Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
3 JULI 2003. - Decreet tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs. (Vertaling). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-08-2003 en tekstbijwerking tot 01-02-2011)
Titre
3 JUILLET 2003. - Décret organisant des activités de psychomotricité dans l'enseignement maternel ordinaire. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 22-08-2003 et mise à jour au 01-02-2011)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (37)
Texte (37)
TITEL I. - ORGANISATIE VAN DE PSYCHOMOTORISCHE ACTIVITEITEN IN HET GEWOON KLEUTERONDERWIJS.
TITRE Ier. - DE L'ORGANISATION DES ACTIVITES DE PSYCHOMOTRICITE DANS L'ENSEIGNEMENT MATERNEL ORDINAIRE.
Artikel 1. In artikel 2 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° er wordt een 14°bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " 14°bis. Leermeester psychomotoriek : personeelslid belast met de psychomotorische activiteiten ";
  2° er wordt een 14°ter ingevoegd, luidend als volgt :
  " 14°ter. Psychomotorische activiteiten : activiteiten met het oog op de ontwikkeling van de integratie van de verschillende soorten psychomotoriek, namelijk :
  1° de psychomotoriek van de beleefde handeling of psychomotorische dynamiek die de drie dimensies van een mens integreert : de lichamelijke, affectieve en cognitieve functie vanuit de beleefde handeling;
  2° de psychomotoriek van de globale relatie of psychomotorische dynamiek die het kind met de tijd, zichzelf, de anderen en de voorwerpen in een globale beweging en in een beleefde handeling confronteert;
  3° de waarnemings-motorische psychomotoriek of de psychomotorische dynamiek die het kind toelaat een ruimte te ondervinden die steeds meer verscheidenheid vertoont en in een tijdruimte te handelen die steeds ingewikkelder is. "
Article 1. A l'article 2 du décret du 13 juillet 1998 portant organisation de l'enseignement maternel et primaire ordinaire et modifiant la réglementation de l'enseignement, sont apportées les modifications suivantes :
  1° il est inséré un 14°bis, rédigé comme suit :
  " 14°bis. Maître de psychomotricité : membre du personnel chargé des activités de psychomotricité ";
  2° il est inséré un 14°ter, rédigé comme suit :
  " 14°ter. Activités de psychomotricité : activités visant à développer l'intégration des différents axes de la psychomotricité, à savoir :
  1° la psychomotricité de l'action vécue ou dynamique psychomotrice qui intègre les trois dimensions d'un être humain : les axes corporels, affectifs et cognitifs à partir de l'action vécue;
  2° la psychomotricité de la relation globale ou dynamique psychomotrice qui confronte l'enfant à l'espace temps, à lui-même, aux autres et aux objets dans un mouvement global et dans l'action vécue;
  3° la psychomotricité perceptivo-motrice ou dynamique psychomotrice qui permet à l'enfant de rencontrer un espace de plus en plus différencié et d'agir dans un espace temps de plus en plus complexe. "
Art.2. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in lid 1 worden de woorden " Twee van deze lestijden kunnen evenwel specifieke opvoedende activiteiten zijn, bepaald door de inrichtende macht. " vervangen door de woorden " Het equivalent van ten minste twee van die lestijden wordt besteed aan de psychomotorische activiteiten ";
  2° het volgend lid wordt ingevoegd tussen de leden 2 en 3 :
  " In de schoolinrichtingen of -vestigingen waar het wekelijks uurrooster beperkt is tot 26 lestijden, wordt het vermeerderd tot 28 lestijden vanaf het begin van het schooljaar vanaf hetwelk alle kleuterklassen van de schoolinrichting of -vestiging over twee lestijden psychomotoriek beschikken krachtens artikel 3ter. "
Art.2. A l'article 3 du même décret sont apportées les modifications suivantes :
  1° à l'alinéa 1er, les mots " Toutefois, deux de ces périodes peuvent être des activités éducatives spécifiques déterminées par le pouvoir organisateur " sont remplacés par les mots " L'équivalent de deux de ces périodes au moins est consacré à des activités de psychomotricité ";
  2° l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
  " Dans les établissements ou implantations scolaires où l'horaire hebdomadaire a été réduit à 26 périodes, il augmente à 28 périodes dès le début de l'année scolaire à partir de laquelle toutes les classes maternelles de l'établissement où l'implantation scolaire disposent de deux périodes de psychomotricité en vertu de l'article 3ter. "
Art.3. In datzelfde decreet wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " De psychomotorische activiteiten worden gegeven door een leermeester psychomotoriek.
  De leermeester psychomotoriek moet houder zijn :
  1° hetzij van het bekwaamheidsbewijs van kleuteronderwijzer voorzover zijn diploma vermeldt dat hij geslaagd is voor een cursus bewegingsopvoeding en psychomotoriek van minstens 120 uur of aangevuld is met een aanvullende opleiding in de psychomotoriek.
  Deze opleiding bedraagt 72 lestijden bewegingsopvoeding en psychomotoriek met inbegrip van de specifieke didactiek van het vak georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die het post-graduaat in de psychomotoriek organiseert behoudens vrijstelling verleend door de Regering;
  2° hetzij van het bekwaamheidsbewijs van geaggregeerde lager secundair onderwijs, afdeling lichamelijke opvoeding.
  De geaggregeerde van het lager secundair onderwijs, afdeling lichamelijke opvoeding, die niet gevormd is in het kader van zijn initiële opleiding, te onderwijzen in het kleuteronderwijs, moet zijn opleiding aanvullen met een aanvullende opleiding aangepast aan het kleuteronderwijs.
  Deze opleiding bestaat uit een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en uit 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert;
  3° hetzij van het specialisatiediploma of van het post-graduaat in de psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard.
  Als de gediplomeerde houder is van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs dat ander is dan dat van kleuteronderwijzer of van het bekwaamheidsbewijs van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs, afdeling lichamelijke opvoeding, bestaat de opleiding uit een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en uit 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert;
  Als de gediplomeerde geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft, bestaat de opleiding uit een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en uit 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert;
  4° hetzij van het diploma van gegradueerde in psychologische bijstand, optie psychopedagogie en psychomotoriek aangevuld met een aanvullende pedagogische opleiding.
  Deze opleiding bestaat uit een cursus grondbegrippen epistemologie en onderwijsleer psychomotoriek van 30 lestijden, een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert;
  5° hetzij van het diploma gegradueerde of licentiaat in de kinesitherapie aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard.
  Of de gediplomeerde al dan niet geaggregeerd is van het hoger secundair onderwijs, toch bestaat deze opleiding uit een cursus grondbegrippen epistemologie en onderwijsleer psychomotoriek van 30 lestijden, een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert;
  6° hetzij van het diploma geaggregeerde of licentiaat in de lichamelijke opvoeding aangevuld met een aanvullende opleiding.
