Artikel 1. Artikel 590 van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947 wordt gewijzigd als volgt :
1° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. De ingegraven houders met één enkele wand worden onderworpen aan een dichtheidsproef d.m.v. een vloeistof onder een druk van 1 kg/cm2 of aan een ultrasoon dichtheidsonderzoek met inachtneming van de volgende tijdsintervallen :
1° om de tien jaar als ze tien à twintig jaar geleden zijn aangekocht;
2° om de vijf jaar als ze éénentwintig à dertig jaar geleden zijn aangekocht;
3° om de drie jaar als ze ouder zijn dan dertig jaar of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld.
De leidingen van deze houders worden ook aan een dichtheidsproef onderworpen met inachtneming van dezelfde periodiciteit.
Ook de houders met dubbele wand en hun leidingen worden om de tien jaar aan een dichtheidsproef onderworpen.
De in 1° en 2° bedoelde periodiciteit wordt berekend vanaf de datum van het besluit tot toekenning van de exploitatievergunning of vanaf de datum van de laatste controle. ";
2° in § 5 wordt een punt 13° ingevoegd, luidend als volgt :
" 13° het is streng verboden een parallellepipedumvormige houder aan een dichtheidstest door overdruk of onderdruk te onderwerpen. ";
3° § 6 wordt vervangen als volgt :
" § 6. Indien de dichtheidsproef of het ultrasoon dichtheidsonderzoek duidelijk wijst op een gebrekkige dichtheid van de wanden van de houder of van de leidingen, moet de technicus onmiddellijk de volgende personen verwittigen :
1° de burgemeester;
2° de met het toezicht belaste ambtenaar.
Als de wanden van de houder dichtheidsgebreken vertonen, neemt de exploitant de volgende maatregelen :
1° vooraleer de houder te herstellen, inert te maken of te verwijderen, vergewist hij zich ervan dat hij geledigd, ontlucht en gereinigd is door een vennootschap die onafhankelijk is van de erkende technicus die de test heeft uitgevoerd;
2° na herstelling van de installatie laat hij een tweede test uitvoeren door een erkende technicus die onafhankelijk is van de vennootschap die de herstellingen heeft uitgevoerd om na te gaan of de installatie weer waterdicht is;
3° als de houder niet verwijderd kan worden, vergewist de exploitant zich ervan dat hij gevuld is met zand, onoplosbaar schuim of met elk ander inert materiaal waarvoor de technisch ambtenaar zijn voorafgaande machtiging heeft gegeven. ";
4° er wordt een nieuwe § 7 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 7. De meetapparaten worden gecontroleerd met inachtneming van de volgende voorschriften :
1° voor elke test in situ :
a) vooraleer de apparaten geïnstalleerd worden, wordt de meetketen op de tast getest;
b) vooraleer de meetketen in onderdruk wordt gebracht, wordt ze door de technicus getest aan de hand van een bedwingbare kunstmatige lekkage of van een gelijkwaardig proces;
2° de goede werking van de apparaten en opnemers, met name de ijking ervan, wordt om de zes maanden onderzocht door de onderhoudsdienst van de vervaardiger van de apparaten of door elke andere bevoegde technische dienst;
3° de erkende technicus houdt een register met de volgende gegevens :
a) de identificatie van de apparaten;
b) de datum van de jaarlijkse en/of tweejaarlijkse verificaties;
c) de personalia, firma en naam van de persoon die het apparaat heeft gecontroleerd;
d) de eventuele opmerkingen en vaststellingen. ";
5° er wordt een nieuwe § 8 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 8. De met het toezicht belaste ambtenaar bedoeld in § 6 is de ambtenaar of het personeelslid aangewezen krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming. ".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 NOVEMBER 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations (VERTALING)
Titre
30 NOVEMBRE 2000. - Arrêté du Gouvernement wallon modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service
Informations sur le document
Numac: 2001027006
Datum: 2000-11-30
Info du document
Numac: 2001027006
Date: 2000-11-30
Tekst (25)
Texte (25)
Article 1. A l'article 590 du Règlement général pour la protection du travail, approuvé par les arrêtés du Régent du 11 février 1946 et du 27 septembre 1947, sont apportées les modifications suivantes :
1° le § 2 est remplacé par le § suivant :
" § 2. Les réservoirs enfouis à simple paroi sont soumis à une épreuve d'étanchéité effectuée à l'aide d'un liquide sous une pression de 1 kg/cm2 ou à un contrôle d'étanchéité par ultrasons en respectant les périodicités suivantes :
1° tous les dix ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à vingt ans;
2° tous les cinq ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt et un ans à trente ans;
3° tous les trois ans, pour les réservoirs âgés de plus de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie.
Les tuyauteries de ces réservoirs sont également soumises à une épreuve d'étanchéité suivant la même périodicité.
Les réservoirs double paroi et leurs tuyauteries sont également soumis à une épreuve d'étanchéité tous les dix ans.
La périodicité, visée aux alinéas 1er et 2, se calcule à partir de la date de l'arrêté d'autorisation d'exploiter ou de celle du dernier contrôle effectué. ";
2° au § 5, il est ajouté un point 13°, libellé comme suit :
" 13° la réalisation d'un test d'étanchéité d'un réservoir parallélépipédique, par surpression ou par dépression, est strictement interdite. ";
3° le § 6 est remplacé par le § suivant :
" § 6. Si l'épreuve d'étanchéité ou le contrôle d'étanchéité par ultrasons permet de conclure, sans ambiguïté, à un défaut d'étanchéité des parois du réservoir ou des tuyauteries, le technicien en averti immédiatement :
1° le bourgmestre;
2° le fonctionnaire chargé de la surveillance.
Dans le cas de défaut d'étanchéité des parois du réservoir, l'exploitant prend les dispositions suivantes :
1° avant réparation, inertion ou enlèvement du réservoir, il s'assure que celui-ci est vidé, dégazé et nettoyé par une société indépendante du technicien agréé ayant réalisé le test;
2° après réparation des installations, il fait réaliser un second test par un technicien agréé indépendant de la société ayant effectué les réparations, afin de vérifier si les installations ont recouvré leur étanchéité;
3° s'il n'est pas possible d'enlever le réservoir, il s'assure que ce dernier est rempli de sable, de mousse insoluble ou d'un autre matériau inerte équivalent, pour lequel le fonctionnaire technique a donné son accord préalable. ";
4° un § 7 nouveau est inséré, libellé comme suit :
" § 7. Les appareils de mesure sont contrôlés en respectant les modalités suivantes :
1° pour chaque test in situ :
a) avant mise en place des appareils, la chaîne de mesure est testée par touché;
b) avant mise sous dépression, la chaîne de mesure est testée par création d'une fuite artificielle maîtrisable par le technicien ou tout autre procédé équivalent;
2° une vérification du bon fonctionnement des appareils et des capteurs, notamment leur étalonnage, est réalisée tous les six mois par le service entretien du fabricant des appareils ou par tout autre service technique compétent;
3° le technicien agréé tient un registre dans lequel figure :
a) l'identification des appareils;
b) la date des vérifications annuelles et/ou bisannuelles;
c) les coordonnées, firme et nom de la personne qui a vérifié l'appareil;
d) les remarques et constatations éventuelles. ";
5° un § 8 nouveau est inséré, libellé comme suit :
" § 8. Le fonctionnaire chargé de la surveillance, visé au paragraphe 6, est le fonctionnaire ou un agent désigné par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 23 décembre 1992 portant désignation des agents compétents pour rechercher et constater les infractions en matière de protection de l'environnement. ".
1° le § 2 est remplacé par le § suivant :
" § 2. Les réservoirs enfouis à simple paroi sont soumis à une épreuve d'étanchéité effectuée à l'aide d'un liquide sous une pression de 1 kg/cm2 ou à un contrôle d'étanchéité par ultrasons en respectant les périodicités suivantes :
1° tous les dix ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à vingt ans;
2° tous les cinq ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt et un ans à trente ans;
3° tous les trois ans, pour les réservoirs âgés de plus de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie.
Les tuyauteries de ces réservoirs sont également soumises à une épreuve d'étanchéité suivant la même périodicité.
Les réservoirs double paroi et leurs tuyauteries sont également soumis à une épreuve d'étanchéité tous les dix ans.
La périodicité, visée aux alinéas 1er et 2, se calcule à partir de la date de l'arrêté d'autorisation d'exploiter ou de celle du dernier contrôle effectué. ";
2° au § 5, il est ajouté un point 13°, libellé comme suit :
" 13° la réalisation d'un test d'étanchéité d'un réservoir parallélépipédique, par surpression ou par dépression, est strictement interdite. ";
3° le § 6 est remplacé par le § suivant :
" § 6. Si l'épreuve d'étanchéité ou le contrôle d'étanchéité par ultrasons permet de conclure, sans ambiguïté, à un défaut d'étanchéité des parois du réservoir ou des tuyauteries, le technicien en averti immédiatement :
1° le bourgmestre;
2° le fonctionnaire chargé de la surveillance.
Dans le cas de défaut d'étanchéité des parois du réservoir, l'exploitant prend les dispositions suivantes :
1° avant réparation, inertion ou enlèvement du réservoir, il s'assure que celui-ci est vidé, dégazé et nettoyé par une société indépendante du technicien agréé ayant réalisé le test;
2° après réparation des installations, il fait réaliser un second test par un technicien agréé indépendant de la société ayant effectué les réparations, afin de vérifier si les installations ont recouvré leur étanchéité;
3° s'il n'est pas possible d'enlever le réservoir, il s'assure que ce dernier est rempli de sable, de mousse insoluble ou d'un autre matériau inerte équivalent, pour lequel le fonctionnaire technique a donné son accord préalable. ";
4° un § 7 nouveau est inséré, libellé comme suit :
" § 7. Les appareils de mesure sont contrôlés en respectant les modalités suivantes :
1° pour chaque test in situ :
a) avant mise en place des appareils, la chaîne de mesure est testée par touché;
b) avant mise sous dépression, la chaîne de mesure est testée par création d'une fuite artificielle maîtrisable par le technicien ou tout autre procédé équivalent;
2° une vérification du bon fonctionnement des appareils et des capteurs, notamment leur étalonnage, est réalisée tous les six mois par le service entretien du fabricant des appareils ou par tout autre service technique compétent;
3° le technicien agréé tient un registre dans lequel figure :
a) l'identification des appareils;
b) la date des vérifications annuelles et/ou bisannuelles;
c) les coordonnées, firme et nom de la personne qui a vérifié l'appareil;
d) les remarques et constatations éventuelles. ";
5° un § 8 nouveau est inséré, libellé comme suit :
" § 8. Le fonctionnaire chargé de la surveillance, visé au paragraphe 6, est le fonctionnaire ou un agent désigné par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 23 décembre 1992 portant désignation des agents compétents pour rechercher et constater les infractions en matière de protection de l'environnement. ".
Art.2. Paragraaf 2 van artikel 591 van hetzelfde Reglement wordt vervangen als volgt :
" § 2. De in een opgehoogde kuil geplaatste houders met één enkele wand worden onderworpen aan een dichtheidsproef d.m.v. een vloeistof onder een druk van 1 kg/cm2 of een ultrasoon dichtheidsonderzoek, zoals bepaald in artikel 590, §§ 4 tot 7, met inachtneming van de volgende tijdsintervallen :
1° om de tien jaar als ze tien à twintig jaar geleden zijn aangekocht;
2° om de vijf jaar als ze éénentwintig à dertig jaar geleden zijn aangekocht;
3° om de drie jaar als ze ouder zijn dan dertig jaar of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld.
De leidingen van deze houders worden ook onderworpen aan een dichtheidsproef met inachtneming van dezelfde periodiciteit.
De in een opgevulde kuil geplaatste houders met dubbele wand en hun leidingen worden ook om de tien jaar onderworpen aan een dichtheidsproef.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde periodiciteit wordt berekend vanaf de datum van het besluit tot toekenning van de exploitatievergunning of vanaf de datum van de laatste controle. ".
" § 2. De in een opgehoogde kuil geplaatste houders met één enkele wand worden onderworpen aan een dichtheidsproef d.m.v. een vloeistof onder een druk van 1 kg/cm2 of een ultrasoon dichtheidsonderzoek, zoals bepaald in artikel 590, §§ 4 tot 7, met inachtneming van de volgende tijdsintervallen :
1° om de tien jaar als ze tien à twintig jaar geleden zijn aangekocht;
2° om de vijf jaar als ze éénentwintig à dertig jaar geleden zijn aangekocht;
3° om de drie jaar als ze ouder zijn dan dertig jaar of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld.
