Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
3 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 35, § 4, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
Titre
3 JUIN 2003. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 7 mai 1999 pris en exécution de l'article 35, § 4, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
Informations sur le document
Info du document
Tekst (3)
Texte (3)
Artikel 1. Artikel 1, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 35, § 4, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij de besluiten van 17 september 2000 en 7 juli 2002, wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 1. § 1. Werkgevers van de sector van de beschutte werkplaatsen die vallen onder het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen die werknemers tewerkstellen die zijn onderworpen aan het geheel der regelingen bedoeld in artikel 21, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, genieten voor elk van die werknemers per kwartaal een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en § 3bis van dezelfde wet. De berekening van deze forfaitaire vermindering van werkgeversbijdragen gebeurt per tewerkstelling. Hij is gelijk aan het resultaat van onderstaande formules. Voor de berekening van deze formules wordt verstaan onder :
  1° Tewerkstelling : een arbeidsverhouding als werknemer waarvan de volgende kenmerken ongewijzigd blijven :
  - de werkgeverscategorie waartoe de werkgever behoort, bepaald door de instelling belast met het innen van de sociale zekerheidsbijdragen;
  - de werknemerscategorie waartoe de werknemer behoort, bepaald door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - de begindatum van de arbeidsverhouding;
  - de einddatum van de arbeidsverhouding;
  - het nummer van het paritair comité of subcomité dat bevoegd is voor de uitgeoefende activiteit;
  - het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel;
  - de contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de werknemer;
  - de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon;
  - het type arbeidsovereenkomst : voltijds of deeltijds;
  - in het voorkomend geval, het type maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd, waaronder de tewerkstelling gebeurt, zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - in het voorkomend geval, het type maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, waaronder de tewerkstelling gebeurt, zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - in het voorkomend geval, het bijzonder statuut van de werknemer; zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - in het voorkomend geval, het feit dat de werknemer gepensioneerd is;
  - in het voorkomend geval, het type leerlingencontract, zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - in het voorkomend geval, de bijzondere bezoldigingswijze : per stuk, per taak, per prestatie, op commissie, zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - bij werknemers die geheel of gedeeltelijk met fooien of bedieningsgeld worden bezoldigd, voor de gelegenheidsarbeiders in de landbouw- en tuinbouwsectoren en voor de zeevissers, het functienummer, zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - bij werknemers van luchtvaartmaatschappijen die aan boord van vliegtuigen werken en de militaire piloten, de categorie vliegend personeel waartoe zij behoren, zoals gedefinieerd door de voornoemde instelling belast met de inning;
  - bij onderwijzend personeel, de wijze van betaling van het loon : in tienden of in twaalfden.
  Bij wijziging van minstens één van deze kenmerken heeft men te maken met een andere tewerkstelling van dezelfde werknemer. Periodes gedekt door een verbrekingsvergoeding vormen een onderscheiden tewerkstelling van periodes gedekt door een loon voor effectieve prestaties.
  2° de factoren die betrekking hebben op de arbeidsduur :
  J = het aantal arbeidsdagen van een uitsluitend met dagen aangegeven tewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitsluiting van de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders, de dagen " inhaalrust bouwbedrijf " en de bijkomende vakantiedagen toegekend bij algemeen bindend verklaarde CAO, die niet door de werkgever betaald zijn.
  De dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding komen niet in aanmerking voor de berekening van J.
  X = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders van de tewerkstelling, plus de dagen " inhaalrust bouwbedrijf ", plus de dagen van de tewerkstelling, bedoeld in het artikel 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijkomende vakantiedagen toegekend bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten, die niet door de werkgever betaald zijn.
  H = het aantal arbeidsuren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor J.
  Z = H, plus de uren van de tewerkstelling die overeenstemmen met de wettelijke vakantie voor handarbeiders, plus de uren van de tewerkstelling die overeenstemmen met de dagen inhaalrust bouwbedrijf, plus de uren van de tewerkstelling, bedoeld in artikel 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
  U = het aantal gemiddeld arbeidsuren per week van de maatpersoon.
  D = het aantal arbeidsdagen per week van het arbeidsstelsel.
  'mu' = de prestatiebreuk. 'mu' wordt op de volgende wijze bepaald :
  voor de tewerkstellingen die uitsluitend met dagen worden aangegeven :
  'mu' = X/13.D
  voor de tewerkstellingen die met dagen en uren worden aangegeven :
  'mu' = Z/13.U;
  'mu' wordt afgerond tot het tweede cijfer na de komma, 0,005 wordt naar boven afgerond
  3° de factoren die betrekking hebben op het loon :
  W = de uitgekeerde loonmassa die per tewerkstelling driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %), met uitzondering van de vergoedingen die worden betaald ingevolge een verbreking van de arbeidsovereenkomst en die in arbeidsduur worden uitgedrukt en van de eindejaarspremies die betaald worden door tussenkomst van een derde persoon.
