Artikel 1. § 1. Het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt ingedeeld in één van de hierna volgende niveaus :
1° Niveau A;
2° Niveau B;
3° Niveau C;
4° Niveau D.
§ 2. De personeelsleden verkrijgen één van de graden vermeld in de tabel van de loopbaanstructuur, opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Het hogeschoolbestuur kan voor elke graad de benaming van de ermee verbonden functies bepalen. De graad bepaalt de betrekkelijke waarde van een functie binnen zijn niveau.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
21 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de loopbaanstructuur en van de salarisschalen van het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-04-2003 en tekstbijwerking tot 08-08-2024)
Titre
21 FEVRIER 2003. - Arrêté du Gouvernement flamand fixant la structure de la carrière et les échelles de traitement du personnel administratif et technique des instituts supérieurs en Communauté flamande (TRADUCTION). (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 28-04-2003 et mise à jour au 08-08-2024)
Informations sur le document
Numac: 2003035363
Datum: 2003-02-21
Info du document
Numac: 2003035363
Date: 2003-02-21
Table des matières
Tekst (22)
Texte (22)
HOOFDSTUK I. - De loopbaanstructuur.
CHAPITRE I. - La structure de la carrière.
Article 1. § 1er. Le personnel administratif et technique des instituts supérieurs en Communauté flamande est classé dans un des niveaux suivants :
1° niveau A;
2° niveau B;
3° niveau C;
4° niveau D.
§ 2. Les membres du personnel obtiennent un des grades figurant au tableau de la structure de la carrière, repris à l'annexe du présent arrêté. La direction de l'institut supérieur peut déterminer pour chaque grade la dénomination des fonctions y attachées. Le grade détermine la valeur relative d'une fonction à l'intérieur de son niveau.
1° niveau A;
2° niveau B;
3° niveau C;
4° niveau D.
§ 2. Les membres du personnel obtiennent un des grades figurant au tableau de la structure de la carrière, repris à l'annexe du présent arrêté. La direction de l'institut supérieur peut déterminer pour chaque grade la dénomination des fonctions y attachées. Le grade détermine la valeur relative d'une fonction à l'intérieur de son niveau.
Art.2. Elke graad wordt aangevuld met een letter en een cijfer. De letter geeft het niveau aan, het cijfer situeert de graad in zijn niveau.
De vier niveaus omvatten het volgende aantal graden :
1° Niveau A : [1 vijf graden, genummerd van A1 tot A5]1;
2° Niveau B : drie graden, genummerd van B1 tot B3;
3° Niveau C : twee graden, genummerd C1 en C2;
4° Niveau D : twee graden, genummerd D1 en D2.
Binnen elk niveau worden de graden genummerd volgens hun plaats in de hiërarchie, waarbij de hoogste graad het hoogste cijfer toegewezen krijgt.
De vier niveaus omvatten het volgende aantal graden :
1° Niveau A : [1 vijf graden, genummerd van A1 tot A5]1;
2° Niveau B : drie graden, genummerd van B1 tot B3;
3° Niveau C : twee graden, genummerd C1 en C2;
4° Niveau D : twee graden, genummerd D1 en D2.
Binnen elk niveau worden de graden genummerd volgens hun plaats in de hiërarchie, waarbij de hoogste graad het hoogste cijfer toegewezen krijgt.
Modifications
Art.2. Chaque grade est complété d'une lettre et d'un chiffre. La lettre indique le niveau, le chiffre situe le grade dans son niveau.
Les quatre niveaux comprennent les grades suivants :
1° niveau A : [1 cinq grades, portant un numéro de A1 à A5]1;
2° niveau B : trois grades, portant un numéro de B1 à B3;
3° niveau C : deux grades, indiqués par les codes C1 et C2;
4° niveau D : deux grades, indiqués par les codes D1 et D2.
A l'intérieur de chaque niveau, les grades sont numérotés selon leur place dans la hiérarchie, le plus haut chiffre étant attribué au plus haut grade.
Les quatre niveaux comprennent les grades suivants :
1° niveau A : [1 cinq grades, portant un numéro de A1 à A5]1;
2° niveau B : trois grades, portant un numéro de B1 à B3;
3° niveau C : deux grades, indiqués par les codes C1 et C2;
4° niveau D : deux grades, indiqués par les codes D1 et D2.
A l'intérieur de chaque niveau, les grades sont numérotés selon leur place dans la hiérarchie, le plus haut chiffre étant attribué au plus haut grade.
