Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
1 APRIL 2003. - Wet houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 16-05-2003 en tekstbijwerking tot 17-04-2003)
Titre
1er AVRIL 2003. - Loi portant exécution de l'accord interprofessionnel pour la période 2003-2004. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 16-05-2003 et mise à jour au 17-04-2003)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (35)
Texte (35)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
CHAPITRE I. - Disposition générale.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de risicogroepen en de jongeren op wie een inschakelingparcours van toepassing is.
CHAPITRE II. - Dispositions relatives aux groupes à risque et aux jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion.
Afdeling 1. - Inspanning ten voordele van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingparcours van toepassing is.
Section 1. - Effort en faveur des personnes appartenant aux groupes à risque ou auxquelles s'applique un parcours d'insertion.
Art.2. Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.
Art.2. La présente section s'applique aux employeurs soumis à la loi du 27 juin 1969 portant révision de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 relatif à la sécurité sociale des travailleurs ou l'arrêté-loi du 7 février 1945 concernant la sécurité sociale des marins de la marine marchande.
Art.3. De werkgevers bedoeld in artikel 2 zijn voor de jaren 2003 en 2004 een bijdrage van 0,10 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, als bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.
  De Koning kan de categorieën van werkgevers bepalen, die Hij, geheel of gedeeltelijk, onttrekt aan het toepassingsgebied van deze afdeling.
  De inspanning bedoeld in het eerste lid is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingparcours van toepassing is.
  Het begrip risicogroepen wordt bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4.
Art.3. Les employeurs visés à l'article 2 sont redevables, pour les années 2003 et 2004, d'une cotisation de 0,10 calculée sur la base du salaire global des travailleurs occupés par un contrat au sens de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail comme prévu à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés et aux arrêtés d'exécution de cette loi.
  Le Roi peut déterminer les catégories d'employeurs qu'Il soustrait complètement ou partiellement du champ d'application de la présente section.
  L'effort visé à l'alinéa 1er est destiné aux personnes appartenant aux groupes à risque ou à qui s'applique un parcours d'insertion.
  La notion de groupes à risque est prévue par la convention collective visée à l'article 4.
Art.4. § 1. De inspanning bedoeld in artikel 3 wordt geconcretiseerd door middel van een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen voor 2003 en 2004.
  § 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet gesloten worden overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
  De collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg uiterlijk op 1 juli van het jaar waarop ze betrekking heeft of tegen een andere datum door de Koning bepaald. Zij moet uitdrukkelijk vermelden dat ze gesloten is met toepassing van deze afdeling.
  § 3. De partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, moeten jaarlijks een evaluatieverslag en een financieel overzicht van de uitvoering van de in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst neerleggen op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. De Koning kan de nadere regelen en voorwaarden vastleggen waaraan het evaluatieverslag en het financieel overzicht moeten voldoen. Deze evaluatieverslagen worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art.4. § 1er. L'effort visé à l'article 3 est concrétisé au moyen d'une nouvelle convention collective de travail ou d'une convention collective de travail prolongée, conclue pour une entreprise ou un groupe d'entreprises, pour 2003 et 2004.
  § 2. La convention collective de travail visée au § 1er doit être conclue conformément à la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires.
  La convention collective de travail doit être déposée au greffe de l'Administration des relations collectives de travail du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale au plus tard le 1er juillet de l'année à laquelle elle se rapporte ou à une autre date déterminée par le Roi. Elle doit mentionner de manière explicite qu'elle est conclue en application de cette section.
  § 3. Les parties qui ont signé la convention collective de travail doivent déposer chaque année un rapport d'évaluation et un aperçu financier de l'exécution de la convention collective visée au § 1er au greffe de l'Administration des relations collectives de travail du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale au plus tard le 1er juillet de l'année suivant celle à laquelle s'applique la convention collective de travail. Les modalités et les conditions auxquelles doivent répondre le rapport d'évaluation et l'aperçu financier peuvent être déterminées par le Roi. Ces rapports d'évaluation sont transmis à la Chambre des représentants.
Art.5. § 1. De werkgevers die niet of slechts voor een gedeelte van hun werknemers onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, § 1, vallen, zijn gehouden tot de betaling van de bijdrage van 0,10 %, bedoeld in artikel 3 voor het gedeelte van de werknemers dat niet onder het toepassingsgebied valt van een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is de bijdrage van 0,10 % niet verschuldigd voor het 1e en 2e kwartaal 2003 en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2003 vastgesteld op 0,20 %.
  § 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat hen betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.
  Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.5. § 1er. Les employeurs qui ne sont pas couverts ou qui sont couverts pour une partie seulement de leurs travailleurs par une convention collective de travail visée à l'article 4, § 1er, sont tenus de payer la cotisation de 0,10 % visée à l'article 3 pour la partie de leurs travailleurs qui ne sont pas couverts par une telle convention collective de travail.
  Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, la cotisation de 0,10 % n'est pas due pour les 1er et 2e trimestres 2003 et la cotisation pour les 3e et 4e trimestres 2003 est fixée à 0,20 %.
  § 2. Les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale sont, chacune en ce qui la concerne, chargées de la perception et du recouvrement de la cotisation visée au § 1er, ainsi que du versement de celle-ci sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé au sein du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 créant un Fonds en vue de l'utilisation de la modération salariale supplémentaire pour l'emploi.
  Cette cotisation est assimilée à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Afdeling 2. - Begeleiding van de jongeren op wie een inschakelingparcours van toepassing is.
Section 2. - Accompagnement des jeunes qui bénéficient du parcours d'insertion.
Art.6. § 1. De werkgevers op wie de voornoemde wet van 27 juni 1969 of de voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 toepasselijk zijn, zijn voor de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004 een bijdrage van 0,05 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, bedoeld in artikel 23 van de voornoemde wet van 29 juni 1981.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is deze bijdrage voor het 1e en 2e kwartaal 2003 niet verschuldigd en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2003 vastgesteld op 0,10 %.
  De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van deze afdeling onttrekken.
  § 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982.
  Deze bijdragen worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.6. § 1er. Les employeurs auxquels sont applicables la loi du 27 juin 1969 précitée ou l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité, sont redevables, pour la période du 1er janvier 2003 au 31 décembre 2004, d'une cotisation de 0,05 %, calculée sur la base du salaire global des travailleurs occupés par un contrat au sens de la loi du 3 juillet 1978 relative au contrat de travail, comme prévu à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 précitée.
  Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, cette cotisation n'est pas due pour les 1er et 2e trimestres 2003 et la cotisation pour les 3e et 4e trimestres 2003 est fixée à 0,10 %.
  Le Roi peut soustraire entièrement ou partiellement les catégories qu'Il détermine du champ d'application de la présente section.
  § 2. Les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale sont, chacune en ce qui la concerne, chargées de la perception et du recouvrement de la cotisation visée au § 1er, ainsi que du versement de celle-ci sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé au sein du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 précité.
  Ces cotisations sont assimilées à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Art.7. § 1. De opbrengst van de bijdragen bedoeld in artikel 6, § 1, wordt aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingparcours van toepassing is.
  § 2. De middelen die op en vanaf 31 december 2002 in het Tewerkstellingsfonds beschikbaar zijn en die enerzijds komen van het saldo van de middelen bedoeld in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en van de middelen voortkomend uit de inwerkingstelling van artikel 20, § 1, van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 27 januari 1997, en anderzijds van de bijdragen die vanaf 1 januari 2003 verschuldigd zijn met toepassing van artikel 5, worden aangewend voor de bevordering en de omkadering van het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst en voor de federale diensten belast met het toezicht, de opvolging en de omkadering van het inschakelingparcours.
