Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
23 MEI 2001. - Koninklijk besluit tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-05-2001 en tekstbijwerking tot 04-07-2024)
Titre
23 MAI 2001. - Arrêté royal portant règlement général en matière de garantie de revenus aux personnes âgées. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 31-05-2001 et mise à jour au 04-07-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (75)
Texte (75)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions liminaires.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan :
  1° onder " wet " : de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;
  2° onder " Minister " : de Minister die de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft;
  3° onder " burgemeester " : de burgemeester of de door hem gemachtigde ambtenaar van het gemeentebestuur;
  4° onder " [2 Dienst]2 " : [2 de Federale Pensioendienst]2;
  5° onder " hoofdverblijfplaats " : het begrip zoals het voorkomt in (artikel 3) van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen; <KB 2006-07-11/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2001>
  6° onder " inkomensgarantie " : de inkomensgarantie voor ouderen, ingesteld door de in 1° bedoelde wet;
  7° onder " aanvrager " : de persoon die de inkomensgarantie heeft aangevraagd of wiens recht op inkomensgarantie ambtshalve wordt onderzocht;
  [1 8° wettelijk samenwonende: de persoon die een schriftelijke verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd met toepassing van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek.]1
  
Article 1. Pour l'application du présent arrêté il y a lieu d'entendre :
  1° par " loi " : la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées;
  2° par " Ministre " : le Ministre qui a les Pensions dans ses attributions;
  3° par " bourgmestre " : le bourgmestre ou le fonctionnaire de l'administration communale délégué par lui;
  4° par " [2 le Service]2 " : [2 le Service fédéral des Pensions]2;
  5° par " résidence principale " : la notion telle qu'elle figure à l'(article 3) de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population et aux cartes d'identité modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un registre national des personnes physiques; <AR 2006-07-11/32, art. 1, 005; En vigueur : 01-06-2001>
  6° par " garantie de revenus " : la garantie de revenus aux personnes âgées instituée par la loi visée au 1°;
  7° par " demandeur " : la personne qui a demandé la garantie de revenus ou dont le droit à la garantie de revenus est examiné d'office;
  [1 8° cohabitant légal : la personne qui a fait une déclaration écrite de cohabitation légale en application de l'article 1475 du Code civil.]1
  
HOOFDSTUK II. - De aanvragen en de administratieve procedure.
CHAPITRE II. - Des demandes et de la procédure administrative.
Afdeling 1. - Aanvraag ingediend bij het gemeentebestuur.
Section 1. - Demande introduite auprès de l'administration communale.
Art.2. <KB 2007-04-21/62, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2007> De aanvraag wordt ontvangen door de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Art.2. <AR 2007-04-21/62, art. 2, 007; En vigueur : 01-09-2007> La demande est reçue par le bourgmestre de la commune dans laquelle le demandeur a sa résidence principale.
Art.3. <KB 2007-04-21/62, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2007> De burgemeester is ertoe gehouden de pensioenaanvragen minstens eenmaal per week in ontvangst te nemen.
  Hij informeert de burgers over het lokaal en de openingstijden waar de aanvragers zich mogen aanbieden.
Art.3. <AR 2007-04-21/62, art. 2, 007; En vigueur : 01-09-2007> Le bourgmestre est tenu de recevoir les demandes de pension au moins une fois par semaine.
  Il informe des citoyens du local et des heures d'ouverture auxquels les demandeurs peuvent se présenter.
Art.4. <KB 2007-04-21/62, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2007> De aanvrager moet zich persoonlijk bij de burgemeester aanbieden en in het bezit zijn van zijn identiteitskaart.
  Hij kan zich laten vertegenwoordigen door een daartoe speciaal gemachtigd persoon. Deze persoon moet meerderjarig zijn en in het bezit van het in het vorige lid bedoelde stuk, evenals van zijn eigen identiteitskaart en van een bij de aanvraag te voegen volmacht.
Art.4. <AR 2007-04-21/62, art. 2, 007; En vigueur : 01-09-2007> Le demandeur est tenu de se présenter personnellement chez le bourgmestre et d'être en possession de sa carte d'identité.
  Il peut se faire représenter par une personne spécialement mandatée à cet effet. Cette personne doit être majeure et être en possession du document visé à l'alinéa précédent ainsi que de sa propre carte d'identité et d'une procuration jointe à la demande.
Art.5. <KB 2007-04-21/62, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2007> Wanneer de aanvrager of zijn lasthebber zich aanbiedt om een pensioenaanvraag in te dienen, maakt de burgemeester onmiddellijk een door de [1 Dienst]1 ter beschikking gesteld elektronische aanvraag op. Hij vermeldt er minstens de naam, voorna(a)me(n), en geboortedatum van de aanvrager, zijn identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsook de datum van de aanvraag en de gewenste ingangsdatum op.
  Deze aanvraag wordt onmiddellijk elektronisch doorgezonden naar de [1 Dienst]1 met naleving van de door de [1 Dienst]1 voorgeschreven procedure.
  De [1 Dienst]1 zendt per kerende post via elektronische weg een ontvangstmelding terug die bestemd is voor de aanvrager of voor zijn lasthebber en die de datum vermeldt waarop de aanvraag is ingediend.
  
Art.5. <AR 2007-04-21/62, art. 2, 007; En vigueur : 01-09-2007> Lorsque le demandeur ou son mandataire se présente en vue d'introduire une demande de pension, le bourgmestre établit immédiatement une demande électronique mise à sa disposition par [1 le Service]1 Il y mentionne au minimum les nom, prénom(s), date de naissance du demandeur, son numéro d'identification au Registre national des personnes physiques ainsi que la date de la demande et la date de prise de cours souhaitée.
  Cette demande est immédiatement transmise électroniquement [1 au Service]1 moyennant le respect de la procédure prescrite par [1 le Service]1.
  [1 Le Service]1 envoie immédiatement un accusé de réception électronique destiné au demandeur ou à son mandataire, qui mentionne la date d'introduction de la demande.
  
Art.6. <KB 2007-04-21/62, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2007> Wanneer een elektronische aanvraag niet mogelijk is, maakt de burgemeester een door de Rijksdienst ter beschikking gesteld papieren document op. Hij vermeldt er minstens de naam, voorna(a)me(n), en geboortedatum van de aanvrager, zijn identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsook de datum van de aanvraag en de gewenste ingangsdatum op.
  De burgemeester overhandigt aan de aanvrager of aan zijn lasthebber een ontvangstbewijs dat de datum vermeldt waarop de aanvraag is ingediend.
  Binnen drie werkdagen na ontvangst van de aanvraag stuurt de burgemeester ze naar de hoofdzetel van de [1 Dienst]1.
  Al de aanvragen die deel uitmaken van eenzelfde zending worden vermeld op een door genoemde [1 Dienst]1 ter beschikking van de burgemeester gesteld borderel. Het borderel wordt in dubbel exemplaar opgesteld. Een exemplaar wordt door dezelfde [1 Dienst]1 als ontvangstbewijs naar de burgemeester teruggezonden.
  
Art.6. <AR 2007-04-21/62, art. 2, 007; En vigueur : 01-09-2007> Lorsqu'une demande électronique est impossible, le bourgmestre établit un document papier fourni par [1 le Service]1. Il y mentionne au minimum les nom, prénom(s), date de naissance du demandeur, son numéro d'identification au Registre national des personnes physiques ainsi que la date de la demande et la date de prise de cours souhaitée.
  Le bourgmestre remet au demandeur ou à son mandataire un accusé de réception qui mentionne la date d'introduction de la demande.
  Dans les trois jours ouvrables de la réception de la demande, le bourgmestre l'envoie au siège central [1 du Service]1.
  Toutes les demandes qui font partie d'un même envoi sont reprises sur un bordereau mis à disposition du bourgmestre par [1 le Service]1. Le bordereau est dressé en double exemplaire. Un exemplaire est renvoyé au bourgmestre par [1 le Service]1 comme accusé de réception.
  
Art.7. <KB 2007-04-21/62, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2007> In geen enkel geval mag de burgemeester weigeren een aanvraag in ontvangst te nemen.
  Noch vóór noch na het vervullen van de formaliteiten van indiening van de aanvraag mag hij het in artikel 6 bedoelde formulier aan de aanvrager, aan zijn lasthebber of aan een derde overhandigen.
Art.7. <AR 2007-04-21/62, art. 2, 007; En vigueur : 01-09-2007> En aucun cas le bourgmestre ne peut refuser de recevoir une demande.
  Il ne peut remettre le formulaire visé à l'article 6 au demandeur, à son mandataire ou à une tierce personne, ni avant ni après l'accomplissement des formalités d'introduction de la demande.
Afdeling 2. - Aanvraag ingediend bij de [1 Dienst]1.
Section 2. - Demande introduite auprès [1 du Service]1.
Art.8. § 1. De persoon die in België zijn hoofdverblijfplaats heeft, mag zich persoonlijk wenden tot de [1 Dienst]1 om zijn aanvraag in te dienen.
  Onder de in artikel 4 bepaalde voorwaarden kan hij zich evenwel laten vertegenwoordigen door een daartoe speciaal gemachtigd persoon.
  Op voorlegging van zijn identiteitskaart wordt de aanvraag opgesteld op een daartoe voorzien formulier; het wordt gedateerd en ondertekend door de aanvrager of door zijn lasthebber.
  § 2. De [1 Dienst]1 overhandigt aan de aanvrager of zijn lasthebber een ontvangstbewijs dat de datum vermeldt waarop de aanvraag is ingediend.
  
Art.8. § 1er. La personne qui a sa résidence principale en Belgique peut se présenter en personne [1 au Service]1 en vue d'introduire leur demande.
  Aux conditions visées à l'article 4, il peut également se faire représenter par une personne spécialement mandatée à cet effet.
  Sur la production de sa carte d'identité la demande est consignée sur un formulaire prévu à cet effet; elle est datée et signée par le demandeur ou son mandataire.
  § 2. [1 Le Service]1 remet au demandeur ou à son mandataire un accusé de réception mentionnant la date à laquelle la demande est introduite.
  
Afdeling 3. - Identificatie.
Section 3. - Identification.
Art.9. De [1 Dienst]1 is verplicht zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te richten om de informatiegegevens bedoeld bij artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen te verkrijgen of wanneer hij de juistheid van deze informatiegegevens nagaat.
  Het beroep doen op een andere bron is slechts toegestaan in de mate dat de nodige informatiegegevens niet bij het Rijksregister kunnen verkregen worden. In dit geval deelt de [1 Dienst]1 de inhoud van de informatiegegevens, ten titel van inlichting, mee aan het Rijksregister van de natuurlijke personen en voegt hij er de bewijsstukken bij.
  
Art.9. [1 Le Service]1 est tenu de s'adresser au Registre national des personnes physiques pour obtenir les informations visées à l'article 3, alinéas 1er et 2, de la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques ou lorsqu'il vérifie l'exactitude de ces informations.
  Le recours à une autre source n'est autorisé que dans la mesure où les informations nécessaires ne peuvent pas être obtenues auprès du Registre national. Dans ce cas, [1 le Service]1 communique le contenu des informations, à titre de renseignement, au Registre national des personnes physiques en y joignant les documents justificatifs.
  
