communiqué de cette manière.
§ 5. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un CLB subventionné, les services prestés comme contractuel dans une fonction du personnel technique ou du personnel administratif dans un CLB subventionné sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme étant prestés dans la fonction concernée. Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par la direction du centre l'ayant révoqué.
§ 6. Par dérogation aux dispositions des articles 23, 23bis, 23ter et 84undecies, le membre du personnel visé aux §§ 1er, 2, 3 et 5 qui souhaite faire appel au droit à une désignation temporaire à durée ininterrompue, sous peine de perdre son droit pour l'année scolaire 2003-2004, peut introduire, avant le 15 août 2003, sa candidature par lettre recommandée auprès de l'autorité scolaire ou de la direction du centre.".
Art.74. In titel II, hoofdstuk XI, van hetzelfde decreet wordt een artikel 84decies ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Artikel 84decies. § 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 44, § 2bis.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 3. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die wedertewerkgesteld zijn als administratieve medewerker in het basisonderwijs, worden, mits instemming van het schoolbestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
§ 4. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III, en onverminderd de bepalingen van artikel 36quinquies, § 3, deelt de inrichtende macht voor 15 oktober 2003 aan de personeelsleden die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen de vacante betrekkingen mee van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 september 2003. In een vacante betrekking die op deze wijze werd meegedeeld, kan op 1 januari 2004 worden vastbenoemd.
§ 5. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerd CLB, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gesubsidieerd CLB beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het centrumbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 6. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 23, 23bis, 23ter en 84undecies, kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 3 en § 5 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij het schoolbestuur of centrumbestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".
"Artikel 84decies. § 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 44, § 2bis.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 3. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die wedertewerkgesteld zijn als administratieve medewerker in het basisonderwijs, worden, mits instemming van het schoolbestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.
§ 4. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III, en onverminderd de bepalingen van artikel 36quinquies, § 3, deelt de inrichtende macht voor 15 oktober 2003 aan de personeelsleden die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen de vacante betrekkingen mee van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 september 2003. In een vacante betrekking die op deze wijze werd meegedeeld, kan op 1 januari 2004 worden vastbenoemd.
§ 5. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerd CLB, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gesubsidieerd CLB beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het centrumbestuur dat het ontslag heeft gegeven.
§ 6. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 23, 23bis, 23ter en 84undecies, kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 3 en § 5 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij het schoolbestuur of centrumbestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".
Art.74. Dans le chapitre XI du titre II du même décret, il est inséré un article 84decies, rédigé comme suit :
"Article 84decies. § 1er. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental comme contractuel subventionné, comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement ou comme contractuel tel que visé à l'article 154, § 1er, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, les services rendus comme contractuel dans une fonction administrative dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. La limitation à 720 jours ne vaut pas pour l'application de l'article 44, § 2bis.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 2. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire, les services rendus comme contractuel dans une fonction du personnel enseignant, d'éducation ou paramédical, médical, social, psychologique et orthopédagogique dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental ou secondaire sont considéres comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction concernée ou dans la fonction de collaborateur de gestion dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencie avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé apres ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 3. Les services prestés par les membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi et étant réengagés comme collaborateur administratif dans l'enseignement fondamental, sont considérés, moyennant l'accord de l'autorité scolaire, comme ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77, étant entendu qu'un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
§ 4. Par dérogation aux dispositions du chapitre III et sans préjudice aux dispositions de l'article 36quinquies, § 3, le pouvoir organisateur communique, avant le 15 octobre 2003, aux membres du personnel remplissant les conditions pour une nomination définitive, les emplois vacants de collaborateur administratif ou de collaborateur de gestion pouvant être créés sur la base de l'enveloppe de points visée au chapitre IX, section IIIbis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental. Les vacances d'emploi sont fixées en fonction de la situation au 15 septembre 2003. Une nomination à titre définitif peut se faire au 1er janvier 2004 en un emploi vacant ayant été communiqué de cette manière.
