Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
5 SEPTEMBER 2001. - Wet tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers. (NOTA : art. 15 gewijzigd in de toekomst voor de Duitstalige Gemeenschap door DDG2016-04-25/10, art. 64, ; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : art. 10 ; 10/1 ; 18 - 18/4 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2022-12-26/01, art. 164-165; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-09-2001 en tekstbijwerking tot 31-10-2023)
Titre
5 SEPTEMBRE 2001. - Loi visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs. (NOTE : art. 15 modifié dans le futur pour la communauté germanophone par DCG2016-04-25/10, art. 64, ; En vigueur : indéterminée ) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 15-09-2001 et mise à jour au 31-10-2023)
Informations sur le document
Numac: 2001012802
Datum: 2001-09-05
Info du document
Numac: 2001012802
Date: 2001-09-05
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de risic...
Afdeling 1. - Inspanning ten voordele van de pe...
Afdeling 2. - Begeleiding van de jongeren op wi...
HOOFDSTUK III. [1 - Verplichting tot financiële...
HOOFDSTUK IV. - Oudere werknemers.
HOOFDSTUK V. - Outplacement.
Afdeling 1. [1 - Algemene regeling van outplace...
Afdeling 2. [1 - Bijzondere regeling van outpla...
Afdeling 3.
HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke arbeid.
HOOFDSTUK VII. - Ervaringsfonds.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Afdeling 2. - Het Fonds.
Afdeling 2. WAALS_GEWEST. - [1 Subs...
Afdeling 3. - De toelage.
Afdeling 3. WAALS_GEWEST.
Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 24 decem...
HOOFDSTUK VIII. - Activiteiten van vorming, beg...
HOOFDSTUK IX. - Betaald educatief verlof.
HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding.
Table des matières
CHAPITRE I. - Disposition générale.
CHAPITRE II. - Dispositions relatives aux group...
Section 1. - Effort en faveur des personnes app...
Section 2. - Accompagnement des jeunes qui béné...
CHAPITRE III. [1 - Obligation de contribution f...
CHAPITRE IV. - Travailleurs âgés.
CHAPITRE V. - Reclassement professionnel.
Section 1re. [1 - Régime général de reclassemen...
Section 2. [1 - Régime particulier de reclassem...
Section 3.
CHAPITRE VI. - Travail temporaire.
CHAPITRE VII. - Fonds de l'expérience professio...
Section 1. - Champ d'application.
Section 2. - Le Fonds.
Section 2. REGION_WALLONNE. - [1 La...
Section 3. - La subvention.
Section 3. REGION_WALLONNE.
Section 4. - Modification de la loi du 24 décem...
CHAPITRE VIII. - Activités de formation, d'acco...
CHAPITRE IX. - Congé-éducation payé.
CHAPITRE X. - Entrée en vigueur.
Tekst (96)
Texte (96)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
CHAPITRE I. - Disposition générale.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article 1. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de risicogroepen en de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
CHAPITRE II. - Dispositions relatives aux groupes à risque et aux jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion.
Afdeling 1. - Inspanning ten voordele van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Section 1. - Effort en faveur des personnes appartenant aux groupes à risque ou auxquelles s'applique un parcours d'insertion.
Art.2. Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de besluitwetten van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden en van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.
Art.2. La présente section s'applique aux employeurs soumis à la loi du 27 juin 1969 portant révision de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 relatif à la sécurité sociale des travailleurs et aux arrêtés-lois des 10 janvier 1945 concernant la sécurité sociale des mineurs et assimilés et 7 février 1945 concernant la sécurité sociale des marins de la marine marchande.
Art.3. De werkgevers bedoeld in artikel 2 zijn voor de jaren 2001 en 2002 een inspanning van 0,10 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, (tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten) zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. <W 2002-08-02/45, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2002>
De Koning kan de categorieën van werkgevers bepalen, die Hij, geheel of gedeeltelijk, onttrekt aan het toepassingsgebied van deze afdeling.
De inspanning bedoeld in het eerste lid is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Het begrip risicogroepen wordt bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4.
De Koning kan de categorieën van werkgevers bepalen, die Hij, geheel of gedeeltelijk, onttrekt aan het toepassingsgebied van deze afdeling.
De inspanning bedoeld in het eerste lid is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Het begrip risicogroepen wordt bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4.
Art.3. Les employeurs visés à l'article 2 sont redevables, pour les années 2001 et 2002, d'un effort de 0,10 % calculé sur la base du salaire global des travailleurs (occupés par un contrat au sens de la loi du 3 juillet 1978 relative au contrat de travail) comme prévu à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés et aux arrêtés d'exécution de cette loi. <L 2002-08-02/45, art. 49, 002; En vigueur : 01-07-2002>
Le Roi peut déterminer les catégories d'employeurs qu'Il soustrait complètement ou partiellement du champ d'application de la présente section.
L'effort visé à l'alinéa 1er est destiné aux personnes appartenant aux groupes à risque ou à qui s'applique un parcours d'insertion.
La notion de groupes à risque est prévue par la convention collective visée à l'article 4.
Le Roi peut déterminer les catégories d'employeurs qu'Il soustrait complètement ou partiellement du champ d'application de la présente section.
L'effort visé à l'alinéa 1er est destiné aux personnes appartenant aux groupes à risque ou à qui s'applique un parcours d'insertion.
La notion de groupes à risque est prévue par la convention collective visée à l'article 4.
Art.4. § 1. De inspanning bedoeld in artikel 3 wordt geconcretiseerd door middel van een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in een paritair orgaan of gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen voor 2001 en 2002.
§ 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet gesloten worden overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarop ze betrekking heeft of tegen een andere datum door de Koning bepaald. Zij moet uitdrukkelijk vermelden dat ze gesloten is in toepassing van deze afdeling.
§ 3. De partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, moeten jaarlijks een evaluatieverslag en een financieel overzicht van de uitvoering van de in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst neerleggen op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. De Koning kan de nadere regelen en voorwaarden vastleggen waaraan het evaluatieverslag en het financieel overzicht moeten voldoen. Deze evaluatieverslagen worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
§ 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet gesloten worden overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarop ze betrekking heeft of tegen een andere datum door de Koning bepaald. Zij moet uitdrukkelijk vermelden dat ze gesloten is in toepassing van deze afdeling.
§ 3. De partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, moeten jaarlijks een evaluatieverslag en een financieel overzicht van de uitvoering van de in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst neerleggen op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. De Koning kan de nadere regelen en voorwaarden vastleggen waaraan het evaluatieverslag en het financieel overzicht moeten voldoen. Deze evaluatieverslagen worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art.4. § 1er. L'effort visé à l'article 3 est concrétisé au moyen d'une nouvelle convention collective de travail ou d'une convention collective de travail prolongée, conclue dans un organe paritaire ou conclue pour une entreprise ou un groupe d'entreprises, pour 2001 et 2002.
§ 2. La convention collective de travail visée au § 1er doit être conclue conformément à la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires.
La convention collective de travail doit être déposée au greffe de l'Administration des relations collectives de travail du ministère de l'Emploi et du Travail au plus tard le 1er octobre de l'année à laquelle elle se rapporte ou à une autre date déterminée par le Roi. Elle doit mentionner de manière explicite qu'elle est conclue en application de cette section.
§ 3. Les parties qui ont signé la convention collective de travail doivent déposer chaque année un rapport d'évaluation et un aperçu financier de l'exécution de la convention collective visée au § 1er au greffe de l'Administration des relations collectives de travail du ministère de l'Emploi et du Travail au plus tard le 1er juillet de l'année suivant celle à laquelle s'applique la convention collective de travail. Les modalités et conditions auxquelles doivent répondre le rapport d'évaluation et l'aperçu financier peuvent être déterminées par le Roi. Ces rapports d'évaluation sont transmis à la Chambre des représentants.
§ 2. La convention collective de travail visée au § 1er doit être conclue conformément à la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires.
La convention collective de travail doit être déposée au greffe de l'Administration des relations collectives de travail du ministère de l'Emploi et du Travail au plus tard le 1er octobre de l'année à laquelle elle se rapporte ou à une autre date déterminée par le Roi. Elle doit mentionner de manière explicite qu'elle est conclue en application de cette section.
§ 3. Les parties qui ont signé la convention collective de travail doivent déposer chaque année un rapport d'évaluation et un aperçu financier de l'exécution de la convention collective visée au § 1er au greffe de l'Administration des relations collectives de travail du ministère de l'Emploi et du Travail au plus tard le 1er juillet de l'année suivant celle à laquelle s'applique la convention collective de travail. Les modalités et conditions auxquelles doivent répondre le rapport d'évaluation et l'aperçu financier peuvent être déterminées par le Roi. Ces rapports d'évaluation sont transmis à la Chambre des représentants.
Art.5. § 1. De werkgevers die niet of enkel voor een gedeelte van hun werknemers onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, § 1, vallen, zijn gehouden tot de betaling van een bijdrage van 0,10 % bedoeld in artikel 3, voor het gedeelte van de werknemers dat niet onder het toepassingsgebied valt van een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is de bijdrage van 0,10 % niet verschuldigd voor het 1e en 2e kwartaal 2001 en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,20 %.
§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat hen betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.
Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is de bijdrage van 0,10 % niet verschuldigd voor het 1e en 2e kwartaal 2001 en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,20 %.
§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat hen betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.
Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.5. § 1er. Les employeurs qui ne sont pas couverts ou qui sont couverts pour une partie seulement de leurs travailleurs par une convention collective de travail visée à l'article 4, § 1er, sont tenus de payer une cotisation de 0,10 %, visée à l'article 3, pour la partie de leurs travailleurs qui ne sont pas couverts par une telle convention collective de travail.
Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, la cotisation de 0,10 % n'est pas due pour les 1er et 2e trimestres 2001 et la cotisation pour les 3e et 4e trimestres 2001 est fixée à 0,20 %.
§ 2. Les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale sont, chacune en ce qui la concerne, chargées de la perception et du recouvrement de la cotisation visée au § 1er, ainsi que du versement de celle-ci sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé au sein du ministère de l'Emploi et du Travail, en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 créant un Fonds en vue de l'utilisation de la modération salariale supplémentaire pour l'emploi.
Cette cotisation est assimilée à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, la cotisation de 0,10 % n'est pas due pour les 1er et 2e trimestres 2001 et la cotisation pour les 3e et 4e trimestres 2001 est fixée à 0,20 %.
§ 2. Les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale sont, chacune en ce qui la concerne, chargées de la perception et du recouvrement de la cotisation visée au § 1er, ainsi que du versement de celle-ci sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé au sein du ministère de l'Emploi et du Travail, en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 créant un Fonds en vue de l'utilisation de la modération salariale supplémentaire pour l'emploi.
Cette cotisation est assimilée à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Art.6. Artikel 42, § 1, 1°, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid wordt vervangen als volgt :
" 1° deze werkgevers uit de private sector gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van (de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers), die in een inspanning voorziet van tenminste 0,15 % voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002; ".
" 1° deze werkgevers uit de private sector gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van (de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers), die in een inspanning voorziet van tenminste 0,15 % voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002;
Art.6. L'article 42, § 1er, 1°, de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi est remplacé par la disposition suivante :
" 1° ces employeurs privés soient liés par une convention collective de travail visée à l'article 3 de (la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs), qui prévoit un effort d'au moins 0,15 % pour la période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2002; ".
" 1° ces employeurs privés soient liés par une convention collective de travail visée à l'article 3 de (la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs), qui prévoit un effort d'au moins 0,15 % pour la période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2002;
Afdeling 2. - Begeleiding van de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Section 2. - Accompagnement des jeunes qui bénéficient du parcours d'insertion.
Art.7. § 1. De werkgevers op wie de voornoemde wet van 27 juni 1969 en de voornoemde besluitwetten van 10 januari 1945 en van 7 februari 1945 van toepassing zijn, zijn voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 een bijdrage van 0,05 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, (tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten) bedoeld in artikel 23 van de voornoemde wet van 29 juni 1981. <W 2002-08-02/45, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2002>
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is deze bijdrage voor het 1e en 2e kwartaal 2001 niet verschuldigd en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,10 %.
De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van deze afdeling onttrekken.
§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982.
Deze bijdragen worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de bevoegde rechter bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is deze bijdrage voor het 1e en 2e kwartaal 2001 niet verschuldigd en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,10 %.
De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van deze afdeling onttrekken.
§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982.
Deze bijdragen worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de bevoegde rechter bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.7. § 1er. Les employeurs auxquels sont applicables la loi du 27 juin 1969 précitée et les arrêtés-lois des 10 janvier 1945 et 7 février 1945 précités, sont redevables, pour la période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2002, d'une cotisation de 0,05 %, calculée sur la base du salaire global des travailleurs, (occupés par un contrat au sens de la loi du 3 juillet 1978 relative au contrat de travail) comme prévu à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 précitée. <L 2002-08-02/45, art. 50, 002; En vigueur : 01-07-2002>
Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, cette cotisation n'est pas due pour les 1er et 2e trimestres 2001 et la cotisation pour les 3e et 4e trimestres 2001 est fixée à 0,10 %.
Le Roi peut soustraire entièrement ou partiellement les catégories qu'il détermine du champ d'application de la présente section.
§ 2. Les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale sont, chacune en ce qui la concerne, chargées de la perception et du recouvrement de la cotisation visée au § 1er, ainsi que du versement de celle-ci sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé au sein du ministère de l'Emploi et du Travail, en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 précité.
Ces cotisations sont assimilées à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, cette cotisation n'est pas due pour les 1er et 2e trimestres 2001 et la cotisation pour les 3e et 4e trimestres 2001 est fixée à 0,10 %.
Le Roi peut soustraire entièrement ou partiellement les catégories qu'il détermine du champ d'application de la présente section.
§ 2. Les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale sont, chacune en ce qui la concerne, chargées de la perception et du recouvrement de la cotisation visée au § 1er, ainsi que du versement de celle-ci sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé au sein du ministère de l'Emploi et du Travail, en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 précité.
Ces cotisations sont assimilées à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Art.8. § 1. De opbrengst van de bijdragen bedoeld in artikel 7, § 1, wordt aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
§ 2. De middelen die op en vanaf 31 december 2000 in het Tewerkstellingsfonds beschikbaar zijn en die enerzijds komen van het saldo van de middelen bedoeld in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en van de middelen voorkomend uit de inwerkingstelling van artikel 20, § 1, van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van artikel 6, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 27 januari 1997, en anderzijds van de bijdragen die vanaf 1 januari 2001 verschuldigd zijn met toepassing van artikel 5, worden aangewend voor de bevordering en de omkadering van het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst en voor de federale diensten belast met het toezicht, de opvolging en de omkadering van het inschakelingsparcours.
§ 2. De middelen die op en vanaf 31 december 2000 in het Tewerkstellingsfonds beschikbaar zijn en die enerzijds komen van het saldo van de middelen bedoeld in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en van de middelen voorkomend uit de inwerkingstelling van artikel 20, § 1, van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van artikel 6, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 27 januari 1997, en anderzijds van de bijdragen die vanaf 1 januari 2001 verschuldigd zijn met toepassing van artikel 5, worden aangewend voor de bevordering en de omkadering van het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst en voor de federale diensten belast met het toezicht, de opvolging en de omkadering van het inschakelingsparcours.
Art.8. § 1er. Le produit des cotisations visées à l'article 7, § 1er, est affecté à l'accompagnement des jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion.
§ 2. Les moyens disponibles au et à partir du 31 décembre 2000 au Fonds pour l'Emploi et provenant, d'une part, du solde des moyens visés à l'article 6, § 2, de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 contenant des mesures pour la promotion de l'emploi en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, et des moyens résultant de la mise en oeuvre de l'article 20, § 1er, de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi et de l'article 6, § 1er, de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 précité, et d'autre part, des cotisations qui, à partir du 1er janvier 2001, sont dues en vertu de l'article 5, sont utilisés pour la promotion et l'encadrement de l'apprentissage de professions exercées par des travailleurs salariés ainsi que pour les services fédéraux chargés du contrôle, du suivi et de l'encadrement du parcours d'insertion.
