Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-2003 en tekstbijwerking tot 08-05-2015)
Titre
12 MARS 2003. - Arrêté royal concernant l'application des dispositions relatives au maintien de la durée du travail obligatoire des gens de mer à bord des navires faisant escale dans des ports belges(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 14-03-2003 et mise à jour au 08-05-2015)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (25)
Texte (25)
Toepassingsgebied.
Champ d'application.
Artikel 1.   a) op de onder EU-vlag varende en/of in de EU geregistreerde schepen wordt toepassing gemaakt van de clausules 1-16 van de als bijlage I gevoegde Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden.
  b) op de niet onder EU-vlag varende en/of in de EU geregistreerde schepen wordt toepassing gemaakt van de clausules 1-12 van de als bijlage I gevoegde Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden.
Article 1er.   a) les clauses 1-16 de l'Accord européen relatif à l'organisation du temps de travail des gens de mer, faisant l'objet de l'annexe I, s'appliquent aux navires battant pavillon de l'UE et/ou immatriculés dans l'UE.
  b) les clauses 1-12 de l'Accord européen relatif à l'organisation du temps de travail des gens de mer, faisant l'objet de l'annexe I, s'appliquent aux navires ne battant pas pavillon de l'UE et/ou non immatriculés dans l'UE.
Art.1/1. [1 Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :
   - richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST), gewijzigd bij richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009;
   - richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006.]1

  
Art.1/1. [1 Cet arrêté transpose partiellement :
   - la directive 1999/63/CE du Conseil du 21 juin 1999 concernant l'accord relatif à l'organisation du temps de travail des gens de mer, conclu par l'Association des armateurs de la Communauté européenne (ECSA) et la Fédération des syndicats des transports dans l'Union européenne (FST), modifié par la directive 2009/13/CE du Conseil du 16 février 2009;
   - la directive 2013/54/UE du parlement européen et du Conseil du 20 novembre 2013 relative à certaines responsabilités de l'Etat du pavillon en ce qui concerne le respect et la mise en application de la convention du travail maritime, 2006.]1

  
Art.1/2. [1 Elk schip dat onder Belgische vlag vaart en onder het toepassingsgebied van de wet van 13 juni 2014 tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 valt, houdt aan boord een exemplaar van de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST) van 30 september 1998, gewijzigd bij de overeenkomst van 19 mei 2008 tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 ter beschikking op een gemakkelijke en rechtstreeks toegankelijke plaats zodat de zeelieden, de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren en de erkende organisaties de overeenkomst kunnen raadplegen. Dit kan langs elektronische weg.]1
  
Art.1/2. [1 Tout navire battant pavillon belge et tombant sous le champ d'application de la loi du 13 juin 2014 d'exécution et de contrôle de l'application de la Convention du travail maritime 2006 tient à disposition à son bord un exemplaire de l'accord relatif à l'organisation du temps de travail des gens de mer, conclu par l'Association des armateurs de la Communauté européenne (ECSA) et la Fédération des syndicats des transports dans l'Union européenne (FST) du 30 septembre 1998, modifié par l'accord conclu le 19 mai 2008 par les Associations des armateurs de la Communauté européenne (ECSA) et la Fédération européenne des travailleurs des transports (ETF) concernant la convention du travail maritime, 2006 dans un endroit facilement et directement accessible aux marins, aux agents chargés du contrôle de la navigation et aux organismes agréés de sorte qu'ils puissent consulter l'accord. L'accès peut être assuré par voie électronique.]1
  
Definities.
Définitions.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  a) " schip " : elk zeeschip, ongeacht of het staats- dan wel particulier eigendom is, dat gewoonlijk wordt gebruikt in de handelsscheepvaart. Vissersvaartuigen vallen niet onder deze definitie;
  b) " inspecteur " : de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar aangewezen om de werkomstandigheden aan boord van zeeschepen te inspecteren;
  c) " klacht " : een mededeling of verslag ingediend door een bemanningslid, een beroepsorganisatie, een associatie, een vakbond of, in het algemeen, eenieder die belang heeft bij de veiligheid van het schip en met name bij de veiligheid en gezondheid van de bemanning.
