Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 MAART 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
Titre
28 MARS 2003. - Loi modifiant la loi du 31 décembre 1963 sur la protection civile.
Informations sur le document
Numac: 2003000285
Datum: 2003-03-28
Info du document
Numac: 2003000285
Date: 2003-03-28
Tekst (3)
Texte (3)
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
Art.2. In de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :
" Art. 2bis . § 1. De opdrachten inzake civiele bescherming zijn de volgende :
1° de interventies betreffende de strijd tegen brand en ontploffing;
2° de brandpreventie;
3° de dringende medische hulpverlening;
4° de technische hulpverleningswerkzaamheden;
5° de strijd tegen chemische, nucleaire, biologische en koolwaterstofvervuiling;
6° de strijd tegen de rampspoedige gebeurtenissen, de catastrofen en de schadegevallen;
7° de coördinatie van de hulpverleningsoperaties, met name de installatie van de coördinatiemiddelen;
8° de internationale opdrachten van civiele bescherming;
9° de preventieve opdrachten tijdens grote bijeenkomsten van personen;
10° de waterbevoorrading;
11° de waarschuwing van de bevolking;
12° de logistieke ondersteuning.
§ 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke van de in § 1 bedoelde opdrachten respectievelijk uitgevoerd worden door de krachtens artikel 10 territoriaal bevoegde brandweerdiensten, de brandweerdiensten die ter versterking opgeroepen worden en de diensten van de civiele bescherming. "
" Art. 2bis . § 1. De opdrachten inzake civiele bescherming zijn de volgende :
1° de interventies betreffende de strijd tegen brand en ontploffing;
2° de brandpreventie;
3° de dringende medische hulpverlening;
4° de technische hulpverleningswerkzaamheden;
5° de strijd tegen chemische, nucleaire, biologische en koolwaterstofvervuiling;
6° de strijd tegen de rampspoedige gebeurtenissen, de catastrofen en de schadegevallen;
7° de coördinatie van de hulpverleningsoperaties, met name de installatie van de coördinatiemiddelen;
8° de internationale opdrachten van civiele bescherming;
9° de preventieve opdrachten tijdens grote bijeenkomsten van personen;
10° de waterbevoorrading;
11° de waarschuwing van de bevolking;
12° de logistieke ondersteuning.
§ 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke van de in § 1 bedoelde opdrachten respectievelijk uitgevoerd worden door de krachtens artikel 10 territoriaal bevoegde brandweerdiensten, de brandweerdiensten die ter versterking opgeroepen worden en de diensten van de civiele bescherming. "
Art.2. Un article 2bis, rédigé comme suit, est inséré dans la loi du 31 décembre 1963 sur la protection civile :
" Art. 2bis. § 1er. Les missions en matière de protection civile sont les suivantes :
1° les interventions relatives à la lutte contre le feu et l'explosion;
2° la prévention en matière d'incendie;
3° l'aide médicale urgente;
4° les travaux de secours techniques;
5° la lutte contre les pollutions chimiques, nucléaires, biologiques et d'hydrocarbures;
6° la lutte contre les événements calamiteux, les catastrophes et les sinistres;
7° la coordination des opérations de secours, notamment l'installation des moyens de coordination;
8° les missions internationales de protection civile;
9° les missions préventives lors de grands rassemblements de personnes;
10° la distribution d'eau;
11° l'alerte à la population;
12° l'appui logistique.
§ 2. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les interventions qui, parmi les missions visées au § 1er, sont effectuées respectivement par les services d'incendie territorialement compétents en application de l'article 10, par les services d'incendie appelés en renfort et par les services de la protection civile. "
" Art. 2bis. § 1er. Les missions en matière de protection civile sont les suivantes :
1° les interventions relatives à la lutte contre le feu et l'explosion;
2° la prévention en matière d'incendie;
3° l'aide médicale urgente;
4° les travaux de secours techniques;
5° la lutte contre les pollutions chimiques, nucléaires, biologiques et d'hydrocarbures;
6° la lutte contre les événements calamiteux, les catastrophes et les sinistres;
7° la coordination des opérations de secours, notamment l'installation des moyens de coordination;
8° les missions internationales de protection civile;
9° les missions préventives lors de grands rassemblements de personnes;
10° la distribution d'eau;
11° l'alerte à la population;
12° l'appui logistique.
§ 2. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les interventions qui, parmi les missions visées au § 1er, sont effectuées respectivement par les services d'incendie territorialement compétents en application de l'article 10, par les services d'incendie appelés en renfort et par les services de la protection civile. "
Art. 3. In dezelfde wet wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende :
" Art. 2ter . § 1. In elke gemeente stelt de burgemeester een algemeen rampenplan voor hulpverlening op dat de te treffen maatregelen en de organisatie van de hulpverlening bevat in geval van rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen.
Na aanvaarding door de gemeenteraad worden de gemeentelijke rampenplannen voor hulpverlening ter goedkeuring voorgelegd aan de provinciegouverneur of de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
§ 2. In elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad stelt de gouverneur een algemeen rampenplan voor hulpverlening op dat de te treffen maatregelen en de organisatie van de hulpverlening bevat in geval van rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen.
De in het eerste lid bedoelde rampenplannen voor hulpverlening worden ter goedkeuring voorgelegd aan de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren.
§ 3. De algemene rampenplannen voor hulpverlening van de gemeenten, van de provincies en van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad kunnen worden aangevuld met bijkomende specifieke bepalingen over bijzondere risico's. Zij worden opgenomen in bijzondere rampenplannen voor hulpverlening.