§ 2. Les moyens disponibles au et à partir du 31 décembre 2000 au Fonds pour l'Emploi et provenant, d'une part, du solde des moyens visés à l'article 6, § 2, de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 contenant des mesures pour la promotion de l'emploi en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, et des moyens résultant de la mise en oeuvre de l'article 20, § 1er, de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi et de l'article 6, § 1er, de l'arrêté royal du 27 janvier 1997 précité, et d'autre part, des cotisations qui, à partir du 1er janvier 2001, sont dues en vertu de l'article 5, sont utilisés pour la promotion et l'encadrement de l'apprentissage de professions exercées par des travailleurs salariés ainsi que pour les services fédéraux chargés du contrôle, du suivi et de l'encadrement du parcours d'insertion.
Art.9. De Koning bepaalt bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
1° ten voordele van welke jongeren, in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen die bijdragen bedoeld in artikel 8, § 1, worden aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is. Door de Koning kan worden voorzien in de toekenning van de voorschotten waarvan het bedrag door Hem wordt bepaald;
2° wat de begeleiding betreft van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is, de nadere regelen voor de verdeling van de opbrengst van de bijdragen, bedoeld in artikel 8, § 1;
3° elke andere maatregel die nodig is om de uitvoering van deze maatregel te waarborgen.
1° ten voordele van welke jongeren, in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen die bijdragen bedoeld in artikel 8, § 1, worden aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is. Door de Koning kan worden voorzien in de toekenning van de voorschotten waarvan het bedrag door Hem wordt bepaald;
2° wat de begeleiding betreft van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is, de nadere regelen voor de verdeling van de opbrengst van de bijdragen, bedoeld in artikel 8, § 1;
3° elke andere maatregel die nodig is om de uitvoering van deze maatregel te waarborgen.
Art.9. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres :
1° en faveur de quels jeunes, dans quels cas, à quelles conditions et selon quelles modalités les cotisations visées à l'article 8, § 1er, sont affectées à l'accompagnement de jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion. Le Roi peut prévoir l'octroi d'avances dont Il détermine le montant;
2° pour l'accompagnement des jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion, les modalités de répartition du produit des cotisations visées à l'article 8, § 1er;
3° toute autre mesure nécessaire pour garantir l'exécution de la présente section.
1° en faveur de quels jeunes, dans quels cas, à quelles conditions et selon quelles modalités les cotisations visées à l'article 8, § 1er, sont affectées à l'accompagnement de jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion. Le Roi peut prévoir l'octroi d'avances dont Il détermine le montant;
2° pour l'accompagnement des jeunes auxquels s'applique un parcours d'insertion, les modalités de répartition du produit des cotisations visées à l'article 8, § 1er;
3° toute autre mesure nécessaire pour garantir l'exécution de la présente section.
HOOFDSTUK III. [1 - Verplichting tot financiële bijdrage aan het "Terug Naar Werk-fonds" door de werkgever die zich beroept op medische overmacht om de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen]1
CHAPITRE III. [1 - Obligation de contribution financière au "Fonds Retour Au Travail" par l'employeur invoquant la force majeure médicale pour mettre fin au contrat de travail d'un travailleur en incapacité de travail.]1
Art.10. [1 § 1. De werkgever die zich beroept op overmacht, als bedoeld in artikel 34, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, om de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen, dient uiterlijk binnen een termijn van [2 45 dagen]2 nadat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd:
1° het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering in kennis te stellen van de volgende gegevens:
a) de naam van de werkgever, het identificatienummer van de Kruispuntbank van ondernemingen, bedoeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, het inschrijvingsnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, bedoeld in artikel 33, § 1, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, het bankrekeningnummer en de contactgegevens van de werkgever;
b) de naam, de voornaam en het identificatienummer, bedoeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, van de werknemer wiens arbeidsovereenkomst beëindigd werd;
2° een bijdrage van 1.800 euro te betalen aan het "Terug Naar Werk-fonds", bedoeld in artikel 110/2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze van kennisgeving en de wijze van betaling van de bijdrage door de werkgever, bedoeld in het vorige lid, evenals de nadere regels die hieraan verbonden zijn.
§ 2. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is de verwerkingsverantwoordelijke van de persoonsgegevens in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1°.
De verwerking van deze gegevens heeft tot doel de betrokken werknemers wiens arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens overmacht om medische redenen toe te laten een beroep te doen op het "Terug Naar Werk-fonds" om gespecialiseerde dienstverlening op maat in te kopen met het oog op hun sociaalprofessionele re-integratie.
Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering kan deze gegevens meedelen aan de bevoegde inspectiediensten met het oog op de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de inbreuken op de bepalingen van paragraaf 1, en met het oog op de inning en invordering van de bedragen die tot hun respectieve bevoegdheden behoren.
Deze gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van het doel van de verwerking ervan, met een maximale bewaartermijn van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de betaling, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, is gebeurd.]1
1° het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering in kennis te stellen van de volgende gegevens:
a) de naam van de werkgever, het identificatienummer van de Kruispuntbank van ondernemingen, bedoeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, het inschrijvingsnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, bedoeld in artikel 33, § 1, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, het bankrekeningnummer en de contactgegevens van de werkgever;
b) de naam, de voornaam en het identificatienummer, bedoeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, van de werknemer wiens arbeidsovereenkomst beëindigd werd;
2° een bijdrage van 1.800 euro te betalen aan het "Terug Naar Werk-fonds", bedoeld in artikel 110/2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze van kennisgeving en de wijze van betaling van de bijdrage door de werkgever, bedoeld in het vorige lid, evenals de nadere regels die hieraan verbonden zijn.
§ 2. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is de verwerkingsverantwoordelijke van de persoonsgegevens in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1°.
De verwerking van deze gegevens heeft tot doel de betrokken werknemers wiens arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens overmacht om medische redenen toe te laten een beroep te doen op het "Terug Naar Werk-fonds" om gespecialiseerde dienstverlening op maat in te kopen met het oog op hun sociaalprofessionele re-integratie.
Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering kan deze gegevens meedelen aan de bevoegde inspectiediensten met het oog op de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de inbreuken op de bepalingen van paragraaf 1, en met het oog op de inning en invordering van de bedragen die tot hun respectieve bevoegdheden behoren.
Deze gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van het doel van de verwerking ervan, met een maximale bewaartermijn van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de betaling, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, is gebeurd.]1
Art.10. [1 § 1er. L'employeur qui invoque la force majeure, telle que visée à l'article 34, § 1er, de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, pour mettre fin au contrat de travail d'un travailleur en incapacité de travail, doit, au plus tard dans un délai de [2 45 jours]2 calendrier suivant la fin du contrat de travail:
1° notifier à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité les données suivantes:
a) le nom de l'employeur, le numéro d'identification de la Banque-Carrefour des Entreprises, visé à l'article III.17 du Code de droit économique, le numéro d'inscription à l'Office national de sécurité sociale, visé à l'article 33, § 1er, de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 novembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, le numéro de compte bancaire et les coordonnées de l'employeur;
b) le nom, le prénom et le numéro d'identification, visé à l'article 8 de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale, du travailleur pour lequel le contrat de travail a pris fin;
2° verser une contribution de 1.800 euros au "Fonds Retour Au Travail", visé à l'article 110/2 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994.
Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le mode de notification et le mode de paiement de la contribution par l'employeur, visés à l'alinéa précédent, ainsi que les modalités qui y sont attachées.
§ 2. L'Institut national d'assurance maladie-invalidité est le responsable du traitement des données à caractère personnel au sens du Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE, prévu au paragraphe 1er, alinéa 1er, 1°.
Le traitement de ces données a pour finalité de permettre aux travailleurs concernés dont le contrat de travail a pris fin pour cause de force majeure médicale, de faire appel au "Fonds Retour Au Travail" pour acheter des services spécialisés adaptés aux besoins en vue de leur réinsertion socioprofessionnelle.
L'Institut national d'assurance maladie-invalidité peut communiquer ces données aux services de contrôle compétents aux fins de la constatation, de la poursuite et de la répression des infractions aux dispositions du paragraphe 1er, ainsi qu'aux fins de la perception et du recouvrement des sommes relevant de leurs compétences respectives.
Ces données sont conservées pendant la durée nécessaire à la réalisation de la finalité de leur traitement, avec une durée de conservation maximale de trois années à compter du 1er janvier de l'année qui suit celle du versement, visé au paragraphe 1er, alinéa 1er, 2°.]1
1° notifier à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité les données suivantes:
a) le nom de l'employeur, le numéro d'identification de la Banque-Carrefour des Entreprises, visé à l'article III.17 du Code de droit économique, le numéro d'inscription à l'Office national de sécurité sociale, visé à l'article 33, § 1er, de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 novembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, le numéro de compte bancaire et les coordonnées de l'employeur;
b) le nom, le prénom et le numéro d'identification, visé à l'article 8 de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale, du travailleur pour lequel le contrat de travail a pris fin;
2° verser une contribution de 1.800 euros au "Fonds Retour Au Travail", visé à l'article 110/2 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994.
Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le mode de notification et le mode de paiement de la contribution par l'employeur, visés à l'alinéa précédent, ainsi que les modalités qui y sont attachées.
§ 2. L'Institut national d'assurance maladie-invalidité est le responsable du traitement des données à caractère personnel au sens du Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE, prévu au paragraphe 1er, alinéa 1er, 1°.
Le traitement de ces données a pour finalité de permettre aux travailleurs concernés dont le contrat de travail a pris fin pour cause de force majeure médicale, de faire appel au "Fonds Retour Au Travail" pour acheter des services spécialisés adaptés aux besoins en vue de leur réinsertion socioprofessionnelle.
L'Institut national d'assurance maladie-invalidité peut communiquer ces données aux services de contrôle compétents aux fins de la constatation, de la poursuite et de la répression des infractions aux dispositions du paragraphe 1er, ainsi qu'aux fins de la perception et du recouvrement des sommes relevant de leurs compétences respectives.
Ces données sont conservées pendant la durée nécessaire à la réalisation de la finalité de leur traitement, avec une durée de conservation maximale de trois années à compter du 1er janvier de l'année qui suit celle du versement, visé au paragraphe 1er, alinéa 1er, 2°.]1
Art.10/1. [1 Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op vraag, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie en bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op vraag, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie en bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
Art.10/1. [1 Sans préjudice des attributions des officiers de police judiciaire, les fonctionnaires désignés par le Roi surveillent le respect du présent chapitre et de ses arrêtés d'exécution.
Ces fonctionnaires exercent cette surveillance conformément aux dispositions du Code pénal social.
Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions du présent chapitre et de ses arrêtés d'exécution.]1
Ces fonctionnaires exercent cette surveillance conformément aux dispositions du Code pénal social.
Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions du présent chapitre et de ses arrêtés d'exécution.]1
Modifications
HOOFDSTUK IV. - Oudere werknemers.
CHAPITRE IV. - Travailleurs âgés.
Art.11. Artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd door de wetten van 24 december 1999 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld als volgt :
" 7° De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de regels bepalen volgens welke de vermindering van de bijdragen bedoeld in 2° en 3° verhoogd kan worden voor de werknemers die deel uitmaken van categorie 1 of van categorie 3, die, op de laatste dag van het trimester, ten minste 58 jaar oud zijn. Het bedrag van deze bijkomende bijdragevermindering kan schommelen afhankelijk van de leeftijd van de werknemer, zonder evenwel het kwartaalbedrag te kunnen overschrijden van de bijdragevermindering bedoeld in 2° en 3°. ".
" 7° De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de regels bepalen volgens welke de vermindering van de bijdragen bedoeld in 2° en 3° verhoogd kan worden voor de werknemers die deel uitmaken van categorie 1 of van categorie 3, die, op de laatste dag van het trimester, ten minste 58 jaar oud zijn. Het bedrag van deze bijkomende bijdragevermindering kan schommelen afhankelijk van de leeftijd van de werknemer, zonder evenwel het kwartaalbedrag te kunnen overschrijden van de bijdragevermindering bedoeld in 2° en 3°. ".
Art.11. L'article 35, § 1er, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, remplacé par la loi du 26 mars 1999 et modifié par les lois des 24 décembre 1999 et 12 août 2000 est complété comme suit :
" 7° le Roi peut, par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, déterminer les conditions et les règles suivant lesquelles la réduction de cotisations visée aux 2° et 3° peut être augmentée pour les travailleurs faisant partie de la catégorie 1 ou de la catégorie 3 qui, le dernier jour du trimestre, sont âgés d'au moins 58 ans. Le montant de cette réduction complémentaire de cotisations peut varier en fonction de l'âge du travailleur, sans pouvoir excéder le montant trimestriel de la réduction de cotisations visée au 2° et 3°. ".
" 7° le Roi peut, par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, déterminer les conditions et les règles suivant lesquelles la réduction de cotisations visée aux 2° et 3° peut être augmentée pour les travailleurs faisant partie de la catégorie 1 ou de la catégorie 3 qui, le dernier jour du trimestre, sont âgés d'au moins 58 ans. Le montant de cette réduction complémentaire de cotisations peut varier en fonction de l'âge du travailleur, sans pouvoir excéder le montant trimestriel de la réduction de cotisations visée au 2° et 3°. ".
HOOFDSTUK V. - Outplacement.
CHAPITRE V. - Reclassement professionnel.
Afdeling 1. [1 - Algemene regeling van outplacement]1
Section 1re. [1 - Régime général de reclassement professionnel]1
Art. 11/1. [1 Deze afdeling is van toepassing op de werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd door middel van een opzeggingstermijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken of een vergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn.
Deze afdeling is evenwel niet van toepassing op werknemers die vallen onder het toepassingsgebied van hoofdstuk V van titel IV van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.]1
Deze afdeling is evenwel niet van toepassing op werknemers die vallen onder het toepassingsgebied van hoofdstuk V van titel IV van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.]1
Art. 11/1. [1 La présente section est applicable au travailleur dont l'employeur a mis fin au contrat de travail moyennant un préavis, obtenu conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et des articles 67 à 69, d'au moins 30 semaines ou une indemnité égale à la rémunération en cours correspondant soit à la durée d'un délai de préavis d'au moins 30 semaines, soit à la partie de ce délai restant à courir.
Cette section ne s'applique toutefois pas aux travailleurs qui relèvent du champ d'application du chapitre V du titre IV de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations.]1
Cette section ne s'applique toutefois pas aux travailleurs qui relèvent du champ d'application du chapitre V du titre IV de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations.]1
Modifications
Art. 11/2. [1 Voor de toepassing van deze afdeling moet onder "outplacementbegeleiding" worden verstaan, een geheel van begeleidende diensten en adviezen die, in opdracht van een werkgever, door een derde, hierna genoemd dienstverlener, individueel of in groep worden verleend, om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.]1
Art. 11/2. [1 Pour l'application de la présente section, l'on entend par "procédure de reclassement professionnel" : "un ensemble de services et de conseils de guidance fournis individuellement ou en groupe par un tiers, dénommé ci-après "prestataire de services", pour le compte d'un employeur, afin de permettre à un travailleur de retrouver lui-même et le plus rapidement possible un emploi auprès d'un nouvel employeur ou de développer une activité professionnelle en tant qu'indépendant.]1
Modifications
Art. 11/3. [1 De werknemer bedoeld in artikel 11/1, eerste lid, heeft recht op een outplacementbegeleiding.
Dit recht wordt niet toegekend als de werknemer om dringende reden werd ontslagen.]1
Dit recht wordt niet toegekend als de werknemer om dringende reden werd ontslagen.]1
Art. 11/3. [1 Le travailleur visé à l'article 11/1, premier alinéa, a droit à un reclassement professionnel.