  Deze aanvullende opleiding bestaat uit een cursus grondbegrippen epistemologie en onderwijsleer psychomotoriek van 60 lestijden, een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert;
  7° van het diploma van opvoeder gespecialiseerd in sociaal-sportieve activiteiten aangevuld met een aanvullende opleiding voorzover zijn diploma vermeldt dat hij geslaagd is voor de cursussen psychomotoriek van een urenvolume van minstens 120 uur.
  Deze aanvullende opleiding bestaat uit een cursus grondbegrippen epistemologie en onderwijsleer psychomotoriek van 30 lestijden, een stage van 20 lestijden in het kleuteronderwijs en 10 lestijden praktijkonderzoek met een onderwijzer. Ze wordt georganiseerd in een inrichting voor sociale promotie die een pedagogische afdeling organiseert. "
Art.3. Il est inséré dans le même décret un article 3bis, rédigé comme suit :
  " Les activités de psychomotricité sont assurées par un maître de psychomotricité.
  Le maître de psychomotricité doit être porteur :
  1° soit du titre d'instituteur maternel pour autant que son diplôme mentionne qu'il a réussi un cours d'éducation corporelle et psychomotricité de 120 heures au moins ou qu'il soit complété par une formation complémentaire en psychomotricité.
  Cette formation consiste en 72 périodes d'éducation corporelle et psychomotricité y compris la didactique spécifique de la discipline organisée dans un établissement de promotion sociale organisant le post-graduat en psychomotricité sauf dérogation accordée par le Gouvernement;
  2° soit du titre d'agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, section éducation physique.
  L'agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, section éducation physique, qui n'a pas été formé dans le cadre de sa formation initiale, à enseigner dans le niveau maternel doit compléter sa formation par une formation complémentaire adaptée à l'enseignement maternel.
  Cette formation consiste en un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique;
  3° soit du diplôme de spécialisation ou du post-graduat en psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique.
  a) Si le diplômé est titulaire d'un titre pédagogique autre que celui d'instituteur maternel ou du titre d'agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, section éducation physique, la formation consiste en un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique;
  b) Si le diplômé ne possède pas de titre pédagogique, la formation consiste en un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique;
  4° soit le diplôme de graduat d'assistance en psychologie, option psychopédagogie et psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique.
  Cette formation consiste en un cours d'éléments d'épistémologie et de didactique de la psychomotricité de 30 périodes, d'un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique;
  5° soit du diplôme de gradué ou de licencié en kinésithérapie complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique.
  Que le diplômé soit ou non agrégé de l'enseignement secondaire supérieur, cette formation consiste en un cours d'éléments d'épistémologie et de didactique de la psychomotricité de 30 périodes, un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique;
  6° le diplôme d'agrégé ou de licencié en éducation physique complété par une formation complémentaire.
  Cette formation complémentaire consiste en un cours d'éléments d'épistémologie et de didactique de la psychomotricité de 60 périodes, un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique.
  7° du diplôme d'éducateur spécialisé en activités socio-sportives complété par une formation complémentaire pour autant que son diplôme mentionne qu'il a réussi des cours de psychomotricité d'un volume horaire de minimum 120 heures.
  Cette formation complémentaire consiste en un cours d'éléments d'épistémologie et de didactique de la psychomotricité de 30 périodes, un stage de 20 périodes dans l'enseignement maternel et en 10 périodes d'analyse de pratique avec un enseignant. Elle est organisée dans un établissement de promotion sociale qui organise une section pédagogique. "
Art. 4. In hetzelfde decreet wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidend als volgt :
  § 1. De organisatie van de psychomotorische activiteiten bedoeld in artikel 3, lid 1, is verplicht voor de schoolinrichtingen of -vestigingen die een specifieke omkadering krijgen binnen de perken van dit artikel.
  § 2. De Regering kent minstens de volgende middelen toe voor de organisatie van de psychomotorische activiteiten :
  1° teneinde de aanwerving of de aanstelling van leermeesters psychomotoriek toe te laten :
Art. 4. Il est inséré dans le même décret un article 3ter, rédigé comme suit :
  § 1er. L'organisation des activités de psychomotricité prévues à l'article 3, alinéa 1er, est obligatoire pour les établissements ou implantations scolaires qui se voient octroyer un encadrement spécifique dans les limites du présent article.
  § 2. Le Gouvernement alloue au moins les moyens suivants pour l'organisation des activités de psychomotricité :
  1° afin de permettre l'engagement ou la désignation de maîtres de psychomotricité :
  voor het jaar 2003 :                                       305 000 euro
  voor het jaar 2004 :                                     1 083 000 euro
  voor het jaar 2005 :                                     3 701 000 euro
  voor het jaar 2006 :                                     3 607 000 euro
  voor het jaar 2007 :                                     5 240 000 euro
  voor het jaar 2008 :                                     5 617 000 euro
  voor het jaar 2009 :                                     6 597 000 euro
  voor het jaar 2010 :                                     7 808 000 euro;
  pour l'année 2003 :                                        305 000 euros
  pour l'année 2004 :                                      1 083 000 euros
  pour l'année 2005 :                                      3 701 000 euros
  pour l'année 2006 :                                      3 607 000 euros
  pour l'année 2007 :                                      5 240 000 euros
  pour l'année 2008 :                                      5 617 000 euros
  pour l'année 2009 :                                      6 597 000 euros
  pour l'année 2010 :                                      7 808 000 euros;
  2° hoogstens 20 % van de beschikbare middelen bestemd voor het basisonderwijs in het kader van de overeenkomsten genomen ter uitvoering van artikel 18 van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en van het koninklijk besluit van 21 juni 1989 tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  3° teneinde de aanwerving van activiteitenhoofden toe te laten overeenkomstig artikel 12 van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs en de toekenning van subsidies toe te laten voor de aankoop van materiaal bestemd voor de psychomotoriek volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 16 tot 19 van voornoemd decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs :
  2° maximum 20 % des moyens disponibles destinés au niveau fondamental dans le cadre des conventions prises en application de l'article 18 du décret du 25 avril 2002 relatif aux aides visant à favoriser l'engagement de demandeurs d'emploi inoccupés par les pouvoirs locaux, régionaux et communautaires, par certains employeurs du secteur non marchand, de l'enseignement et de secteur marchand et de l'arrêté royal du 21 juin 1989 portant création d'un régime de contractuels subventionnés auprès de certains pouvoirs publics pour la Région de Bruxelles-Capitale;
  3° afin de permettre l'engagement de chefs d'activité conformément à l'article 12 du décret du 3 juillet 2003 introduisant des activités de psychomotricité dans l'enseignement maternel ordinaire et l'octroi des subventions pour l'achat de matériel destiné à la psychomotricité selon les modalités prévues aux articles 16 à 19 du décret du 3 juillet 2003 précité :
  voor het jaar 2003 :                                       175 000 euro
  voor het jaar 2004 :                                       619 000 euro
  voor het jaar 2005 :                                     2 115 000 euro
  voor het jaar 2006 :                                     2 061 000 euro
  voor het jaar 2007 :                                     2 994 000 euro
  voor het jaar 2008 :                                     3 209 000 euro
  voor het jaar 2009 :                                     3 769 000 euro
  voor het jaar 2010 :                                     4 462 000 euro;
  pour l'année 2003 :                                        175 000 euros
  pour l'année 2004 :                                        619 000 euros
  pour l'année 2005 :                                      2 115 000 euros
  pour l'année 2006 :                                      2 061 000 euros
  pour l'année 2007 :                                      2 994 000 euros
  pour l'année 2008 :                                      3 209 000 euros
  pour l'année 2009 :                                      3 769 000 euros
  pour l'année 2010 :                                      4 462 000 euros;
  § 3. De in § 2, 1° en 2°, bedoelde middelen worden verdeeld zodat de in § 2, 1° en 2°, bedoelde middelen, elk verdeeld worden onder de netwerken evenredig met het aantal leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn in het gewoon kleuteronderwijs. De verdeling gebeurt als volgt :
  1° prioritair per twee lestijden psychomotorische activiteiten en dit vanaf het schooljaar 2003-2004 in alle schoolvestigingen;
  2° de aanvullende beschikbare lestijden worden verdeeld onder het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, het officieel gesubsidieerd onderwijs, het vrij confessioneel gesubsidieerd onderwijs en het vrij niet-confessioneel gesubsidieerd onderwijs.