§ 5. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un CLB subventionné, les services prestés comme contractuel dans une fonction du personnel technique ou du personnel administratif dans un CLB subventionné sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme étant prestés dans la fonction concernée. Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par la direction du centre l'ayant révoqué.
§ 6. Par dérogation aux dispositions des articles 23, 23bis, 23ter et 84undecies, le membre du personnel visé aux §§ 1er, 2, 3 et 5 qui souhaite faire appel au droit à une désignation temporaire à durée ininterrompue, sous peine de perdre son droit pour l'année scolaire 2003-2004, peut introduire, avant le 15 août 2003, sa candidature par lettre recommandée auprès de l'autorité scolaire ou de la direction du centre.".
"Article 84decies. § 1er. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental comme contractuel subventionné, comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement ou comme contractuel tel que visé à l'article 154, § 1er, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, les services rendus comme contractuel dans une fonction administrative dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. La limitation à 720 jours ne vaut pas pour l'application de l'article 44, § 2bis.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 2. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un établissement financé de l'enseignement fondamental ou secondaire, les services rendus comme contractuel dans une fonction du personnel enseignant, d'éducation ou paramédical, médical, social, psychologique et orthopédagogique dans un établissement subventionné de l'enseignement fondamental ou secondaire sont considéres comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction concernée ou dans la fonction de collaborateur de gestion dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum.
Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencie avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé apres ce licenciement par l'autorité scolaire l'ayant révoqué.
§ 3. Les services prestés par les membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi et étant réengagés comme collaborateur administratif dans l'enseignement fondamental, sont considérés, moyennant l'accord de l'autorité scolaire, comme ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 et 77, étant entendu qu'un membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Ces services sont considérés comme s'ils étaient rendus dans la fonction de collaborateur administratif dans la catégorie du personnel "personnel de gestion et d'appui" dans l'enseignement fondamental.
§ 4. Par dérogation aux dispositions du chapitre III et sans préjudice aux dispositions de l'article 36quinquies, § 3, le pouvoir organisateur communique, avant le 15 octobre 2003, aux membres du personnel remplissant les conditions pour une nomination définitive, les emplois vacants de collaborateur administratif ou de collaborateur de gestion pouvant être créés sur la base de l'enveloppe de points visée au chapitre IX, section IIIbis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental. Les vacances d'emploi sont fixées en fonction de la situation au 15 septembre 2003. Une nomination à titre définitif peut se faire au 1er janvier 2004 en un emploi vacant ayant été communiqué de cette manière.
§ 5. Pour les membres du personnel occupés en juin 2003 comme contractuel à charge du Département de l'Enseignement dans un CLB subventionné, les services prestés comme contractuel dans une fonction du personnel technique ou du personnel administratif dans un CLB subventionné sont considérés comme étant ancienneté de service telle que visée aux articles 6, 23, 23ter, 31, 31ter, 35, 74 et 77. Ces services sont considérés comme étant prestés dans la fonction concernée. Le membre du personnel peut accumuler sur la base de ces services une ancienneté de service de 720 jours au maximum. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent pas au contractuel ayant été licencié avant juin 2003, sauf si celui-ci est réengagé après ce licenciement par la direction du centre l'ayant révoqué.
§ 6. Par dérogation aux dispositions des articles 23, 23bis, 23ter et 84undecies, le membre du personnel visé aux §§ 1er, 2, 3 et 5 qui souhaite faire appel au droit à une désignation temporaire à durée ininterrompue, sous peine de perdre son droit pour l'année scolaire 2003-2004, peut introduire, avant le 15 août 2003, sa candidature par lettre recommandée auprès de l'autorité scolaire ou de la direction du centre.".
Art.75. In titel II, hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een artikel 84undecies ingevoegd, dat luidt als volgt :
Art.75. Dans le chapitre XI du titre II du même décret, il est inséré un article 84undecies, rédigé comme suit :
Art. 76. In artikel 10 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt 8° vervangen door wat volgt :
"8° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikelen 3 en 52bis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.".
"8° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikelen 3 en 52bis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.".