Ce droit n'est pas accordé lorsque le travailleur est licencié pour faute grave.]1
Ce droit n'est pas accordé lorsque le travailleur est licencié pour faute grave.]1
Modifications
Art. 11/4. [1 § 1. De werkgever moet, nadat het ontslag werd gegeven, de werknemer een outplacementbegeleiding aanbieden waarvan de voorwaarden en nadere regels bepaald worden door of krachtens deze afdeling.
§ 2. Het aanbod van outplacementbegeleiding moet beantwoorden aan de navolgende kwaliteitscriteria :
1° de werkgever doet een beroep op een dienstverlener, die optreedt :
a) hetzij in het kader van een regeling, bepaald op het niveau van de bedrijfstak waartoe de onderneming behoort of, bij ontstentenis, in het kader van een regeling vastgesteld op het niveau van een andere bedrijfstak;
b) hetzij in het raam van een regeling, bepaald bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op het niveau van de onderneming;
c) hetzij in de hoedanigheid van een openbaar of privaat bureau, gespecialiseerd in het verstrekken van outplacement;
d) hetzij in het kader van een regionaal, subregionaal of lokaal initiatief, dat opgezet wordt in het kader van een gewestelijke tewerkstellingsdienst;
2° indien de werkgever een beroep doet op een openbare of private dienstverlener, moet deze laatste erkend zijn in de zin van de regelgeving over de publieke of private arbeidsbemiddelingsbureaus;
3° uit het aanbod van de outplacementbegeleiding dat de werkgever gedaan heeft aan de werknemer, bedoeld bij artikel 11/1, moet blijken dat :
a) de dienstverlener, die verantwoordelijk is voor die begeleiding, zich ertoe verbindt een ongevallenverzekering te sluiten, waarbij voor alle ongevallen, gebeurd tijdens de uitvoering van de outplacementopdracht en op de weg van en naar de plaats waar ze wordt uitgevoerd en die niet door de arbeidsongevallenverzekering van de werkgever gedekt worden, dezelfde bescherming wordt geboden als deze welke door de arbeidsongevallenwetgeving wordt gewaarborgd;
b) de dienstverlener zich ertoe verbindt om bij niet-naleving van deze laatste verbintenis aan de werknemer die het slachtoffer wordt van een ongeval, ongeacht de vorderingen, die de werknemer op grond van zijn schade tegenover de dienstverlener kan instellen, een aanvullende forfaitaire vergoeding, gelijk aan drie maanden loon, te waarborgen;
c) de dienstverlener zich ertoe verbindt om in het kader van de behandeling van de persoonlijke gegevens betreffende de werknemer de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen; de inlichtingen die in het raam van de outplacementopdracht over de werknemer worden bekomen, worden vertrouwelijk behandeld en worden niet aan derden doorgegeven;
d) de dienstverlener zich ertoe verbindt de werknemer, op zijn verzoek, na beëindiging van de opdracht zijn dossier terug te geven;
e) de dienstverlener zich ertoe verbindt zich niet te beroepen op de niet-uitvoering van de verbintenissen van de werkgever tegenover de dienstverlener om de outplacementbegeleiding te schorsen of stop te zetten;
f) de dienstverlener zich ertoe verbindt zich niet in te laten met de contacten tussen de werknemer en de potentiële werkgevers;
g) de dienstverlener zich ertoe verbindt noch de ontslagbeslissing, noch de onderhandeling daaromtrent te beïnvloeden;
h) de dienstverlener zich ertoe verbindt de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis aan te bieden door onder meer enkel personeel in te zetten dat voldoende gekwalificeerd en opgeleid is voor de opdracht;
i) de werknemer zo snel mogelijk zal worden opgeroepen om de outplacementbegeleiding aan te vatten opdat die zo goed mogelijk zou verlopen en dit zowel op emotioneel vlak als wat betreft het opmaken van een competentiebalans;
4° het outplacementaanbod moet een duidelijk en objectief beeld geven van de diensten van de dienstverlener en van zijn werkingsmodaliteiten; daartoe dient het aanbod de navolgende elementen te bevatten :
a) de diensten die minimaal deel uitmaken van de opdracht : een persoonlijke en professionele balans, psychologische ondersteuning op verzoek van de werknemer, het opstellen van een actieplan alsook logistieke en administratieve steun;
b) de nagestreefde doelstellingen met inbegrip van de specifiekere of gepersonaliseerde aspecten die zijn aangepast aan de leeftijd en het kwalificatieniveau van de werknemers;
c) de begeleidingsmethodes die concreet worden beoogd;
d) de datum van het begin van de outplacementbegeleiding;
e) het soort van outplacement dat wordt beoogd : individueel en/of groepsoutplacement;
f) het programma van de werknemer tijdens de outplacementbegeleiding via een document dat aan de werknemer overhandigd wordt ter verduidelijking van de te volgen stappen, de training en de opvolging;
g) de vermoedelijke plaats(en) waar de outplacementbegeleiding wordt ingericht;
5° de afstand tussen de woon- of werkplaats van de werknemer en de plaats waar de outplacementbegeleiding wordt ingericht, moet redelijk zijn; ter beoordeling hiervan dient uit het outplacementaanbod te blijken dat de dienstverlener blijk geeft van geografische beschikbaarheid en moet er rekening worden gehouden met de verplaatsingsmogelijkheden van de werknemer, met inbegrip van de kostprijs, alsook met de aard en het niveau van zijn kwalificatie.
§ 3. De in paragraaf 2 opgesomde criteria kunnen door de Koning worden aangevuld of vervangen.]1
§ 2. Het aanbod van outplacementbegeleiding moet beantwoorden aan de navolgende kwaliteitscriteria :
1° de werkgever doet een beroep op een dienstverlener, die optreedt :
a) hetzij in het kader van een regeling, bepaald op het niveau van de bedrijfstak waartoe de onderneming behoort of, bij ontstentenis, in het kader van een regeling vastgesteld op het niveau van een andere bedrijfstak;
b) hetzij in het raam van een regeling, bepaald bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op het niveau van de onderneming;
c) hetzij in de hoedanigheid van een openbaar of privaat bureau, gespecialiseerd in het verstrekken van outplacement;
d) hetzij in het kader van een regionaal, subregionaal of lokaal initiatief, dat opgezet wordt in het kader van een gewestelijke tewerkstellingsdienst;
2° indien de werkgever een beroep doet op een openbare of private dienstverlener, moet deze laatste erkend zijn in de zin van de regelgeving over de publieke of private arbeidsbemiddelingsbureaus;
3° uit het aanbod van de outplacementbegeleiding dat de werkgever gedaan heeft aan de werknemer, bedoeld bij artikel 11/1, moet blijken dat :
a) de dienstverlener, die verantwoordelijk is voor die begeleiding, zich ertoe verbindt een ongevallenverzekering te sluiten, waarbij voor alle ongevallen, gebeurd tijdens de uitvoering van de outplacementopdracht en op de weg van en naar de plaats waar ze wordt uitgevoerd en die niet door de arbeidsongevallenverzekering van de werkgever gedekt worden, dezelfde bescherming wordt geboden als deze welke door de arbeidsongevallenwetgeving wordt gewaarborgd;
b) de dienstverlener zich ertoe verbindt om bij niet-naleving van deze laatste verbintenis aan de werknemer die het slachtoffer wordt van een ongeval, ongeacht de vorderingen, die de werknemer op grond van zijn schade tegenover de dienstverlener kan instellen, een aanvullende forfaitaire vergoeding, gelijk aan drie maanden loon, te waarborgen;
c) de dienstverlener zich ertoe verbindt om in het kader van de behandeling van de persoonlijke gegevens betreffende de werknemer de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen; de inlichtingen die in het raam van de outplacementopdracht over de werknemer worden bekomen, worden vertrouwelijk behandeld en worden niet aan derden doorgegeven;
d) de dienstverlener zich ertoe verbindt de werknemer, op zijn verzoek, na beëindiging van de opdracht zijn dossier terug te geven;
e) de dienstverlener zich ertoe verbindt zich niet te beroepen op de niet-uitvoering van de verbintenissen van de werkgever tegenover de dienstverlener om de outplacementbegeleiding te schorsen of stop te zetten;
f) de dienstverlener zich ertoe verbindt zich niet in te laten met de contacten tussen de werknemer en de potentiële werkgevers;
g) de dienstverlener zich ertoe verbindt noch de ontslagbeslissing, noch de onderhandeling daaromtrent te beïnvloeden;
h) de dienstverlener zich ertoe verbindt de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis aan te bieden door onder meer enkel personeel in te zetten dat voldoende gekwalificeerd en opgeleid is voor de opdracht;
i) de werknemer zo snel mogelijk zal worden opgeroepen om de outplacementbegeleiding aan te vatten opdat die zo goed mogelijk zou verlopen en dit zowel op emotioneel vlak als wat betreft het opmaken van een competentiebalans;
4° het outplacementaanbod moet een duidelijk en objectief beeld geven van de diensten van de dienstverlener en van zijn werkingsmodaliteiten; daartoe dient het aanbod de navolgende elementen te bevatten :
a) de diensten die minimaal deel uitmaken van de opdracht : een persoonlijke en professionele balans, psychologische ondersteuning op verzoek van de werknemer, het opstellen van een actieplan alsook logistieke en administratieve steun;
b) de nagestreefde doelstellingen met inbegrip van de specifiekere of gepersonaliseerde aspecten die zijn aangepast aan de leeftijd en het kwalificatieniveau van de werknemers;
c) de begeleidingsmethodes die concreet worden beoogd;
d) de datum van het begin van de outplacementbegeleiding;
e) het soort van outplacement dat wordt beoogd : individueel en/of groepsoutplacement;
f) het programma van de werknemer tijdens de outplacementbegeleiding via een document dat aan de werknemer overhandigd wordt ter verduidelijking van de te volgen stappen, de training en de opvolging;
g) de vermoedelijke plaats(en) waar de outplacementbegeleiding wordt ingericht;
5° de afstand tussen de woon- of werkplaats van de werknemer en de plaats waar de outplacementbegeleiding wordt ingericht, moet redelijk zijn; ter beoordeling hiervan dient uit het outplacementaanbod te blijken dat de dienstverlener blijk geeft van geografische beschikbaarheid en moet er rekening worden gehouden met de verplaatsingsmogelijkheden van de werknemer, met inbegrip van de kostprijs, alsook met de aard en het niveau van zijn kwalificatie.
§ 3. De in paragraaf 2 opgesomde criteria kunnen door de Koning worden aangevuld of vervangen.]1
Art. 11/4. [1 § 1er. Après que le congé ait été notifié, l'employeur doit offrir au travailleur une procédure de reclassement professionnel conformément aux conditions et modalités déterminées par ou en vertu de la présente section.
§ 2. L'offre de reclassement professionnel doit répondre aux critères de qualité suivants :
1° l'employeur fait appel à un prestataire de services, qui agit :
a) soit dans le cadre d'une réglementation fixée au niveau de la branche d'activité à laquelle l'entreprise appartient ou, à défaut, dans le cadre d'une réglementation fixée au niveau d'une autre branche d'activité;
b) soit dans le cadre d'une réglementation fixée par une convention collective de travail conclue au niveau de l'entreprise;
c) soit en qualité de bureau public ou privé, spécialisé dans le reclassement professionnel;
d) soit dans le cadre d'une initiative régionale, sous-régionale ou locale, qui est développée dans le cadre d'un service régional de l'emploi;
2° si l'employeur fait appel à un prestataire de services public ou privé, ce dernier doit être agréé au sens de la réglementation qui régit les agences d'emploi privées ou publiques;
3° il doit ressortir de l'offre de la procédure de reclassement professionnel faite par l'employeur au travailleur visé à l'article 11/1 que :
a) le prestataire de services responsable de ladite procédure s'engage à souscrire une assurance contre les accidents, offrant pour tous les accidents qui surviennent au cours de l'exécution de la mission de reclassement professionnel ainsi que sur le chemin du lieu où cette mission se déroule et qui ne sont pas couverts par l'assurance contre les accidents du travail contractée par l'employeur, une protection identique à celle garantie par la législation sur les accidents du travail;
b) le prestataire de services s'engage à garantir, en cas de non-respect de ce dernier engagement, au travailleur victime d'un accident, une indemnisation forfaitaire complémentaire égale à trois mois de rémunération, sans préjudice des actions que le travailleur peut, sur la base de son dommage, intenter contre le prestataire de services;
c) le prestataire de services s'engage à respecter le droit à la vie privée du travailleur dans le cadre du traitement des données à caractère personnel; les informations obtenues au sujet du travailleur dans le cadre de la mission de reclassement professionnel sont traitées de manière confidentielle et ne sont pas transmises à des tiers;
d) le prestataire de services s'engage à remettre, au terme de la mission, le dossier qui concerne le travailleur à ce dernier s'il en fait la demande;
e) le prestataire de services s'engage à ne pas invoquer la non-exécution des engagements de l'employeur vis-à-vis du prestataire de services pour suspendre l'exécution de la procédure de reclassement professionnel ou y mettre fin;
f) le prestataire de services s'engage à ne pas s'immiscer dans les contacts entre le travailleur et les employeurs potentiels;
g) le prestataire de services s'engage à n'influencer ni la décision de licenciement, ni les discussions y relatives;
h) le prestataire de services s'engage à offrir la compétence et la connaissance professionnelles les plus grandes possible en n'affectant, notamment, que du personnel suffisamment qualifié et formé pour la mission;
i) le travailleur sera convoqué le plus rapidement possible afin d'entamer la procédure de reclassement professionnel, de manière à ce que celle-ci se déroule le mieux possible, tant au niveau émotionnel qu'en ce qui concerne l'élaboration d'un bilan de compétences;
4° l'offre de reclassement professionnel doit donner une image claire et objective des services du prestataire de services et des modalités de fonctionnement de celui-ci; à cet effet, l'offre doit contenir les éléments suivants :
a) les services qui font au minimum partie de la mission : un bilan personnel et professionnel, une assistance psychologique pour le travailleur qui en fait la demande, l'élaboration d'un plan d'action ainsi qu'une aide logistique et administrative;
b) les objectifs poursuivis, y compris les aspects plus spécifiques ou personnalisés adaptés à l'âge et au niveau de qualification des travailleurs;
c) les méthodes d'accompagnement concrètement envisagées;
d) la date du début de la procédure de reclassement professionnel;
e) le type de reclassement professionnel visé : reclassement professionnel individuel et/ou de groupe;
f) le programme du travailleur pendant la procédure de reclassement professionnel, par un document qui est remis au travailleur et qui précise les étapes à suivre, la formation et le suivi;
g) le ou les lieux probables où la procédure de reclassement professionnel sera organisée;
5° la distance entre le domicile ou le lieu de travail du travailleur et le lieu où la procédure de reclassement professionnel est organisée doit être raisonnable; pour en juger, il doit ressortir de l'offre de reclassement professionnel que le prestataire de services fait preuve de disponibilité géographique et il faut tenir compte des possibilités de déplacement du travailleur, y compris les frais, ainsi que de la nature et du niveau de sa qualification.