Art.2. Aux fins du présent arrêté, on entend par :
  a) " navire "; tout navire de mer, de propriété publique ou privée, normalement affecté à des opérations maritimes commerciales. Les navires de pêche ne sont pas inclus dans cette définition;
  b) " inspecteur "; le fonctionnaire chargé du contrôle de la navigation et désigné pour inspecter les conditions de travail à bord des navires de mer;
  c) " plainte " : toute information ou rapport communiqué par un membre d'équipage, un organisme professionel, une association, un syndicat ou, d'une manière générale, toute personne ayant un intérêt dans la sécurité du navire, notamment dans la sécurité ou la santé des membres de l'équipage.
Opstelling van verslagen.
Préparation de rapports.
Art.3. De inspecteur die een klacht ontvangt die hij niet kennelijk ongegrond acht of over aanwijzingen beschikt dat een schip dat vrijwillig in het kader van de normale uitoefening van zijn activiteiten dan wel om operationele redenen een Belgische haven aandoet en niet voldoet aan de in bijlage I van dit besluit genoemde normen, stelt een verslag op ten behoeve van de regering van het land waar het schip is geregistreerd. Indien een overeenkomstig artikel 4 van dit besluit verrichte inspectie relevante bewijzen oplevert, neemt de inspecteur de nodige maatregelen om te waarborgen dat alle omstandigheden aan boord die duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de zeevarenden worden verholpen.
  De identiteit van de persoon die de klacht indient behoeft niet aan de kapitein of de eigenaar van het schip bekend te worden gemaakt.
Art.3. L'inspecteur qui reçoit une plainte qu'il ne juge pas manifestement non fondée ou détient une preuve qu'un navire faisant volontairement escale dans le cours normal de ses activités ou pour des raisons liées à son exploitation, dans un port belge et qui n'est pas conforme aux normes visées à l'annexe I du présent arrêté, adresse un rapport au gouvernement du pays sur le registre duquel le navire est immatriculé. Lorsqu'une inspection effectuée conformément à l'article 4 du présent arrêté établit les preuves requises, l'inspecteur prend les mesures nécessaires pour corriger les situations qui, à bord, présentent un danger manifeste pour la sécurité ou la santé des membres de l'équipage.
  L'identité de la personne dont émane la plainte ne doit être révélée ni au capitaine ni au propriétaire du navire.
Inspectie en nadere inspectie.
Inspection et inspection détaillée.
Art.4.   1. Wanneer een inspecteur een inspectie verricht met het doel bewijzen te verzamelen dat een schip niet voldoet aan de in bijlage I van dit besluit genoemde normen onderzoekt hij of :
  - er aan boord van het schip een organisatieschema van de werkzaamheden voorhanden is, dat in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels is opgesteld volgens het model als bijlage II,1 van dit besluit of een ander gelijkwaardig model en dat op een gemakkelijk toegankelijke plaats aan boord is opgehangen;
  - de gegevens over de arbeids- en rusttijden van de zeevarenden in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels worden geregistreerd, op formulieren volgens het model als bijlage II,2 van dit besluit, of een ander gelijkwaardig model, aan boord worden bewaard degelijk door de bevoegde autoriteit van de Staat waar het schip is geregistreerd, zijn goedgekeurd.
  2. Wanneer een klacht is ontvangen, of de inspecteur op grond van zijn eigen waarnemingen aan boord vermoedt dat de zeevarenden oververmoeid zijn, voert hij een nadere inspectie uit volgens lid 1 om zich ervan te vergewissen of de geregistreerde arbeids- en rusttijden in overeenstemming zijn met de in de bijlage I van dit besluit vastgelegde normen en of daaraan naar behoren de hand is gehouden, waarbij hij andere geregistreerde gegevens betreffende de scheepsactiviteiten in zijn beoordeling betrekt.
Art.4.   1. Lorsqu'un inspecteur effectue une inspection afin d'établir la preuve qu'un navire n'est pas conforme aux normes de l'annexe I au présent arrêté, il vérifie :
  - qu'un tableau précisant l'organisation du travail à bord a été élaboré dans la ou les langues de travail utilisées à bord et en anglais, suivant le modèle reproduit à l'annexe II, 1 du présent arrêté, ou un modèle équivalent, et qu'il est affiché à bord dans un endroit aisément accessible;
  - qu'un registre des heures de travail et de repos des gens de mer est tenu dans la ou les langues de travail utilisées à bord et en anglais, suivant le modèle reproduit à l'annexe II, 2 du présent arrêté, ou un modèle équivalent, et est conservé à bord et qu'il existe une preuve qu'il a été dûment visé par l'autorité compétente de l'Etat dans lequel le navire est immatriculé.