  Het deel van elke commissie bedoeld in de punten a) en b) van dit artikel is evenredig met het aantal leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn in de schoolinrichtingen of -vestigingen.
  Deze beschikbare aanvullende lestijden worden verdeeld :
  in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, door de zonale aanstellingscommissies bedoeld in artikel 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;
  in het gesubsidieerd onderwijs, door de gewestelijke reaffectatiecommissies bedoeld bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 februari 1990 tot oprichting van Gewestelijke Reaffectatiecommissies voor het personeel van het gesubsidieerd voorschools en lager onderwijs.
  In het kader van de verdeling van de lestijden psychomotorische activiteiten zorgen de in a) en b) bedoelde commissies ervoor dat de lessenroosters van de personeelsleden zo mogelijk niet verspreid worden, de pedagogische ploegen stabiel blijven en de scholen met minder dan drie kleuterklassen en de scholen die minvermogende personen opvangen, verkozen worden.
  In uitzonderlijke situaties kan het minimaal aantal uren dat vereist is om een ambt te vormen met volledige prestaties van leermeester psychomotoriek daarenboven voor een periode gaande van 1 september 2003 tot 30 juni 2010, in situaties waarbij aan de leermeester psychomotoriek gevraagd wordt zich veel te verplaatsen, door de commissies bedoeld in a) en b) beperkt worden tot hoogstens twee lestijden. De Regering bepaalt het aantal lestijden psychomotoriek die gebruikt kunnen worden door elke commissie voor de toepassing van dit lid.
  § 4. De inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en de directeur in de inrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, die geen tegemoetkoming genieten voor de organisatie van de psychomotorische activiteiten ter uitvoering van § 3, 2°, kunnen een beroep doen op een activiteitenhoofd overeenkomstig artikel 14 van dit decreet.
  Elke inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en de directeur in de inrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, die bij toepassing van vorig lid, een beroep doet op een activiteitenhoofd, is verplicht twee lestijden psychomotoriek te organiseren.
  § 3. Les moyens visés au § 2, 1° et 2°, sont répartis de telle sorte que les moyens visés au § 2, 1°, et les moyens visés au § 2, 2°, soient chacun répartis entre les réseaux de manière proportionnelle au nombre d'élèves régulièrement inscrits dans l'enseignement maternel ordinaire.
  La répartition se fait de la manière suivante :
  1° prioritairement à concurrence de deux périodes d'activités de psychomotricité, et ce dès l'année scolaire 2003-2004 dans toutes les implantations scolaires;
  2° les périodes supplémentaires disponibles sont réparties entre l'enseignement organisé par la Communauté française, l'enseignement officiel subventionné, l'enseignement libre subventionné de caractère confessionnel et l'enseignement libre subventionné de caractère non confessionnel.
  La part de chaque commission visée aux points a) et b) du présent article est proportionnelle au nombre d'élèves régulièrement inscrits dans les établissements ou implantations scolaires.
  Ces périodes supplémentaires disponibles sont réparties :
  a) dans l'enseignement organisé par la Communauté française, par les commissions zonales d'affectation visées à l'article 14quater de l'arrêté royal du 22 mars fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement, gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l'Etat, des internats dépendants de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, pour l'enseignement organisé par la Communauté française;
  b) dans l'enseignement subventionné, par les commissions régionales de réaffectation visés par l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 16 février 1990 instituant les commissions régionales de réaffectation des membres du personnel de l'enseignement préscolaire et de l'enseignement primaire subventionné.
  Dans le cadre de la répartition des périodes d'activités de psychomotricité, les commissions visées aux points a) et b) veillent, dans la mesure du possible, à ne pas disperser les horaires des membres du personnel, à assurer la stabilité des équipes pédagogiques et à privilégier les écoles comptant moins de trois classes maternelles et les écoles accueillant des publics défavorisés.
  En outre et pour une période allant du 1er septembre 2003 au 30 juin 2010, dans des situations exceptionnelles où des déplacements importants sont exigés du maître de psychomotricité, le nombre minimum d'heures requis pour former une fonction à prestations complètes de maître de psychomotricité peut être réduit à concurrence de deux périodes maximum par les commissions visées aux points a) et b). Le Gouvernement détermine le nombre de périodes de psychomotricité qui peuvent être utilisées par chacune des commissions pour l'application du présent alinéa.
  § 4. Le pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné par la Communauté française et le directeur dans les établissements organisés par la Communauté française, qui ne bénéficient pas d'une intervention pour l'organisation des activités de psychomotricité en exécution du § 3, 2°, peuvent faire appel à un chef d'activité conformément à l'article 14 du présent décret.