§ 3. Les critères énumérés au paragraphe 2 peuvent être complétés ou remplacés par le Roi.]1
§ 2. L'offre de reclassement professionnel doit répondre aux critères de qualité suivants :
1° l'employeur fait appel à un prestataire de services, qui agit :
a) soit dans le cadre d'une réglementation fixée au niveau de la branche d'activité à laquelle l'entreprise appartient ou, à défaut, dans le cadre d'une réglementation fixée au niveau d'une autre branche d'activité;
b) soit dans le cadre d'une réglementation fixée par une convention collective de travail conclue au niveau de l'entreprise;
c) soit en qualité de bureau public ou privé, spécialisé dans le reclassement professionnel;
d) soit dans le cadre d'une initiative régionale, sous-régionale ou locale, qui est développée dans le cadre d'un service régional de l'emploi;
2° si l'employeur fait appel à un prestataire de services public ou privé, ce dernier doit être agréé au sens de la réglementation qui régit les agences d'emploi privées ou publiques;
3° il doit ressortir de l'offre de la procédure de reclassement professionnel faite par l'employeur au travailleur visé à l'article 11/1 que :
a) le prestataire de services responsable de ladite procédure s'engage à souscrire une assurance contre les accidents, offrant pour tous les accidents qui surviennent au cours de l'exécution de la mission de reclassement professionnel ainsi que sur le chemin du lieu où cette mission se déroule et qui ne sont pas couverts par l'assurance contre les accidents du travail contractée par l'employeur, une protection identique à celle garantie par la législation sur les accidents du travail;
b) le prestataire de services s'engage à garantir, en cas de non-respect de ce dernier engagement, au travailleur victime d'un accident, une indemnisation forfaitaire complémentaire égale à trois mois de rémunération, sans préjudice des actions que le travailleur peut, sur la base de son dommage, intenter contre le prestataire de services;
c) le prestataire de services s'engage à respecter le droit à la vie privée du travailleur dans le cadre du traitement des données à caractère personnel; les informations obtenues au sujet du travailleur dans le cadre de la mission de reclassement professionnel sont traitées de manière confidentielle et ne sont pas transmises à des tiers;
d) le prestataire de services s'engage à remettre, au terme de la mission, le dossier qui concerne le travailleur à ce dernier s'il en fait la demande;
e) le prestataire de services s'engage à ne pas invoquer la non-exécution des engagements de l'employeur vis-à-vis du prestataire de services pour suspendre l'exécution de la procédure de reclassement professionnel ou y mettre fin;
f) le prestataire de services s'engage à ne pas s'immiscer dans les contacts entre le travailleur et les employeurs potentiels;
g) le prestataire de services s'engage à n'influencer ni la décision de licenciement, ni les discussions y relatives;
h) le prestataire de services s'engage à offrir la compétence et la connaissance professionnelles les plus grandes possible en n'affectant, notamment, que du personnel suffisamment qualifié et formé pour la mission;
i) le travailleur sera convoqué le plus rapidement possible afin d'entamer la procédure de reclassement professionnel, de manière à ce que celle-ci se déroule le mieux possible, tant au niveau émotionnel qu'en ce qui concerne l'élaboration d'un bilan de compétences;
4° l'offre de reclassement professionnel doit donner une image claire et objective des services du prestataire de services et des modalités de fonctionnement de celui-ci; à cet effet, l'offre doit contenir les éléments suivants :
a) les services qui font au minimum partie de la mission : un bilan personnel et professionnel, une assistance psychologique pour le travailleur qui en fait la demande, l'élaboration d'un plan d'action ainsi qu'une aide logistique et administrative;
b) les objectifs poursuivis, y compris les aspects plus spécifiques ou personnalisés adaptés à l'âge et au niveau de qualification des travailleurs;
c) les méthodes d'accompagnement concrètement envisagées;
d) la date du début de la procédure de reclassement professionnel;
e) le type de reclassement professionnel visé : reclassement professionnel individuel et/ou de groupe;
f) le programme du travailleur pendant la procédure de reclassement professionnel, par un document qui est remis au travailleur et qui précise les étapes à suivre, la formation et le suivi;
g) le ou les lieux probables où la procédure de reclassement professionnel sera organisée;
5° la distance entre le domicile ou le lieu de travail du travailleur et le lieu où la procédure de reclassement professionnel est organisée doit être raisonnable; pour en juger, il doit ressortir de l'offre de reclassement professionnel que le prestataire de services fait preuve de disponibilité géographique et il faut tenir compte des possibilités de déplacement du travailleur, y compris les frais, ainsi que de la nature et du niveau de sa qualification.
§ 3. Les critères énumérés au paragraphe 2 peuvent être complétés ou remplacés par le Roi.]1
Modifications
Art. 11/5. [1 § 1. Wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met een vergoeding die berekend wordt op het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, heeft de werknemer recht op een ontslagpakket bestaande uit :
1° een outplacementbegeleiding van 60 uren ter waarde van één twaalfde van het jaarloon van het kalenderjaar die het ontslag voorafgaat, met een minimumwaarde van 1.800 euro en een maximumwaarde van 5.500 euro. Ingeval de arbeidsregeling van de werknemer deeltijds is, wordt deze minimum- en maximumvork herleid aan de hand van de tewerkstellingsbreuk. De outplacementbegeleiding wordt gewaardeerd op 4 weken loon;
2° een opzeggingsvergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, waarop vier weken worden aangerekend voor de waarde van de outplacementbegeleiding.
§ 2. De bij § 1 bedoelde werknemer heeft recht op een outplacementbegeleiding gedurende een maximumperiode van twaalf maanden onder de navolgende voorwaarden en nadere regels :
1° gedurende een termijn van maximum twee maanden, te rekenen vanaf de aanvangsdatum van het outplacementprogramma, krijgt de werknemer, in totaal, twintig uren begeleiding behalve wanneer hij de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij die begeleiding niet wenst aan te vatten;
2° de begeleiding wordt voortgezet gedurende een daaropvolgende termijn van maximum vier maanden ten belope van, in totaal, twintig uren behalve wanneer de werknemer de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij de begeleiding niet wenst voort te zetten;
3° de begeleiding wordt nogmaals voortgezet gedurende een daaropvolgende termijn van maximum zes maanden ten belope van, in totaal, twintig uren behalve wanneer de werknemer de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever of een beroepsbezigheid als zelfstandige heeft en dat hij de begeleiding niet wenst voort te zetten;
4° de bij het tweede en derde lid bedoelde verwittiging onderbreekt de outplacementbegeleiding.
§ 3. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt deze aan in de fase waarin het outplacementprogramma werd onderbroken en voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.]1
[2 § 4. In afwijking van paragraaf 1 heeft de werknemer die, aan de hand van geneeskundige getuigschriften van zijn behandelende arts, alsook, indien de werkgever daartoe het initiatief neemt, van een tweede arts die door de werkgever wordt aangesteld, binnen de zeven dagen vanaf de dag waarop hij kennis heeft genomen van zijn ontslag aantoont dat hij medisch ongeschikt is om een outplacementbegeleiding te volgen, geen recht op de in § 1, 1°, bedoelde outplacementbegeleiding. In dat geval mag de werkgever geen vier weken aanrekenen op de in § 1, 2°, bedoelde opzeggingsvergoeding.]2
1° een outplacementbegeleiding van 60 uren ter waarde van één twaalfde van het jaarloon van het kalenderjaar die het ontslag voorafgaat, met een minimumwaarde van 1.800 euro en een maximumwaarde van 5.500 euro. Ingeval de arbeidsregeling van de werknemer deeltijds is, wordt deze minimum- en maximumvork herleid aan de hand van de tewerkstellingsbreuk. De outplacementbegeleiding wordt gewaardeerd op 4 weken loon;
2° een opzeggingsvergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, waarop vier weken worden aangerekend voor de waarde van de outplacementbegeleiding.
§ 2. De bij § 1 bedoelde werknemer heeft recht op een outplacementbegeleiding gedurende een maximumperiode van twaalf maanden onder de navolgende voorwaarden en nadere regels :
1° gedurende een termijn van maximum twee maanden, te rekenen vanaf de aanvangsdatum van het outplacementprogramma, krijgt de werknemer, in totaal, twintig uren begeleiding behalve wanneer hij de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij die begeleiding niet wenst aan te vatten;
2° de begeleiding wordt voortgezet gedurende een daaropvolgende termijn van maximum vier maanden ten belope van, in totaal, twintig uren behalve wanneer de werknemer de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij de begeleiding niet wenst voort te zetten;
3° de begeleiding wordt nogmaals voortgezet gedurende een daaropvolgende termijn van maximum zes maanden ten belope van, in totaal, twintig uren behalve wanneer de werknemer de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever of een beroepsbezigheid als zelfstandige heeft en dat hij de begeleiding niet wenst voort te zetten;
4° de bij het tweede en derde lid bedoelde verwittiging onderbreekt de outplacementbegeleiding.
§ 3. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt deze aan in de fase waarin het outplacementprogramma werd onderbroken en voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.]1
[2 § 4. In afwijking van paragraaf 1 heeft de werknemer die, aan de hand van geneeskundige getuigschriften van zijn behandelende arts, alsook, indien de werkgever daartoe het initiatief neemt, van een tweede arts die door de werkgever wordt aangesteld, binnen de zeven dagen vanaf de dag waarop hij kennis heeft genomen van zijn ontslag aantoont dat hij medisch ongeschikt is om een outplacementbegeleiding te volgen, geen recht op de in § 1, 1°, bedoelde outplacementbegeleiding. In dat geval mag de werkgever geen vier weken aanrekenen op de in § 1, 2°, bedoelde opzeggingsvergoeding.]2
Art. 11/5. [1 § 1er. Lorsque le contrat de travail est résilié par l'employeur moyennant une indemnité calculée sur la base de la rémunération en cours correspondant soit à la durée d'un délai de préavis d'au moins trente semaines, soit à la partie de ce délai restant à courir, le travailleur a droit à l'ensemble de mesures composées de :
1° un reclassement professionnel de 60 heures correspondant à la valeur d'un douzième de la rémunération annuelle de l'année civile qui précède le licenciement, avec une valeur minimale de 1.800 euros et une valeur maximale de 5.500 euros. En cas de régime de travail à temps partiel, cette fourchette minimale et maximale est proratisée en fonction de la durée des prestations de travail. Ce reclassement professionnel est évalué pour l'ensemble de mesures à 4 semaines de rémunération;
2° une indemnité de préavis qui correspond soit à la durée d'un délai de préavis d'au moins 30 semaines, soit à la partie de ce délai restant à courir, sur laquelle quatre semaines sont imputées pour la valeur de reclassement professionnel.
§ 2. Le travailleur visé au § 1er a droit au reclassement professionnel durant une période maximum de douze mois selon les conditions et modalités suivantes :
1° pendant un délai de deux mois au maximum, à compter de la date de début du programme de reclassement professionnel, le travailleur reçoit, au total, vingt heures d'accompagnement, sauf s'il a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur ou développé une activité professionnelle en tant qu'indépendant et qu'il ne souhaite pas entamer cet accompagnement;
2° la procédure se poursuit pendant le délai suivant de quatre mois au maximum, à concurrence, au total, de vingt heures, sauf si le travailleur a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur ou développé une activité professionnelle en tant qu'indépendant et qu'il ne souhaite pas poursuivre le reclassement;
3° le reclassement se poursuit encore pendant le délai suivant de six mois au maximum, à concurrence, au total, de vingt heures, sauf si le travailleur a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur ou développé une activité professionnelle en tant qu'indépendant et qu'il ne souhaite pas poursuivre le reclassement;
4° l'avertissement visé aux deuxième et troisième alinéas interrompt la procédure de reclassement professionnel.
§ 3. Lorsque le travailleur qui a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur perd cet emploi dans les trois mois suivant son entrée en service, la procédure de reclassement professionnel débute ou reprend à sa demande. En cas de reprise, celle-ci débute à la phase pendant laquelle le programme de reclassement professionnel avait été interrompu et pour les heures restantes. La procédure de reclassement professionnel prend en tout cas fin à l'expiration de la période de douze mois après qu'elle a débuté.]1
[2 § 4. Par dérogation au paragraphe 1er, le travailleur qui, par le biais de certificats médicaux de son médecin traitant, et, si l'employeur en prend l'initiative, d'un deuxième médecin mandaté par l'employeur, atteste, endéans les sept jours à compter du jour où il a pris connaissance de son licenciement, qu'il est incapable de suivre le reclassement professionnel pour des raisons médicales, n'a pas droit au reclassement professionnel visé au § 1er, 1°. En ce cas l'employeur ne peut imputer les quatre semaines sur l'indemnité de préavis visée au § 1er, 2°.]2
1° un reclassement professionnel de 60 heures correspondant à la valeur d'un douzième de la rémunération annuelle de l'année civile qui précède le licenciement, avec une valeur minimale de 1.800 euros et une valeur maximale de 5.500 euros. En cas de régime de travail à temps partiel, cette fourchette minimale et maximale est proratisée en fonction de la durée des prestations de travail. Ce reclassement professionnel est évalué pour l'ensemble de mesures à 4 semaines de rémunération;
2° une indemnité de préavis qui correspond soit à la durée d'un délai de préavis d'au moins 30 semaines, soit à la partie de ce délai restant à courir, sur laquelle quatre semaines sont imputées pour la valeur de reclassement professionnel.
§ 2. Le travailleur visé au § 1er a droit au reclassement professionnel durant une période maximum de douze mois selon les conditions et modalités suivantes :
1° pendant un délai de deux mois au maximum, à compter de la date de début du programme de reclassement professionnel, le travailleur reçoit, au total, vingt heures d'accompagnement, sauf s'il a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur ou développé une activité professionnelle en tant qu'indépendant et qu'il ne souhaite pas entamer cet accompagnement;
2° la procédure se poursuit pendant le délai suivant de quatre mois au maximum, à concurrence, au total, de vingt heures, sauf si le travailleur a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur ou développé une activité professionnelle en tant qu'indépendant et qu'il ne souhaite pas poursuivre le reclassement;
3° le reclassement se poursuit encore pendant le délai suivant de six mois au maximum, à concurrence, au total, de vingt heures, sauf si le travailleur a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur ou développé une activité professionnelle en tant qu'indépendant et qu'il ne souhaite pas poursuivre le reclassement;
4° l'avertissement visé aux deuxième et troisième alinéas interrompt la procédure de reclassement professionnel.
§ 3. Lorsque le travailleur qui a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur perd cet emploi dans les trois mois suivant son entrée en service, la procédure de reclassement professionnel débute ou reprend à sa demande. En cas de reprise, celle-ci débute à la phase pendant laquelle le programme de reclassement professionnel avait été interrompu et pour les heures restantes. La procédure de reclassement professionnel prend en tout cas fin à l'expiration de la période de douze mois après qu'elle a débuté.]1
[2 § 4. Par dérogation au paragraphe 1er, le travailleur qui, par le biais de certificats médicaux de son médecin traitant, et, si l'employeur en prend l'initiative, d'un deuxième médecin mandaté par l'employeur, atteste, endéans les sept jours à compter du jour où il a pris connaissance de son licenciement, qu'il est incapable de suivre le reclassement professionnel pour des raisons médicales, n'a pas droit au reclassement professionnel visé au § 1er, 1°. En ce cas l'employeur ne peut imputer les quatre semaines sur l'indemnité de préavis visée au § 1er, 2°.]2
Art. 11/6. [1 § 1. Wanneer een arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn, berekend overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken, heeft de werknemer recht op een ontslagpakket bestaande uit :
1° een outplacementbegeleiding van 60 uren. De tijd die wordt besteed aan deze outplacementbegeleiding wordt aangerekend op de tijd gedurende dewelke de werknemer met behoud van loon van het werk mag wegblijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken krachtens artikel 41 van voormelde wet van 3 juli 1978;
2° een opzeggingstermijn, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken.
§ 2. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt het outplacementprogramma aan voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.
§ 3. De werknemer die, tijdens de opzeggingstermijn, aan de arbeidsovereenkomst een einde maakt met een verkorte opzeggingstermijn wanneer hij een andere betrekking heeft gevonden, behoudt het recht op een outplacementbegeleiding tot drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst bij zijn vorige werkgever een einde heeft genomen. Indien de begeleiding reeds was aangevat, vangt de hervatting aan voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.]1
1° een outplacementbegeleiding van 60 uren. De tijd die wordt besteed aan deze outplacementbegeleiding wordt aangerekend op de tijd gedurende dewelke de werknemer met behoud van loon van het werk mag wegblijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken krachtens artikel 41 van voormelde wet van 3 juli 1978;
2° een opzeggingstermijn, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken.
§ 2. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt het outplacementprogramma aan voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.
