Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
15 DECEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de kwaliteitszorg in de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-02-2001 en tekstbijwerking tot 09-01-2019)
Titre
15 DECEMBRE 2000. - Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la gestion de la qualité dans les structures d'intégration sociale des personnes handicapées (TRADUCTION). (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 27-02-2001 et mise à jour au 09-01-2019)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (31)
Texte (31)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit en van de bijlagen verstaat men onder :
  1° voorziening : een voorziening die erkend is of een erkenning heeft aangevraagd op grond van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap [1 of zijn rechtsopvolger]1;
  2° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;
  3° verantwoorde hulp- en dienstverlening : een hulp- en dienstverlening die gebruikersgericht wordt verleend en voldoet aan de vereisten van doeltreffendheid, doelmatigheid, continuïteit en maatschappelijke aanvaardbaarheid;
  4° gebruiker : de persoon die een beroep doet op de hulp- en dienstverlening van een voorziening. Met gebruiker wordt in voorkomend geval gelijkgesteld, de wettelijke vertegenwoordiger, de vertrouwenspersoon of de belangrijke betrokken derde, met inbegrip van de plaatsende instantie bij gedwongen hulp- en dienstverlening;
  5° gebruikersgerichtheid : de mate waarin de hulp- en dienstverlening afgestemd is op de specifieke behoeften van de gebruiker;
  6° doeltreffendheid : de mate waarin de doelstellingen gerealiseerd worden;
  7° doelmatigheid : de mate waarin de resultaten zich verhouden tot de middelen. De resultaten zijn het antwoord op de behoeften van de gebruiker. Met middelen wordt bedoeld : personeel, financiën, gebouwen en inrichting, uitrusting, technieken en methoden;
  8° continuïteit : de mate waarin de hulpverlener zorg draagt voor een goede overdracht van hulp- en dienstverlening in situaties waarin verschillende hulp- en dienstverleners betrokken zijn die elkaar aflossen, vervangen of opvolgen;
  9° maatschappelijke aanvaardbaarheid : de mate waarin de hulp- en dienstverlening wordt aangeboden vanuit in consensus aanvaarde maatschappelijke waarden en rechten die minimaal vervat liggen in de Belgische grondwet en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en van de VN-verklaring omtrent de rechten van de personen met een handicap;
  10° het collectief overleg van de voorziening : het proces waarbij de gebruikers als groep in dialoog treden met de voorziening;
  11° de beroepsprocedure inzake vergunningen en erkenningen : de procedure zoals bepaald in artikel 13 tot en met 16 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake Gezins- en welzijnsaangelegenheden en in het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap.
  (12° centra voor revalidatie : de extramurale centra of diensten voor revalidatie die niet voorzien in ziekenhuisverpleging of niet onderworpen zijn aan de ziekenhuisnormen en die door het Fonds op grond van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een handicap werden erkend of die een erkenningsaanvraag hebben ingediend;
  13° zelfevaluatie : een totale beoordeling, uitgevoerd door de centra voor revalidatie, van hun werking, zowel qua klantgerichtheid als qua interne processen.)
  
Article 1. Pour l'application du présent arrêté et de ses annexes, il faut entendre par :
  1° structure : une structure agréée ou ayant demandé un agrément en vertu du décret du 27 juin 1990 portant création d'un "Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap" [1 ou son ayant cause]1;
  2° le Fonds : le "Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap";
  3° aide et services justifiés : une aide et des services prenant en considération l'intérêt des utilisateurs et répondant aux exigences en matière d'efficacité, d'efficience, de continuité et d'acceptabilité sociale;
  4° utilisateur : la personne ayant recours à l'aide ou aux services proposés par une structure; Est assimilé le cas échéant à l'utilisateur, le représentant légal, la personne de confiance ou un important tiers concerné, en ce compris l'instance de placement en cas d'aide ou de service forcé;
  5° orientation vers l'utilisateur : la mesure dans laquelle l'aide et les services répondent aux besoins spécifiques de l'utilisateur;
  6° efficacité : la mesure dans laquelle les objectifs sont atteints;
  7° efficience : le rapport entre les résultats et les moyens. Les résultats sont la réponse aux besoins de l'utilisateur; il convient d'entendre par " moyens " : le personnel, les moyens financiers, les bâtiments et l'infrastructure, l'équipement, les techniques et méthodes;
  8° continuité : la mesure dans laquelle le prestataire d'aide veille à une transition adéquate de l'aide et des services dans des situations où différents prestataires d'aide et de services sont impliqués, qui se relaient, se remplacent ou se succèdent;
  9° acceptabilité sociale : la mesure dans laquelle l'aide et les services sont proposés sur la base des valeurs et droits sociaux acceptés sur une base consensuelle et entérinés au moins dans la Constitution belge et la Déclaration universelle des Droits de l'Homme et la Déclaration des Nations-Unies sur les droits des personnes handicapées;
  10° la concertation collective avec l'établissement : le processus dans lequel les utilisateurs en tant que groupe nouent le dialogue avec la structure;
  11° la procédure de recours en matière d'autorisations et d'agréments : la procédure telle que définie aux articles 13 jusqu'à 16 inclus du décret du 15 juillet 1997 portant création d'un Conseil de la famille et de l'aide sociale et d'une Commission consultative d'appel pour les questions de la famille et de l'aide sociale ainsi que dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 1993 fixant la réglementation générale relative à l'octroi d'autorisations et d'agréments par le "Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap";
  (12° centre de réadaptation fonctionnelle : les centres ou services de réadaptation fonctionnelle hors de l'hôpital qui n'assurent pas de soins hospitaliers et ne sont pas soumis aux normes hospitalières, et qui, en vertu du décret du 27 juin 1990 portant création d'un Fonds flamand pour l'intégration sociale des personnes handicapées, ont été agréés ou ont soumis une demande d'agrément;
  13° auto-évaluation : une appréciation globale effectuée par les centres de réadaptation fonctionnelle, de leur fonctionnement tant sur le plan de l'orientation client que des processus internes.)
