Art. N2 bis. Bijlage IIbis. - Sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen.
<INGEVOEGD bij BVR 2006-02-10/51, art. 3; Inwerkingtreding : 01-03-2006> Artikel 1. Gebruikersgerichtheid.
§ 1. Overleg tussen de gebruiker en het centrum
1° Informatierecht :
Het centrum geeft volledig, nauwkeurig en tijdig informatie aan de gebruiker over het revalidatieprogramma.
2° Adviesrecht :
De gebruiker heeft het recht om advies uit te brengen over de hulp- en dienstverlening.
3° Antwoordplicht :
Het centrum hoort de gebruiker over alle aangelegenheden die de verhouding tussen het centrum en de gebruiker aangaan. Het centrum antwoordt op de door de gebruiker gestelde vragen binnen vastgelegde termijnen.
4° Aanwenden van de ervaringsdeskundigheid van de gebruiker :
Het centrum maakt gebruik van de ervaringen en inzichten van de gebruiker inzake de hulp- en dienstverlening van het centrum.
§ 2. Duidelijkheid van het aanbod
1° Wederzijdse rechten en plichten :
De wederzijdse rechten en plichten van de gebruiker en het centrum worden in overleg opgesteld, schriftelijk vastgelegd en door beide partijen ondertekend.
2° Kenbaar maken van het aanbod :
Het aanbod van het centrum en de voorwaarden ervan worden beschreven en kenbaar gemaakt aan de gebruiker en aan derden.
§ 3. Respectvolle bejegening van de gebruiker
1° Integriteit :
Het centrum respecteert steeds de eigenheid van de gebruiker en aanvaardt hem/haar als een volwaardige persoon. Het centrum neemt maatregelen om de integriteit van de gebruiker te waarborgen. Hiertoe ontwikkelt het centrum een geschreven referentiekader. Het centrum treft in het bijzonder maatregelen tegen misbruik en geweld ten aanzien van gebruikers.
2° Betrokkenheid :
Het centrum garandeert dat de relatie met de gebruiker vertrekt vanuit een grondhouding van vertrouwen en gekenmerkt wordt door inleving en echtheid. Hiertoe ontwikkelt het centrum een geschreven referentiekader.
3° Privacy :
Het centrum respecteert de privacy van de gebruiker, rekening houdend met de eigenheid van de gebruiker. Hiertoe ontwikkelt het centrum een geschreven referentiekader.
§ 4. Hulp- en dienstverlening, op maat van de gebruiker
1° Kennis van de behoefte aan hulp- en dienstverlening :
Het centrum peilt naar en registreert de wensen, behoeften en mogelijkheden van de gebruiker.
2° Geïndividualiseerd :
Het centrum beschrijft zijn hulp- en dienstverlening voor elke gebruiker en houdt hierbij rekening met de individuele wensen, behoeften en mogelijkheden van de gebruiker.
3° Flexibiliteit :
Het centrum past de hulp- en dienstverlening aan aan de zich wijzigende behoeften van de gebruiker waar mogelijk.
4° Aangepaste fysieke omgeving :
Het centrum neemt maatregelen om zijn gebouwen, inrichting en uitrusting af te stemmen op de eigenheid van de gebruiker.
5° Toegankelijke communicatie :
Het centrum neemt maatregelen om zijn communicatie af te stemmen op de eigenheid van de gebruiker.
§ 5. Tevredenheid van de gebruiker
1° Toetsing van de tevredenheid van de gebruikers :
Het centrum heeft permanent aandacht voor en peilt periodiek naar de tevredenheid van de gebruikers over de hulp- en dienstverlening.
2° Klachtenprocedure :
Het centrum beschrijft de wijze waarop het de klachten van de gebruikers afhandelt. Het centrum maakt kenbaar aan alle gebruikers hoe klachten ingediend en afgehandeld worden. Het centrum stelt de gebruiker ervan op de hoogte dat hij zich kan wenden tot het Vlaams Fonds als de interne klachtenprocedure geen voldoening geeft.