§ 3. De werknemer die, tijdens de opzeggingstermijn, aan de arbeidsovereenkomst een einde maakt met een verkorte opzeggingstermijn wanneer hij een andere betrekking heeft gevonden, behoudt het recht op een outplacementbegeleiding tot drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst bij zijn vorige werkgever een einde heeft genomen. Indien de begeleiding reeds was aangevat, vangt de hervatting aan voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.]1
Art. 11/6. [1 § 1er. Lorsqu'un contrat de travail est résilié par l'employeur moyennant prestation d'un délai de préavis, calculé conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978 précitée et aux articles 67 à 69, d'au moins 30 semaines, le travailleur a droit à un ensemble de mesures composées de :
1° un reclassement professionnel de 60 heures. Le temps qui est consacré à ce reclassement professionnel est imputé sur la durée pendant laquelle le travailleur, avec maintien du salaire, peut s'absenter du travail afin de chercher un nouvel emploi en vertu de l'article 41 de la loi du 3 juillet 1978 précitée;
2° un délai de préavis, conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978 précitée et aux articles 67 à 69, d'au moins 30 semaines.
§ 2. Lorsque le travailleur qui a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur perd cet emploi dans les trois mois suivant son entrée en service, la procédure de reclassement professionnel débute ou reprend à sa demande. En cas de reprise, celle-ci débute à la phase pendant laquelle le programme de reclassement professionnel avait été interrompu et pour les heures restantes. La procédure de reclassement professionnel prend en tout cas fin à l'expiration de la période de douze mois après qu'elle a débuté.
§ 3. Le travailleur qui, pendant le délai de préavis, met fin au contrat de travail moyennant un préavis réduit lorsqu'il a trouvé un autre emploi, conserve le droit de bénéficier d'une procédure de reclassement professionnel jusqu'à trois mois après que le contrat de travail chez son employeur précédent a pris fin. Si la procédure avait déjà débuté, la reprise débute à la phase pendant laquelle le programme de reclassement professionnel avait été interrompu et pour les heures restantes. La procédure prend en tout cas fin à l'expiration de la période de douze mois après qu'elle a débuté.]1
1° un reclassement professionnel de 60 heures. Le temps qui est consacré à ce reclassement professionnel est imputé sur la durée pendant laquelle le travailleur, avec maintien du salaire, peut s'absenter du travail afin de chercher un nouvel emploi en vertu de l'article 41 de la loi du 3 juillet 1978 précitée;
2° un délai de préavis, conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978 précitée et aux articles 67 à 69, d'au moins 30 semaines.
§ 2. Lorsque le travailleur qui a averti l'employeur qu'il a trouvé un emploi auprès d'un nouvel employeur perd cet emploi dans les trois mois suivant son entrée en service, la procédure de reclassement professionnel débute ou reprend à sa demande. En cas de reprise, celle-ci débute à la phase pendant laquelle le programme de reclassement professionnel avait été interrompu et pour les heures restantes. La procédure de reclassement professionnel prend en tout cas fin à l'expiration de la période de douze mois après qu'elle a débuté.
§ 3. Le travailleur qui, pendant le délai de préavis, met fin au contrat de travail moyennant un préavis réduit lorsqu'il a trouvé un autre emploi, conserve le droit de bénéficier d'une procédure de reclassement professionnel jusqu'à trois mois après que le contrat de travail chez son employeur précédent a pris fin. Si la procédure avait déjà débuté, la reprise débute à la phase pendant laquelle le programme de reclassement professionnel avait été interrompu et pour les heures restantes. La procédure prend en tout cas fin à l'expiration de la période de douze mois après qu'elle a débuté.]1
Modifications
Art. 11/7. [1 § 1. Wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met een vergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, doet de werkgever binnen een termijn van vijftien dagen nadat de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, schriftelijk een geldig outplacementaanbod aan de werknemer.
§ 2. Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van vijftien dagen geen outplacementbegeleiding aan de werknemer aanbiedt, stelt deze laatste de werkgever binnen 39 weken na het verstrijken van die termijn schriftelijk in gebreke.
§ 3. De werkgever doet binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van de ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod.
§ 4. De werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
§ 5. De werknemer mag ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven zijn instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig.]1
§ 2. Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van vijftien dagen geen outplacementbegeleiding aan de werknemer aanbiedt, stelt deze laatste de werkgever binnen 39 weken na het verstrijken van die termijn schriftelijk in gebreke.
§ 3. De werkgever doet binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van de ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod.
§ 4. De werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
§ 5. De werknemer mag ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven zijn instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig.]1
Art. 11/7. [1 § 1er. Lorsqu'un contrat de travail est résilié par l'employeur moyennant une indemnité qui correspond à un délai de préavis d'au moins 30 semaines soit à la partie de ce délai restant à courir, l'employeur fait une offre de reclassement valable par écrit au travailleur dans un délai de quinze jours après que le contrat de travail a pris fin.
§ 2. Si l'employeur ne fait pas une offre de reclassement professionnel au travailleur dans le délai précité de quinze jours, ce dernier met l'employeur en demeure par écrit dans les 39 semaines après expiration de ce terme.
§ 3. L'employeur fait une offre de reclassement professionnel valable par écrit au travailleur dans un délai de quatre semaines après la date de la mise en demeure.
§ 4. Le travailleur dispose d'un délai de quatre semaines, à compter du moment où l'offre est faite par l'employeur, pour donner ou non son consentement par écrit à cette offre.
§ 5. Le travailleur peut, au plus tôt au moment où le congé est donné, donner son consentement pour entamer le reclassement professionnel.
L'écrit, par lequel le travailleur donne son consentement, ne peut se rapporter qu'au reclassement professionnel proprement dit.]1
§ 2. Si l'employeur ne fait pas une offre de reclassement professionnel au travailleur dans le délai précité de quinze jours, ce dernier met l'employeur en demeure par écrit dans les 39 semaines après expiration de ce terme.
§ 3. L'employeur fait une offre de reclassement professionnel valable par écrit au travailleur dans un délai de quatre semaines après la date de la mise en demeure.
§ 4. Le travailleur dispose d'un délai de quatre semaines, à compter du moment où l'offre est faite par l'employeur, pour donner ou non son consentement par écrit à cette offre.
§ 5. Le travailleur peut, au plus tôt au moment où le congé est donné, donner son consentement pour entamer le reclassement professionnel.
L'écrit, par lequel le travailleur donne son consentement, ne peut se rapporter qu'au reclassement professionnel proprement dit.]1
Modifications
Art. 11/8. [1 § 1. Wanneer een arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd door middel van een opzeggingstermijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken, doet de werkgever uiterlijk vier weken na de aanvang van de opzeggingstermijn een outplacementaanbod.
Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van vier weken geen outplacementbegeleiding aan de werknemer aanbiedt, stelt deze laatste de werkgever binnen een termijn van vier weken na het verstrijken van die termijn schriftelijk in gebreke.
De werkgever doet binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van de ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod.
De werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
§ 2. De werknemer mag ten vroegste na de betekening van de opzeggingstermijn van de arbeidsovereenkomst zijn instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig.]1
Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van vier weken geen outplacementbegeleiding aan de werknemer aanbiedt, stelt deze laatste de werkgever binnen een termijn van vier weken na het verstrijken van die termijn schriftelijk in gebreke.
De werkgever doet binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van de ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod.
De werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
§ 2. De werknemer mag ten vroegste na de betekening van de opzeggingstermijn van de arbeidsovereenkomst zijn instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig.]1
Art. 11/8. [1 § 1er. Lorsqu'un contrat de travail est résilié par l'employeur moyennant un préavis calculé conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978 précitée, et aux articles 67 à 69, d'au moins 30 semaines, l'employeur fait une offre de reclassement professionnel au plus tard 4 semaines après le début du délai de préavis.
Si l'employeur ne fait pas une offre de reclassement professionnel au travailleur dans le délai précité de quatre semaines, ce dernier met l'employeur en demeure par écrit dans les quatre semaines qui suivent l'expiration de ce terme.
L'employeur fait une offre de reclassement professionnel valable par écrit au travailleur dans un délai de quatre semaines après la date de la mise en demeure.
Le travailleur dispose d'un délai de quatre semaines, à compter du moment où l'offre est faite par l'employeur, pour donner ou non son consentement par écrit à cette offre.
§ 2. Le travailleur peut, au plus tôt au moment où le congé est donné, donner son consentement pour entamer le reclassement professionnel.
L'écrit, par lequel le travailleur donne son consentement, ne peut se rapporter qu'au reclassement professionnel proprement dit.]1
Si l'employeur ne fait pas une offre de reclassement professionnel au travailleur dans le délai précité de quatre semaines, ce dernier met l'employeur en demeure par écrit dans les quatre semaines qui suivent l'expiration de ce terme.
L'employeur fait une offre de reclassement professionnel valable par écrit au travailleur dans un délai de quatre semaines après la date de la mise en demeure.
Le travailleur dispose d'un délai de quatre semaines, à compter du moment où l'offre est faite par l'employeur, pour donner ou non son consentement par écrit à cette offre.
§ 2. Le travailleur peut, au plus tôt au moment où le congé est donné, donner son consentement pour entamer le reclassement professionnel.
L'écrit, par lequel le travailleur donne son consentement, ne peut se rapporter qu'au reclassement professionnel proprement dit.]1
Modifications
Art. 11/9. [1 § 1. De werknemer, die overeenkomstig artikel 11/5, § 3, en artikel 11/6, §§ 2 en 3, de outplacementbegeleiding wenst aan te vatten of te hervatten, dient zijn verzoek daartoe schriftelijk in binnen een termijn van vier weken na het verlies van de nieuwe dienstbetrekking.
Wanneer de werknemer die de begeleiding wenst aan te vatten, nog geen aanbod heeft ontvangen, is de bij artikel 11/7 bedoelde procedure van toepassing met dien verstande dat de termijn van vijftien dagen binnen welke de werkgever een outplacementbegeleiding moet aanbieden, gerekend wordt vanaf het tijdstip van het verzoek door de werknemer.]1
Wanneer de werknemer die de begeleiding wenst aan te vatten, nog geen aanbod heeft ontvangen, is de bij artikel 11/7 bedoelde procedure van toepassing met dien verstande dat de termijn van vijftien dagen binnen welke de werkgever een outplacementbegeleiding moet aanbieden, gerekend wordt vanaf het tijdstip van het verzoek door de werknemer.]1
Art. 11/9. [1 § 1er. Le travailleur qui, conformément à l'article 11/5, § 3, et l'article 11/6, §§ 2 et 3, souhaite entamer ou reprendre la procédure de reclassement professionnel, introduit par écrit sa demande à cet effet dans un délai d'un mois après la perte de son nouvel emploi.
Lorsque le travailleur qui souhaite entamer la procédure n'a pas encore reçu d'offre, la procédure visée à l'article 11/7 s'applique, étant entendu que le délai de quinze jours dans lequel l'employeur est tenu d'offrir une procédure de reclassement professionnel est calculé à partir du moment où la demande est faite par le travailleur.]1
Lorsque le travailleur qui souhaite entamer la procédure n'a pas encore reçu d'offre, la procédure visée à l'article 11/7 s'applique, étant entendu que le délai de quinze jours dans lequel l'employeur est tenu d'offrir une procédure de reclassement professionnel est calculé à partir du moment où la demande est faite par le travailleur.]1
Modifications
Art. 11/10. [1 Het verzoek om een outplacementbegeleiding aan te vatten of te hervatten, de ingebrekestelling, de instemming met de begeleiding of de eventuele weigering ervan, het verzoek tot verdaging van de aanvangsdatum alsook de verwittiging betreffende een nieuwe betrekking of een zelfstandige activiteit gebeuren door middel van een aangetekend schrijven of de overhandiging van een geschrift waarvan het duplicaat door de werkgever voor ontvangst wordt getekend.
Het outplacementaanbod van de werkgever, de eventuele weigering van een verzoek tot begeleiding, de instemming met of de weigering tot verdaging van de aanvangsdatum gebeuren door middel van een ter post aangetekend schrijven.]1
Het outplacementaanbod van de werkgever, de eventuele weigering van een verzoek tot begeleiding, de instemming met of de weigering tot verdaging van de aanvangsdatum gebeuren door middel van een ter post aangetekend schrijven.]1
Art. 11/10. [1 La demande en vue d'obtenir, d'entamer ou de reprendre une procédure de reclassement professionnel, la mise en demeure, le consentement à la procédure ou le refus éventuel de celle-ci, la demande de report de la date de début ainsi que l'avertissement relatif à un nouvel emploi ou à une activité indépendante, se font par lettre recommandée à la poste ou par la remise d'un écrit dont le double est signé par l'employeur pour réception.
L'offre de reclassement professionnel de l'employeur, le refus éventuel d'une demande de procédure de reclassement professionnel, l'acceptation ou le refus d'une demande de report de la date de début se font par lettre recommandée à la poste.]1
L'offre de reclassement professionnel de l'employeur, le refus éventuel d'une demande de procédure de reclassement professionnel, l'acceptation ou le refus d'une demande de report de la date de début se font par lettre recommandée à la poste.]1
Modifications
Art. 11/11. [1 De werknemer bedoeld bij artikel 11/5 herwint het recht op een opzeggingsvergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de artikelen 67 tot 69, als de werkgever :
- hem geen enkele outplacementbegeleiding aanbiedt na de procedure bepaald bij artikel 11/7 te hebben gevolgd;
- hem een aanbod voorstelt dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden en nadere regels vastgesteld bij of krachtens deze afdeling;
- hoewel hij een outplacementbegeleiding heeft aangeboden overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels vastgesteld in of krachtens deze afdeling, de voormelde begeleiding niet daadwerkelijk uitvoert.]1
- hem geen enkele outplacementbegeleiding aanbiedt na de procedure bepaald bij artikel 11/7 te hebben gevolgd;
- hem een aanbod voorstelt dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden en nadere regels vastgesteld bij of krachtens deze afdeling;
- hoewel hij een outplacementbegeleiding heeft aangeboden overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels vastgesteld in of krachtens deze afdeling, de voormelde begeleiding niet daadwerkelijk uitvoert.]1
Art. 11/11. [1 Le travailleur visé à l'article 11/5 recouvre le droit à une indemnité de préavis égale à la rémunération en cours correspondant soit à la durée d'un délai de préavis, soit à la partie de ce délai restant à courir, obtenu conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978 précitée, et des articles 67 à 69, si l'employeur :
- ne lui offre aucune procédure de reclassement professionnel après avoir suivi la procédure déterminée à l'article 11/7;
- lui propose une offre de reclassement professionnel qui n'est pas conforme aux conditions et modalités déterminées par ou en vertu de la présente section;
- bien que lui ayant offert une procédure de reclassement professionnel conforme aux conditions et modalités déterminées par ou en vertu de la présente section, ne met pas en oeuvre effectivement ladite procédure.]1
- ne lui offre aucune procédure de reclassement professionnel après avoir suivi la procédure déterminée à l'article 11/7;
- lui propose une offre de reclassement professionnel qui n'est pas conforme aux conditions et modalités déterminées par ou en vertu de la présente section;
- bien que lui ayant offert une procédure de reclassement professionnel conforme aux conditions et modalités déterminées par ou en vertu de la présente section, ne met pas en oeuvre effectivement ladite procédure.]1
Modifications
Art. 11/12. [1 Tot en met 31 december 2015, heeft de werknemer wiens arbeidsovereenkomst is verbroken mits betaling van een opzeggingsvergoeding, recht op een opzeggingsvergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de artikelen 67 tot 69, behalve als hij een outplacementaanbod, in overeenstemming met de voorwaarden en nadere regels bepaald bij of krachtens deze afdeling, aanvaardt dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd door de werkgever. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 11/5 op hem van toepassing.]1
Art. 11/12. [1 Jusqu'au 31 décembre 2015, le travailleur dont le contrat de travail est rompu moyennant paiement d'une indemnité de préavis bénéficie d'une indemnité de préavis égale à la rémunération en cours correspondant soit à la durée d'un délai de préavis, soit à la partie de ce délai restant à courir, obtenu conformément aux dispositions de la loi du 3 juillet 1978, précitée, et des articles 67 à 69, sauf s'il accepte une offre de procédure de reclassement professionnel conforme aux conditions et modalités déterminées par ou en vertu de la présente section, mise effectivement en oeuvre par l'employeur. Dans ce cas, les dispositions de l'article 11/5 lui sont applicables.]1
Modifications
Afdeling 2. [1 - Bijzondere regeling van outplacement voor de werknemers van minstens 45 jaar]1
Section 2. [1 - Régime particulier de reclassement professionnel pour les travailleurs d'au moins 45 ans]1
Art.12. [1 Deze afdeling is van toepassing op de werknemers die niet genieten van de bepalingen van afdeling 1 en die tewerkgesteld zijn door een werkgever die onderworpen is aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.]1
Modifications
Art.12. [1 La présente section est applicable aux travailleurs qui ne bénéficient pas des dispositions de la section 1re et qui sont occupés par un employeur qui est soumis à la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires.]1
Modifications
Art.13. <W 2007-05-17/48, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2007> § 1 Een werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever is beëindigd, heeft recht op een outplacementbegeleiding, zoals bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit of vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten binnen de twee maanden na de aanhangigmaking van de Nationale Arbeidsraad.