  Tout pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné par la Communauté française et le directeur dans les établissements organisés par la Communauté française, qui, en application de l'alinéa précédent, fait appel à un chef d'activité, a l'obligation d'organiser deux périodes de psychomotricité;
  2° hoogstens 20 % van de beschikbare middelen bestemd voor het basisonderwijs in het kader van de overeenkomsten genomen ter uitvoering van artikel 18 van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en van het koninklijk besluit van 21 juni 1989 tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  3° teneinde de aanwerving van activiteitenhoofden toe te laten overeenkomstig artikel 12 van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs en de toekenning van subsidies toe te laten voor de aankoop van materiaal bestemd voor de psychomotoriek volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 16 tot 19 van voornoemd decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs :  voor het jaar 2003 :                                       175 000 euro  voor het jaar 2004 :                                       619 000 euro  voor het jaar 2005 :                                     2 115 000 euro  voor het jaar 2006 :                                     2 061 000 euro  voor het jaar 2007 :                                     2 994 000 euro  voor het jaar 2008 :                                     3 209 000 euro  voor het jaar 2009 :                                     3 769 000 euro  voor het jaar 2010 :                                     4 462 000 euro;
  2° maximum 20 % des moyens disponibles destinés au niveau fondamental dans le cadre des conventions prises en application de l'article 18 du décret du 25 avril 2002 relatif aux aides visant à favoriser l'engagement de demandeurs d'emploi inoccupés par les pouvoirs locaux, régionaux et communautaires, par certains employeurs du secteur non marchand, de l'enseignement et de secteur marchand et de l'arrêté royal du 21 juin 1989 portant création d'un régime de contractuels subventionnés auprès de certains pouvoirs publics pour la Région de Bruxelles-Capitale;
  3° afin de permettre l'engagement de chefs d'activité conformément à l'article 12 du décret du 3 juillet 2003 introduisant des activités de psychomotricité dans l'enseignement maternel ordinaire et l'octroi des subventions pour l'achat de matériel destiné à la psychomotricité selon les modalités prévues aux articles 16 à 19 du décret du 3 juillet 2003 précité :  pour l'année 2003 :                                        175 000 euros  pour l'année 2004 :                                        619 000 euros  pour l'année 2005 :                                      2 115 000 euros  pour l'année 2006 :                                      2 061 000 euros  pour l'année 2007 :                                      2 994 000 euros  pour l'année 2008 :                                      3 209 000 euros  pour l'année 2009 :                                      3 769 000 euros  pour l'année 2010 :                                      4 462 000 euros;
  § 3. De in § 2, 1° en 2°, bedoelde middelen worden verdeeld zodat de in § 2, 1° en 2°, bedoelde middelen, elk verdeeld worden onder de netwerken evenredig met het aantal leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn in het gewoon kleuteronderwijs. De verdeling gebeurt als volgt :
  1° prioritair per twee lestijden psychomotorische activiteiten en dit vanaf het schooljaar 2003-2004 in alle schoolvestigingen;
  2° de aanvullende beschikbare lestijden worden verdeeld onder het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, het officieel gesubsidieerd onderwijs, het vrij confessioneel gesubsidieerd onderwijs en het vrij niet-confessioneel gesubsidieerd onderwijs.
  Het deel van elke commissie bedoeld in de punten a) en b) van dit artikel is evenredig met het aantal leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn in de schoolinrichtingen of -vestigingen.
  Deze beschikbare aanvullende lestijden worden verdeeld :
  in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, door de zonale aanstellingscommissies bedoeld in artikel 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;
  in het gesubsidieerd onderwijs, door de gewestelijke reaffectatiecommissies bedoeld bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 februari 1990 tot oprichting van Gewestelijke Reaffectatiecommissies voor het personeel van het gesubsidieerd voorschools en lager onderwijs.
  In het kader van de verdeling van de lestijden psychomotorische activiteiten zorgen de in a) en b) bedoelde commissies ervoor dat de lessenroosters van de personeelsleden zo mogelijk niet verspreid worden, de pedagogische ploegen stabiel blijven en de scholen met minder dan drie kleuterklassen en de scholen die minvermogende personen opvangen, verkozen worden.
  In uitzonderlijke situaties kan het minimaal aantal uren dat vereist is om een ambt te vormen met volledige prestaties van leermeester psychomotoriek daarenboven voor een periode gaande van 1 september 2003 tot 30 juni 2010, in situaties waarbij aan de leermeester psychomotoriek gevraagd wordt zich veel te verplaatsen, door de commissies bedoeld in a) en b) beperkt worden tot hoogstens twee lestijden. De Regering bepaalt het aantal lestijden psychomotoriek die gebruikt kunnen worden door elke commissie voor de toepassing van dit lid.
  § 4. De inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en de directeur in de inrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, die geen tegemoetkoming genieten voor de organisatie van de psychomotorische activiteiten ter uitvoering van § 3, 2°, kunnen een beroep doen op een activiteitenhoofd overeenkomstig artikel 14 van dit decreet.
  Elke inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en de directeur in de inrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, die bij toepassing van vorig lid, een beroep doet op een activiteitenhoofd, is verplicht twee lestijden psychomotoriek te organiseren.
  § 3. Les moyens visés au § 2, 1° et 2°, sont répartis de telle sorte que les moyens visés au § 2, 1°, et les moyens visés au § 2, 2°, soient chacun répartis entre les réseaux de manière proportionnelle au nombre d'élèves régulièrement inscrits dans l'enseignement maternel ordinaire.
  La répartition se fait de la manière suivante :
  1° prioritairement à concurrence de deux périodes d'activités de psychomotricité, et ce dès l'année scolaire 2003-2004 dans toutes les implantations scolaires;
  2° les périodes supplémentaires disponibles sont réparties entre l'enseignement organisé par la Communauté française, l'enseignement officiel subventionné, l'enseignement libre subventionné de caractère confessionnel et l'enseignement libre subventionné de caractère non confessionnel.
  La part de chaque commission visée aux points a) et b) du présent article est proportionnelle au nombre d'élèves régulièrement inscrits dans les établissements ou implantations scolaires.
  Ces périodes supplémentaires disponibles sont réparties :
  a) dans l'enseignement organisé par la Communauté française, par les commissions zonales d'affectation visées à l'article 14quater de l'arrêté royal du 22 mars fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement, gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l'Etat, des internats dépendants de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, pour l'enseignement organisé par la Communauté française;
  b) dans l'enseignement subventionné, par les commissions régionales de réaffectation visés par l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 16 février 1990 instituant les commissions régionales de réaffectation des membres du personnel de l'enseignement préscolaire et de l'enseignement primaire subventionné.
  Dans le cadre de la répartition des périodes d'activités de psychomotricité, les commissions visées aux points a) et b) veillent, dans la mesure du possible, à ne pas disperser les horaires des membres du personnel, à assurer la stabilité des équipes pédagogiques et à privilégier les écoles comptant moins de trois classes maternelles et les écoles accueillant des publics défavorisés.
  En outre et pour une période allant du 1er septembre 2003 au 30 juin 2010, dans des situations exceptionnelles où des déplacements importants sont exigés du maître de psychomotricité, le nombre minimum d'heures requis pour former une fonction à prestations complètes de maître de psychomotricité peut être réduit à concurrence de deux périodes maximum par les commissions visées aux points a) et b). Le Gouvernement détermine le nombre de périodes de psychomotricité qui peuvent être utilisées par chacune des commissions pour l'application du présent alinéa.