  De aldus bepaalde loonmassa per tewerkstelling dient in de volgende gevallen aangepast te worden vooraleer zij als berekeningsbasis kan dienen van S. Voor de categorieën van werknemers voor wie de eindejaarspremie door tussenkomst van een derde wordt uitbetaald, wordt de loonmassa voor van elke tewerkstelling van het kwartaal waarin de vermelde premie gewoonlijk wordt betaald, vermenigvuldigd met 1,25. Het resultaat van de vermenigvuldiging wordt tot de dichtstbijzijnde cent afgerond en 0,005 EUR wordt naar 0,01 EUR afgerond.
  S = de loonmassa die in aanmerking genomen wordt om het basisbedrag R(t) van de vermindering te bepalen.
  Voor de werkgevers die genieten van één van de verminderingen voorzien in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, in het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen of in Hoofdstuk II, Afdeling XI, onderafdeling 2 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt S forfaitair verminderd met 241,70 EUR per kwartaal.
  4° de factoren die betrekking hebben op de vermindering van de werkgeversbijdragen :
  t = een periode van vier opeenvolgende kwartalen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
  R(t) = een vermindering van de socialezekerheidsbijdragen per kwartaal, voor een voltijds tewerkgestelde werknemer met volledige prestaties in het jaar t, t vertrekkende van 1.
  P(t) = een vermindering van socialezekerheidsbijdragen per kwartaal voor een werknemer met onvolledige prestaties in het jaar t, t vertrekkende van 1.
  F* = minimumforfait van de driemaandelijkse bijdragevermindering.
  F* = 471 EUR
  M* = een forfait dat gebruikt wordt bij de berekening van de vermindering waarin voorzien wordt door dit huidig artikel, met M* = 210,71 EUR
  'bèta' is een correctiecoëfficiënt voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers. 'bèta' is gelijk aan 1,25.
  § 2. De lastenverlaging geschiedt volgens de loonmassa S en de arbeidsduur in het kwartaal. Voor deze berekening wordt verstaan onder :
  1° Loonmassa S
  a. de lastenverlaging hangt af van de zone waarin de loonmassa S van de tewerkstelling zich situeert. Hiertoe onderscheidt men vier zones die afgebakend worden door de waarden S0, S1 en S2 :
  S0 is gelijk aan 2.565,18 EUR;
  S1 is gelijk aan 3.536,43 EUR;
  S2 is gelijk aan 4.470,31 EUR.
  b. Om de loonmassa (S) te bepalen, gaat men als volgt te werk :
  1) voor de tewerkstellingen uitsluitend aangegeven in dagen :
  S = het globaal referteloon gedeeld door J, waarbij het globaal referteloon gelijk is aan W-13-D. Het globaal referteloon wordt niet afgerond, maar het resultaat van de deling wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde cent, waarbij 0,005 EUR naar 0,01 EUR wordt afgerond;
  2) voor de tewerkstellingen aangegeven in dagen en uren :
  S = het globaal referteloon gedeeld door H, waarbij het globaal referteloon gelijk is aan W-13-U. Het globaal referteloon wordt niet afgerond, maar het resultaat van de deling wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde cent, waarbij 0,005 EUR naar 0,01 EUR wordt afgerond;
  3) daarenboven, voor de tewerkstelling waarvoor één van de verminderingen voorzien in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, in het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen of in Hoofdstuk II, Afdeling VI, onderafdeling 2 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen wordt verlenen, wordt S forfaitair verminderd met 241,70 EUR.
  c. Naar gelang van de zone waarin de op die manier verkregen loonmassa (S) zich bevindt, wordt er voor de tewerkstelling één van de volgende 4 regelingen van bijdragevermindering toegepast :
  1° S is kleiner dan of gelijk aan S0 :
  R(t) = F*
  2° S is groter dan S0 en kleiner dan of gelijk aan S1 :
  R(t) = M* + 525,68
  3) S is groter dan S1 en kleiner of gelijk aan S 2 :
  R(t) = M* + 525,68 - a(S - S1)
  met 'alfa' = (M* +525,68) - F*/S2-S1, 'alfa' wordt tot op het vierde cijfer na de komma afgerond, 0,00005 wordt naar boven afgerond.
  R(t) wordt tot de dichtstbijzijnde cent afgerond, en 0,005 EUR wordt naar 0,01 EUR afgerond.