  
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
CHAPITRE II. - Agrément.
Art.2. [1 Om erkend te worden en te blijven moeten de centra voor revalidatie, met behoud van de naleving van andere erkenningsnormen, een kwaliteitshandboek opmaken overeenkomstig de componenten, vermeld in bijlage Ibis, die bij dit besluit is gevoegd, en moeten ze de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen naleven met betrekking tot gebruikersgerichtheid, maatschappelijke aanvaardbaarheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en continuïteit, vermeld in bijlage IIbis, die bij die besluit is gevoegd.]1
  
Art.2. [1 Pour être et rester agréés, les centres de réadaptation fonctionnelle sont tenus, sans préjudice du respect d'autres normes d'agrément, de rédiger un manuel de la qualité conformément aux éléments visés à l'annexe Irebis jointe au présent arrêté, et de respecter les exigences minimales de qualité spécifiques au secteur en matière d'orientation vers l'usager, d'acceptabilité sociale, d'efficacité, d'efficience et de continuité, visées à l'annexe IIbis jointe au présent arrêté.]1
  
HOOFDSTUK III. - Toezicht, bestuurlijk ingrijpen, sancties.
CHAPITRE III. - Contrôle, intervention administrative, sanctions.
Art.3. [1 De Vlaamse Regering organiseert het toezicht]1
  
Art.3. [1 Le Gouvernement flamand organise le contrôle. ]1
  
Art.4. § 1. [1 ...]1
  § 2. Als een voorziening niet voldoet aan de vereisten inzake een verantwoorde hulp- en dienstverlening en de daaruit voortvloeiende verplichtingen op het vlak van de kwaliteitszorg, zoals deze decretaal en reglementair bepaald zijn, stelt (het gemachtigde personeelsleden van het bevoegde agentschap) dit vast in een proces-verbaal dat toegevoegd wordt aan het in § 1 bedoelde rapport, en dat op gemotiveerde wijze aangeeft op welke punten de vereisten inzake een verantwoorde hulp- en dienstverlening en de daaruit voortvloeiende decretaal en reglementair bepaalde verplichtingen op het vlak van de kwaliteitszorg niet of onvoldoende nageleefd werden. Dit document vermeldt eveneens de termijn van maximum zes maanden waarbinnen de voorziening de nodige maatregelen dient te nemen.
  De voorziening heeft het recht hieromtrent schriftelijk bezwaar in te dienen bij de leidend ambtenaar van het Fonds. Na onderzoek van de bezwaren bevestigt of ontkracht de leidend ambtenaar dit proces-verbaal, of geeft hij opdracht tot een nieuw onderzoek.
  § 3. Als bij bevestiging van het proces-verbaal door de leidend ambtenaar en bij het verstrijken van de in § 2 voorziene termijn blijkt dat de voorziening de nodige maatregelen niet heeft genomen, kan het Fonds een erkenning van een beperkte termijn afleveren, die de zes maanden niet mag overschrijden, of de lopende erkenning herleiden tot diezelfde beperkte termijn, op voorwaarde dat de voorziening zich ertoe verbindt om binnen die termijn aan de in het proces-verbaal vastgestelde tekortkomingen te verhelpen.
  De voorziening heeft het recht hieromtrent door het Fonds gehoord te worden en het recht schriftelijk haar bezwaren tegen deze beslissing bij het Fonds te laten gelden. Na onderzoek van de bezwaren bevestigt of vernietigt het Fonds deze beslissing.
  Het Fonds brengt de voorziening schriftelijk op de hoogte van zijn gemotiveerde beslissing. Als deze beslissing de erkenning voor een beperkte termijn bevestigt, zal tevens vermeld worden dat de erkenning zal ingetrokken of niet toegekend worden na het verstrijken van deze termijn als de voorziening niet de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan de vereisten van artikel 2 van dit besluit.
  De gebruikers van de voorziening worden via het collectief overlegorgaan onverwijld door de voorziening schriftelijk op de hoogte gebracht van deze beslissing.
