Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
20 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wat betreft de verplichte forfaitaire minimumbijdragen uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs van die diensten, en wat betreft de erkenning van die diensten, en tot wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen.
Titre
20 FEVRIER 2002. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 27 mars 1998 relatif aux services externes pour la prévention et la protection au travail en ce qui concerne les cotisations forfaitaires minimales obligatoires dues pour les prestations des conseillers en prévention de ces services et en ce qui concerne l'agrément de ces services, et modifiant diverses dispositions réglementaires.
Informations sur le document
Info du document
Tekst (41)
Texte (41)
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
CHAPITRE I. - Modifications de l'arrêté royal du 27 mars 1998 relatif aux services externes pour la prévention et la protection au travail.
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wordt aangevuld als volgt :
  " 7° het koninklijk besluit betreffende de interne dienst : het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk ".
Article 1. L'article 1er de l'arrêté royal du 27 mars 1998 relatif aux services externes pour la prévention et la protection au travail est complété comme suit :
  " 7° l'arrêté royal relatif au service interne : l'arrêté royal du 27 mars 1998 relatif au service interne pour la prévention et la protection au travail ".
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 2. Telkens de werkgever beroep doet of beroep moet doen op een externe dienst om de opdrachten uit te voeren bedoeld in de afdeling II van het koninklijk besluit betreffende de interne dienst doet hij beroep op één enkele externe dienst.
  De externe dienst voert de in het eerste lid bedoelde opdrachten uit, werkt samen met de interne dienst en staat ter beschikking van de werkgever, van de leden van de hiërarchische lijn en van de werknemers, inzonderheid door hen alle nuttige informatie en adviezen te verstrekken.
  In afwijking van het eerste lid moet de werkgever beroep doen op een tweede externe dienst wanneer een technische bedrijfseenheid gelegen is op het grondgebied van een Gemeenschap waarvoor de eerste dienst niet over de erkenning beschikt, bedoeld in artikel 40, § 3, derde lid van de wet.
  In afwijking van het eerste lid en onverminderd de mogelijkheid waarin artikel 4, vierde lid van het koninklijk besluit betreffende de interne dienst voor de werkgever voorziet, mag deze een beroep doen op een tweede externe dienst wanneer de technische bedrijfseenheid op voortdurende wijze beroep moet doen op bijzondere bekwaamheden en op technische middelen die nodig zijn voor de uitvoering van voornoemde opdrachten en die niet aanwezig zijn in de eerste externe dienst. ".
Art.2. L'article 2 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 2. Chaque fois que l'employeur fait appel ou doit faire appel à un service externe pour exécuter les missions visées à la section II de l'arrêté royal relatif au service interne, il fait appel à un seul service externe.
  Le service externe exécute les missions visées à l'alinéa 1er, collabore avec le service interne et est à la disposition de l'employeur, des membres de la ligne hiérarchique et des travailleurs, notamment en leur fournissant les informations et avis utiles.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, l'employeur doit faire appel à un deuxième service externe lorsqu'une unité technique d'exploitation est située sur le territoire d'une Communauté pour laquelle le premier service ne dispose pas de l'agrément visé à l'article 40, § 3, alinéa 3 de la loi.
  Par dérogation à l'alinéa 1er et sans préjudice de la possibilité que lui offre l'article 4, alinéa 4 de l'arrêté royal relatif au service interne, l'employeur peut faire appel à un deuxième service externe, lorsque l'unité technique d'exploitation nécessite de façon continue le recours à des compétences particulières et des moyens techniques qui sont nécessaires à l'exécution des missions précitées et qui ne sont pas présentes dans le premier service externe. ".
Art.3. In artikel 4, derde lid van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 40, § 3 " vervangen door de woorden " artikel 40, § 3, eerste lid ".
Art.3. Dans l'article 4, alinéa 3 du même arrêté, les mots " article 40, § 3 " sont remplacés par les mots " article 40, § 3, alinéa 1er ".
Art.4. In artikel 5, tweede lid van hetzelfde besluit vervalt het woord " gunstig ".
Art.4. A l'article 5, alinéa 2, du même arrêté, le mot "favorable" est supprimé.
Art.5. Artikel 10, derde en vierde lid van hetzelfde besluit worden vervangen door het volgende lid :
  " Deze tariefregeling houdt rekening met de verplichte forfaitaire minimumbijdragen uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs vastgesteld in afdeling IIbis. ".
Art.5. A l'article 10 du même arrêté, les alinéas 3 et 4 sont remplacés par l'alinéa suivant:
  " Cette tarification tient compte des cotisations forfaitaires minimales obligatoires dues pour les prestations des conseillers en prévention fixées à la section IIbis. ".
Art.6. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 11. Geen enkele vorm van korting, ristorno, terugbetaling of andere commerciële praktijk die tot doel heeft of als gevolg heeft het bedrag van de verplichte forfaitaire minimumbijdragen bedoeld in afdeling IIbis te verlagen, mag door de externe dienst worden toegepast of voorgesteld aan de werkgever en deze laatste mag dit noch vragen noch aanvaarden, zelfs niet wanneer de overeenkomst werd gesloten ingevolge een overheidsopdracht. ".
Art.6. L'article 11 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante:
  " Art. 11. Il est interdit à tout service externe de pratiquer ou de proposer à l'employeur, et à ce dernier de solliciter ou d'accepter toute forme de réduction, de ristourne, de remboursement, ou d'autre pratique commerciale, ayant pour but ou pour effet de réduire le montant des cotisations forfaitaires minimales obligatoires visées à la section IIbis, même si le contrat a été conclu à la suite d'un marché public. ".
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een afdeling IIbis ingevoegd luidende :
  " Afdeling IIbis. - Verplichte forfaitaire minimumbijdragen uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs van de externe diensten.
  Art. 13bis. Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers en de daarmee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2 van de wet, alsook op de externe diensten waarop zij een beroep doen bij toepassing van artikel 8 en 11 van het koninklijk besluit betreffende de interne dienst.
  Art. 13ter. De werkgever is aan de dienst een forfaitaire bijdrage verschuldigd die de algemene minimumprestaties dekt die moeten worden geleverd om :
  1° de opdrachten en taken uit te voeren bedoeld in de artikelen 5 tot 7 van het koninklijk besluit betreffende de interne dienst die met toepassing van de artikelen 8 en 11 van hetzelfde besluit worden uitgevoerd door de externe dienst en die beschreven zijn in de overeenkomst gesloten met toepassing van artikel 13, eerste lid, 1° en 2°;
  2° de adviezen te verstrekken bedoeld in artikel 31bis van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor preventie en bescherming op het werk.
  Art. 13quater. § 1. De forfaitaire bijdrage bedoeld in artikel 13ter is een jaarlijkse minimumbijdrage en bedraagt :
  1° 13,58 euro per werknemer voor wie de risicoanalyse heeft aangetoond dat medisch toezicht overbodig is;
  2° 95,09 euro per werknemer die onderworpen is aan verplicht medisch toezicht.