Art.7. § 1er. Le produit des cotisations visées à l'article 6, § 1er, est affecté à l'accompagnement des jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion.
  § 2. Les moyens disponibles au et à partir du 31 décembre 2002 au Fonds pour l'Emploi et provenant, d'une part, du solde des moyens visés à l'article 6, § 2, de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 contenant des mesures pour la promotion de l'emploi en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, et des moyens résultant de la mise en oeuvre de l'article 20, § 1er, de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi et de l'article 6, § 1er, de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 précité, et d'autre part, des cotisations qui, à partir du 1er janvier 2003, sont dues en vertu de l'article 5, sont utilisés pour la promotion et l'encadrement de l'apprentissage de professions exercées par des travailleurs salariés ainsi que pour les services fédéraux chargés du contrôle, du suivi et de l'encadrement du parcours d'insertion.
Art.8. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
  1° ten voordele van welke jongeren, in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regels die bijdragen bedoeld in artikel 6, § 1, worden aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingparcours van toepassing is. Door de Koning kan worden voorzien in de toekenning van de voorschotten waarvan het bedrag door Hem wordt bepaald;
  2° wat betreft de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingparcours van toepassing is, de nadere regels voor de verdeling van de opbrengst van de bijdragen, bedoeld in artikel 6, § 1;
  3° elke andere maatregel die nodig is om de uitvoering van deze maatregel te waarborgen.
Art.8. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des Ministres :
  1° en faveur de quels jeunes, dans quels cas, à quelles conditions et selon quelles modalités les cotisations visées à l'article 6, § 1er, sont affectées à l'accompagnement de jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion. Le Roi peut prévoir l'octroi d'avances dont II détermine le montant;
  2° pour l'accompagnement des jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion, les modalités de répartition du produit des cotisations visées à l'article 6, § 1er;
  3° toute autre mesure nécessaire pour garantir l'exécution de la présente section.
HOOFDSTUK III. - Startbaanovereenkomst.
CHAPITRE III. - Convention de premier emploi.
Art.9. In artikel 23, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, wordt aangevuld als volgt :
  " 4° elkeen van buitenlandse afkomst, die net voor zijn aanwerving :
  a) werkzoekende is;
  b) minder dan dertig jaar oud is;
  5° elkeen van buitenlandse afkomst, die een bruggepensioneerde vervangt, die net voor zijn aanwerving :
  a) werkzoekende is;
  b) minder dan dertig jaar oud is;
  6° elke persoon met een handicap die, net voor zijn aanwerving :
  a) werkzoekende is;
  b) minder dan dertig jaar oud is. ";
  2° een § 1bis wordt ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 1bis. Voor toepassing van § 1, 4° en 5°, wordt verstaan onder een persoon van buitenlandse afkomst, de persoon die niet de nationaliteit bezit van een Staat die deel uitmaakt van de Europese Unie, of de persoon waarvan ten minste één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat op het ogenblik van het overlijden of de persoon waarvan ten minste twee van de grootouders niet deze nationaliteit bezitten of bezaten op het ogenblik van hun overlijden. De jongere kan met elk rechtsmiddel bewijzen dat hij beantwoordt aan deze definitie, de verklaring op eer inbegrepen.
  Voor toepassing van § 1, 6°, wordt verstaan onder een persoon met een handicap, de persoon die als dusdanig ingeschreven is bij het " Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap " of bij " l'Agence wallonne pour l'Intégration des Personneshandicapées " of bij de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " of bij de " Dienststelle des Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge ", en die hiervan het bewijs levert door de mededeling aan de werkgever van een attest van de instelling waaruit zijn inschrijving blijkt. "
Art.9. A l'article 23, de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi, sont apportées les modifications suivantes :
  1° le § 1er, modifié par la loi programme (I) du 24 décembre 2002, est complété comme suit :
  " 4° toute personne d'origine étrangère qui, la veille de son engagement :
  a) est demandeuse d'emploi;
  b) est âgée de moins de trente ans;
  5° toute personne d'origine étrangère remplaçant un travailleur bénéficiant de la prépension qui, la veille de son engagement :
  a) est demandeuse d'emploi;
  b) est âgée de moins de trente ans;
  6° toute personne handicapée qui, la veille de son engagement :
  a) est demandeuse d'emploi;
  b) est âgée de moins de trente ans. ";
  2° un § 1erbis, rédigé comme suit, est inséré :
  " § 1erbis. Pour l'application du § 1er, 4° et 5°, on entend par personne d'origine étrangère, la personne qui ne possède pas la nationalité d'un Etat qui fait partie de l'Union européenne ou la personne dont au moins un des parents ne possède pas cette nationalité ou ne possédait pas cette nationalité à la date de son décès ou la personne dont au moins deux des grands-parents ne possèdent pas cette nationalité ou ne possédaient pas cette nationalité à la date de leur décès. Le jeune peut prouver qu'il répond à cette définition par toute voie de droit, y compris la déclaration sur l'honneur.
  Pour l'application du § 1er, 6°, on entend par personne handicapée, la personne qui est inscrite comme telle au " Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap " ou à " l'Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées " ou au " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " ou au " Dienststelle des Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge ", et qui en fournit la preuve par la communication à l'employeur d'une attestation de l'organisme établissant qu'il y est inscrit. "
Art.10. Artikel 31, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
  " Om in dienst te treden met een startbaanovereenkomst overhandigt de jongere, bedoeld in artikel 23, § 1, 2°, 3°, 4°, 5° en 6°, aan de werkgever een attest van de instelling of de dienst, afhangend van de gemeenschappen of de gewesten, die bevoegd is inzake arbeidsbemiddeling, dat bevestigt dat hij is ingeschreven als werkzoekende. "
Art.10. L'article 31, § 2, alinéa 2, de la même loi, est remplacé par l'alinéa suivant :
  " Pour être occupé dans les liens d'une convention de premier emploi, le jeune visé à l'article 23, § 1er, 2°, 3°, 4°, 5° ou 6°, communique à l'employeur une attestation de l'organisme ou du service, dépendant des communautés ou des régions, qui est compétent en matière de placement, établissant qu'il est inscrit comme demandeur d'emploi. "
Art.11. Artikel 42, § 1, 1°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 september 2001, wordt vervangen als volgt :
  " 1° deze werkgevers uit de private sector gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4 van de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004, die een inspanning voorziet van ten minste 0,15 % voor de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004; "
Art.11. L'article 42, § 1er, 1°, de la même loi, modifié par la loi du 5 septembre 2001, est remplacé par le texte suivant :
  " 1° ces employeurs privés soient liés par une convention collective de travail visée à l'article 4 de la loi du 1er avril 2003 portant exécution de l'accord interprofessionnel pour la période 2003-2004, qui prévoit un effort d'au moins 0,15 % pour la période du 1er janvier 2003 au 31 décembre 2004; ".
HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen.
CHAPITRE IV. - Prépension.
Afdeling 1. - Voltijds brugpensioen.
Section 1. - Prépension à temps plein.
Art.12. In artikel 110, § 1, eerste lid, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden " in de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 " vervangen door de woorden " in de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004 ".
Art.12. A l'article 110, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, modifié par la loi du 10 août 2001, les mots " au cours de la période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2002 " sont remplacés par les mots " au cours de la période du 1er janvier 2003 au 31 décembre 2004 ".
Afdeling 2. - Halftijds brugpensioen.
Section 2. - Prépension à mi-temps.
