Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
17 JULI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat (VERTALING).
Titre
17 JUILLET 2002. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
Informations sur le document
Info du document
Tekst (6)
Texte (6)
Artikel 1. Een hoofdstuk E', als volgt opgesteld, wordt ingevoegd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, zoals gewijzigd :
  " Hoofdstuk E'- Het bestuurs- en onderwijzend personeel van het hoger kunstonderwijs georganiseerd in hogere kunstscholen.
  § 1. De weddeschalen en enige organieke wedden die ambten betreffen van leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het hoger kunstonderwijs georganiseerd in hogere kunstscholen worden als volgt vastgesteld :
Article 1. Un chapitre E', rédigé comme suit, est ajouté à l'article 2 de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat, tel qu'il a été modifié :
  " Chapitre E'- Du personnel directeur et enseignant de l'enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts.
  § 1er. - Les échelles de traitement et les traitements uniques organiques afférents aux fonctions des membres du personnel directeur et enseignant de l'enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts sont fixés comme suit :
  1. Assistent                                                      415
  De titularissen van het ambt van assistent genieten        (enige organieke
   een wedde die steeds gelijk is aan het minimumbedrag            wedde)
   van de weddeschaal 415.
  2. Lector                                                         415
  De titularissen van het ambt van lector genieten een       (enige organieke
   wedde die steeds gelijk is aan het minimumbedrag                wedde)
   van de weddeschaal 415.
  3. Begeleider                                                     415
  4. Hoogleraar :                                                   422
  a) met op 15 september 2001 minstens twee jaar dienst
     in het hoger kunstonderwijs of in het kunsthoger
     onderwijs (of in het technisch onderwijs van de
     derde graad)
  b) die de aan voorwaarde onder a) niet voldoet                    415
  5. Adjunct-directeur                                              450
  6. Directeur                                                      480
  1. Assistant                                                     415
  Les titulaires de la fonction d'assistant beneficient    (traitement unique
   d'une remuneration toujours egale au montant de              organique)
   l'echelon minimum de l'echelle de traitement 415.
  2. Conferencier                                                  415
  Les titulaires de la fonction de conferencier            (traitement unique
   beneficient d'une remuneration toujours egale au             organique)
   montant de l'echelon minimum de l'echelle de
   traitement 415.
  3. Accompagnateur                                                415
  4. Professeur :
  a) comptant, a la date du 15 septembre 2001, au moins            422
     deux années de services rendus dans l'enseignement
     superieur artistique ou dans l'enseignement
     artistique supérieur (ou dans l'enseignement
     superieur technique du 3e degre)
  b) ne repondant pas a la condition visée sub a)                  415
  5. Directeur adjoint                                             450
  6. Directeur                                                     480
  § 2. De adjunct directeur, die voor zijn aanstelling een onderwijzend ambt uitoefende in een van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, geniet de schaal 422 en een toelage die gelijk is aan het verschil tussen schaal 450 en schaal 422.
  § 3. De directeur, die voor zijn aanstelling een onderwijzend ambt uitoefende in een van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, geniet de schaal 422 en een toelage die gelijk is aan het verschil tussen schaal 480 en schaal 422.
  § 4. De toelage bedoeld in §§2 en 3 van dit besluit wordt toegekend overeenkomstig de bepalingen vastgesteld in de artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt.
  § 2. - Le directeur adjoint qui, avant sa désignation en cette qualité, exerçait une fonction enseignante dans un des établissements visés par le décret du 17 mai 1999 relatif à l'enseignement supérieur artistique, bénéficie de l'échelle 422 et d'une allocation égale à la différence entre l'échelle 450 et l'échelle 422.
  § 3. - Le directeur qui, avant sa désignation en cette qualité, exerçait une fonction enseignante dans un des établissements visés par le décret du 17 mai 1999 relatif à l'enseignement supérieur artistique, bénéficie de l'échelle 422 et d'une allocation égale à la différence entre l'échelle 480 et l'échelle 422.
  § 4. - l'allocation visée aux §§ 2 et 3 du présent article est octroyée conformément aux dispositions définies aux articles 2, 3 et 4 de l'arrêté royal du 13 juin 1976 réglant l'octroi d'une allocation aux membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical de l'enseignement de l'Etat désignés provisoirement à une fonction de sélection ou à une fonction de promotion.
Art. 2. In de hogere kunstscholen, blijven de ambten van leider van studiebureau, werkleider, hoogleraar in de professionele praktijk en assistent in het hoger onderwijs voor vertoningskunsten en verspreidingstechnieken bedoeld in artikel 469 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk E van voornoemd koninklijk besluit van 27 juni 1974 voor de ambten geklasseerd in het onderwijs van het korte type en voor de ambten geklasseerd voor 1 september 2002 in het onderwijs van de derde graad, aan de bepalingen van artikel 7 van het koninklijk besluit van 1 december 1970 tot vaststelling van de schalen verbonden aan de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd.
Art. 2. Dans les Ecoles supérieures des Arts, les fonctions de chef de bureau d'études, de chef de travaux, de professeur de pratique professionnelle et d'assistant dans l'enseignement des arts du spectacle et techniques de diffusion visées par l'article 469 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l'enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts (organisation, financement, encadrement, statut des personnels, droits et devoirs des étudiants), restent soumises aux dispositions du chapitre E de l'arrêté royal du 27 juin 1974 précité, pour les fonctions classées dans l'enseignement de type court et pour celles de ces fonctions classées avant le 1er septembre 2002 dans l'enseignement du troisième degré, aux dispositions de l'article 7 de l'arrêté royal du 1er décembre 1970 fixant les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, technique, artistique et normal de l'Etat et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel qu'il a été modifié.