Modifications
Art.3. § 1. De bekwaamheidsbewijzen die mimimaal vereist zijn voor aanstelling, benoeming, ambtswijziging of bevordering in of naar de hierboven vermelde niveaus zijn :
1° niveau A : diploma academisch onderwijs of hogescholenonderwijs van academisch niveau;
2° niveau B : diploma hogescholenonderwijs van één cyclus;
3° niveau C : diploma secundair onderwijs;
4° niveau D : geen diplomavereiste.
§ 2. De bekwaamheidsbewijzen die, naargelang van het niveau, in aanmerking worden genomen voor de aanstelling, benoeming, ambtswijziging of bevordering, zijn die welke zijn opgenomen in bijlage 2 van het Vlaams personeelsstatuut.
§ 3. In afwijking van § 1 kan het vereist bekwaamheidsbewijs vervangen worden door een aan een niveau verbonden deskundigheid. Het personeelslid kan deze deskundigheid verwerven via werkervaring of bijkomende vorming.
1° niveau A : academische deskundigheid op denk- en werkniveau;
2° niveau B : hogere administratieve en technische deskundigheid;
3° niveau C : uitvoerende en technische deskundigheid.
Bij een inschaling op basis van niveauverbonden deskundigheid, geeft het hogeschoolbestuur een omstandige uiteenzetting van de gronden die de inschaling verantwoorden. De criteria hiervoor worden vastgesteld na onderhandelingen binnen het hogeschoolonderhandelingscomité.
1° niveau A : diploma academisch onderwijs of hogescholenonderwijs van academisch niveau;
2° niveau B : diploma hogescholenonderwijs van één cyclus;
3° niveau C : diploma secundair onderwijs;
4° niveau D : geen diplomavereiste.
§ 2. De bekwaamheidsbewijzen die, naargelang van het niveau, in aanmerking worden genomen voor de aanstelling, benoeming, ambtswijziging of bevordering, zijn die welke zijn opgenomen in bijlage 2 van het Vlaams personeelsstatuut.
§ 3. In afwijking van § 1 kan het vereist bekwaamheidsbewijs vervangen worden door een aan een niveau verbonden deskundigheid. Het personeelslid kan deze deskundigheid verwerven via werkervaring of bijkomende vorming.
1° niveau A : academische deskundigheid op denk- en werkniveau;
2° niveau B : hogere administratieve en technische deskundigheid;
3° niveau C : uitvoerende en technische deskundigheid.
Bij een inschaling op basis van niveauverbonden deskundigheid, geeft het hogeschoolbestuur een omstandige uiteenzetting van de gronden die de inschaling verantwoorden. De criteria hiervoor worden vastgesteld na onderhandelingen binnen het hogeschoolonderhandelingscomité.
Art.3. § 1er. Les titres requis au minimum pour la désignation, la nomination, le changement de fonction ou la promotion à l'intérieur des niveaux susmentionnés ou à un niveau supérieur, sont :
1° niveau A : diplôme de l'enseignement académique ou de l'enseignement de niveau académique dispensé par les instituts supérieurs;
2° niveau B : diplôme de l'enseignement supérieur d'un cycle dispensé par les instituts supérieurs;
3° niveau C : diplôme de l'enseignement secondaire;
4° niveau D : aucun diplôme requis.
§ 2. Les titres qui, selon le niveau, sont pris en compte pour la désignation, la nomination, le changement de fonction ou la promotion, sont repris à l'annexe 2 du Statut du personnel flamand.
§ 3. Par dérogation au § 1er, le titre requis peut être remplacé par des compétences liées à un certain niveau. Le membre du personnel peut acquérir ces compétences par le biais d'expérience professionnelle ou d'une formation supplémentaire.
1° niveau A : compétences académiques au niveau d'intelligence et de travail;
2° niveau B : compétences administratives et techniques supérieures;
3° niveau C : compétences exécutives et techniques.
En cas d'une insertion barémique sur la base de compétences liées au niveau, la direction de l'institut supérieur motive amplement les raisons légitimant cette insertion. Les critères en sont fixés après négociation au sein du comité de négociation de l'institut supérieur.
1° niveau A : diplôme de l'enseignement académique ou de l'enseignement de niveau académique dispensé par les instituts supérieurs;
2° niveau B : diplôme de l'enseignement supérieur d'un cycle dispensé par les instituts supérieurs;
3° niveau C : diplôme de l'enseignement secondaire;
4° niveau D : aucun diplôme requis.
§ 2. Les titres qui, selon le niveau, sont pris en compte pour la désignation, la nomination, le changement de fonction ou la promotion, sont repris à l'annexe 2 du Statut du personnel flamand.
§ 3. Par dérogation au § 1er, le titre requis peut être remplacé par des compétences liées à un certain niveau. Le membre du personnel peut acquérir ces compétences par le biais d'expérience professionnelle ou d'une formation supplémentaire.