Afdeling 4. - Toekenning van ambtswege.
Section 4. - Octroi d'office.
Art.10. § 1. De [1 Dienst]1 gaat op de in de artikelen 3 of 17 van de wet bedoelde leeftijd over tot een vaststelling van ambtswege van de rechten op de inkomensgarantie voor de personen die in het genot zijn van :
  1° een tegemoetkoming aan gehandicapten krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan de gehandicapten;
  2° het bestaansminimum krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum;
  3° een pensioen in de regeling voor werknemers of voor zelfstandigen, zelfs indien het vervroegd werd toegekend, tenzij het bedrag ervan de toekenning van de inkomensgarantie verhindert.
  Het recht op inkomensgarantie gaat in de eerste van de maand die volgt op deze waarop de in het eerste lid bedoelde leeftijd wordt bereikt.
  § 2. De instellingen of besturen die de in § 1, 1° of 2°, bedoelde voordelen betalen, stellen de [1 Dienst]1 hiervan in kennis zes maanden voor de in § 1 bedoelde leeftijd wordt bereikt.
  
Art.10. § 1er. [1 Le Service]1 procède à l'examen d'office des droits à la garantie de revenus des personnes qui atteignent l'âge visé aux articles 3 ou 17 de la loi et qui bénéficient :
  1° d'une allocation de handicapé en vertu de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux handicapés;
  2° du minimum de moyens d'existence en vertu de la loi du 7 août 1974 instituant le droit au minimum de moyens d'existence;
  3° d'une pension dans le régime des travailleurs salariés ou indépendants, même si elle est octroyée anticipativement, à moins que son montant empêche l'octroi de la garantie de revenus.
  Le droit à la garantie de revenus prend cours le premier du mois qui suit celui au cours duquel l'âge visé à l'alinéa 1er est atteint.
  § 2. Les institutions ou administrations qui paient les prestations visées au paragraphe 1er, 1° ou 2°, informent [1 le Service]1 six mois avant que l'âge visé au paragraphe 1er soit atteint.
  
Afdeling 5. - Voorschotten.
Section 5. - Avances.
Art.11. De [1 Dienst]1 kan voorschotten uitbetalen wanneer uit het onderzoek van de rechten op inkomensgarantie, zowel administratief als gerechtelijk, blijkt dat er nog geen definitieve beslissing kan worden genomen.
  De [1 Dienst]1 stelt het bedrag van de voorschotten vast op grond van de bewijsstukken waarover hij beschikt.
  Met een mededeling die niet vatbaar is voor beroep, stelt de [1 Dienst]1 de gerechtigde ervan in kennis dat voorschotten zullen worden uitbetaald.
  
Art.11. [1 Le Service]1 peut payer des avances lorsqu'il apparaît, lors de l'instruction des droits à la garantie de revenus, au degré administratif ou juridictionnel, qu'une décision définitive ne peut pas encore être prise.
  [1 Le Service]1 détermine le montant des avances sur la base des éléments probants en sa possession.
  Par une communication qui n'est pas susceptible de recours, [1 le Service]1 fait savoir au bénéficiaire qu'il sera procédé au paiement d'avances.
  
Afdeling 6. - Nieuwe beslissingen.
Section 6. - Nouvelles décisions.
Art.12. § 1. De gerechtigde op een inkomensgarantie die op grond van een definitieve beslissing of van een rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft is toegekend, kan een nieuwe aanvraag indienen in de vormen bepaald in de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
  Een nieuwe aanvraag kan slechts gegrond worden verklaard op basis van nieuwe bewijselementen die vroeger niet aan de administratieve overheid of aan het bevoegde rechtscollege werden voorgelegd of op grond van een wijziging van een wettelijke of reglementaire bepaling.
  De personen aan wie het recht op inkomensgarantie werd geweigerd, beschikken, onder dezelfde voorwaarden, over die mogelijkheid.
  De nieuwe beslissing gaat in de eerste dag van de maand volgend op die waarin de nieuwe aanvraag werd ingediend.
  § 2. Het verzoekschrift bij de arbeidsrechtbank of het hoger beroep bij het arbeidshof inzake een beslissing over een inkomensgarantie geldt als nieuwe aanvraag om inkomensgarantie indien het wegens laattijdigheid onontvankelijk wordt verklaard.
Art.12. § 1er. Le bénéficiaire de la garantie de revenus accordée en vertu d'une décision définitive ou d'une décision juridictionnelle ayant force de chose jugée a la faculté d'introduire une nouvelle demande dans les formes prévues aux sections 2 et 3 de ce chapitre.
  Une nouvelle demande ne peut être déclarée fondée qu'au vu d'éléments de preuve nouveaux qui n'avaient pas été soumis antérieurement à l'autorité administrative ou à la juridiction compétente ou en raison d'une modification d'une disposition légale ou réglementaire.
  Cette faculté est reconnue, aux mêmes conditions, aux personnes auxquelles le bénéfice de la garantie de revenus a été refusé.
  La nouvelle décision prend cours le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel la nouvelle demande a été introduite.
  § 2. La requête devant le tribunal du travail ou l'appel devant la cour du travail portant sur une décision relative à la garantie de revenus valent nouvelle demande de la garantie de revenus s'ils sont déclarés irrecevables pour cause de forclusion.
Art.13. § 1. (Wanneer vastgesteld wordt dat aan de administratieve beslissing een juridische of materiële vergissing kleeft, treft de [1 Dienst]1 een nieuwe beslissing ter verbetering van deze juridische of materiële vergissing.
  De nieuwe beslissing heeft uitwerking op datum waarop de verbeterde beslissing had moeten ingaan.
  Onverminderd de toepassing van § 2 van dit artikel of van artikel 21 van de wet van 13 juni 1966 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden, zal, als de vergissing aan de administratie te wijten is, de nieuwe beslissing evenwel uitwerking hebben op de eerste dag van de maand na de kennisgeving, als het recht op de uitkering kleiner is dan het recht dat eerst werd toegekend.
  Wanneer de [1 Dienst]1 vaststelt dat de juridische of de materiële vergissing een hogere betaling dan het recht op de uitkering heeft veroorzaakt, kan hij de betaling bij bewarende maatregel beperken tot het bedrag dat hij als wettelijk verschuldigd beschouwt. In dit geval heeft, ondanks de bepalingen van het vorig lid, de verbeterende beslissing die het bedrag van de uitkering beperkt, uitwerking de eerste dag van de maand waarin de bewarende maatregel werd toegepast.) <KB 2003-07-11/80, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2003>
  § 2. De [1 Dienst]1 kan de beslissing intrekken en een nieuwe beslissing nemen binnen de termijn van indiening van een verzoekschrift bij de arbeidsrechtbank of als een verzoekschrift werd ingediend, tot op de sluiting van de debatten, wanneer :
  a) op de ingangsdatum van de inkomensgarantie het recht door een wettelijke of reglementaire bepaling is gewijzigd;
  b) een nieuw feit of nieuwe bewijselementen die een terugslag hebben op het recht van de aanvrager tijdens het geding worden ingeroepen;
  c) vastgesteld wordt dat aan de beslissing een administratieve vergissing kleeft.
  
Art.13. § 1er. (Lorsqu'il est constaté que la décision administrative est entachée d'une erreur de droit ou d'une erreur matérielle, [1 le Service]1 prend une nouvelle décision corrigeant cette erreur de droit ou matérielle.
  La nouvelle décision produit ses effets à la date à laquelle la décision rectifiée aurait dû prendre effet.
  Sans préjudice de l'application du § 2 du présent article ou de l'article 21 de la loi du 13 juin 1966 relative à la pension de retraite et de survie des ouvriers, des employés, des marins naviguant sous pavillon belge, des ouvriers mineurs et des assurés libres, la nouvelle décision produira toutefois ses effets, en cas d'erreur due à l'administration, le premier jour du mois qui suit la notification si le droit à la prestation est inférieur à celui accordé initialement.
  Lorsque [1 le Service]1 constate que l'erreur de droit ou l'erreur matérielle a provoqué un paiement supérieur au droit à la prestation, il peut, par mesure conservatoire, limiter le paiement au montant qu'il estime légalement dû. Dans ce cas, nonobstant les dispositions de l'alinéa précédent, la décision rectificative réduisant le montant de la prestation rétroagit au premier jour du mois au cours duquel la mesure conservatoire a été appliquée.) <AR 2003-07-11/80, art. 4, 003; En vigueur : 01-10-2003>
  § 2. [1 Le Service]1 peut rapporter la décision et prendre une nouvelle décision dans le délai d'introduction d'une requête devant le tribunal du travail ou si une requête a été introduite, jusqu'à la clôture des débats, lorsque :
  a) à la date de prise de cours de la garantie de revenus le droit est modifié par une disposition légale ou réglementaire;
  b) un fait nouveau ou des éléments de preuve nouveaux ayant une incidence sur les droits du demandeur sont invoqués en cours d'instance;
  c) il est constaté que la décision est entachée d'erreur administrative.
  