Art.13. In artikel 112, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden " voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 " vervangen door de woorden " voor de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004 ".
Art.13. A l'article 112, alinéa 1er, de la même loi, modifié par la loi du 10 août 2001, les mots " pour la période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2002 " sont remplacés par les mots " pour la période du ter janvier 2003 au 31 décembre 2004 ".
Art.14. § 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen met betrekking tot het halftijds brugpensioen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van het concurrentievermogen, gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999 en bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden " voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 " vervangen door de woorden " voor de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004 ".
  § 2. In artikel 4 van hetzelfde besluit; gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden " 30 juni 2000 " vervangen door de woorden " 30 juni 2002 ".
  § 3. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden " 31 december 2002 " vervangen door de woorden " 31 december 2004 ".
Art.14. § 1er. A l'article 1er de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 portant des mesures relatives à la prépension à mi-temps en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, modifié par la loi du 26 mars 1999 et par la loi du 10 août 2001, les mots " pour la période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2002 " sont remplacés par les mots " pour la période du 1er janvier 2003 au 31 décembre 2004 ".
  § 2. A l'article 4 du même arrêté, modifié par la loi du 10 août 2001, les mots " 30 juin 2000 " sont remplacés par les mots " 30 juin 2002 ".
  § 3. A l'article 5 du même arrêté, modifié par la loi du 10 août 2001, les mots " 31 décembre 2002 " sont remplacés par les mots " 31 décembre 2004 ".
HOOFDSTUK V. - Bijdragen en inhoudingen op aanvullende vergoedingen.
CHAPITRE V. - Cotisations et retenues sur des avantages complémentaires.
Art.15. Artikel 268, § 1, van de programmawet van 22 december 1989, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 1991, 30 maart 1994 en 3 april 1995 en bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997 bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en het koninklijk besluit van 11 december 2001, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 2002, wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Een bijzondere werkgeversbijdrage wordt ingevoerd, die gelijk is aan 24,80 EUR per maand, voor ieder conventioneel brugpensioen dat krachtens een na 30 september 1989 bij de griffie van de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg neergelegde collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord werd toegekend in het kader van de wetgeving op het conventioneel brugpensioen bedoeld in artikel 132 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
  Wordt met het in het eerste lid bedoelde conventioneel brugpensioen gelijkgesteld, overeenkomstig bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad vastgelegde voorwaarden en nadere regels, de vergoeding, die in totaal ten minste 7.436,80 EUR kan bedragen ongeacht of deze periodiek of niet-periodiek wordt betaald, die door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet of zou kunnen genieten indien hij het werk niet had hervat bij een andere werkgever, voorzover deze vergoeding door de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers niet als loon wordt beschouwd. Voor de vaststelling van het bedrag van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld.
  Wat de in het vorige lid bedoelde vergoeding betreft is de bijzondere werkgeversbijdrage, bedoeld in het eerste lid, niet verschuldigd, indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling die met het conventioneel brugpensioen gelijkgesteld wordt, toegekend wordt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op sectorniveau en neergelegd vóór 1 juli 2002, of op basis van een ononderbroken verlenging van een dergelijke overeenkomst, en indien de gewezen werknemer een loopbaan heeft van minimum 40 jaar, berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum vanaf wanneer de maandelijkse bijzondere bijdrage kan worden geïnd, alsmede het bedrag ervan, de modaliteiten van de storting en, met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde vergoeding, de specifieke regels en modaliteiten inzake de berekening en de inning van de verschuldigde bijzondere werkgeversbijdrage bedoeld in het eerste lid, alsmede de betalingsmodaliteiten van de bijzondere bijdrage indien de aanvullende vergoeding door verscheidene debiteuren verschuldigd is, alsook de specifieke modaliteiten voor vergoedingen die niet periodiek worden betaald. Hij kan ook, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen wijzigen. "
  (Het bedrag van hogervermelde bijdrage wordt verdubbeld, behalve wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst, het collectief of individueel akkoord of toezegging uitdrukkelijk bepalen dat het in het eerste lid bedoeld conventioneel brugpensioen of de in het tweede lid bedoelde vergoeding verder uitbetaald worden in geval van werkhervatting door de betrokkene.) <W 2003-04-08/33, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2003>
Art.15. L'article 268, § 1er, de la loi-programme du 22 décembre 1989, modifié parles lois des 20 juillet 1991, 30 mars 1994 et 3 avril 1995 et par l'arrêté royal du 21 mars 1997 confirmé par la loi du 26 juin 1997, ainsi que par l'arrêté royal du 11 décembre 2001 confirmé par la loi du 26 juin 2002, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. Il est instauré une cotisation spéciale, à charge de l'employeur, d'un montant de 24,80 EUR par mois, pour toute prépension conventionnelle accordée en vertu, soit d'une convention collective de travail, soit d'un accord collectif, déposé au greffe du service des relations collectives du travail du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, après le 30 septembre 1989, dans le cadre de la législation sur la prépension conventionnelle visée à l'article 132 de la loi du 1er août 1985 contenant des dispositions sociales.
  Est assimilée à la prépension conventionnelle visée à l'alinéa 1er, dans les conditions et selon les modalités déterminées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, l'indemnité, qui peut s'élever au total à 7.436,80 EUR au moins indépendamment de son paiement périodique ou non périodique, qui est accordée directement ou indirectement par l'employeur à l'ancien travailleur qui perçoit, ou aurait pu, s'il n'avait pas repris le travail chez un autre employeur, percevoir des allocations de chômage en tant que chômeur complet, pour autant que cette indemnité ne soit pas considérée comme rémunération par la loi du 12 avril 1965 relative à la protection de la rémunération des travailleurs. Pour la détermination du montant de cette indemnité, il est tenu compte de l'avantage maximal dont pourrait bénéficier le travailleur, sans qu'il soit requis que les conditions permettant de bénéficier de cet avantage maximal soient réellement remplies.
  En qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa précédent, la cotisation spéciale à charge de l'employeur, visée à l'alinéa 1er, n'est pas due, lorsque le complément assimilé à la prépension conventionnelle visé à l'alinéa 2 a été octroyé sur la base d'une convention collective de travail conclue au niveau sectoriel et déposée avant le 1er juillet 2002, ou sur la base de la prolongation ininterrompue d'une telle convention, et lorsque l'ancien travailleur a une carrière de 40 années minimum, calculée selon les règles indiquées dans la convention collective de travail.
  Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, la date à laquelle la cotisation spéciale mensuelle peut être perçue, ainsi que son montant, les modalités de versement et, en ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 2, les règles et les modalités spécifiques en matière de calcul et de perception de la cotisation patronale spéciale due visée à l'alinéa 1er, ainsi que les modalités de paiement de la cotisation spéciale lorsque l'indemnité complémentaire est due par plusieurs débiteurs, et les modalités spécifiques pour les indemnités qui ne sont pas payées périodiquement. II peut également modifier, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les montants visés aux alinéas 1er et 2. "
  (Le montant de la cotisation précitée est porté au double sauf lorsque la convention collective de travail, l'accord ou l'engagement collectif ou individuel prévoient explicitement que la prépension conventionnelle visée à l'alinéa 1er ou l'indemnité visée à l'alinéa 2 continueront à être versées en cas de reprise du travail par l'intéressé.) <L 2003-04-08/33, art. 75, 002; En vigueur : 27-04-2003>
Art.16. Artikel 141, § 1, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage wordt ingevoerd, bestemd voor de sector arbeidsvoorziening en werkloosheid, voor ieder conventioneel brugpensioen dat krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord werd toegekend in het kader van de wetgeving op het conventioneel brugpensioen bedoeld in artikel 132 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
  Het bedrag van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op :
  1° 24,80 EUR voor de werknemers waarvan het brugpensioen ingaat vanaf tenminste 60 jaar, met toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974;
  2° 74,40 EUR voor de werknemers met brugpensioen in de ondernemingen die door de minister van Tewerkstelling en Arbeid erkend werden als onderneming in herstructurering in de zin van de wetgeving op het conventioneel brugpensioen, wanneer de leeftijd van het ingaan van het brugpensioen ten minste 52 jaar, maar minder dan de normale in de sector geldende brugpensioenleeftijd bedraagt;
  3° 111,55 EUR voor de werknemers met brugpensioen in de ondernemingen bedoeld in het 2°, wanneer de leeftijd van het ingaan van het brugpensioen minder dan 52 jaar bedraagt;
  4° 49,60 EUR voor de werknemers met brugpensioen niet bedoeld in 1° tot 3°.