Art. 76. Dans l'article 10 du décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant, modifié par le décret du 13 juillet 2001, le point 8° est remplacé par ce qui suit :
"8° centre d'enseignement : le centre d'enseignement tel que visé à l'article 2, 28°, du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.".
"8° centre d'enseignement : le centre d'enseignement tel que visé à l'article 2, 28°, du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.".
Art.76. In artikel 10 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt 8° vervangen door wat volgt :
"8° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikelen 3 en 52bis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.".
"8° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikelen 3 en 52bis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.".
Art.76. Dans l'article 10 du décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant, modifié par le décret du 13 juillet 2001, le point 8° est remplacé par ce qui suit :
"8° centre d'enseignement : le centre d'enseignement tel que visé à l'article 2, 28°, du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.".
"8° centre d'enseignement : le centre d'enseignement tel que visé à l'article 2, 28°, du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l'enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et le centre d'enseignement fondamental tel que visé à l'article 3, 52bis, du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental.".
Art.77. In artikel 11 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij decreten van 13 juli 2001 en 20 december 2002, wordt een derde lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
Art.77. Dans l'article 11 du décret du 8 juin 2000 portant des mesures urgentes relatives à la fonction d'enseignant, modifié par les décrets des 13 juillet 2001 et 20 décembre 2002, il est inséré un troisième alinéa, rédigé comme suit :
Art. 78. In artikel 12 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, wordt in § 2 het derde liggend streepje vervangen door wat volgt :
"- een LOC oprichten voor alle scholen van de inrichtende macht die tot dezelfde scholengemeenschap van het basisonderwijs of van het secundair onderwijs behoren.".
"- een LOC oprichten voor alle scholen van de inrichtende macht die tot dezelfde scholengemeenschap van het basisonderwijs of van het secundair onderwijs behoren.".
Art. 78. Dans l'article 12, § 2, du décret du 5 avril 1995 portant création de comités de négociation dans l'enseignement libre subventionné, modifié par le décret du 18 mai 1999, le troisième tiret est remplacé par ce qui suit :
"- un (1) LOC pour toutes les écoles du pouvoir organisateur qui relèvent du même centre d'enseignement de l'enseignement fondamental ou de l'enseignement secondaire.".
"- un (1) LOC pour toutes les écoles du pouvoir organisateur qui relèvent du même centre d'enseignement de l'enseignement fondamental ou de l'enseignement secondaire.".
Art. 79. In hoofdstuk IIIbis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "HOOFDSTUK IIIbis. - Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap van het secundair onderwijs " worden vervangen door de woorden "HOOFDSTUK IIIbis. - Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap van het basisonderwijs en het secundair onderwijs ";
2° in artikel 37bis worden tussen de woorden "scholengemeenschap" en "zoals bedoeld" de woorden "zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en" ingevoegd.
1° de woorden "HOOFDSTUK IIIbis. - Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap van het secundair onderwijs " worden vervangen door de woorden "HOOFDSTUK IIIbis. - Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap van het basisonderwijs en het secundair onderwijs ";
2° in artikel 37bis worden tussen de woorden "scholengemeenschap" en "zoals bedoeld" de woorden "zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en" ingevoegd.
Art. 79. Au chapitre IIIbis du même décret, modifié par le décret du 18 mai 1999, sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots "CHAPITRE IIIbis. - Comité de négociation du centre d'enseignement de l'enseignement secondaire " sont remplacés par les mots "CHAPITRE IIIbis. - Comité de négociation du centre d'enseignement de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire ";
2° dans l'article 37bis, les mots "tel que visé dans le chapitre VIIIbis du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et" sont insérés entre les mots "centre d'enseignement" et "tel que visé".
1° les mots "CHAPITRE IIIbis. - Comité de négociation du centre d'enseignement de l'enseignement secondaire " sont remplacés par les mots "CHAPITRE IIIbis. - Comité de négociation du centre d'enseignement de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire ";
2° dans l'article 37bis, les mots "tel que visé dans le chapitre VIIIbis du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental et" sont insérés entre les mots "centre d'enseignement" et "tel que visé".