Art.14. [1 § 1. De [2 Dienst]2 kan van ambtswege de rechten op inkomensgarantie herzien wanneer hij één van de volgende feiten vaststelt:
   1° de wijziging van het aantal personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen en wiens bestaansmiddelen en pensioenen in aanmerking komen;
   2° de wijziging van het aantal minderjarige kinderen en meerderjarige kinderen waarvoor kinderbijslag wordt genoten;
   3° een wijziging in de bestaansmiddelen;
   4° nieuwe bewijselementen met betrekking tot de eerder al dan niet in aanmerking genomen bestaansmiddelen;
   5° nieuwe bewijselementen met betrekking tot de eerder al dan niet in aanmerking genomen bestaansmiddelen, ingevolge het overlijden van de gerechtigde op inkomensgarantie die zijn hoofdverblijfplaats niet deelt conform de bepaling van artikel 6, § 2 van de wet;
   6° een wijziging in het bedrag van de pensioenen, die uitsluitend voortspruit uit een nieuwe toekenningsbeslissing; in dit geval wordt de beslissing herzien, rekening houdend met deze wijziging, zonder dat wordt overgegaan tot een nieuw onderzoek van de bestaansmiddelen.
   Het recht op inkomensgarantie wordt, in voorkomend geval, herzien vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de wijziging zich heeft voorgedaan.
   § 2. Indien de onder paragraaf 1, 1°, bedoelde gebeurtenis te wijten is aan het overlijden van de gerechtigde of van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, gaat de [2 Dienst]2 over tot een nieuw onderzoek van de inkomensgarantie van de langstlevende gerechtigde, rekening houdend met de uit de nalatenschap werkelijk ontvangen goederen en stuurt hem een nieuwe beslissing.
   Dit nieuw onderzoek naar de bestaansmiddelen beperkt zich tot de goederen die hij of de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelde, van de in het eerste lid bedoelde overledene werkelijk ontvangen heeft en die zich bij de andere, als ongewijzigd beschouwde bestaansmiddelen en persoonlijke pensioenen zullen voegen.
   Indien de langstlevende gerechtigde het bewijs levert dat hij geen goed uit de nalatenschap van de in het eerste lid bedoelde overledene heeft ontvangen, maakt de inkomensgarantie het voorwerp uit van een nieuwe beslissing, waarbij geen rekening gehouden wordt met de bestaansmiddelen van de overledene.
   In afwachting van de in het eerste lid bedoelde nieuwe beslissing, wordt de inkomensgarantie herberekend en betaald onder de vorm van terugvorderbare voorschotten. Voor de vaststelling van het bedrag van de voorschotten, worden de bestaansmiddelen van de overledene geacht voor een gelijk deel toe te behoren aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met de overledene dezelfde hoofdverblijfplaats deelde.
   Indien, gelet op de werkelijke erfopvolging, de langstlevende gerechtigde meent aanspraak te kunnen maken op een hoger voorschot, verstuurt hij aan de [2 Dienst]2 een afschrift van de aangifte van de nalatenschap of van elk ander document dat het bewijs levert van de wijze waarop de nalatenschap vereffend is. In voorkomend geval zet de Rijksdienst het bedrag van de voorschotten recht.
   § 3. Indien de gebeurtenis bedoeld onder paragraaf 1, 1°, te wijten is aan het feit dat de gerechtigde of de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, wordt opgenomen in een rusthuis, in een rust- en verzorgingstehuis of in een psychiatrische verzorgingsinstelling, worden, zonder nieuw onderzoek ten gronde van de bestaansmiddelen:
   1° voor de opgenomen persoon enkel de persoonlijke bestaansmiddelen en pensioenen in aanmerking genomen voor de vaststelling van de inkomensgarantie;
   2° voor de andere gerechtigde enkel de persoonlijke bestaansmiddelen en pensioenen in aanmerking genomen.
   De in aanmerking te nemen bedragen van de bestaansmiddelen en de pensioenen stemmen overeen met deze die voor de meest recente beslissing of herziening in aanmerking genomen werden. Ieder van de gerechtigden wordt met een gewone brief van de nieuwe beslissing in kennis gesteld.
   § 4. Indien de onder paragraaf 1, 1°, bedoelde gebeurtenis te wijten is aan het overlijden van de gerechtigde of van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, kan de [2 Dienst]2 postuum overgaan tot een nieuw onderzoek van het eerder vastgestelde recht op inkomensgarantie van de gerechtigde en/of echtgenoot of wettelijk samenwonende, rekening houdend met de nieuwe bewijselementen inzake de bestaansmiddelen voortspruitend uit de nalatenschap teneinde een nieuwe beslissing te versturen.
   § 5. Indien de onder paragraaf 1, 4°, bedoelde gebeurtenis te wijten is aan het overlijden van de gerechtigde die de hoofdverblijfplaats niet deelt conform de bepaling van artikel 6 § 2 van de wet, kan de [2 Dienst]2 postuum overgaan tot een nieuw onderzoek van het eerder vastgestelde recht op inkomensgarantie van de overleden gerechtigde, rekening houdend met de nieuwe bewijselementen inzake de bestaansmiddelen voortspruitend uit de nalatenschap teneinde een nieuwe beslissing te versturen.]1

  
Art.14. [1 § 1er. [2 Le Service]2 peut revoir d'office les droits à la garantie de revenus lorsqu'il constate l'un des faits suivants :
   1° la modification du nombre de personnes qui partagent la même résidence principale et dont les ressources et pensions entrent en ligne de compte;
   2° la modification du nombre d'enfants mineurs d'âge et d'enfants majeurs pour lesquels des allocations familiales sont perçues;
   3° une modification intervenant dans les ressources;
   4° de nouveaux éléments de preuve relatifs à la prise en considération antérieure ou non des ressources;
   5° de nouveaux éléments de preuve concernant les ressources prises en considération antérieurement ou non, suite au décès du bénéficiaire de la garantie de revenus qui ne partage pas sa résidence principale conformément à la disposition de l'article 6, § 2 de la loi;
   6° une modification intervenant dans le montant des pensions, qui résulte exclusivement d'une nouvelle décision d'attribution; dans ce cas, la décision est revue, compte tenu de cette modification, sans qu'il soit procédé à un nouvel examen des ressources.
   Le droit à la garantie de revenus sera, le cas échéant, revu à partir du premier jour du mois qui suit le mois au cours duquel la modification est intervenue.
   § 2. Si l'événement visé au paragraphe 1er, 1°, est dû au décès du bénéficiaire ou du conjoint ou du cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale, [2 le Service]2 procède à un nouvel examen de la garantie de revenus du bénéficiaire survivant, compte tenu des biens réellement reçus dans la succession et lui envoie une nouvelle décision.
   Ce nouvel examen des ressources se limite aux biens du défunt visé à l'alinéa 1er réellement recueillis par lui et/ou par le conjoint ou le cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale, qui, le cas échéant, s'ajouteront à ses autres ressources et pensions personnelles, ainsi qu'à celles des autres personnes avec qui il partage la même résidence principale, considérées comme inchangées.
   Si le bénéficiaire survivant produit la preuve qu'il n'a recueilli aucun bien de la succession du défunt visé à l'alinéa 1er, la garantie de revenus fait l'objet d'une nouvelle décision sans prise en compte de ressources du défunt.
   Dans l'attente de la nouvelle décision visée à l'alinéa 1er, la garantie de revenus est recalculée et payée sous forme d'avances récupérables. Pour la détermination du montant des avances, les ressources du défunt sont présumées appartenir à parts égales au conjoint survivant ou au cohabitant légal qui partageait avec le défunt la même résidence principale.
   Si le bénéficiaire survivant estime pouvoir prétendre à une avance plus importante compte tenu de la dévolution successorale effective, il fait parvenir [2 au Service]2 une copie de la déclaration de succession ou tout autre document qui atteste la manière selon laquelle la succession est dévolue. Le cas échéant, [2 le Service]2 rectifie le montant des avances.
   § 3. Lorsque l'événement visé au paragraphe 1er, 1°, résulte de l'admission du bénéficiaire ou du conjoint ou du cohabitant légal qui partage avec lui la même résidence principale, dans une maison de repos ou une maison de repos et de soins, ou une institution de soins psychiatriques, sans qu'il soit procédé à un nouvel examen des ressources :
   1° pour la personne qui y est accueillie, seules ses ressources et ses pensions personnelles sont prises en compte pour la fixation de la garantie de revenus;
   2° pour l'autre bénéficiaire, il est uniquement tenu compte des ressources et des pensions personnelles.
   Les montants des ressources et des pensions à prendre en considération correspondent à ceux dont il a été tenu compte lors de la plus récente décision ou révision. La nouvelle décision est notifiée à chacun des bénéficiaires par courrier ordinaire.
   § 4. Si l'événement visé au paragraphe 1er, 1° est imputable au décès du bénéficiaire ou du conjoint ou du cohabitant légal qui partage avec lui la même résidence principale, [2 le Service]2 peut procéder à titre posthume à un nouvel examen du droit préalablement fixé à la garantie de revenus du bénéficiaire et/ou du conjoint ou cohabitant légal, compte tenu des nouveaux éléments de preuve en matière de ressources provenant de la succession afin d'envoyer une nouvelle décision.
   § 5. Si l'événement visé au paragraphe 1er, 4° est imputable au décès du bénéficiaire qui ne partage pas la résidence principale conformément à la disposition de l'article 6, § 2 de la loi, [2 le Service]2 peut procéder à titre posthume à un nouvel examen du droit préalablement fixé à la garantie de revenus du bénéficiaire décédé, compte tenu des nouveaux éléments de preuve en matière de ressources provenant de la succession afin d'envoyer une nouvelle décision.]1

  
Afdeling 7. - Het onderzoek naar de bestaansmiddelen.
Section 7. - L'examen des ressources.
Art.15. [1 § 1. De [2 Dienst]2 gaat, in voorkomend geval, over tot een onderzoek naar de bestaansmiddelen; te dien einde zendt hij aan de aanvrager een formulier van aangifte van bestaansmiddelen.
   Indien de aanvrager met de echtgenoot of de wettelijk samenwonende dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, wordt aan ieder een formulier van aangifte van bestaansmiddelen toegezonden.
   De aanvrager en de echtgenoot of de wettelijk samenwonende waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, moeten nauwkeurig antwoorden op de verschillende gestelde vragen, bevestigen dat de verstrekte inlichtingen oprecht en volledig zijn en het nazicht ervan toelaten. Zij ondertekenen hun formulier en voegen ieder hun meest recente aanslagbiljet van de inkomstenbelastingen bij, evenals een door hen voor waar verklaarde lijst met opgave van de roerende en onroerende goederen die ten bezwarende titel of om niet werden afgestaan en de zakelijke rechten die zij op deze roerende en onroerende goederen konden laten gelden. De lijst wordt gestaafd door een afschrift van de verkoops-, schenkings- of notariële akte.
   De aanvrager en de echtgenoot of de wettelijk samenwonende waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, zijn ertoe gehouden dat formulier in te vullen en samen met de gevraagde bewijsstukken terug te zenden binnen de maand na de ontvangst ervan.
   Indien de aanvrager en/of de echtgenoot of de wettelijk samenwonende waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, niet voldoet aan de bij het vorige lid bedoelde verplichting, wordt hem een herinnering gezonden; indien hij aan deze herinnering geen gevolg geeft binnen een termijn van één maand, wordt de inkomensgarantie geweigerd.
   § 2. De gerechtigde op de inkomensgarantie dient de bij artikel 5, § 1, derde lid, van de wet beoogde aangifte in bij de [2 Dienst]2.
   De bij het eerste lid beoogde aangifte moet de datum, de aard en het bedrag vermelden van de wijziging die zich in de in aanmerking te nemen bestaansmiddelen heeft voorgedaan.]1

  
Art.15. [1 § 1er. [2 Le Service]2 procède, le cas échéant, à une enquête sur les ressources; à cet effet, il fait parvenir au demandeur un formulaire de déclaration de ressources.
   Si le demandeur partage avec le conjoint ou le cohabitant légal la même résidence principale, un formulaire de déclaration des ressources est envoyé à chacun d'eux.
   Le demandeur, ainsi que le conjoint ou le cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale, doit répondre de façon précise aux diverses questions posées, certifier sincères et complets les renseignements fournis et en autoriser la vérification. Ils signent leur formulaire et joignent chacun leur plus récent avertissement-extrait de rôle de l'administration des contributions directes, ainsi qu'une liste attestée sur l'honneur des biens mobiliers et immobiliers cédés à titre onéreux ou à titre gratuit et des droits réels qu'ils pouvaient faire valoir sur ces biens mobiliers et immobiliers. La liste est étayée d'une copie de l'acte de vente, de donation ou de l'acte notarié.
   Le demandeur et le conjoint ou le cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale, est tenu de remplir et de renvoyer ce formulaire accompagné des éléments de preuve requis dans le mois de sa réception.
   Si le demandeur et/ou le conjoint ou le cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale, ne satisfait pas à l'obligation visée à l'alinéa précédent, il lui est adressé un rappel; s'il ne donne pas suite à ce rappel dans un délai d'un mois, la garantie de revenus est refusée.
   § 2. Le bénéficiaire de la garantie de revenus adresse [2 au Service]2 la déclaration visée à l'article 5, paragraphe 1er, alinéa 3, de la loi.
   La déclaration visée à l'alinéa 1er doit mentionner la date, la nature et le montant de la modification intervenue dans les ressources à prendre en considération.]1

