Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
16 MARS 2002. - Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten betreffende de uitvoering van het specifiek toezicht ingesteld bij de wet van 7 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 5 januari 1999) tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Titre
16 MARS 2002. - Accord de coopération entre l'Etat fédéral et les Régions concernant l'exercice de la tutelle spécifique instaurée par la loi du 7 décembre 1998 ( Moniteur belge du 5 janvier 1999) organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux.
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Tekst (16)
Texte (16)
HOOFDSTUK I. - Doelstellingen.
CHAPITRE I. - Objectif.
Artikel 1. Onderhavig samenwerkingsakkoord beoogt de mechanismen te creëren die een effectieve dialoog mogelijk maken tussen de verschillende overheden bevoegd voor de uitoefening van het toezicht op de beslissingen van de overheden van politiezones bestaande uit één of meerdere gemeenten.
Article 1. Le présent accord de coopération vise à créer des mécanismes permettant un dialogue effectif entre les différentes autorités compétentes pour l'exercice de la tutelle sur les délibérations des autorités des zones de police constituées d'une et de plusieurs communes.
HOOFDSTUK II. - Samenwerkingsmechanismen.
CHAPITRE II. - Mécanismes de coopération.
Art.2. Zullen genieten van de samenwerkingsmechanismen die beslissingen van gemeentelijke overheden of van overheden van politiezones bestaande uit meerdere gemeenten, en die besluiten van voogdijoverheden met betrekking tot de volgende materies :
de beslissingen betreffende het operationele organieke kader en dat van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie;
de begroting en de wijzigingen die erin worden aangebracht;
in een meergemeentezone, de bijdrage aan de politieraad en de wijzigingen die erin worden aangebracht;
de rekening en de eindrekening van de ontvanger;
de beslissingen betreffende de herschikking van financiële lasten van leningen opgenomen voor de financiering van de lokale politie.
de beslissingen betreffende het operationele organieke kader en dat van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie;
de begroting en de wijzigingen die erin worden aangebracht;
in een meergemeentezone, de bijdrage aan de politieraad en de wijzigingen die erin worden aangebracht;
de rekening en de eindrekening van de ontvanger;
de beslissingen betreffende de herschikking van financiële lasten van leningen opgenomen voor de financiering van de lokale politie.
Art.2. Bénéficieront des mécanismes de coopération les décisions des autorités communales ou des autorités des zones de police constituées de plusieurs communes et les arrêtés des autorités de tutelle portant sur les matières suivantes :
les décisions relatives au cadre organique opérationnel et à celui du personnel administratif et logistique de la police locale;
le budget et les modifications y apportées;
dans une zone pluricommunale, la contribution au conseil de police et les modifications y apportées;
le compte et le décompte final de gestion du receveur;
les délibérations concernant la rééchelonnement des charges financières des emprunts souscrits pour le financement de la police locale.
les décisions relatives au cadre organique opérationnel et à celui du personnel administratif et logistique de la police locale;
le budget et les modifications y apportées;
dans une zone pluricommunale, la contribution au conseil de police et les modifications y apportées;
le compte et le décompte final de gestion du receveur;
les délibérations concernant la rééchelonnement des charges financières des emprunts souscrits pour le financement de la police locale.
Art.3. De bevoegde voogdijoverheid op gewestelijk niveau en de bevoegde voogdijoverheid op federaal niveau brengen elkaar automatisch en systematisch op de hoogte van al hun beslissingen bedoeld in artikel 2.
Elke informatie verstrekt ter uitvoering van het eerste lid moet, voor zover het een voor de politiezone of de gemeente negatieve beslissing betreft, vergezeld zijn van een motiverende toelichting, indien deze motivering niet reeds vervat is in de beslissingsakte zelf, zodat de geïnformeerde overheid meteen beschikt over de elementen essentieel voor een goed begrip van de genomen beslissing.