De leidingen van deze houders worden ook onderworpen aan een dichtheidsproef met inachtneming van dezelfde periodiciteit.
De in een opgevulde kuil geplaatste houders met dubbele wand en hun leidingen worden ook om de tien jaar onderworpen aan een dichtheidsproef.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde periodiciteit wordt berekend vanaf de datum van het besluit tot toekenning van de exploitatievergunning of vanaf de datum van de laatste controle. ".
Art.2. Le § 2 de l'article 591 du même Règlement est remplacé par les dispositions suivantes :
" § 2. Les réservoirs à simple paroi, placés dans une fosse remblayée, sont soumis à une épreuve d'étanchéité effectuée à l'aide d'un liquide sous une pression de 1 kg/cm2 ou à un contrôle d'étanchéité par ultrasons, tel que précisé à l'article 590, §§ 4 à 7, en respectant les périodicités suivantes :
1° tous les dix ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à vingt ans;
2° tous les cinq ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt et un à trente ans;
3° tous les trois ans, pour les réservoirs âgés de plus de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie.
Les tuyauteries de ces réservoirs sont également soumises à une épreuve d'étanchéité suivant la même périodicité.
Les réservoirs double paroi, placés dans une fosse remblayée, et leurs tuyauteries sont également soumis à une épreuve d'étanchéité à une périodicité de dix ans.
La périodicité, visée aux alinéas 1er et 2, se calcule à partir de la date de l'arrêté d'autorisation d'exploiter ou de celle du dernier contrôle effectué. ".
" § 2. Les réservoirs à simple paroi, placés dans une fosse remblayée, sont soumis à une épreuve d'étanchéité effectuée à l'aide d'un liquide sous une pression de 1 kg/cm2 ou à un contrôle d'étanchéité par ultrasons, tel que précisé à l'article 590, §§ 4 à 7, en respectant les périodicités suivantes :
1° tous les dix ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à vingt ans;
2° tous les cinq ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt et un à trente ans;
3° tous les trois ans, pour les réservoirs âgés de plus de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie.
Les tuyauteries de ces réservoirs sont également soumises à une épreuve d'étanchéité suivant la même périodicité.
Les réservoirs double paroi, placés dans une fosse remblayée, et leurs tuyauteries sont également soumis à une épreuve d'étanchéité à une périodicité de dix ans.
La périodicité, visée aux alinéas 1er et 2, se calcule à partir de la date de l'arrêté d'autorisation d'exploiter ou de celle du dernier contrôle effectué. ".
Art.3. Artikel 599 van hetzelfde Reglement wordt vervangen als volgt :
" Art. 599. § 1. De dichtheidsproeven waarvan sprake in de artikelen 590, § 2, 591, § 2 worden uitgevoerd door erkende " ultrasoon technici ".
De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend onder de volgende voorwaarden :
1° voor natuurlijke personen :
a) burger zijn van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) zijn burgerlijke en politieke rechten niet hebben verloren;
c) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of van elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
d) minstens drie jaar ervaring hebben of een opleiding hebben gevolgd, zoals bepaald in bijlage 1, in een vak betreffende de opslag van ontvlambare vloeistoffen en het gebruik van het ultrasoon apparaat;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;
2° voor rechtspersonen :
a) samengesteld zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of die van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
c) onder de bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te binden, alleen personen tellen die de in 1°, b), c) en d) bedoelde voorwaarden vervullen;
d) beschikken over een vennoot of een werknemer die de in 1° bedoelde voorwaarden vervult om de testen in situ uit te voeren;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd.
§ 2. De aanvraag om erkenning als " ultrasoon technicus " wordt aan de hand van het in bijlage 2 bedoelde formulier bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst of bij afgifte van een ontvangbewijs gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of aan zijn afgevaardigde.
§ 3. De aanvraag is onvolledig als krachtens bijlage 2 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met § 2 hierboven wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
3° als de aanvrager de ontbrekende gegevens niet binnen de in § 4, tweede lid, bedoelde termijn verstrekt.
§ 4. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen aan de aanvrager, te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.
Als de aanvraag onvolledig is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de vereiste gegevens per post toe te sturen of tegen ontvangbewijs af te geven.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen na ontvangst van de ontbrekende gegevens aan de aanvrager. Als hij de aanvraag een tweede keer onvolledig acht, verklaart hij ze niet-ontvankelijk.
Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager, op de wijze en binnen de termijn bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bedoeld in het derde lid, op de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 5. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt de aanvrager zijn beslissing bij ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen, te rekenen van de dag waarop hij zijn beslissing heeft verzonden waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht.
§ 6. De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend voor een termijn van maximum tien jaar.
§ 7. De erkenning kan elk ogenblik geschorst of ingetrokken worden bij beslissing van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of van zijn afgevaardigde, nadat de houder van de vergunning gehoord is en als hij :
1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;
2° diensten verleent waarvan de kwaliteit onvoldoende is of waarvoor hij niet erkend is.
De beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst of ingetrokken, wordt bij ter post aangetekende brief gestuurd.
§ 8. Binnen twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning. Dat beroep wordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs aan de Minister van Leefmilieu gericht.
De beslissing van de Minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de aanvrager. ".
" Art. 599. § 1. De dichtheidsproeven waarvan sprake in de artikelen 590, § 2, 591, § 2 worden uitgevoerd door erkende " ultrasoon technici ".
De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend onder de volgende voorwaarden :
1° voor natuurlijke personen :
a) burger zijn van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) zijn burgerlijke en politieke rechten niet hebben verloren;
c) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of van elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
d) minstens drie jaar ervaring hebben of een opleiding hebben gevolgd, zoals bepaald in bijlage 1, in een vak betreffende de opslag van ontvlambare vloeistoffen en het gebruik van het ultrasoon apparaat;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;
2° voor rechtspersonen :
a) samengesteld zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of die van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
c) onder de bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te binden, alleen personen tellen die de in 1°, b), c) en d) bedoelde voorwaarden vervullen;
d) beschikken over een vennoot of een werknemer die de in 1° bedoelde voorwaarden vervult om de testen in situ uit te voeren;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd.
§ 2. De aanvraag om erkenning als " ultrasoon technicus " wordt aan de hand van het in bijlage 2 bedoelde formulier bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst of bij afgifte van een ontvangbewijs gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of aan zijn afgevaardigde.
§ 3. De aanvraag is onvolledig als krachtens bijlage 2 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met § 2 hierboven wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
3° als de aanvrager de ontbrekende gegevens niet binnen de in § 4, tweede lid, bedoelde termijn verstrekt.
§ 4. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen aan de aanvrager, te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.
Als de aanvraag onvolledig is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de vereiste gegevens per post toe te sturen of tegen ontvangbewijs af te geven.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen na ontvangst van de ontbrekende gegevens aan de aanvrager. Als hij de aanvraag een tweede keer onvolledig acht, verklaart hij ze niet-ontvankelijk.
Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager, op de wijze en binnen de termijn bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bedoeld in het derde lid, op de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 5. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt de aanvrager zijn beslissing bij ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen, te rekenen van de dag waarop hij zijn beslissing heeft verzonden waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht.
§ 6. De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend voor een termijn van maximum tien jaar.
§ 7. De erkenning kan elk ogenblik geschorst of ingetrokken worden bij beslissing van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of van zijn afgevaardigde, nadat de houder van de vergunning gehoord is en als hij :
1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;
2° diensten verleent waarvan de kwaliteit onvoldoende is of waarvoor hij niet erkend is.
De beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst of ingetrokken, wordt bij ter post aangetekende brief gestuurd.
§ 8. Binnen twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning. Dat beroep wordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs aan de Minister van Leefmilieu gericht.
De beslissing van de Minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de aanvrager. ".
Art.3. L'article 599 du même Règlement est remplacé par les dispositions suivantes :
" Art. 599. § 1er. Les épreuves d'étanchéité, dont il est question aux articles 590, § 2, 591, § 2, sont effectuées par des techniciens agréés ultrasons.
L'octroi de l'agrément, en tant que " technicien ultrasons ", est subordonné au respect des conditions suivantes :
1° pour les personnes physiques :
a) être ressortissant d'un Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir été privé de ses droits civils et politiques;
c) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un autre Etat;
d) disposer d'une expérience d'au moins trois ans ou d'une formation, telle que définie en annexe 1, dans un domaine lié au stockage de liquides inflammables et à l'utilisation de l'appareil aux ultrasons;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromette son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception, au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé;
2° pour les personnes morales :
a) être constituée conformément à la législation belge ou à celle d'un autre Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un Etat, membre de la Communauté européenne;
c) ne compter, parmi ses administrateurs, gérants ou personnes ayant le pouvoir d'engager la société, que des personnes qui satisfont aux conditions prévues au 1°, b), c) et d);
d) avoir comme associé ou à son service les personnes qui satisfont au point 1°, pour celles chargées de réaliser les tests in situ;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromettre son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé.
§ 2. La demande d'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est introduite, au moyen du formulaire repris en annexe 2 du présent arrêté, auprès du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par remise d'un récépissé.
§ 3. La demande est incomplète s'il manque des renseignements ou des documents requis en vertu de l'annexe 2.
La demande est irrecevable :
1° si elle a été introduite en violation du § 2 ci-dessus;
2° si elle est jugée incomplète à deux reprises;
3° si le demandeur ne fournit pas les compléments dans le délai visé au point § 4, alinéa 2.
§ 4. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision statuant sur le caractère complet et recevable de la demande dans un délai de quinze jours à dater du jour où il reçoit la demande.
Si la demande est incomplète, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur les documents manquants. Le demandeur dispose alors de trente jours à dater de la réception de la lettre recommandée pour fournir au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement les compléments demandés par envoi ou par remise contre récépissé.
Dans les quinze jours suivant la réception des compléments, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision sur le caractère complet et recevable de la demande. S'il estime une seconde fois que la demande est incomplète, il la déclare irrecevable.
Si la demande est irrecevable, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur, dans les conditions et délai prévus à l'alinéa 1er, ou le cas échéant, dans le délai prévu à l'alinéa 3, les motifs de l'irrecevabilité.
§ 5. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie sa décision, par lettre recommandée à la poste, au requérant dans un délai de quarante-cinq jours à dater du jour où il a envoyé sa décision attestant le caractère recevable de la demande.
§ 6. L'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est accordé pour une durée de dix ans maximum.
§ 7. L'agrément peut être suspendu ou retiré par décision du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, après que le titulaire de l'agrément ait été entendu et si celui-ci :
1° ne satisfait plus aux conditions d'agrément;
2° fournit des prestations qui sont d'une qualité insuffisante ou pour lesquelles il n'est pas agréé.
La décision de suspension ou de retrait de l'agrément est envoyée par lettre recommandée à la poste.
§ 8. Un recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait de l'agrément peut être introduit, dans les vingt jours qui suivent la réception de la notification de la décision, par lettre recommandée avec accusé de réception, auprès du Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
La décision du Ministre est notifiée au requérant, par lettre recommandée à la poste, dans un délai de soixante jours à dater du jour de la réception du recours. ".
" Art. 599. § 1er. Les épreuves d'étanchéité, dont il est question aux articles 590, § 2, 591, § 2, sont effectuées par des techniciens agréés ultrasons.
L'octroi de l'agrément, en tant que " technicien ultrasons ", est subordonné au respect des conditions suivantes :
1° pour les personnes physiques :
a) être ressortissant d'un Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir été privé de ses droits civils et politiques;
c) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un autre Etat;
d) disposer d'une expérience d'au moins trois ans ou d'une formation, telle que définie en annexe 1, dans un domaine lié au stockage de liquides inflammables et à l'utilisation de l'appareil aux ultrasons;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromette son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception, au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé;
2° pour les personnes morales :
a) être constituée conformément à la législation belge ou à celle d'un autre Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un Etat, membre de la Communauté européenne;
c) ne compter, parmi ses administrateurs, gérants ou personnes ayant le pouvoir d'engager la société, que des personnes qui satisfont aux conditions prévues au 1°, b), c) et d);
d) avoir comme associé ou à son service les personnes qui satisfont au point 1°, pour celles chargées de réaliser les tests in situ;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromettre son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé.
§ 2. La demande d'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est introduite, au moyen du formulaire repris en annexe 2 du présent arrêté, auprès du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par remise d'un récépissé.
§ 3. La demande est incomplète s'il manque des renseignements ou des documents requis en vertu de l'annexe 2.
La demande est irrecevable :
1° si elle a été introduite en violation du § 2 ci-dessus;
2° si elle est jugée incomplète à deux reprises;
3° si le demandeur ne fournit pas les compléments dans le délai visé au point § 4, alinéa 2.