Dit recht wordt evenwel slechts toegekend wanneer de werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is niet ontslagen om dringende redenen;
2° op het ogenblik van het ontslag is hij minstens 45 jaar;
3° op het ogenblik van het ontslag heeft hij ten minste één jaar ononderbroken dienstanciënniteit bij de werkgever.
Het recht wordt hem niet langer toegekend vanaf het moment waarop hij het rustpensioen kan vragen.
§ 2. De werkgever moet, nadat het ontslag werd gegeven, de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde werknemer een outplacementbegeleiding aanbieden waarvan de voorwaarden en termijnen bepaald worden door het juridisch instrument voorzien in § 1, eerste lid.
§ 3. In afwijking van § 2, is de werkgever er niet toe gehouden een outplacementbegeleiding aan te bieden aan :
1° de werknemer die verbonden is door een arbeidsovereenkomst met een normaal gemiddelde wekelijkse arbeidsduur die niet de helft bedraagt van de arbeidsduur van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie in de zin van artikel 2 van de wet van 5 maart 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers;
2° de werknemer die, indien hij volledig uitkeringsgerechtigde werkloze zou worden na het einde van de opzeggingstermijn of de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding, niet beschikbaar zou moeten zijn voor de algemene arbeidsmarkt; de Koning bepaalt, na advies van de Nationale Arbeidsraad, de categorieën die niet beschikbaar moeten zijn voor de algemene arbeidsmarkt voor de toepassing van deze bepaling.
§ 4. [1 In afwijking van § 3, 1°, is de werkgever gehouden een outplacementbegeleiding aan te bieden aan de in § 3, 1°, bedoelde werknemers wanneer zij er hem uitdrukkelijk om verzoeken, behalve wanneer deze werknemers zich ook in de in § 3, 2°, bedoelde situatie bevinden.]1
Dit recht wordt evenwel slechts toegekend wanneer de werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is niet ontslagen om dringende redenen;
2° op het ogenblik van het ontslag is hij minstens 45 jaar;
3° op het ogenblik van het ontslag heeft hij ten minste één jaar ononderbroken dienstanciënniteit bij de werkgever.
Het recht wordt hem niet langer toegekend vanaf het moment waarop hij het rustpensioen kan vragen.
§ 2. De werkgever moet, nadat het ontslag werd gegeven, de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde werknemer een outplacementbegeleiding aanbieden waarvan de voorwaarden en termijnen bepaald worden door het juridisch instrument voorzien in § 1, eerste lid.
§ 3. In afwijking van § 2, is de werkgever er niet toe gehouden een outplacementbegeleiding aan te bieden aan :
1° de werknemer die verbonden is door een arbeidsovereenkomst met een normaal gemiddelde wekelijkse arbeidsduur die niet de helft bedraagt van de arbeidsduur van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie in de zin van artikel 2 van de wet van 5 maart 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers;
2° de werknemer die, indien hij volledig uitkeringsgerechtigde werkloze zou worden na het einde van de opzeggingstermijn of de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding, niet beschikbaar zou moeten zijn voor de algemene arbeidsmarkt; de Koning bepaalt, na advies van de Nationale Arbeidsraad, de categorieën die niet beschikbaar moeten zijn voor de algemene arbeidsmarkt voor de toepassing van deze bepaling.
§ 4. [1 In afwijking van § 3, 1°, is de werkgever gehouden een outplacementbegeleiding aan te bieden aan de in § 3, 1°, bedoelde werknemers wanneer zij er hem uitdrukkelijk om verzoeken, behalve wanneer deze werknemers zich ook in de in § 3, 2°, bedoelde situatie bevinden.]1
Modifications
Art.13. <L 2007-05-17/48, art. 7, 008; En vigueur : 01-12-2007> § 1er. Un travailleur dont l'employeur a mis fin au contrat de travail a droit à une procédure de reclassement professionnel telle qu'elle est fixée dans une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du travail et rendue obligatoire par arrêté royal ou fixée par le Roi par arrêté délibéré en Conseil des ministres, à défaut de convention collective de travail conclue dans les deux mois de la saisine du Conseil national du Travail.
Ce droit n'est toutefois accordé que si le travailleur remplit simultanément les conditions suivantes :
1° il n'a pas été licencié pour motif grave;
2° au moment du licenciement, il est âgé d'au moins 45 ans;
3° au moment du licenciement, il compte au moins un an d'ancienneté de service ininterrompue auprès de l'employeur.
Le droit ne lui est pas non plus accordé à partir du moment où il peut demander le bénéfice de la pension de retraite.
§ 2. L'employeur doit, après que le congé ait été donné, offrir au travailleur visé aux § 1er, alinéas 1 et 2, une procédure de reclassement professionnel dont les conditions et délais sont déterminés par l'instrument juridique déterminé au § 1er, alinéa 1.
§ 3. Par dérogation au § 2, l'employeur n'est pas tenu d'offrir une procédure de reclassement professionnel :
1° au travailleur qui est lié par un contrat de travail comportant une durée hebdomadaire de travail moyenne normale qui n'atteint pas la moitié de la durée de travail du travailleur à temps plein se trouvant dans une situation comparable au sens de l'article 2 de la loi du 5 mars 2002 relative au principe de non-discrimination en faveur des travailleurs à temps partiel;
2° au travailleur qui est dans une situation telle que s'il devenait chômeur complet indemnisé à l'issue du délai de préavis ou de la période couverte par une indemnité de congé, il ne devrait pas être disponible pour le marché général de l'emploi; le Roi détermine, après avis du Conseil national du Travail, les catégories qui ne doivent pas être disponibles pour le marché général de l'emploi pour l'application de cette disposition.
§ 4. [1 Par dérogation au § 3, 1°, l'employeur est tenu d'offrir une procédure de reclassement professionnel aux travailleurs visés au § 3, 1°, lorsqu'ils lui font explicitement la demande, sauf si ces mêmes travailleurs se trouvent également dans la situation visée au § 3, 2°.]1
Ce droit n'est toutefois accordé que si le travailleur remplit simultanément les conditions suivantes :
1° il n'a pas été licencié pour motif grave;
2° au moment du licenciement, il est âgé d'au moins 45 ans;
3° au moment du licenciement, il compte au moins un an d'ancienneté de service ininterrompue auprès de l'employeur.
Le droit ne lui est pas non plus accordé à partir du moment où il peut demander le bénéfice de la pension de retraite.
§ 2. L'employeur doit, après que le congé ait été donné, offrir au travailleur visé aux § 1er, alinéas 1 et 2, une procédure de reclassement professionnel dont les conditions et délais sont déterminés par l'instrument juridique déterminé au § 1er, alinéa 1.
§ 3. Par dérogation au § 2, l'employeur n'est pas tenu d'offrir une procédure de reclassement professionnel :
1° au travailleur qui est lié par un contrat de travail comportant une durée hebdomadaire de travail moyenne normale qui n'atteint pas la moitié de la durée de travail du travailleur à temps plein se trouvant dans une situation comparable au sens de l'article 2 de la loi du 5 mars 2002 relative au principe de non-discrimination en faveur des travailleurs à temps partiel;
2° au travailleur qui est dans une situation telle que s'il devenait chômeur complet indemnisé à l'issue du délai de préavis ou de la période couverte par une indemnité de congé, il ne devrait pas être disponible pour le marché général de l'emploi; le Roi détermine, après avis du Conseil national du Travail, les catégories qui ne doivent pas être disponibles pour le marché général de l'emploi pour l'application de cette disposition.
§ 4. [1 Par dérogation au § 3, 1°, l'employeur est tenu d'offrir une procédure de reclassement professionnel aux travailleurs visés au § 3, 1°, lorsqu'ils lui font explicitement la demande, sauf si ces mêmes travailleurs se trouvent également dans la situation visée au § 3, 2°.]1
Modifications
Art.14. De duur van de outplacement-begeleiding alsmede het statuut van de werknemer tijdens de duur van deze begeleiding worden vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, worden ze vastgesteld door de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, worden ze vastgesteld door de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Art.14. La durée de la procédure de reclassement professionnel ainsi que le statut du travailleur pendant le déroulement de cette procédure sont fixés par convention collective de travail rendue obligatoire par arrêté royal.
A défaut de convention collective de travail, ils sont fixés par le Roi par arrêté délibéré en Conseil des ministres.
A défaut de convention collective de travail, ils sont fixés par le Roi par arrêté délibéré en Conseil des ministres.
Art.15. <W 2002-12-24/31, art. 319, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2001> Onder de voorwaarden en volgens de procedure en de nadere regels vastgesteld door de Koning, is de werkgever ertoe gehouden om een bijdrage te betalen ten gunste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, wanneer is vastgesteld dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 13 en 14 niet heeft nageleefd. Deze bijdrage wordt toegewezen aan het outplacement van de werknemers die niet genoten van de outplacementbegeleiding bepaald bij artikels 13 en 14.
Het bedrag van deze bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Koning.
Deze bijdrage alsook de verhoging worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat de termijnen betreft inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling, belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Het bedrag van deze bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Koning.
Deze bijdrage alsook de verhoging worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat de termijnen betreft inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling, belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.15. <L 2002-12-24/31, art. 319, 003; En vigueur : 15-09-2001> Dans les conditions et selon la procédure et les modalités fixées par le Roi, l'employeur est tenu, lorsqu'il est constaté qu'il n'a pas respecté les obligations qui découlent des articles 13 et 14, de payer une contribution en faveur de l'Office national de l'Emploi. Cette contribution est affectée au reclassement professionnel des travailleurs qui n'ont pas bénéficié de la procédure de reclassement professionnel prévue par les articles 13 et 14.
Le montant de cette contribution, majoré d'un montant pour couvrir les charges administratives et financières, est fixé par le Roi.
Cette contribution ainsi que la majoration sont assimilées à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de la créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Le montant de cette contribution, majoré d'un montant pour couvrir les charges administratives et financières, est fixé par le Roi.
Cette contribution ainsi que la majoration sont assimilées à une cotisation de sécurité sociale, notamment en ce qui concerne les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la surveillance, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire, le privilège et la communication du montant de la déclaration de la créance des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
Art. 15_VLAAMS_GEWEST. [1 Onder de voorwaarden en volgens de procedure en de nadere regels die vastgesteld worden door de Vlaamse Regering, moet de werkgever een bijdrage betalen ten gunste van het Vlaamse Gewest voor de werknemer die in een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest werkt als vastgesteld wordt dat de werkgever de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 13 en 14 niet heeft nageleefd.
Het bedrag van de bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering.
De bijdrage en de verhoging ervan worden gelijkgesteld met een schuld tegenover het Vlaamse Gewest, inzonderheid wat de termijnen inzake betaling betreft, de toepassing van de burgerlijke sancties, de aanwijzing van de rechter die bevoegd is in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen]1.
Het bedrag van de bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering.
De bijdrage en de verhoging ervan worden gelijkgesteld met een schuld tegenover het Vlaamse Gewest, inzonderheid wat de termijnen inzake betaling betreft, de toepassing van de burgerlijke sancties, de aanwijzing van de rechter die bevoegd is in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen]1.
Modifications
Art. 15 _REGION_FLAMANDE.
[1 Dans les conditions et selon la procédure et les modalités fixées par le Gouvernement flamand, l'employeur est tenu, lorsqu'il est constaté qu'il n'a pas respecté les obligations qui découlent des articles 13 et 14, de payer une contribution en faveur de la région flamande pour le travailleur employé dans une unité d'établissement en Région flamande.
Le montant de la contribution, majoré d'un montant pour couvrir les charges administratives et financières, est fixé par le Gouvernement flamand.
La contribution ainsi que la majoration sont assimilées à une dette envers la Région flamande, notamment en ce qui concerne les délais de paiement, l'application des sanctions civiles, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire]1.
[1 Dans les conditions et selon la procédure et les modalités fixées par le Gouvernement flamand, l'employeur est tenu, lorsqu'il est constaté qu'il n'a pas respecté les obligations qui découlent des articles 13 et 14, de payer une contribution en faveur de la région flamande pour le travailleur employé dans une unité d'établissement en Région flamande.
Le montant de la contribution, majoré d'un montant pour couvrir les charges administratives et financières, est fixé par le Gouvernement flamand.
La contribution ainsi que la majoration sont assimilées à une dette envers la Région flamande, notamment en ce qui concerne les délais de paiement, l'application des sanctions civiles, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire]1.
Modifications
Art. 15_WAALS_GEWEST. [1 Onder de voorwaarden en volgens de procedure en de nadere regels vastgesteld door de Waalse Regering, dient de werkgever voor de werknemer die in een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied werkt, een bijdrage te betalen ten gunste van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", wanneer is vastgesteld dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 13 en 14 niet heeft nageleefd. Deze bijdrage wordt toegewezen aan het outplacement van de werknemers die niet hebben genoten van de outplacementbegeleiding bepaald bij de artikelen 13 en 14.
Het bedrag van deze bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Regering.
Deze bijdrage alsook de verhoging worden gelijkgesteld met een schuld van de werkgever tegenover de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", inzonderheid wat de termijnen inzake betaling betreft, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen.]1
Het bedrag van deze bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Regering.
Deze bijdrage alsook de verhoging worden gelijkgesteld met een schuld van de werkgever tegenover de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", inzonderheid wat de termijnen inzake betaling betreft, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen.]1
Modifications
Art. 15 _REGION_WALLONNE.
[1 Dans les conditions et selon la procédure et les modalités fixées par le Gouvernement wallon, l'employeur, pour le travailleur occupé dans une unité d'établissement située en région de langue française est tenu, lorsqu'il est constaté qu'il n'a pas respecté les obligations qui découlent des articles 13 et 14, de payer une contribution en faveur de l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi. Cette contribution est affectée au reclassement professionnel des travailleurs qui n'ont pas bénéficié de la procédure de reclassement professionnel prévue par les articles 13 et 14.
Le montant de cette contribution, majoré d'un montant pour couvrir les charges administratives et financières, est fixé par le Gouvernement.
Cette contribution ainsi que la majoration sont assimilées à une dette de l'employeur envers l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi, notamment en ce qui concerne les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire.]1
[1 Dans les conditions et selon la procédure et les modalités fixées par le Gouvernement wallon, l'employeur, pour le travailleur occupé dans une unité d'établissement située en région de langue française est tenu, lorsqu'il est constaté qu'il n'a pas respecté les obligations qui découlent des articles 13 et 14, de payer une contribution en faveur de l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi. Cette contribution est affectée au reclassement professionnel des travailleurs qui n'ont pas bénéficié de la procédure de reclassement professionnel prévue par les articles 13 et 14.
Le montant de cette contribution, majoré d'un montant pour couvrir les charges administratives et financières, est fixé par le Gouvernement.