  § 4. Le pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné par la Communauté française et le directeur dans les établissements organisés par la Communauté française, qui ne bénéficient pas d'une intervention pour l'organisation des activités de psychomotricité en exécution du § 3, 2°, peuvent faire appel à un chef d'activité conformément à l'article 14 du présent décret.
  Tout pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné par la Communauté française et le directeur dans les établissements organisés par la Communauté française, qui, en application de l'alinéa précédent, fait appel à un chef d'activité, a l'obligation d'organiser deux périodes de psychomotricité;
Art.5. In artikel 18 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 6 ingevoegd, luidend als volgt :
Art.5. Il est inséré, l'article 18 du même décret, un paragraphe 6, rédigé comme suit :
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.
CHAPITRE Ier. - Modifications à l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel des services d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements.
Art. 7. In artikel 6 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, aangevuld door de koninklijke besluiten van 22 juli 1969, 31 juli 1969, 7 maart 1979 en 1 augustus 1984 en gewijzigd bij de besluiten van de Executieve van 24 augustus 1992 en 31 augustus 1992, bij de besluiten van de Regering van 27 januari 1994, 4 juli 1994, 16 januari 1995, 7 april 1995 en 24 oktober 1996 en bij de decreten van 19 juli 1993, 13 juli 1998, 4 januari 1999 en 27 maart 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In de rubriek " A. In het kleuteronderwijs ", vervangen bij het besluit van de Regering van 24 oktober 1996, wordt een punt " 3 " ingevoegd, luidend als volgt : " leermeester(es) psychomotoriek ";
  2° in de rubriek " Bbis. In het basisonderwijs ", ingevoegd bij het besluit van de Regering van 24 oktober 1996, wordt een punt 1ter ingevoegd, luidend als volgt : " leermeester(es) psychomotoriek ".
Art. 7. A l'article 6 de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel des services d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, complété par les arrêtés royaux du 22 juillet 1969, du 31 juillet 1969, du 7 mars 1979 et du 1er août 1984 et modifié par les arrêtés de l'Exécutif du 24 août 1992 et du 31 août 1992, par les arrêtés du Gouvernement du 27 janvier 1994, du 4 juillet 1994; du 16 janvier 1995, du 7 avril 1995 et du 24 octobre 1996 et par les décrets du 19 juillet 1993, du 13 juillet 1998, du 4 janvier 1999 et du 27 mars 2002, sont apportées les modifications suivantes :
  1° il est inséré, dans la rubrique " A. Dans l'enseignement maternel ", remplacé par l'arrêté du Gouvernement du 24 octobre 1996, un point " 3 " intitulé " maître ou maîtresse de psychomotricité ";
  2° il est inséré, dans la rubrique " Bbis. Dans l'enseignement fondamental ", inséré par l'arrêté du Gouvernement du 24 octobre 1996, un point 1ter intitulé " maître ou maîtresse de psychomotricité ".
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.
CHAPITRE Ier. - Modifications à l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel des services d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements.
Art. 8. Een artikel 6quater, luidend als volgt, wordt ingevoegd in het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap en van ambten van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen :
  De bekwaamheidsbewijzen vereist voor het ambt van leermeester(es) psychomotoriek die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel kunnen uitoefenen in het kleuteronderwijs worden als volgt vastgesteld :
  1° het diploma kleuteronderwijzer of -onderwijzeres voor zover zijn diploma vermeldt dat hij voor een cursus bewegingsopvoeding en psychomotoriek geslaagd is van minstens 120 uren of het aangevuld is met een aanvullende opleiding in de psychomotoriek bepaald in artikel 3bis, 1°, van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving;
  2° het diploma van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs (lichamelijke opvoeding);
  De geaggregeerde van het lager secundair onderwijs, afdeling lichamelijke opvoeding, die in het kader van zijn initiële opleiding niet opgeleid is om les te geven in het kleuteronderwijs, moet zijn opleiding aanvullen met een aanvullende opleiding aangepast aan het kleuteronderwijs zoals bepaald in artikel 3bis, 2°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  3° het specialisatiediploma in de psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 3°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  4° het diploma van post-gegradueerde in de psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 3°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  5° het diploma van gegradueerde in de psychologische bijstand, optie psychopedagogie en psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 4°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  6° het diploma van gegradueerde of licentiaat in de kinesitherapie aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 5°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  7° het diploma van geaggregeerde of licentiaat in de lichamelijke opvoeding aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3, 6°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998.
  8° (niet vertaald, zie Franse versie).
Art. 8. Un article 6quater, rédigé comme suit, est inséré dans l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel des services d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements :
  Les titres requis pour la fonction de maître ou maîtresse de psychomotricité que peuvent exercer les membres du personnel directeur et enseignant dans l'enseignement maternel sont fixés comme suit :
  1° le diplôme d'instituteur maternel ou institutrice maternelle pour autant que son diplôme mentionne qu'il a réussi un cours d'éducation corporelle et psychomotricité de 120 heures au moins ou qu'il soit complété par une formation complémentaire en psychomotricité telle que définie à l'article 3bis, 1°, du décret du 13 juillet 1998 portant organisation de l'enseignement maternel et primaire ordinaire et modifiant la réglementation de l'enseignement;
  2° le diplôme d'agrégé ou agrégée de l'enseignement secondaire inférieur (éducation physique).
  L'agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, section éducation physique, qui n'a pas été formé, dans le cadre de sa formation initiale, à enseigner dans le niveau maternel doit compléter sa formation par une formation complémentaire adaptée à l'enseignement maternel telle que définie à l'article 3bis, 2°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  3° le diplôme de spécialisation en psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 3°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  4° le diplôme de post-graduat en psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 3°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  5° le diplôme de graduat d'assistance en psychologie, option psychopédagogie et psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 4°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  6° le diplôme de gradué ou de licencié en kinésithérapie complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 5°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  7° le diplôme d'agrégé ou de licencié en éducation physique complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie à l'article 3, 6°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  8° le diplôme d'éducateur spécialisé en activités socio-sportives complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie à l'article 3bis, 7°, du décret du 13 juillet 1998 précité, pour autant que le diplôme mentionne que son détenteur a réussi des cours de psychomotricité d'un volume horaire de minimum 120 heures.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap en van ambten van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
CHAPITRE II. - Modifications de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel des services d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements.