  2. Lorsqu'une plainte a été reçue, ou que l'inspecteur à partir de ses propres observations à bord, a des raisons de penser que les marins sont excessivement fatigués, il effectue une inspection détaillée conformément au paragraphe 1 pour déterminer si les heures de travail et les périodes de repos inscrites au registre correspondent aux normes figurant à l'annexe I de cet arrêté et si elles ont été dûment observées, en tenant compte d'autres registres relatifs à l'exploitation du navire.
Herstel van tekortkomingen.
Correction des anomalies.
Art.5.   1. Indien tijdens de inspectie of de nadere inspectie blijkt dat het schip niet voldoet aan de in de bijlage I van dit besluit genoemde normen neemt de inspecteur de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de omstandigheden aan boord die een duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de zeevarenden, worden verbeterd. Zo kan onder meer een uitvaarverbod worden opgelegd, totdat de geconstateerde tekortkomingen zijn verholpen of de zeevarenden voldoende zijn uitgerust.
  2. Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat het wachtpersoneel van de eerste wacht of van één van de aflossingsploegen oververmoeid is, zorgt de inspecteur ervoor dat het schip niet uitvaart voordat de geconstateerde tekortkomingen zijn hersteld of de zeevarenden voldoende zijn uitgerust.
Art.5.   1. Si l'inspection ou l'inspection détaillée révèle que le navire n'est pas conforme aux normes figurant à l'annexe I de cet arrêté, l'inspecteur prend les mesures nécessaires pour remédier à toute situation qui à bord, présente un danger manifeste pour la sécurité ou la santé des marins. Ces mesures peuvent comporter une interdiction de quitter le port tant que les anomalies constatées n'ont pas été corrigées ou tant que les marins ne sont pas suffisamment reposés.
  2. Lorsqu'il existe des preuves claires que les membres du personnel chargés du premier quart ou ceux des quarts suivants qui assurent la relève sont excessivement fatigués, l'inspecteur veille à ce que le navire ne quitte pas le port avant que les anomalies constatées aient été corrigées ou avant que les marins concernés ne se soient suffisamment reposés.
Follow-up procedures.
Procédures de suivi.
Art.6. Wanneer een schip krachtens artikel 5 van dit besluit een verbod krijgt opgelegd om de haven te verlaten, stelt de inspecteur, de kapitein, de eigenaar of exploitant, de overheid van de vlaggenstaat of de staat waar het schip is geregistreerd dan wel de consul, of wanneer er geen consul is, de dichtstbijzijnde diplomatieke vertegenwoordiging van de betrokken staat, in kennis van de resultaten van de in artikel 4 van dit besluit bedoelde inspecties, van zijn eventuele beslissingen en van de vereiste corrigerende maatregelen.
  2. Bij de inspecties wordt alles in het werk gesteld om te voorkomen dat een schip onrechtmatig wordt opgehouden.
Art.6. 1. Lorsqu'un navire fait l'objet d'une interdiction de quitter le port en application de l'article 5, l'inspecteur informe le capitaine, le propriétaire ou l'exploitant du navire, ainsi que l'administration de l'Etat du pavillon ou de l'Etat dans lequel le navire est immatriculé ou le consul ou, en son absence, le plus proche représentant diplomatique de cet Etat, des résultats des inspections visées à l'article 4 ou de toute décision prise par lui, et, le cas échéant, des mesures correctives requises.
  2. Lors des inspections tous les efforts possibles sont déployés pour éviter qu'un navire ne soit indûment retardé.
Recht van beroep.
Droit de recours.
Art.7.   1. De eigenaar of de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger in België heeft het recht beroep in te stellen tegen een door de inspecteur genomen besluit tot aanhouding. Het beroep schorst de aanhouding niet.
  2. De inspecteur dient de kapitein van het schip als bedoeld in punt 1 naar behoren op de hoogte te stellen van zijn recht op beroep.