  
Art.4. § 1er. [1 ...]1
  § 2. Lorsqu'une structure ne répond pas aux exigences en matière d'aide et de services justifiés ni aux obligations qui en découlent en matière de gestion de la qualité, telles que définies dans des décrets et règlements, (le membre du personnel mandaté de l'agence compétente) dressera un procès-verbal qui sera joint au rapport visé au § 1er, et qui précise de manière motivée les points sur lesquels les exigences en matière d'aide et de services justifiés et les obligations décrétales et réglementaires qui en découlent dans le domaine de la gestion de la qualité n'ont pas ou insuffisamment été respectées. Ce document indiquera aussi le délai de six mois maximum dans lequel la structure est tenue de prendre les mesures qui s'imposent.
  La structure a le droit d'introduire par écrit un recours auprès du fonctionnaire dirigeant du Fonds. Après examen des objections émises, le fonctionnaire dirigeant confirmera ou annulera le procès-verbal, ou chargera une nouvelle enquête.
  § 3. Lorsqu'il s'avère, lors de la confirmation du procès-verbal par le fonctionnaire dirigeant et à l'expiration du délai prévu au § 2, que la structure n'a pas pris les mesures nécessaires, le Fonds peut délivrer un agrément à durée limitée, ne pouvant dépasser les six mois, soit réduire l'agrément en cours à ce même délai restreint, à condition que la structure s'engage à remédier aux manquements constatés dans le procès-verbal dans ce même délai.
  La structure a le droit d'être entendue à ce sujet par le Fonds et de faire valoir ses objections contre cette décision par écrit auprès du Fonds. Après examen des objections, le Fonds confirmera ou annulera cette décision.
  Le Fonds informera la structure par écrit de sa décision motivée. Si cette décision confirme l'agrément pour un délai restreint, il sera également précisé que l'agrément sera retiré ou ne sera pas être accordé à l'expiration de ce délai dans la mesure où la structure n'aurait pas pris les mesures nécessaires pour répondre aux exigences de l'article 2 du présent arrêté.
  La structure informera les utilisateurs de la structure sans délai et par écrit de cette décision, par le biais de l'organe de concertation collective.
  
Art.5. Als de voorziening na de procedure, bepaald in artikel 4 voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de erkenning verlengd en brengt het Fonds de voorziening op de hoogte. De voorziening brengt de gebruikers onverwijld op de hoogte via het collectief overleg.
  Als de voorziening niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de erkenning ingetrokken. Het Fonds brengt de voorziening schriftelijk op de hoogte van zijn gemotiveerde beslissing. De gebruikers van de voorziening worden via het collectief overleg onverwijld door de voorziening schriftelijk op de hoogte gebracht van deze beslissing.
  De voorziening kan tegen de intrekking van de erkenning een beroep aantekenen overeenkomstig de bepalingen van de beroepsprocedure inzake vergunningen en erkenningen.
Art.5. Lorsque, à l'issue de la procédure prévue à l'article 4, la structure répond aux conditions, l'agrément sera prorogé et le Fonds en informera la structure. Celle-ci informera sans délai les utilisateurs par le biais de la concertation collective.
  Lorsque la structure ne répond pas aux conditions, l'agrément sera retiré. Le Fonds informera la structure par écrit de sa décision motivée. La structure informera les utilisateurs sans délai et par écrit de cette décision, par l'intermédiaire de la concertation collective.
  La structure peut interjeter appel contre le retrait de l'agrément, conformément aux dispositions de la procédure de recours en matière d'autorisations et d'agréments.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions modificatives et abrogatoires.
Art.6. In hoofdstuk I, II.B., "Werking", van de bijlage, gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, wordt a) en b) opgeheven.
Art.6. Au chapitre Ier, II.B., "Fonctionnement", de l'annexe jointe à l'arrêté royal du 23 décembre 1970 fixant les conditions d'agréation des établissements, des homes et des services de placements familiaux pour handicapés, les points a) et b) sont abrogés.
Art.7. In B. "Werking", van de bijlage, gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen voor kortverblijf ten behoeve van gehandicapten, worden a), b) en d) opgeheven.
Art.7. Au B. "Fonctionnement", de l'annexe jointe à l'arrêté royal du 25 janvier 1971 fixant les conditions d'agréation des homes de court séjour pour handicapés, les points a), b) et d) sont abrogés.
Art.8. Artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor de diensten voor begeleid wonen voor mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt opgeheven.
Art.8. L'article 9 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 avril 1990 fixant les conditions d'agrément et les modalités de fonctionnement et de subventionnement des services pour personnes handicapées mentaux habitant chez eux moyennant assistance, comme prévu par l'article 3, § 1erbis, de l'arrêté royal n° 81 du 10 novembre 1967 créant un Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés, est abrogé.
Art.9. De artikelen 14 en 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, worden opgeheven.