  
Art. 15/1. [1 De [2 Dienst]2 kijkt de inlichtingen meegedeeld door de aanvrager evenals door de echtgenoot of de wettelijk samenwonende waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, na via een elektronische toegang tot de databanken van de FOD Financiën. Deze toegang is beperkt tot de gegevens nodig voor de controle van inlichtingen bedoeld in de wet en dit besluit, met naleving van de machtiging van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.]1
  
Art. 15/1. [1 [2 Le Service]2 vérifie les informations communiquées par le demandeur ainsi que par le conjoint ou le cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale, via un accès électronique aux banques de données du SPF Finances. Cet accès est limité aux données nécessaires au contrôle des informations visées dans la loi et le présent arrêté, dans le respect de l'autorisation de la Commission de la protection de la vie privée.]1
  
Art.16. [1 Wanneer de procedure voorzien in artikel 15/1 niet toelaat om alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de controle van de in artikel 15 bedoelde aangifte, wordt deze voor nazicht doorgestuurd aan de bevoegde dienst van de FOD Financiën.]1
  
Art.16. [1 Lorsque la procédure prévue à l'article 15/1 ne permet pas de réunir toutes les données nécessaires au contrôle de la déclaration visée à l'article 15, celle-ci est transmise pour vérification au service compétent du SPF Finances.]1
  
Art.17. [1 De bevoegde dienst van de FOD Financiën deelt de door de [2 Dienst]2 gevraagde gegevens mee. De bevoegde dienst is ertoe gehouden alle inlichtingen te geven betreffende de roerende en onroerende goederen waarvan de aanvrage en de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, eigenaar of vruchtgebruiker zijn of geweest zijn.
   De bevoegde dienst van de FOD Financiën verstrekt alle gegevens die in zijn bezit zijn, inzonderheid die betreffende de hypothecaire leningen en renten, evenals de roerende waarden van de aanvrager en de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, die door een aangifte van nalatenschap, een akte van verdeling of van vereffening, een akte verschenen in de verzameling van akten van vennootschappen of door gelijk welke andere akte werden bekendgemaakt.]1

  
Art.17. [1 Le service compétent du SPF Finances communique les données demandées par [2 le Service]2. Le service compétent est tenu de communiquer tous les renseignements relatifs aux biens mobiliers et immobiliers dont le demandeur, et le conjoint ou le cohabitant légal qui partage avec lui la même résidence principale, sont ou ont été propriétaires ou usufruitiers.
   Le service compétent du SPF Finances fournit toutes les données qui sont en sa possession, en particulier celles portant sur les prêts hypothécaires et les rentes ainsi que sur les valeurs mobilières du demandeur et du conjoint ou du cohabitant légal qui partage avec lui la même résidence principale, qui ont été communiquées par une déclaration de succession, un acte de partage ou de liquidation, un acte paru dans le recueil des actes de sociétés ou par n'importe quel autre acte.]1

  
Art.18. [1 De bevoegde dienst van de FOD Financiën stelt de [2 Dienst]2 in kennis van elke wijziging die zich zou voordoen in de vermogenstoestand van de belanghebbende en/of van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt.
   Hij is ertoe gehouden naar aanleiding van het overlijden van een in het eerste lid vermelde persoon, de [2 Dienst]2 kennis te geven van de aanslag inzake nalatenschap.
   Hij is ertoe gehouden, indien hij in toepassing van artikel 1240bis van het Burgerlijk Wetboek ertoe bevoegd is, de [2 Dienst]2 kennis te geven van de bevoegde notaris aan wie de erfgenamen vragen om een akte of een attest van erfopvolging op te stellen.]1

  
Art.18. [1 Le service compétent du SPF Finances informe [2 le Service]2 de toute modification qui interviendrait dans la situation patrimoniale de l'intéressé et/ou du conjoint ou du cohabitant légal qui partage avec lui la même résidence principale.
   Il est tenu, suite au décès d'une personne mentionnée à l'alinéa 1er, d'informer [2 le Service]2 en matière d'imposition de succession.
   Il est tenu, s'il y est habilité en application de l'article 1240bis du Code civil, de faire connaître [2 au Service]2 le notaire compétent à qui les héritiers demandent d'établir un acte ou une attestation de succession.]1

  
HOOFDSTUK III. - De berekening van de bestaansmiddelen.
CHAPITRE III. - Le calcul des ressources.
Afdeling 1. - De vrijstellingen.
Section 1. - Les immunisations.
Onderafdeling 1. - Volledig vrijgestelde inkomsten.
Sous-section 1. - Les revenus entièrement immunisés.
Art.19. Bij het berekenen van de bestaansmiddelen, zowel voor de aanvrager als voor [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 met wie hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, wordt geen rekening gehouden met :
  1° de gezinsbijslag toegekend krachtens een Belgische regeling;
  2° de uitkeringen of elke tussenkomst, die verband houden met openbare of private bijstand;
  3° de onderhoudsgelden tussen ascendenten en descendenten;
  4° de frontstrepen- en gevangenschapsrenten alsmede de renten verbonden aan een nationale orde op grond van een oorlogsfeit;
  5° de tegemoetkomingen uitbetaald in het raam van de wetten betreffende de gebrekkigen en verminkten, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 3 februari 1961, en van de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden;
  6° [3 de tegemoetkomingen voor personen met een handicap toegekend krachtens een Belgische regeling, met uitzondering van pensioenen]3;
  7° de verwarmingstoelage toegekend aan bepaalde rechthebbenden op een pensioen ten laste van de werknemersregeling;
  (8° de vergoedingen die door de Duitse overheid bij wijze van schadeloosstelling worden betaald voor de gevangenhouding tijdens de tweede wereldoorlog;) <KB 2002-07-11/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2001>
  (9° de vergoedingen die ontvangen zijn in het kader van het vrijwilligerswerk, voorzover ze de in hoofdstuk VII van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers bedoelde bedragen niet overschrijden;) <KB 2006-08-05/62, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
  [2 10° de toelagen, uitkeringen en bijslagen van de Gemeenschappen voor het onderbrengen van jongeren in een opvanggezin;]2
  [4 11° de pensioenbonus, bedoeld in de artikelen 3/2 en 7ter van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en artikel 28, 5°, van de wet van 25 april 2024 houdende de hervorming van de pensioenen.]4
  
Art.19. Pour le calcul des ressources, tant pour le demandeur que pour [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, il n'est pas tenu compte :
  1° des prestations familiales attribuées sur la base d'un régime belge;
  2° des prestations ou toutes interventions qui relèvent de l'assistance publique ou privée;
  3° des rentes alimentaires entre ascendants et descendants;
  4° des rentes de chevrons de front et de captivité ainsi que des rentes attachées à un ordre national pour fait de guerre;
  5° des allocations servies dans le cadre des lois relatives aux estropiés et mutilés, coordonnées par l'arrêté royal du 3 février 1961, et de la loi du 27 juin 1969 relative à l'octroi d'allocations aux handicapés;
  6° [3 les allocations attribuées pour des personnes en situation de handicap en vertu d'un régime belge, à l'exception des pensions;]3;
  7° l'allocation de chauffage attribuée à certains bénéficiaires d'une pension à charge du régime des travailleurs salariés;
  (8° des indemnités payées par les autorités allemandes en dédommagement de la détention durant la deuxième guerre mondiale;) <AR 2002-07-11/36, art. 1, 002; En vigueur : 01-06-2001>
  (9° des indemnités perçues dans le cadre du volontariat dans la mesure où elles n'excèdent pas les montants visés au chapitre VII de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires;) <AR 2006-08-05/62, art. 1, 006; En vigueur : 01-02-2006>
  [2 10° des subventions, indemnités et allocations communautaires pour l'hébergement de jeunes en famille d'accueil;]2
  [4 11° le bonus de pension, visé aux articles 3/2 et 7ter de la loi du 23 décembre 2005 relative au Pacte de solidarité entre générations et à l'article 28, 5°, de la loi du 25 avril 2024 portant la réforme des pensions.]4
  
Onderafdeling 2. - Gedeeltelijk vrijgestelde inkomsten.
Sous-section 2. - Les revenus partiellement immunisés.
Art.20. Voor de toepassing van artikel 8 van de wet, wordt van het globaal kadastraal inkomen van de bebouwde onroerende goederen, die de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, in volle eigendom of in vruchtgebruik bezitten, een bedrag van 743,68 euro afgetrokken.
  Dit bedrag wordt met 123,95 euro verhoogd voor elk kind waarvoor de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, kinderbijslag geniet.
  
Art.20. Pour l'application de l'article 8 de la loi, un montant s'élevant à 743,68 euros est déduit du revenu cadastral global des biens immeubles bâtis, dont le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale ont la pleine propriété ou l'usufruit.
  Ce montant est majoré de 123,95 euros pour chaque enfant pour lequel le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale perçoit des allocations familiales.
  
Art.21. Indien de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt samen uitsluitend de volle eigendom of het vruchtgebruik hebben van onbebouwde onroerende goederen, wordt voor de toepassing van artikel 8 van de wet bij de berekening van de bestaansmiddelen rekening gehouden met de som van de kadastrale inkomens van die goederen, verminderd met 29,75 euro.
  
Art.21. Lorsque le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, n'ont la pleine propriété ou l'usufruit que de biens immeubles non bâtis, pour l'application de l'article 8 de la loi, il est porté en compte pour le calcul des ressources le total des revenus cadastraux de ces biens, diminué de 29,75 euros.
  
Art.22. Bij het in mindering brengen van de pensioenen op het bedrag van de inkomensgarantie wordt rekening gehouden met 90 % van de in artikel 12 van de wet bedoelde voordelen waarop de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, gerechtigd zijn.
  
Art.22. Pour l'imputation des pensions du montant de la garantie des ressources, il est tenu compte de 90 p.c. des prestations visées à l'article 12 de la loi dont bénéficie le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale.
  
Art. 22/1. [1 Bij het in mindering brengen van de bonus, bedoeld in de artikelen 3, 3/1, 7 en 7bis van de wet betreffende het generatiepact van 23 december 2005 en het als dusdanig geldend voordeel in de regeling openbare sector, op het bedrag van de inkomensgarantie, wordt rekening gehouden met 90 % van het bedrag waarop de aanvrager en/of de echtgenoot of de wettelijk samenwonende waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, gerechtigd zijn.]1
  
Art. 22/1. [1 Lors de la déduction du bonus, visé aux articles 3, 3/1, 7 et 7bis de la loi relative au Pacte de solidarité entre générations du 23 décembre 2005 et de l'avantage en tenant lieu en vigueur dans la réglementation du secteur public, du montant de la garantie de revenus, il sera pris en compte 90% du montant auquel le demandeur et/ou le conjoint ou le cohabitant légal avec lesquels il partage la même résidence principale ont droit.]1
  
Art. 22/2. [1 Bij het in mindering brengen van de beroepsinkomsten als werknemer en/of zelfstandige van de aanvrager en/of van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende overeenkomstig de artikelen 27, 28, 29 en 31 op het bedrag van de inkomensgarantie, wordt op dit totaal bedrag inzake beroepsinkomsten een vrijstelling van 5.000 EUR toegepast en dit na toepassing van artikel 27, 28, 29 en 31.]1
  
Art. 22/2. [1 Lors de la déduction des revenus professionnels en tant que salarié et/ou indépendant du demandeur et/ou de son conjoint ou du cohabitant légal conformément aux articles 27, 28, 29 et 31, du montant de la garantie de revenus, une immunisation de 5.000 euros est appliquée sur le montant total des revenus professionnels et ce après application des articles 27, 28, 29 et 31.]1
  
Art.23. In geval van afstand ten bezwarende titel van :
  1° hetzij het woonhuis van de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, op voorwaarde dat hij noch die personen een ander bebouwd onroerend goed bezitten;
  2° hetzij het enige onbebouwd onroerend goed van de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, op voorwaarde dat hij, noch die personen een ander onbebouwd of bebouwd onroerend goed bezitten;
  wordt de eerste schijf van 37 200 euro van de verkoopwaarde vrijgesteld.
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt eveneens als woonhuis van de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt beschouwd, het enige binnenschip als bedoeld in artikel 271, eerste lid, van Boek II, Titel X, van het Wetboek van Koophandel dat hen toebehoort en hen op duurzame wijze tot woning dient.
  