Art.7.   1. Le propriétaire ou l'exploitant du navire ou son représentant en Belgique dispose d'un droit de recours contre une décision d'immobilisation prise par l'inspecteur. Le recours ne suspend pas l'immobilisation.
  2. L'inspecteur informe dûment le capitaine du navire visé au point 1 de ses droits de recours.
Administratieve samenwerking.
Coopération entre administrations.
Art.8. De inspecteur maakt elk kwartaal bekend welke door hem onderzochte schepen in de afgelopen drie maanden werden aangehouden en welke schepen in de afgelopen 24 maand meer dan één maal werden aangehouden.
  De publicatie omvat het volgende :
  - naam van het schip;
  - naam van de eigenaar of de exploitant van het schip;
  - IMO-nummer;
  - vlaggenstaat;
  - classificatiebureau, voor zover nodig, en, indien van toepassing, enige partij die namens de vlaggenstaat certificaten heeft afgegeven voor het schip in overeenstemming met de verdragen;
  - reden voor aanhouding;
  - haven en datum van aanhouding.
Art.8. L'inspecteur signale chaque trimestre la liste des navires qu'il a inspectés et qu'il a retenus au cours des trois mois précédents et quels navires ont été retenus plus d'une fois au cours des derniers 24 mois.
  La liste précisera :
  - le nom du navire;
  - le nom du propriétaire ou de l'exploitant du navire;
  - le numéro OMI;
  - l'état du pavillon;
  - le bureau de classification, pour autant que nécessaire et si d'application, toute partie qui a délivré des certificats au nom de l'Etat du pavillon au navire concerné conformément aux conventions;
  - la raison de la retenue;
  - le port et la date de retenue.
Art.9. Niet-begunstigingsclausule.
  Bij inspectie van een schip dat geregistreerd is op het grondgebied of onder de vlag vaart van een staat die IAO-Verdrag nr. 180 of het Protocol bij IAO-Verdrag nr. 147 niet heeft geratificeerd, zal ervoor worden gezorgd dat, zodra het Verdrag en het Protocol zijn in werking getreden, de behandeling van dit schip en haar bemanning niet gunstiger is dan van een schip dat geregistreerd is op het grondgebied of onder de vlag vaart van een staat die wel partij is bij IAO-Verdrag nr. 180 en/of het Protocol bij IAO-Verdrag nr. 147.
Art.9. Clause de traitement " pas plus favorable ".
  Lors de l'inspection d'un navire enregistré dans le territoire ou battant pavillon d'un état qui n'a pas ratifié la convention n° 180 de l'OIT ou le Protocole de la Convention n° 147 de l'OIT, on veillera, après l'entrée en vigueur de la Convention et du Protocole, à ne pas accorder un traitement plus favorable à ce navire et à son équipage que celui qui est réservé à un navire battant le pavillon d'un Etat partie à la Convention n° 180 de l'OIT et/ou au Protocole de la Convention n° 147 de l'OIT.
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.
Art.10. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art.11. Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.11. Notre Ministre de la Mobilité et des Transports est chargée de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. BIJLAGE I. - EUROPESE OVEREENKOMST betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden.
  Gezien de overeenkomst betreffende de sociale politiek behorende bij het protocol betreffende de sociale politiek, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en inzonderheid artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 2,
  Overwegende dat artikel 4, lid 2, van de overeenkomst betreffende de sociale politiek bepaalt dat op communautair niveau gesloten overeenkomsten op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen ten uitvoer kunnen worden gelegd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie,
  Overwegende dat de ondertekenende partijen hierbij een dergelijk verzoek doen;
  ZIJN DE ONDERTEKENENDE PARTIJEN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
  Clausule 1.
  1. Deze overeenkomst is van toepassing op zeevarenden op elk zeeschip, ongeacht of het staats- of particulier eigendom is, dat geregistreerd staat op het grondgebied van een lidstaat en gewoonlijk gebruikt wordt in de handelsscheepvaart. In deze overeenkomst wordt een schip dat in het register van twee staten is opgenomen, geacht te zijn geregistreerd op het grondgebied van de staat wiens vlag het voert.
  2. In geval van twijfel moet de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat beslissen of schepen wel of niet als zeeschepen of als gebruikt voor de handelsscheepvaart in de zin van deze overeenkomst worden beschouwd. De organisaties van de betrokken reders en zeevarenden dienen te worden geraadpleegd.