  De in het tweede lid, 1° en 4°, bedoelde bedragen zijn slechts verschuldigd voor de bruggepensioneerden aan wie de opzegging ter kennis is gebracht na 31 augustus 1990 en voor wie het brugpensioen ingaat na 31 december 1990.
  De in het tweede lid, 2° en 3°, bedoelde bedragen zijn slechts verschuldigd voor de bruggepensioneerden aan wie de opzegging ter kennis is gebracht na 31 augustus 1990 en voor wie het brugpensioen ingaat na 31 december 1990, voorzover zij tewerkgesteld waren door een onderneming die door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid na 31 december 1990 erkend werd als onderneming in herstructurering in de zin van de wetgeving op het conventioneel brugpensioen.
  Wordt met het in het eerste lid bedoelde conventioneel brugpensioen gelijkgesteld, overeenkomstig de bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad vastgelegde voorwaarden en nadere regels, de vergoeding, die in totaal ten minste 7.436,80 EUR kan bedragen ongeacht of deze periodiek of niet-periodiek wordt betaald, die door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet of zou kunnen genieten indien hij het werk niet had hervat bij een andere werkgever, voor zover deze vergoeding door de Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers niet als loon wordt beschouwd. Voor de vaststelling van het bedrag van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld. Voor toepassing van dit lid is het bedrag van de maandelijkse bijzondere bijdrage gelijk aan 111,55 EUR.
  Wat de in het vorige lid bedoelde vergoeding betreft, is de bijzondere werkgeversbijdrage, bedoeld in het eerste lid, niet verschuldigd, indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling die met het conventioneel brugpensioen gelijkgesteld wordt, toegekend wordt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op sectorniveau en neergelegd vóór 1 juli 2002, of op basis van een ononderbroken verlenging van een dergelijke overeenkomst, en indien de gewezen werknemer een loopbaan heeft van minimum 40 jaar, berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum vanaf wanneer de maandelijkse bijzondere bijdrage kan worden geïnd, alsmede het bedrag ervan, de nadere regels van de storting en, met betrekking tot de in het vijfde lid bedoelde vergoeding, de specifieke regelen en modaliteiten inzake de berekening en de inning van de verschuldigde bijzondere werkgeversbijdrage bedoeld in het eerste lid, alsmede de betalingsmodaliteiten van de bijzondere bijdrage indien de aanvullende vergoeding door verscheidene debiteuren verschuldigd is alsook de specifieke modaliteiten voor vergoedingen die niet periodiek worden betaald. Hij kan ook, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het tweede en vijfde lid bedoelde bedragen wijzigen. "
  (Het bedrag van hogervermelde bijdrage wordt verdubbeld, behalve wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst, het collectief of individueel akkoord of toezegging uitdrukkelijk bepalen dat het in het eerste lid bedoeld conventioneel brugpensioen op de in het vijfde lid bedoelde vergoeding verder uitbetaald worden in geval van werkhervatting door de betrokkene.) <W 2003-04-08/33, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2003>
Art.16. L'article 141, § 1er, de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. Il est instauré une cotisation spéciale mensuelle à charge de l'employeur, destinée au régime relatif à l'emploi et au chômage, pour toute prépension conventionnelle accordée en vertu soit d'une convention collective de travail, soit d'un accord collectif dans le cadre de la législation sur la prépension conventionnelle visée à l'article 132 de la loi du 1er août 1985 contenant des dispositions sociales.
  Le montant de la cotisation spéciale mensuelle visée à l'alinéa 1er, est fixé à :
  1° 24,80 EUR pour les travailleurs mis en prépension à l'âge de 60 ans au moins, en application de la convention collective de travail instituant un régime d'indemnisation complémentaire en cas de licenciement pour certains travailleurs âgés, conclue au sein du Conseil national du Travail le 19 décembre 1974;
  2° 74,40 EUR pour les travailleurs mis en prépension dans les entreprises ayant été reconnues par le ministre de l'Emploi et du Travail comme étant en restructuration au sens de la législation sur la prépension conventionnelle, dont l'âge de mise en prépension est d'au moins 52 ans, tout en étant inférieur à l'âge normal pour la mise en prépension dans le secteur;
  3° 111,55 EUR pour les travailleurs mis en prépension dans les entreprises visées au 2°, dont l'âge de la mise en prépension est inférieur à 52 ans;
  4° 49,60 EUR pour les travailleurs mis en prépension qui ne sont pas visés aux 1° à 3°.
  Les montants visés à l'alinéa 2, 1° et 4°, ne sont dus que dans le chef des prépensionnés auxquels le congé a été notifié après le 31 août 1990 et dont la prépension prend cours après le 31 décembre 1990.
  Les montants visés à l'alinéa 2, 2° et 3°, ne sont dus que dans le chef des prépensionnés auxquels le congé a été notifié après le 31 août 1990 et dont la prépension prend cours après le 31 décembre 1990, pour autant qu'ils étaient occupés par une entreprise ayant été reconnue après le 31 décembre 1990 par le Ministre de l'Emploi et du Travail comme étant en restructuration au sens de la législation sur la prépension conventionnelle.
  Est assimilée à la prépension conventionnelle visée à l'alinéa 1er, dans les conditions et selon les modalités déterminées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, l'indemnité, qui peut s'élever au total à 7.436,80 EUR au moins indépendamment de son paiement périodique ou non périodique, qui est accordée directement ou indirectement par l'employeur à l'ancien travailleur qui perçoit, ou aurait pu, s'il n'avait pas repris le travail chez un autre employeur, percevoir des allocations de chômage en tant que chômeur complet, pour autant que cette indemnité ne soit pas considérée comme rémunération par la loi du 12 avril 1965 relative à la protection de la rémunération des travailleurs. Pour la détermination du montant de cette indemnité, il est tenu compte de l'avantage maximal dont pourrait bénéficier le travailleur, sans qu'il soit requis que les conditions permettant de bénéficier de cet avantage maximal soient réellement remplies. Le montant de la cotisation spéciale mensuelle est de 111,55 EUR pour l'indemnité visée au présent alinéa.
  En qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa précédent, la cotisation spéciale à charge de l'employeur, visée à l'alinéa 1er, n'est pas due, lorsque le complément assimilé à la prépension conventionnelle visé à l'alinéa 2 a été octroyé sur la base d'une convention collective de travail conclue au niveau sectoriel et déposée avant le 1er juillet 2002, ou sur la base de la prolongation ininterrompue d'une telle convention, et lorsque l'ancien travailleur a une carrière de 40 années minimum, calculée selon les règles indiquées dans la convention collective de travail.
  Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, la date à laquelle la cotisation spéciale mensuelle peut être perçue, ainsi que son montant, les modalités de versement et, en ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 5, les règles et les modalités spécifiques en matière de calcul et de perception de la cotisation patronale spéciale due visée à l'alinéa 1er, ainsi que les modalités de paiement de la cotisation spéciale lorsque l'indemnité complémentaire est due par plusieurs débiteurs, et les modalités spécifiques pour les indemnités qui ne sont pas payées périodiquement. II peut également modifier, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les montants visés aux alinéas 2 et 5. "
  (Le montant de la cotisation précitée est porté au double sauf lorsque la convention collective de travail, l'accord ou l'engagement collectif ou individuel prévoient explicitement que la prépension conventionnelle visée à l'alinéa 1er ou l'indemnité visée à l'alinéa 5 continueront à être versées en cas reprise du travail par l'intéressé.) <L 2003-04-08/33, art. 76, 002; En vigueur : 27-04-2003>
Art.17. Artikel 143 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997 en bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997, wordt opgeheven.
Art.17. L'article 143 de la même loi, modifié par l'arrêté royal du 21 mars 1997 et confirmé par la loi du 26 juin 1997, est abrogé.
Art.18. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 33 van 30 maart 1982 betreffende een inhouding op invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997 en bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 2002, wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 1. Een inhouding van 3,5 pct. wordt verricht :
  1° op de invaliditeitsuitkeringen verleend met toepassing van :
  a) de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  b) het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten der Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag;
  2° op het brugpensioen verleend met toepassing van hoofdstuk III, afdeling 2, van de wet van 22 december 1977, betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978;
  3° op het conventioneel brugpensioen, met inbegrip van het halftijds brugpensioen, waarvan het eerste gedeelte geldt als werkloosheidsuitkering en waarvan de aanvullende vergoeding wordt betaald, hetzij door de werkgever, hetzij door het fonds voor bestaanszekerheid waaronder de werkgever ressorteert, hetzij door het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
  4° op de werkloosheidsuitkering verhoogd met de vergoeding, die in totaal tenminste 7 436,80 EUR kan bedragen, ongeacht of deze periodiek of niet-periodiek wordt betaald, die door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet of zou kunnen genieten indien hij het werk niet had hervat bij een andere werkgever, voor zover deze vergoeding door de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers niet als loon wordt beschouwd. Voor de vaststelling van het bedrag van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld. Onverminderd de in het derde lid voorziene mogelijkheid tot afwijking dient, voor de toepassing van dit besluit, deze vergoeding te worden gelijkgesteld met de in 3° vermelde conventionele brugpensioenen;
  5° op de werkloosheidsuitkering verhoogd met een aanvullende vergoeding verleend met toepassing van het koninklijk besluit van 19 september 1980, betreffende het recht op werkloosheidsuitkeringen en op aanvullende vergoedingen van ontslagen bejaarde grensarbeiders of die volledig werkloos zijn gesteld.
  Deze inhouding mag niet tot gevolg hebben dat het bedrag van de sociale uitkeringen, beoogd in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° wordt verminderd tot een bedrag lager dan 938,52 EUR per maand, verhoogd met 191,97 EUR voor de rechthebbenden met gezinslast. Deze basisbedragen worden gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100). Ze worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  De Koning bepaalt met betrekking tot de in het eerste lid, 4°, bedoelde vergoeding, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de specifieke regels en modaliteiten inzake de berekening en de inning van de in het eerste lid bedoelde inhouding. Hij kan eveneens, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde bedragen wijzigen, en, in afwijking van het vorige lid en onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die Hij bepaalt in een vervangende niet-periodieke werknemersbijdrage voorzien, in te houden door de werkgever.
  Voor de uitkeringen bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt de drempel bedoeld in het vorige lid per dag vastgesteld; daartoe worden de voormelde bedragen gedeeld door 26.
  De inhouding wordt verricht door de debiteur van de hogervermelde sociale voordelen bij elke betaling ervan; de debiteur is burgerlijk verantwoordelijk voor de inhouding.
  Wat de in het eerste lid, 4°, bedoelde vergoeding betreft, is de inhouding niet verschuldigd, indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling die met het conventioneel brugpensioen gelijkgesteld wordt, toegekend wordt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op sectorniveau en neergelegd vóór 1 juli 2002, of op basis van een ononderbroken verlenging van een dergelijke overeenkomst, en indien de gewezen werknemer een loopbaan heeft van ten minste 40 jaar, berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst. ".
Art.18. L'article 1er de l'arrêté royal n° 33 du 30 mars 1982 relatif à une retenue sur des indemnités d'invalidité et des prépensions, inséré par l'arrêté royal du 21 mars 1997 confirmé par la loi du 26 juin 1997, et modifié par l'arrêté royal du 11 décembre 2001 confirmé par la loi du 26 juin 2002, est remplacé par la disposition suivante :
  " Article 1er. Une retenue de 3,5 p.c. est effectuée :
  1° sur les indemnités d'invalidité accordées en application :
  a) de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994;
  b) de l'arrêté royal du 24 octobre 1936 modifiant et coordonnant les statuts de la Caisse de secours et de prévoyance en faveur des marins naviguant sous pavillon belge;
  2° sur la prépension accordée en application du chapitre III, section 2, de la loi du 22 décembre 1977 relative aux propositions budgétaires 1977-1978;
  3° sur la prépension conventionnelle y compris la prépension à mi-temps dont la première partie vaut allocation de chômage et dont l'indemnité complémentaire est payée soit par l'employeur, soit par le Fonds de sécurité d'existence dont relève l'employeur, soit par le Fonds d'indemnisation des travailleurs licenciés en cas de fermeture d'entreprises;
  4° sur l'allocation de chômage majorée de l'indemnité, qui peut s'élever au total à 7.436,80 EUR au moins indépendamment de son paiement périodique ou non périodique, qui est accordée directement ou indirectement par l'employeur à l'ancien travailleur qui perçoit, ou aurait pu, s'il n'avait pas repris le travail chez un autre employeur, percevoir des allocations de chômage en tant que chômeur complet, pour autant que cette indemnité ne soit pas considérée comme rémunération par la loi du 12 avril 1965 relative à la protection de la rémunération des travailleurs. Pour la détermination du montant de cette indemnité, il est tenu compte de l'avantage maximal dont aurait pu bénéficier le travailleur, sans qu'il soit requis que les conditions permettant de bénéficier de cet avantage maximal soient réellement remplies. Sans préjudice de la possibilité de dérogation prévue à l'alinéa 3, cette indemnité doit, pour l'application du présent arrêté, être assimilée aux prépensions conventionnelles mentionnées au 3°;
  5° sur l'allocation de chômage majorée d'une indemnité complémentaire accordée en application de l'arrêté royal du 19 septembre 1980 relatif au droit aux allocations de chômage et aux indemnités complémentaires des travailleurs frontaliers âgés licenciés ou mis en chômage.
  Cette retenue ne peut avoir pour effet de réduire le montant des allocations sociales visées à l'alinéa 1er, 1°, 2°, 3° et 5°, à un montant inférieur à 938,52 EUR par mois, augmenté de 191,97 EUR pour les bénéficiaires ayant charge de famille. Ces montants de base sont liés à l'indice-pivot 103,14 (base 1996 = 100). Ils s'adaptent conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
  Le Roi détermine, en ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 1er, 4°, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les règles et les modalités spécifiques en matière de calcul et de perception de la retenue visée à l'alinéa 1er. Il peut également, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, modifier les montants visés à l'alinéa 1er, et, en dérogation à l'alinéa précédent et dans les conditions et selon les modalités qu'Il détermine, prévoir une cotisation de remplacement non périodique à charge du travailleur, à retenir par l'employeur.