Art.8. Een artikel 6quater, luidend als volgt, wordt ingevoegd in het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap en van ambten van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen :
  De bekwaamheidsbewijzen vereist voor het ambt van leermeester(es) psychomotoriek die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel kunnen uitoefenen in het kleuteronderwijs worden als volgt vastgesteld :
  1° het diploma kleuteronderwijzer of -onderwijzeres voor zover zijn diploma vermeldt dat hij voor een cursus bewegingsopvoeding en psychomotoriek geslaagd is van minstens 120 uren of het aangevuld is met een aanvullende opleiding in de psychomotoriek bepaald in artikel 3bis, 1°, van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving;
  2° het diploma van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs (lichamelijke opvoeding);
  De geaggregeerde van het lager secundair onderwijs, afdeling lichamelijke opvoeding, die in het kader van zijn initiële opleiding niet opgeleid is om les te geven in het kleuteronderwijs, moet zijn opleiding aanvullen met een aanvullende opleiding aangepast aan het kleuteronderwijs zoals bepaald in artikel 3bis, 2°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  3° het specialisatiediploma in de psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 3°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  4° het diploma van post-gegradueerde in de psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 3°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  5° het diploma van gegradueerde in de psychologische bijstand, optie psychopedagogie en psychomotoriek aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 4°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  6° het diploma van gegradueerde of licentiaat in de kinesitherapie aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3bis, 5°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998;
  7° het diploma van geaggregeerde of licentiaat in de lichamelijke opvoeding aangevuld met een aanvullende opleiding van pedagogische aard zoals bepaald bij artikel 3, 6°, van voornoemd decreet van 13 juli 1998.
  8° (niet vertaald, zie Franse versie).
Art.8. Un article 6quater, rédigé comme suit, est inséré dans l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel des services d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements :
  Les titres requis pour la fonction de maître ou maîtresse de psychomotricité que peuvent exercer les membres du personnel directeur et enseignant dans l'enseignement maternel sont fixés comme suit :
  1° le diplôme d'instituteur maternel ou institutrice maternelle pour autant que son diplôme mentionne qu'il a réussi un cours d'éducation corporelle et psychomotricité de 120 heures au moins ou qu'il soit complété par une formation complémentaire en psychomotricité telle que définie à l'article 3bis, 1°, du décret du 13 juillet 1998 portant organisation de l'enseignement maternel et primaire ordinaire et modifiant la réglementation de l'enseignement;
  2° le diplôme d'agrégé ou agrégée de l'enseignement secondaire inférieur (éducation physique).
  L'agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, section éducation physique, qui n'a pas été formé, dans le cadre de sa formation initiale, à enseigner dans le niveau maternel doit compléter sa formation par une formation complémentaire adaptée à l'enseignement maternel telle que définie à l'article 3bis, 2°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  3° le diplôme de spécialisation en psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 3°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  4° le diplôme de post-graduat en psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 3°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  5° le diplôme de graduat d'assistance en psychologie, option psychopédagogie et psychomotricité complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 4°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  6° le diplôme de gradué ou de licencié en kinésithérapie complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie par l'article 3bis, 5°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  7° le diplôme d'agrégé ou de licencié en éducation physique complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie à l'article 3, 6°, du décret du 13 juillet 1998 précité;
  8° le diplôme d'éducateur spécialisé en activités socio-sportives complété par une formation complémentaire à caractère pédagogique telle que définie à l'article 3bis, 7°, du décret du 13 juillet 1998 précité, pour autant que le diplôme mentionne que son détenteur a réussi des cours de psychomotricité d'un volume horaire de minimum 120 heures.
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
CHAPITRE IV. - Modification de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement, gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements.
Art.9. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 3 september 1991 en bij het decreet van 27 maart 2002, wordt tussen de rubrieken " Kleuteronderwijzer(es) voor de onderdopelingscursussen " en " onderwijzer(es) lager onderwijs ", een nieuwe rubriek ingevoegd, luidend als volgt :
  Leermeester(es) psychomotoriek.           Groep A  Het diploma kleuteronderwijzer(es)           Houder van dat   aangevuld met een opleiding in de            bekwaamheidsbewijs/FG   psychomtoriek ander dan die bedoeld   bij artikel 3bis van het decreet van   13 juli 1998 betreffende de organisatie   van het gewoon kleuteronderwijs en   lager onderwijs en de wijziging van de   onderwijswetgeving           Groep B  Het diploma kleuteronderwijzer(es)           Houder van dat                                                bekwaamheidsbewijs/FG  Het diploma geaggregeerde in het             Houder van dat   lager secundair onderwijs, afdeling          bekwaamheidsbewijs/FG   lichamelijke opvoeding en sport  Het diploma geaggregeerde in het             Houder van dat   hoger secundair onderwijs,                   bekwaamheidsbewijs/FG   afdeling lichamelijke opvoeding
Art.9. A l'article 11 de l'arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l'enseignement gardien et primaire, modifié par l'arrêté de l'Exécutif du 3 septembre 1991 et par le décret du 27 mars 2002, il est inséré, entre les rubriques " Instituteur maternel chargé des cours en immersion " et " Instituteur primaire ", une nouvelle rubrique, rédigée comme suit :
  Maître ou Maîtresse de psychomotricité :           Groupe A  Le diplôme d'instituteur maternel ou         porteur de ce titre/CF   d'institutrice maternelle complete par   une formation en psychomotricite autre   que celles visées par l'article 3bis   du décret du 13 juillet 1998 portant   organisation de l'enseignement maternel   et primaire ordinaire et modifiant la   reglementation de l'enseignement           Groupe B  Le diplôme d'instituteur maternel ou         porteur de ce titre/CF   d'institutrice maternelle  Le diplôme d'agrege de l'enseignement        porteur de ce titre/CF   secondaire inferieur, section   education physique  Le diplôme d'agrege de l'enseignement        porteur de ce titre/CF   secondaire superieur, section   education physique et sports
Art.10. In artikel 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt een § 1bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 1bis. Overeenkomstig artikel 3ter van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, verdeelt de commissie onder de verschillende schoolinrichtingen of -vestigingen de middelen toegekend aan de psychomotoriek met het oog op de aanwerving van een leermeester(es) psychomotoriek. "
Art.10. Il est inséré, dans l'article 14quater de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement, gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, un § 1erbis rédigé comme suit :
  " § 1erbis. Conformément à l'article 3ter du décret du 13 juillet 1998 portant organisation de l'enseignement maternel et primaire ordinaire et modifiant la réglementation de l'enseignement, la commission répartit entre les différents établissements ou implantations scolaires les moyens alloués à la psychomotricité en vue de l'engagement d'un maître ou d'une maîtresse de psychomotricité. "
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 februari 1990 tot oprichting van Gewestelijke Reaffectatiecommissies voor het personeel van het gesubsidieerd voorschools en lager onderwijs.
CHAPITRE V. - Modification de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 16 février 1990 instituant les commissions régionales de réaffectation des membres du personnel de l'enseignement préscolaire et de l'enseignement primaire subventionné.
Art.11. In artikel 2 van voornoemd besluit van de Executieve wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt :
Art.11. A l'article 2 de l'arrêté de l'exécutif précité, il est inséré un second alinéa, rédigé comme suit :
Art. 12. (Opgeheven)
Art. 12. (Abrogé)
Art. 13. (Opgeheven)
CHAPITRE Ier. - (...).