1° niveau A : compétences académiques au niveau d'intelligence et de travail;
2° niveau B : compétences administratives et techniques supérieures;
3° niveau C : compétences exécutives et techniques.
En cas d'une insertion barémique sur la base de compétences liées au niveau, la direction de l'institut supérieur motive amplement les raisons légitimant cette insertion. Les critères en sont fixés après négociation au sein du comité de négociation de l'institut supérieur.
Art.4. De dienst-, niveau- en schaalancienniteit worden uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Ze gaan in op de eerste dag van een maand.
De gedeelten van maanden worden weggelaten en de anciënniteiten gaan in dat geval in op de eerste dag van de volgende maand.
De gedeelten van maanden worden weggelaten en de anciënniteiten gaan in dat geval in op de eerste dag van de volgende maand.
Art.4. L'ancienneté de service, de niveau, ainsi que l'ancienneté barémique sont exprimées en années et en mois de calendrier entiers. Elles prennent cours le premier jour d'un mois.
Les fractions de mois sont négligées et les anciennetés prennent cours, en ce cas, le premier jour du mois suivant.
Les fractions de mois sont négligées et les anciennetés prennent cours, en ce cas, le premier jour du mois suivant.
HOOFDSTUK II. - De salarisschalen.
CHAPITRE II. - Les échelles de traitement.
Art.5. § 1. De salarisschalen bestaan uit :
1° een minimumsalaris;
2° salaristrappen die het resultaat zijn van tussentijdse salarisverhogingen;
3° een maximumsalaris.
§ 2. De personeelsleden die de minimumleeftijd van de salarisschaal nog niet hebben bereikt, ontvangen het minimumsalaris.
[1 Voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2022 voor het eerst in dienst treden, geldt geen minimumleeftijd meer. De minimumleeftijden, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, zijn niet op hen van toepassing.]1
1° een minimumsalaris;
2° salaristrappen die het resultaat zijn van tussentijdse salarisverhogingen;
3° een maximumsalaris.
§ 2. De personeelsleden die de minimumleeftijd van de salarisschaal nog niet hebben bereikt, ontvangen het minimumsalaris.
[1 Voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2022 voor het eerst in dienst treden, geldt geen minimumleeftijd meer. De minimumleeftijden, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, zijn niet op hen van toepassing.]1
Modifications
Art.5. § 1er. Les échelles de traitement se composent :
1° d'un traitement minimum;
2° d'échelons de traitement qui sont le résultat d'augmentations intercalaires;
3° d'un traitement maximum.
§ 2. Les membres du personnel qui n'ont pas encore atteint l'âge minimum de l'échelle de traitement, reçoivent le traitement minimum.
[1 Pour les membres du personnel qui entrent en service pour la première fois à partir du 1 janvier 2022, l'âge minimum n'est plus d'application. Les âges minimum spécifiés dans l'annexe du présent arrêté ne leur sont pas applicables.]1
1° d'un traitement minimum;
2° d'échelons de traitement qui sont le résultat d'augmentations intercalaires;
3° d'un traitement maximum.
§ 2. Les membres du personnel qui n'ont pas encore atteint l'âge minimum de l'échelle de traitement, reçoivent le traitement minimum.
[1 Pour les membres du personnel qui entrent en service pour la première fois à partir du 1 janvier 2022, l'âge minimum n'est plus d'application. Les âges minimum spécifiés dans l'annexe du présent arrêté ne leur sont pas applicables.]1
Modifications
Art.6. Aan elke graad worden één of meer salarisschalen verbonden. Het hogeschoolbestuur bepaalt welke salarisschaal wordt verleend, rekening houdend met de bepalingen van artikel 3 van dit besluit.
Het hogeschoolbestuur legt in een intern reglement de criteria vast volgens welke een hogere salarisschaal binnen eenzelfde graad kan worden toegekend. Het intern reglement dient minstens te bepalen aan welke voorwaarden hiervoor dient te worden voldaan.
Het hogeschoolbestuur legt in een intern reglement de criteria vast volgens welke een hogere salarisschaal binnen eenzelfde graad kan worden toegekend. Het intern reglement dient minstens te bepalen aan welke voorwaarden hiervoor dient te worden voldaan.
Art.6. Chaque grade est doté d'une ou plusieurs échelles de traitement. La direction de l'institut supérieur détermine quelle échelle de traitement est accordée, tenant compte des dispositions de l'article 3 du présent arrêté.
La direction de l'institut supérieur fixe, dans un règlement interne, les critères selon lesquels une échelle de traitement supérieure peut être accordée à l'intérieur d'un même grade. Le règlement interne doit au moins déterminer quelles conditions doivent être remplies à cet effet.