Art.79. In hoofdstuk IIIbis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art.79. Au chapitre IIIbis du même décret, modifié par le décret du 18 mai 1999, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 80. In artikel IX.92 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 6° wordt het cijfer "IX.5" geschrapt;
2° er wordt een 7° ingevoegd, dat luidt als volgt :
"7° artikel IX.5 heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2003".
1° in 6° wordt het cijfer "IX.5" geschrapt;
2° er wordt een 7° ingevoegd, dat luidt als volgt :
"7° artikel IX.5 heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2003".
Art. 80. A l'article IX.92 du décret du 14 février 2003 relatif à l'enseignement XIV sont apportées les modifications suivantes :
1° dans le point 6°, le chiffre "IX.5" est supprimé;
2° il est inséré un 7°, rédigé comme suit :
"7° de l'article IX.5, qui produit ses effets le 1er mai 2003".
1° dans le point 6°, le chiffre "IX.5" est supprimé;
2° il est inséré un 7°, rédigé comme suit :
"7° de l'article IX.5, qui produit ses effets le 1er mai 2003".
Art. 81. In artikel X.55 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden tussen de woorden "het ondersteunend personeel" en "administratief personeel" de woorden "het beleids- en ondersteunend personeel," ingevoegd;
2° 4° wordt vervangen door wat volgt :
"4° voor de betrekkingen die worden opgericht in een ambt van het onderwijzend personeel, het bestuurspersoneel of het beleids- en ondersteunend personeel, legt de Vlaamse regering het aantal punten vast dat in rekening moet worden gebracht voor een personeelslid dat in dit ambt wordt aangesteld.";
3° 5° en 6° worden opgeheven;
4° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"In afwijking op de bepalingen van het tweede lid, zijn voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs alle bepalingen van toepassing van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.".
1° in het eerste lid worden tussen de woorden "het ondersteunend personeel" en "administratief personeel" de woorden "het beleids- en ondersteunend personeel," ingevoegd;
2° 4° wordt vervangen door wat volgt :
"4° voor de betrekkingen die worden opgericht in een ambt van het onderwijzend personeel, het bestuurspersoneel of het beleids- en ondersteunend personeel, legt de Vlaamse regering het aantal punten vast dat in rekening moet worden gebracht voor een personeelslid dat in dit ambt wordt aangesteld.";
3° 5° en 6° worden opgeheven;
4° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"In afwijking op de bepalingen van het tweede lid, zijn voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs alle bepalingen van toepassing van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.".
Art. 81. A l'article X.55 du décret du 14 février 2003 relatif à l'enseignement XIV sont apportées les modifications suivantes :
1° dans le premier alinéa sont insérés, entre les mots "du personnel d'appui," et "du personnel administratif", les mots "du personnel de gestion et d'appui,";
2° le point 4° est remplacé par la disposition suivante :
"4° pour les emplois créés dans une fonction du personnel enseignant, du personnel directeur ou du personnel de gestion et d'appui, le Gouvernement flamand fixe le nombre de points devant être porté en compte pour un membre du personnel qui est désigné à cette fonction.";
3° les points 5° et 6° sont supprimés;
4° il est ajouté un troisième alinéa, rédige ainsi qu'il suit :
"Par dérogation aux dispositions du deuxième alinéa, les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental sont soumis à toutes les dispositions du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire et du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement subventionné.".
1° dans le premier alinéa sont insérés, entre les mots "du personnel d'appui," et "du personnel administratif", les mots "du personnel de gestion et d'appui,";
2° le point 4° est remplacé par la disposition suivante :
"4° pour les emplois créés dans une fonction du personnel enseignant, du personnel directeur ou du personnel de gestion et d'appui, le Gouvernement flamand fixe le nombre de points devant être porté en compte pour un membre du personnel qui est désigné à cette fonction.";
3° les points 5° et 6° sont supprimés;
4° il est ajouté un troisième alinéa, rédige ainsi qu'il suit :
"Par dérogation aux dispositions du deuxième alinéa, les membres du personnel de gestion et d'appui de l'enseignement fondamental sont soumis à toutes les dispositions du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire et du décret relatif au statut des membres du personnel de l'enseignement subventionné.".