Onder voorbehoud van de wet van 22 mei 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, kan de Koning bepalen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor welke risico's door de gemeenten, de provincies en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad een bijzonder rampenplan voor hulpverlening moet worden opgesteld.
§ 4. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inhoud van de verschillende rampenplannen voor hulpverlening, hun wijze van opmaken en hun organisatorische en functionele structuur. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 28 maart 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.
" Art. 2ter . § 1. In elke gemeente stelt de burgemeester een algemeen rampenplan voor hulpverlening op dat de te treffen maatregelen en de organisatie van de hulpverlening bevat in geval van rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen.
Na aanvaarding door de gemeenteraad worden de gemeentelijke rampenplannen voor hulpverlening ter goedkeuring voorgelegd aan de provinciegouverneur of de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
§ 2. In elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad stelt de gouverneur een algemeen rampenplan voor hulpverlening op dat de te treffen maatregelen en de organisatie van de hulpverlening bevat in geval van rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen.
De in het eerste lid bedoelde rampenplannen voor hulpverlening worden ter goedkeuring voorgelegd aan de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren.
§ 3. De algemene rampenplannen voor hulpverlening van de gemeenten, van de provincies en van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad kunnen worden aangevuld met bijkomende specifieke bepalingen over bijzondere risico's. Zij worden opgenomen in bijzondere rampenplannen voor hulpverlening.
Onder voorbehoud van de wet van 22 mei 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, kan de Koning bepalen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor welke risico's door de gemeenten, de provincies en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad een bijzonder rampenplan voor hulpverlening moet worden opgesteld.
§ 4. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inhoud van de verschillende rampenplannen voor hulpverlening, hun wijze van opmaken en hun organisatorische en functionele structuur. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 28 maart 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.
Art. 3. Un article 2ter, rédigé comme suit, est inséré dans la même loi :
" Art. 2ter. § 1er. Dans chaque commune, le bourgmestre établit un plan général d'urgence et d'intervention qui prévoit les mesures à prendre et l'organisation des secours en cas d'événements calamiteux, de catastrophes ou de sinistres.
Après avoir reçu l'agrément du conseil communal, les plans communaux d'urgence et d'intervention sont soumis à l'approbation du gouverneur de province ou de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.
§ 2. Dans chaque province et dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale, le gouverneur établit un plan général d'urgence et d'intervention qui prévoit les mesures à prendre et l'organisation des secours en cas d'événements calamiteux, de catastrophes ou de sinistres.
Les plans d'urgence et d'intervention visés à l'alinéa 1er sont soumis à l'approbation du ministre ayant l'intérieur dans ses attributions.
§ 3. Les plans généraux d'urgence et d'intervention des communes, des provinces et de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale peuvent être complétés par des dispositions additionnelles spécifiques à des risques particuliers. Elle sont consignées dans des plans particuliers d'urgence et d'intervention.
Sous réserve de la loi du 22 mai 2001 portant assentiment à l'accord de coopération du 21 juin 1999 entre l'Etat fédéral, les Régions flamande, wallonne et de Bruxelles-Capitale relatif à la maîtrise de dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses et de la loi du 15 avril 1994 relative à la protection de la population et de l'environnement contre les dangers résultant des rayonnements ionisants et relative à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire, le Roi peut déterminer, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les risques qui doivent faire l'objet d'un plan particulier d'urgence et d'intervention dans les communes, les provinces et l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.
§ 4. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le contenu des différents plans d'urgence et d'intervention, leurs modalités d'établissement ainsi que leur structure organisationnelle et fonctionnelle. "
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soi revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 28 mars 2003.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Intérieur,
A. DUQUESNE
Scellé du sceau de l'Etat :
Le Ministre de la Justice,
M. VERWILGHEN.
" Art. 2ter. § 1er. Dans chaque commune, le bourgmestre établit un plan général d'urgence et d'intervention qui prévoit les mesures à prendre et l'organisation des secours en cas d'événements calamiteux, de catastrophes ou de sinistres.
Après avoir reçu l'agrément du conseil communal, les plans communaux d'urgence et d'intervention sont soumis à l'approbation du gouverneur de province ou de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.
§ 2. Dans chaque province et dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale, le gouverneur établit un plan général d'urgence et d'intervention qui prévoit les mesures à prendre et l'organisation des secours en cas d'événements calamiteux, de catastrophes ou de sinistres.
Les plans d'urgence et d'intervention visés à l'alinéa 1er sont soumis à l'approbation du ministre ayant l'intérieur dans ses attributions.
§ 3. Les plans généraux d'urgence et d'intervention des communes, des provinces et de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale peuvent être complétés par des dispositions additionnelles spécifiques à des risques particuliers. Elle sont consignées dans des plans particuliers d'urgence et d'intervention.
Sous réserve de la loi du 22 mai 2001 portant assentiment à l'accord de coopération du 21 juin 1999 entre l'Etat fédéral, les Régions flamande, wallonne et de Bruxelles-Capitale relatif à la maîtrise de dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses et de la loi du 15 avril 1994 relative à la protection de la population et de l'environnement contre les dangers résultant des rayonnements ionisants et relative à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire, le Roi peut déterminer, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les risques qui doivent faire l'objet d'un plan particulier d'urgence et d'intervention dans les communes, les provinces et l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.
§ 4. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le contenu des différents plans d'urgence et d'intervention, leurs modalités d'établissement ainsi que leur structure organisationnelle et fonctionnelle. "
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soi revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 28 mars 2003.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Intérieur,
A. DUQUESNE
Scellé du sceau de l'Etat :
Le Ministre de la Justice,
M. VERWILGHEN.