§ 4. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision statuant sur le caractère complet et recevable de la demande dans un délai de quinze jours à dater du jour où il reçoit la demande.
Si la demande est incomplète, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur les documents manquants. Le demandeur dispose alors de trente jours à dater de la réception de la lettre recommandée pour fournir au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement les compléments demandés par envoi ou par remise contre récépissé.
Dans les quinze jours suivant la réception des compléments, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision sur le caractère complet et recevable de la demande. S'il estime une seconde fois que la demande est incomplète, il la déclare irrecevable.
Si la demande est irrecevable, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur, dans les conditions et délai prévus à l'alinéa 1er, ou le cas échéant, dans le délai prévu à l'alinéa 3, les motifs de l'irrecevabilité.
§ 5. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie sa décision, par lettre recommandée à la poste, au requérant dans un délai de quarante-cinq jours à dater du jour où il a envoyé sa décision attestant le caractère recevable de la demande.
§ 6. L'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est accordé pour une durée de dix ans maximum.
§ 7. L'agrément peut être suspendu ou retiré par décision du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, après que le titulaire de l'agrément ait été entendu et si celui-ci :
1° ne satisfait plus aux conditions d'agrément;
2° fournit des prestations qui sont d'une qualité insuffisante ou pour lesquelles il n'est pas agréé.
La décision de suspension ou de retrait de l'agrément est envoyée par lettre recommandée à la poste.
§ 8. Un recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait de l'agrément peut être introduit, dans les vingt jours qui suivent la réception de la notification de la décision, par lettre recommandée avec accusé de réception, auprès du Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
La décision du Ministre est notifiée au requérant, par lettre recommandée à la poste, dans un délai de soixante jours à dater du jour de la réception du recours. ".
Art.4. Er wordt een nieuw artikel 599bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 599bis. § 1. Voor de proeven en onderzoeken, zoals bepaald in de artikelen 590, § 2, en 591, § 2, wordt proces-verbaal opgemaakt waarin verschillende gegevens opgenomen worden die in bijlage 3 bij dit besluit voorkomen.
Dit getuigschrift wordt overgemaakt aan de gebruiker die het ter beschikking houdt van de met het toezicht belaste ambtenaar. De technicus bewaart er een afschrift van gedurende minimum drie jaar.
§ 2. Op de vulleiding wordt een zichtbaar, leesbaar, onvervalsbaar, onuitwisbaar en tegen koolwaterstoffen bestand plaatje stevig vastgemaakt en met lood belegd. Het plaatje vermeldt het adres van de houder, de personalia van de erkende technicus, de datum van de controle, de vervaldatum van de geldigheidsduur van de test en het nummer van het getuigschrift.
Al naar gelang de verrichte waarnemingen heeft het plaatje de volgende kleur :
1° groen als de houder in orde is;
2° oranje als de houder en de leidingen waterdicht zijn maar als bepaalde herstellingen moeten worden uitgevoerd aan de veiligheidssystemen, de beschermingen, de overloopdetectiesystemen of de inspectieputten. Er wordt ook een oranje plaatje aangebracht gedurende de interne expertise van de houder, alsmede wanneer de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat de voorschriften van het besluit waarbij de exploitatie van de houder wordt toegelaten, niet in acht worden genomen;
3° rood als de houder of de leidingen niet waterdicht zijn.
Het plaatje wordt aangebracht op dezelfde dag dat de test wordt uitgevoerd.
§ 3. Alleen de houders met een groen plaatje, zoals bedoeld in § 2, mogen gevuld en uitgebaat worden. De houders met een oranje plaatje mogen nog gevuld worden tijdens een niet-hernieuwbare overgangsperiode van maximum zes maanden die de maand van de controle begint te lopen. Deze termijn dient om de installatie te herstellen. De houders met een rood plaatje mogen in geen geval gevuld worden.
Het gebrek aan plaatje staat gelijk met een rood plaatje, behalve als de houder in orde bevonden is op grond van een getuigschrift voor een dichtheidstest die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is uitgevoerd.
Als niet bewezen kan worden wat de reële capaciteit van de houder is en hoe oud hij is, wordt hij beschouwd als een houder met een capaciteit van meer dan 3000 liter die meer dan tien jaar geleden is aangekocht. Bijgevolg moet vóór 1 januari 2005 een dichtheidstest uitgevoerd worden.
§ 4. De met het toezicht belaste ambtenaar bedoeld in de §§ 1 en 2 is de ambtenaar of het personeelslid aangewezen krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming. ".
" Art. 599bis. § 1. Voor de proeven en onderzoeken, zoals bepaald in de artikelen 590, § 2, en 591, § 2, wordt proces-verbaal opgemaakt waarin verschillende gegevens opgenomen worden die in bijlage 3 bij dit besluit voorkomen.
Dit getuigschrift wordt overgemaakt aan de gebruiker die het ter beschikking houdt van de met het toezicht belaste ambtenaar. De technicus bewaart er een afschrift van gedurende minimum drie jaar.
§ 2. Op de vulleiding wordt een zichtbaar, leesbaar, onvervalsbaar, onuitwisbaar en tegen koolwaterstoffen bestand plaatje stevig vastgemaakt en met lood belegd. Het plaatje vermeldt het adres van de houder, de personalia van de erkende technicus, de datum van de controle, de vervaldatum van de geldigheidsduur van de test en het nummer van het getuigschrift.
Al naar gelang de verrichte waarnemingen heeft het plaatje de volgende kleur :
1° groen als de houder in orde is;
2° oranje als de houder en de leidingen waterdicht zijn maar als bepaalde herstellingen moeten worden uitgevoerd aan de veiligheidssystemen, de beschermingen, de overloopdetectiesystemen of de inspectieputten. Er wordt ook een oranje plaatje aangebracht gedurende de interne expertise van de houder, alsmede wanneer de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat de voorschriften van het besluit waarbij de exploitatie van de houder wordt toegelaten, niet in acht worden genomen;
3° rood als de houder of de leidingen niet waterdicht zijn.
Het plaatje wordt aangebracht op dezelfde dag dat de test wordt uitgevoerd.
§ 3. Alleen de houders met een groen plaatje, zoals bedoeld in § 2, mogen gevuld en uitgebaat worden. De houders met een oranje plaatje mogen nog gevuld worden tijdens een niet-hernieuwbare overgangsperiode van maximum zes maanden die de maand van de controle begint te lopen. Deze termijn dient om de installatie te herstellen. De houders met een rood plaatje mogen in geen geval gevuld worden.
Het gebrek aan plaatje staat gelijk met een rood plaatje, behalve als de houder in orde bevonden is op grond van een getuigschrift voor een dichtheidstest die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is uitgevoerd.
Als niet bewezen kan worden wat de reële capaciteit van de houder is en hoe oud hij is, wordt hij beschouwd als een houder met een capaciteit van meer dan 3000 liter die meer dan tien jaar geleden is aangekocht. Bijgevolg moet vóór 1 januari 2005 een dichtheidstest uitgevoerd worden.
§ 4. De met het toezicht belaste ambtenaar bedoeld in de §§ 1 en 2 is de ambtenaar of het personeelslid aangewezen krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming. ".
Art.4. Un article 599bis est inséré, libellé comme suit :
" Art. 599bis. § 1er. Les épreuves et essais, tels que définis sous les articles 590, § 2, et 591, § 2, donnent lieu à la rédaction d'un procès-verbal dans lequel se trouvent consignés divers renseignements repris en annexe 3 du présent arrêté.
Ce certificat est remis à l'usager qui les tient à la disposition du fonctionnaire chargé de la surveillance. Le technicien en garde également une copie pendant une durée minimum de trois ans.
§ 2. Une plaquette visible, lisible, infalsifiable, indélébile et résistantes aux hydrocarbures est solidement fixée et validée par un plombage sur la conduite de remplissage, où apparaissent l'adresse du réservoir, les coordonnées du technicien agréé, la date du contrôle, l'échéance de la validité du test et le numéro du certificat.
Sur base des constations faites, la plaquette est de couleur :
1° verte, si le réservoir est en règle;
2° orange, si le réservoir et les tuyauteries sont étanches, mais que certaines réparations s'avèrent nécessaires aux dispositifs de sécurité, aux protections, aux systèmes antidébordement ou encore à la chambre de visite. Une plaquette orange est également apposée durant l'expertise interne du réservoir, de même qu'en cas de non-respect des prescriptions de l'arrêté autorisant l'exploitation du réservoir, constaté par le fonctionnaire chargé de la surveillance;
3° rouge, si le réservoir ou les tuyauteries ne sont pas étanches.
Cette plaquette est placée le jour même de la réalisation du test.
§ 3. Seuls les réservoirs pourvus d'une plaquette verte, visée au § 2, peuvent être remplis et exploités. Les réservoirs munis d'une plaquette orange peuvent encore être remplis pendant une période transitoire de six mois maximum non renouvelable, prenant cours le mois du contrôle. Ce délai est destiné à la mise en ordre de l'installation. Quant aux réservoirs portant une plaquette rouge, ils ne peuvent plus en aucun cas être remplis.
L'absence de plaquette équivaut à une plaquette rouge, sauf si le réservoir possède un certificat de réussite d'un test d'étanchéité antérieur à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
En cas d'absence de preuves sur la capacité réelle du réservoir et de son âge, celui-ci est considéré comme ayant une capacité supérieure à 3 000 litres et dont la date d'acquisition est supérieure à dix ans. Par conséquent, un test d'étanchéité doit être réalisé avant le 1er janvier 2005.
§ 4. Le fonctionnaire chargé de la surveillance, visé aux §§ 1er et 2, est le fonctionnaire ou l'agent désigné par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 23 décembre 1992 portant désignation des agents compétents pour rechercher et constater les infractions en matière de protection de l'environnement. ".
" Art. 599bis. § 1er. Les épreuves et essais, tels que définis sous les articles 590, § 2, et 591, § 2, donnent lieu à la rédaction d'un procès-verbal dans lequel se trouvent consignés divers renseignements repris en annexe 3 du présent arrêté.
Ce certificat est remis à l'usager qui les tient à la disposition du fonctionnaire chargé de la surveillance. Le technicien en garde également une copie pendant une durée minimum de trois ans.
§ 2. Une plaquette visible, lisible, infalsifiable, indélébile et résistantes aux hydrocarbures est solidement fixée et validée par un plombage sur la conduite de remplissage, où apparaissent l'adresse du réservoir, les coordonnées du technicien agréé, la date du contrôle, l'échéance de la validité du test et le numéro du certificat.
Sur base des constations faites, la plaquette est de couleur :
1° verte, si le réservoir est en règle;
2° orange, si le réservoir et les tuyauteries sont étanches, mais que certaines réparations s'avèrent nécessaires aux dispositifs de sécurité, aux protections, aux systèmes antidébordement ou encore à la chambre de visite. Une plaquette orange est également apposée durant l'expertise interne du réservoir, de même qu'en cas de non-respect des prescriptions de l'arrêté autorisant l'exploitation du réservoir, constaté par le fonctionnaire chargé de la surveillance;
3° rouge, si le réservoir ou les tuyauteries ne sont pas étanches.
Cette plaquette est placée le jour même de la réalisation du test.
§ 3. Seuls les réservoirs pourvus d'une plaquette verte, visée au § 2, peuvent être remplis et exploités. Les réservoirs munis d'une plaquette orange peuvent encore être remplis pendant une période transitoire de six mois maximum non renouvelable, prenant cours le mois du contrôle. Ce délai est destiné à la mise en ordre de l'installation. Quant aux réservoirs portant une plaquette rouge, ils ne peuvent plus en aucun cas être remplis.
L'absence de plaquette équivaut à une plaquette rouge, sauf si le réservoir possède un certificat de réussite d'un test d'étanchéité antérieur à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
En cas d'absence de preuves sur la capacité réelle du réservoir et de son âge, celui-ci est considéré comme ayant une capacité supérieure à 3 000 litres et dont la date d'acquisition est supérieure à dix ans. Par conséquent, un test d'étanchéité doit être réalisé avant le 1er janvier 2005.
§ 4. Le fonctionnaire chargé de la surveillance, visé aux §§ 1er et 2, est le fonctionnaire ou l'agent désigné par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 23 décembre 1992 portant désignation des agents compétents pour rechercher et constater les infractions en matière de protection de l'environnement. ".