Art.23. En cas de cession de biens à titre onéreux :
  1° soit de la maison d'habitation appartenant au demandeur et/ou [1 au conjoint ou au cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, à condition que ni lui, ni ces personnes, ne possèdent un autre bien bâti;
  2° soit du seul bien immeuble non bâti appartenant au demandeur et/ou [1 au conjoint ou au cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, à condition que ni lui, ni ces personnes ne possèdent un autre bien bâti ou non bâti;
  une première tranche de 37 200 euros de la valeur vénale est immunisée.
  Pour l'application de l'alinéa précédent, est considérée également comme maison d'habitation du demandeur et/ou [1 du conjoint ou du cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, le seul bateau de navigation intérieure visé à l'article 271, alinéa premier, du Livre II, Titre X, du Code de Commerce, qui leur appartient et leur sert d'habitation d'une manière durable.
  
Art.24. Voor de al dan niet belegde roerende kapitalen wordt, nadat in voorkomend geval de bepalingen van het vorige artikel werden toegepast, rekening gehouden met 4 % van de schijf gelegen tussen 6 200 euro en 18 600 euro, en met 10 % van de boven die schijf gelegen bedragen.
Art.24. Pour les capitaux mobiliers, placés ou non, il est porté en compte, le cas échéant après application de l'article précédent, une somme égale à 4 p.c. de la tranche de 6 200 euros à 18 600 euros et à 10 p.c. des montants supérieurs à cette tranche.
Art.25. De in het vorige artikel bedoelde vrijstelling wordt, wanneer de aanvrager met [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, toegepast op de som van hun roerende kapitalen.
  
Art.25. Lorsque le demandeur partage la même résidence principale avec [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 , l'immunisation visée à l'article précédent s'applique à la somme de leurs capitaux mobiliers.
  
Onderafdeling 3. - Algemene vrijstelling.
Sous-section 3. - Immunisation générale.
Art.26. Het bedrag van de inkomensgarantie, beoogd bij artikel 6 van de wet, wordt verminderd met het gedeelte van de bestaansmiddelen dat 625 euro per jaar overschrijdt.
  Dat bedrag is evenwel 1 000 euro per jaar wanneer de aanvrager voldoet aan de bepalingen van [1 artikel 6, §§ 2 en 3]1 , van de wet.
  
Art.26. Le montant de la garantie de revenus, visé a l'article 6 de la loi, est diminué de la partie des ressources qui excède 625 euros par an.
  Toutefois, ce montant est de 1 000 euros lorsque le demandeur satisfait aux conditions de [1 l'article 6, §§ 2 et 3]1 , de la loi.
  
Afdeling 2. - In aanmerking te nemen bestaansmiddelen.
Section 2. - Les ressources à prendre en compte.
Onderafdeling 1. - Het beroepsinkomen.
Sous-section 1. - Les revenus professionnels.
Art.27. Wanneer de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, een andere beroepsarbeid verricht dan een beroepsarbeid als zelfstandige, wordt rekening gehouden met een forfaitair bedrag, gelijk aan drie vierden van het brutoloon.
  
Art.27. Lorsque le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, exerce une activité professionnelle rémunérée autre qu'une activité professionnelle de travailleur indépendant, il est tenu compte d'un montant forfaitaire égal aux trois quarts de la rémunération brute.
  
Art.28. Wanneer de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt een beroepsarbeid als zelfstandige verricht, wordt, bij het berekenen van de bestaansmiddelen, het beroepsinkomen in aanmerking genomen dat bepaald is bij artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en betrekking heeft op het kalenderjaar voorafgaand aan dat waarin de administratieve beslissing ingaat.
  Wanneer het een helper betreft die geen werkelijk loon heeft, wordt rekening gehouden met een forfaitair bedrag gelijk aan drie vierden van het laatste loon bij de administratie van de directe belastingen aangegeven fictief loon.
  
Art.28. Lorsque le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, exerce une activité professionnelle de travailleur indépendant, sont pris en considération dans le calcul des ressources les revenus professionnels définis à l'article 11 de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, afférents à l'année civile précédant celle au cours de laquelle prend cours la décision administrative.
  Lorsqu'il s'agit d'un aidant qui n'a pas de rémunération réelle, il est tenu compte d'un montant forfaitaire égal aux trois quarts de la dernière rémunération fictive déclarée auprès de l'administration des contributions directes.
  
Art.29. In geval van begin of hervatting van een beroepsarbeid als zelfstandige wordt, zolang artikel 28, eerste lid, niet kan worden toegepast en in al de gevallen waarin er niet naar een door de administratie van de directe belastingen vastgesteld beroepsinkomen kan worden verwezen, het beroepsinkomen in rekening gebracht dat is aangegeven door de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt]1 . Dat inkomen kan nagezien en, in voorkomend geval, verbeterd worden op grond van bij de voormelde administratie verkregen gegevens.
  
Art.29. En cas de début ou de reprise d'une activité professionnelle de travailleur indépendant, aussi longtemps qu'il ne peut être fait application de l'article 28, alinéa 1er, et dans tous les cas où il ne peut être fait référence à des revenus professionnels déterminés par l'administration des contributions directes, il est porté en compte les revenus professionnels déclarés par le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale. Ces revenus peuvent être vérifiés, et, le cas échéant, rectifiés sur la base d'éléments recueillis auprès de l'administration précitée.
  
Art.30. § 1. Het beroepsinkomen wordt niet meer in rekening gebracht vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze in de loop waarvan alle beroepsarbeid wordt stopgezet.
  § 2. Indien de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt onderscheidene beroepsbezigheden uitoefenden en zij aan één ervan een einde stellen, wordt vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze van de stopzetting, nog slechts rekening gehouden met het inkomen voortgebracht door de arbeid die wordt voortgezet.
  
Art.30. § 1er. Les revenus professionnels ne sont plus portés en compte à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel survient la cessation de toute activité professionnelle.
  § 2. Si le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale exerçaient des activités professionnelles distinctes et qu'ils mettent fin à l'une d'elles, il n'est plus tenu compte à partir du premier jour du mois qui suit celui de la cessation que des revenus produits par l'activité continuée.
  
Art.31. Indien de aanvrager met [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, wordt bij de vaststelling van de bestaansmiddelen de som van hun in deze onderafdeling bedoelde beroepsinkomsten in aanmerking genomen.
  
Art.31. Lorsque le demandeur partage la même résidence principale avec [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 , il est tenu compte pour la fixation des ressources de la somme de leur revenus professionnels visés dans la présente sous-section.
  
Onderafdeling 2. - De roerende kapitalen en de afstanden.
Sous-section 2. - Les capitaux mobiliers et les cessions.
Art.32. § 1. Wanneer de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, ten bezwarende titel of om niet roerende of onroerende goederen heeft afgestaan, wordt, onverminderd de toepassing van artikel 23, een forfaitair inkomen in aanmerking genomen dat overeenstemt met de verkoopwaarde van de goederen op het tijdstip van de afstand.
  Het in het eerste lid bedoelde forfaitair bedrag wordt vastgesteld door op de verkoopwaarde van de goederen op het tijdstip van de afstand de bij artikel 24 beoogde berekeningsmodaliteiten toe te passen.
  § 2. De verkoopwaarde van de afgestane roerende of onroerende goederen, waarvan de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, eigenaar of vruchtgebruiker in onverdeeldheid waren, wordt vermenigvuldigd met de breuk die het aandeel van de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt in de onverdeeldheid uitdrukt.
  § 3. Bij afstand van vruchtgebruik wordt de waarde daarvan vastgesteld op 40 % van de waarde in volle eigendom.
  
Art.32. § 1er. Lorsque le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, ont cédé à titre onéreux ou à titre gratuit des biens meubles ou immeubles, il est, sans préjudice de l'application de l'article 23, porté en compte un montant forfaitaire qui correspond à la valeur vénale des biens au moment de la cession.
  Le montant forfaitaire visé à l'alinéa premier est établi en appliquant à la valeur vénale des biens au moment de la cession les modalités de calcul visées à l'article 24.
  § 2. La valeur vénale des biens meubles ou immeubles cédés, dont le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, sont propriétaires ou usufruitiers en indivis, est multipliée par une fraction qui exprime l'importance des droits du demandeur et/ou [1 du conjoint ou du cohabitant légal avec qui il partage la même résidence principale dans ces biens]1 .
  § 3. En cas de cession de l'usufruit, sa valeur est évaluée à raison de 40 p.c. de la valeur en pleine propriété.
  
Art.33. In geval van afstand onder bezwarende titel van roerende of onroerende goederen worden de persoonlijke schulden van de aanvrager en/of van [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats delen, afgetrokken van de verkoopwaarde van de afgestane goederen op het ogenblik van de afstand op voorwaarde dat :
  1° het persoonlijke schulden betreft van de aanvrager en/of van [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats delen;
  2° de schulden werden aangegaan vóór de afstand;
  3° de schulden werden afgelost of gedeeltelijk terugbetaald met de opbrengst van de afstand.
  
Art.33. En cas de cession à titre onéreux de biens meubles ou immeubles, les dettes personnelles au demandeur et/ou [1 au conjoint ou au cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, sont déduites de la valeur vénale des biens cédés au moment de la cession, à condition :
  1° qu'il s'agisse de dettes personnelles au demandeur et/ou [1 au conjoint ou au cohabitant légal]1 qui partagent la même résidence principale;
  2° que les dettes aient été contractées avant la cession;
  3° que les dettes aient été apurées en tout ou en partie à l'aide du produit de la cession.
  
