Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
26 MEI 1997. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45075/CO/123).
Titre
26 MAI 1997. - Convention collective de travail du 26 mai 1997, conclue au sein de la Commission paritaire de l'industrie textile de l'arrondissement administratif de Verviers, relative à l'octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgés licenciés en cas de prestations de nuit (Convention enregistrée le 16 septembre 1997 sous le numéro 45075/CO/123).
Informations sur le document
Tekst (28)
Texte (28)
I. Toepassingsgebied van de overeenkomst.
I. Champ d'application de la convention.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers en op de werklieden en werksters die zij tewerkstellen.
Article 1. La présente convention collective de travail est applicable à toutes les entreprises textile relevant de la compétence de la Commission paritaire de l'industrie textile de l'arrondissement administratif de Verviers et aux ouvriers(ières) qu'elles occupent.
II. Draagwijdte van de overeenkomst.
II. Portée de la convention.
Art.2. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen en die kunnen aantonen, volgens de regels bepaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, dat zij op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.
  Bovendien moeten deze werklieden op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen in de zin van artikel 114 § 4 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en van artikel 2ter § 3 van het koninklijk besluit van 21 maart 1997 ingevoegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992.
Art.2. La présente convention collective de travail règle l'octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgés en cas de licenciement et qui peuvent prouver, selon les règles établies par la Ministre de l'Emploi et du Travail, qu'au moment de la cessation du contrat de travail, ils avaient été occupés pendant 20 années minimum dans un régime de travail visé à l'article 1er de la convention collective de travail n° 46 du 23 mars 1990, rendue obligatoire par l'arrêté royal du 10 mai 1990.
  En outre, ces travailleurs doivent pouvoir justifier, au moment de la cessation du contrat de travail, d'un passé professionnel de 33 années en tant que salarié, au sens de l'article 114 § 4 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 relatif à la réglementation du chômage et de l'article 2ter § 3 de l'arrêté royal du 21 mars 1997 inséré dans l'arrêté royal du 7 décembre 1992.
Art.3. Overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 maart 1997, ingevoegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen is deze regeling van aanvullende vergoeding van toepassing op alle werklieden ontslagen in de periode van 1 juli 1997 tot 31 december 1997 vanaf de leeftijd van 55 jaar alsook in de periode van 1 januari 1998 tot 31 december 1998 vanaf de leeftijd van 56 jaar.
Art.3. Conformément à l'article 1er de l'arrêté royal précité du 21 mars 1997, inséré dans l'arrêté royal du 7 décembre 1992 concernant l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, ce régime d'indemnité complémentaire est applicable à tous les travailleurs qui sont licenciés dans la période du 1er juillet 1997 au 31 décembre 1997 dès l'âge de 55 ans, ainsi que dans la période du 1er janvier 1998 au 31 décembre 1998 dès l'âge de 56 ans.
Art.4. In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, wordt aan de werklieden bedoeld in de artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoeding toegekend ten laste van het Fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.
  Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 24, § 1 van voornoemde wet van 26 juli 1996 en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds.
Art.4. En exécution des dispositions de l'article 5 des statuts, fixés par la convention collective de travail du 21 avril 1981, conclue au sein de la Commission paritaire de l'industrie textile de l'arrondissement administratif de Verviers, instituant un Fonds de sécurité d'existence de l'industrie textile de l'arrondissement administratif de Verviers et en fixant les statuts, rendue obligatoire par arrêté royal, une indemnité complémentaire est accordée aux travailleurs visés aux articles 2 et 3 à charge du Fonds, dont le montant et les conditions d'octroi et de liquidation sont définis ci-après.
  De plus, les cotisations patronales spéciales imposées par les articles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989, par l'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales, par l'article 24 § 1er de la loi précitée du 26 juillet 1996 et par les arrêtés d'exécution, sont prises en charge par le fonds.
III. Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding.
III. Bénéficiaires de l'indemnité complémentaire.
Art.5. De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst het toekennen van gelijkaardige voordelen als voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, aan de werklieden bedoeld in de artikelen 2 en 3 die de leeftijd van 55 of 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst dit wil zeggen het ogenblik dat de werklieden uit dienst treden na het verstrijken van de opzeggingsperiode of, wanneer er geen opzegging werd betekend of wanneer aan de betekende opzegging voortijdig een einde wordt gemaakt, het ogenblik dat de werklieden de onderneming verlaten.