Art.5. § 3 van artikel 634ter/3 van hetzelfde Reglement wordt vervangen als volgt :
" § 3. De in een opgehoogde kuil ingegraven of geplaatste houders met één enkele wand worden onderworpen aan een dichtheidsproef d.m.v. een vloeistof onder een druk van 1 kg/cm2 voor metalen houders en 0,3 kg/cm2 voor houders uit gewapende thermohardende kunststof, of aan een ultrasoon dichtheidsonderzoek, zoals bepaald in artikel 590, §§ 4 tot 7, met inachtneming van de volgende tijdsintervallen :
1° om de tien jaar als ze tien à twintig jaar geleden zijn aangekocht;
2° om de vijf jaar als ze eenentwintig à dertig jaar geleden zijn aangekocht;
3° om de drie jaar als ze ouder zijn dan dertig jaar of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld.
De leidingen van deze houders worden ook onderworpen aan een dichtheidsproef met inachtneming van dezelfde periodiciteit.
De houders met dubbele wand en hun leidingen worden ook om de tien jaar onderworpen aan een dichtheidsproef.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde periodiciteit wordt berekend vanaf de datum van het besluit tot toekenning van de exploitatievergunning of vanaf de datum van de laatste controle. ".
" § 3. De in een opgehoogde kuil ingegraven of geplaatste houders met één enkele wand worden onderworpen aan een dichtheidsproef d.m.v. een vloeistof onder een druk van 1 kg/cm2 voor metalen houders en 0,3 kg/cm2 voor houders uit gewapende thermohardende kunststof, of aan een ultrasoon dichtheidsonderzoek, zoals bepaald in artikel 590, §§ 4 tot 7, met inachtneming van de volgende tijdsintervallen :
1° om de tien jaar als ze tien à twintig jaar geleden zijn aangekocht;
2° om de vijf jaar als ze eenentwintig à dertig jaar geleden zijn aangekocht;
3° om de drie jaar als ze ouder zijn dan dertig jaar of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld.
De leidingen van deze houders worden ook onderworpen aan een dichtheidsproef met inachtneming van dezelfde periodiciteit.
De houders met dubbele wand en hun leidingen worden ook om de tien jaar onderworpen aan een dichtheidsproef.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde periodiciteit wordt berekend vanaf de datum van het besluit tot toekenning van de exploitatievergunning of vanaf de datum van de laatste controle. ".
Art.5. Le § 3 de l'article 634ter/3 du même Règlement est remplacé par les dispositions suivantes :
" § 3. Les réservoirs à simple paroi, qui sont enfouis ou placés dans une fosse remblayée, sont soumis à une épreuve d'étanchéité effectuée à l'aide d'un liquide sous une pression de 1 kg/cm2 pour les réservoirs métalliques et de 0,3 kg/cm2 pour les réservoirs en plastique thermodurcissable renforcé ou à un contrôle d'étanchéité par ultrasons, tel que précisé à l'article 590, §§ 4 à 7, en respectant les périodicités suivantes :
1° tous les dix ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à vingt ans;
2° tous les cinq ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt et un ans à trente ans;
3° tous les trois ans, pour les réservoirs âgés de plus de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie.
Les tuyauteries de ces réservoirs sont également soumises à une épreuve d'étanchéité suivant la même périodicité.
Les réservoirs double paroi et leurs tuyauteries sont également soumis à une épreuve d'étanchéité à une périodicité de dix ans.
La périodicité, visée aux alinéas 1er et 2, se calcule à partir de la date de l'arrêté d'autorisation d'exploiter ou de celle du dernier contrôle effectué. ".
" § 3. Les réservoirs à simple paroi, qui sont enfouis ou placés dans une fosse remblayée, sont soumis à une épreuve d'étanchéité effectuée à l'aide d'un liquide sous une pression de 1 kg/cm2 pour les réservoirs métalliques et de 0,3 kg/cm2 pour les réservoirs en plastique thermodurcissable renforcé ou à un contrôle d'étanchéité par ultrasons, tel que précisé à l'article 590, §§ 4 à 7, en respectant les périodicités suivantes :
1° tous les dix ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à vingt ans;
2° tous les cinq ans, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt et un ans à trente ans;
3° tous les trois ans, pour les réservoirs âgés de plus de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie.
Les tuyauteries de ces réservoirs sont également soumises à une épreuve d'étanchéité suivant la même périodicité.
Les réservoirs double paroi et leurs tuyauteries sont également soumis à une épreuve d'étanchéité à une périodicité de dix ans.
La périodicité, visée aux alinéas 1er et 2, se calcule à partir de la date de l'arrêté d'autorisation d'exploiter ou de celle du dernier contrôle effectué. ".
Art.6. Artikel 634ter/4 van hetzelfde Reglement wordt vervangen als volgt :
" Art. 634ter/4. § 1. De dichtheidsproeven waarvan sprake in artikel 634ter/3 worden uitgevoerd door erkende " ultrasoon technici ".
De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend onder de volgende voorwaarden :
1° voor natuurlijke personen :
a) burger zijn van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) zijn burgerlijke en politieke rechten niet hebben verloren;
c) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of van elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
d) minstens drie jaar ervaring hebben of een opleiding hebben gevolgd, zoals bepaald in bijlage 1, in een vak betreffende de opslag van ontvlambare vloeistoffen en het gebruik van het ultrasoon apparaat;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;
2° voor rechtspersonen :
a) samengesteld zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of die van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
c) onder de bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te binden, alleen personen tellen die de in 1°, b), c) en d) bedoelde voorwaarden vervullen;
d) beschikken over een vennoot of een werknemer die de in 1° bedoelde voorwaarden vervult om de testen in situ uit te voeren;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd.
§ 2. De aanvraag om erkenning als " ultrasoon technicus " wordt aan de hand van het in bijlage 2 bedoelde formulier bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst of bij afgifte van een ontvangbewijs gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of aan zijn afgevaardigde.
§ 3. De aanvraag is onvolledig als krachtens bijlage 2 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met § 2 hierboven wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
3° als de aanvrager de ontbrekende gegevens niet binnen de in § 4, tweede lid, bedoelde termijn verstrekt.
§ 4. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen aan de aanvrager, te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.
Als de aanvraag onvolledig is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de vereiste gegevens per post toe te sturen of tegen ontvangbewijs af te geven.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen na ontvangst van de ontbrekende gegevens aan de aanvrager. Als hij de aanvraag een tweede keer onvolledig acht, verklaart hij ze niet-ontvankelijk.
Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager, op de wijze en binnen de termijn bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bedoeld in het derde lid, op de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 5. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt de aanvrager zijn beslissing bij ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen, te rekenen van de dag waarop hij zijn beslissing waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht, heeft verzonden.
§ 6. De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend voor een termijn van maximum tien jaar.
§ 7. De erkenning kan elk ogenblik geschorst of ingetrokken worden bij beslissing van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of van zijn afgevaardigde, nadat de houder van de vergunning gehoord is en als hij :
1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;
2° diensten verleent waarvan de kwaliteit onvoldoende is of waarvoor hij niet erkend is.
De beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst of ingetrokken, wordt bij ter post aangetekende brief gestuurd.
§ 8. Binnen twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning. Dat beroep wordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs aan de Minister van Leefmilieu gericht.
De beslissing van de Minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de aanvrager. ".
" Art. 634ter/4. § 1. De dichtheidsproeven waarvan sprake in artikel 634ter/3 worden uitgevoerd door erkende " ultrasoon technici ".
De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend onder de volgende voorwaarden :
1° voor natuurlijke personen :
a) burger zijn van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) zijn burgerlijke en politieke rechten niet hebben verloren;
c) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of van elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
d) minstens drie jaar ervaring hebben of een opleiding hebben gevolgd, zoals bepaald in bijlage 1, in een vak betreffende de opslag van ontvlambare vloeistoffen en het gebruik van het ultrasoon apparaat;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;
2° voor rechtspersonen :
a) samengesteld zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of die van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische Ruimte;
b) niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing voor een overtreding van Titel I van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water, het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen of elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap;
c) onder de bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te binden, alleen personen tellen die de in 1°, b), c) en d) bedoelde voorwaarden vervullen;
d) beschikken over een vennoot of een werknemer die de in 1° bedoelde voorwaarden vervult om de testen in situ uit te voeren;
e) over het nodige materiaal beschikken om de opdrachten te vervullen waarvoor de erkenning vereist wordt;
f) zich niet in een toestand bevinden waarin de opdrachten niet meer vervuld kunnen worden op een objectieve en onafhankelijke manier;
g) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde onmiddellijk bij aangetekende brief met ontvangbewijs in kennis stellen van elke wijziging in de oorspronkelijke erkenningsaanvraag;
h) een verzekeringscontract aangaan om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die voortvloeit uit de opdrachten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd.
§ 2. De aanvraag om erkenning als " ultrasoon technicus " wordt aan de hand van het in bijlage 2 bedoelde formulier bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst of bij afgifte van een ontvangbewijs gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of aan zijn afgevaardigde.
§ 3. De aanvraag is onvolledig als krachtens bijlage 2 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met § 2 hierboven wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
3° als de aanvrager de ontbrekende gegevens niet binnen de in § 4, tweede lid, bedoelde termijn verstrekt.
§ 4. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen aan de aanvrager, te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.
Als de aanvraag onvolledig is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de vereiste gegevens per post toe te sturen of tegen ontvangbewijs af te geven.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen na ontvangst van de ontbrekende gegevens aan de aanvrager. Als hij de aanvraag een tweede keer onvolledig acht, verklaart hij ze niet-ontvankelijk.
Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager, op de wijze en binnen de termijn bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bedoeld in het derde lid, op de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 5. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt de aanvrager zijn beslissing bij ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen, te rekenen van de dag waarop hij zijn beslissing waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht, heeft verzonden.
§ 6. De erkenning als " ultrasoon technicus " wordt verleend voor een termijn van maximum tien jaar.
§ 7. De erkenning kan elk ogenblik geschorst of ingetrokken worden bij beslissing van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of van zijn afgevaardigde, nadat de houder van de vergunning gehoord is en als hij :
1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;
2° diensten verleent waarvan de kwaliteit onvoldoende is of waarvoor hij niet erkend is.
De beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst of ingetrokken, wordt bij ter post aangetekende brief gestuurd.
§ 8. Binnen twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning. Dat beroep wordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs aan de Minister van Leefmilieu gericht.
De beslissing van de Minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de aanvrager. ".
Art.6. L'article 634ter/4 du même Règlement est remplacé par les dispositions suivantes :
" Art. 634ter/4. § 1er. Les épreuves d'étanchéité, dont il est question à l'article 634ter/3, sont effectuées par des techniciens agréés ultrasons.
L'octroi de l'agrément, en tant que " technicien ultrasons ", est subordonné au respect des conditions suivantes :
1° pour les personnes physiques :
a) être ressortissant d'un Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir été privé de ses droits civils et politiques;
c) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un Etat, membre de la Communauté européenne;
d) disposer d'une expérience d'au moins trois ans ou d'une formation, telle que définie en annexe 1, dans un domaine lié au stockage de liquides inflammables et à l'utilisation de l'appareil aux ultrasons;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromette son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception, au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé;
2° pour les personnes morales :
a) être constituée conformément à la législation belge ou à celle d'un autre Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un Etat, membre de la Communauté européenne;
c) ne compter, parmi ses administrateurs, gérants ou personnes ayant le pouvoir d'engager la société, que des personnes qui satisfont aux conditions prévues au 1°, b), c) et d);
d) avoir comme associé ou à son service les personnes qui satisfont au point 1°, pour celles chargées de réaliser les tests in situ;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromettre son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception, au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé.
§ 2. La demande d'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est introduite, au moyen du formulaire repris en annexe 2 du présent arrêté, auprès du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par remise d'un récépissé.
§ 3. La demande est incomplète s'il manque des renseignements ou des documents requis en vertu de l'annexe 2.
La demande est irrecevable :
1° si elle a été introduite en violation du § 2 ci-dessus;
2° si elle est jugée incomplète à deux reprises;
3° si le demandeur ne fournit pas les compléments dans le délai visé au point § 4, alinéa 2.
§ 4. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision statuant sur le caractère complet et recevable de la demande dans un délai de quinze jours à dater du jour où il reçoit la demande.
Si la demande est incomplète, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur les documents manquants. Le demandeur dispose alors de trente jours à dater de la réception de la lettre recommandée pour fournir au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement les compléments demandés par envoi ou par remise contre récépissé.
Dans les quinze jours suivant la réception des compléments, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision sur le caractère complet et recevable de la demande. S'il estime une seconde fois que la demande est incomplète, il la déclare irrecevable.