  Pour les indemnités visées à l'alinéa 1er, 1°, le plancher visé à l'alinéa précédent est fixé par jour; à cet effet, les montants précités sont divisés par 26.
  La retenue est effectuée par le débiteur des allocations sociales précitées à chaque paiement de celles-ci; le débiteur est civilement responsable de cette retenue.
  En ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 1er, 4°, la retenue n'est pas due lorsque le complément assimilé à la prépension conventionnelle visé à l'alinéa 2 a été octroyé sur la base d'une convention collective de travail conclue au niveau sectoriel et déposée avant le 1er juillet 2002, ou sur la base de la prolongation ininterrompue d'une telle convention, et lorsque l'ancien travailleur a une carrière de 40 années minimum, calculée selon les règles indiquées dans la convention collective de travail. "
Art.19. Artikel 50, § 1, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 1996, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997 en bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en gewijzigd bij de wet van 30 december 2001, wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Op de volgende uitkeringen en vergoedingen wordt een inhouding verricht ten belope van :
  1° 1 % op het conventioneel brugpensioen met inbegrip van het halftijds brugpensioen, waarvan het eerste gedeelte geldt als werkloosheidsuitkering en waarvan de aanvullende vergoeding betaald wordt, hetzij door de werkgever, hetzij door een daartoe aangewezen instelling;
  3 % op het voltijds conventioneel brugpensioen voor de werknemers voor wie het voltijds conventioneel brugpensioen ingaat na 31 december 1996 en die in kennis werden gesteld van hun ontslag na 31 oktober 1996, behalve wanneer deze werknemers ontslagen zijn met toepassing van afdeling III van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen voor zover de erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering werd afgeleverd vóór 1 november 1996;
  2° 1 % op de werkloosheidsuitkeringen verhoogd met een aanvullende vergoeding verleend met toepassing van het koninklijk besluit van 19 september 1980 betreffende het recht op werkloosheidsuitkeringen en op aanvullende vergoedingen van ontslagen bejaarde grensarbeiders of die op volledige werkloosheid zijn gesteld;
  3° 3 % op de werkloosheidsuitkering verhoogd met de vergoeding, die in totaal ten minste 7.436,80 EUR kan bedragen, ongeacht of deze periodiek of niet-periodiek wordt betaald, die door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet of zou kunnen genieten indien hij het werk niet had hervat bij een andere werkgever, voor zover deze vergoeding door de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers niet als loon wordt beschouwd. Voor de vaststelling van het bedrag van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld.
  Deze inhouding samen met de inhouding van 3,5 pct. bedoeld in het koninklijk besluit nr. 33 van 30 maart 1982 betreffende een inhouding op invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen, mag niet tot gevolg hebben dat het bedrag van de vermelde sociale uitkeringen wordt verminderd tot een bedrag lager dan 938,50 EUR per maand, verhoogd met 191,94 EUR voor de rechthebbenden met gezinslast.
  De Koning bepaalt met betrekking tot de in het eerste lid, 3°, bedoelde vergoeding bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de specifieke regels en modaliteiten inzake de berekening en de inning van de in het eerste lid bedoelde inhouding. Hij kan eveneens in afwijking van het vorige lid en onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die Hij bepaalt, een vervangende niet-periodieke werknemersbijdrage voorzien, in te houden door de werkgever. Deze vervangende bijdrage wordt gelijkgesteld met een socialezekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangifte met verantwoording van de bijdrage, de betalingstermijn, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling belast met de inning en de invordering van de bijdragen. De opbrengst van deze bijdrage wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid overgemaakt op een speciale rekening van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de indexatiemodaliteiten van de in het eerste lid bedoelde bedragen, alsmede de modaliteiten van de herwaardering van het begrensde bruto maandloon en van de aanvullende vergoeding, alsook de specifieke modaliteiten voor vergoedingen die niet periodiek worden betaald. Hij kan eveneens, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde bedragen wijzigen.
  De inhouding wordt berekend op het totale bedrag van de uitkeringen en vergoedingen bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°. Onverminderd de in het vorige lid voorziene mogelijkheid tot afwijking door de Koning, wordt de inhouding door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening verricht op het bedrag van de werkloosheidsuitkering.
  Wat de in het eerste lid, 3°, bedoelde vergoeding betreft, is de inhouding niet verschuldigd indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling die met het conventioneel brugpensioen gelijkgesteld wordt, toegekend wordt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op sectorniveau en neergelegd vóór 1 juli 2002, of op basis van een ononderbroken verlenging van een dergelijke overeenkomst, en indien de gewezen werknemer een loopbaan heeft van ten minste 40 jaar, berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst. "
Art.19. L'article 50, § 1er, de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales, modifié par l'arrêté royal du 19 novembre 1996 confirmé par la loi du 13 juin 1997 et l'arrêté royal du 21 mars 1997 confirmé par la loi du 26 juin 1997 et modifié par la loi du 30 décembre 2001, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. Sur les allocations et indemnités suivantes, une retenue est effectuée d'un montant de :
  1° 1 % sur le montant de la prépension conventionnelle, y compris la prépension à mi-temps, dont la première partie vaut allocation de chômage et dont l'indemnité complémentaire est payée soit par l'employeur, soit par un organisme désigné dans ce but;
  3 % sur la prépension conventionnelle à temps plein pour ceux dont la prépension conventionnelle à temps plein prend cours après le 31 décembre 1996 et qui ont été mis au courant de leur licenciement après le 31 octobre 1996, sauf si ces travailleurs ont été licenciés en application de la section III de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle pour autant que la reconnaissance en tant qu'entreprise en difficulté ou en restructuration ait été délivrée avant le 1er novembre 1996;
  2° 1 % sur l'allocation de chômage majorée d'une indemnité complémentaire accordée en application de l'arrêté royal du 19 septembre 1980 relatif au droit aux allocations de chômage et aux indemnités complémentaires des travailleurs frontaliers âgés licenciés ou mis en chômage complet;
  3° 3 % sur l'allocation de chômage majorée de l'indemnité, qui peut s'élever au total à 7.436,80 EUR au moins indépendamment de son paiement périodique ou non périodique, qui est accordée directement ou indirectement par l'employeur à l'ancien travailleur qui perçoit, ou aurait pu, s'il n'avait pas repris le travail chez un autre employeur, percevoir des allocations de chômage en tant que chômeur complet, pour autant que cette indemnité ne soit pas considérée comme rémunération par la loi du 12 avril 1965 relative à la protection de la rémunération des travailleurs. Pour la détermination du montant de cette indemnité, il est tenu compte de l'avantage maximal dont aurait pu bénéficier le travailleur, sans qu'il soit requis que les conditions permettant de benéficier de cet avantage maximal soient réellement remplies.
  Cette retenue, cumulée avec la retenue de 3,5 p.c. visée dans l'arrêté royal n° 33 du 30 mars 1982 relatif à une retenue sur des indemnités d'invalidité et des prépensions, ne peut avoir pour effet de réduire le montant des allocations sociales précitées à un montant inférieur à 938,50 EUR par mois, augmenté de 191,94 EUR pour les bénéficiaires ayant charge de famille.