Art.81. In artikel X.55 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art.81. A l'article X.55 du décret du 14 février 2003 relatif à l'enseignement XIV sont apportées les modifications suivantes :
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding.
CHAPITRE VIII. - Modification du décret du 1er décembre 1998 relatif aux centres d'encadrement des élèves.
Art. 83. Artikel 59, § 3, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 3. De leerlingen van de school bedoeld in § 1, worden voor de toepassing van de rationalisatie- en programmatieregels niet in aanmerking genomen. Het leerlingenaantal van de scholen bedoeld in § 1, wordt voor de toepassing van artikel 70 gehalveerd.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, wordt het leerlingenaantal van de school bedoeld in § 1 voor de toepassing van artikel 70 volledig meegerekend, indien deze school behoort tot een scholengemeenschap basisonderwijs, zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, waarvan meer dan de helft van de scholen behoort tot het werkgebied van het betrokken centrum.".
"§ 3. De leerlingen van de school bedoeld in § 1, worden voor de toepassing van de rationalisatie- en programmatieregels niet in aanmerking genomen. Het leerlingenaantal van de scholen bedoeld in § 1, wordt voor de toepassing van artikel 70 gehalveerd.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, wordt het leerlingenaantal van de school bedoeld in § 1 voor de toepassing van artikel 70 volledig meegerekend, indien deze school behoort tot een scholengemeenschap basisonderwijs, zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, waarvan meer dan de helft van de scholen behoort tot het werkgebied van het betrokken centrum.".
Art. 83. L'article 59, § 3, du décret du 1er décembre 1998 relatif aux centres d'encadrement des élèves est remplacé par la disposition suivante :
"§ 3. Les élèves de l'école visée au § 1er ne sont pas pris en ligne de compte pour l'application des normes de rationalisation et de programmation. Pour l'application de l'article 70, le nombre d'élèves des écoles visées au § 1er est réduit de moitié.
Par dérogation aux dispositions du premier alinéa, le nombre d'élèves de l'école visée au § 1er est entièrement porté en compte pour l'application de l'article 70, si l'école en question relève d'un centre d'enseignement de l'enseignement fondamental tel que visé au chapitre VIIIbis du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, dont plus de la moitié des écoles appartient a la zone d'action du CLB concerné.".
"§ 3. Les élèves de l'école visée au § 1er ne sont pas pris en ligne de compte pour l'application des normes de rationalisation et de programmation. Pour l'application de l'article 70, le nombre d'élèves des écoles visées au § 1er est réduit de moitié.
Par dérogation aux dispositions du premier alinéa, le nombre d'élèves de l'école visée au § 1er est entièrement porté en compte pour l'application de l'article 70, si l'école en question relève d'un centre d'enseignement de l'enseignement fondamental tel que visé au chapitre VIIIbis du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, dont plus de la moitié des écoles appartient a la zone d'action du CLB concerné.".
Art.83. Artikel 59, § 3, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 3. De leerlingen van de school bedoeld in § 1, worden voor de toepassing van de rationalisatie- en programmatieregels niet in aanmerking genomen. Het leerlingenaantal van de scholen bedoeld in § 1, wordt voor de toepassing van artikel 70 gehalveerd.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, wordt het leerlingenaantal van de school bedoeld in § 1 voor de toepassing van artikel 70 volledig meegerekend, indien deze school behoort tot een scholengemeenschap basisonderwijs, zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, waarvan meer dan de helft van de scholen behoort tot het werkgebied van het betrokken centrum.".
"§ 3. De leerlingen van de school bedoeld in § 1, worden voor de toepassing van de rationalisatie- en programmatieregels niet in aanmerking genomen. Het leerlingenaantal van de scholen bedoeld in § 1, wordt voor de toepassing van artikel 70 gehalveerd.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, wordt het leerlingenaantal van de school bedoeld in § 1 voor de toepassing van artikel 70 volledig meegerekend, indien deze school behoort tot een scholengemeenschap basisonderwijs, zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, waarvan meer dan de helft van de scholen behoort tot het werkgebied van het betrokken centrum.".