Art.5. L'indemnité complémentaire visée à l'article 2 concerne l'octroi d'avantages semblables à ceux prévus par la convention collective de travail n° 17 conclue au Conseil national du travail le 19 décembre 1974 aux travailleurs visés dans les articles 2 et 3, qui ont atteint l'âge de 55 ou 56 ans pendant la durée de validité de la présente convention collective de travail et au moment de la cessation du contrat de travail, c'est-à-dire soit au moment où les travailleurs terminent leurs prestations après écoulement du délai de préavis, soit, en l'absence de délai de préavis ou lorsqu'il est mis fin anticipativement au préavis notifié, au moment où les travailleurs quittent l'entreprise.
Art.6. Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door artikel 23 van voornoemde wet van 26 juli 1996 dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden :
  - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding;
  - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren, waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.
  In geval van ontslag, uitgenomen bij zware fout, sluiting of herstructurering, wordt automatisch afgeweken van punt b), zonder evenwel onder een jaar in de laatste 2 jaren te dalen, voor zover de federale Minister van Tewerkstelling en Arbeid de ondernemingen ontheft van de vervanging van bruggepensioneerden.
  Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 23, § 2, van voormelde wet van 26 juli 1996 betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid.
Art.6. Sans préjudice des conditions d'ancienneté fixées par l'article 23 de la loi du 26 juillet 1996 précitée, les travailleurs doivent, pour pouvoir bénéficier de la prépension conventionnelle, satisfaire à une des conditions d'ancienneté suivantes :
  - soit 15 années de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin;
  - soit 5 années de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin au cours des 10 dernières années dont au moins 1 an dans les 2 dernières années.
  En cas de licenciement, sauf faute grave, de fermeture ou de restructuration, il sera dérogé automatiquement au point b) sans toutefois descendre en dessous d'une année au cours des deux dernières pour autant que la Ministre de l'Emploi et du Travail dispense les entreprises du remplacement des prépensionnés.
  En ce qui concerne les jours de travail assimilés, il y a lieu de se référer à l'article 23, § 2, de la loi précitée du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi.
Art.7. De in artikel 5 bedoelde werklieden hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.
  De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen.
Art.7. Les travailleurs visés à l'article 5 ont, dans la mesure où ils bénéficient des allocations de chômage légales, droit à l'indemnité complémentaire jusqu'à la date à laquelle ils atteignent l'âge requis pour pouvoir bénéficier de la pension légale et dans les conditions établies par la réglementation relative aux pensions.
  Le régime bénéficie également aux travailleurs qui seraient sortis temporairement du régime et qui, par après, demandent à nouveau de bénéficier de celui-ci, pour autant qu'ils reçoivent à nouveau des allocations de chômage légales.
IV. Bedrag van de aanvullende vergoeding.
IV. Montant de l'indemnité complémentaire.
Art.8. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art.8. Le montant de l'indemnité complémentaire est égal à la moitié de la différence entre la rémunération nette de référence et l'allocation de chômage.
Art.9. Het netto referteloon is gelijk aan het bruto maandloon begrensd tot 37 925 BEF en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
  De grens van 37 925 BEF is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt 99 425 BEF op 1 januari 1997. Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen. Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie van de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
  Het netto referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.
Art.9. La rémunération nette de référence correspond à la rémunération mensuelle brute plafonnée à 37 925 BEF et diminuée de la cotisation personnelle à la sécurité sociale et de la retenue fiscale.
  La limite de 37 925 BEF est rattachée à l'indice 134,52 (1971 = 100) et atteint donc 99 425 BEF au 1er janvier 1997. Elle est liée aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation. Cette limite est en outre revisée au 1er janvier de chaque année en tenant compte de l'évolution des salaires conventionnels conformément à ce qui est décidé à ce sujet au Conseil national du travail.
  La rémunération nette de référence est arrondie à la centaine de francs supérieure.