Elke informatie verstrekt ter uitvoering van het eerste lid moet, voor zover het een voor de politiezone of de gemeente negatieve beslissing betreft, vergezeld zijn van een motiverende toelichting, indien deze motivering niet reeds vervat is in de beslissingsakte zelf, zodat de geïnformeerde overheid meteen beschikt over de elementen essentieel voor een goed begrip van de genomen beslissing.
Art.3. L'autorité de tutelle compétente au niveau régional et l'autorité de tutelle compétente au niveau fédéral s'informeront automatiquement et systématiquement de leurs décisions visées à l'article 2.
Toute information dispensée en exécution de l'alinéa premier doit, pour autant qu'il s'agisse d'une décision négative pour la zone de police ou pour la commune, être rassemblée dans un exposé motivé, si cette motivation n'est pas déjà contenue dans l'acte de décision lui-même, de sorte que l'autorité informée possède immédiatement les éléments essentiels à une bonne compréhension de la décision prise.
Toute information dispensée en exécution de l'alinéa premier doit, pour autant qu'il s'agisse d'une décision négative pour la zone de police ou pour la commune, être rassemblée dans un exposé motivé, si cette motivation n'est pas déjà contenue dans l'acte de décision lui-même, de sorte que l'autorité informée possède immédiatement les éléments essentiels à une bonne compréhension de la décision prise.
Art.4. Er worden elf coördinatiecomités opgericht, één per provincie en één voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze comités worden ingericht zodra onderhavig akkoord ondertekend wordt.
Elk coördinatiecomité bestaat uit :
een gouverneur of diens vertegenwoordiger;
een vertegenwoordiger van de federale overheid, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken;
een vertegenwoordiger van de betrokken gewestminister bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen;
een vertegenwoordiger van de Minister-President van het betrokken Gewest.
Elk coördinatiecomité bestaat uit :
een gouverneur of diens vertegenwoordiger;
een vertegenwoordiger van de federale overheid, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken;
een vertegenwoordiger van de betrokken gewestminister bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen;
een vertegenwoordiger van de Minister-President van het betrokken Gewest.
Art.4. Il est institué onze comité de coordination, un par province et un pour la Région de Bruxelles-Capitale. Ces comités sont mis en place dès la signature du présent accord.
Chaque comité de coordination est composé :
du Gouverneur ou de son représentant;
d'un représentant de l'autorité fédérale à désigner par le Ministre de l'Intérieur;
d'un représentant de la Région concernée à désigner par le Ministre régional compétent;
d'un représentant du Ministre-Président de la Région concernée.
Chaque comité de coordination est composé :
du Gouverneur ou de son représentant;
d'un représentant de l'autorité fédérale à désigner par le Ministre de l'Intérieur;
d'un représentant de la Région concernée à désigner par le Ministre régional compétent;
d'un représentant du Ministre-Président de la Région concernée.
Art.5. Het coördinatiecomité, bedoeld in artikel 4, wordt steeds samengeroepen voor de beslissingen die :
een discrepantie kunnen teweegbrengen tussen de handelingen van beide voogdijoverheden;
en/of die uitoefening van de wettelijk toegekende bevoegdheden van de voogdijoverheid met concurrerende bevoegdheden in het gedrang kunnen brengen;
en/of die de werking kunnen blokkeren van hetzij een ééngemeentezone, hetzij een meergemeentezone, hetzij één van de gemeenten die deel uitmaken van een meergemeentezone.
Het initiatief tot de samenroeping kan uitgaan van eender welke betrokken voogdijoverheid.
een discrepantie kunnen teweegbrengen tussen de handelingen van beide voogdijoverheden;
en/of die uitoefening van de wettelijk toegekende bevoegdheden van de voogdijoverheid met concurrerende bevoegdheden in het gedrang kunnen brengen;
en/of die de werking kunnen blokkeren van hetzij een ééngemeentezone, hetzij een meergemeentezone, hetzij één van de gemeenten die deel uitmaken van een meergemeentezone.