Art.9. Les articles 14 et 16 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 fixant les conditions d'agrément ainsi que les modalités de fonctionnement et de subventionnement des services pour handicapés habitant chez eux de manière autonome visés à l'article 3, § 1erbis, de l'arrêté royal n° 81 du 10 novembre 1967 créant un Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés, sont abrogés.
Art.10. In artikel 5, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 juni 1994 betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen, bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, worden de volgende wijzigingen aangebracht;
  1° in 2° worden de woorden " het bevoegde orgaan " vervangen door de woorden " de inrichtende macht ";
  2° in 3° wordt het woord " opname " vervangen door de woorden " hulp- en dienstverlening ".
Art.10. A l'article 5, premier alinéa, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juin 1994 relatif à la gestion de fonds et de biens appartenant à des personnes handicapées par les gestionnaires ou les membres du personnel des structures visées au décret du 27 juin 1990 portant création d'un "Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap", les modifications suivantes sont apportées;
  1° au 2°, les mots " de l'organe compétent " sont remplacés par les mots " du pouvoir organisateur ";
  2° au 3°, les mots " l'admission d'une personne " sont remplacés par les mots " l'aide et les services à une personne ".
Art.11. In artikel 8, § 1, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden " de in de voorziening opgerichte gebruikersraad " vervangen door de woorden " het in de voorziening opgericht collectief overlegorgaan ".
Art.11. A l'article 8, § 1er, 1°, du même arrêté, les mots " du conseil des utilisateurs créé auprès de la structure " sont remplacés par les mots " de l'organe de concertation collective créé auprès de la structure ".
Art.12. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 9. Bij de vaststelling van de wederzijdse rechten en plichten, als bedoeld in artikel 1, § 2 van de bijlage II bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, moet de samenstelling van de toezichtsraad voor het beheer van gelden en goederen van de gebruiker vermeld, als de voorziening ertoe gehouden is dergelijke toezichtsraad op te richten met toepassing van artikel 48 van voormeld decreet van 27 juni 1990.
  De oprichting en samenstelling van de toezichtsraad, evenals alle wijzigingen hieraan, worden onverwijld schriftelijk medegedeeld aan het Fonds en aan de gebruikers. ".
Art.12. L'article 9 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 9. Lors de la détermination des droits et obligations réciproques, tels que visés à l'article 1er, § 2 de l'annexe II de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 relatif à la gestion de la qualité dans les établissements d'intégration sociale des personnes handicapées, la composition du conseil de surveillance pour la gestion des fonds et des biens de l'utilisateur doit être mentionné, pour autant que la structure soit tenue de créer un tel conseil de surveillance en vertu de l'article 48 du décret précité du 27 juin 1990.
  La création et la composition du conseil de surveillance ainsi que toutes les modifications intervenues sont notifiées sans délai et par écrit au Fonds ainsi qu'aux utilisateurs. ".
Art.13. Artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap, wordt opgeheven.
Art.13. L'article 9 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 1996 relatif à l'agrément et au subventionnement des services d'aide à domicile pour handicapés, est abrogé.
Art.14. In artikel 10, § 1, 1°, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art.14. A l'article 10, § 1er, 1°, du même arrêté, l'alinéa deux est abrogé.
Art.15. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden " ras, nationaliteit, geslacht, vermogenstoestand of " geschrapt.
Art.15. A l'article 14 du même arrêté, les mots " race, nationalité, sexe, fortune ou " sont supprimés.
Art.16. Het ministerieel besluit van 21 juni 1990 tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de begeleidingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 9, §§ 1 en 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten van de diensten voor begeleid wonen voor mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt opgeheven.
Art.16. L'arrêté ministériel du 21 juin 1990 fixant la forme et le contenu de la convention d'encadrement visée à l'article 9, §§ 1er et 3, de l'arrêté de l'Exécutif flamand fixant les conditions d'agrément et les modalités de fonctionnement et de subventionnement des services pour handicapés mentaux habitant chez eux moyennant assistance, comme prévu par l'article 3, § 1erbis, de l'arrêté royal n°81 du 10 novembre 1967 créant un Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés, est abrogé.
Art.17. Het ministerieel besluit van 21 november 1990 tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de dienstverleningsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig begeleid wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt opgeheven.
Art.17. L'arrêté ministériel du 21 novembre 1990 fixant la forme et le contenu de la convention de prestation de services visée à l'article 14 de l'arrêté de l'Exécutif flamand du 31 juillet 1990 fixant les conditions d'agrément ainsi que les modalités de fonctionnement et de subventionnement des services pour handicapés habitant chez eux de manière autonome, tels que visés à l'article 3, §1erbis, de l'arrêté royal n° 81 du 10 novembre 1967 créant un Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés, est abrogé.
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, inwerkingtredings- en slotbepalingen.
CHAPITRE V. - Entrée en vigueur et dispositions transitoires et finales.
Art.18. Bij wijze van overgangsmaatregel :
  1° beschikken de voorzieningen over een termijn die afloopt op 31 december 2002 om te voldoen aan alle bepalingen van dit besluit;
  2° kunnen de voorzieningen die dat wensen vóór 31 december 2002 toetreden tot de in dit besluit omschreven kwaliteitszorg. Deze toetreding is afhankelijk van het afsluiten van een convenant tussen het Fonds, de voorziening en de gebruikers via het collectief overleg.