  [1 3. Bij twijfel over de vraag of bepaalde categorieën personen voor de toepassing van deze overeenkomst dienen te worden beschouwd als zeevarenden, wordt in elke lidstaat na overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden een beslissing ter zake genomen door de bevoegde autoriteit. In dit kader wordt naar behoren rekening gehouden met de resolutie van de algemene conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar 94e (maritieme) zitting inzake informatie over beroepsgroepen.]1
  Clausule 2.
  In deze overeenkomst wordt verstaan onder :
  a) " arbeidstijd " : de tijd gedurende welke een zeevarende arbeid voor het schip moet verrichten;
  b) " rusttijd " : de tijd buiten de arbeidstijd; korte pauzes vallen niet onder dit begrip;
  c) [1 "zeevarende" : elke persoon die werkzaam is of is gecontracteerd of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip waarop deze overeenkomst van toepassing is;]1
  d) [1 "reder" : eigenaar van het schip of elke andere instelling of persoon, zoals de scheepsuitbater, de agent of de rompbevrachter, aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de uitbating van het schip heeft toevertrouwd en die, bij het opnemen van die verantwoordelijkheid, aanvaard heeft om de taken en verplichtingen die krachtens deze wet aan de reders zijn opgelegd, op zich te nemen, los van het feit dat andere instellingen of personen zich in zijn naam van sommige van die taken of verantwoordelijkheden kwijten.]1
  Clausule 3.
  Binnen de in clausule 5 genoemde grenzen, moet hetzij een maximumarbeidstijd worden vastgesteld die binnen een bepaalde periode niet mag worden overschreden; hetzij een minimumrusttijd die binnen een bepaalde periode moet worden toegekend.
  Clausule 4.
  Onverminderd het bepaalde in clausule 5, is de normale standaardarbeidstijd voor zeevarenden in principe een achturendag, met een dag rust per week en rust op algemene feestdagen. De lidstaten kunnen echter procedures aannemen voor het goedkeuren en registreren van een collectieve arbeidsovereenkomst waarin de normale arbeidstijd van zeevarenden wordt vastgelegd op een basis die niet minder gunstig is dan deze norm.
  Clausule 5.
  [1 De clausules 5, 7, 8 en 9 worden geregeld in artikel 10/1, van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden.]1
  Clausule 6.
  [1 1. Nachtdienst door zeevarenden jonger dan 18 is verboden. In deze norm is "nacht" gedefinieerd in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk. De nacht beslaat een periode van ten minste negen uur die niet later dan middernacht begint en niet eerder dan 5 uur 's ochtends eindigt.
   2. De bevoegde autoriteit kan een uitzondering op de strikte handhaving van de nachtdienstbeperking maken wanneer :
   a) de doeltreffende opleiding van de betreffende zeevarenden volgens vastgelegde programma's en roosters daardoor zou worden verstoord, of
   b) de specifieke aard van de taak of een erkend opleidingsprogramma vereist dat de zeevarenden op wie de uitzondering betrekking heeft 's nachts taken uitvoeren en de autoriteit, na overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden, bepaalt dat het werk niet schadelijk is voor hun gezondheid of welzijn.
   3. De indienstneming, aanmonstering of tewerkstelling van zeevarenden jonger dan 18 is verboden indien het werk gevaar oplevert voor hun gezondheid of veiligheid. Het soort werk waarvoor dit geldt wordt vastgesteld in nationale wet- en regelgeving of door de bevoegde autoriteit, na overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden, in overeenstemming met relevante internationale normen."]1

  Clausule 7.
  [1 ...]1
  Clausule 8.
  [1 ...]1
  Clausule 9.
  [1 ...]1
  Clausule 10.
  1. Bij de vaststelling, goedkeuring of verandering van de sterkte van de bemanning dient er rekening mee te worden gehouden dat excessieve arbeidstijden vermeden of tot een minimum beperkt dienen te worden om voldoende rust te waarborgen en vermoeidheid te beperken.