Art.2. In de hogere kunstscholen, blijven de ambten van leider van studiebureau, werkleider, hoogleraar in de professionele praktijk en assistent in het hoger onderwijs voor vertoningskunsten en verspreidingstechnieken bedoeld in artikel 469 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk E van voornoemd koninklijk besluit van 27 juni 1974 voor de ambten geklasseerd in het onderwijs van het korte type en voor de ambten geklasseerd voor 1 september 2002 in het onderwijs van de derde graad, aan de bepalingen van artikel 7 van het koninklijk besluit van 1 december 1970 tot vaststelling van de schalen verbonden aan de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd.
Art.2. Dans les Ecoles supérieures des Arts, les fonctions de chef de bureau d'études, de chef de travaux, de professeur de pratique professionnelle et d'assistant dans l'enseignement des arts du spectacle et techniques de diffusion visées par l'article 469 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l'enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts (organisation, financement, encadrement, statut des personnels, droits et devoirs des étudiants), restent soumises aux dispositions du chapitre E de l'arrêté royal du 27 juin 1974 précité, pour les fonctions classées dans l'enseignement de type court et pour celles de ces fonctions classées avant le 1er septembre 2002 dans l'enseignement du troisième degré, aux dispositions de l'article 7 de l'arrêté royal du 1er décembre 1970 fixant les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, technique, artistique et normal de l'Etat et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel qu'il a été modifié.
Art. 4. Een artikel 11bis , als volgt opgesteld, wordt toegevoegd na artikel 11 van het koninklijk besluit van 9 november 1978 tot vaststelling op 1 april 1972 van de weddeschalen van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan, ressorterend onder de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister van Franse Cultuur, alsmede van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op de inrichtingen voor kunstonderwijs, zoals gewijzigd :
  " Artikel 11bis. Vanaf 1 september 2002, houden de bepalingen van dit besluit op van toepassing te zijn als organieke stelsel op de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de hogere kunstscholen bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten).
  In afwijking van het vorig lid, blijven de weddeschalen 606, 610 en 607 van toepassing op de professoren en begeleiders van de koninklijke muziekconservatoria definitief benoemd op 1 september 2002 en die aan de voorwaarden voldoen vastgesteld bij artikel 461 van voornoemd decreet van 20 december 2001. "
Art. 4. Un article 11bis , rédigé comme suit, est inséré à la suite de l'article 11 dans l'arrêté royal du 9 novembre 1978 fixant au 1er avril 1972 les échelles de traitement des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des établissements d'enseignement artistique de plein exercice de l'Etat, relevant du Ministre de la Culture néerlandaise et du Ministre de la Culture française, ainsi que des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance des établissements d'enseignement artistique, tel qu'il a été modifié :
  " Article 11bis. A partir du 1er septembre 2002, les dispositions du présent arrêté cessent d'être applicables en régime organique aux membres du personnel directeur et enseignant des Ecoles supérieures des Arts définies à l'article 2 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l'enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts (organisation, financement, encadrement, statut des personnels, droits et devoirs des étudiants).
  Par dérogation à l'alinéa précédent, les échelles de traitement 606, 610 et 607 continuent à s'appliquer aux professeurs et accompagnateurs des conservatoires royaux de musique nommés à titre définitif le 1er septembre 2002 et qui répondent aux conditions fixées par l'article 461 du décret du 20 décembre 2001 précité ".
Art.4. Een artikel 11bis , als volgt opgesteld, wordt toegevoegd na artikel 11 van het koninklijk besluit van 9 november 1978 tot vaststelling op 1 april 1972 van de weddeschalen van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan, ressorterend onder de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister van Franse Cultuur, alsmede van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op de inrichtingen voor kunstonderwijs, zoals gewijzigd :
  " Artikel 11bis. Vanaf 1 september 2002, houden de bepalingen van dit besluit op van toepassing te zijn als organieke stelsel op de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de hogere kunstscholen bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten).
  In afwijking van het vorig lid, blijven de weddeschalen 606, 610 en 607 van toepassing op de professoren en begeleiders van de koninklijke muziekconservatoria definitief benoemd op 1 september 2002 en die aan de voorwaarden voldoen vastgesteld bij artikel 461 van voornoemd decreet van 20 december 2001. "
Art.4. Un article 11bis , rédigé comme suit, est inséré à la suite de l'article 11 dans l'arrêté royal du 9 novembre 1978 fixant au 1er avril 1972 les échelles de traitement des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des établissements d'enseignement artistique de plein exercice de l'Etat, relevant du Ministre de la Culture néerlandaise et du Ministre de la Culture française, ainsi que des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance des établissements d'enseignement artistique, tel qu'il a été modifié :
  " Article 11bis. A partir du 1er septembre 2002, les dispositions du présent arrêté cessent d'être applicables en régime organique aux membres du personnel directeur et enseignant des Ecoles supérieures des Arts définies à l'article 2 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l'enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts (organisation, financement, encadrement, statut des personnels, droits et devoirs des étudiants).
  Par dérogation à l'alinéa précédent, les échelles de traitement 606, 610 et 607 continuent à s'appliquer aux professeurs et accompagnateurs des conservatoires royaux de musique nommés à titre définitif le 1er septembre 2002 et qui répondent aux conditions fixées par l'article 461 du décret du 20 décembre 2001 précité ".
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.
  Brussel, 17 juli 2002.
  Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
  De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,
  Mevr. F. DUPUIS.
Art. 6. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2002.
  Bruxelles, le 17 juillet 2002.
  Par le Gouvernement de la Communauté française :
  Le Ministre de la Culture, du Budget, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports,
  R. DEMOTTE
  La Ministre de l'Enseignement supérieur, de l'Enseignement de Promotion sociale et de la Recherche scientifique,
  Mme F. DUPUIS.