La direction de l'institut supérieur fixe, dans un règlement interne, les critères selon lesquels une échelle de traitement supérieure peut être accordée à l'intérieur d'un même grade. Le règlement interne doit au moins déterminer quelles conditions doivent être remplies à cet effet.
Art.6/1. [1 Met ingang van 1 november 2024 wordt iedere vier jaar de toereikendheid beoordeeld van het minimumsalaris van de laagste nog geldende salarisschaal in niveau D, vermeld in de bijlage. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, beslist wie de beoordeling uitvoert. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met:
1° de koopkracht van de personeelsleden die de minimumsalarissen van de laagste nog geldende salarisschaal in niveau D, vermeld in de bijlage, ontvangen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
2° het algemene niveau van de wedden en lonen en de verdeling ervan;
3° het groeipercentage van de wedden en lonen;
4° nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn;
5° de indicatieve referentiewaarde van 50% van de gemiddelde brutowedde en het gemiddelde brutoloon.
De beoordeling, vermeld in het eerste lid, wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, voor advies voorgelegd aan een commissie die samengesteld is uit een afvaardiging van de representatieve vakorganisaties en van de onderwijsverstrekkers. De commissie bezorgt uiterlijk twee maanden na de aanvraag haar advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
Een afvaardiging als vermeld in het tweede lid, bestaat uit maximaal tien leden. Een personeelslid van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming treedt op als secretaris van de commissie.]1
1° de koopkracht van de personeelsleden die de minimumsalarissen van de laagste nog geldende salarisschaal in niveau D, vermeld in de bijlage, ontvangen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
2° het algemene niveau van de wedden en lonen en de verdeling ervan;
3° het groeipercentage van de wedden en lonen;
4° nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn;
5° de indicatieve referentiewaarde van 50% van de gemiddelde brutowedde en het gemiddelde brutoloon.
De beoordeling, vermeld in het eerste lid, wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, voor advies voorgelegd aan een commissie die samengesteld is uit een afvaardiging van de representatieve vakorganisaties en van de onderwijsverstrekkers. De commissie bezorgt uiterlijk twee maanden na de aanvraag haar advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
Een afvaardiging als vermeld in het tweede lid, bestaat uit maximaal tien leden. Een personeelslid van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming treedt op als secretaris van de commissie.]1
Art.6/1. [1 A partir du 1er novembre 2024, le caractère adéquat du salaire minimal de l'échelle de salaire la plus basse toujours d'application du niveau D, visé à l'annexe, est évalué tous les quatre ans. Le ministre flamand qui a l'enseignement dans ses attributions décide qui effectue l'évaluation. Lors de cette évaluation, il est tenu compte des éléments suivants :
1° le pouvoir d'achat des membres du personnel recevant les salaires minimaux de l'échelle de salaire la plus basse toujours d'application du niveau D, visés à l'annexe, en tenant compte du coût de la vie ;
2° le niveau général des traitements et des salaires et leur répartition ;
3° le taux de croissance des traitements et des salaires ;
4° les niveaux et développements de productivité nationaux à long terme ;
5° la valeur de référence indicative de 50 % du traitement brut moyen et du salaire brut moyen.
L'évaluation visée à l'alinéa 1er est soumise par le ministre flamand qui a l'enseignement dans ses attributions, pour avis, à une commission composée d'une délégation des organisations syndicales représentatives et des dispensateurs d'enseignement. La commission rend son avis au ministre flamand qui a l'enseignement dans ses attributions, au plus tard deux mois après la demande.
Une délégation telle que visée à l'alinéa 2 est composée de 10 membres au maximum. Un membre du personnel du domaine politique de l'Enseignement et de la Formation agit en tant que secrétaire de la commission.]1
1° le pouvoir d'achat des membres du personnel recevant les salaires minimaux de l'échelle de salaire la plus basse toujours d'application du niveau D, visés à l'annexe, en tenant compte du coût de la vie ;
2° le niveau général des traitements et des salaires et leur répartition ;
3° le taux de croissance des traitements et des salaires ;
4° les niveaux et développements de productivité nationaux à long terme ;
5° la valeur de référence indicative de 50 % du traitement brut moyen et du salaire brut moyen.
L'évaluation visée à l'alinéa 1er est soumise par le ministre flamand qui a l'enseignement dans ses attributions, pour avis, à une commission composée d'une délégation des organisations syndicales représentatives et des dispensateurs d'enseignement. La commission rend son avis au ministre flamand qui a l'enseignement dans ses attributions, au plus tard deux mois après la demande.