Art.18. En guise de mesure transitoire :
  1° les structures disposent d'un délai qui expire le 31 décembre 2002 pour satisfaire à toutes les dispositions du présent arrêté;
  2° les structures qui le souhaitent peuvent adhérer avant le 31 décembre 2002 à la gestion de la qualité définie dans le présent arrêté. Cette adhésion est subordonnée à la conclusion d'une convention entre le Fonds, la structure et les utilisateurs par le biais de la concertation collective.
Art.19. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op de maand waarin het besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.19. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du troisième mois qui suit sa publication au Moniteur belge.
Art.20. Het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen treedt, voor wat de gehandicaptensector betreft, op dezelfde datum in werking als dit besluit.
Art.20. Le décret du 29 avril 1997 relatif à la gestion totale de la qualité dans les établissements d'aide sociale entre en vigueur, pour ce qui concerne le secteur des handicapés, à la même date que le présent arrêté.
Art.21. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.21. Le Ministre flamand, ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN
ANNEXES
Art. N1 bis. Bijlage Ibis. -Kwaliteitshandboek. <INGEVOEGD bij BVR 2006-02-10/51, art. 3; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  1. Inleiding
  1.1 Opbouw en structuur van het kwaliteitshandboek
  1.2 Beschrijving van het aanbod van het centrum
  2. Kwaliteitsbeleid
  2.1 Missie, visie, waarden, doelstellingen, geschreven referentiekader
  2.2 Sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen
  2.3 De overheid toestemming geven tot verificatie en evaluatie
  3. Kwaliteitssysteem
  3.1 Organisatiestructuur
  3.2 Verantwoordelijke die met het kwaliteitsbeleid is belast
  3.3 Overzicht en werking van de overlegorganen
  3.4 Deelname aan externe overlegorganen
  3.5 Overzicht van de procedures
  3.5.1 De intake
  3.5.2 Het opstellen van het hulp- en dienstverleningsplan
  3.5.3 Het uitvoeren, evalueren en bijsturen van het hulp -en dienstverleningsplan
  3.5.4 Het beëindigen van de hulp- en dienstverlening
  3.5.5 Het toetsen van de tevredenheid van de gebruikers
  3.5.6 Het afhandelen van klachten van gebruikers
  3.5.7 Het selecteren, aanwerven en volgen van het personeel
  3.5.8 Het vormen, trainen en opleiden van het personeel
  3.5.9 Het beheren van de documenten van het kwaliteitshandboek
  3.5.10 Het plannen en implementeren van een zelfevaluatie
  3.5.11 Het detecteren van en het gepast reageren op misbruik en geweld ten aanzien van gebruikers
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2006, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap
  Brussel, 10 februari 2006.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  Y. LETERME
  De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
  I. VERVOTTE
Art. N1 bis. Annexe Ibis. - Le manuel de la qualité.
  1. Introduction
  1.1 Agencement et structure du manuel de la qualité
  1.2 Description de l'offre du centre
  2. Politique de la qualité
  2.1 Mission, vision, valeurs, objectifs, cadre de référence confirmé par écrit cadre de référence confirmé par écrit cadre de référence confirmé par écrit
  2.2 Exigences de qualités minimales spécifiques au secteur
  2.3 Autorisation de contrôle et d'évaluation, conférée à l'autorité
  3. Le système de la qualité
  3.1 Structure organisationnelle
  3.2 Responsable chargé de la gestion de la qualité
  3.3 Inventaire et fonctionnement des organes de concertation
  3.4 Participation à des organes de concertation externes
  3.5 Aperçu des procédures
  3.5.1 Intake
  3.5.2 La rédaction du plan d'aide et de service
  3.5.3 L'exécution, l'évaluation et l'actualisation du plan d'aide et de service
  3.5.4 Cessation de l'aide et des services
  3.5.5 Vérifier le degré de satisfaction des usagers
  3.5.6 Traiter des plaintes émanant des usagers
  3.5.7 Sélectionner, recruter et suivre le personnel
  3.5.8 Formation et entraînement du personnel
  3.5.9 Gestion des documents du manuel de la qualité
  3.5.10 Planifier et réaliser l'auto-évaluation
  3.5.11 Détecter des abus et violences contre des usagers et réagir de manière adéquate
  Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 février 2006 modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 relatif à la gestion de la qualité dans les structures d'intégration sociale des personnes handicapées
  Bruxelles, le 10 février 2006.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  Y. LETERME
  La Ministre flamande du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille,
  I. VERVOTTE
Art. N2 bis. Bijlage IIbis. - Sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen. <INGEVOEGD bij BVR 2006-02-10/51, art. 3; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  Artikel 1. Gebruikersgerichtheid.