Art.83. L'article 59, § 3, du décret du 1er décembre 1998 relatif aux centres d'encadrement des élèves est remplacé par la disposition suivante :
"§ 3. Les élèves de l'école visée au § 1er ne sont pas pris en ligne de compte pour l'application des normes de rationalisation et de programmation. Pour l'application de l'article 70, le nombre d'élèves des écoles visées au § 1er est réduit de moitié.
Par dérogation aux dispositions du premier alinéa, le nombre d'élèves de l'école visée au § 1er est entièrement porté en compte pour l'application de l'article 70, si l'école en question relève d'un centre d'enseignement de l'enseignement fondamental tel que visé au chapitre VIIIbis du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, dont plus de la moitié des écoles appartient a la zone d'action du CLB concerné.".
"§ 3. Les élèves de l'école visée au § 1er ne sont pas pris en ligne de compte pour l'application des normes de rationalisation et de programmation. Pour l'application de l'article 70, le nombre d'élèves des écoles visées au § 1er est réduit de moitié.
Par dérogation aux dispositions du premier alinéa, le nombre d'élèves de l'école visée au § 1er est entièrement porté en compte pour l'application de l'article 70, si l'école en question relève d'un centre d'enseignement de l'enseignement fondamental tel que visé au chapitre VIIIbis du décret du 25 février 1997 relatif à l'enseignement fondamental, dont plus de la moitié des écoles appartient a la zone d'action du CLB concerné.".
Art.84. In artikel 70, § 2, eerste streepje, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, worden met ingang van 1 september 2006 de woorden "OG = 2.779" vervangen door de woorden "OG = 2.905,85".
Art.84. A l'article 70, § 2, premier tiret, du décret du 1er décembre 1998 relatif aux centres d'encadrement des élèves, modifié par le décret du 14 février 2003, les mots "OG = 2.779" sont remplacés par "OG = 2.905,85" à partir du 1er septembre 2006.
Art. 85. De bepalingen van dit decreet treden in werking op 1 september 2003, met uitzondering van :
1° artikelen 51, 2°, 75 en 80, die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2003;
2° artikelen 61 en 74, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2003;
3° artikel 51, 1°, dat in werking treedt op 1 maart 2005;
4° artikelen 48, 49, 60 en 66, die in werking treden op 1 september 2005.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 10 juli 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
M. VANDERPOORTEN.
1° artikelen 51, 2°, 75 en 80, die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2003;
2° artikelen 61 en 74, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2003;
3° artikel 51, 1°, dat in werking treedt op 1 maart 2005;
4° artikelen 48, 49, 60 en 66, die in werking treden op 1 september 2005.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 10 juli 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
M. VANDERPOORTEN.
Art. 85. Les dispositions du présent décret entrent en vigueur le 1er septembre 2003, à l'exception :
1° des articles 51, 2°, 75 et 80, qui produisent leurs effets le 1er mai 2003;
2° des articles 61 et 74, qui produisent leurs effets le 1er juin 2003;
3° de l'article 51, 1°, qui entre en vigueur le 1 mars 2005;
4° des articles 48, 49, 60 et 66, qui entrent en vigueur le 1er septembre 2005.
Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
Bruxelles, le 10 juillet 2003.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
B. SOMERS
La Ministre flamande de l'Enseignement et de la Formation,
M. VANDERPOORTEN.
1° des articles 51, 2°, 75 et 80, qui produisent leurs effets le 1er mai 2003;
2° des articles 61 et 74, qui produisent leurs effets le 1er juin 2003;
3° de l'article 51, 1°, qui entre en vigueur le 1 mars 2005;
4° des articles 48, 49, 60 et 66, qui entrent en vigueur le 1er septembre 2005.
Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
Bruxelles, le 10 juillet 2003.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
B. SOMERS
La Ministre flamande de l'Enseignement et de la Formation,
M. VANDERPOORTEN.