  Le Roi détermine, en ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 1er, 3°, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les règles et les modalités spécifiques en matière de calcul et de perception de la retenue visée à l'alinéa 1er. II peut également, en dérogation à l'alinéa précédent et dans les conditions et selon les modalités qu'Il détermine, prévoir une cotisation de remplacement non périodique à charge du travailleur, à retenir par l'employeur. Cette cotisation de remplacement est assimilée à une cotisation de sécurité sociale, en particulier en ce qui concerne la déclaration avec justification de la cotisation, le délai de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, le contrôle, la désignation du juge compétent en cas de contestation, la prescription en matière d'actions en justice, le privilège et la communication du montant de la créance de l'organisme chargé de la perception et du recouvrement des cotisations. Le produit de cette cotisation est transféré par l'Office national de Sécurité sociale sur un compte spécial de l'Office national de l'Emploi.
  Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les modalités d'indexation des montants visés à l'alinéa 1er, ainsi que les modalités de revalorisation du plafond de rémunération mensuelle brute et de l'indemnité complémentaire, et les modalités spécifiques pour les indemnités qui ne sont pas payées périodiquement. II peut également, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, modifier les montants visés à l'alinéa 1er.
  La retenue est calculée sur le montant total des allocations et indemnités visées à l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°. Sans préjudice de la possibilité prévue à l'alinéa précédent de dérogation par le Roi, la retenue est effectuée par l'Office national de l'Emploi sur le montant de l'allocation de chômage.
  En ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 1er, 3°, la retenue n'est pas due lorsque le complément assimilé à la prépension conventionnelle visé à l'alinéa 2 a été octroyé sur la base d'une convention collective de travail conclue au niveau sectoriel et déposée avant le 1er juillet 2002, ou sur la base de la prolongation ininterrompue d'une telle convention, et lorsque l'ancien travailleur a une carrière de 40 années minimum, calculée selon les règles indiquées dans la convention collective de travail. "
Art.20. Artikel 67, § 1, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 1996, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997, bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997, en bij de wet van 30 december 2001, wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Op de volgende uitkeringen en vergoedingen wordt een inhouding verricht ten belope van :
  1° 4,5 % op het conventioneel brugpensioen met inbegrip van het halftijds brugpensioen, waarvan het eerste gedeelte geldt als werkloosheidsuitkering en waarvan de aanvullende vergoeding betaald wordt, hetzij door de werkgever, hetzij door een daartoe aangewezen instelling;
  6,5 % op het voltijds conventioneel brugpensioen voor de werknemers voor wie het voltijds conventioneel brugpensioen ingaat na 31 december 1996 en die in kennis werden gesteld van hun ontslag na 31 oktober 1996, behalve wanneer deze werknemers ontslagen zijn met toepassing van Afdeling III van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen voorzover de erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering werd afgeleverd vóór 1 november 1996;
  2° 4,5 % op de werkloosheidsuitkeringen verhoogd met een aanvullende vergoeding verleend met toepassing van het koninklijk besluit van 19 september 1980 betreffende het recht op werkloosheidsuitkeringen en op aanvullende vergoedingen van ontslagen bejaarde grensarbeiders of die op volledige werkloosheid zijn gesteld;
  3° 6,5 % op de werkloosheidsuitkering verhoogd met de vergoeding, die in totaal ten minste 7.436,80 EUR kan bedragen ongeacht of deze periodiek of niet-periodiek wordt betaald, die door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet of zou kunnen genieten indien hij het werk niet had hervat bij een andere werkgever, voorzover deze vergoeding door de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers niet als loon wordt beschouwd. Voor de vaststelling van het bedrag van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld.
  Deze inhouding mag niet tot gevolg hebben dat het bedrag van de vermelde sociale uitkeringen wordt verminderd tot een bedrag lager dan 938,50 EUR per maand, verhoogd met 191,94 EUR voor de rechthebbenden met gezinslast.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de indexatiemodaliteiten van de in het eerste lid bedoelde bedragen, alsmede de modaliteiten van de herwaardering van het begrensde bruto maandloon en van de aanvullende vergoeding, alsook de specifieke modaliteiten voor vergoedingen die niet periodiek worden betaald. Hij kan eveneens, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde bedragen wijzigen.
  Hij bepaalt met betrekking tot de in het eerste lid, 3°, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bedoelde vergoeding de specifieke regels en modaliteiten inzake de berekening en de inning van de in het eerste lid bedoelde inhouding. Hij kan eveneens in afwijking van het vorige lid en onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die Hij bepaalt, een vervangende niet-periodieke werknemersbijdrage voorzien.
  Wat de in het eerste lid, 3°, bedoelde vergoeding betreft, is de inhouding niet verschuldigd indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling die met het conventioneel brugpensioen gelijkgesteld wordt, toegekend wordt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op sectorniveau en neergelegd vóór 1 juli 2002, of op basis van een ononderbroken verlenging van een dergelijke overeenkomst, en indien de gewezen werknemer een loopbaan heeft van ten minste 40 jaar, berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst.
  De inhouding wordt berekend op het totale bedrag van de uitkeringen en vergoedingen bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, en wordt verricht door de debiteur van de aanvullende vergoeding op het bedrag van deze aanvullende vergoeding. Het ingehouden bedrag wordt overgemaakt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Van het totaal van de aldus ontvangen ingehouden bedragen maakt deze instelling 7/9 over aan de Rijksdienst voor pensioenen en 2/9 aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. "
Art.20. L'article 67, § 1er, de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses, modifié par l'arrêté royal du 19 novembre 1996, confirmé par la loi du 13 juin 1997, par l'arrêté royal du 21 mars 1997, confirmé par la loi du 26 juin 1997 et par la loi du 30 décembre 2001, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. Sur les allocations et indemnités suivantes, une retenue est effectuée d'un montant de :
  1° 4,5 % sur le montant de la prépension conventionnelle, y compris la prépension à mi-temps, dont la première partie vaut allocation de chômage et dont l'indemnité complémentaire est payée soit par l'employeur, soit par un organisme désigné dans ce but;
  6,5 % sur la prépension conventionnelle à temps plein pour les travailleurs dont la prépension conventionnelle à temps plein prend cours après le 31 décembre 1996 et qui ont été mis au courant de leur licenciement après le 31 octobre 1996, sauf si ces travailleurs sont licenciés en application de la Section III de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle pour autant que la reconnaissance en tant qu'entreprise en difficulté ou en restructuration ait été délivrée avant le 1er novembre 1996,
  2° 4,5 % sur l'allocation de chômage majorée d'une indemnité complémentaire accordée en application de l'arrêté royal du 19 septembre 1980 relatif au droit aux allocations de chômage et aux indemnités complémentaires des travailleurs frontaliers âgés licenciés ou mis en chômage;
  3° 6,5 % sur l'allocation de chômage majorée de l'indemnité, qui peut s'élever au total à 7.436,80 EUR au moins, indépendamment de son paiement périodique ou non périodique, qui est accordée directement ou indirectement par l'employeur à l'ancien travailleur qui perçoit, ou aurait pu, s'il n'avait pas repris le travail chez un autre employeur, percevoir des allocations de chômage en tant que chômeur complet, pour autant que cette indemnité ne soit pas considérée comme rémunération par la loi du 12 avril 1965 relative à la protection de la rémunération des travailleurs. Pour la détermination du montant de cette indemnité, il est tenu compte de l'avantage maximal dont aurait pu bénéficier le travailleur, sans qu'il soit requis que les conditions permettant de bénéficier de cet avantage maximal soient réellement remplies.
  Cette retenue ne peut pas avoir pour effet de réduire le montant des allocations sociales précitées a un montant inférieur à 938,50 EUR par mois, augmenté de 191,94 EUR pour les bénéficiaires ayant charge de famille.