Si la demande est irrecevable, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur, dans les conditions et délai prévus à l'alinéa 1er, ou le cas échéant, dans le délai prévu à l'alinéa 3, les motifs de l'irrecevabilité.
§ 5. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie sa décision, par lettre recommandée à la poste, au requérant dans un délai de quarante-cinq jours à dater du jour où il a envoyé sa décision attestant le caractère recevable de la demande.
§ 6. L'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est accordé pour une durée de dix ans maximum.
§ 7. L'agrément peut être suspendu ou retiré par décision du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, après que le titulaire de l'agrément ait été entendu et si celui-ci :
1° ne satisfait plus aux conditions d'agrément;
2° fournit des prestations qui sont d'une qualité insuffisante ou pour lesquelles il n'est pas agréé.
La décision de suspension ou de retrait de l'agrément est envoyée par lettre recommandée à la poste.
§ 8. Un recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait de l'agrément peut être introduit, dans les vingt jours qui suivent la réception de la notification de la décision, par lettre recommandée avec accusé de réception, auprès du Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
La décision du Ministre est notifiée au requérant par lettre recommandée à la poste dans un délai de soixante jours à dater du jour de la réception du recours. ".
" Art. 634ter/4. § 1er. Les épreuves d'étanchéité, dont il est question à l'article 634ter/3, sont effectuées par des techniciens agréés ultrasons.
L'octroi de l'agrément, en tant que " technicien ultrasons ", est subordonné au respect des conditions suivantes :
1° pour les personnes physiques :
a) être ressortissant d'un Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir été privé de ses droits civils et politiques;
c) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un Etat, membre de la Communauté européenne;
d) disposer d'une expérience d'au moins trois ans ou d'une formation, telle que définie en annexe 1, dans un domaine lié au stockage de liquides inflammables et à l'utilisation de l'appareil aux ultrasons;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromette son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception, au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé;
2° pour les personnes morales :
a) être constituée conformément à la législation belge ou à celle d'un autre Etat, membre de la Communauté européenne ou d'une partie à l'accord sur l'Espace économique européen;
b) ne pas avoir encouru une condamnation produisant encore des effets par une décision coulée en force de chose jugée pour une infraction au Titre Ier du Règlement général pour la protection du travail, au décret du 30 avril 1990 sur la protection et l'exploitation des eaux souterraines et des eaux potabilisables, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, au décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne ou à toute autre législation équivalente d'un Etat, membre de la Communauté européenne;
c) ne compter, parmi ses administrateurs, gérants ou personnes ayant le pouvoir d'engager la société, que des personnes qui satisfont aux conditions prévues au 1°, b), c) et d);
d) avoir comme associé ou à son service les personnes qui satisfont au point 1°, pour celles chargées de réaliser les tests in situ;
e) disposer du matériel nécessaire pour assurer les missions au titre desquelles l'agrément est requis;
f) ne pas se trouver dans une situation susceptible de compromettre son objectivité et l'exercice indépendant de ses missions;
g) notifier immédiatement, par lettre recommandée avec accusé de réception, au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué, tout changement concernant sa demande d'agrément originaire;
h) disposer d'un contrat d'assurance couvrant la responsabilité civile résultant des missions au titre desquelles l'agrément est demandé.
§ 2. La demande d'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est introduite, au moyen du formulaire repris en annexe 2 du présent arrêté, auprès du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par remise d'un récépissé.
§ 3. La demande est incomplète s'il manque des renseignements ou des documents requis en vertu de l'annexe 2.
La demande est irrecevable :
1° si elle a été introduite en violation du § 2 ci-dessus;
2° si elle est jugée incomplète à deux reprises;
3° si le demandeur ne fournit pas les compléments dans le délai visé au point § 4, alinéa 2.
§ 4. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision statuant sur le caractère complet et recevable de la demande dans un délai de quinze jours à dater du jour où il reçoit la demande.
Si la demande est incomplète, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur les documents manquants. Le demandeur dispose alors de trente jours à dater de la réception de la lettre recommandée pour fournir au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement les compléments demandés par envoi ou par remise contre récépissé.
Dans les quinze jours suivant la réception des compléments, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision sur le caractère complet et recevable de la demande. S'il estime une seconde fois que la demande est incomplète, il la déclare irrecevable.
Si la demande est irrecevable, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur, dans les conditions et délai prévus à l'alinéa 1er, ou le cas échéant, dans le délai prévu à l'alinéa 3, les motifs de l'irrecevabilité.
§ 5. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie sa décision, par lettre recommandée à la poste, au requérant dans un délai de quarante-cinq jours à dater du jour où il a envoyé sa décision attestant le caractère recevable de la demande.
§ 6. L'agrément, en qualité de " technicien ultrasons ", est accordé pour une durée de dix ans maximum.
§ 7. L'agrément peut être suspendu ou retiré par décision du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, après que le titulaire de l'agrément ait été entendu et si celui-ci :
1° ne satisfait plus aux conditions d'agrément;
2° fournit des prestations qui sont d'une qualité insuffisante ou pour lesquelles il n'est pas agréé.
La décision de suspension ou de retrait de l'agrément est envoyée par lettre recommandée à la poste.
§ 8. Un recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait de l'agrément peut être introduit, dans les vingt jours qui suivent la réception de la notification de la décision, par lettre recommandée avec accusé de réception, auprès du Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
La décision du Ministre est notifiée au requérant par lettre recommandée à la poste dans un délai de soixante jours à dater du jour de la réception du recours. ".
Art.7. Er wordt een nieuw artikel 634ter/5 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 634ter/5. § 1. Voor de proeven en onderzoeken, zoals bepaald in artikel 634ter/3 wordt proces-verbaal opgemaakt waarin verschillende gegevens opgenomen worden die in bijlage 3 bij dit besluit voorkomen.
Dit getuigschrift wordt overgemaakt aan de gebruiker die het ter beschikking houdt van de met het toezicht belaste ambtenaar. De technicus bewaart er een afschrift van gedurende minimum drie jaar.
§ 2. Op de vulleiding wordt een zichtbaar, leesbaar, onvervalsbaar, onuitwisbaar en tegen koolwaterstoffen bestand plaatje stevig vastgemaakt en met lood belegd. Dat plaatje vermeldt het adres van de houder, de personalia van de erkende technicus, de datum van de controle, de vervaldatum van de geldigheidsduur van de test en het getuigschriftnummer.
Al naar gelang de verrichte waarnemingen heeft het plaatje de volgende kleur :
1° groen als de houder in orde is;
2° oranje als de houder en de leidingen waterdicht zijn maar als bepaalde herstellingen moeten worden uitgevoerd aan de veiligheidssystemen, de beschermingen, de overloopdetectiesystemen of de inspectieputten. Er wordt ook een oranje plaatje aangebracht gedurende de interne expertise van de houder, alsmede wanneer de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat de voorschriften van het besluit waarbij de exploitatie van de houder wordt toegelaten, niet in acht worden genomen;
3° rood als de houder of de leidingen niet waterdicht zijn.
Het plaatje wordt aangebracht op dezelfde dag dat de test wordt uitgevoerd.
§ 3. Alleen de houders met een groen plaatje, zoals bedoeld in § 2, mogen gevuld en uitgebaat worden. De houders met een oranje plaatje mogen nog gevuld worden tijdens een niet-hernieuwbare overgangsperiode van maximum zes maanden die de maand van de controle begint te lopen. Deze termijn dient om de installatie te herstellen. De houders met een rood plaatje mogen in geen geval gevuld worden.
Het gebrek aan plaatje staat gelijk met een rood plaatje, behalve als de houder in orde bevonden is op grond van een getuigschrift voor een dichtheidstest die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is uitgevoerd.
Als niet bewezen kan worden wat de reële capaciteit van de houder is en hoe oud hij is, wordt hij beschouwd als een houder met een capaciteit van meer dan 3000 liter die meer dan tien jaar geleden is aangekocht. Bijgevolg moet vóór 1 januari 2005 een dichtheidstest uitgevoerd worden.
§ 4. De met het toezicht belaste ambtenaar bedoeld in de §§ 1 en 2 is de ambtenaar of het personeelslid aangewezen overeenkomstig het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming. ".
" Art. 634ter/5. § 1. Voor de proeven en onderzoeken, zoals bepaald in artikel 634ter/3 wordt proces-verbaal opgemaakt waarin verschillende gegevens opgenomen worden die in bijlage 3 bij dit besluit voorkomen.
Dit getuigschrift wordt overgemaakt aan de gebruiker die het ter beschikking houdt van de met het toezicht belaste ambtenaar. De technicus bewaart er een afschrift van gedurende minimum drie jaar.
§ 2. Op de vulleiding wordt een zichtbaar, leesbaar, onvervalsbaar, onuitwisbaar en tegen koolwaterstoffen bestand plaatje stevig vastgemaakt en met lood belegd. Dat plaatje vermeldt het adres van de houder, de personalia van de erkende technicus, de datum van de controle, de vervaldatum van de geldigheidsduur van de test en het getuigschriftnummer.
Al naar gelang de verrichte waarnemingen heeft het plaatje de volgende kleur :
1° groen als de houder in orde is;
2° oranje als de houder en de leidingen waterdicht zijn maar als bepaalde herstellingen moeten worden uitgevoerd aan de veiligheidssystemen, de beschermingen, de overloopdetectiesystemen of de inspectieputten. Er wordt ook een oranje plaatje aangebracht gedurende de interne expertise van de houder, alsmede wanneer de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat de voorschriften van het besluit waarbij de exploitatie van de houder wordt toegelaten, niet in acht worden genomen;
3° rood als de houder of de leidingen niet waterdicht zijn.
Het plaatje wordt aangebracht op dezelfde dag dat de test wordt uitgevoerd.
§ 3. Alleen de houders met een groen plaatje, zoals bedoeld in § 2, mogen gevuld en uitgebaat worden. De houders met een oranje plaatje mogen nog gevuld worden tijdens een niet-hernieuwbare overgangsperiode van maximum zes maanden die de maand van de controle begint te lopen. Deze termijn dient om de installatie te herstellen. De houders met een rood plaatje mogen in geen geval gevuld worden.
Het gebrek aan plaatje staat gelijk met een rood plaatje, behalve als de houder in orde bevonden is op grond van een getuigschrift voor een dichtheidstest die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is uitgevoerd.
Als niet bewezen kan worden wat de reële capaciteit van de houder is en hoe oud hij is, wordt hij beschouwd als een houder met een capaciteit van meer dan 3000 liter die meer dan tien jaar geleden is aangekocht. Bijgevolg moet vóór 1 januari 2005 een dichtheidstest uitgevoerd worden.
§ 4. De met het toezicht belaste ambtenaar bedoeld in de §§ 1 en 2 is de ambtenaar of het personeelslid aangewezen overeenkomstig het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming. ".
Art.7. Un article 634ter/5 nouveau est inséré, libellé comme suit :
" Art. 634ter/5. § 1er. Les épreuves et essais, tels que définis sous l'article 634ter/3, donnent lieu à la rédaction d'un procès-verbal dans lequel se trouvent consignés divers renseignements repris en annexe 3 du présent arrêté.
Ce certificat est remis à l'usager qui les tient à la disposition du fonctionnaire chargé de la surveillance. Le technicien en garde également une copie pendant la durée de validité du test.
§ 2. Une plaquette visible, lisible, infalsifiable, indélébile et résistantes aux hydrocarbures est solidement fixée et validée par un plombage sur la conduite de remplissage, où apparaissent l'adresse du réservoir, les coordonnées du technicien agréé, la date du contrôle, l'échéance de la validité du test et le numéro du certificat.
Sur base des constations faites, la plaquette est de couleur :
1° verte, si le réservoir est en règle;
2° orange, si le réservoir et les tuyauteries sont étanches, mais que certaines réparations s'avèrent nécessaires aux dispositifs de sécurité, aux protections, aux systèmes antidébordement ou encore à la chambre de visite. Une plaquette orange est également apposée durant l'expertise interne du réservoir, de même qu'en cas de non-respect des prescriptions de l'arrêté autorisant l'exploitation du réservoir, constaté par le fonctionnaire chargé de la surveillance;
3° rouge, si le réservoir ou les tuyauteries ne sont pas étanches.
Cette plaquette est placée le jour même de la réalisation du test.
§ 3. Seuls les réservoirs pourvus d'une plaquette verte, visée au § 2, peuvent être remplis et exploités. Les réservoirs munis d'une plaquette orange peuvent encore être remplis pendant une période transitoire de six mois maximum non renouvelable, prenant cours le mois du contrôle. Ce délai est destiné à la mise en ordre de l'installation. Quant aux réservoirs portant une plaquette rouge, ils ne peuvent plus en aucun cas être remplis.
