Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 JUNI 2000. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-08-2000 en tekstbijwerking tot 24-12-2018)
Titre
30 JUIN 2000. - Décret contenant diverses mesures d'accompagnement de l'ajustement du budget 2000 (TRADUCTION). - (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 17-08-2000 et mise à jour au 31-12-2004)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 17-08-2000 et mise à jour au 24-12-2018)
Informations sur le document
Numac: 2000035776
Datum: 2000-06-30
Info du document
Numac: 2000035776
Date: 2000-06-30
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
HOOFDSTUK II. - Onderwijs.
Afdeling I. - Hogescholen.
Afdeling II. - Projecten Hoger Kunstonderwijs.
Afdeling III. - Hogere Zeevaartschool.
Afdeling IV. - Universiteiten.
HOOFDSTUK III. - Successierechten.
HOOFDSTUK IV. - Sociaal Impulsfonds (SIF).
HOOFDSTUK V. - Oppervlaktewateren.
HOOFDSTUK VI. - Verenigingen voor volksontwikke...
Afdeling I. - Verenigingen.
Afdeling II. - Koepels.
HOOFDSTUK VII. - BLOSO.
HOOFDSTUK VIII. - Subsidies aan scheppende kuns...
HOOFDSTUK IX. - Leegstand.
HOOFDSTUK X. - Onroerende voorheffing.
HOOFDSTUK XI. - Investeringsfonds.
HOOFDSTUK XII. - Kustactieplan.
HOOFDSTUK XIII. - Monumenten en Landschappen.
HOOFDSTUK XIV. - Provinciefonds.
HOOFDSTUK XV. - Gewestwaarborg.
HOOFDSTUK XVI. - DAB Loodswezen.
HOOFDSTUK XVII. - Slotbepaling.
Table des matières
CHAPITRE I. - Généralités.
CHAPITRE II. - Enseignement.
Section I. - Instituts supérieurs.
Section II. - Projets de l'Enseignement supérie...
Section III. - "Hogere Zeevaartschool".
Section IV. - Universités.
CHAPITRE III. - Droits de succession.
CHAPITRE V. - Sociaal Impulsfonds (SIF) (Fonds ...
CHAPITRE V. - Eaux de surface.
CHAPITRE VI. - Associations d'éducation populaire.
Section I. - Associations.
Section II. - Superstructures.
CHAPITRE VII. - BLOSO.
CHAPITRE VIII. - Subventions aux artistes créat...
CHAPITRE IX. - Immeubles inoccupés.
CHAPITRE X. - Précompte immobilier.
CHAPITRE XI. - Fonds d'investissement.
CHAPITRE XII. - Plan d'action côtière.
CHAPITRE XIII. - Monuments et Sites.
CHAPITRE XIV. - Fonds provincial.
CHAPITRE XV. - Garantie régionale.
CHAPITRE XVI. - SGS Pilotage.
CHAPITRE XVIII. - Disposition finale.
Tekst (54)
Texte (54)
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
CHAPITRE I. - Généralités.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Article 1. Le présent décret règle une matière communautaire et régionale.
HOOFDSTUK II. - Onderwijs.
CHAPITRE II. - Enseignement.
Afdeling I. - Hogescholen.
Section I. - Instituts supérieurs.
Art.2. In artikel 178 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 19 april 1995, 19 december 1998 en 22 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "2000 gelijk aan 19 777,8 miljoen frank" vervangen door de woorden "2000 gelijk aan 19 582,9 miljoen frank";
2° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 3. Het bedrag, bedoeld in § 1, wordt vermeerderd als volgt : " in 2000 met 359 miljoen, in 2001 met 462 miljoen, in 2002 met 704 miljoen, in 2003 met 627 miljoen, in 2004 met 550 miljoen, in 2005 met 478 miljoen, in 2006 met 407 miljoen. ".
1° in § 1 worden de woorden "2000 gelijk aan 19 777,8 miljoen frank" vervangen door de woorden "2000 gelijk aan 19 582,9 miljoen frank";
2° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 3. Het bedrag, bedoeld in § 1, wordt vermeerderd als volgt : " in 2000 met 359 miljoen, in 2001 met 462 miljoen, in 2002 met 704 miljoen, in 2003 met 627 miljoen, in 2004 met 550 miljoen, in 2005 met 478 miljoen, in 2006 met 407 miljoen. ".