Art.12. (Opgeheven)
Art.12. (Abrogé)
Art.13. (Opgeheven)
Art.13. (Abrogé)
Art.14. (Opgeheven)
Art.14. (Abrogé)
Art. 16. De Regering kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies toekennen voor de aankoop van sportmateriaal bestemd voor de psychomotoriek [1 en voor de aankoop van sportmateriaal. Onder sportmateriaal wordt verstaan het materiaal dat rechtstreeks bestemd is voor het beoefenen van een sporttak, ten bedrage van minimaal honderdvijfentwintig euro per aanvraag. Zijn uitgesloten van de toepassingssfeer van dit decreet :
   1° de uitrustingen en toebehoren die, wegens hun aard, verbruikbaar zijn of slechts voor een korte duur kunnen worden gebruikt;
   2° de persoonlijke uitrustingen of aldus beschouwd, van de sportbeoefenaars;
   3° het veiligheidsmateriaal;
   4° de kosten voor het vervoeren, monteren en vasthechten van het materiaal;
   5° het materiaal voor de evaluatie en de opvolging van de training]1
.
  Dit hoofdstuk is van toepassing op het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs.
  
Art. 16. Le Gouvernement peut, dans la limite des crédits budgétaires, octroyer des subventions pour l'achat de matériel sportif destiné à la psychomotricité [1 et pour l'achat de matériel sportif. Par matériel sportif, il y a lieu d'entendre le matériel directement destiné à la pratique d'une discipline sportive, d'un montant d'au moins cent vingt-cinq euros par demande. Sont notamment exclus du champ d'application du décret :
   1° les équipements et accessoires qui, en raison de leur nature même, sont consomptibles ou d'une utilisation de courte durée;
   2° les équipements personnels ou considérés comme tels, des pratiquants sportifs;
   3° le matériel à finalité sécuritaire;
   4° les frais de transport, de montage et de fixation du matériel;
   5° le matériel d'évaluation et de suivi de l'entraînement.]1
.
  Le présent chapitre est applicable à l'enseignement ordinaire et à l'enseignement spécial.
  
Art. 17. De subsidies worden toegekend aan de inrichtingen in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of aan inrichtende machten in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 17. Les subventions sont accordées aux établissements dans l'enseignement organisé par la Communauté française ou aux pouvoirs organisateurs dans l'enseignement subventionné par la Communauté française.
Art. 18. Het bedrag van de subsidie wordt als volgt vastgesteld :
  1° [1 90 % van de werkelijke prijs van het materiaal waarvan het maximumbedrag 2.500 euro is]1 voor de vestigingen voor basisonderwijs bedoeld in artikel 3, 15°, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, alsmede voor de vestigingen opgenomen in de lijsten bedoeld in artikel 4, § 2, van voornoemd decreet van 30 juni 1998, inzonderheid door de toepassing van positieve discriminatie of voor de inrichtende machten in het gesubsidieerd gewoon of buitengewoon onderwijs en de inrichtingen in het gewoon of buitengewoon onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap die een aantal leerlingen tellen in het lager voorschools onderwijs dat lager ligt dan het cijfer vastgesteld door de Regering of voor de schoolinrichtingen die zich ertoe verbinden het gesubsidieerd materiaal ter beschikking te stellen van buitenschoolse activiteiten georganiseerd in hun lokalen;
  2° [1 75 % van de werkelijke prijs van het materiaal waarvan het maximumbedrag 2.500 euros]1 voor de inrichtingen voor gewoon of buitengewoon onderwijs die niet bedoeld zijn in 1°.
  
Art. 18. Le montant de la subvention est fixé comme suit :
  1° [1 90 % du prix réel du matériel plafonné à un montant de 2.500 euros]1 pour les implantations d'enseignement fondamental visées à l'article 3, 15°, du décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d'émancipation sociale ainsi que celles reprises dans les listes visées à l'article 4, § 2, du décret du 30 juin 1998 précité, notamment par la mise en oeuvre de discriminations positives ou pour les pouvoirs organisateurs dans l'enseignement ordinaire ou spécial subventionné et les établissements dans l'enseignement ordinaire ou spécial organisé par la Communauté française qui comptent un nombre d'élèves dans l'enseignement pré-scolaire inférieur au chiffre fixé par le Gouvernement ou pour les établissements scolaires qui s'engagent à mettre le matériel subventionné à disposition d'activités extrascolaires organisées dans leurs locaux;
  2° [1 75 % du prix réel du matériel plafonné à un montant de 2.500 euros]1 pour les établissements d'enseignement ordinaire ou spécial qui ne sont pas visés au 1°.
  
Art. 19. De Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen van aanvragen alsmede voor het controleren van de aanwending van de subsidies.
  Elke inrichting in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of elke inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 17 die een subsidie genoten heeft voor de aankoop van sportmateriaal bestemd voor de psychomotoriek zal slechts een nieuwe aanvraag mogen indienen voor materiaal dat gesubsidieerd is overeenkomstig artikel 18 op het einde van een termijn van tien jaar. Deze termijn begint vanaf de ontvangst van het gesubsidieerd materiaal.
  [1 Elke inrichting in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 17 kan per jaar slechts een aanvraag om subsidie indienen voor de aankoop van sportmateriaal. Die termijn loopt ten einde vanaf de ontvangst van het gesubsidieerde materiaal.]1
  
Art. 19. Le Gouvernement fixe les modalités d'introduction des demandes ainsi que de contrôle de l'utilisation des subventions.
  Chaque établissement dans l'enseignement organisé par la Communauté française ou chaque pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné par la Communauté française visé à l'article 17 ayant bénéficié d'une subvention pour l'achat de matériel sportif destiné à la psychomotricité ne pourra introduire de nouvelle demande pour le matériel qui a fait l'objet d'une subvention conformément à l'article 18 qu'au terme d'un délai de dix ans. Ce délai prend cours à partir de la réception du matériel subventionné.
  [1 Chaque établissement dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française visé à l'article 17 ne peut introduire qu'une demande de subvention pour l'achat de matériel sportif par an. Ce délai prend cours à partir de la réception du matériel subventionné.]1
  
Art.18.Het bedrag van de subsidie wordt als volgt vastgesteld :
Art.18.Le montant de la subvention est fixé comme suit :
Art.19. De Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen van aanvragen alsmede voor het controleren van de aanwending van de subsidies.
  Elke inrichting in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of elke inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 17 die een subsidie genoten heeft voor de aankoop van sportmateriaal bestemd voor de psychomotoriek zal slechts een nieuwe aanvraag mogen indienen voor materiaal dat gesubsidieerd is overeenkomstig artikel 18 op het einde van een termijn van tien jaar. Deze termijn begint vanaf de ontvangst van het gesubsidieerd materiaal.