  § 2. In de totale forfaitaire bijdrage zijn de eventuele verplaatsingsonkosten van de preventieadviseurs en van de personen die hen bijstaan, niet inbegrepen.
  Art. 13quinquies. De andere prestaties die een werkgever toevertrouwt aan een externe dienst, inzonderheid studies, onderzoek, metingen en controles die worden uitgevoerd in het kader van de opdrachten van risicobeheer en die deel uitmaken van de analyse- of expertisemethoden, worden beschouwd als aanvullende prestaties bij de algemene prestaties en worden afzonderlijk aangerekend aan ten minste 81,51 euro per uur.
  Art. 13sexies. De kosten van de analyses, radiologische onderzoeken, functionele of andere gerichte tests die worden uitgevoerd in het kader van medisch toezicht, worden vastgesteld conform de erelonen die zijn opgenomen in de nomenclatuur van de gezondheidsprestaties, die is opgesteld in uitvoering van artikel 35 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
  Art. 13septies. In afwijking van artikel 13quater, § 1, 1°, zijn werkgevers die in totaal minder dan twintig werknemers in dienst hebben en voor wie de risicoanalyse heeft aangetoond dat een medisch toezicht niet nodig is, aan de dienst een éénmalige forfaitaire minimum bijdrage verschuldigd die :
  1° 81,51 euro bedraagt voor het geheel van de onderneming indien het aantal werknemers gelijk is aan negen of minder;
  2° 163,02 euro bedraagt voor het geheel van de onderneming indien het aantal werknemers hoger is dan negen;
  Art. 13octies. § 1. Het aantal werknemers dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de forfaitaire minimumbijdragen bedoeld in artikel 13quater, § 1, 1°, alsook in artikel 13septies, stemt overeen met het gemiddelde aantal werknemers die vermeld staan op de vier driemaandelijkse aangiften bij de RSZ van het afgelopen burgerlijk jaar.
  § 2. Het aantal werknemers dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de forfaitaire minimumbijdrage bedoeld in artikel 13quater, § 1, 2° stemt overeen met het aantal werknemers ingeschreven op de in artikel 124 § 4 en § 5 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming bedoelde nominatieve lijsten.
  Art. 13nonies. Wanneer in de uitvoeringsbepalingen van de wet een niet-jaarlijkse periodiciteit van de periodieke gezondheidsevaluatie voor een werknemer is voorzien, dan is de werkgever de dienst een jaarlijkse forfaitaire bijdrage verschuldigd die equivalent is aan het bedrag van 95,09 euro gedeeld door het aantal jaren tussen elk periodiek geneeskundig onderzoek.
  Art. 13decies. De forfaitaire minimum bijdragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de beginselen bepaald door de artikelen 2, 4, 5 en 6, 1° van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
  Artikel 4 van dezelfde wet, aangevuld bij artikel 18, § 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen, voorziet dat enkel de gezuiverde gezondheidsindex in aanmerking mag genomen worden voor de sociale prestaties.
  De basisspilindex bedraagt 107,30.
  Art. 13undecies. De diensten ontvangen de bijdragen overeenkomstig de met de werkgever gesloten overeenkomst voor zover de hieronder vastgestelde betalingstermijnen niet zijn overschreden :
  1° het bedrag van de éénmalige forfaitaire minimum bijdrage bedoeld in artikel 13septies wordt betaald uiterlijk dertig dagen volgend op de datum van de met de werkgever gesloten overeenkomst of uiterlijk op 31 januari van het lopende jaar voor een werkgever die reeds door een overeenkomst is gebonden;
  2° de forfaitaire minimum bijdragen bedoeld in artikel 13quater, worden per provisioneel vierde gestort uiterlijk dertig dagen na het verstrijken van elk kalenderkwartaal; de eerste storting die in het lopende jaar wordt verricht, mag evenwel niet lager zijn dan de éénmalige forfaitaire minimum bijdrage bedoeld in artikel 13septies;
  3° de rekeningen die betrekking hebben op de voor een kalenderjaar verschuldigde globale bedragen worden uiterlijk eind februari volgend op dat jaar vereffend.
  Art. 13duodecies. Alle geschillen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van deze afdeling, moeten worden voorgelegd aan de Medische arbeidsinspectie. ".
Art.7. Dans le même arrêté, il est inséré une section IIbis rédigée comme suit :
  " Section IIbis. - Cotisations forfaitaires minimales obligatoires dues pour les prestations des conseillers en prévention des services externes.
  Art. 13bis. La présente section s'applique aux employeurs et aux personnes y assimilées, visés à l'article 2 de la loi, ainsi qu'aux services externes auxquels ils font appel en application des articles 8 et 11 de l'arrêté royal relatif au service interne.
  Art. 13ter. L'employeur est redevable envers le service d'une cotisation forfaitaire couvrant les prestations générales minimales à fournir pour :
  1° exécuter les missions et les tâches visées aux articles 5 à 7 de l'arrêté royal relatif au service interne, qui sont exécutées par le service externe en application des articles 8 et 11 du même arrêté et qui sont décrites dans le contrat en application de l'article 13, alinéa premier, 1° et 2°;
  2° donner les avis visés à l'article 31bis de l'arrêté royal du 3 mai 1999 relatif aux missions et au fonctionnement des comités pour la prévention et la protection au travail.
  Art. 13quater. § 1er. La cotisation forfaitaire visée à l'article 13ter est minimale et annuelle; elle s'élève à :
  1° 13,58 euro par travailleur pour lequel l'analyse des risques a démontré l'inutilité d'une surveillance de santé;
  2° 95,09 euro par travailleur soumis à la surveillance de santé obligatoire.
  § 2. La cotisation forfaitaire totale n'inclut pas les frais éventuels de déplacement des conseillers en prévention et des personnes qui les assistent.
  Art. 13quinquies. Les autres prestations qu'un employeur confie à un service externe, comprenant notamment les études, recherches, mesurages et contrôles pratiqués dans le cadre des missions de la gestion des risques, et qui font partie des méthodes d'analyse ou d'expertise, sont considérées comme des prestations complémentaires aux prestations générales, et sont facturées séparément à au moins 81,51 euro par heure.
  Art. 13sexies. Les coûts des analyses, explorations radiologiques, tests fonctionnels ou autres tests dirigés qui sont pratiqués dans le cadre des missions de la surveillance de santé, sont fixés conformément aux honoraires repris dans la nomenclature des prestations de santé, établie en exécution de l'article 35 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994.