Art. 2. Maatschappelijke aanvaardbaarheid.
§ 1. Niet-discriminerend
Het centrum weigert geen gebruiker op grond van etnische afkomst, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociale achtergrond, ideologische, filosofische, godsdienstige overtuiging of financieel onvermogen. Het centrum respecteert de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging van de gebruiker voor zover de werking van het centrum en de integriteit van de medegebruikers niet in het gedrang komen.
§ 2. Veiligheid en gezondheid
Het centrum neemt de nodige maatregelen om de veiligheid en de gezondheid van de gebruiker te vrijwaren.
Art. 3. Doeltreffendheid.
§ 1. Kwaliteitsbeleid
Het centrum beschrijft zijn missie, visie en waarden ten aanzien van de hulp- en dienstverlening, en maakt die kenbaar aan de gebruikers, het personeel en aan derden. Het centrum beschrijft zijn kwaliteitsplanning en evalueert en actualiseert die jaarlijks.
§ 2. Planmatig en methodisch handelen
Het centrum beschrijft voor elke gebruiker de hulp- en dienstverlening. Die hulp- en dienstverlening wordt in overleg met de gebruiker gepland, uitgevoerd, periodiek geëvalueerd, bijgestuurd en geregistreerd.
§ 3. Kennis
Het centrum actualiseert zijn kennis inzake ontwikkelingen in de hulp- en dienstverlening.
Het centrum stelt periodiek een vormings-, trainings- en opleidingsplan op voor het personeel en voert het uit.
§ 4. Corrigerende en preventieve maatregelen
Het centrum stelt corrigerende en preventieve maatregelen op ten aanzien van de hulp- en dienstverlening, voert ze uit en evalueert ze.
§ 5. Personeel
Het centrum beschrijft de wijze waarop het personeel geselecteerd, aangeworven en gevolgd wordt.
§ 6. Organisatiestructuur
Het centrum beschrijft de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en onderlinge verhoudingen van het personeel, en maakt die kenbaar aan zijn gebruikers, het personeel en de overheid.
§ 7. Kwaliteitshandboek
Het centrum beschrijft de structuur van het kwaliteitshandboek. Het centrum beschrijft op welke manier aan de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voldaan wordt. Het centrum zorgt ervoor dat de elementen van het kwaliteitshandboek op een doeltreffende wijze geïmplementeerd en geactualiseerd worden.
Art. 4. Doelmatigheid.
§ 1. Overlegkanalen
Het centrum beschrijft de wijze waarop het de interne communicatie en het overleg organiseert.
§ 2. Interdisciplinaire werking
Het centrum bevordert interdisciplinaire werking.
§ 3. Financiële middelen
Het centrum zet de toegekende financiële middelen van de overheid en de persoonlijke financiële bijdrage van de gebruiker in op een doelmatige manier.
Art. 5. Continuïteit.
§ 1. Aanmelding
Als het centrum, na kennisname van de behoeften van de gebruiker, niet kan voorzien in de aangewezen hulp- en dienstverlening, verwijst het centrum de gebruiker door.
§ 2. Samenwerking met derden
Als het centrum zelf niet kan voorzien in bepaalde behoeften van de gebruiker, zoekt het actief naar samenwerking met derden.
§ 3. Doorverwijzing
Het centrum zoekt actief mee naar alternatieven als het vaststelt dat het niet meer kan voldoen aan de behoeften van de gebruiker. Het centrum streeft naar een soepele overgang bij doorverwijzing.
§ 4. Beëindiging
Het centrum maakt duidelijke afspraken met de gebruiker over de omstandigheden waarin en de wijze waarop de hulp- en dienstverlening beëindigd wordt.
§ 5. Informatieoverdracht
Het centrum waarborgt een verantwoorde overdracht van relevante informatie met betrekking tot de hulp- en dienstverlening in overleg met de gebruiker.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2006, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap.
Brussel, 10 februari 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Y. LETERME
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
I. VERVOTTE.