Cette contribution ainsi que la majoration sont assimilées à une dette de l'employeur envers l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi, notamment en ce qui concerne les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des dispositions pénales, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière de procédure judiciaire.]1
Modifications
Art.16. <W 2002-12-24/31, art. 319, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2001> Artikel 15 is enkel van toepassing op de werknemers die werden ontslagen vanaf 15 september 2002.
Art.16. <L 2002-12-24/31, art. 319, 003; En vigueur : 15-09-2001> L'article 15 n'est applicable qu'aux travailleurs qui ont été licenciés à partir du 15 septembre 2002.
Art.17. <W 2002-12-24/31, art. 319, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2001> Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van [2 deze afdeling]2 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
[1 Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.]1
[4 De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op vraag, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie en bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]4
[1 Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.]1
[4 De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op vraag, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie en bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]4
Art.17. <L 2002-12-24/31, art. 319, 003; En vigueur : 15-09-2001> Sans préjudice des attributions des officiers de police judiciaire, les fonctionnaires désignés par le Roi surveillent le respect [2 de la présente section]2 et de ses arrêtés d'exécution.
[1 Ces fonctionnaires exercent cette surveillance conformément aux dispositions du Code pénal social.]1
[4 Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.]4
[1 Ces fonctionnaires exercent cette surveillance conformément aux dispositions du Code pénal social.]1
[4 Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.]4
Art. 17 _VLAAMSE_GEWEST. [1 Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.]1
Modifications
Art. 17. _REGION_FLAMANDE. [1 La surveillance et le contrôle de l'exécution du présent chapitre et de ses arrêtés d'exécution se déroulent conformément au décret relatif au contrôle des lois sociales du 30 avril 2004.]1
Modifications
Art. 17/1_WAALS_GEWEST. [1 De controle op de toepassing van artikel 15 en 16 en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]1
Modifications
Art. 17/1 _REGION_WALLONNE. [1 Le contrôle de l'application des article s 15 et 16 et de leurs mesures d'exécution s'exerce conformément aux dispositions du décret du 28 février 2019 relatif au contrôle des législations et réglementations relatives à la politique économique, à la politique de l'emploi et à la recherche scientifique ainsi qu'à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces législations et réglementations.]1
Modifications
Art. 17/1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaren controleren de uitvoering van de artikelen 15 en 16 en de uitvoeringsmaatregelen daarvan, en houden toezicht op de naleving ervan. Deze ambtenaren oefenen die controle of dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.]1
Art. 17/1 _REGION_BRUXELLES-CAPITALE. [1 Les fonctionnaires désignés par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale contrôlent l'application des articles 15 et 16 et de leurs mesures d'exécution, et surveillent le respect de ceux-ci. Ces fonctionnaires exercent ce contrôle ou cette surveillance conformément aux dispositions de l'ordonnance du 30 avril 2009 relative à la surveillance des réglementations en matière d'emploi qui relèvent de la compétence de la Région de Bruxelles-Capitale et à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces réglementations.]1
Afdeling 3.
Section 3.
HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke arbeid.
CHAPITRE VI. - Travail temporaire.
Art.19. In artikel 1 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wordt § 4 vervangen door de volgende bepaling :
" § 4. Onder uitzonderlijk werk worden verstaan de werkzaamheden bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad en door de Koning algemeen verbindend verklaard of bepaald door de Koning wanneer de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités niet van toepassing is. ".
" § 4. Onder uitzonderlijk werk worden verstaan de werkzaamheden bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad en door de Koning algemeen verbindend verklaard of bepaald door de Koning wanneer de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités niet van toepassing is. ".
Art.19. Dans l'article 1er de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, le § 4 est remplacé par la disposition suivante :
" § 4. Par travail exceptionnel, on entend les travaux déterminés dans une convention collective de travail conclue au sein du Conseil national du Travail et rendue obligatoire par le Roi ou déterminés par le Roi lorsque la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires ne s'applique pas. ".
" § 4. Par travail exceptionnel, on entend les travaux déterminés dans une convention collective de travail conclue au sein du Conseil national du Travail et rendue obligatoire par le Roi ou déterminés par le Roi lorsque la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires ne s'applique pas. ".
Art.20. Artikel 18 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.20. L'article 18 de la même loi est abrogé.
Art.21. Artikel 47, eerste lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.21. L'article 47, alinéa 1er, de la même loi est abrogé.
HOOFDSTUK VII. - Ervaringsfonds.
CHAPITRE VII. - Fonds de l'expérience professionnelle.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Section 1. - Champ d'application.
Art.22. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° werkgever : de werkgever die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° (oudere werknemers : de werknemers die ten minste de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben.) <W 2004-12-27/30, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
1° werkgever : de werkgever die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° (oudere werknemers : de werknemers die ten minste de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben.) <W 2004-12-27/30, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.22. Pour l'application du présent chapitre on entend par :
1° employeur : l'employeur auquel s'applique la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires;
2° (travailleurs âgés : les travailleurs âgés d'au moins 45 ans.) <L 2004-12-27/30, art. 129, 005; En vigueur : 01-01-2005>
1° employeur : l'employeur auquel s'applique la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires;
2° (travailleurs âgés : les travailleurs âgés d'au moins 45 ans.) <L 2004-12-27/30, art. 129, 005; En vigueur : 01-01-2005>
Art. 22_WAALS_GEWEST. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° [1 werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied heeft en die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;]1
2° (oudere werknemers : de werknemers die ten minste de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben [1 op het moment van de indiening van de aanvraag om toelage en die door de in 1 ° bedoelde werkgever in dienst worden genomen in een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied]1 .) <W 2004-12-27/30, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
1° [1 werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied heeft en die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;]1
2° (oudere werknemers : de werknemers die ten minste de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben [1 op het moment van de indiening van de aanvraag om toelage en die door de in 1 ° bedoelde werkgever in dienst worden genomen in een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied]1 .) <W 2004-12-27/30, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Modifications
Art. 22 _REGION_WALLONNE.
Pour l'application du présent chapitre on entend par :
1° [1 employeur : la personne physique ou la personne morale ayant une unité d'établissement en région de langue française et à laquelle s'applique la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires;]1
2° (travailleurs âgés : les travailleurs âgés d'au moins 45 ans [1 au moment de l'introduction de la demande de subvention qui sont occupés par l'employeur visés au 1° dans une unité d'établissement située en région de langue française]1 .) <L 2004-12-27/30, art. 129, 005; En vigueur : 01-01-2005>
Pour l'application du présent chapitre on entend par :
1° [1 employeur : la personne physique ou la personne morale ayant une unité d'établissement en région de langue française et à laquelle s'applique la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires;]1
2° (travailleurs âgés : les travailleurs âgés d'au moins 45 ans [1 au moment de l'introduction de la demande de subvention qui sont occupés par l'employeur visés au 1° dans une unité d'établissement située en région de langue française]1 .) <L 2004-12-27/30, art. 129, 005; En vigueur : 01-01-2005>
Modifications
Art.23. <W 2004-12-27/30, art. 130, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de toepassing van dit hoofdstuk tot andere categorieën van werkgevers uitbreiden.
Het in het eerste lid bedoelde besluit kan aan die uitbreiding bepaalde voorwaarden verbinden.
Het in het eerste lid bedoelde besluit kan aan die uitbreiding bepaalde voorwaarden verbinden.
Art.23. <L 2004-12-27/30, art. 130, 005; En vigueur : 01-01-2005> Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, étendre l'application du présent chapitre à d'autres catégories d'employeurs.
L'arrêté visé à l'alinéa 1er peut lier des conditions particulières à cette extension.
L'arrêté visé à l'alinéa 1er peut lier des conditions particulières à cette extension.
Afdeling 2. - Het Fonds.
Section 2. - Le Fonds.
Afdeling 2. WAALS_GEWEST. - [1 Subsidie toegekend in het kader van de voorziening genoemd "Fonds -beroepservaring".]1
Section 2. REGION_WALLONNE. - [1 La subvention octroyée dans le cadre du dispositif appelé Fonds de l'expérience professionnelle.]1
Art. 26_WAALS_GEWEST. [1 De krachtens dit hoofdstuk toegekende toelage heeft tot doel acties te ondersteunen die betrekking hebben op:
1° de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemer;
2° de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers;
3° de organisatie van de arbeid van de oudere werknemers;
4° de sensibilisatie van de sectoren en de ondernemingen betreffende de punten 1° tot 3°;
5° de adviesverlening aan de fondsen voor bestaanszekerheid en aan de werkgevers betreffende punten 1° tot 3°.
De in het eerste lid bedoelde toelage wordt gefinancierd door een jaarlijkse onttrekking aan de geldmiddelen beschikbaar op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en waarvan het bedrag uitgetrokken is op de begroting van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi".]1
1° de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemer;
2° de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers;
3° de organisatie van de arbeid van de oudere werknemers;
4° de sensibilisatie van de sectoren en de ondernemingen betreffende de punten 1° tot 3°;
5° de adviesverlening aan de fondsen voor bestaanszekerheid en aan de werkgevers betreffende punten 1° tot 3°.
De in het eerste lid bedoelde toelage wordt gefinancierd door een jaarlijkse onttrekking aan de geldmiddelen beschikbaar op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en waarvan het bedrag uitgetrokken is op de begroting van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi".]1
Modifications
Art. 26 _REGION_WALLONNE.
[1 La subvention accordée par ou en vertu du présent chapitre a pour but de soutenir des actions qui ont trait :
1° à la promotion des possibilités d'emploi des travailleurs âgés;
2° à la qualité des conditions de travail des travailleurs âgés;
3° à l'organisation du travail des travailleurs âgés;
4° à la sensibilisation des secteurs et des entreprises en ce qui concerne les points 1° à 3°;
5° aux avis donnés aux fonds de sécurité d'existence et aux employeurs en ce qui concerne les points 1° à 3°.
La subvention visée à l'alinéa premier est financée par un prélèvement annuel effectué sur les moyens disponibles au budget général des dépenses de la Région wallonne et dont le montant est inscrit au budget de l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi.]1
[1 La subvention accordée par ou en vertu du présent chapitre a pour but de soutenir des actions qui ont trait :
1° à la promotion des possibilités d'emploi des travailleurs âgés;
2° à la qualité des conditions de travail des travailleurs âgés;
3° à l'organisation du travail des travailleurs âgés;
4° à la sensibilisation des secteurs et des entreprises en ce qui concerne les points 1° à 3°;
5° aux avis donnés aux fonds de sécurité d'existence et aux employeurs en ce qui concerne les points 1° à 3°.
La subvention visée à l'alinéa premier est financée par un prélèvement annuel effectué sur les moyens disponibles au budget général des dépenses de la Région wallonne et dont le montant est inscrit au budget de l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi.]1
Modifications
Afdeling 3. - De toelage.
Section 3. - La subvention.
Afdeling 3. WAALS_GEWEST.
Section 3. REGION_WALLONNE.
Art.27. <W 2004-12-27/30, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid kan aan de fondsen voor bestaanszekerheid, aan de werkgevers of aan andere personen bepaald door de Koning, een toelage toekennen die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers.
[1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1
De Koning bepaalt, na advies van de Nationale Arbeidsraad, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
[1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1
De Koning bepaalt, na advies van de Nationale Arbeidsraad, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
Modifications
Art.27. <L 2004-12-27/30, art. 133, 005; En vigueur : 01-01-2005> Le ministre qui a l'Emploi et le Travail dans ses compétences peut accorder aux fonds de sécurité d'existence, aux employeurs ou à d'autres personnes déterminées par le Roi, une subvention qui a pour but de soutenir des actions qui ont trait à la promotion des possibilités de travail des travailleurs âgés, la qualité des conditions de travail des travailleurs âgés et l'organisation du travail des travailleurs âgés.
[1 Sont assimilés aux travailleurs pour l'application de cet article, les travailleurs licenciés dans le cadre d'une restructuration au sens de l'article 33 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, qui se sont inscrits dans une cellule de reconversion.]1
Le Roi détermine, après avis du Conseil national du travail, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions dans lesquelles et les modalités selon lesquelles les actions visées dans l'alinéa 1er entrent en ligne de compte pour la subvention.
[1 Sont assimilés aux travailleurs pour l'application de cet article, les travailleurs licenciés dans le cadre d'une restructuration au sens de l'article 33 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, qui se sont inscrits dans une cellule de reconversion.]1
Le Roi détermine, après avis du Conseil national du travail, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions dans lesquelles et les modalités selon lesquelles les actions visées dans l'alinéa 1er entrent en ligne de compte pour la subvention.
Modifications
Art. 27_WAALS_GEWEST. <W 2004-12-27/30, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> [2 De Regering]2 kan aan de fondsen voor bestaanszekerheid, aan de werkgevers of aan andere personen bepaald door de Koning, een toelage toekennen die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers. [1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1 De Koning bepaalt, na advies van de [3 Sociaal-Economische Raad voor Wallonië]3, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
Art. 27 _REGION_WALLONNE. <L 2004-12-27/30, art. 133, 005; En vigueur : 01-01-2005> [2 Le Gouvernement]2 peut accorder aux fonds de sécurité d'existence, aux employeurs ou à d'autres personnes déterminées par le Roi, une subvention qui a pour but de soutenir des actions qui ont trait à la promotion des possibilités de travail des travailleurs âgés, la qualité des conditions de travail des travailleurs âgés et l'organisation du travail des travailleurs âgés. [1 Sont assimilés aux travailleurs pour l'application de cet article, les travailleurs licenciés dans le cadre d'une restructuration au sens de l'article 33 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, qui se sont inscrits dans une cellule de reconversion.]1 Le Roi détermine, après avis du [3 Conseil économique et social de Wallonie]3, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions dans lesquelles et les modalités selon lesquelles les actions visées dans l'alinéa 1er entrent en ligne de compte pour la subvention.
Art. 27_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. <W 2004-12-27/30, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid kan aan de fondsen voor bestaanszekerheid, aan de werkgevers of aan andere personen bepaald door de Koning, een toelage toekennen die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers.
[1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1
De Koning bepaalt, na advies van de [2 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
[1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1
De Koning bepaalt, na advies van de [2 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
Art. 27 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
<L 2004-12-27/30, art. 133, 005; En vigueur : 01-01-2005> Le ministre qui a l'Emploi et le Travail dans ses compétences peut accorder aux fonds de sécurité d'existence, aux employeurs ou à d'autres personnes déterminées par le Roi, une subvention qui a pour but de soutenir des actions qui ont trait à la promotion des possibilités de travail des travailleurs âgés, la qualité des conditions de travail des travailleurs âgés et l'organisation du travail des travailleurs âgés.
[1 Sont assimilés aux travailleurs pour l'application de cet article, les travailleurs licenciés dans le cadre d'une restructuration au sens de l'article 33 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, qui se sont inscrits dans une cellule de reconversion.]1
Le Roi détermine, après avis du [2 Conseil Economique et Social de la Région de Bruxelles-Capitale]2, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions dans lesquelles et les modalités selon lesquelles les actions visées dans l'alinéa 1er entrent en ligne de compte pour la subvention.
<L 2004-12-27/30, art. 133, 005; En vigueur : 01-01-2005> Le ministre qui a l'Emploi et le Travail dans ses compétences peut accorder aux fonds de sécurité d'existence, aux employeurs ou à d'autres personnes déterminées par le Roi, une subvention qui a pour but de soutenir des actions qui ont trait à la promotion des possibilités de travail des travailleurs âgés, la qualité des conditions de travail des travailleurs âgés et l'organisation du travail des travailleurs âgés.
[1 Sont assimilés aux travailleurs pour l'application de cet article, les travailleurs licenciés dans le cadre d'une restructuration au sens de l'article 33 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, qui se sont inscrits dans une cellule de reconversion.]1
Le Roi détermine, après avis du [2 Conseil Economique et Social de la Région de Bruxelles-Capitale]2, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions dans lesquelles et les modalités selon lesquelles les actions visées dans l'alinéa 1er entrent en ligne de compte pour la subvention.