Une délégation telle que visée à l'alinéa 2 est composée de 10 membres au maximum. Un membre du personnel du domaine politique de l'Enseignement et de la Formation agit en tant que secrétaire de la commission.]1
Modifications
Art.7. Elke salarisschaal behoort tot één van de vier niveaus, aangeduid met de letters A, B, C en D. De salarisschaal wordt verder aangeduid met cijfers. Het eerste cijfer duidt de graad aan, het tweede cijfer geeft de plaats aan van de salarisschaal met betrekking tot de andere salarisschalen die binnen dezelfde graad bestaan.
Art.7. Chaque échelle de traitement appartient à un des quatre niveaux, indiqués par les lettres A, B, C et D. A chaque lettre sont ajoutés des chiffres. Le premier chiffre indique le grade, le deuxième chiffre indique la place de l'échelle de traitement par rapport aux autres échelles de traitement qui existent dans le même grade.
Art.8. De graden en salarisschalen van het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap worden vanaf 1 januari 2003 vastgesteld zoals vermeld in de bijlage bij dit besluit.
Art.8. Les grades et les échelles de traitement du personnel administratif et technique des instituts supérieurs en Communauté flamande sont fixés, dès le 1er janvier 2003, tel que mentionné à l'annexe du présent arrêté.
Art.9. Het maandsalaris schommelt met het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De bedragen van de salarisschalen vermeld in de bijlage zijn bedragen tegen 100 % ten opzichte van het indexcijfer 138,01. Op 1 juni 2003 worden deze bedragen verhoogd met tweemaal hetzelfde nominaal bedrag als de verhoging die werd toegepast op 1 december 2001.
Art.9. Le traitement mensuel évolue selon les fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément aux règles prescrites par la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Les montants des échelles de traitement figurant en annexe, sont des montants à 100 % par rapport à l'indice 138,01. Le 1er juin 2003, ces montants sont majorés de deux fois le même montant nominal que l'augmentation appliquée le 1er décembre 2001.
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
CHAPITRE III. - Dispositions transitoires et finales.
Art.10. (Opgeheven)
Art.10. (Abrogé)
Art.11. Wervings- en bevorderingsprocedures die voor de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad gestart zijn, worden voortgezet conform de regels van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende vaststelling van de loopbaanstructuur en van de salarisschalen van het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. Het hogeschoolbestuur rondt de lopende procedures uiterlijk zes maand na de bekendmaking van dit besluit af.
Art.11. Les procédures de recrutement et de promotion entamées avant la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge, sont continuées conformément aux règles de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 juin 1995 fixant la structure de la carrière et les échelles de traitement du personnel administratif et technique des instituts supérieurs en Communauté flamande. La direction de l'institut supérieur termine les procédures courantes au plus tard six mois après la publication du présent arrêté.
Art.12. Het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs is van toepassing op de leden van het administratief- en technisch personeel van de hogescholen.
Art.12. L'arrêté royal du 1er décembre 1970 fixant le statut pécuniaire des membres du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat s'applique aux membres du personnel administratif et technique des instituts supérieurs.
Art.13. Artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende vaststelling van de loopbaanstructuur en van de salarisschalen van het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt als volgt aangevuld :
" Op 1 december 2001 worden ze nogmaals met 1 procent verhoogd. "
" Op 1 december 2001 worden ze nogmaals met 1 procent verhoogd. "
Art.13. L'article 13 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 juin 1995 fixant la structure de la carrière et les échelles de traitement du personnel administratif et technique des instituts supérieurs en Communauté flamande est complété comme suit :
" Le 1er décembre 2001 ils sont une fois de plus majorés de 1 %. "
" Le 1er décembre 2001 ils sont une fois de plus majorés de 1 %. "
Art.14. Het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende vaststelling van de loopbaanstructuur en van de salarisschalen van het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt opgeheven.
Art.14. L'arrêté du Gouvernement flamand du 12 juin 1995 fixant la structure de la carrière et les échelles de traitement du personnel administratif et technique des instituts supérieurs en Communauté flamande est abrogé.
Art.15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003, met uitzondering van artikel 13, dat uitwerking heeft met ingang van op 1 december 2001.
Art.15. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2003, à l'exception de l'article 13, qui produit ses effets le 1er décembre 2001.
Art.16. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.16. La Ministre flamande qui a l'enseignement dans ses attributions est chargée de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Tabel loopbaanstructuur en salarisschalen administratief en technisch personeel.
[2
[2
Art. N. Tableau de la structure de la carrière et des échelles de traitement du personnel administratif et technique.