Art.34. [1 § 1. In geval van afstand onder bezwarende titel van een onroerend goed en onverminderd de bepalingen van het artikel 33, wordt voor zover het een in artikel 23 bedoeld onroerend goed betreft, een jaarbedrag van 1.250 euro of van 2.000 euro van de verkoopwaarde afgetrokken naargelang aan de aanvrager een inkomensgarantie krachtens artikel 6, § 1, of 6, §§ 2 en 3, van de wet wordt toegekend.
   Het aftrekbaar bedrag wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden begrepen tussen de eerste van de maand die volgt op de datum van de afstand en de ingangsdatum van de inkomensgarantie.
   § 2. De verkoopwaarde wordt uitsluitend van ambtswege, eenmaal per jaar op de verjaardag van de ingangsdatum van de inkomensgarantie met één van de in paragraaf 1 bedoelde bedragen verminderd. Te dien einde wordt op 1 januari van het beschouwde jaar nagegaan of de aanvrager nog aan de in artikel 6, § 1, of 6, §§ 2 en 3, bedoelde voorwaarden voldoet.]1

  
Art.34. [1 § 1er. En cas de cession à titre onéreux d'un bien immobilier et sans préjudice des dispositions de l'article 33, pour autant qu'il s'agisse du bien immobilier visé à l'article 23, un montant annuel de 1.250 euros ou de 2.000 euros est déduit de la valeur vénale selon qu'une garantie de revenus soit attribuée au demandeur en vertu de l'article 6, § 1er, ou 6, §§ 2 et 3 de la loi.
   Le montant déductible est calculé proportionnellement au nombre de mois compris entre le premier du mois qui suit la date de la cession et la date de prise de cours de la garantie de revenus.
   § 2. Une fois par an, à l'anniversaire de la date de prise de cours de la garantie de revenus, la valeur vénale est réduite d'office exclusivement d'un des montants visés au paragraphe 1er. A cette fin, au 1er janvier de l'année considérée, on examine si le demandeur satisfait encore aux conditions visées à l'article l'article 6, § 1er, ou 6, §§ 2 et 3.]1

  
Onderafdeling 3. - De onroerende goederen.
Sous-section 3. - Les biens immeubles.
Art.35. § 1. Bij de berekening van de bestaansmiddelen wordt, zowel voor de bebouwde als voor de onbebouwde onroerende goederen, het bedrag van het niet-vrijgesteld kadastraal inkomen vermenigvuldigd met 3.
  § 2. De in het buitenland gelegen onroerende goederen worden in aanmerking genomen overeenkomstig de bepalingen die toepasselijk zijn op de in België gelegen onroerende goederen.
  Voor de toepassing van het eerste lid moet onder kadastraal inkomen verstaan worden, elke gelijkaardige grondslag van belasting waarin bij de fiscale wetgeving van de plaats waar de goederen gelegen zijn, is voorzien.
  § 3. Het kadastraal inkomen van een gedeelte van een onroerend goed is gelijk aan het kadastraal inkomen van het onroerend goed vermenigvuldigd met de breuk die het gedeelte van dat onroerend goed vertegenwoordigt.
  De aanvrager legt de nodige bewijsstukken aan de [1 Dienst]1 voor.
  
Art.35. § 1er. Il est porté en compte pour le calcul des ressources, tant pour les immeubles bâtis que non bâtis, le montant non immunisé du revenu cadastral multiplié par 3.
  § 2. Les biens immobiliers situés à l'étranger sont pris en considération conformément aux dispositions applicables aux biens immobiliers situés en Belgique.
  Pour l'application de l'alinéa 1er, il faut entendre par revenu cadastral toute base d'imposition analogue prévue par la législation fiscale du lieu de situation de ce bien.
  § 3. Le revenu cadastral d'une partie d'immeuble est égal au revenu cadastral de l'immeuble multiplié par la fraction représentant la partie de cet immeuble.
  Le demandeur produit les éléments de preuve requis [1 au Service]1.
  
Art.36. § 1. Wanneer de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 die dezelfde hoofdverblijfplaats delen de hoedanigheid van eigenaar of van vruchtgebruiker in onverdeeldheid hebben, wordt het kadastraal inkomen vermenigvuldigd met de breuk of de som van de breuken die het aandeel, in volle eigendom of in vruchtgebruik, van de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt in de onverdeeldheid uitdrukt, vooraleer de artikelen 20 en 21 worden toegepast.
  § 2. Wanneer het onroerend goed met hypotheek bezwaard is, mag het bedrag, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de bestaansmiddelen, verminderd worden met het jaarlijks bedrag van de hypothecaire interesten, op voorwaarde :
  1° dat de schuld door de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, werd aangegaan voor eigen behoeften en de aanvrager de aan het ontleend kapitaal gegeven bestemming bewijst;
  2° dat de aanvrager bewijst dat de hypothecaire interesten eisbaar waren en werkelijk werden betaald voor het jaar dat datgene van de ingangsdatum van de beslissing voorafgaat.
  Het bedrag van de vermindering mag evenwel niet hoger zijn dan de helft van het in aanmerking te nemen bedrag van de bestaansmiddelen.
  Wanneer het onroerend goed werd verworven mits betaling van een lijfrente, wordt het bedrag, in aanmerking genomen voor de vaststelling van de bestaansmiddelen, verminderd met het bedrag van de lijfrente die door de aanvrager en/of [1 de echtgenoot of de wettelijk samenwonende]1 waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, werkelijk wordt betaald. Het tweede lid van deze paragraaf is van toepassing op deze vermindering.
  
Art.36. § 1er. Lorsque le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale, ont la qualité de propriétaire ou d'usufruitier indivis, le revenu cadastral est multiplié, avant application des articles 20 et 21, par la fraction ou la somme des fractions qui exprime l'importance des droits en indivis, en pleine propriété ou en usufruit, du demandeur et/ou [1 du conjoint ou du cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence.
  § 2. Lorsque l'immeuble est grevé d'hypothèque, le montant pris en considération pour l'établissement des ressources peut être diminué du montant annuel des intérêts hypothécaires pour autant :
  1° que la dette ait été contractée par le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale pour des besoins propres et que le demandeur prouve la destination donnée au capital emprunté;
  2° que le demandeur prouve que les intérêts hypothécaires étaient exigibles et ont été réellement acquittés pour l'année précédant celle de la prise de la décision.
  Toutefois, le montant de la réduction ne peut être supérieur à la moitié du montant des ressources à prendre en considération.
  Lorsque l'immeuble a été acquis moyennant le paiement d'une rente viagère, le montant pris en considération pour l'établissement des ressources est diminué du montant de la rente viagère payée effectivement par le demandeur et/ou [1 le conjoint ou le cohabitant légal]1 avec qui il partage la même résidence principale. L'alinéa 2 du présent paragraphe est applicable à cette réduction.
  
Afdeling 3. - De aftrek van de pensioenen [1 en de bonus]1 .
Section 3. - La déduction des pensions [1 et des bonus]1 .
Art.37. [1 Voor de toepassing van artikel 12 van de wet wordt het bedrag van het pensioen en de bonus bedoeld in de artikelen 3, 3/1, 7 en 7bis van de voormelde wet van 23 december 2005 en het als dusdanig geldend voordeel in de regeling openbare sector, in aanmerking genomen dat uitbetaald geweest zou zijn vóór de vermindering of schorsing van de van de uitkering:
   1° die het voorwerp uitmaakt van een vermindering om reden van de terugvordering van een onverschuldigd uitbetaald bedrag;
   2° waarvan de uitbetaling geschorst is ten titel van sanctie.]1

  
Art.37. [1 Pour l'application de l'article 12 de la loi, le montant de la pension et du bonus visé par les articles 3, 3/1, 7 et 7 bis de la loi du 23 décembre 2005 précitée et de l'avantage en tenant lieu dans la réglementation du secteur public, est pris en considération tel qu'il a été payé avant la réduction ou la suspension de l'allocation :
   1° suite à une réduction pour cause de récupération d'un montant payé à tort;
   2° suite à une suspension de paiement au titre de sanction.]1

  
Art.38. [1 Met uitsluiting van de bonus, bedoeld in de artikelen 3, 3/1, 7 en 7bis van de voormelde wet van 23 december 2005 en het als dusdanig geldend voordeel in de regeling openbare sector, worden de toeslagen die niet als een integrerend bestanddeel van het pensioen worden beschouwd, niet in mindering gebracht op de inkomensgarantie.]1
  
Art.38. [1 A l'exception du bonus visé par les articles 3, 3/1, 7 et 7bis de la loi du 23 décembre 2005 précitée et de l' avantage en tenant lieu dans la réglementation du secteur public, les suppléments qui ne font pas partie intégrante de la pension, ne sont pas déduits de la garantie de revenus.]1
  
Art.39. Onverminderd de toepassing van de artikelen 19, 3°, en 38, wordt het bedrag van de inkomensgarantie verminderd met het volgens artikel 22 vastgestelde pensioenbedrag, [1 en volgens artikel 22/1 vastgestelde bonus en het als dusdanig geldend voordeel in de regeling openbare sector]1 nadat dit, in voorkomend geval, werd verminderd met het bedrag van de bij een rechterlijke beslissing vastgestelde en effectief betaalde onderhoudsgelden.
  Bij wijziging in het pensioenbedrag, andere dan de wijziging bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, 3°, wordt de inkomensgarantie herberekend en betaalbaar gesteld, zonder het voorwerp uit te maken van een nieuwe beslissing.
  
Art.39. Sans préjudice de l'application des articles 19, 3°, et 38, le montant de la garantie de revenus est diminué du montant de pension déterminé conformément à l'article 22 [1 et des montants de bonus fixés par l'article 22/1 ainsi que des avantages en tenant lieu en application de la réglementation du secteur public]1 , le cas échéant, après que celui-ci ait été diminué du montant fixé par décision de justice et des pensions alimentaires effectivement payés.
  En cas de modification du montant des pensions autre que celle visée à l'article 14, paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°, la garantie de revenus est recalculée et mise en paiement sans faire l'objet d'une nouvelle décision.
  