  Art. 13septies. Par dérogation à l'article 13quater, § 1er, 1°, les employeurs qui occupent au total moins de vingt travailleurs, et pour lesquels l'analyse des risques a démontré l'inutilité d'une surveillance de santé, sont redevables envers le service d'une cotisation forfaitaire minimale unique qui s'élève à :
  1° 81,51 euro pour l'ensemble de l'entreprise lorsque le nombre de travailleurs occupés est égal ou inférieur à neuf;
  2° 163,02 euro pour l'ensemble de l'entreprise lorsque le nombre de travailleurs occupés est supérieur à neuf.
  Art. 13octies. § 1er. Le nombre de travailleurs à prendre en compte pour le calcul des cotisations forfaitaires minimales visées à l'article 13quater, § 1er, 1°, ainsi qu'à l'article 13septies, correspond à la moyenne du nombre de travailleurs figurant sur les quatre déclarations trimestrielles à l'ONSS de l'année civile précédente.
  § 2. Le nombre de travailleurs à prendre en compte pour le calcul de la cotisation forfaitaire minimale visée à l'article 13quater, § 1er, 2°, correspond au nombre de travailleurs inscrits sur les listes nominatives des travailleurs visées à l'article 124, § 4 et § 5 du Règlement général pour la protection du travail.
  Art. 13nonies. Lorsque des dispositions d'exécution de la loi ont prévu une périodicité non annuelle de l'évaluation de santé périodique pour un travailleur, l'employeur est redevable envers le service d'une cotisation forfaitaire annuelle qui équivaut au montant de 95,09 euro divisé par le nombre d'années séparant chaque examen médical périodique.
  Art. 13decies. Les cotisations forfaitaires minimales sont rattachées à l'indice des prix à la consommation conformément aux principes prévus par les articles 2, 4, 5 et 6, 1° de la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public.
  L'article 4 de la même loi, complété par l'article 18, § 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité, prévoit que seul l'indice santé lissé doit être pris en considération pour les prestations sociales.
  L'indice pivot de base s'élève à 107,30.
  Art. 13undecies. Les services perçoivent les cotisations en conformité avec le contrat conclu avec l'employeur pour autant que les délais de paiement fixés ci-dessous ne soient pas dépassés :
  1° le montant de la cotisation forfaitaire minimale unique, visée à l'article 13septies, est payé au plus tard dans les trente jours suivant la date du contrat conclu avec l'employeur ou pour un employeur déjà lié par une convention, au plus tard le 31 janvier de l'année en cours;
  2° les cotisations forfaitaires minimales visées à l'article 13quater, sont versées par quart provisionnel au plus tard dans les trente jours suivant l'échéance de chaque trimestre civil; le premier versement effectué au cours de l'exercice ne peut toutefois être inférieur à la cotisation forfaitaire minimale unique visée à l'article 13septies;
  3° les comptes afférents aux sommes dues globalement pour une année calendrier sont liquidés au plus tard à la fin du mois de février suivant cette année.
  Art. 13duodecies. Tous litiges pouvant résulter de l'application des dispositions de la présente section doivent être soumis à l'Inspection médicale du travail. ".
Art.8. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Het adviescomité stelt een huishoudelijk reglement op waarin ten minste de nadere regelen zijn opgenomen betreffende het vereiste aanwezigheidsquorum om rechtsgeldig te kunnen vergaderen evenals de wijze waarop wordt vastgesteld dat een akkoord werd bereikt. ".
Art.8. L'article 14 du même arrêté est complété par l'alinéa suivant :
  " Le comité d'avis établit un règlement d'ordre intérieur qui contient au moins les modalités concernant le quorum de présences exigé afin de pouvoir se réunir valablement ainsi que le mode de constatation qu'un accord a été obtenu. ".
Art.9. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het eerste lid, 10°, worden de woorden " de verlenging " vervangen door de woorden " de hernieuwing ".
  2° het vierde en het vijfde lid worden vervangen door de volgende leden :
  " De raad van bestuur vraagt, in geval geen akkoord wordt bereikt, het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar.
  Deze ambtenaar hoort de betrokken partijen en poogt de standpunten te verzoenen.
  Indien geen verzoening wordt bereikt, verstrekt de met het toezicht belaste ambtenaar een advies waarvan per aangetekend schrijven kennis wordt gegeven aan de raad van bestuur.
  De kennisgeving wordt geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte van de brief ter post.
  De raad van bestuur stelt het adviescomité in kennis van het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving, vooraleer hij de beslissing neemt. ".
Art.9. A l'article 15 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
  1° à l'alinéa 1er, 10°, les mots "la prorogation" sont remplacés par les mots "le renouvellement".
  2° les alinéas 4 et 5 sont remplacés par les alinéas suivants :
  " Lorsqu'aucun accord n'est obtenu, le conseil d'administration demande l'avis du fonctionnaire chargé de la surveillance.
  Ce fonctionnaire entend les parties concernées et tente de concilier les positions.
  En l'absence de conciliation, le fonctionnaire chargé de la surveillance donne un avis qui est notifié au conseil d'administration par lettre recommandée.
  La notification est présumée avoir été reçue le troisième jour ouvrable à partir de la remise de la lettre à la poste.
  Le conseil d'administration informe le comité d'avis de l'avis du fonctionnaire chargé de la surveillance dans un délai de trente jours à dater de la réception de la notification avant de prendre la décision. ".
Art.10. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het tweede lid, 1° wordt vervangen door de volgende tekst :
  " 1° het bewijs leveren dat hij deskundig is op één van de gebieden bedoeld in artikel 21, door de voorwaarden bedoeld in artikel 22 na te leven;
  2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De voorwaarde bedoeld in het tweede lid, 1° is niet van toepassing op de persoon, belast met de leiding of met het beheer van de externe dienst die deze functie sedert drie jaar uitoefent op 1 januari 2002 onder voorbehoud van een voorafgaandelijk akkoord van het Adviescomité, ten laatste bekomen op 1 januari 2003. Deze persoon dient houder te zijn van een universitair einddiploma of van een einddiploma van hoger onderwijs van universitair niveau ".
Art.10. A l'article 17 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
  1° l'alinéa 2, 1° est remplacé par le texte suivant :
  " 1° prouver sa compétence dans un des domaines visés à l'article 21, en respectant les conditions visées à l'article 22;
  2° l'article est complété par l'alinéa suivant :
  " La condition visée à l'alinéa 2,1° n'est pas applicable à la personne chargée de la direction ou de la gestion du service qui exerce cette fonction depuis trois ans au 1er janvier 2002, sous réserve d'un accord préalable du Comité d'avis obtenu au plus tard le 1er janvier 2003. Cette personne doit être porteuse d'un diplôme universitaire ou d'un diplôme d'enseignement supérieur de niveau universitaire ".
Art.11. Het derde en het vierde lid van artikel 19, § 2 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt :
  " In toepassing van artikel 18, 5°, a) wordt een eerste bezoek aan de arbeidsplaatsen bij alle werkgevers uitgevoerd door een preventieadviseur bedoeld in artikel 22.