  4° S is groter dan S2 :
  R(t) = F*
  2° de arbeidsduur in het kwartaal.
  De vermindering van de bijdragen bedoeld in 1° wordt aangepast in functie van de prestaties van de tewerkstelling, de coëfficiënt 'delta' en de coëfficiënt 'beta'; R(t) en P(t) worden naar de dichtstbijzijnde cent afgerond, waarbij 0,005 EUR wordt afgerond naar 0,01 EUR :
  'bèta' is een correctiecoëfficiënt waardoor bij de berekening van P(t) uit R(t) de werknemers met deeltijdse prestaties het recht openen op een relatief hoger verminderingsbedrag. Hij wordt gebruikt in de afzonderlijke berekening van P(t) voor elke tewerkstelling. 'bèta' is gelijk aan 1,25.
  'delta' is een reductiefactor die moet vermijden dat P(t) groter zou kunnen worden dan R(t). d wordt berekend uit 'bèta' en uit de globale prestatiebreuk 'mu'(glob) van de natuurlijke persoon. 'delta' wordt, in combinatie met de prestatiebreuk 'mu' van de tewerkstelling, gebruikt bij de afzonderlijke berekening van P(t) voor elke tewerkstelling.
  De globale prestatiebreuk 'mu'(glob) van een natuurlijke persoon wordt bekomen door de prestatiebreuken 'mu' van alle tewerkstellingen van deze natuurlijke persoon bij elkaar op te tellen, met uitsluiting van de tewerkstellingen die uitsluitend overeenkomen met de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding.
  'delta' wordt berekend als volgt :
  - als 'mu'(glob) kleiner is dan of gelijk is aan 1/'beta', is 'delta' = 1;
  - als 'mu'(glob) groter is dan 1/'beta', is 'delta' gelijk aan 1 gedeeld door het product van 'mu' (glob) en 'beta';
  'delta' wordt afgerond tot het vierde cijfer na de komma, waarbij 0,00005 naar boven wordt afgerond.
  Voor elke tewerkstelling van een natuurlijke personen P(t) = R(t).'beta'.'mu'.'delta' "
Article 1er. L'article 1er, §§ 1er et 2, de l'arrêté royal du 7 mai 1999 pris en exécution de l'article 35, § 4, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, modifié par les arrêtés royaux des 17 septembre 2000 et 7 juillet 2002 est remplacé par la disposition suivante :
  " Article 1er. § 1er. Les employeurs du secteur des ateliers protégés relevant de la Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux, occupant des travailleurs qui sont assujettis à l'ensemble des régimes visés à l'article 21, § 1er, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, bénéficient trimestriellement pour chacun de leurs travailleurs d'une réduction forfaitaire des cotisations patronales visées à l'article 38, § 3, 1° à 7° et § 3bis de la même loi. Le calcul de cette réduction forfaitaire des cotisations patronales se fait par occupation. Il est égal au résultat des formules ci-dessous. Pour le calcul de ces formules, on entend par :
  1° Occupation : une relation de travail comme travailleur salarié, dont les caractéristiques suivantes restent inchangées :
  - la catégorie d'employeur, déterminée par l'organisme percepteur des cotisations de sécurité sociale, à laquelle l'employeur appartient;
  - la catégorie de travailleurs, déterminée par l'organisme percepteur précité, à laquelle le travailleur appartient;
  - la date de début de la relation de travail;
  - la date de fin de la relation de travail;
  - le numéro de la commission ou de la sous-commission paritaire, compétente pour l'activité exercée;
  - le nombre de jours par semaine du régime de travail;
  - la durée contractuelle hebdomadaire moyenne de travail du travailleur salarié;
  - la durée hebdomadaire moyenne de travail de la personne de référence;
  - le type de contrat de travail : à temps plein ou à temps partiel;
  - le cas échéant, le type de mesure de réorganisation du temps de travail, selon laquelle l'occupation a lieu, tel qu'il a été défini par l'organisme percepteur précité;
  - le cas échéant, le type de mesure de promotion de l'emploi, selon laquelle l'occupation a lieu, tel qu'il a été défini par l'organisme percepteur précité;
  - le cas échéant, le statut spécial du travailleur tel qu'il a été défini par l'organisme percepteur précité;
  - le cas échéant, le fait que le travailleur soit pensionné;
  - le cas échéant, le type de contrat d'apprentissage, tel qu'il a été défini par l'organisme percepteur précité;
  - le cas échéant, les modalités spéciales du payement de la rémunération : à la pièce, à la tâche, à la prestation, à la commission telles qu'elles ont été définies par l'organisme percepteur précité;
  - pour les travailleurs payés complètement ou partiellement au pourboire, pour les travailleurs saisonniers dans les secteurs de l'horticulture et de l'agriculture et pour les marins-pêcheurs : le numéro de fonction, tel qu'ils ont été définis par l'organisme percepteur précité;
  - pour les travailleurs des compagnies aériennes, occupés à bord des avions et les pilotes militaires, la catégorie de personnel volant à laquelle ils appartiennent, telle qu'elle a été définie par l'organisme percepteur précité;
  - pour le personnel enseignant, les modalités de paiement de la rémunération : en dixièmes ou en douzièmes.