HOOFDSTUK IV. - De betalingsmodaliteiten en de betaalvoorwaarden.
CHAPITRE IV. - Des modalités de paiement et des conditions de paiement.
Afdeling 1. - De betalingsmodaliteiten.
Section 1. - Des modalités de paiement.
Art.40. De inkomensgarantie is verworven per twaalfden en betaalbaar per maand.
  [1 De inkomensgarantie wordt door [2 de Dienst]2 betaald door middel van overschrijvingen op een persoonlijke zichtrekening overeenkomstig de bepalingen van [2 het koninklijk besluit van 13 augustus 2011 betreffende de betaling van de door de Federale Pensioendienst betaalde uitkeringen]2.]1
  [[3 In afwijking van het eerste lid, ofwel op aanvraag door de gerechtigde ofwel op initiatief van de Dienst,]3 kan de betaling ook gebeuren door postassignaties waarvan het bedrag ten huize betaalbaar is in handen van de gerechtigde.] <KB 2004-03-09/30, art. 7, 004 ; Inwerkingtreding : 17-03-2004, voor de betalingen die plaatsvinden vanaf 17-03-2004>
  [1 [3 ...]3.]1
  [3 Het toezenden van stukken en het uitvoeren van betalingen aan de gerechtigde op een inkomensgarantie gebeuren op zijn hoofdverblijfplaats.]3
  [3 Van deze verplichting kan evenwel tijdelijk afgeweken worden op schriftelijk verzoek van de betrokkene of van zijn lasthebber, gericht aan de Dienst.]3
  
Art.40. La garantie de revenus est acquise par douzièmes et payable par mois.
  [1 La garantie de revenus est payée par [2 le Service]2 par virement sur un compte à vue personnel conformément aux dispositions de [2 l'arrêté royal du 13 août 2011 relatif au paiement des prestations liquidées par le Service fédéral des Pensions]2.]1
  [[3 Par dérogation à l'alinéa 1er, soit sur demande du bénéficiaire, soit à l'initiative du Service,]3 le paiement peut aussi s'effectuer au moyen d'assignations postales dont le montant est payable à domicile, en mains propres du bénéficiaire.] <AR 2004-03-09/30, art. 7, 004 ; En vigueur : 17-03-2004, pour les payements effectués à partir du 17-03-2004>
  [1 [3 ...]3]1
  [3 L'envoi de documents et l'exécution de paiements au bénéficiaire de la garantie de revenus se font à sa résidence principale.]3
  [3 II peut toutefois être dérogé temporairement à cette obligation sur demande écrite de l'intéressé ou de son mandataire, adressée au Service.]3
  
Art.41. In geval van overlijden van de gerechtigde op de inkomensgarantie, worden de vervallen en niet-uitbetaalde termijnen uitbetaald in de volgende orde aan de persoon die :
  1° die de begrafeniskosten heeft betaald;
  2° in de verplegingskosten is tussengekomen.
  De rechthebbenden die de vereffening van de vervallen en aan een overleden gerechtigde niet-uitbetaalde termijnen te hunnen voordele wensen te verkrijgen, moeten een aanvraag rechtstreeks tot de Rijksdienst richten. De aanvraag, gedateerd en ondertekend, moet opgemaakt worden op een formulier conform het door de [1 Dienst]1 goedgekeurd model. De burgemeester van de gemeente waar de overledene zijn hoofdverblijfplaats had, bevestigt de juistheid van de op dit formulier vermelde gegevens en ondertekent dit mede.
  Op straffe van verval moeten de aanvragen tot uitbetaling van de termijnen ingediend worden binnen een termijn van zes maanden. Die termijn gaat in op de dag van het overlijden van de gerechtigde of op de dag van de verzending van de kennisgeving van de beslissing indien deze na het overlijden werd verzonden.
  
Art.41. En cas de décès du bénéficiaire de la garantie de revenus, les arrérages échus et non payés sont verses dans l'ordre suivant à la personne :
  1° qui a acquitté les frais de funérailles;
  2° qui est intervenue dans les frais d'hospitalisation.
  Les ayants droit qui désirent obtenir la liquidation, à leur profit, des arrérages échus et non payés à un bénéficiaire décédé, doivent adresser une demande directement [1 au Service]1. La demande, datée et signée, doit être établie sur un formulaire conforme au modèle approuvé par [1 le Service]1. Le bourgmestre de la commune où le défunt avait sa résidence principale certifie l'exactitude des renseignements qui sont mentionnés sur ce formulaire et le contresigne.
  Sous peine de forclusion, les demandes de paiement d'arrérages doivent être introduites dans un délai de six mois. Ce délai prend cours le jour du décès du bénéficiaire ou le jour de l'envoi de la notification de la décision, si celle-ci a été envoyée après le décès.
  
Afdeling 2. - De betaalvoorwaarden.
Section 2. - Des conditions de paiement.
Art.42. [1 § 1.[3 De inkomensgarantie is slechts betaalbaar voor zover de gerechtigde zijn werkelijke verblijfplaats in België heeft. Hiervoor moet de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats in België hebben en er bestendig en daadwerkelijk verblijven.]3
   Met het oog op de betaling van de inkomensgarantie wordt met bestendig en daadwerkelijk verblijf in België gelijkgesteld
   1° het verblijf in het buitenland gedurende ten hoogste negenentwintig al dan niet [5 opeenvolgende kalenderdagen]5 per kalenderjaar;
   2° het verblijf in het buitenland gedurende dertig al dan niet [5 opeenvolgende kalenderdagen]5 per kalenderjaar of langer, ten gevolge van een toevallige en tijdelijke opname in een ziekenhuis of een andere instelling voor zorgverstrekking;
   3° het verblijf in het buitenland gedurende dertig al dan niet [5 opeenvolgende kalenderdagen]5 per kalenderjaar of langer, voor zover uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf wettigen en op voorwaarde dat het Beheerscomité [4 van de Federale Pensioendienst]4 hiertoe de toelating heeft verleend;
  [7 4° de kalenderdag van vertrek vanop het Belgisch grondgebied en de kalenderdag van terugkeer uit het buitenland naar het Belgisch grondgebied.]7
   [2 Onverminderd de bepalingen van het tweede lid, 2°, wordt de uitbetaling van de inkomensgarantie geschorst voor elke kalendermaand tijdens welke de gerechtigde niet ononderbroken in België verblijft en dit vanaf de maand tijdens welke de in het tweede lid, 1° bedoelde periode wordt overschreden.]2
   § 2. De inkomensgarantie voor ouderen vervalt zodra de gerechtigde voor een ononderbroken periode van meer dan zes maanden in het buitenland verblijft of niet meer ingeschreven is in een Belgische gemeente.
   Het verblijf in het buitenland voor een ononderbroken periode van meer dan zes maanden wordt vastgesteld ofwel op basis van de afvoering van ambtswege in toepassing van artikel 8 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en identiteitskaarten ofwel op basis van feiten. Ingeval van vaststelling op basis van feiten kan de gerechtigde het tegenbewijs leveren dat hij werkelijk in België verbleef.
   Bij zijn terugkeer kan hij overeenkomstig de bepalingen van afdeling 1 en 2 van hoofdstuk 2 opnieuw een aanvraag indienen.
   § 3. [6 [7 De gerechtigde op de inkomensgarantie die het Belgische grondgebied verlaat voor meer dan [8 5 opeenvolgende kalenderdagen, de in paragraaf 1, tweede lid, 4° bedoelde kalenderdagen niet inbegrepen,]8 is verplicht de Dienst daarvan voorafgaandelijk in te lichten.]7
   Wanneer de gerechtigde de verplichting bedoeld in het eerste lid om voorafgaandelijk de Dienst in te lichten in geval van vertrek naar het buitenland niet respecteert, wordt de betaling van de inkomensgarantie geschorst gedurende een kalendermaand, onverminderd de schorsing van de inkomensgarantie voorzien in paragraaf 1, derde lid. Hiertoe houdt de Dienst elke maand 10% van het maandbedrag van de inkomensgarantie in tot het bereiken van het bedrag overeenstemmend met één maand inkomensgarantie.]6

  [8 De in het tweede lid bedoelde kalendermaand stemt overeen met de maand waarin de eerste dag volgend op de kalenderdag van vertrek vanop het Belgisch grondgebied gelegen is.]8
   § 4. [6 [7 De controle op de bepalingen van paragrafen 1, 2 en 3 wordt, desgevallend, uitgevoerd volgens de procedure voorzien in [8 het tweede tot het zesde lid]8.]7
  [8 De controle gebeurt door een verblijfsbewijs aangeboden bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs op de hoofdverblijfplaats in België van de gerechtigde of op de daadwerkelijke tijdelijke verblijfplaats in België van de gerechtigde meegedeeld aan de Dienst. De aanwezigheid op het Belgisch grondgebied wordt bevestigd door de ontvangst van de aangetekende zending tegen aftekening door de gerechtigde zelf.
   Indien de aangetekende zending in ontvangst wordt genomen door een gevolmachtigde van de gerechtigde biedt de gerechtigde zich in persoon en in het bezit van zijn identiteitskaart aan bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats, waar zijn aanwezigheid op het Belgisch grondgebied wordt bevestigd door de bevoegde ambtenaar op het verblijfsbewijs. De gerechtigde stuurt het ingevulde verblijfsbewijs daarna terug naar de Dienst binnen een termijn van 29 kalenderdagen vanaf de dag volgend op de aanbieding van de aangetekende zending, waarbij de poststempel geldt als bewijs.
   Indien de aangetekende zending niet in ontvangst werd genomen door de gerechtigde of door een gevolmachtigde van de gerechtigde op het moment dat de termijn dat de aangetekende zending beschikbaar is op het postkantoor verstreken is wordt aan de gerechtigde, louter bij wijze van herinnering, bij gewone brief een verblijfsbewijs verstuurd op zijn hoofdverblijfplaats in België of op zijn daadwerkelijke tijdelijke verblijfplaats in België meegedeeld aan de Dienst. De gerechtigde biedt zich in persoon en in het bezit van zijn identiteitskaart aan bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats, waar zijn aanwezigheid op het Belgisch grondgebied wordt bevestigd door de bevoegde ambtenaar op het verblijfsbewijs. De gerechtigde stuurt het ingevulde verblijfsbewijs terug naar de Dienst binnen een termijn van 29 kalenderdagen vanaf de dag volgend op de aanbieding van de aangetekende zending, waarbij de poststempel geldt als bewijs.
   Indien de gerechtigde de in het vierde lid bedoelde gewone brief, om welke reden dan ook, niet heeft ontvangen, doet dit op geen enkele wijze afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de controleprocedure.
   Indien de aangetekende zending niet in ontvangst werd genomen door de gerechtigde zelf en het ingevulde verblijfsbewijs niet werd teruggestuurd naar de Dienst binnen de termijn van 29 kalenderdagen bedoeld in het derde lid en vierde lid, wordt de gerechtigde verondersteld niet meer in België te hebben verbleven, naargelang het geval, sinds de datum van aanbieding van de aangetekende zending of sinds de dag volgend op de kalenderdag van zijn vertrek vanop Belgisch grondgebied in geval van verblijf in het buitenland, ongeacht of hij al dan niet zijn data van vertrek en terugkeer aan de Dienst heeft meegedeeld, en wordt de betaling van de inkomensgarantie geschorst.]8

   De gerechtigde die langer in het buitenland heeft verbleven dan de duur bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, licht, spontaan en zonder termijn, de Dienst in van zijn terugkeer op het Belgische grondgebied. [7 ...]7
   [7 De Dienst herneemt de betaling van de inkomensgarantie vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens welke de gerechtigde terug is op het Belgische grondgebied.]7
   [7 Behalve in geval van bedrieglijke handelingen, onjuiste of onvolledige verklaringen of vermoeden van fraude, worden van de controleprocedure voorzien in [8 het tweede tot het zesde lid]8 uitgesloten, de gerechtigden:
   1° die opgenomen zijn in een rusthuis, rust- en verzorgingstehuis of in een psychiatrische verzorgingsinstelling in België of;
   2° die de leeftijd van 80 jaar bereikt hebben;
  [8 3° die ingeschreven zijn op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
   4° met een handicap zoals erkend door de Directie-generaal Personen met een handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, op basis van een graad van verlies aan zelfredzaamheid van minstens 7 punten vastgesteld overeenkomstig de zelfredzaamheidsschaal opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming;
   5° die een attest aan de Dienst hebben overgemaakt waaruit blijkt dat zij een van de volgende tegemoetkomingen ontvangen:
   a) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, toegekend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie via Iriscare;
   b) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, toegekend door de Duitstalige Gemeenschap, via de Directie-generaal Personen met een handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
   c) een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, toegekend door de Vlaamse Gemeenschap, via de Zorgkas waarbij de rechthebbende aangesloten is;
   d) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden toegekend door het Waalse Gewest via het Agence pour une Vie de Qualité.]8
]7
]6
]1