Art.10. 1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de werklieden verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.
  Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
  Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.
  2. Voor de per maand betaalde werklieden wordt als brutoloon beschouwd het loon dat zij gedurende de in navolgende punt 6 bepaalde refertemaand hebben verdiend.
  3. Voor de werklieden die niet per maand worden betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.
  Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens die periode gewerkte normale uren. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de wekelijkse arbeidstijdregeling van de werknemer; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.
  4. Het brutoloon van de werklieden die gedurende de ganse refertemaand niet hebben gewerkt, wordt berekend alsof zij aanwezig waren geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.
  Indien de werklieden, krachtens de bepalingen van hun arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moeten werken en zij al die tijd niet hebben gewerkt, wordt hun brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld.
  5. Het door de werklieden verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal der contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werklieden in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.
  6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorzien overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden.
  Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.
Art.10. 1. La rémunération brute comprend les primes contractuelles qui sont directement liées aux prestations fournies par les travailleurs, qui font l'objet de retenues de sécurité sociale et dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois.
  Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis aux retenues de sécurité sociale.
  Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contreparties de frais réels ne sont pas prises en considération.
  2. Pour les travailleurs payés par mois, la rémunération brute est la rémunération obtenue par lui pour le mois de référence défini au 6 ci-après.
  3. Pour les travailleurs qui ne sont pas payés par mois, la rémunération brute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.
  La rémunération horaire normale s'obtient en divisant la rémunération des prestations normales du mois de référence par le nombre d'heures normales fournies dans cette période. Le résultat ainsi obtenu est multiplié par le nombre d'heures de travail prévu par le régime de travail hebdomadaire de l'ouvrier; ce produit multiplié par 52 et divisé par 12 correspond à la rémunération mensuelle.
  4. La rémunération brute des travailleurs qui n'ont pas travaillé pendant tout le mois de référence est calculée comme s'ils avaient été présents tous les jours de travail compris dans le mois considéré.
  Lorsqu'en raison des stipulations de leur contrat, des travailleurs ne sont tenus de travailler que pendant une partie du mois de référence et n'ont pas travaillé pendant tout ce temps, leur rémunération brute est calculée en fonction du nombre de jours de travail prévu dans leur contrat.
  5. A la rémunération brute obtenue par les travailleurs, qu'ils soient payés par mois ou autrement, il est ajouté un douzième du total des primes contractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois, perçues distinctement par les travailleurs au cours des douze mois qui précèdent la date du licenciement.
  6. A l'occasion de la concertation prévue par l'article 14, il sera décidé de commun accord quel est le mois de référence à prendre en considération.
  Lorsqu'il n'est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civil qui précède la date du licenciement.
V. Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding.
V. Adaptation du montant de l'indemnité complémentaire.
Art.11. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer der consumptieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.
  Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de conventionele lonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
  Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.
Art.11. Le montant des indemnités complémentaires payées est lié aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation suivant les modalités d'application en matière d'allocations de chômage, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971.
  En outre, le montant de ces indemnités est revisé au 1er janvier de chaque année en fonction de l'évolution des salaires conventionnels, conformément à ce qui est décidé à ce sujet au Conseil national du travail.
  Pour les travailleurs qui entrent dans le régime dans le courant de l'année, l'adaptation en vertu de l'évolution des salaires conventionnels est opérée en tenant compte du moment de l'année où a lieu l'entrée dans le régime; chaque trimestre est pris en considération pour ce calcul de l'adaptation.
VI. Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding.
VI. Périodicité du paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.12. De betaling van de aanvullende vergoeding moet om de kalendermaand gebeuren.
Art.12. Le paiement de l'indemnité complémentaire a lieu mensuellement.
VII. Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen.
VII. Concours de l'indemnité complémentaire et d'autres avantages.
Art.13. De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere wegens afdanking verleende speciale vergoedingen of toeslagen, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen. De werklieden, die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen worden zullen dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.
Art.13. L'indemnité complémentaire ne peut être cumulée avec d'autres indemnités ou allocations spéciales, résultant du licenciement, accordées en vertu de dispositions légales ou réglementaires. Dès lors, les travailleurs licenciés dans les conditions prévues par l'article 5 devront d'abord épuiser leurs droits découlant de ces dispositions, avant de pouvoir prétendre à l'indemnité complémentaire visée à l'article 2.