  § 1. Overleg tussen de gebruiker en het centrum
  1° Informatierecht :
  Het centrum geeft volledig, nauwkeurig en tijdig informatie aan de gebruiker over het revalidatieprogramma.
  2° Adviesrecht :
  De gebruiker heeft het recht om advies uit te brengen over de hulp- en dienstverlening.
  3° Antwoordplicht :
  Het centrum hoort de gebruiker over alle aangelegenheden die de verhouding tussen het centrum en de gebruiker aangaan. Het centrum antwoordt op de door de gebruiker gestelde vragen binnen vastgelegde termijnen.
  4° Aanwenden van de ervaringsdeskundigheid van de gebruiker :
  Het centrum maakt gebruik van de ervaringen en inzichten van de gebruiker inzake de hulp- en dienstverlening van het centrum.
  § 2. Duidelijkheid van het aanbod
  1° Wederzijdse rechten en plichten :
  De wederzijdse rechten en plichten van de gebruiker en het centrum worden in overleg opgesteld, schriftelijk vastgelegd en door beide partijen ondertekend.
  2° Kenbaar maken van het aanbod :
  Het aanbod van het centrum en de voorwaarden ervan worden beschreven en kenbaar gemaakt aan de gebruiker en aan derden.
  § 3. Respectvolle bejegening van de gebruiker
  1° Integriteit :
  Het centrum respecteert steeds de eigenheid van de gebruiker en aanvaardt hem/haar als een volwaardige persoon. Het centrum neemt maatregelen om de integriteit van de gebruiker te waarborgen. Hiertoe ontwikkelt het centrum een geschreven referentiekader. Het centrum treft in het bijzonder maatregelen tegen misbruik en geweld ten aanzien van gebruikers.
  2° Betrokkenheid :
  Het centrum garandeert dat de relatie met de gebruiker vertrekt vanuit een grondhouding van vertrouwen en gekenmerkt wordt door inleving en echtheid. Hiertoe ontwikkelt het centrum een geschreven referentiekader.
  3° Privacy :
  Het centrum respecteert de privacy van de gebruiker, rekening houdend met de eigenheid van de gebruiker. Hiertoe ontwikkelt het centrum een geschreven referentiekader.
  § 4. Hulp- en dienstverlening, op maat van de gebruiker
  1° Kennis van de behoefte aan hulp- en dienstverlening :
  Het centrum peilt naar en registreert de wensen, behoeften en mogelijkheden van de gebruiker.
  2° Geïndividualiseerd :
  Het centrum beschrijft zijn hulp- en dienstverlening voor elke gebruiker en houdt hierbij rekening met de individuele wensen, behoeften en mogelijkheden van de gebruiker.
  3° Flexibiliteit :
  Het centrum past de hulp- en dienstverlening aan aan de zich wijzigende behoeften van de gebruiker waar mogelijk.
  4° Aangepaste fysieke omgeving :
  Het centrum neemt maatregelen om zijn gebouwen, inrichting en uitrusting af te stemmen op de eigenheid van de gebruiker.
  5° Toegankelijke communicatie :
  Het centrum neemt maatregelen om zijn communicatie af te stemmen op de eigenheid van de gebruiker.
  § 5. Tevredenheid van de gebruiker
  1° Toetsing van de tevredenheid van de gebruikers :
  Het centrum heeft permanent aandacht voor en peilt periodiek naar de tevredenheid van de gebruikers over de hulp- en dienstverlening.
  2° Klachtenprocedure :
  Het centrum beschrijft de wijze waarop het de klachten van de gebruikers afhandelt. Het centrum maakt kenbaar aan alle gebruikers hoe klachten ingediend en afgehandeld worden. Het centrum stelt de gebruiker ervan op de hoogte dat hij zich kan wenden tot het Vlaams Fonds als de interne klachtenprocedure geen voldoening geeft.
  Art. 2. Maatschappelijke aanvaardbaarheid.
  § 1. Niet-discriminerend
  Het centrum weigert geen gebruiker op grond van etnische afkomst, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociale achtergrond, ideologische, filosofische, godsdienstige overtuiging of financieel onvermogen. Het centrum respecteert de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging van de gebruiker voor zover de werking van het centrum en de integriteit van de medegebruikers niet in het gedrang komen.
  § 2. Veiligheid en gezondheid
  Het centrum neemt de nodige maatregelen om de veiligheid en de gezondheid van de gebruiker te vrijwaren.
  Art. 3. Doeltreffendheid.
  § 1. Kwaliteitsbeleid
  Het centrum beschrijft zijn missie, visie en waarden ten aanzien van de hulp- en dienstverlening, en maakt die kenbaar aan de gebruikers, het personeel en aan derden. Het centrum beschrijft zijn kwaliteitsplanning en evalueert en actualiseert die jaarlijks.
  § 2. Planmatig en methodisch handelen
  Het centrum beschrijft voor elke gebruiker de hulp- en dienstverlening. Die hulp- en dienstverlening wordt in overleg met de gebruiker gepland, uitgevoerd, periodiek geëvalueerd, bijgestuurd en geregistreerd.