  2. Als uit de notities of andere bewijsmiddelen blijkt dat inbreuk is gemaakt op de bepalingen inzake arbeids- of rusttijden, dienen maatregelen, waaronder zo nodig ook een verandering in de sterkte van de bemanning van het schip, te worden getroffen om toekomstige overtredingen te voorkomen.
  3. Alle schepen waarop deze overeenkomst van toepassing is, dienen genoegzaam, veilig en doeltreffend bemand te zijn, overeenkomstig het document betreffende de veilige minimumsterkte van de bemanning of een gelijkwaardig document dat door de bevoegde autoriteit is afgegeven.
  Clausule 11.
  Personen beneden 16 jaar mogen niet op een schip werken.
  Clausule 12.
  De reder dient de kapitein de nodige middelen te verstrekken om te voldoen aan de verplichtingen krachtens deze overeenkomst, waaronder die welke verband houden met de voldoende sterkte van de bemanning van het schip. De kapitein dient alle noodzakelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de eisen inzake de arbeids- en de rusttijden van de zeevarenden, die uit deze overeenkomst voortvloeien.
  Clausule 13.
  [1 1. Clausule 13, punt 1 tot en met 12 worden geregeld in artikel 102 en Bijlage XX van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.
   2. De aard van de uit te voeren medische keuring en de bijzonderheden die in het medisch certificaat dienen te worden vermeld, dienen te worden vastgesteld in overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden.
   3. Alle zeevarenden dienen regelmatig een medische keuring te ondergaan. Wachtlopende zeevarenden met gezondheidsproblemen die volgens een arts het gevolg zijn van het feit dat zij nachtarbeid verrichten, dienen, wanneer dat mogelijk is, te worden overgeplaatst naar dagarbeid waarvoor zij geschikt zijn.
   4. De in punt 3 en 4 bedoelde medische keuring is gratis en valt onder het medisch geheim. Keuringen van deze aard kunnen worden uitgevoerd in het kader van het nationale gezondheidsstelsel.]1

  Clausule 14.
  De reders dienen de bevoegde autoriteit op haar verzoek gegevens te verstrekken over wachtlopende zeevarenden en andere 's nachts werkende zeevarenden.
  Clausule 15.
  Zeevarenden dienen de veiligheids- en gezondheidsbescherming te genieten die bij de aard van hun werk past. Voor de veiligheid en de gezondheidsbescherming van de overdag en 's nachts werkende zeevarenden dienen gelijkwaardige veiligheids- en preventieve diensten of voorzieningen aanwezig te zijn.
  Clausule 16.
  [1 Elke zeevarende heeft recht op een betaald verlof. Het aantal dagen betaald verlof wordt berekend op basis van een minimum van 2,5 kalenderdagen per maand dat de zeevarende in dienst is geweest en pro rata voor onvolledige dienstmaanden.]1
  De minimumperiode van betaald verlof mag niet worden vervangen door een geldelijke vergoeding, behalve bij beëindiging van de arbeidsverhouding.
  Gedaan te Brussel, 30 september 1998.
  Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST).
  Associatie van reders van de Europese Gemeenschap.
  (1)<KB 2014-09-30/05, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>
Art. N1. Annexe I. - ACCORD EUROPEEN relatif à l'organisation du temps de travail des gens de mer.
  Vu l'accord sur la politique sociale annexé au protocole sur la politique sociale annexé au traité instituant la Communauté européenne, et notamment son article 3, paragraphe 4, et son article 4, paragraphe 2,
  vu l'article 4, paragraphe 2, de l'accord sur la politique sociale, qui dispose que la mise en oeuvre des accords conclus au niveau européen intervient à la demande conjointe des parties signataires, par une décision du Conseil sur proposition de la Commission,
  vu que les parties signataires font cette demande par la présente,
  LES PARTIES SIGNATAIRES SONT CONVENUES DE CE QUI SUIT :
  Clause 1.
  1. Le présent accord s'applique aux gens de mer se trouvant à bord de tout navire de mer, de propriété publique ou privée, qui est immatriculé dans le territoire d'un Etat membre et normalement affecté à des opérations maritimes commerciales. Aux fins du présent accord, un navire qui est immatriculé dans le territoire de deux Etats est considéré comme étant immatriculé dans le territoire de celui dont il bat pavillon.