  
Art.42. [1 § 1er. [3 La garantie de revenus est uniquement payable pour autant que le bénéficiaire ait sa résidence effective en Belgique. A cet effet, le bénéficiaire doit avoir sa résidence principale en Belgique et y résider de manière permanente et effective.]3
   En vue du paiement de la garantie de revenus, est assimilé à la résidence permanente et effective:
   1° le séjour à l'étranger pendant au maximum vingt-neuf [5 jours calendrier consécutifs]5 ou non par année civile;
   2° le séjour à l'étranger pendant trente [5 jours calendrier consécutifs]5 ou non par année civile ou davantage, par suite d'une admission occasionnelle et temporaire dans un hôpital ou un autre établissement de soins;
   3° le séjour à l'étranger pendant trente [5 jours calendrier consécutifs]5 ou non par année civile ou davantage, pour autant que des circonstances exceptionnelles justifient ce séjour et à condition que le Comité de gestion [4 du Service fédéral des Pensions]4 ait donné l'autorisation pour celui-ci;
  [7 4° le jour calendrier de départ du territoire belge et le jour calendrier de retour à partir de l'étranger sur le territoire belge.]7
   [2 Sans préjudice des dispositions de l'alinéa 2, 2°, le paiement de la garantie de revenus est suspendu pour chaque mois civil au cours duquel le bénéficiaire ne séjourne pas de manière ininterrompue en Belgique et ceci à partir du mois au cours duquel la période visée à l'alinéa 2, 1° est dépassée.]2
   § 2. La garantie de revenus aux personnes âgées est supprimée dès que le bénéficiaire séjourne à l'étranger pour une période ininterrompue de plus de six mois ou n'est plus inscrit dans une commune belge.
   Le séjour à l'étranger pour une période ininterrompue de plus de six mois est constaté soit sur la base de la radiation d'office en application de l'article 8 de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population et aux cartes d'identité soit sur la base de faits. En cas de constatation sur la base de faits, le bénéficiaire peut fournir la preuve contraire qu'il a séjourné effectivement en Belgique.
   A son retour, conformément aux dispositions des sections 1re et 2 du chapitre 2, il peut à nouveau introduire une demande.
   § 3. [6 [7 Le bénéficiaire de la garantie de revenus qui quitte le territoire belge pour plus de [8 5 jours calendrier consécutifs, les jours calendrier visés au paragraphe 1er, alinéa 2, 4° non compris,]8 est obligé d'en informer préalablement le Service.]7
   Lorsque le bénéficiaire ne respecte pas l'obligation visée à l'alinéa 1er d'informer préalablement le Service en cas de départ à l'étranger, le paiement de la garantie de revenus est suspendue pour un mois civil, sans préjudice de la suspension de la garantie de revenus prévue au paragraphe 1er, alinéa 3. A cet effet, le Service retient 10% du montant mensuel de la garantie de revenus chaque mois jusqu'à atteindre le montant correspondant à un mois de garantie de revenus.]6

  [8 Le mois civil visé à l'alinéa 2 correspond au mois civil au cours duquel se situe le premier jour suivant le jour calendrier de départ du territoire belge.]8
   § 4. [6 [7 Le contrôle des dispositions des paragraphes 1er, 2 et 3 est effectué, le cas échéant, selon la procédure prévue [8 aux alinéas 2 à 6]8.]7
  [8 Le contrôle s'effectue au moyen d'un certificat de résidence remis par envoi recommandé avec avis de réception à la résidence principale du bénéficiaire en Belgique ou à la résidence temporaire effective du bénéficiaire en Belgique notifiée au Service. La présence sur le territoire belge est confirmée par la réception de l'envoi recommandé contre signature par le bénéficiaire lui-même.
   Si l'envoi recommandé est réceptionné par un mandataire du bénéficiaire, le bénéficiaire se présente en personne et en possession de sa carte d'identité à l'administration communale de sa résidence principale, où sa présence sur le territoire belge est confirmée par le fonctionnaire compétent sur le certificat de résidence. Le bénéficiaire renvoie ensuite le certificat de résidence complété au Service dans un délai de 29 jours calendrier à partir du lendemain de la présentation de l'envoi recommandé, le cachet de la poste faisant foi.
   Si l'envoi recommandé n'a pas été réceptionné par le bénéficiaire ou par un mandataire du bénéficiaire au moment où la période de disponibilité de l'envoi recommandé au bureau de poste a expiré, un certificat de résidence est envoyé au bénéficiaire, purement à titre de rappel, par lettre ordinaire, à sa résidence principale en Belgique ou à sa résidence temporaire effective en Belgique notifiée au Service. Le bénéficiaire se présente en personne et en possession de sa carte d'identité à l'administration communale de sa résidence principale, où sa présence sur le territoire belge est confirmée par le fonctionnaire compétent sur le certificat de résidence. Le bénéficiaire renvoie le certificat de résidence complété au Service dans un délai de 29 jours calendrier à partir du lendemain de la présentation de l'envoi recommandé, le cachet de la poste faisant foi.
   Si, pour quelque raison que ce soit, le bénéficiaire n'a pas réceptionné la lettre ordinaire visée à l'alinéa 4, cela n'affecte en rien la validité de la procédure de contrôle.
   Si l'envoi recommandé n'a pas été réceptionné par le bénéficiaire lui-même et le certificat de résidence complété n'a pas été renvoyé au Service dans les 29 jours calendrier visés aux alinéas 3 et 4, le bénéficiaire est présumé ne plus avoir séjourné en Belgique, selon le cas, depuis la date de la présentation de l'envoi recommandé ou depuis le lendemain du jour calendrier de son départ du territoire belge en cas de séjour à l'étranger, qu'il ait communiqué ou non ses dates de départ et de retour au Service, et le paiement de la garantie de revenus est suspendu.]8

   Le bénéficiaire qui a séjourné à l'étranger plus longtemps que la durée visée au paragraphe 1er, alinéa 2, 1°, informe, spontanément et sans délai, le Service de son retour sur le territoire belge. [7 ...]7
   [7 Le Service reprend le paiement de la garantie de revenus à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel le bénéficiaire est de retour sur le territoire belge.]7
   [7 Sauf en cas de manoeuvres frauduleuses, de déclarations inexactes ou incomplètes, ou de suspicion de fraude, sont exclus de la procédure de contrôle prévue [8 aux alinéas 2 à 6]8 les bénéficiaires :
   1° qui sont admis dans une maison de repos, une maison de repos et de soins ou dans une institution de soins psychiatriques en Belgique ou;
   2° qui ont atteint l'âge de 80 ans;
  [8 3° qui sont inscrits à l'adresse du centre public d'aide sociale;
   4° avec un handicap reconnu par la Direction Générale Personnes Handicapées du Service public fédéral Sécurité sociale, sur la base d'un degré de la perte d'autonomie d'au moins 7 points évalué conformément à l'échelle d'autonomie reprise en annexe à l'arrêté ministériel du 30 juillet 1987 fixant les catégories et le guide pour l'évaluation du degré d'autonomie en vue de l'examen du droit à l'allocation d'intégration;
   5° qui ont remis au Service une attestation justifiant qu'ils perçoivent l'une des allocations suivantes :
   a) une allocation d'aide aux personnes âgées octroyée par la Commission communautaire commune via Iriscare;
   b) une allocation d'aide aux personnes âgées octroyée par la Communauté germanophone via la Direction générale Personnes handicapées du Service public fédéral de Sécurité sociale;
   c) un budget de soins pour les personnes âgées nécessitant des soins accordé par la Communauté flamande via le Zorgkas auquel l'ayant droit est affilié;
   d) une allocation d'aide aux personnes âgées octroyée par la Région wallonne via l'Agence pour une Vie de Qualité.]8
]7
]6
]1

  
Art.43. De inkomensgarantie wordt niet uitbetaald voor de duur van hun gevangenschap of van hun opsluiting, aan de gerechtigden die in gevangenissen zijn opgesloten of die in een instelling van sociaal verweer zijn opgenomen.
  De gerechtigden mogen evenwel aanspraak maken op de inkomensgarantie die betrekking heeft op de periode van hun voorlopige hechtenis, op voorwaarde dat zij van het misdrijf dat tot die hechtenis aanleiding heeft gegeven, bij een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing werden vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor de gevallen van buiten vervolgingstelling of van buitenzaakstelling.
Art.43. La garantie de revenus n'est pas payée pendant la durée de leur détention ou de leur internement à l'égard des bénéficiaires détenus dans les prisons ou internés dans un établissement de défense sociale.
  Toutefois, les bénéficiaires peuvent prétendre à la garantie de revenus afférente à la période de leur détention préventive à condition pour eux d'établir qu'ils ont été acquittés par une décision de justice coulée en force de chose jugée du chef de l'infraction qui a donné lieu à cette détention. II en est de même dans les cas de non-lieu ou de mise hors cause.
Art.44. De inkomensgarantie wordt niet uitbetaald, voor de duur van hun opneming, aan de gerechtigden die, uitsluitend ten laste van de openbare besturen, geplaatst zijn in een psychiatrische verzorgingsinstelling.
Art.44. La garantie de revenus n'est pas payée, pendant la durée de leur placement, aux bénéficiaires placés aux frais exclusifs des pouvoirs publics dans une institution de soins psychiatriques.
Art.45. Het bedrag dat een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of het bevoegde hulp- of bijstandsfonds als aandeel in de verplegingskosten kan opeisen, mag niet hoger zijn dan drie vierden van de inkomensgarantie.
Art.45. La somme qu'un centre public d'aide sociale ou le fonds compétent d'aide ou d'assistance peut exiger comme part d'intervention dans les frais d'hospitalisation ne peut dépasser les trois quarts de la garantie de revenus.
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
CHAPITRE VI. - Dispositions transitoires.
Art.46. In afwijking van artikel 16, § 1, eerste lid, van de wet wordt het bedrag van het gewaarborgd inkomen op 1 juni 2001 niet van ambtswege met het krachtens de wet toekenbare bedrag van de inkomensgarantie vergeleken voor de personen die gelijktijdig :
  - in het genot zijn van een krachtens artikel 2, § 1, eerste lid, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden vastgesteld gewaarborgd inkomen, en
  - dezelfde hoofdverblijfplaats met één of meerdere, andere dan in artikel 6, § 2, 2e lid, van de wet bedoelde, personen delen.
Art.46. Par dérogation à l'article 16, § 1er, alinéa 1er, de la loi, le montant du revenu garanti n'est pas comparé d'office au 1er juin 2001 avec le montant de la garantie de revenus allouable en vertu de la loi pour les personnes qui simultanément :
  - bénéficient du revenu garanti aux personnes âgées en vertu de l'article 2, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 1er avril 1969 instituant un revenu garanti aux personnes âgées, et
  - qui partagent la même résidence principale avec une ou plusieurs autres personnes que celles visées à l'article 6, paragraphe 2, alinéa 2 de la loi.
HOOFDSTUK VII. - Slot- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE VII. - Dispositions finales et abrogatoires.
Art.47. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2001.
Art.47. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er juin 2001.
Art. 48. Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 48. Notre Ministre des pensions est chargé de l'exécution du présent arrêté.