  Bij de werkgevers waar geen enkele werknemer onderworpen is aan het verplicht medisch toezicht en bij werkgevers waar de werknemers onderworpen zijn aan een niet-jaarlijks medisch toezicht, wordt het volgende bezoek aan de arbeidsplaatsen om de drie jaar uitgevoerd door een persoon die de preventieadviseur bijstaat en die met succes een erkende aanvullende vorming van ten minste niveau twee gevolgd heeft.
  Bij de werkgevers waar de werknemers een veiligheidspost waarnemen of blootstaan aan een fysieke, mentale of psychosociale belasting, wordt het jaarlijks bezoek aan de arbeidsplaatsen uitgevoerd door een persoon die de preventieadviseur bijstaat bedoeld in het voorgaande lid of wordt het bezoek om de twee jaar uitgevoerd door een preventieadviseur bedoeld in artikel 22 in het kader van de permanente risicoanalyse.
  Bij de werkgevers waar de werknemers blootstaan aan fysische, chemische of biologische agentia, die verantwoordelijk zijn voor beroepsziekten of aandoeningen die hun oorsprong vinden in het beroep, wordt een jaarlijks bezoek aan de arbeidsplaatsen uitgevoerd door een preventieadviseur bedoeld in het voorgaande lid. ".
Art.11. L'alinéa 3 et l'alinéa 4 de l'article 19, § 2 du même arrêté sont remplacés par les alinéas suivants :
  " En application de l'article 18, 5°, a), une première visite des lieux de travail est effectuée chez tous les employeurs, par un conseiller en prévention visé à l'article 22.
  Auprès d'un employeur où aucun travailleur n'est soumis à la surveillance de santé obligatoire et auprès d'un employeur où les travailleurs sont soumis à une surveillance de santé non annuelle, la visite suivante des lieux de travail est effectuée tous les trois ans par une personne qui assiste le conseiller en prévention, ayant terminé avec fruit un cours agréé de formation complémentaire du deuxième niveau au moins.
  Auprès d'un employeur où les travailleurs occupent un poste de sécurité, ou sont exposés à une charge physique ou mentale de travail, ou à une charge psychosociale au travail, une visite annuelle des lieux de travail est effectuée par une personne qui assiste le conseiller en prévention, visée à l'alinéa précédent, ou la visite suivante est effectuée tous les deux ans par un conseiller en prévention visé à l'article 22 dans le cadre de l'analyse permanente des risques.
  Auprès d'un employeur où les travailleurs sont exposés à des agents physiques, chimiques ou biologiques, responsables de maladies professionnelles ou d'affections dont l'origine est liée à la profession, une visite annuelle des lieux de travail est effectuée par un conseiller en prévention visé à l'alinéa précédent. ".
Art.12. Artikel 20, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid :
  " De preventieadviseur belast met het beheer van deze afdeling is uitsluitend tegenover de met de leiding van de dienst belaste persoon verantwoording verschuldigd voor zijn werkzaamheden in verband met de leiding, het beheer en de organisatie van de afdeling. ".
Art.12. L'article 20, alinéa 2, du même arrêté, est remplacé par l'alinéa suivant :
  " Le conseiller en prévention chargé de la gestion de cette section est exclusivement responsable de ses activités de direction, de gestion et d'organisation de la section devant la personne chargée de la direction du service. ".
Art.13. Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 24. De afdeling belast met het medisch toezicht wordt geleid door een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 22, eerste lid, 2°.
  Deze preventieadviseur-arbeidsgeneesheer is uitsluitend tegenover de met de leiding van de dienst belaste persoon verantwoording verschuldigd voor zijn werkzaamheden in verband met de leiding, het beheer en de organisatie van de afdeling.
  Op deze preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn de bijzondere regels bepaald in de artikelen 115, 117, 118 en 148quater van het A.R.A.B. van toepassing. ".
Art.13. L'article 24 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 24. La section chargée de la surveillance médicale est dirigée par un conseiller en prévention-médecin du travail qui répond aux conditions visées à l'article 22, alinéa premier, 2°.
  Ce conseiller en prévention-médecin du travail est exclusivement responsable de ses activités de direction, de gestion et d'organisation de la section devant la personne chargée de la direction du service.
  Les règles particulières définies aux articles 115, 117, 118 et 148quater du R.G.P.T. sont d'application à ce conseiller en prévention-médecin du travail. ".
Art.14. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 25. De afdeling belast met het medisch toezicht bestaat uit preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren die bijgestaan worden door verplegend personeel en administratief personeel.
  De personen die deel uitmaken van deze afdeling oefenen hun functies uit onder de verantwoordelijkheid van de in artikel 24, eerste lid bedoelde preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
  Op de preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren zijn de bijzondere regels bepaald in de artikelen 115, 117, 118 en 148quater van het A.R.A.B. van toepassing.
  Tijdens de opdrachten die bij de werkgevers worden uitgevoerd in het kader van het medisch toezicht, wordt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer uitsluitend bijgestaan door personeel dat deel uitmaakt van de afdeling belast met het medisch toezicht.
  Voor specifieke prestaties van medische aard opgelegd door de wet en haar uitvoeringsbesluiten moet de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer beroep doen op specifiek gekwalificeerd personeel zoals bepaald in deze besluiten. Dit personeel behoort al dan niet tot de afdeling belast met het medisch toezicht. ".
Art.14. L'article 25 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 25. La section chargée de la surveillance médicale se compose de conseillers en prévention-médecins du travail, qui sont assistés par du personnel infirmier et du personnel administratif.
  Les personnes qui composent cette section exercent leurs fonctions sous la responsabilité du conseiller en prévention-médecin du travail visé à l'article 24, alinéa 1.
  Les règles particulières définies aux articles 115, 117, 118 et 148quater du R.G.P.T. sont d'application aux conseillers en prévention-médecins du travail.
  Lors des missions exercées auprès des employeurs dans le cadre de la surveillance médicale, le conseiller en prévention-médecin du travail est exclusivement assisté par du personnel appartenant à la section chargée de la surveillance médicale.
  Pour des prestations spécifiques de nature médicale fixées par la loi et ses arrêtés d'exécution, le conseiller en prévention-médecin du travail doit faire appel à du personnel possédant des qualifications spécifiques telles qu'elles sont définies dans ces arrêtés. Ce personnel appartient ou non à la section chargée de la surveillance médicale. ".
Art.15. § 1. In artikel 26 van hetzelfde besluit, waarvan de huidige tekst § 1 uitmaakt, worden de volgende paragrafen toegevoegd, die als volgt worden opgesteld :
  " § 2. Het minimum aantal preventieadviseurs wordt berekend volgens de volgende verdeling van hun prestaties :
  1° voor de prestaties van een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, gemiddeld :
  a) een uur per werknemer die verplicht onderworpen is aan medisch toezicht;
  b) twintig minuten per jongere op het werk bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van jongeren op het werk;
  c) twintig minuten per werknemer die blootstaat aan arbeidsdruk, conform de bepalingen van Titel VIII van de Codex over het welzijn op het werk.