  2. En cas de doute sur la question de savoir si un navire doit être considéré aux fins de l'accord comme un navire de mer ou comme un navire affecté à des opérations maritimes commerciales, la question sera réglée par l'autorité compétente de l'Etat membre. Les organisations d'armateurs et de gens de mer intéressées devraient être consultées.
  [1 3. Si, aux fins du présent accord, l'appartenance d'une catégorie de personnes aux gens de mer soulève un doute, la question est tranchée par l'autorité compétente de chacun des Etats membres après consultation des organisations d'armateurs et gens de mer intéressés. A cet égard, il est tenu dûment compte de la résolution concernant l'information sur les groupes professionnels, adoptée par la 94e session (maritime) de la Conférence générale de l'Organisation internationale du travail.]1
  Clause 2.
  Aux fins du présent accord :
  a) l'expression " durée du travail " désigne le temps durant lequel un marin est tenu d'effectuer un travail pour le navire;
  b) l'expression " heures de repos " désigne le temps qui le n'est pas compris dans la durée du travail; cette expression n'inclut pas les interruptions de courte durée;
  c) [1 l'expression " gens de mer " et le terme " marin " désignent les personnes employées ou engagées ou travaillant à quelque titre que ce soit à bord d'un navire auquel le présent accord s'applique;]1
  d) [1 le terme " armateur " désigne le propriétaire du navire ou toute autre entité ou personne, telle que le gérant, l'agent ou l'affréteur coque nue, à laquelle le propriétaire a confié la responsabilité de l'exploitation du navire et qui, en assumant cette responsabilité, a accepté de se charger des tâches et obligations incombant aux armateurs aux termes de la présente loi, indépendamment du fait que d'autres entités ou personnes s'acquittent en son nom de certaines de ces tâches ou responsabilités.]1
  Clause 3.
  Dans les limites indiquées à la clause 5, on fixera soit le nombre maximal d'heures de travail qui ne devra pas être dépassé dans une période donnée, soit le nombre minimal d'heures de repos qui devra être accordé dans une période donnée.
  Clause 4.
  Sans préjudice de la clause 5, la norme de durée du travail pour les gens de mer, comma pour les autres travailleurs, est en principe de huit heures par jour avec un jour de repos par semaine, plus le repos correspondant aux jours fériés. Les Etats membres peuvent adopter des dispositions visant à autoriser ou à enregistrer une convention collective qui fixe les horaires normaux de travail pour les gens de mer sur une base qui n'est pas moins favorable que ladite norme.
  Clause 5.
  [1 Les clauses 5, 7, 8 et 9 sont réglées par l'article 10/1, de l'arrêté royal du 24 mai 2006 concernant des brevets pour des gens de mer.]1
  Clause 6.
  [1 1. Le travail de nuit par un marin de moins de 18 ans est interdit. Aux fins de la présente clause, le terme "nuit" est défini conformément à la législation et à la pratique nationales. Il couvre une période de neuf heures consécutives au moins, commençant au plus tard à minuit et se terminant au plus tôt à 5 heures du matin.
   2. Une dérogation à la stricte observation de la restriction concernant le travail de nuit peut être décidée par l'autorité compétente quand :
   a) la formation effective des gens de mer concernés dans le cadre de programmes et plans d'études établis pourrait en être compromise; ou
   b) la nature particulière de la tâche ou un programme de formation reconnu exige que les gens de mer visés par la dérogation travaillent la nuit et l'autorité décide, après consultation des organisations d'armateurs et de gens de mer intéressées, que ce travail ne portera pas préjudice à leur santé ou à leur bien-être;
   3. L'emploi, l'engagement ou le travail des gens de mer de moins de 18 ans est interdit lorsque le travail est susceptible de compromettre leur santé ou leur sécurité. Les types de travail en question sont déterminés par la législation nationale ou par l'autorité compétente, après consultation des organisations d'armateurs et de gens de mer intéressées, conformément aux normes internationales applicables.]1

  Clause 7.
  [1 ...]1
  Clause 8.
  [1 ...]1
  Clause 9.
  [1 ...]1
  Clause 10.
  1. Poux déterminer, approuver ou réviser les effectifs d'un navire, il faut tenir compte de la nécessité d'éviter ou de restreindre, dans toute la mesure possible, une durée de travail excessive, d'assurer un repos suffisant et de limiter la fatigue.