[2
[2
| Graden | Salarisschaal en baremacode | Minimum- leeftijd | Minimum Salaris | Maximum Salaris | Tussentijdse Verhogingen |
| [2 [1 D1 | D11 (574) | 18 jaar | 14.197,90 | 17.171,64 | 1 x 5 : 270,34 9 x 2 : 270,34 1 x 13 : 270,34]1]2 |
| [2 [1 | D12 (575) | 18 jaar | 14.463,16 | 19.195,86 | 1 x 5 : 338,05 12 x 2 : 338,05 1 x 7 : 338,05]1]2 |
| D2 | D21 (576) | 18 jaar | 15.812,93 | 21.492,13 | 3 x 1 : 238,60 13 x 2 : 381,80 |
| D22 (593) | 18 jaar | 16.076,06 | 22.628,60 | 3 x 1 : 238,60 13 x 2 : 448,98 | |
| [2 [1 C1 | C11 (577) | 20 jaar | 15.510,78 | 19.589,08 | 1 x 5 : 337,07 1 x 2 : 337,07 8 x 2 : 378,24 1 x 13 : 378,24]1]2 |
| C12 (578) | 20 jaar | 15.892,49 | 22.956,13 | 3 x 1 : 286,42 13 x 2 : 477,26 | |
| C2 | C21 (579) | 20 jaar | 16.365,15 | 24.965,49 | 3 x 1 : 390,15 13 x 2 : 571,53 |
| C22 (580) | 20 jaar | 18.208,10 | 27.053,92 | 3 x 1 : 414,69 13 x 2 : 584,75 | |
| B1 | B11 (581) | 22 jaar | 16.255,21 | 23.859,67 | 3 x 1 : 310,38 12 x 2 : 556,11 |
| B12 (582) | 22 jaar | 17.962,38 | 25.696,14 | 3 x 1 : 310,38 10 x 2 : 556,11 2 x 2 : 620,76 | |
| B2 | B21 (592) | 22 jaar | 19.805,97 | 29.573,71 | 3 x 1 : 286,42 14 x 2 : 636,32 |
| B22 (584) | 22 jaar | 22.139,67 | 30.740,22 | 3 x 1 : 491,46 7 x 3 : 737,19 2 x 3 : 982,92 | |
| B3 | B31 (594) | 22 jaar | 22.565,52 | 35.469,03 | 3 x 1 : 568,93 12 x 2 : 933,06 |
| B32 (595) | 22 jaar | 23.475,88 | 38.428,45 | 3 x 1 : 614,47 12 x 2 : 1.092,43 | |
| A1 | A11 (585) | 24 jaar | 21.893,95 | 33.934,70 | 3 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64 |
| A12 (586) | 24 jaar | 24.105,50 | 36.146,25 | 3 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64 | |
| A2 | A21 (587) | 24 jaar | 24.249,61 | 40.885,47 | 3 x 1 : 705,47 11 x 2 : 1.319,95 |
| A22 (588) | 24 jaar | 26.775,72 | 43.411,58 | 3 x 1 : 705,47 11 x 2 : 1.319,95 | |
| A3 | A31 (589) | 24 jaar | 28.405,68 | 44.378,06 | 3 x 1 : 982,92 4 x 3 : 1.965,83 3 x 3 : 1.720,10 |
| A32 (590) | 24 jaar | 29.879,98 | 45.975,28 | 3 x 1 : 1.105,80 4 x 3 : 1.965,83 2 x 3 : 2.457,29 | |
| A33 (596) | 24 jaar | 30.917,77 | 48.191,19 | 3 x 1 : 751,01 11 x 2 : 1.365,49 | |
| A34 (597) | 24 jaar | 35.833,45 | 52.469,31 | 3 x 1 : 705,47 11 x 2 : 1.319,95 | |
| A4 | A41 (591) | 24 jaar | 39.379,22 | 54.743,37 | 1 x 3 : 1.396,73 5 x 3 : 1.862,32 2 x 3 : 2.327,91 |
| A5 | A51 (609) | 46.411,35 | 70.904,53 | 3 x 1 : 975,05 11 x 2 : 1.960,73 | |
| (1)<BVR 2022-04-22/17, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022> | |||||
| (2)<BVR 2022-12-02/15, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022> | |||||
leeftijdMinimum SalarisMaximum SalarisTussentijdse Verhogingen[2 [1 D1D11 (574)18 jaar14.197,9017.171,641 x 5 : 270,34 9 x 2 : 270,34 1 x 13 : 270,34]1]2[2 [1 D12 (575)18 jaar14.463,1619.195,861 x 5 : 338,05 12 x 2 : 338,05 1 x 7 : 338,05]1]2D2D21 (576)18 jaar15.812,9321.492,133 x 1 : 238,60