Het initiatief tot de samenroeping kan uitgaan van eender welke betrokken voogdijoverheid.
Art.5. Le comité de coordination visé à l'article 4 est toujours convoqué pour les décisions qui :
peuvent entraîner une discordance entre les actes des deux autorités de tutelle;
et/ou peuvent compromettre par des compétences concurrentes l'exercice des compétences de l'autorité de tutelle légalement attribuées;
et/ou peuvent bloquer le fonctionnement soit d'une zone monocommunale, soit d'une zone pluricommunale, soit d'une des communes qui font partie d'une zone pluricommunale.
L'initiative de convocation peut émaner de toute autorité de tutelle concernée.
peuvent entraîner une discordance entre les actes des deux autorités de tutelle;
et/ou peuvent compromettre par des compétences concurrentes l'exercice des compétences de l'autorité de tutelle légalement attribuées;
et/ou peuvent bloquer le fonctionnement soit d'une zone monocommunale, soit d'une zone pluricommunale, soit d'une des communes qui font partie d'une zone pluricommunale.
L'initiative de convocation peut émaner de toute autorité de tutelle concernée.
Art.6. De voogdijoverheid die een beslissing overweegt die aanleiding kan geven tot één van de gevolgen bedoeld in artikel 5, 1e lid, kan het initiatief nemen om het coördinatiecomité bedoeld in artikel 4 samen te roepen.
Art.6. L'autorité de tutelle qui envisage de prendre une décision pouvant donner lieu à une des conséquences visées à l'article 5, alinéa 1er, peut prendre l'initiative de convoquer le comité de coordination visé à l'article 4.
Art.7. De coördinatiecomités worden tevens belast met het formuleren van aanbevelingen en concrete voorstellen ter verbetering van de werking van de conflictpreventiemechanismen omvat in het onderhavig akkoord; deze aanbevelingen zullen gericht zijn tot de Minister van Binnenlandse Zaken en tot de gewestministers bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen.
Art.7. Les comités de coordination sont également chargés de formuler des recommandations et des propositions concrètes en vue d'améliorer le fonctionnement des mécanismes de prévention des conflits contenus dans le présent accord; les recommandations et propositions seront adressées au Ministère de l'Intérieur ainsi qu'aux ministres régionaux compétents pour la tutelle sur les administrations locales.
Art.8. Indien er geen overeenstemming bereikt wordt in het betrokken coördinatiecomité, wordt het desbetreffende onderwerp aanhangig gemaakt bij het overlegcomité bedoeld in artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art.8. Si aucun accord n'est trouvé au sein du comité de coordination en question, le comité de concertation visé à l'article 31 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles est saisi du sujet en question.
HOOFDSTUK III. - Wederzijdse steun.
CHAPITRE III. - Soutien mutuel.
Art.9. Onderhavig samenwerkingsakkoord zal worden uitgevoerd in een geest van samenwerking en loyaliteit die zal bijdragen tot het succes van de installatie en to de levensvatbaarheid van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, belast met het verzekeren van eenieders veiligheid, in het algemeen belang.
De gewestregeringen verbinden zich ertoe hun steun te verlenen aan de federale ambtenaren belast met de toepassing van de in onderhavig akkoord bedoelde materies.
De federale Staat verbindt zich ertoe zijn steun te verlenen aan de gewestelijke ambtenaren, overeenkomstig de algemene richtlijnen vastgelegd in het onderhavig akkoord.
De gewestregeringen verbinden zich ertoe hun steun te verlenen aan de federale ambtenaren belast met de toepassing van de in onderhavig akkoord bedoelde materies.
De federale Staat verbindt zich ertoe zijn steun te verlenen aan de gewestelijke ambtenaren, overeenkomstig de algemene richtlijnen vastgelegd in het onderhavig akkoord.
Art.9. Le présent accord de coopération sera exécuté dans un esprit de collaboration et de loyauté qui contribuera au succès de la mise en place et de la viabilité de la police intégrée, structurée à deux niveaux, chargée d'assurer, dans l'intérêt général, la sécurité de chacun.