VIII. Overlegprocedure.
VIII. Procédure de concertation.
Art.14. Vooraleer een of meerdere werklieden bedoeld bij artikel 5 te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de syndicale afvaardiging.
  Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, inzonderheid van artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde afdankingscriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
  Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden van de onderneming.
  Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werklieden bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Dit onderhoud heeft tot doel aan de werklieden de gelegenheid te geven hun bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.
  Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 1976 betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging, inzonderheid artikel 7, kunnen de werklieden zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.
  De ontslagen werklieden hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.
Art.14. Avant de licencier un ou plusieurs travailleurs visés à l'article 5, l'employeur se concertera avec les représentants du personnel au sein du conseil d'entreprise ou à défaut, avec la délégation syndicale.
  Sans préjudice des dispositions de la convention collective de travail n° 9 du 9 mars 1972, notamment de son article 12, cette concertation a pour but de décider de commun accord si, indépendamment des critères de licenciement en vigueur dans l'entreprise, des travailleurs, répondant au critère d'âge prévu par l'article 3 peuvent être licenciés par priorité et, dès lors, bénéficier du régime complémentaire.
  A défaut de conseil d'entreprise ou de délégation syndicale, cette concertation a lieu avec les représentants des organisations représentatives des travailleurs, ou à défaut, avec les travailleurs de l'entreprise.
  Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l'employeur invite en outre les travailleurs concernés par lettre recommandée, à un entretien au siège de l'entreprise pendant les heures de travail. Cet entretien a pour but de permettre aux travailleurs de communiquer à l'employeur leurs objections vis-à-vis du licenciement envisagé.
  Conformément à la convention collective de travail du 13 septembre 1976 concernant le statut de la délégation syndicale, notamment en son article 7 les travailleurs peuvent, lors de cet entretien, se faire assister par leur délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôt à partir du deuxième jour de travail qui suit le jour où l'entretien a eu lieu ou était projeté.
  Les travailleurs licenciés, ont la faculté soit d'accepter le régime complémentaire, soit de le refuser et de faire dès lors partie de la réserve de main-d'oeuvre.
IX. Betaling aanvullende vergoeding.
IX. Paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.15. De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk.
  Te dien einde zijn de werkgevers en werklieden verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan bekomen worden op de zetel van voormeld Fonds, rue de Bruxelles 41, te 4800 Verviers.
  De administratie richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten nageleefd worden.
Art.15. Le paiement de l'indemnité complémentaire est à charge du Fonds de sécurité d'existence de l'industrie textile et de la bonneterie.
  A cet effet, les employeurs sont tenus de faire usage du formulaire adéquat qui peut être obtenu au siège du Fonds, rue de Bruxelles 41, à 4800 Verviers.
  Les directives administratives du conseil d'administration du Fonds doivent être observées.
X. Eindbepalingen.
X. Dispositions finales.
Art.16. De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van de huidige overeenkomst worden door de beheerraad van het in artikel 4 bedoelde fonds vastgesteld.
Art.16. Les formalités administratives nécessaires à l'exécution de la présente convention sont fixées par le conseil d'administration du Fonds visé à l'article 4.
Art.17. De algemene interpretatiemoeilijkheden van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers beslecht in de geest van en refererend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art.17. Les difficultés d'interprétation générale de la présente convention collective de travail sont réglées par le conseil d'administration du Fonds de sécurité d'existence de l'industrie textile de l'arrondissement administratif de Verviers par référence à et dans l'esprit de la convention collective de travail n° 17 du Conseil national du travail.
Art. 18. De huidige overeenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998.
  Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2002.
  (Voor het KB, zie %%2002-01-29/41%%)
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX.
Art. 18. La présente convention est valable pour la période du 1er janvier 1997 jusqu'au 31 décembre 1998 inclus.
  Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 29 janvier 2002.
  (Pour l'AR, voir %%2002-01-29/41%%)
  La Ministre de l'Emploi,
  Mme L. ONKELINX.