13 x 2 : 381,80D22 (593)18 jaar16.076,0622.628,603 x 1 : 238,60
13 x 2 : 448,98[2 [1 C1C11 (577)20 jaar15.510,7819.589,081 x 5 : 337,07 1 x 2 : 337,07 8 x 2 : 378,24 1 x 13 : 378,24]1]2C12 (578)20 jaar15.892,4922.956,133 x 1 : 286,42
13 x 2 : 477,26C2C21 (579)20 jaar16.365,1524.965,493 x 1 : 390,15
13 x 2 : 571,53C22 (580)20 jaar18.208,1027.053,923 x 1 : 414,69
13 x 2 : 584,75B1B11 (581)22 jaar16.255,2123.859,673 x 1 : 310,38
12 x 2 : 556,11B12 (582)22 jaar17.962,3825.696,143 x 1 : 310,38
10 x 2 : 556,11 2 x 2 : 620,76B2B21 (592)22 jaar19.805,9729.573,713 x 1 : 286,42
14 x 2 : 636,32B22 (584)22 jaar22.139,6730.740,223 x 1 : 491,46 7 x 3 : 737,19 2 x 3 : 982,92B3B31 (594)22 jaar22.565,5235.469,033 x 1 : 568,93
12 x 2 : 933,06B32 (595)22 jaar23.475,8838.428,453 x 1 : 614,47
12 x 2 : 1.092,43A1A11 (585)24 jaar21.893,9533.934,703 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64A12 (586)24 jaar24.105,5036.146,253 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64A2A21 (587)24 jaar24.249,6140.885,473 x 1 : 705,47
11 x 2 : 1.319,95A22 (588)24 jaar26.775,7243.411,583 x 1 : 705,47
11 x 2 : 1.319,95A3A31 (589)24 jaar28.405,6844.378,063 x 1 : 982,92 4 x 3 : 1.965,83 3 x 3 : 1.720,10A32 (590)24 jaar29.879,9845.975,283 x 1 : 1.105,80 4 x 3 : 1.965,83 2 x 3 : 2.457,29A33 (596)24 jaar30.917,7748.191,193 x 1 : 751,01
11 x 2 : 1.365,49A34 (597)24 jaar35.833,4552.469,313 x 1 : 705,47
11 x 2 : 1.319,95A4A41 (591)24 jaar39.379,2254.743,371 x 3 : 1.396,73 5 x 3 : 1.862,32 2 x 3 : 2.327,91A5A51 (609)46.411,3570.904,533 x 1 : 975,05
11 x 2 : 1.960,73(1)
]2
(1)
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-12-2020, p. 87601)
Gewijzigd bij :
| Grades | Echelle de traitement et code barémique | Age minimum | Traitement minimum | Traitement maximum | Augmentations intercalaires |
| [2 D1 | [1 D11 (574) | 18 ans | 14 197,90 | 17 171,64 | 1 x 5 : 270,34 9 x 2 : 270,34 1 x 13 : 270,34]1]2 |
| [2 [1 D12 (575) | 18 ans | 14 463,16 | 19 195,86 | 1 x 5 : 338,05 12 x 2 : 338,05 1 x 7 : 338,05]1]2 | |
| D2 | D21 (576) | 18 ans | 15.812,93 | 21.492,13 | 3 x 1 : 238,60 13 x 2 : 381,80 |
| D22 (593) | 18 ans | 16.076,06 | 22.628,60 | 3 x 1 : 238,60 13 x 2 : 448,98 | |
| [2 C1 | [1 C11 (577) | 20 ans | 15 510,78 | 19 589,08 | 1 x 5 : 337,07 1 x 2 : 337,07 8 x 2 : 378,24 1 x 13 : 378,24]1]2 |
| C12 (578) | 20 ans | 15.892,49 | 22.956,13 | 3 x 1 : 286,42 13 x 2 : 477,26 | |
| C2 | C21 (579) | 20 ans | 16.365,15 | 24.965,49 | 3 x 1 : 390,15 13 x 2 : 571,53 |
| C22 (580) | 20 ans | 18.208,10 | 27.053,92 | 3 x 1 : 414,69 13 x 2 : 584,75 | |
| B1 | B11 (581) | 22 ans | 16.255,21 | 23.859,67 | 3 x 1 : 310,38 12 x 2 : 556,11 |
| B12 (582) | 22 ans | 17.962,38 | 25.696,14 | 3 x 1 : 310,38 10 x 2 : 556,11 2 x 2 : 620,76 | |
| B2 | B21 (592) | 22 ans | 19.805,97 | 29.573,71 | 3 x 1 : 286,42 14 x 2 : 636,32 |
| B22 (584) | 22 ans | 22.139,67 | 30.740,22 | 3 x 1 : 491,46 7 x 3 : 737,19 2 x 3 : 982,92 | |