  Le changement d'au moins une de ces caractéristiques entraîne une autre occupation du même travailleur. Les périodes couvertes par une indemnité de rupture constituent des occupations distinctes des périodes couvertes par une rémunération pour prestations réelles.
  2° les facteurs relatifs à la durée du travail :
  J = le nombre de jours de travail d'une occupation qui a été déclarée exclusivement avec des journées telles que visées à l'article 24 de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, à l'exclusion des jours de vacances légales des ouvriers, des jours de " repos compensatoire secteur de la construction " et des jours de vacances complémentaires octroyés par C.C.T. rendue obligatoire qui ne sont pas payés par l'employeur.
  Les jours couverts par une indemnité de rupture ne sont pas pris en compte dans le calcul de J.
  X = J, plus les jours de vacances légales des ouvriers, plus les jours de " repos compensatoire secteur de la construction ", plus les jours de l'occupation tels que visés à l'article 50 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et les journées de vacances complémentaires octroyées par convention collective de travail rendue obligatoire qui ne sont pas payées par l'employeur.
  H = le nombre d'heures de travail d'une occupation qui a été déclarée en jours et en heures conformément au facteur J défini ci-dessus.
  Z = H, plus les heures de l'occupation qui correspondent aux vacances légales des ouvriers, plus les heures de l'occupation qui correspondent aux jours de repos compensatoire secteur de la construction, plus les heures de l'occupation visées à l'article 50 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
  U = le nombre moyen d'heures par semaine, de la personne de référence.
  D = le nombre de jours par semaine du régime de travail.
  μ = la fraction des prestations. μ est déterminée de la façon suivante :
  pour les occupations qui sont exclusivement déclarées en jours :
  μ = X/13.D
  pour les occupations qui sont déclarées en jours et en heures :
  μ = Z/13.U;
  μ est arrondi à la deuxième décimale après la virgule, 0,005 étant arrondi vers le haut.
  3° les facteurs relatifs à la rémunération :
  W = la masse salariale déclarée trimestriellement par occupation (à 100 %), à l'exception des indemnités payées en raison de la rupture du contrat de travail et qui sont exprimées en durée de travail et des primes de fin d'année payées à l'intervention d'un tiers.
  La masse salariale par occupation ainsi définie est adaptée dans les cas suivants avant qu'elle ne puisse servir de base de calcul à S. Pour les catégories de travailleurs pour lesquels les primes de fin d'année sont payées à l'intervention d'un tiers, la masse salariale de chaque occupation prise en compte pour le trimestre durant lequel ladite prime est habituellement payée est multipliée par 1,25. Le résultat de cette multiplication est arrondi au cent le plus proche, 0,005 EUR étant arrondi à 0,01 EUR.
  S = la masse salariale prise en compte pour déterminer le montant de base de la réduction R(t).
  Pour les employeurs bénéficiant d'une des réductions prévues à l'article 9 de l'arrêté royal du 24 février 1997 contenant des conditions plus précises relatives aux accords pour l'emploi en application des articles 7, § 2, 30, § 2, et 33, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, à l'arrêté royal du 24 novembre 1997 contenant des conditions plus précises relatives à l'instauration de la réduction de cotisations pour la redistribution du travail en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité ou au Chapitre II, Section XI, sous-section 2 de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, le facteur S est diminué forfaitairement de 241,70 EUR par trimestre.
  4° les facteurs relatifs à la réduction des cotisations patronales :
  t = une période de quatre trimestres consécutifs à partir de la date d'entrée en vigueur du présent article.
  R(t) = une réduction des cotisations de sécurité sociale par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations complètes, pour l'année t, t partant de 1.
  P(t) = une réduction des cotisations de sécurité sociale par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations incomplètes, pour l'année t, t partant de 1.
  F* = forfait minimal de la réduction trimestrielle des cotisations.
  F* = 471 EUR
  M* = un forfait utilisé dans le calcul de la réduction prévue par le présent article, avec M* = 210,71 EUR.