  2° voor de prestaties van de preventieadviseurs die belast zijn met risicobeheer, gemiddeld tien minuten per werknemer geteld onder de personeelsleden.
  § 3. De uren die gepresteerd worden door de preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren voor de werknemers die onderworpen zijn aan het medisch toezicht, worden, als volgt verdeeld :
  1° vijfenveertig minuten, per werknemer, worden gewijd aan de opdrachten bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit betreffende de interne dienst;
  2° vijftien minuten, per werknemer, worden gewijd aan de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit betreffende de interne dienst, in samenwerking met de preventieadviseurs van andere disciplines en die deel uitmaken van de afdeling risicobeheer. ".
  § 2. In artikel 26 van hetzelfde besluit wordt het woord " paramedisch " vervangen door het woord " verplegend ".
Art.15. § 1er. A l'article 26 du même arrêté, dont le texte actuel formera le § 1er, sont ajoutés les paragraphes suivants, rédigés comme suit :
  " § 2. Le nombre minimal de conseillers en prévention est calculé selon la répartition suivante de leurs prestations :
  1° pour les prestations d'un conseiller en prévention-médecin du travail, en moyenne :
  a) une heure par travailleur soumis obligatoirement à la surveillance de santé;
  b) vingt minutes par jeune au travail visé à l'article 12 de l'arrêté royal du 3 mai 1999 relatif à la protection des jeunes au travail;
  c) vingt minutes par travailleur exposé à des contraintes liées au travail, conformément aux dispositions du titre VIII du Code sur le bien-être au travail.
  2° pour les prestations des conseillers en prévention chargés de la gestion des risques, en moyenne dix minutes par travailleur compté parmi les membres du personnel.
  § 3. Les heures prestées par les conseillers en prévention-médecins du travail pour les travailleurs soumis à la surveillance de santé sont divisées comme suit :
  1° quarante-cinq minutes, par travailleur, sont consacrées aux missions visées à l'article 6 de l'arrêté royal relatif au service interne;
  2° quinze minutes, par travailleur, sont consacrées à l'exécution des missions visées à l'article 5 de l'arrêté royal relatif au service interne, en collaboration avec les conseillers en prévention d'autres disciplines et qui font partie de la section de gestion des risques. ".
  § 2. A l'article 26 du même arrêté, le mot " paramédical " est remplacé par le mot " infirmier ".
Art.16. In artikel 31, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden " de Opvolgingscommissie " vervangen door de woorden " de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde ".
Art.16. A l'article 31, alinéa 2, du même arrêté, les mots "la Commission de suivi" sont remplacés par les mots "l'Administration de l'hygiène et de la médecine du travail".
Art.17. Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende leden :
  " De raad van bestuur vraagt, indien geen akkoord wordt bereikt, het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar.
  De procedure bedoeld in artikel 15, vijfde tot achtste lid is van toepassing. ".
Art.17. L'article 32 du même arrêté est complété par les alinéas suivants :
  " Lorsqu'aucun accord n'est obtenu, le conseil d'administration demande l'avis du fonctionnaire chargé de la surveillance.
  La procédure visée à l'article 15, alinéas 5 à 8 s'applique. ".
Art.18. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 33. Bij toepassing van artikel 43 van de wet, vervullen de preventieadviseurs hun opdrachten in volledige onafhankelijkheid ten overstaan van de werkgevers en de werknemers bij wie zij hun opdrachten uitvoeren evenals ten overstaan van de raad van bestuur.
  De meningsverschillen betreffende de werkelijkheid van de onafhankelijkheid en betreffende de bekwaamheid van de preventieadviseurs worden op verzoek van één van de betrokken partijen onderzocht door de met het toezicht belaste ambtenaar.
  Deze ambtenaar hoort de betrokken partijen en poogt de standpunten te verzoenen.
  Indien geen verzoening wordt bereikt, verstrekt hij een advies waarvan per aangetekend schrijven kennis wordt gegeven aan de betrokken partijen, de raad van bestuur en het adviescomité.
  De kennisgeving wordt geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte van de brief ter post. ".
Art.18. L'article 33 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 33. En application de l'article 43 de la loi, les conseillers en prévention accomplissent leurs missions en totale indépendance par rapport aux employeurs et aux travailleurs auprès desquels ils remplissent leurs missions, ainsi qu'à l'égard du conseil d'administration.
  Les divergences relatives à la réalité de l'indépendance et à la compétence des conseillers en prévention sont examinées par le fonctionnaire chargé de la surveillance à la demande d'une des parties concernées.
  Ce fonctionnaire entend les parties concernées et tente de concilier les positions.
  En l'absence de conciliation, il donne un avis qui est notifié aux parties concernées, au conseil d'administration et au comité d'avis par lettre recommandée.
  La notification est présumée avoir été reçue le troisième jour ouvrable à partir de la remise de la lettre à la poste. ".
Art.19. Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " De werkgever verzoekt de raad van bestuur de preventieadviseur te vervangen, wanneer deze preventieadviseur die bij deze werkgever opdrachten uitvoert overeenkomstig artikel 28 niet langer het vertrouwen geniet van de werknemers en indien het geheel van de leden die de werknemers in het Comité vertegenwoordigen hierom verzoekt.
  De raad van bestuur vervangt de preventieadviseur en licht het Adviescomité en de werkgever hierover in. ".
Art.19. L'article 34 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Lorsqu'un conseiller en prévention, qui exerce des missions chez un employeur conformément à l'article 28, n'a plus la confiance des travailleurs et que l'ensemble des membres représentant les travailleurs au Comité requiert son remplacement, l'employeur demande au conseil d'administration de remplacer ce conseiller en prévention.
  Le conseil d'administration remplace le conseiller en prévention et en informe le comité d'avis et l'employeur. ".
Art.20. In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid worden de woorden " de documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat de externe dienst beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 4 tot 31, namelijk " vervangen door de woorden " de volgende inlichtingen en documenten ";
  2° het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : " De Minister of de met het toezicht belaste ambtenaar kan alle andere inlichtingen of documenten vragen die hij nodig acht ".
Art.20. A l'article 36 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
  1° à l'alinéa 2, les mots "de documents et de renseignements dont il ressort que le service externe répond aux conditions posées aux articles 4 à 31, à savoir" sont remplacés par les mots "des documents et des renseignements suivants :";
  2° l'alinéa 3 est remplacé par l'alinéa suivant : "Le Ministre ou le fonctionnaire chargé de la surveillance peuvent demander toute autre information ou document qu'ils jugent nécessaire".
Art.21. Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 37. De erkenningsaanvraag wordt onderzocht door de met het toezicht belaste ambtenaar op basis van de stukken van het dossier, in voorkomend geval, aangevuld met de informatie en documenten verstrekt in toepassing van artikel 36, derde lid.