L'absence de plaquette équivaut à une plaquette rouge, sauf si le réservoir possède un certificat de réussite d'un test d'étanchéité antérieur à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
En cas d'absence de preuves sur la capacité réelle du réservoir et de son âge, celui-ci est considéré comme ayant une capacité supérieure à 3 000 litres et dont la date d'acquisition est supérieure à dix ans. Par conséquent, un test d'étanchéité doit être réalisé avant le 1er janvier 2005.
§ 4. Le fonctionnaire chargé de la surveillance, visé aux paragraphes 1er et 2, est le fonctionnaire ou l'agent désigné par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 23 décembre 1992 portant désignation des agents compétents pour rechercher et constater les infractions en matière de protection de l'environnement. ".
" Art. 634ter/5. § 1er. Les épreuves et essais, tels que définis sous l'article 634ter/3, donnent lieu à la rédaction d'un procès-verbal dans lequel se trouvent consignés divers renseignements repris en annexe 3 du présent arrêté.
Ce certificat est remis à l'usager qui les tient à la disposition du fonctionnaire chargé de la surveillance. Le technicien en garde également une copie pendant la durée de validité du test.
§ 2. Une plaquette visible, lisible, infalsifiable, indélébile et résistantes aux hydrocarbures est solidement fixée et validée par un plombage sur la conduite de remplissage, où apparaissent l'adresse du réservoir, les coordonnées du technicien agréé, la date du contrôle, l'échéance de la validité du test et le numéro du certificat.
Sur base des constations faites, la plaquette est de couleur :
1° verte, si le réservoir est en règle;
2° orange, si le réservoir et les tuyauteries sont étanches, mais que certaines réparations s'avèrent nécessaires aux dispositifs de sécurité, aux protections, aux systèmes antidébordement ou encore à la chambre de visite. Une plaquette orange est également apposée durant l'expertise interne du réservoir, de même qu'en cas de non-respect des prescriptions de l'arrêté autorisant l'exploitation du réservoir, constaté par le fonctionnaire chargé de la surveillance;
3° rouge, si le réservoir ou les tuyauteries ne sont pas étanches.
Cette plaquette est placée le jour même de la réalisation du test.
§ 3. Seuls les réservoirs pourvus d'une plaquette verte, visée au § 2, peuvent être remplis et exploités. Les réservoirs munis d'une plaquette orange peuvent encore être remplis pendant une période transitoire de six mois maximum non renouvelable, prenant cours le mois du contrôle. Ce délai est destiné à la mise en ordre de l'installation. Quant aux réservoirs portant une plaquette rouge, ils ne peuvent plus en aucun cas être remplis.
L'absence de plaquette équivaut à une plaquette rouge, sauf si le réservoir possède un certificat de réussite d'un test d'étanchéité antérieur à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
En cas d'absence de preuves sur la capacité réelle du réservoir et de son âge, celui-ci est considéré comme ayant une capacité supérieure à 3 000 litres et dont la date d'acquisition est supérieure à dix ans. Par conséquent, un test d'étanchéité doit être réalisé avant le 1er janvier 2005.
§ 4. Le fonctionnaire chargé de la surveillance, visé aux paragraphes 1er et 2, est le fonctionnaire ou l'agent désigné par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 23 décembre 1992 portant désignation des agents compétents pour rechercher et constater les infractions en matière de protection de l'environnement. ".
Art.8. Er wordt een nieuw artikel 634ter/6 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 634ter/6. De houders met één enkele of met dubbele wand die vóór 1 maart 2001 toegelaten zijn en die met ingang van 12 augustus 1997 meer dan tien jaar geen controles of proeven hebben ondergaan, worden onderworpen aan de in de artikelen 590, 591 en 634ter/3 bedoelde controles, met inachtneming van de volgende tijdschema's :
1° vóór 1 januari 2003 als ze minstens dertig jaar geleden zijn aangekocht of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld;
2° vóór 1 januari 2006 als ze twintig à negenentwintig jaar geleden zijn aangekocht;
3° vóór 1 januari 2010 als ze tien à negentien jaar geleden zijn aangekocht.
In afwijking van het vorige lid, worden de voor de verwarming van de gebouwen bestemde houders van klasse 2 die vóór 12 augustus 1997 toegelaten zijn en die met ingang van dezelfde datum sinds meer dan tien jaar geen controles hebben ondergaan, onderworpen aan de in de artikelen 590, 591 en 634ter/3 bedoelde controles, met inachtneming van de volgende tijdschema's :
1° vóór 1 januari 2003 als ze minstens dertig jaar geleden zijn aangekocht of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld;
2° vóór 1 januari 2006 als ze twintig à negenentwintig jaar geleden zijn aangekocht;
3° vóór 1 januari 2010 als ze tien à negentien jaar geleden zijn aangekocht. ".
" Art. 634ter/6. De houders met één enkele of met dubbele wand die vóór 1 maart 2001 toegelaten zijn en die met ingang van 12 augustus 1997 meer dan tien jaar geen controles of proeven hebben ondergaan, worden onderworpen aan de in de artikelen 590, 591 en 634ter/3 bedoelde controles, met inachtneming van de volgende tijdschema's :
1° vóór 1 januari 2003 als ze minstens dertig jaar geleden zijn aangekocht of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld;
2° vóór 1 januari 2006 als ze twintig à negenentwintig jaar geleden zijn aangekocht;
3° vóór 1 januari 2010 als ze tien à negentien jaar geleden zijn aangekocht.
In afwijking van het vorige lid, worden de voor de verwarming van de gebouwen bestemde houders van klasse 2 die vóór 12 augustus 1997 toegelaten zijn en die met ingang van dezelfde datum sinds meer dan tien jaar geen controles hebben ondergaan, onderworpen aan de in de artikelen 590, 591 en 634ter/3 bedoelde controles, met inachtneming van de volgende tijdschema's :
1° vóór 1 januari 2003 als ze minstens dertig jaar geleden zijn aangekocht of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld;
2° vóór 1 januari 2006 als ze twintig à negenentwintig jaar geleden zijn aangekocht;
3° vóór 1 januari 2010 als ze tien à negentien jaar geleden zijn aangekocht. ".
Art.8. Un article 634ter/6 nouveau est inséré, libellé comme suit :
" Art. 634ter/6. Les réservoirs simple paroi ou double paroi, autorisés avant le 1er mars 2001 et qui n'ont pas fait l'objet de contrôles ou épreuves depuis plus de dix ans à dater du 12 août 1997, font l'objet des contrôles prévus aux articles 590, 591 et 634ter/3, suivant le calendrier ci-après :
1° avant le 1er janvier 2003, pour les réservoirs dont l'acquisition date d'au moins trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie;
2° avant le 1er janvier 2006, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt à vingt-neuf ans;
3° avant le 1er janvier 2010, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à dix-neuf ans.
Par dérogation à l'alinéa précédent, les réservoirs de classe 2, destinés au chauffage des bâtiments qui ont été autorisés avant le 12 août 1997 et qui n'ont pas fait l'objet de contrôle depuis plus de dix ans à cette même date, font l'objet des contrôles prévus aux articles 590, 591 et 634bis/3, suivant le calendrier ci-après :
1° avant le 1er janvier 2003, pour les réservoirs dont l'acquisition date d'au moins trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie;
2° avant le 1er janvier 2004, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt à vingt-neuf ans;
3° avant le 1er janvier 2005, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à dix-neuf ans. ".
" Art. 634ter/6. Les réservoirs simple paroi ou double paroi, autorisés avant le 1er mars 2001 et qui n'ont pas fait l'objet de contrôles ou épreuves depuis plus de dix ans à dater du 12 août 1997, font l'objet des contrôles prévus aux articles 590, 591 et 634ter/3, suivant le calendrier ci-après :
1° avant le 1er janvier 2003, pour les réservoirs dont l'acquisition date d'au moins trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie;
2° avant le 1er janvier 2006, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt à vingt-neuf ans;
3° avant le 1er janvier 2010, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à dix-neuf ans.
Par dérogation à l'alinéa précédent, les réservoirs de classe 2, destinés au chauffage des bâtiments qui ont été autorisés avant le 12 août 1997 et qui n'ont pas fait l'objet de contrôle depuis plus de dix ans à cette même date, font l'objet des contrôles prévus aux articles 590, 591 et 634bis/3, suivant le calendrier ci-après :
1° avant le 1er janvier 2003, pour les réservoirs dont l'acquisition date d'au moins trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie;
2° avant le 1er janvier 2004, pour les réservoirs dont l'acquisition date de vingt à vingt-neuf ans;
3° avant le 1er janvier 2005, pour les réservoirs dont l'acquisition date de dix à dix-neuf ans. ".
Art.9. Er wordt een nieuw artikel 634quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 634quater. Elke houder wordt uitgerust met een overloopdetectiesysteem (fluitje om aan te geven dat de houder 95 % van zijn maximale capaciteit heeft bereikt, elektronische of mechanische sonde die de vulling automatisch stopzet wanneer de houder 98 % van zijn maximale capaciteit bereikt).
Deze apparatuur wordt vóór 1 januari 2005 geplaatst. ".
" Art. 634quater. Elke houder wordt uitgerust met een overloopdetectiesysteem (fluitje om aan te geven dat de houder 95 % van zijn maximale capaciteit heeft bereikt, elektronische of mechanische sonde die de vulling automatisch stopzet wanneer de houder 98 % van zijn maximale capaciteit bereikt).
Deze apparatuur wordt vóór 1 januari 2005 geplaatst. ".
Art.9. Un article 634quater nouveau est inséré, libellé comme suit :
" Art. 634quater. Tout réservoir est équipé d'un dispositif antidébordement (sifflet signalant que le réservoir a atteint 95 % de sa capacité maximale, sonde électronique ou mécanique permettant un arrêt automatique du remplissage lorsque le réservoir a atteint 98 % de sa capacité maximale).
Ce dispositif est mis en place avant le 1er janvier 2005. ".
" Art. 634quater. Tout réservoir est équipé d'un dispositif antidébordement (sifflet signalant que le réservoir a atteint 95 % de sa capacité maximale, sonde électronique ou mécanique permettant un arrêt automatique du remplissage lorsque le réservoir a atteint 98 % de sa capacité maximale).
Ce dispositif est mis en place avant le 1er janvier 2005. ".
Art.10. De dichtheidsproeven en -onderzoeken die vóór 1 maart 2001 worden uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 590, § 2, en 591, § 2 en 634ter/3, § 3, van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, blijven geldig voor de duur vermeld in het dichtheidsgetuigschrift.
De gekleurde plaatjes voor het al dan niet vullen van de houder zijn pas geldig als de overgangsmaatregelen niet meer van toepassing zijn.
De gekleurde plaatjes voor het al dan niet vullen van de houder zijn pas geldig als de overgangsmaatregelen niet meer van toepassing zijn.
Art.10. Les épreuves et contrôles d'étanchéité, réalisés conformément aux articles 590, § 2, 591, § 2, 634ter/3, § 3, du Règlement général pour la protection du travail, avant le 1er mars 2001, restent valables pour le terme fixé dans le certificat d'étanchéité.
L'application effective des plaquettes de couleur, pour le remplissage ou non du réservoir, n'entre en vigueur qu'à la fin des mesures transitoires.
L'application effective des plaquettes de couleur, pour le remplissage ou non du réservoir, n'entre en vigueur qu'à la fin des mesures transitoires.
Art.11. Artikel 681bis/2 wordt gewijzigd als volgt :
1° punt 8° wordt gewijzigd als volgt inkuiping :
" bovengronds kuipvormig werk dat waterdicht is tegen vloeistoffen die opgevangen zouden kunnen worden en dat volgens de regelen der kunst uit onbrandbaar materiaal vervaardigd is; ";
2° er wordt een punt 19° ingevoegd, luidend als volgt :
" 19° ondoordringbaar : met een dynamische permeabiliteitscoëfficiënt ten opzichte van koolwaterstoffen van minder dan 2.10-9 cm/s, of een totale statische waterabsorptie-coëfficiënt (NBN B 15-215) van minder dan 7,5 %. Deze waarden moeten door een erkend studiebureau bevestigd worden. ".
1° punt 8° wordt gewijzigd als volgt inkuiping :
" bovengronds kuipvormig werk dat waterdicht is tegen vloeistoffen die opgevangen zouden kunnen worden en dat volgens de regelen der kunst uit onbrandbaar materiaal vervaardigd is; ";
2° er wordt een punt 19° ingevoegd, luidend als volgt :
" 19° ondoordringbaar : met een dynamische permeabiliteitscoëfficiënt ten opzichte van koolwaterstoffen van minder dan 2.10-9 cm/s, of een totale statische waterabsorptie-coëfficiënt (NBN B 15-215) van minder dan 7,5 %. Deze waarden moeten door een erkend studiebureau bevestigd worden. ".