Les gouvernements régionaux s'engagent à apporter leur soutien aux fonctionnaires fédéraux chargés de l'application des matières visées par le présent accord.
L'Etat fédéral s'engage à apporter son soutien aux fonctionnaires régionaux conformément aux orientations générales établies dans le présent accord.
Les gouvernements régionaux s'engagent à apporter leur soutien aux fonctionnaires fédéraux chargés de l'application des matières visées par le présent accord.
L'Etat fédéral s'engage à apporter son soutien aux fonctionnaires régionaux conformément aux orientations générales établies dans le présent accord.
HOOFDSTUK IV. - Geschillen.
CHAPITRE IV. - Litiges.
Art.10. De geschillen die met betrekking tot de uitlegging of de uitvoering van onderhavig samenwerkingsakkoord rijzen, worden beslecht door het rechtscollege bedoeld in artikel 92bis , §§ 5 en 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art.10. Les litiges nés de l'interprétation ou de l'exécution du présent accord de coopération sont tranchés par la juridiction telle que visée à l'article 92bis , §§ 5 et 6 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles.
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
CHAPITRE V. - Entrée en vigueur.
Art. 11. Onderhavig samenwerkingsakkoord zal in werking treden op 1 april 2001.
Opgemaakt te Brussel, in zoveel exemplaren als er partijen zijn bij onderhavig akkoord.
Voor het Vlaams Gewest,
De Minister-President,
P. DEWAEL
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, en Ambtenarenzaken,
P. VAN GREMBERGEN
Voor het Waals Gewest,
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, belast met Ambtenarenzaken en Begroting,
Ch. MICHEL
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
De Minister-President, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek,
F.-X. de DONNEA
Voor de federale Staat,
De Eerste Minister,
G. VERHOFSTADT
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.
Opgemaakt te Brussel, in zoveel exemplaren als er partijen zijn bij onderhavig akkoord.
Voor het Vlaams Gewest,
De Minister-President,
P. DEWAEL
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, en Ambtenarenzaken,
P. VAN GREMBERGEN
Voor het Waals Gewest,
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, belast met Ambtenarenzaken en Begroting,
Ch. MICHEL
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
De Minister-President, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek,
F.-X. de DONNEA
Voor de federale Staat,
De Eerste Minister,
G. VERHOFSTADT
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.
Art. 11. L'accord de coopération entrera en vigueur le 1er avril 2001.
Fait à Bruxelles, en autant d'exemplaires que de parties au présent accord.
Pour la Région flamande,
Le Ministre-Président,
P. DEWAEL
Le Ministres des Affaires intérieures et de la Fonction publique,
P. VAN GREMBERGEN
Pour la Région wallonne,
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre des Affaires intérieures chargé de la Fonction publique et du Budget,
Ch. MICHEL
Pour la Région de Bruxelles-Capitale,
Le Ministre-Président, chargé des Pouvoirs locaux, de l'Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et la Recherche scientifique,
F.-X. de DONNEA
Pour l'Etat fédéral,
Le Premier Ministre,
G. VERHOFSTADT
Le Ministre de l'Intérieur,
A. DUQUESNE.
Fait à Bruxelles, en autant d'exemplaires que de parties au présent accord.
Pour la Région flamande,
Le Ministre-Président,
P. DEWAEL
Le Ministres des Affaires intérieures et de la Fonction publique,
P. VAN GREMBERGEN
Pour la Région wallonne,
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre des Affaires intérieures chargé de la Fonction publique et du Budget,
Ch. MICHEL
Pour la Région de Bruxelles-Capitale,
Le Ministre-Président, chargé des Pouvoirs locaux, de l'Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et la Recherche scientifique,
F.-X. de DONNEA
Pour l'Etat fédéral,
Le Premier Ministre,
G. VERHOFSTADT
Le Ministre de l'Intérieur,
A. DUQUESNE.