  Le Roi détermine, par arrête délibére en Conseil des Ministres, les modalités d'indexation des montants visés à l'alinéa 1er, ainsi que les modalités de revalorisation du plafond de rémunération mensuelle brute et de l'indemnité complémentaire, et les modalités spécifiques pour les indemnités qui ne sont pas payées périodiquement. II peut également, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, modifier les montants visés à l'alinéa 1er.
  Il détermine, en ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 1er, 3°, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres les règles et les modalités spécifiques en matière de calcul et de perception de la retenue visée à l'alinéa 1er. II peut également, en dérogation à l'alinéa précédent et dans les conditions et selon les modalités qu'Il détermine, prévoir une cotisation de remplacement non périodique à charge du travailleur.
  En ce qui concerne l'indemnité visée à l'alinéa 1er, 3°, la retenue n'est pas due lorsque le complément assimilé à la prépension conventionnelle visé à l'alinéa 2 a été octroyé sur la base d'une convention collective de travail conclue au niveau sectoriel et déposée avant le 1er juillet 2002, ou sur la base de la prolongation ininterrompue d'une telle convention, et lorsque l'ancien travailleur a une carrière de 40 années minimum, calculée selon les règles indiquées dans la convention collective de travail.
  La retenue est calculée sur le total des allocations et indemnités visées à l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°, et est effectuée par le débiteur de l'indemnité complémentaire sur le montant de cette indemnité complémentaire. Le montant retenu est versé à l'Office national de Sécurité sociale. Du total des montants retenus ainsi reçus, cet office verse 7/9 à l'Office national des pensions et 2/9 à l'Office national de l'emploi. "
Art.21. (NOTA : onderhavig artikel 21 wordt opgeheven met inwerkingtreding op een door de Koning te bepalen datum. <span class="domain-tag domain-w"><span class="domain-tag domain-w">&lt;W 2003-04-08/33, art. 82, 002; Inwerkingtreding : onbepaald &gt;</span></span>) Artikel 11, § 1, van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, wordt aangevuld als volgt :
  " Wordt met het in het eerste lid bedoelde conventioneel brugpensioen gelijkgesteld, overeenkomstig bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad vastgelegde voorwaarden en nadere regels, de vergoeding, die in totaal ten minste 7.436,80 EUR bruto kan bedragen, ongeacht of deze periodiek of niet-periodiek wordt betaald, die door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet of zou kunnen genieten indien hij het werk niet had hervat bij een andere werkgever, voorzover deze vergoeding door de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers niet als loon wordt beschouwd. Voor de vaststelling van het bedrag van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het maximaal voordeel dat de werknemer zou kunnen ontvangen, zonder dat het vereist is dat de voorwaarden om dit maximaal voordeel te kunnen ontvangen, werkelijk worden vervuld.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is niet verschuldigd indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling die met het conventioneel brugpensioen gelijkgesteld wordt, toegekend wordt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op sectorniveau en neergelegd vóór 1 juli 2002, of op basis van een ononderbroken verlenging van een dergelijke overeenkomst, en indien de gewezen werknemer een loopbaan heeft van ten minste 40 jaar, berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor vergoedingen die niet periodiek worden betaald. "
Art.21. (NOTE : le présent article 21 est abrogé avec date d'entrée en vigueur à fixer par le Roi. <L 2003-04-08/33, art. 82, 002; En vigueur : indéterminée >) L'article 11, § 1er, de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi, est complété comme suit :
  " Est assimilée à la prépension conventionnelle visée à l'alinéa 1er, dans les conditions et selon les modalités déterminées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, l'indemnité, qui peut s'élever au total à 7.436,80 EUR au moins, indépendamment de son paiement périodique ou non périodique, qui est accordée directement ou indirectement par l'employeur à l'ancien travailleur qui perçoit, ou aurait pu, s'il n'avait pas repris le travail chez un autre employeur, percevoir des allocations de chômage en tant que chômeur complet, pour autant que cette indemnité ne soit pas considérée comme rémunération par la loi du 12 avril 1965 relative à la protection de la rémunération des travailleurs. Pour la détermination du montant de cette indemnité, il est tenu compte de l'avantage maximal dont aurait pu bénéficier le travailleur, sans qu'il soit requis que les conditions permettant de bénéficier de cet avantage maximal soient réellement remplies.
  La cotisation visée à l'alinéa 1er, n'est pas due lorsque le complément assimilé a la prépension conventionnelle visé à l'alinéa 2 a été octroyé sur la base d'une convention collective de travail conclue au niveau sectoriel et déposée avant le 1er juillet 2002, ou sur la base de la prolongation ininterrompue d'une telle convention, et lorsque l'ancien travailleur a une carrière de 40 années minimum, calculée selon les règles indiquées dans la convention collective de travail.
  Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les modalités spécifiques pour les indemnités qui ne sont pas payées périodiquement. "
Art.22. Wat de aanvullende vergoedingen die met toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld worden met het conventioneel brugpensioen betreft, is dit hoofdstuk enkel van toepassing op de vergoedingen die voor de eerste maal werden toegekend na de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk.
Art.22. En ce qui concerne les indemnités complémentaires qui sont, en application de ce chapitre, assimilées à la prépension conventionnelle, ce chapitre s'applique seulement aux indemnités qui sont octroyées la première fois après la date d'entrée en vigueur de ce chapitre.
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen aan de programmawet (I) van 24 december 2002.
CHAPITRE VI. - Modifications à la loi-programme (I) du 24 décembre 2002.
Art.23. In artikel 374 van de programmawet (I) van 24 december 2002 worden de woorden " met uitzondering van artikel 373, dat in werking treedt op 1 januari 2003 " vervangen door de woorden " met uitzondering van de artikelen 355, 360, 361 en 373, die in werking treden op 1 januari 2003 ".
Art.23. Dans l'article 374 de la loi programme (I) du 24 décembre 2002, les mots " à l'exception de l'article 373 qui entre en vigueur le 1er janvier 2003 " sont remplacés par les mots " à l'exception des articles 355, 360, 361 et 373 qui entrent en vigueur le 1er janvier 2003 ".
HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding.
CHAPITRE VII. - Entrée en vigueur.
Art. 24. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003, met uitzondering van de Hoofdstukken III en V, waarvan de datum van inwerkingtreding wordt bepaald door de Koning.
  (NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 9 tot 10 vastgesteld op 01-07-2003 door KB 2003-05-28/42, art. 2)
  (NOTA : Inwerkingtreding van artikel 11 vastgesteld op 01-07-2003 door KB 2003-05-28/42, art. 2)
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 1 april 2003.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Sociale Zaken,
  F. VANDENBROUCKE
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  M. VERWILGHEN.
Art. 24. La présente loi produit ses effets le 1er janvier 2003, à l'exception des Chapitres III et V qui entrent en vigueur à la date fixee par le Roi.
  (NOTE : Entrée en vigueur des articles 9 à 10 fixée le 01-07-2003 par AR 2003-05-28/42, art. 2)
  (NOTE : Entrée en vigueur de l'article 11 fixée le 01-01-2003 par AR 2003-05-28/42, art. 2)
  Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soit revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
  Donné à Bruxelles, le 1er avril 2003.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de l'Emploi,
  Mme L. ONKELINX
  Le Ministre des Affaires sociales,
  F. VANDENBROUCKE
  Scellé du sceau de l'Etat :
  Le Ministre de la Justice,
  M. VERWILGHEN.