  § 3. Kennis
  Het centrum actualiseert zijn kennis inzake ontwikkelingen in de hulp- en dienstverlening.
  Het centrum stelt periodiek een vormings-, trainings- en opleidingsplan op voor het personeel en voert het uit.
  § 4. Corrigerende en preventieve maatregelen
  Het centrum stelt corrigerende en preventieve maatregelen op ten aanzien van de hulp- en dienstverlening, voert ze uit en evalueert ze.
  § 5. Personeel
  Het centrum beschrijft de wijze waarop het personeel geselecteerd, aangeworven en gevolgd wordt.
  § 6. Organisatiestructuur
  Het centrum beschrijft de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en onderlinge verhoudingen van het personeel, en maakt die kenbaar aan zijn gebruikers, het personeel en de overheid.
  § 7. Kwaliteitshandboek
  Het centrum beschrijft de structuur van het kwaliteitshandboek. Het centrum beschrijft op welke manier aan de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voldaan wordt. Het centrum zorgt ervoor dat de elementen van het kwaliteitshandboek op een doeltreffende wijze geïmplementeerd en geactualiseerd worden.
  Art. 4. Doelmatigheid.
  § 1. Overlegkanalen
  Het centrum beschrijft de wijze waarop het de interne communicatie en het overleg organiseert.
  § 2. Interdisciplinaire werking
  Het centrum bevordert interdisciplinaire werking.
  § 3. Financiële middelen
  Het centrum zet de toegekende financiële middelen van de overheid en de persoonlijke financiële bijdrage van de gebruiker in op een doelmatige manier.
  Art. 5. Continuïteit.
  § 1. Aanmelding
  Als het centrum, na kennisname van de behoeften van de gebruiker, niet kan voorzien in de aangewezen hulp- en dienstverlening, verwijst het centrum de gebruiker door.
  § 2. Samenwerking met derden
  Als het centrum zelf niet kan voorzien in bepaalde behoeften van de gebruiker, zoekt het actief naar samenwerking met derden.
  § 3. Doorverwijzing
  Het centrum zoekt actief mee naar alternatieven als het vaststelt dat het niet meer kan voldoen aan de behoeften van de gebruiker. Het centrum streeft naar een soepele overgang bij doorverwijzing.
  § 4. Beëindiging
  Het centrum maakt duidelijke afspraken met de gebruiker over de omstandigheden waarin en de wijze waarop de hulp- en dienstverlening beëindigd wordt.
  § 5. Informatieoverdracht
  Het centrum waarborgt een verantwoorde overdracht van relevante informatie met betrekking tot de hulp- en dienstverlening in overleg met de gebruiker.
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2006, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap.
  Brussel, 10 februari 2006.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  Y. LETERME
  De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
  I. VERVOTTE.
Art. N2 bis. Annexe IIbis. Exigences de qualité minimales spécifiques au secteur.
  Article 1er. Orientation usager.
  § 1er. Concertation entre l'usager et le centre
  1° Droit à l'information :
  Le centre fournit des informations complètes, precises et ponctuelles à l'usager concernant le programme de réadaptation fonctionnelle.
  2° Droit de consultation :
  L'usager a le droit de formuler des avis concernant l'aide et les services.
  3° Obligation de réponse :
  Le centre est tenu d'entendre l'usager concernant toutes les matières liées à la relation entre le centre et l'usager. Le centre répond aux questions posées par l'usager dans les délais convenus.
  4° Valoriser l'expertise d'expérience de l'usager :
  Le centre fera usage des expériences et idées de l'usager concernant l'aide et les services du centre.
  § 2. Clarté de l'offre
  1° Droits et obligations réciproques :
  Les droits et obligations réciproques de l'usager et du centre sont définis de commun accord, confirmés par écrit et signés par les deux parties.
  2° Publicité de l'offre :
  L'offre proposee par le centre et les modalités de l'offre sont définies et communiquées à l'usager et à des tiers.
  § 3. Respect envers l'usager
  1° Intégrité :
  Le centre respectera toujours la spécificité de l'usager et traitera celui-ci comme une personne à part entière. Le centre prendra des mesures visant à garantir l'intégrité de l'usager. A cette fin, le centre met au point un cadre de référence, confirmé par écrit. Le centre prendra des mesures contre l'abus et les violences contre les usagers.
  2° Participation :
  Le centre veille à ce que la relation avec l'usager soit basée sur une attitude fondamentale de confiance et soit caractérisée par la compréhension et l'authenticité. A cette fin, le centre élabore un cadre de référence, confirmé par écrit.
  3° Vie privée :
  Le centre respectera la vie privée de l'usager, compte tenu des spécificités de ce dernier. A cette fin, le centre élabore un cadre de référence, confirmé par écrit.
  § 4. Aide et services, taillés sur mesure
  1° Connaissance des besoins en matière d'aide et de services :
  Le centre tentera d'appréhender et enregistrera les aspirations, besoins et possibilités de l'usager.