  Zodra het dossier volledig is, verricht hij een onderzoek ter plaatse en stelt een verslag op.
  Het dossier en het verslag worden voorgelegd aan de Opvolgingscommissie die binnen drie maanden na de overzending van die documenten een advies aan de Minister bezorgt. ".
Art.21. L'article 37 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 37. La demande d'agrément est examinée par le fonctionnaire chargé de la surveillance sur la base des pièces du dossier, complété, le cas échéant, par l'information et les documents fournis en application de l'article 36, alinéa 3.
  Dès que le dossier est complet, il effectue une enquête sur place et établit un rapport.
  Le dossier et le rapport sont soumis à la Commission de suivi qui fournit un avis au Ministre dans les trois mois à dater de la transmission de ces documents. ".
Art.22. Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 38. De Minister neemt de beslissing waarbij de erkenning al dan niet wordt toegekend.
  De beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager.
  De Opvolgingscommissie wordt ingelicht over de beslissing van de Minister. ".
Art.22. L'article 38 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 38. Le Ministre décide d'accorder ou non l'agrément.
  La décision est communiquée au demandeur par lettre recommandée.
  La Commission de suivi est informée de la décision du Ministre. ".
Art.23. Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 39. § 1. De eerste erkenning van een externe dienst wordt verleend voor een termijn van vijf jaar.
  Uiterlijk één jaar voor het verstrijken van die termijn vraagt de externe dienst de hernieuwing van de erkenning aan bij de Minister.
  De aanvraag is vergezeld van de volgende documenten en inlichtingen :
  1° de wijzigingen aangebracht in de bij artikel 36, tweede lid bedoelde documenten en inlichtingen;
  2° een financieel verslag over de werking van de dienst tijdens de eerste drie jaar;
  3° een verslag over de organisatie en de werking van de dienst en over de opdrachten verricht tijdens de eerste drie jaar;
  4° een kwaliteitshandboek.
  § 2. De aanvraag wordt onderzocht door de met het toezicht belaste ambtenaar op basis van de stukken van het dossier, in voorkomend geval, aangevuld met de informatie en de documenten verstrekt in toepassing van artikel 36, derde lid.
  Indien de dienst de door voornoemde ambtenaar overeenkomstig artikel 36, derde lid gevraagde inlichtingen of documenten niet verstrekt binnen twee maanden vanaf de datum van die vraag, wordt de hernieuwing van de erkenning ambtshalve geweigerd. Deze beslissing wordt door de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde bij ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de externe dienst.
  Zodra het dossier volledig is, verricht de met het toezicht belaste ambtenaar een onderzoek ter plaatse en stelt een verslag op.
  § 3. Het dossier en het verslag worden voorgelegd aan de Opvolgingscommissie die binnen drie maanden na de overzending van die documenten een advies aan de Minister bezorgt.
  De Minister beslist de erkenning al dan niet te hernieuwen.
  De beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de externe dienst.
  De hernieuwing van de erkenning wordt toegekend voor een termijn van vijf jaar.
  De Opvolgingscommissie wordt ingelicht over de beslissing van de Minister. ".
Art.23. L'article 39 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 39. § 1er. Le premier agrément d'un service externe est accordé pour une période de cinq ans.
  Au plus tard un an avant l'expiration de cette période, le service externe demande le renouvellement de l'agrément au Ministre.
  La demande est accompagnée des documents et renseignements suivants :
  1° les modifications apportées aux documents et renseignements visés à l'article 36, alinéa 2;
  2° un rapport financier relatif aux trois premières années de fonctionnement du service;
  3° un rapport sur l'organisation et le fonctionnement du service et sur les missions accomplies au cours des trois premières années;
  4° un manuel de qualité.
  § 2. La demande est examinée par le fonctionnaire chargé de la surveillance sur la base des pièces du dossier, complété, le cas échéant, par l'information et les documents fournis en application de l'article 36, alinéa 3.
  Si le service ne fournit pas les renseignements ou documents demandés par le fonctionnaire précité, conformément à l'article 36, alinéa 3, dans les deux mois à dater de cette demande, le renouvellement de l'agrément est refusé d'office. L'Administration de l'hygiène et de la médecine du travail communique cette décision au service externe par lettre recommandée.
  Dès que le dossier est complet, le fonctionnaire chargé de la surveillance effectue une enquête sur place et établit un rapport.
  § 3. Le dossier et le rapport sont soumis à la Commission de suivi qui fournit un avis au Ministre dans les trois mois à dater de la transmission de ces documents.
  Le Ministre décide d'accorder ou non le renouvellement de l'agrément.
  La décision est communiquée au service externe par lettre recommandée.
  Le renouvellement de l'agrément est accordé pour une période de cinq ans.
  La Commission de suivi est informée de la décision du Ministre. ".
Art.24. Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 40. § 1. De bij de ministeriële besluiten van 5 januari 2000 en 1 februari 2000 erkende externe diensten moeten vóór 31 december 2001 een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning indienen.
  De aanvraag is vergezeld van de volgende documenten en inlichtingen :
  1° de wijzigingen aangebracht in de bij artikel 36, tweede lid bedoelde documenten en inlichtingen;
  2° de documenten die het bewijs leveren dat de externe dienst voldoet aan de specifieke bepalingen opgelegd door het ministerieel besluit waarbij de erkenning werd verleend;
  3° een financieel verslag met betrekking tot het eerste werkingsjaar van de dienst;
  4° een verslag over de organisatie en de werking van de dienst en over de opdrachten die in de loop van het eerste jaar vervuld werden.
  § 2. De aanvraag wordt onderzocht door de met het toezicht belaste ambtenaar op basis van de stukken van het dossier, in voorkomend geval, aangevuld met de informatie en documenten verstrekt in toepassing van artikel 36, derde lid.
  Indien de dienst de door voornoemde ambtenaar overeenkomstig artikel 36, derde lid, gevraagde inlichtingen of documenten niet verstrekt binnen twee maanden vanaf de datum van die vraag, wordt de hernieuwing van de erkenning ambtshalve geweigerd. Deze beslissing wordt door de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde bij ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de externe dienst.
  Zodra het dossier volledig is, verricht de met het toezicht belaste ambtenaar een onderzoek ter plaatse en stelt een verslag op.
  In voorkomend geval vervolledigt hij het verslag met het advies of de adviezen uitgebracht in het kader van de tussenkomsten inzake verzoening, uitgevoerd in toepassing van de artikelen 15, vierde lid en 33.
  § 3. Het dossier en het verslag worden voorgelegd aan de Opvolgingscommissie die binnen drie maanden na de overzending van die documenten een advies aan de Minister bezorgt.
  De Minister beslist de erkenning al dan niet te hernieuwen,
  De beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de externe dienst.
  De hernieuwing van de erkenning wordt toegekend voor een termijn van vijf jaar.