  2. S'il résulte des registres ou d'autres faits établis que les dispositions relatives aux heures de travail et aux heures de repos ne sont pas respectées, des mesures doivent être prises, y compris, s'il y a lieu, la révision des effectifs du navire, afin d'éviter que les infractions ne se renouvellent.
  3. Tout navire auquel s'applique le présent accord doit avoir à bord un équipage suffisant en nombre et en qualité pour garantir la sécurité, conformément au document spécifiant les effectifs minimaux de sécurité, ou à tout autre document équivalent, établi par l'autorité compétente.
  Clause 11.
  Aucune personne âgée de moins de seize ans ne doit travailler à bord d'un navire.
  Clause 12.
  L'armateur doit s'assurer, aux fins du respect des obligations résultant du présent accord, que le capitaine dispose des ressources nécessaires, y compris des effectifs suffisants. Le capitaine doit prendre toutes les mesures nécessaires pour que les conditions en matière d'heures de travail et d'heures de repos des marins résultant de cet accord soient respectées.
  Clause 13.
  [1 1. La clause 13, points 1 jusqu'à 12, est réglée dans l'article 102 et l'annexe XX de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime.
   2. La nature de l'examen médical à effectuer ainsi que les renseignements à consigner sur le certificat médical sont déterminés après consultation des organisations d'armateurs et de gens de mer intéressées.
   3. Tout marin fait l'objet d'examens médicaux réguliers. Les marins de quart ayant des problèmes de santé certifiés par un médecin comme étant dus au travail de nuit sont, si possible, transférés à un poste de jour approprié.
   4. L'examen de santé mentionné aux points 3 et 4 est effectué gratuitement et dans le respect du secret médical. Ces examens de santé peuvent être réalisés dans le cadre des systèmes nationaux de santé.]1

  Clause 14.
  Les armateurs fournissent à l'autorité nationale compétente, à sa demande, des informations sur les marins de quart et sut d'autres travailleurs de nuit.
  Clause 15.
  Les marins bénéficient d'une protection en matière de sécurité et de santé adaptée à la nature de leur travail. Les marins travaillant de jour ou de nuit disposent de services ou d'équipements de protection et de prévention équivalents en matière de sécurité et de santé.
  Clause 16.
  [1 Tout marin bénéficie de congés payés. Les congés payés annuels sont calculés sur la base d'un minimum de 2,5 jours civils par mois d'emploi et au prorata pour les mois incomplets.]1
  La période minimale de congés payés ne peut être remplacée par une indemnité compensatoire, sauf si la relation de travail est arrivée à terme.
  Fait à Bruxelles, le 30 septembre 1998.
  Fédération des syndicats des transports dans l'Union européenne (FST).
  Association des armateurs de la Communauté européenne (ECSA).
  (1)<AR 2014-09-30/05, art. 25, 002; En vigueur : 20-08-2014>
Art. 1N2. BIJLAGE II, 1. - MODEL ORGANISATIESCHEMA VAN DE WERKZAAMHEDEN AAN BOORD.
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14-03-2003, p. 12766).
  (Wijziging niet opgenomen om technische redenen. <KB 2014-09-30/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>
  [1 ...]1
  
Art. 1N2. Annexe II, 1. - MODELE DE TABLEAU PRECISANT L'ORGANISATION DU TRAVAIL A BORD.
  (Modèle non repris pour des raisons techniques. Voir MB 14-03-2003, p. 12759).
  (Modification du tableau non reprise pour des raisons techniques. <AR 2014-09-30/05, art. 26, 002; En vigueur : 20-08-2014>)
  [1 ...]1
  
Art. 2N2. BIJLAGE II, 2. - MODELFORMULIER VOOR DE REGISTRATIE VAN DE WERK- OF RUSTTIJDEN VAN ZEEVARENDEN.
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14-03-2003, p. 12768-12769).
  (Wijzingingen niet opgenomen om technische redenen. <KB 2014-09-30/05, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>
Art. 2N2. Annexe II, 2.
  (Modèle non repris pour des raisons techniques. Voir MB 14-03-2003, p. 12761-12762).
  (Modification non reprise pour des raisons techniques. <AR 2014-09-30/05, art. 27, 002; En vigueur : 20-08-2014>)