Art.28. (opgeheven) <W 2004-12-27/30, art. 134, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.28. (abrogés) <L 2004-12-27/30, art. 134, 005; En vigueur : 01-01-2005>
Art.29. (opgeheven) <W 2004-12-27/30, art. 134, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.29. (abrogé) <L 2004-12-27/30, art. 134, 005; En vigueur : 01-01-2005>
Art.30. De toelage kan niet worden gecumuleerd met een ander voordeel dat de werkgever voor dezelfde werknemer en voor hetzelfde doel ontvangt (met uitzondering van de vermindering van de sociale zekerheid). <W 2002-12-24/31, art. 323, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
Art.30. La subvention ne peut pas être cumulée avec un autre avantage que l'employeur perçoit dans le chef du même travailleur et dans le même but (à l'exception de la réduction des cotisations de sécurité sociale). <L 2002-12-24/31, art. 323, 003; En vigueur : 10-01-2003>
Art.31. De Koning bepaalt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen betreffende de toekenning van de toelage.
Art.31. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les critères, les conditions et les modalités relatifs à l'octroi de la subvention.
Art.32. De controle op de aanwending van de toelage gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 55 tot 58 van de wetten op de rijkscomptabiliteit gecoördineerd op 17 juli 1991.
Art.32. Le contrôle de l'emploi de la subvention est effectué conformément aux dispositions des articles 55 à 58 des lois sur la comptabilité de l'Etat, coordonnées le 17 juillet 1991.
Art. 32_WAALS_GEWEST. De controle op de aanwending van de toelage gebeurt overeenkomstig de bepalingen [1 van de artikelen 57 tot 62 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden]1.
Modifications
Art. 32 _REGION_WALLONNE. Le contrôle de l'emploi de la subvention est effectué conformément aux dispositions [1 des articles 57 à 62 du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget, de la comptabilité et du rapportage des unités d'administration publiques wallonnes]1.
Modifications
Art. 32_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De controle op de aanwending van de toelage gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 92 tot en met 95 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle. De bepalingen van de ordonnantie van [...] houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de toelage.]1
Art. 32 _REGION_BRUXELLES-CAPITALE.
[1 Le contrôle de l'emploi de la subvention est effectué conformément aux dispositions des articles 92 à 95 inclus de l'ordonnance organique du 23 février 2006 portant les dispositions applicables au budget, à la comptabilité et au contrôle. Les dispositions de l'ordonnance du 8 octobre 2015 portant des règles générales relatives à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation des subventions en matière d'emploi et d'économie s'appliquent à la subvention.]1
[1 Le contrôle de l'emploi de la subvention est effectué conformément aux dispositions des articles 92 à 95 inclus de l'ordonnance organique du 23 février 2006 portant les dispositions applicables au budget, à la comptabilité et au contrôle. Les dispositions de l'ordonnance du 8 octobre 2015 portant des règles générales relatives à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation des subventions en matière d'emploi et d'économie s'appliquent à la subvention.]1
Art.33. Aanvragen tot het verkrijgen van een toelage bedoeld in artikel 27 die werden ingediend, maar waarvoor nog geen beslissing tot het toekennen van de toelage werd genomen door de minister die bevoegd is voor Tewerkstelling en Arbeid, geven geen recht op enige toelage wanneer door het toekennen van de toelage de beschikbare middelen in het fonds zouden worden overschreden.
Art.33. Les demandes qui ont été introduites afin d'obtenir la subvention visée à l'article 27, mais pour lesquelles le ministre qui a l'Emploi et le Travail dans ses attributions n'a pas encore pris une décision en ce qui concerne l'octroi de la subvention, ne donnent pas lieu à une subvention au cas où les moyens disponibles dans le fonds seraient dépassés en raison de l'octroi de la subvention.
Art. 33_WAALS_GEWEST. Aanvragen tot het verkrijgen van een toelage bedoeld in artikel 27 die werden ingediend, maar waarvoor nog geen beslissing tot het toekennen van de toelage werd genomen door [1 de door de Regering aangewezen bevoegde overheid]1, geven geen recht op enige toelage wanneer door het toekennen van de toelage de beschikbare middelen [1 bedoeld in artikel 26, tweede lid]1 zouden worden overschreden.
Modifications
Art. 33 _REGION_WALLONNE. Les demandes qui ont été introduites afin d'obtenir la subvention visée à l'article 27, mais pour lesquelles [1 l'autorité compétente que le Gouvernement désigne]1 n'a pas encore pris une décision en ce qui concerne l'octroi de la subvention, ne donnent pas lieu à une subvention au cas où les moyens disponibles [1 visés à l'article 26, alinéa 2]1 seraient dépassés en raison de l'octroi de la subvention.
Modifications
Art.34. De Koning wijst de ambtenaren aan die toezien op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art.34. Le Roi désigne les fonctionnaires qui surveillent le respect des dispositions du présent chapitre.
Ces fonctionnaires exercent cette surveillance conformément aux dispositions de la loi du 16 novembre 1972 concernant l'inspection du travail.
Ces fonctionnaires exercent cette surveillance conformément aux dispositions de la loi du 16 novembre 1972 concernant l'inspection du travail.
Art. 34_WAALS_GEWEST. [1 De controle op de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]1
Modifications
Art. 34 _REGION_WALLONNE. [1 Le contrôle de l'application de ce chapitre et de ses mesures d'exécution s'exerce conformément aux dispositions du décret du 28 février 2019 relatif au contrôle des législations et réglementations relatives à la politique économique, à la politique de l'emploi et à la recherche scientifique ainsi qu'à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces législations et réglementations.]1
Modifications
Art. 34_VLAAMS_GEWEST. [1 Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.]1
Modifications
Art. 34 _REGION_FLAMANDE. [1 La surveillance et le contrôle de l'exécution du présent chapitre et de ses arrêtés d'exécution se déroulent conformément au décret relatif au contrôle des lois sociales du 30 avril 2004.]1
Modifications
Art. 34_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaren controleren de uitvoering van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsmaatregelen, en houden toezicht op de naleving ervan. Deze ambtenaren oefenen die controle of dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.]1
Art. 34 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 Les fonctionnaires désignés par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale contrôlent l'application de ce chapitre et de ses mesures d'exécution, et surveillent le respect de ceux-ci. Ces fonctionnaires exercent ce contrôle ou cette surveillance conformément aux dispositions de l'ordonnance du 30 avril 2009 relative à la surveillance des réglementations en matière d'emploi qui relèvent de la compétence de la Région de Bruxelles-Capitale et à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces réglementations.]1
Art. 34/1_VLAAMS_GEWEST. 1 Onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen worden ambtshalve teruggevorderd. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen vergoedingen en/of betalingen.]1
Art. 34/1 _REGION_FLAMANDE. [1 Des indemnités ou paiements indûment reçus sont recouvrés d'office. Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités relatives au recouvrement des indemnités et/ou paiements indûment reçus.]1
Art. 34/2_VLAAMS_GEWEST. [1 De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.]1
Art. 34/2 _REGION_FLAMANDE. [1 Une action en restitution née de l'application du présent chapitre et de ses arrêtés d'exécution se prescrit par cinq ans après le fait dont l'action est née.]1
Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990.
Section 4. - Modification de la loi du 24 décembre 1993 créant des fonds budgétaires et modifiant la loi organique du 27 décembre 1990.
HOOFDSTUK VIII. - Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap, uitgevoerd door de oudere werknemers, ten voordele van de nieuwe werknemers.
CHAPITRE VIII. - Activités de formation, d'accompagnement ou de tutorat exercées par des travailleurs âgés au bénéfice de nouveaux travailleurs.
Art.36. De werknemers van tenminste 50 jaar die onderbrekingsuitkeringen genieten in toepassing van afdeling 5 van Hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985, houdende sociale bepalingen, ten gevolge van de vermindering van hun arbeidsprestaties met de helft, kunnen, tijdens hun beschikbare half time, bij hun werkgever, bij een andere werkgever in dezelfde bedrijfstak of in een opleidingscentrum voor beroepen van dezelfde bedrijfstak georganiseerd door een beroepssector, activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap uitvoeren ten voordele van de nieuwe werknemers die door de werkgever worden tewerkgesteld waarbij zij deze activiteit uitoefenen.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° wat dient begrepen onder nieuwe werknemer;
2° het bedrag van de vergoeding die de werknemer kan ontvangen voor de activiteiten bedoeld in het eerste lid;
3° de verhouding tussen werkgever en werknemer wanneer de activiteiten niet uitgeoefend worden bij de werkgever van de werknemer;
4° de formaliteiten die dienen vervuld zowel door de werkgever als de werknemer opdat de werknemer de activiteiten bedoeld in het eerste lid zou kunnen uitoefenen;
5° de sancties tegenover werkgever en werknemer indien de bepalingen genomen in uitvoering van dit hoofdstuk niet worden nageleefd.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° wat dient begrepen onder nieuwe werknemer;
2° het bedrag van de vergoeding die de werknemer kan ontvangen voor de activiteiten bedoeld in het eerste lid;
3° de verhouding tussen werkgever en werknemer wanneer de activiteiten niet uitgeoefend worden bij de werkgever van de werknemer;
4° de formaliteiten die dienen vervuld zowel door de werkgever als de werknemer opdat de werknemer de activiteiten bedoeld in het eerste lid zou kunnen uitoefenen;
5° de sancties tegenover werkgever en werknemer indien de bepalingen genomen in uitvoering van dit hoofdstuk niet worden nageleefd.
Art.36. Les travailleurs âgés de 50 ans au moins qui bénéficient d'allocations d'interruption, en vertu de la section 5 du chapitre IV de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, à la suite de la réduction de moitié de leurs prestations de travail peuvent, pendant leur mi-temps disponible, chez leur employeur, chez un autre employeur de la même branche d'activité ou dans un centre de formation aux métiers de la même branche d'activité qui est organisé par un secteur professionnel, exercer des activités de formation, d'accompagnement ou de tutorat dont bénéficient les nouveaux travailleurs occupés par l'employeur chez lequel ils exercent cette activité.
Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres :
1° ce qu'il faut entendre par nouveau travailleur;
2° le montant de la rémunération que le travailleur peut recevoir pour les activités visées à l'alinéa 1er;
3° les relations entre employeur et travailleur lorsque les activités ne sont pas exercées chez l'employeur du travailleur;
4° les formalités à remplir par l'employeur ainsi que par le travailleur afin que le travailleur puisse exercer les activités visées à l'alinéa 1er;
5° les sanctions envers les employeurs et les travailleurs en cas de non respect des dispositions prises en vertu du présent chapitre.
Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres :
1° ce qu'il faut entendre par nouveau travailleur;
2° le montant de la rémunération que le travailleur peut recevoir pour les activités visées à l'alinéa 1er;
3° les relations entre employeur et travailleur lorsque les activités ne sont pas exercées chez l'employeur du travailleur;
4° les formalités à remplir par l'employeur ainsi que par le travailleur afin que le travailleur puisse exercer les activités visées à l'alinéa 1er;
5° les sanctions envers les employeurs et les travailleurs en cas de non respect des dispositions prises en vertu du présent chapitre.
HOOFDSTUK IX. - Betaald educatief verlof.
CHAPITRE IX. - Congé-éducation payé.
Art.37. Artikel 110, § 2, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995, wordt gewijzigd als volgt :
1° het derde lid wordt opgeheven;
2° in het vierde lid worden de woorden " en mede op basis van de notificaties bedoeld in artikel 120 " geschrapt.
1° het derde lid wordt opgeheven;
2° in het vierde lid worden de woorden " en mede op basis van de notificaties bedoeld in artikel 120 " geschrapt.
Art.37. L'article 110, § 2, de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, modifié par l'arrêté royal du 28 mars 1995, est modifié comme suit :
1° l'alinéa 3 est abrogé;
2° à l'alinéa 4, les mots " ainsi que sur base des notifications visées à l'article 120 " sont supprimés.
1° l'alinéa 3 est abrogé;
2° à l'alinéa 4, les mots " ainsi que sur base des notifications visées à l'article 120 " sont supprimés.
Art.38. Artikel 120 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995 wordt gewijzigd als volgt :
1° in het eerste lid worden de zinsnede : " mits ze het Ministerie een verzamelstaat met de gegevens zoals door de Koning bepaald " en het woord " overmaken " geschrapt;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
1° in het eerste lid worden de zinsnede : " mits ze het Ministerie een verzamelstaat met de gegevens zoals door de Koning bepaald " en het woord " overmaken " geschrapt;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.38. L'article 120 de la même loi, remplacé par arrêté royal du 28 mars 1995, est modifié comme suit :
1° à l'alinéa 1er, le membre de phrase " à condition qu'ils transmettent au ministère un état récapitulatif des données telles que déterminées par le Roi ", est supprimé;
2° l'alinéa 2 est abrogé.
1° à l'alinéa 1er, le membre de phrase " à condition qu'ils transmettent au ministère un état récapitulatif des données telles que déterminées par le Roi ", est supprimé;
2° l'alinéa 2 est abrogé.
HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding.
CHAPITRE X. - Entrée en vigueur.
Art. 39. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad , wordt bekendgemaakt, met uitzondering van :
1° hoofdstuk II dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001;
2° hoofdstuk IV dat inwerking treedt op 1 april 2002;
3° artikel 19 dat uitwerking heeft met ingang van 30 september 2000;
4° artikel 21 dat in werking treedt de dag waarop de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zoals gewijzigd bij deze wet, inwerking treedt na algemeen verbindend verklaard te zijn bij koninklijk besluit;
5° de hoofdstukken VII en VIII waarvan de Koning de datum van inwerkingtreding bepaalt;
6° artikel 37, 2°, en artikel 38 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2000.
1° hoofdstuk II dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001;
2° hoofdstuk IV dat inwerking treedt op 1 april 2002;
3° artikel 19 dat uitwerking heeft met ingang van 30 september 2000;
4° artikel 21 dat in werking treedt de dag waarop de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zoals gewijzigd bij deze wet, inwerking treedt na algemeen verbindend verklaard te zijn bij koninklijk besluit;
5° de hoofdstukken VII en VIII waarvan de Koning de datum van inwerkingtreding bepaalt;
6° artikel 37, 2°, en artikel 38 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2000.
Art. 39. La présente loi entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge, à l'exception :
1° du chapitre II qui produit ses effets le 1er janvier 2001;
2° du chapitre IV qui entre en vigueur le 1er avril 2002;
3° de l'article 19 qui produit ses effets le 30 septembre 2000;
4° de l'article 21 qui produit ses effets le jour de l'entrée en vigueur de la convention collective de travail visée à l'article 1er, § 4, de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, modifié par la présente loi, après que la convention collective de travail précitée aura été rendue obligatoire par arrêté royal;
5° des chapitres VII et VIII dont le Roi fixe la date de l'entrée en vigueur;
6° de l'article 37, 2°, et de l'article 38 qui produisent leurs effets le 1er septembre 2000.
1° du chapitre II qui produit ses effets le 1er janvier 2001;
2° du chapitre IV qui entre en vigueur le 1er avril 2002;
3° de l'article 19 qui produit ses effets le 30 septembre 2000;
4° de l'article 21 qui produit ses effets le jour de l'entrée en vigueur de la convention collective de travail visée à l'article 1er, § 4, de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, modifié par la présente loi, après que la convention collective de travail précitée aura été rendue obligatoire par arrêté royal;
5° des chapitres VII et VIII dont le Roi fixe la date de l'entrée en vigueur;
6° de l'article 37, 2°, et de l'article 38 qui produisent leurs effets le 1er septembre 2000.
((NOTE : Entrée en vigueur du chapitre VIII fixée au 01-01-2002 par AR 2001-12-12/33, art. 22) (NOTE : Entrée en vigueur du chapitre VII fixée au 28-12-2002 par AR 2003-01-07/32, art. 4)