  De Opvolgingscommissie wordt ingelicht over de beslissing van de Minister. ".
Art.24. L'article 40 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 40. § 1er. Les services externes agréés par les arrêtés ministériels des 5 janvier 2000 et 1er février 2000 doivent introduire une demande de renouvellement d'agrément avant le 31 décembre 2001.
  La demande est accompagnée des documents et renseignements suivants :
  1° les modifications apportées aux documents et renseignements visés à l'article 36, alinéa 2;
  2° les documents qui fournissent la preuve que le service externe satisfait aux conditions spécifiques imposées dans son arrêté ministériel d'agrément;
  3° un rapport financier relatif à la première année de fonctionnement du service;
  4° un rapport sur l'organisation et le fonctionnement du service et sur les missions accomplies au cours de la première année.
  § 2. La demande est examinée par le fonctionnaire chargé de la surveillance sur la base des pièces du dossier, complété, le cas échéant, par l'information et les documents fournis en application de l'article 36, alinéa 3.
  Si le service ne fournit pas les renseignements ou documents demandés par le fonctionnaire précité, conformément à l'article 36, alinéa 3, dans les deux mois à dater de cette demande, le renouvellement de l'agrément est refusé d'office. Cette décision est communiquée par l'Administration de l'hygiène et de la médecine du travail au service externe par lettre recommandée.
  Dès que le dossier est complet, le fonctionnaire chargé de la surveillance effectue une enquête sur place et établit un rapport.
  Le cas échéant, il complète le rapport par l'avis ou les avis rendus dans le cadre des interventions de conciliation effectuées en application des articles 15, alinéa 4 et 33.
  § 3. Le dossier et le rapport sont soumis à la Commission de suivi qui fournit un avis au Ministre dans les trois mois à dater de la transmission de ces documents.
  Le Ministre décide d'accorder ou non le renouvellement de l'agrément.
  La décision est communiquée au service externe par lettre recommandée.
  Le renouvellement de l'agrément est accordé pour une période de cinq ans.
  La Commission de suivi est informée de la décision du Ministre. ".
Art.25. Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 41. Elke aanvraag tot verdere hernieuwing van een erkenning wordt onderzocht en toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 39, met dien verstande dat het financieel verslag, het verslag over de werking en de organisatie van de dienst en over de door de dienst vermelde opdrachten, bedoeld in artikel 39 § 1, derde lid, 2° en 3° betrekking hebben op de laatste vijf jaren.
  Alle kennisgevingen die gebeuren in toepassing van de bepalingen van deze afdeling worden geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ter post van het aangetekend schrijven. ".
Art.25. L'article 41 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 41. Toute demande de renouvellement d'un agrément est examinée et accordée selon les dispositions de l'article 39, étant entendu que le rapport financier et le rapport sur l'organisation et le fonctionnement du service et sur les missions accomplies par le service, visés à l'article 39 § 1er, alinéa 3, 2° et 3°, portent sur les cinq dernières années.
  Toutes les notifications faites en application des dispositions de la présente section sont présumées avoir été reçues le troisième jour ouvrable qui suit la remise de la lettre recommandée à la poste. ".
Art.26. Artikel 42 wordt vervangen als volgt :
  " Art. 42. De erkende externe diensten zijn ertoe gehouden, op eigen initiatief, de volgende inlichtingen en documenten te verstrekken aan de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde :
  1° elke wijziging van hun statuten;
  2° elke wijziging in de organisatie, de beschikbare middelen en het kwaliteitsbeleid dat van aard is de naleving van de voorwaarden van dit besluit te beïnvloeden;
  3° elke indienstneming of vervanging van een preventieadviseur al dan niet belast met de leiding van een dienst of een afdeling;
  4° de in artikel 10 bedoelde tariefregeling;
  5° het in artikel 31 bedoelde jaarverslag;
  6° de begroting evenals de in artikel 16, vijfde lid bedoelde jaarrekeningen.
  De in het eerste lid, 5° en 6° bedoelde documenten moeten uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar worden overgezonden.
  Deze documenten worden ter beschikking gehouden van de Opvolgingscommissie. ".
Art.26. L'article 42 est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 42. Les services externes agréés sont tenus de transmettre, de leur propre initiative, les renseignements et documents suivants à l'Administration de l'hygiène et de la médecine du travail :
  1° toute modification de leurs statuts;
  2° toute modification dans l'organisation, les moyens disponibles et la gestion de la qualité qui est de nature à influencer le respect des conditions du présent arrêté;
  3° tout engagement ou remplacement d'un conseiller en prévention chargé ou non de la direction d'un service ou d'une section;
  4° la tarification visée à l'article 10;
  5° le rapport annuel d'activité visé à l'article 31;
  6° le budget ainsi que les comptes annuels visés à l'article 16, alinéa 5.
  Les documents visés à l'alinéa 1er, 5° et 6° doivent être transmis au plus tard le 30 juin de l'année qui suit.
  Ces documents sont tenus à la disposition de la Commission de suivi. ".
Art.27. Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 43. De erkende externe diensten zijn ertoe gehouden, op verzoek van de met het toezicht belaste ambtenaar, alle documenten of inlichtingen te verstrekken die betrekking hebben op hun activiteiten of werking of die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van dit besluit. ".
Art.27. L'article 43 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 43. Les services externes agréés sont tenus de fournir, à la demande du fonctionnaire chargé de la surveillance, tous documents ou toutes informations qui concernent leurs activités ou leur fonctionnement ou qui sont nécessaires à la surveillance du présent arrêté. ".
Art.28. In artikel 44, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt :
  " 1° advies te verstrekken over de aanvragen tot erkenning, de aanvragen tot hernieuwing van de erkenning, de aanvragen tot uitbreiding van de territoriale bevoegdheid en de aanvragen tot uitbreiding van de sectoriële bevoegdheid ";
  b) de bepaling onder 3° wordt opgeheven;
  c) de bepaling onder 4° wordt 3°;
  d) de bepaling onder 5° wordt opgeheven.
Art.28. A l'article 44, alinéa 2, du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
  a) le 1° est remplacé par le texte suivant :
  " 1° de formuler un avis sur les demandes d'agrément, les demandes de renouvellement d'agrément, les demandes d'extension de la compétence territoriale et les demandes d'extension de la compétence sectorielle ";
  b) le 3° est abrogé;
  c) le 4° en devient le 3°;
  d) le 5° est abrogé.
Art.29. In artikel 45 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het eerste lid wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt :
  " 4° twaalf leden die door de Minister worden aangewezen en die als deskundigen zitting hebben ".
  2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Het in het eerste lid, 2°, 3° en 4° bedoelde mandaat duurt vier jaar maar kan worden hernieuwd ".
Art.29. A l'article 45 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
  1° Dans l'alinéa 1er, le 4° est remplacé par le texte suivant :
  " 4° douze membres désignés par le Ministre et qui siègent comme experts ".