  'bèta' est un coefficient de correction pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et les travailleurs occupés à temps partiel. 'bèta' est égal à 1,25.
  § 2. La réduction des charges sociales est fonction de la masse salariale S et de la durée du travail du trimestre. Pour ce calcul, on entend par :
  1° Masse salariale S
  a. La réduction dépend de la zone dans laquelle se situe la masse salariale S de l'occupation. On distingue à cet effet quatre zones délimitées par les valeurs S0, S1 et S2 :
  S0 est égal à 2.565,18 EUR;
  S1 est égal à 3.536,43 EUR;
  S2 est égal à 4.470,31 EUR.
  b. Pour déterminer la masse salariale (S), on procède de la manière suivante :
  1) pour les occupations exclusivement déclarées en jours :
  S = au salaire de référence global divisé par J, dans lequel le salaire de référence global est égal à W.13.D. Le salaire de référence global n'est pas arrondi, mais le résultat de la division est arrondi au cent le plus proche, 0,005 EUR étant arrondi à 0,01 EUR;
  2) pour les occupations déclarées en jours et en heures :
  S = au salaire de référence global divisé par H, dans lequel le salaire de référence global est égal à W.13.U. Le salaire de référence global n'est pas arrondi, mais le résultat de la division est arrondi au cent le plus proche, 0,005 EUR étant arrondi à 0,01 EUR;
  3) de plus, pour les occupations pour lesquelles une des réductions prévues à l'article 9 de l'arrêté royal du 24 février 1997 contenant des conditions plus précises relatives aux accords pour l'emploi en application des articles 7, § 2, 30, § 2, et 33, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, à l'arrêté royal du 24 novembre 1997 contenant des conditions plus précises relatives à l'instauration de la réduction de cotisations pour la redistribution du travail en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité ou au Chapitre II, Section VI, sous-section 2 de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses est octroyée, le facteur S est diminué forfaitairement de 241,70 EUR par trimestre.
  c. En fonction de la zone dans laquelle se situe la masse salariale (S) ainsi déterminée, il est appliqué pour l'occupation l'un des 4 régimes de réduction de cotisations suivants :
  1° S inférieur ou égal à S0 :
  R(t) = F*
  2° S supérieur à S0 et inférieur ou égal à S1 :
  R(t) = M* + 525,68
  3° S est supérieur à S1 et inférieur ou égal à S2 :
  R(t) = M* + 525,68 - α(S - S1)
  avec α = (M* + 525,68) - F*/S2 - S1, α est arrondi a la quatrième décimale après la virgule, 0,00005 étant arrondi vers le haut.
  R(t) est arrondi au cent le plus proche, 0,005 EUR étant arrondi à 0,01 EUR.
  4° S supérieur à S2 :
  R(t) = F*
  2° La durée du travail du trimestre.
  La réduction des cotisations visée au 1° est adaptée en fonction des prestations durant l'occupation, du coefficient d et du coefficient 'bèta'; R(t) et P(t) sont arrondis au cent le plus proche, où 0,005 EUR est arrondi à 0,01 EUR.
  'bèta' est un coefficient de correction par lequel, par le calcul de P(t) à partir de R(t), les travailleurs occupés à temps partiel ouvrent le droit à une réduction relativement plus importante. Il est utilisé dans le calcul séparé de P(t) pour chaque occupation. 'bèta' est égal à 1,25.
  Δ est un facteur de réduction permettant d'éviter que P(t) puisse être supérieur à R(t). d est calculé à partir de 'bèta' et de la fraction de prestation globale μ(glob) de la personne physique. Δ est utilisé en combinaison avec la fraction de prestation μ de l'occupation dans le calcul individuel de P(t) de chaque occupation.
  La fraction globale de prestation μ(glob) d'une personne physique est obtenue en additionnant les fractions de prestations μ de toutes les occupations de cette personne physique, à l'exclusion des occupations correspondant exclusivement à des journées couvertes par une indemnité de rupture.
  Δ est calculé comme suit :
  - si μ(glob) est inférieur ou égal à 1/'bèta', alors Δ = 1;
  - si μ(glob) est supérieur à 1/'bèta', alors Δ = 1 divisé par le produit de μ(glob) et 'bèta';
  Δ est arrondi au quatrième chiffre après la virgule, 0,00005 étant arrondi vers le haut.
  Pour chaque occupation d'une personne physique P(t) = R(t).'bèta'.μ.Δ "
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Art.2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2003.
Art. 3. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 3 juni 2003.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Sociale Zaken,
  F. VANDENBROUCKE.
Art. 3. Notre Ministre de l'Emploi et Notre Ministre des Affaires sociales sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
  .