| B3 | B31 (594) | 22 ans | 22.565,52 | 35.469,03 | 3 x 1 : 568,93 12 x 2 : 933,06 |
| B32 (595) | 22 ans | 23.475,88 | 38.428,45 | 3 x 1 : 614,47 12 x 2 : 1.092,43 | |
| A1 | A11 (585) | 24 ans | 21.893,95 | 33.934,70 | 3 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64 |
| A12 (586) | 24 ans | 24.105,50 | 36.146,25 | 3 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64 | |
| A2 | A21 (587) | 24 ans | 24.249,61 | 40.885,47 | 3 x 1 : 705,47 11 x 2 : 1.319,95 |
| A22 (588) | 24 ans | 26.775,72 | 43.411,58 | 3 x 1 : 705,47 11 x 2 : 1.319,95 | |
| A3 | A31 (589) | 24 ans | 28.405,68 | 44.378,06 | 3 x 1 : 982,92 4 x 3 : 1.965,83 3 x 3 : 1.720,10 |
| A32 (590) | 24 ans | 29.879,98 | 45.975,28 | 3 x 1 : 1.105,80 4 x 3 : 1.965,83 2 x 3 : 2.457,29 | |
| A33 (596) | 24 ans | 30.917,77 | 48.191,19 | 3 x 1 : 751,01 11 x 2 : 1.365,49 | |
| A34 (597) | 24 ans | 35.833,45 | 52.469,31 | 3 x 1 : 705,47 11 x 2 : 1.319,95 | |
| A4 | A41 (591) | 24 ans | 39.379,22 | 54.743,37 | 1 x 3 : 1.396,73 5 x 3 : 1.862,32 2 x 3 : 2.327,91 |
| A5 | A51 (609) | 46.411,35 | 70.904,53 | 3 x 1 : 975,05 11 x 2 : 1.960,73 | |
| (1)<AGF 2022-04-22/17, art. 34, 006; En vigueur : 01-01-2022> | |||||
| (2)<AGF 2022-12-02/15, art. 1, 007; En vigueur : 01-01-2022> | |||||
13 x 2 : 381,80D22 (593)18 ans16.076,0622.628,603 x 1 : 238,60
13 x 2 : 448,98[2 C1[1 C11 (577)20 ans15 510,7819 589,081 x 5 : 337,07 1 x 2 : 337,07 8 x 2 : 378,24 1 x 13 : 378,24]1]2C12 (578)20 ans15.892,4922.956,133 x 1 : 286,42
13 x 2 : 477,26C2C21 (579)20 ans16.365,1524.965,493 x 1 : 390,15
13 x 2 : 571,53C22 (580)20 ans18.208,1027.053,923 x 1 : 414,69
13 x 2 : 584,75B1B11 (581)22 ans16.255,2123.859,673 x 1 : 310,38
12 x 2 : 556,11B12 (582)22 ans17.962,3825.696,143 x 1 : 310,38
10 x 2 : 556,11 2 x 2 : 620,76B2B21 (592)22 ans19.805,9729.573,713 x 1 : 286,42
14 x 2 : 636,32B22 (584)22 ans22.139,6730.740,223 x 1 : 491,46 7 x 3 : 737,19 2 x 3 : 982,92B3B31 (594)22 ans22.565,5235.469,033 x 1 : 568,93
12 x 2 : 933,06B32 (595)22 ans23.475,8838.428,453 x 1 : 614,47
12 x 2 : 1.092,43A1A11 (585)24 ans21.893,9533.934,703 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64A12 (586)24 ans24.105,5036.146,253 x 1 : 737,19 5 x 3 : 1.474,38 2 x 3 : 1.228,64A2A21 (587)24 ans24.249,6140.885,473 x 1 : 705,47
11 x 2 : 1.319,95A22 (588)24 ans26.775,7243.411,583 x 1 : 705,47
11 x 2 : 1.319,95A3A31 (589)24 ans28.405,6844.378,063 x 1 : 982,92 4 x 3 : 1.965,83 3 x 3 : 1.720,10A32 (590)24 ans29.879,9845.975,283 x 1 : 1.105,80 4 x 3 : 1.965,83 2 x 3 : 2.457,29A33 (596)24 ans30.917,7748.191,193 x 1 : 751,01
11 x 2 : 1.365,49A34 (597)24 ans35.833,4552.469,313 x 1 : 705,47
11 x 2 : 1.319,95A4A41 (591)24 ans39.379,2254.743,371 x 3 : 1.396,73 5 x 3 : 1.862,32 2 x 3 : 2.327,91A5A51 (609)46.411,3570.904,533 x 1 : 975,05
11 x 2 : 1.960,73(1)
]2
(1)
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 11-12-2020, p. 87682)
Modifié par :