Art.11. A l'article 681bis/2, sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 8°, le terme " étanche " est remplacé par les termes " imperméable aux liquides susceptibles d'être recueillis ";
2° un point 19° est ajouté et libellé comme suit :
" 19° imperméable : ayant un coefficient dynamique de perméabilité vis-à-vis des hydrocarbures inférieur à 2.10-9cm/s ou un coefficient d'absorption statique d'eau total (NBN B 15-215) inférieur à 7,5 %. Ces valeurs sont attestées par un service technique compétent. ".
1° au point 8°, le terme " étanche " est remplacé par les termes " imperméable aux liquides susceptibles d'être recueillis ";
2° un point 19° est ajouté et libellé comme suit :
" 19° imperméable : ayant un coefficient dynamique de perméabilité vis-à-vis des hydrocarbures inférieur à 2.10-9cm/s ou un coefficient d'absorption statique d'eau total (NBN B 15-215) inférieur à 7,5 %. Ces valeurs sont attestées par un service technique compétent. ".
Art.12. In artikel 681bis/63, worden de termen " artikel 681bis/74, § 3 " vervangen door de termen " artikel 681bis/74, § 4 ".
Art.12. A l'article 681bis/63, les termes " article 681bis/74, § 3 " sont remplacés par les termes " article 681bis/74, § 4 ".
Art.13. In artikel 681bis/65, eerste lid, wordt het voorzetsel " en ", tussen het zinsdeel " voor de grond en de ondergrond " en het zinsdeel " de referentiewaarden voor het grondwater ", vervangen door het voorzetsel " of ".
Art.13. A l'article 681bis/65, alinéa 1er, entre les termes " pour le sol et du sous-sol " et les termes " les valeurs de référence pour l'eau souterraine ", le mot " et " est remplacé par le mot " ou ".
Art.14. In artikel 681bis/69, eerste zin, wordt de betrekkelijke bijzin " die geen overdreven kosten veroorzaken " ingevoegd na het zinsdeel " via maatregelen conform de beste beschikbare technieken ".
Art.14. A l'article 681bis/69, 1ère phrase, entre les termes " aux meilleures techniques disponibles " et les termes " les valeurs-seuils pour le sol ", sont ajoutés les termes " n'engendrant pas de coûts excessifs ".
Art.15. Artikel 681bis/73 wordt gewijzigd als volgt :
1° in § 1, 1°, wordt punt b geschrapt;
2° de §§ 2 tot 6 worden vervangen door de volgende §§ 2 tot 8 :
" § 2. De aanvraag om erkenning als deskundige wordt aan de hand van het in bijlage 4 bedoelde formulier bij ter post aangetekende brief met ontvangbewijs of bij afgifte van een bericht van ontvangst gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of aan zijn afgevaardigde.
§ 3. De aanvraag is onvolledig als krachtens bijlage 4 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met § 2 hierboven wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
3° als de aanvrager de ontbrekende gegevens niet binnen de in § 4, tweede lid, bedoelde termijn verstrekt.
§ 4. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen aan de aanvrager, te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.
Als de aanvraag onvolledig is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de vereiste gegevens per post toe te sturen of tegen ontvangbewijs af te geven.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen na ontvangst van de ontbrekende gegevens aan de aanvrager. Als hij de aanvraag een tweede keer onvolledig acht, verklaart hij ze niet-ontvankelijk.
Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager, op de wijze en binnen de termijn bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bedoeld in het derde lid, op de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 5. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt de aanvrager zijn beslissing bij ter post aangetekende brief binnen vijfenveertig dagen te rekenen :
1° van de dag waarop hij zijn beslissing verzendt waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht;
2° zoniet, van de dag na afloop van de termijn binnen welke hij zijn beslissing moet verzenden waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht.
§ 6. De erkenning als deskundige wordt verleend voor een termijn van maximum tien jaar.
§ 7. De erkenning kan elk ogenblik geschorst of ingetrokken worden bij beslissing van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of van zijn afgevaardigde, nadat de houder van de vergunning gehoord is en als hij :
1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;
2° diensten verleent waarvan de kwaliteit onvoldoende is of waarvoor hij niet erkend is.
De beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst of ingetrokken, wordt bij ter post aangetekende brief gestuurd.
§ 8. Binnen twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning. Dat beroep wordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs aan de Minister van Leefmilieu gericht.
De beslissing van de Minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de aanvrager. ".
1° in § 1, 1°, wordt punt b geschrapt;
2° de §§ 2 tot 6 worden vervangen door de volgende §§ 2 tot 8 :
" § 2. De aanvraag om erkenning als deskundige wordt aan de hand van het in bijlage 4 bedoelde formulier bij ter post aangetekende brief met ontvangbewijs of bij afgifte van een bericht van ontvangst gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of aan zijn afgevaardigde.
§ 3. De aanvraag is onvolledig als krachtens bijlage 4 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met § 2 hierboven wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
3° als de aanvrager de ontbrekende gegevens niet binnen de in § 4, tweede lid, bedoelde termijn verstrekt.
§ 4. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen aan de aanvrager, te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.
Als de aanvraag onvolledig is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de vereiste gegevens per post toe te sturen of tegen ontvangbewijs af te geven.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt zijn beslissing waarbij hij de aanvraag volledig en ontvankelijk acht binnen vijftien dagen na ontvangst van de ontbrekende gegevens aan de aanvrager. Als hij de aanvraag een tweede keer onvolledig acht, verklaart hij ze niet-ontvankelijk.
Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, wijst de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde de aanvrager, op de wijze en binnen de termijn bedoeld in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bedoeld in het derde lid, op de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 5. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn afgevaardigde stuurt de aanvrager zijn beslissing bij ter post aangetekende brief binnen vijfenveertig dagen te rekenen :
1° van de dag waarop hij zijn beslissing verzendt waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht;
2° zoniet, van de dag na afloop van de termijn binnen welke hij zijn beslissing moet verzenden waarbij hij de aanvraag ontvankelijk acht.
§ 6. De erkenning als deskundige wordt verleend voor een termijn van maximum tien jaar.
§ 7. De erkenning kan elk ogenblik geschorst of ingetrokken worden bij beslissing van de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of van zijn afgevaardigde, nadat de houder van de vergunning gehoord is en als hij :
1° de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;
2° diensten verleent waarvan de kwaliteit onvoldoende is of waarvoor hij niet erkend is.
De beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst of ingetrokken, wordt bij ter post aangetekende brief gestuurd.
§ 8. Binnen twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning. Dat beroep wordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs aan de Minister van Leefmilieu gericht.
De beslissing van de Minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep bij ter post aangetekend schrijven meegedeeld aan de aanvrager. ".
Art.15. A l'article 681bis/73, sont apportées les modifications suivantes :
1° le point b du 1° du § 1er est abrogé;
2° les §§ 2 à 6 sont remplacés par les §§ 2 à 8 suivants :
" § 2. La demande d'agrément en qualité d'expert est introduite, au moyen du formulaire repris en annexe 4 du présent arrêté, auprès du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par remise d'un récépissé.
§ 3. La demande est incomplète s'il manque des renseignements ou des documents requis en vertu de l'annexe 4.
La demande est irrecevable :
1° si elle a été introduite en violation du § 2 ci-dessus;
2° si elle est jugée incomplète à deux reprises;
3° si le demandeur ne fournit pas les compléments dans le délai visé au point § 4, alinéa 2.
§ 4. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision statuant sur le caractère complet et recevable de la demande dans un délai de quinze jours à dater du jour où il reçoit la demande.
Si la demande est incomplète, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur les documents manquants. Le demandeur dispose alors de trente jours à dater de la réception de la lettre recommandée pour fournir au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement les compléments demandés par envoi ou par remise contre récépissé.
Dans les quinze jours suivant la réception des compléments, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision sur le caractère complet et recevable de la demande. S'il estime une seconde fois que la demande est incomplète, il la déclare irrecevable.
Si la demande est irrecevable, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur, dans les conditions et délai prévus à l'alinéa 1er, ou le cas échéant, dans le délai prévu à l'alinéa 3, les motifs de l'irrecevabilité.
§ 5. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie sa décision, par lettre recommandée à la poste, au requérant dans un délai de quarante-cinq jours à dater :
1° du jour où il a envoyé sa décision attestant le caractère recevable de la demande;
2° à défaut, du jour suivant le délai qui lui était imparti pour envoyer sa décision sur le caractère recevable de la demande.
§ 6. L'agrément, en qualité d'expert, est accordé pour une durée de dix ans maximum.
§ 7. L'agrément peut être suspendu ou retiré par décision du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son delégué, après que le titulaire de l'agrément ait été entendu et si celui-ci :
1° ne satisfait plus aux conditions d'agrément;
2° fournit des prestations qui sont d'une qualité insuffisante ou pour lesquelles il n'est pas agréé.
La décision de suspension ou de retrait de l'agrément est envoyée par lettre recommandée à la poste.
§ 8. Un recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait de l'agrément peut être introduit, dans les vingt jours qui suivent la réception de la notification de la décision par lettre recommandée avec accusé de reception, auprès du Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
La décision du Ministre est notifiée au requérant par lettre recommandée à la poste dans un délai de soixante jours à dater du jour de la réception du recours. ".
1° le point b du 1° du § 1er est abrogé;
2° les §§ 2 à 6 sont remplacés par les §§ 2 à 8 suivants :
" § 2. La demande d'agrément en qualité d'expert est introduite, au moyen du formulaire repris en annexe 4 du présent arrêté, auprès du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son délégué, par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par remise d'un récépissé.
§ 3. La demande est incomplète s'il manque des renseignements ou des documents requis en vertu de l'annexe 4.
La demande est irrecevable :
1° si elle a été introduite en violation du § 2 ci-dessus;
2° si elle est jugée incomplète à deux reprises;
3° si le demandeur ne fournit pas les compléments dans le délai visé au point § 4, alinéa 2.
§ 4. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision statuant sur le caractère complet et recevable de la demande dans un délai de quinze jours à dater du jour où il reçoit la demande.
Si la demande est incomplète, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur les documents manquants. Le demandeur dispose alors de trente jours à dater de la réception de la lettre recommandée pour fournir au directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement les compléments demandés par envoi ou par remise contre récépissé.
Dans les quinze jours suivant la réception des compléments, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie au demandeur sa décision sur le caractère complet et recevable de la demande. S'il estime une seconde fois que la demande est incomplète, il la déclare irrecevable.
Si la demande est irrecevable, le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué indique au demandeur, dans les conditions et délai prévus à l'alinéa 1er, ou le cas échéant, dans le délai prévu à l'alinéa 3, les motifs de l'irrecevabilité.
§ 5. Le directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son délégué envoie sa décision, par lettre recommandée à la poste, au requérant dans un délai de quarante-cinq jours à dater :
1° du jour où il a envoyé sa décision attestant le caractère recevable de la demande;
2° à défaut, du jour suivant le délai qui lui était imparti pour envoyer sa décision sur le caractère recevable de la demande.
§ 6. L'agrément, en qualité d'expert, est accordé pour une durée de dix ans maximum.
§ 7. L'agrément peut être suspendu ou retiré par décision du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou son delégué, après que le titulaire de l'agrément ait été entendu et si celui-ci :
1° ne satisfait plus aux conditions d'agrément;
2° fournit des prestations qui sont d'une qualité insuffisante ou pour lesquelles il n'est pas agréé.
La décision de suspension ou de retrait de l'agrément est envoyée par lettre recommandée à la poste.
§ 8. Un recours contre la décision de refus, de suspension ou de retrait de l'agrément peut être introduit, dans les vingt jours qui suivent la réception de la notification de la décision par lettre recommandée avec accusé de reception, auprès du Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
La décision du Ministre est notifiée au requérant par lettre recommandée à la poste dans un délai de soixante jours à dater du jour de la réception du recours. ".
Art.16. Artikel 681bis/74 wordt gewijzigd als volgt :
1° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Alle bepalingen van Afdeling 4 - " Grond en ondergrond " zijn toepasselijk zodra dit besluit in werking treedt. ";
2° § 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. Onverminderd de bepalingen van § 2, moeten de bestaande benzinestations aan de bepalingen van dit besluit voldoen met inachtneming van het volgende tijdschema :
1° vóór 1 januari 2003 als ze minstens dertig jaar geleden zijn aangekocht of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld;
2° vóór 1 januari 2006 als ze twintig à negenentwintig jaar geleden zijn aangekocht;
3° vóór 1 januari 2010 als ze tien à negentien jaar geleden zijn aangekocht. ".
1° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Alle bepalingen van Afdeling 4 - " Grond en ondergrond " zijn toepasselijk zodra dit besluit in werking treedt. ";
2° § 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. Onverminderd de bepalingen van § 2, moeten de bestaande benzinestations aan de bepalingen van dit besluit voldoen met inachtneming van het volgende tijdschema :
1° vóór 1 januari 2003 als ze minstens dertig jaar geleden zijn aangekocht of als hun aankoopdatum niet kan worden vastgesteld;
2° vóór 1 januari 2006 als ze twintig à negenentwintig jaar geleden zijn aangekocht;
3° vóór 1 januari 2010 als ze tien à negentien jaar geleden zijn aangekocht. ".
Art.16. A l'article 681bis/74, sont apportées les modifications suivantes :
1° le § 2 est remplacé par le § suivant :
" § 2. L'ensemble des dispositions de la Section 4 - " Sol et sous-sol " sont d'application dès l'entrée en vigueur du présent arrêté. ";
2° le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
" § 4. Sans préjudice des dispositions du § 2, les stations-service existantes se conforment aux prescriptions du présent arrêté, suivant le calendrier ci-après :
1° avant le 1er janvier 2003, pour les stations-service équipées de réservoirs dont l'acquisition date d'au moins de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie;
2° avant le 1er janvier 2006, pour les stations-service équipées de réservoirs dont l'acquisition date de vingt à vingt-neuf ans;
3° avant le 1er janvier 2010, pour toutes les autres stations-service. ".
1° le § 2 est remplacé par le § suivant :
" § 2. L'ensemble des dispositions de la Section 4 - " Sol et sous-sol " sont d'application dès l'entrée en vigueur du présent arrêté. ";
2° le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
" § 4. Sans préjudice des dispositions du § 2, les stations-service existantes se conforment aux prescriptions du présent arrêté, suivant le calendrier ci-après :
1° avant le 1er janvier 2003, pour les stations-service équipées de réservoirs dont l'acquisition date d'au moins de trente ans ou dont la date d'acquisition ne peut être établie;
2° avant le 1er janvier 2006, pour les stations-service équipées de réservoirs dont l'acquisition date de vingt à vingt-neuf ans;
3° avant le 1er janvier 2010, pour toutes les autres stations-service. ".
Art.17. In artikel 6, § 1 van bijlage 1 bij het besluit van 4 maart 1999, worden de woorden " het type bestemming IV " vervangen door de woorden " het type bestemming III ".
Art.17. A l'article 6, § 1er de l'annexe 1 de l'arrêté du 4 mars 1999, les termes " type d'affectation IV " est remplacé par les termes " type d'affectation III ".
Art.18. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 3, 6, 11 à 17 en 20.
Art.18. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du troisième mois qui suit sa publication au Moniteur belge, à l'exception des articles 3, 6, 11 à 17 et 20.
Art.19. De bijlagen 1 tot 4 worden gevoegd bij Hoofdstuk II - " Bijzondere maatregelen toepasselijk in zekere nijverheidstakken " van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming.
Art.19. Les annexes 1 à 4 qui suivent sont jointes au Chapitre II - " Mesures spéciales applicables à certaines industries " du Titre III du Règlement général pour la protection du travail.
Art.20. De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
Art.20. Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. Minimale inhoud van de opleiding die moet worden gevolgd om te voldoen aan de voorschriften van artikel 634ter/4, § 1, 1°, e), van het wijzigingsbesluit.
De opleiding duurt minimum 20 uren en slaat met name op de punten m.b.t. de technologie en de uitrusting van de houders.
1. Houders.
1. Bouw.
2. Installatie.
3. Accessoires.
4. Bepaling van de capaciteit.
2. Lekdetectiesysteem.
1. Detectie van lekken door het aanbrengen van een vloeistof tussen de wanden.
2. Detectie van lekken door onderdruk.
3. Detectie van lekken door overdruk.
4. Detectie van lekken voor een in een kuil geplaatste houder met één enkele wand.
5. Detectie van lekken voor een rechtstreeks in de grond ingegraven houder met één enkele wand.
3. Vervaardiging van een houder met dubbele wand door het aanbrengen van een soepele binnenmembraan.
4. Controle van de houder.
1. Detectie van water en slib in de houder.
2. Vaststelling van verontreiniging buiten de houder.
3. Metingen van potentiaalverschillen tussen de grond en de houder.
4. Controle van het overloopdetectiesysteem.
5. Dichtheidsproeven van de houder en de leidingen.
5. Corrosie en kathodische bescherming.
1. Preventie van verontreiniging.
6. Praktische gegevens.
1. Grondbeginselen inzake brandpreventie en -bestrijding.
2. Lijst van het gereedschap van de controleur.
Bijkomende gegevens.
1. De aardolie en derivaten.
2. Tabel van de volumewijzigingen naar gelang van de temperatuur.
3. Conversietabel.
4. Verbrandingswaarde van de voor ruimteverwarming gebruikte brandstoffen.
5. Het internationaal eenhedenstelsel.
6. Grootten, symbolen van de eenheid.
7. De warmte-, elektriciteits-, mechanica- en sterkteleereenheden.
8. Conversietabellen.
9. De verschillende manieren om vloeibare brandstoffen op te slaan.
10. Basisschema's van de leidingen : eigenschappen en accessoires.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
De opleiding duurt minimum 20 uren en slaat met name op de punten m.b.t. de technologie en de uitrusting van de houders.
1. Houders.
1. Bouw.
2. Installatie.
3. Accessoires.
4. Bepaling van de capaciteit.
2. Lekdetectiesysteem.
1. Detectie van lekken door het aanbrengen van een vloeistof tussen de wanden.
2. Detectie van lekken door onderdruk.
3. Detectie van lekken door overdruk.
4. Detectie van lekken voor een in een kuil geplaatste houder met één enkele wand.
5. Detectie van lekken voor een rechtstreeks in de grond ingegraven houder met één enkele wand.
3. Vervaardiging van een houder met dubbele wand door het aanbrengen van een soepele binnenmembraan.
4. Controle van de houder.
1. Detectie van water en slib in de houder.
2. Vaststelling van verontreiniging buiten de houder.
3. Metingen van potentiaalverschillen tussen de grond en de houder.
4. Controle van het overloopdetectiesysteem.
5. Dichtheidsproeven van de houder en de leidingen.
5. Corrosie en kathodische bescherming.
1. Preventie van verontreiniging.
6. Praktische gegevens.
1. Grondbeginselen inzake brandpreventie en -bestrijding.
2. Lijst van het gereedschap van de controleur.
Bijkomende gegevens.
1. De aardolie en derivaten.
2. Tabel van de volumewijzigingen naar gelang van de temperatuur.
3. Conversietabel.
4. Verbrandingswaarde van de voor ruimteverwarming gebruikte brandstoffen.
5. Het internationaal eenhedenstelsel.
6. Grootten, symbolen van de eenheid.
7. De warmte-, elektriciteits-, mechanica- en sterkteleereenheden.
8. Conversietabellen.
9. De verschillende manieren om vloeibare brandstoffen op te slaan.
10. Basisschema's van de leidingen : eigenschappen en accessoires.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
Art. N1. Annexe 1. Contenu minimum de la formation à suivre pour répondre aux prescriptions du point e) du 1° du § 1er de l'article 634ter/4 de l'arrêté modificatif.
La formation d'une durée minimum de vingt heures aborde notamment les points relatifs à la technologie et équipement des réservoirs.
Les réservoirs.
1. Construction.
2. Mise en place.
3. Accessoires.
4. Détermination de la capacité.
Système de détection de fuites.
1. Détection de fuites avec un fluide interparois.
2. Détection de fuites par dépression.
3. Détection de fuites par surpression.
4. Détection de fuites pour un réservoir simple paroi placé dans une fosse.
5. Détection de fuites pour un réservoir simple paroi enfoui directement dans le sol.
Réalisation d'un réservoir à double paroi par le placement d'une membrane intérieure souple.
Contrôle du réservoir.
1. Détection de la présence d'eau et de boue dans le réservoir.
2. Constatations de pollution hors du réservoir.
3. Mesures de différences de potentiel entre le sol et le réservoir.
4. Contrôle de système antidébordement.
5. Epreuves d'étanchéité du réservoir et des conduites.
Corrosivite et protection cathodique.
1. Prévention de la pollution.
Données pratiques.
1. Notions de prévention et lutte contre les incendies.
2. Liste de l'outillage nécessaire au contrôleur.
Informations complémentaires.
Le pétrole et ses dérivés.
Tableau de la variation de volume en fonction de la température.
Table de conversion.
Pouvoirs calorifiques des combustibles utilisés en chauffage domestique.
Le système international d'unités.
Grandeurs, symboles de l'unité.
Les unités thermiques, d'électricité, de mécanique et de resistance des matériaux.
Tables de conversion.
Les différents types de stockage des combustibles liquides.
Schémas de principe des tuyauteries : caractéristiques et accessoires.
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
La formation d'une durée minimum de vingt heures aborde notamment les points relatifs à la technologie et équipement des réservoirs.
Les réservoirs.
1. Construction.
2. Mise en place.
3. Accessoires.
4. Détermination de la capacité.
Système de détection de fuites.
1. Détection de fuites avec un fluide interparois.
2. Détection de fuites par dépression.
3. Détection de fuites par surpression.
4. Détection de fuites pour un réservoir simple paroi placé dans une fosse.
5. Détection de fuites pour un réservoir simple paroi enfoui directement dans le sol.
Réalisation d'un réservoir à double paroi par le placement d'une membrane intérieure souple.
Contrôle du réservoir.
1. Détection de la présence d'eau et de boue dans le réservoir.
2. Constatations de pollution hors du réservoir.
3. Mesures de différences de potentiel entre le sol et le réservoir.
4. Contrôle de système antidébordement.
5. Epreuves d'étanchéité du réservoir et des conduites.
Corrosivite et protection cathodique.
1. Prévention de la pollution.
Données pratiques.
1. Notions de prévention et lutte contre les incendies.
2. Liste de l'outillage nécessaire au contrôleur.
Informations complémentaires.
Le pétrole et ses dérivés.
Tableau de la variation de volume en fonction de la température.
Table de conversion.
Pouvoirs calorifiques des combustibles utilisés en chauffage domestique.
Le système international d'unités.
Grandeurs, symboles de l'unité.
Les unités thermiques, d'électricité, de mécanique et de resistance des matériaux.
Tables de conversion.
Les différents types de stockage des combustibles liquides.
Schémas de principe des tuyauteries : caractéristiques et accessoires.
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
Art. N2. Bijlage 2. Formulier van het Waals Gewest voor de aanvraag om erkenning : " ultrasoon technicus ".
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-01-2001, p. 1259 - 1262).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-01-2001, p. 1259 - 1262).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
Art. N2. Annexe 2. Formulaire de la Région wallonne de demande d'agrément dans la discipline : " technicien ultrasons ".
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 17-01-2001, p. 1226 - 1229).
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 17-01-2001, p. 1226 - 1229).
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
Art. N3. Bijlage 3. Model van attest.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-01-2001, p. 1263 - 1264).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-01-2001, p. 1263 - 1264).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
Art. N3. Annexe 3. Certificat-type.
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 17-01-2001, p. 1229 - 1230).
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 17-01-2001, p. 1229 - 1230).
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
Art. N4. Bijlage 4. Formulier van het Waals Gewest voor de aanvraag om erkenning in de vakken : " opslaginstallatie " en " grond- en ondergrondverontreiniging ".
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-01-2001, p. 1264 - 1267).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-01-2001, p. 1264 - 1267).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2000 tot wijziging van Titel III van het algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat betreft de controles op de opslag van ontvlambare vloeistoffen en de installatie en de uitbating van benzinestations.
Namen, 30 november 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Leefmilieu,
M. FORET
Art. N4. Annexe 4. Formulaire de la Région wallonne de demande d'agrément dans les disciplines : " installation de stockage " et " pollution du sol et du sous-sol ".
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 17-01-2001, p. 1231 - 1234).
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 17-01-2001, p. 1231 - 1234).
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2000 modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne les contrôles des dépôts de liquides inflammables et l'implantation et l'exploitation des stations-service.
Namur, le 30 novembre 2000.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Aménagement du territoire, de l'Urbanisme et de l'Environnement,
M. FORET