  2° l'article est complété par l'alinéa suivant :
  " Le mandat des membres visés à l'alinéa 1er, 2°, 3° et 4° a une durée de quatre ans, mais peut être renouvelé ".
Art.30. Artikel 46, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 46. § 1. De voorzitter en de gewone leden die de werkgevers en de werknemers vertegenwoordigen hebben beslissende stem. De andere leden hebben raadgevende stem. Het plaatsvervangend lid heeft enkel beslissende stem indien hij een afwezig gewoon lid vervangt. De ondervoorzitter heeft enkel beslissende stem indien hij de voorzitter die afwezig is vervangt.
  De Commissie heeft slechts geldig zitting indien de helft van de stemgerechtigde leden die de werknemers vertegenwoordigen en de helft van de stemgerechtigde leden die de werkgevers vertegenwoordigen aanwezig zijn.
  Een advies wordt als geldig beschouwd wanneer het de weergave is van een mening die de gewone meerderheid van de stemmen wegdraagt van de leden die aan de beraadslaging deelnemen. Bij staking van stemmen, beslist de stem van de voorzitter. ".
Art.30. L'article 46, § 1er du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 46. § 1er. Le président et les membres effectifs qui représentent les employeurs et les travailleurs ont voix délibérative. Les autres membres ont voix consultative. Le membre suppléant n'a voix délibérative que s'il remplace un membre effectif absent. Le vice-président n'a voix délibérative que s'il remplace le président absent.
  La Commission ne siège valablement que si la moitié des membres représentant les travailleurs ayant voix délibérative et la moitié des membres représentant les employeurs ayant voix délibérative sont présents.
  Un avis est valable lorsqu'il traduit une opinion ayant recueilli la majorité simple des voix des membres qui participent à la délibération. En cas de parité, les voix sont départagées par celle du président. ".
Art.31. De artikelen 48 tot 50 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.31. Les articles 48 à 50 du même arrêté sont abrogés.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van diverse andere besluiten.
CHAPITRE II. - Modifications de divers autres arrêtés.
Art.32. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk wordt aangevuld met de volgende leden :
  " De werkgever doet een beroep op de in het vierde lid bedoelde diensten of instellingen met de medewerking van de interne of externe dienst en na advies van het comité.
  De mogelijkheid om beroep te doen op de bovenvermelde diensten of instellingen, moeten beschreven zijn in het jaarlijks actieplan bedoeld in artikel 11 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. ".
Art.32. L'article 4 de l'arrêté royal du 27 mars 1998 relatif au service interne pour la prévention et la protection au travail est complété par les alinéas suivants :
  " L'employeur fait appel aux services ou institutions visés à l'alinéa 4 avec la collaboration du service interne ou externe et après avis du comité.
  La faculté de faire appel aux services ou institutions précités, doit être décrite dans le plan d'action annuel visé à l'article 11 de l'arrêté royal du 27 mars 1998 relatif à la politique du bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail. ".
Art.33. § 1. Het eerste en het tweede lid van artikel 7, 1° van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 betreffende het werken met beeldschermapparatuur, worden vervangen als volgt :
  " 1° Alvorens aangesteld te worden aan het werken met een beeldscherm, wordt de betrokken werknemer onderworpen aan een medisch onderzoek, dat zal worden aangevuld met een gepast onderzoek van de ogen en het gezichtsvermogen, alsook een onderzoek van de spieren en het beendergestel.
  De betrokken werknemer wordt ten minste om de vijf jaar onderworpen aan een periodiek medisch onderzoek en dit zolang de aanstelling aan het werk met beeldschermapparatuur duurt. Voor de werknemers die vijftig jaar zijn en ouder moet dit periodiek medisch onderzoek om de drie jaar worden hernieuwd. Dit periodiek medisch onderzoek wordt aangevuld met een gepast onderzoek van de ogen en het gezichtsvermogen en met een onderzoek van de spieren en het beendergestel. ".
  § 2. In artikel 7, 2° van hetzelfde besluit, worden de woorden " Indien de resultaten van de evaluatie bepaald in 1° " vervangen door de woorden " Als de resultaten van het oftalmologisch onderzoek ".
Art.33. § 1er. L'alinéa premier et l'alinéa 2 de l'article 7, 1°, de l'arrêté royal du 27 août 1993 relatif au travail sur des équipements à écran de visualisation, sont remplacés par les alinéas suivants :
  " 1° Chaque travailleur concerné est soumis à un examen médical préalable à son affectation à un travail sur écran de visualisation. Cet examen médical préalable est complété par un examen approprié des yeux et du système visuel, ainsi que par un examen musculo-squelettique.
  Le travailleur concerné est soumis à un examen médical périodique au moins tous les cinq ans, aussi longtemps qu'il reste affecté à un travail sur écran de visualisation. Pour les travailleurs âgés de cinquante ans et plus, cet examen médical périodique est renouvelé tous les trois ans. Cet examen médical périodique est complété par un examen approprié des yeux et du système visuel, ainsi que par un examen musculo-squelettique. ".
  § 2. A l'article 7, 2°, du même arrêté, les mots " Si les résultats de l'évaluation prévue au 1° " sont remplacés par les mots " Si les résultats de l'examen ophtalmologique ".
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen.
CHAPITRE III. - Dispositions abrogatoires.
Art.34. In titel II, hoofdstuk III, afdeling I van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 11 februari 1946, worden opgeheven :
  1° artikel 110, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 april 1965 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993 en 27 maart 1998;
  2° artikel 120bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1976 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 mei 1978, 26 september 1991 en 27 maart 1998.
Art.34. Au titre II, chapitre III, section Ire du Règlement général pour la protection du travail, approuvé par l'arrêté du Régent du 11 février 1946, sont abrogés :
  1° l'article 110, remplacé par l'arrêté royal du 16 avril 1965, et modifié par les arrêtés royaux des 27 août 1993 et 27 mars 1998;
  2° l'article 120bis, inséré par l'arrêté royal du 15 décembre 1976, et modifié par les arrêtés royaux des 17 mai 1978, 26 septembre 1991 et 27 mars 1998.
Art.35. Het ministerieel besluit van 20 september 1977 genomen met toepassing van artikel 120bis van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, alsook de bijlage ervan, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 mei 1978 en 28 juli 1995, wordt opgeheven.
Art.35. L'arrêté ministériel du 20 septembre 1977 pris en application de l'article 120bis du Règlement général pour la protection du travail, ainsi que son annexe, modifiés par les arrêtés ministériels des 18 mai 1978 et 28 juillet 1995, est abrogé.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions finales.
Art.36. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 31 december 2001.
Art.36. Le présent arrêté produit ses effets le 31 décembre 2001.
Art. 37. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 20 februari 2002.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX.
Art. 37. Notre Ministre de l'Emploi est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Donné à Bruxelles, le 20 février 2002.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de l'Emploi,
  Mme L. ONKELINX.