  [1 Elke inrichting in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 17 kan per jaar slechts een aanvraag om subsidie indienen voor de aankoop van sportmateriaal. Die termijn loopt ten einde vanaf de ontvangst van het gesubsidieerde materiaal.]1
  
Art.19. Le Gouvernement fixe les modalités d'introduction des demandes ainsi que de contrôle de l'utilisation des subventions.
  Chaque établissement dans l'enseignement organisé par la Communauté française ou chaque pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné par la Communauté française visé à l'article 17 ayant bénéficié d'une subvention pour l'achat de matériel sportif destiné à la psychomotricité ne pourra introduire de nouvelle demande pour le matériel qui a fait l'objet d'une subvention conformément à l'article 18 qu'au terme d'un délai de dix ans. Ce délai prend cours à partir de la réception du matériel subventionné.
  [1 Chaque établissement dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française visé à l'article 17 ne peut introduire qu'une demande de subvention pour l'achat de matériel sportif par an. Ce délai prend cours à partir de la réception du matériel subventionné.]1
  
Art. 21. De onderwijzers of onderwijzeressen van het kleuteronderwijs die psychomotorische activiteiten gegeven hebben in het kleuteronderwijs gedurende minstens vier schooljaren gedurende de laatste acht schooljaren, worden geacht een aanvullende opleiding in de psychomotoriek gevolgd te hebben zoals bepaald in artikel 3bis van voornoemd decreet van 13 juli 1998.
  De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel.
Art. 21. Les instituteurs maternels ou institutrices maternelles qui ont assuré des activités de psychomotricité dans l'enseignement maternel pendant quatre années scolaires au moins au cours des huit dernières années scolaires sont considérés comme ayant suivi une formation complémentaire en psychomotricité telle que définie à l'article 3bis du décret du 13 juillet 1998 précité.
  Le Gouvernement fixe les modalités d'exécution du présent article.
Art. 22. In afwijking van artikel 3ter, § 3, van voornoemd decreet van 13 juli 1998, krijgen de schoolvestigingen of - inrichtingen die aan het " proefexperiment " hebben deelgenomen gedurende het schooljaar 2002/2003 van rechtswege een aantal lestijden psychomotorische activiteiten die minstens overeenkomen met de activiteiten toegekend in het kader van dat proefexperiment.
Art. 22. Par dérogation à l'article 3ter, § 3, du décret du 13 juillet 1998 précité, les implantations ou établissements scolaires ayant participé à " l'expérience pilote " lors de l'année scolaire 2002/2003 reçoivent de plein droit un nombre de périodes d'activités de psychomotricité au moins équivalent à celles accordées dans le cadre de cette expérience-pilote.
Art.21. De onderwijzers of onderwijzeressen van het kleuteronderwijs die psychomotorische activiteiten gegeven hebben in het kleuteronderwijs gedurende minstens vier schooljaren gedurende de laatste acht schooljaren, worden geacht een aanvullende opleiding in de psychomotoriek gevolgd te hebben zoals bepaald in artikel 3bis van voornoemd decreet van 13 juli 1998.
  De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel.
Art.21. Les instituteurs maternels ou institutrices maternelles qui ont assuré des activités de psychomotricité dans l'enseignement maternel pendant quatre années scolaires au moins au cours des huit dernières années scolaires sont considérés comme ayant suivi une formation complémentaire en psychomotricité telle que définie à l'article 3bis du décret du 13 juillet 1998 précité.
  Le Gouvernement fixe les modalités d'exécution du présent article.
Art. 24. Voor het schooljaar 2003-2004 is aan de voorwaarden bedoeld in de punten 1) en 2) van artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs voldaan.
  In afwijking van artikel 6, § 1, 3°, worden de houders van de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen van groep B bedoeld in artikel 11 van voornoemd koninklijk besluit van 20 juni 1975, zoals gewijzigd bij artikel 8 van dit decreet, aangeworven door de inrichtende macht als de minister een positieve beslissing neemt over het advies van de diensten van de Regering.
Art. 24. Pour l'année scolaire 2003-2004, les conditions visées aux points 1) et 2) de l'article 6, § 1er, de l'arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l'enseignement gardien et primaire sont remplies.
  Par dérogation à l'article 6, § 1er, 3°, les porteurs de titres jugés suffisants du groupe B visés à l'article 11 de l'arrêté royal du 20 juin 1975 précité, tel que modifié par l'article 8 du présent décret, sont recrutés par le pouvoir organisateur si le ministre prend une décision favorable sur avis des services du Gouvernement.
Art. 25. Artikel 24, lid 2, van het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten, wordt vervangen door volgend lid :
  " Het referentierooster van de onderafdeling " Germaanse talen " bevat opleidingsuren bestemd om de toekomstige regenten op te leiden tot het geven van lessen aan leerlingen van het lager onderwijs en dat van de onderafdeling " lichamelijke opvoeding " bevat uren voorbestemd om de toekomstige regenten op te leiden tot het geven van lessen in het basisonderwijs. "
Art. 25. L'article 24, alinéa 2, du décret du 12 décembre 2000 définissant la formation initiale des instituteurs et des régents est remplacé par l'alinéa suivant :
  " La grille de référence de la sous-section " langues germaniques " comporte des heures de formation destinées à former les futurs régents à enseigner aux élèves de l'enseignement primaire et celle de la sous-section " éducation physique " comporte des heures destinées a former les futurs régents à enseigner dans l'enseignement fondamental. "
Art. 26. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2003.
  Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Brussel, 3 juli 2003.
  De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen,
  H. HASQUIN
  De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugd en Sport,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de " ONE ",
  J.-M. NOLLET
  De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs,
  P. HAZETTE
  De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,
  Mevr. F. DUPUIS
  De Minister van Kunsten, Letteren en de Audiovisuele Sector,
  D. DUCARME
  De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid,
  Mevr. N. MARECHAL
Art. 26. Le présent décret entre en vigueur le 1er septembre 2003.
  Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
  Bruxelles, le 3 juillet 2003.
  Le Ministre-Président, chargé des Relations internationales,
  H. HASQUIN
  Le Ministre de la Culture, du Budget, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports,
  R. DEMOTTE
  Le Ministre de l'Enfance, chargé de l'Enseignement fondamental, de l'Accueil et des Missions confiées à l'ONE,
  J.-M. NOLLET
  Le Ministre de l'Enseignement secondaire et de l'Enseignement spécial,
  P. HAZETTE
  La Ministre de l'Enseignement supérieur, de l'Enseignement de Promotion sociale et de la Recherche scientifique,
  Mme F. DUPUIS
  Le Ministre des Arts et des Lettres et de l'Audiovisuel,
  D. DUCARME
  La Ministre de l'Aide à la Jeunesse et de la Santé,
  Mme N. MARECHAL