  2° Individualisation :
  Le centre definit son offre d'aide et de services pour chaque usager, tenant compte des desiderata, besoins et possibilités individuels de l'usager.
  3° Flexibilité :
  Le centre adaptera dans la mesure du possible son aide et ses services en fonction de l'évolution des besoins de l'usager.
  4° Un environnement physique adapté :
  Le centre prend des mesures pour aligner ses bâtiments, son équipement et son aménagement sur la spécificité de l'usager.
  5° Une communication accessible :
  Le centre prend des mesures pour mettre sa communication en adéquation avec la specificité de l'usager.
  § 5. Satisfaction de l'usager
  1° Vérifier le degré de satisfaction de l'usager :
  Le centre consacre une attention permanente à et sondera périodiquement le degré de satisfaction de l'usager concernant l'aide et les services.
  2° Procedure de réclamations :
  Le centre décrit les modalités selon lesquelles elle traite les plaintes des usagers. Le centre communique la procédure d'introduction et de traitement des plaintes à l'ensemble des usagers. Le centre précisera à l'usager qu'il peut s'adresser au Vlaams Fonds lorsque la procédure interne de réclamations ne lui donne pas satisfaction.
  Art. 2. Acceptabilité sociale.
  § 1er. Non-discriminatoire Le centre ne refusera aucun usager sur la base de son origine ethnique, sa nationalité, son sexe, sa nature sexuelle, son milieu social, ses convictions ideologiques, philosophiques, religieuses ou son insolvabilité financière. Le centre respectera la conviction idéologique, philosophique et religieuse de l'usager pour autant que celle-ci n'entrave pas le fonctionnement du centre et l'intégrité des autres usagers.
  § 2. Sécurité et santé
  Le centre prendra les mesures nécessaires pour sauvegarder la sécurité et la santé de l'usager.
  Art. 3. Efficacité.
  § 1er. Politique en matière de qualité
  Le centre définit sa mission, sa vision et ses valeurs en matière d'aide et de services, et communique celles-ci aux usagers, au personnel et aux tiers. Le centre décrit son planning de qualité et soumet celui-ci a une évaluation et actualisation annuelles.
  § 2. Action planifiée et méthodique
  Le centre définit l'aide et les services offerts à chaque usager. Cette offre d'aide et de services est planifiée, exécutée, périodiquement évaluée, corrigée et enregistrée en concertation avec l'usager.
  § 3. Connaissances Le centre actualise ses connaissances relatives aux évolutions en matière d'aide et de services.
  A titre périodique, le centre établit un plan de formation et d'entrainement pour le personnel et veille à son exécution.
  § 4. Mesures de correction et de prévention Le centre établit des mesures de correction et de prévention à l'égard de l'offre d'aide et de services, exécute ces mesures et les soumet à une évaluation.
  § 5. Personnel
  Le centre définit les modalités de sélection, de soutien et d'evaluation de son personnel.
  § 6. Structure organisationnelle
  Le centre définit les responsabilites, compétences et relations internes du personnel, et communique celles-ci aux usagers, au personnel et aux pouvoirs publics.
  § 7. Manuel de la qualité
  Le centre décrit la structure de son manuel de la qualité. Le centre définit les modalités selon lesquelles les exigences minimales de qualité spécifiques aux secteur sont remplies. Le centre veillera à ce que tous les éléments du manuel de la qualité soient mis en oeuvre et actualisés de manière efficace.
  Art. 4. Efficacité.
  § 1er. Canaux de concertation
  Le centre décrit les modalités d'organisation de la communication interne et de la concertation.
  § 2. Fonctionnement interdisciplinaire
  Le centre favorise le fonctionnement interdisciplinaire.
  § 3. Moyens financiers
  Le centre fait un usage efficace et utile des moyens financiers accordés par l'autorité et de la contribution financière personnelle de l'usager.
  Art. 5. Continuité.
  § 1er. Admission
  Lorsque, après avoir pris connaissance des besoins de l'usager, le centre ne peut lui proposer l'aide et les services nécessaires, il renvoie l'usager à un autre centre.
  § 2. Collaboration avec des tiers
  Lorsque le centre ne peut pas répondre à certains besoins de l'usager, il cherche activement une collaboration avec des tiers.
  § 3. Renvoi
  Lorsque le centre constate qu'il n'est plus en mesure de répondre aux besoins de l'usager, il participe activement à la recherche d'alternatives. Le centre veille à une transition souple en cas de renvoi.
  § 4. Cessation
  Le centre fait des accords clairs avec l'usager sur les circonstances et les modalités selon lesquelles il est mis fin à l'aide et aux services.
  § 5. Transmission d'information
  Le centre se porte garant d'une transmission responsable d'informations pertinentes concernant l'aide et les services, en concertation avec l'usager.
  Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 février 2006 modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 relatif à la gestion de la qualité dans les structures d'intégration sociale des personnes handicapées.
  Bruxelles, le 10 février 2006.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  Y. LETERME
  La Ministre flamande du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille,
  I. VERVOTTE.