Art.2. A l'article 178 du décret du 13 juillet 1994 relatif aux instituts supérieurs en Communauté flamande, modifié par les décrets des 19 avril 1995, 19 décembre 1998 et 22 décembre 1999, sont apportées les modifications suivantes:
1° dans le § 1er, les mots "est égal à 19 777,8 millions de francs pour l'année budgétaire 2000" sont remplacés par les mots "est égal à 19 582,9 millions de francs pour l'année budgétaire 2000";
2° il est ajouté un § 3, rédigé comme suit :
" § 3. Le montant visé au § 1er est majoré comme suit : en 2000 de 359 millions, en 2001 de 462 millions, en 2002 de 704 millions, en 2003 de 627 millions, en 2004 de 550 millions, en 2005 de 478 millions, en 2006 de 407 millions. ".
1° dans le § 1er, les mots "est égal à 19 777,8 millions de francs pour l'année budgétaire 2000" sont remplacés par les mots "est égal à 19 582,9 millions de francs pour l'année budgétaire 2000";
2° il est ajouté un § 3, rédigé comme suit :
" § 3. Le montant visé au § 1er est majoré comme suit : en 2000 de 359 millions, en 2001 de 462 millions, en 2002 de 704 millions, en 2003 de 627 millions, en 2004 de 550 millions, en 2005 de 478 millions, en 2006 de 407 millions. ".
Art.3. In artikel 184 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "L99" telkens vervangen door de woorden "L00" en de woorden "C99" telkens vervangen door de woorden "C00";
2° in §§ 1 en 2 wordt het jaartal "1999" telkens vervangen door het jaartal "2000".
1° in § 1 worden de woorden "L99" telkens vervangen door de woorden "L00" en de woorden "C99" telkens vervangen door de woorden "C00";
2° in §§ 1 en 2 wordt het jaartal "1999" telkens vervangen door het jaartal "2000".
Art.3. A l'article 184 du même décret, modifié par le décret du 19 décembre 1998 sont apportées les modifications suivantes :
1° dans le § 1er, les mots "L99" sont chaque fois remplacés par les mots "L00" et les mots "C99" par les mots "Cu00";
2° dans les §§ 1er et 2, l'année "1999" est remplacée par l'année "2000".
1° dans le § 1er, les mots "L99" sont chaque fois remplacés par les mots "L00" et les mots "C99" par les mots "Cu00";
2° dans les §§ 1er et 2, l'année "1999" est remplacée par l'année "2000".
Afdeling II. - Projecten Hoger Kunstonderwijs.
Section II. - Projets de l'Enseignement supérieur artistique.
Art.4. In artikel 340ter van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij decreet van 8 juli 1996 en vervangen bij decreet van 22 december 1999, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. De Vlaamse regering draagt jaarlijks bij in de financiering van uitzonderlijke projecten in het kader van het hoger kunstonderwijs.
Het totale bedrag van deze bijdragen wordt vastgesteld op 45,0 miljoen frank voor het begrotingsjaar 2000. Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het totale bedrag van deze bijdragen vastgesteld op 35,0 miljoen frank. Dit bedrag wordt vanaf 2002 jaarlijks op de volgende wijze aangepast :
0,8 x (Ln/L01) + 0,2 x (Cn/C01);
waarbij :
- Ln/L01 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2001;
- Cn/C01 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2001. ".
" § 1. De Vlaamse regering draagt jaarlijks bij in de financiering van uitzonderlijke projecten in het kader van het hoger kunstonderwijs.
Het totale bedrag van deze bijdragen wordt vastgesteld op 45,0 miljoen frank voor het begrotingsjaar 2000. Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het totale bedrag van deze bijdragen vastgesteld op 35,0 miljoen frank. Dit bedrag wordt vanaf 2002 jaarlijks op de volgende wijze aangepast :
0,8 x (Ln/L01) + 0,2 x (Cn/C01);
waarbij :
- Ln/L01 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2001;
- Cn/C01 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2001. ".
Art.4. Dans l'article 340ter du décret du 13 juillet 1994 relatif aux instituts supérieurs en Communauté flamande, inséré par le décret du 8 juillet 1996 et remplacé par le décret du 22 décembre 1999, le § 1er est remplacé par les dispositions suivantes :
" § 1er. Le Gouvernement flamand participe annuellement au financement de projets exceptionnels dans le cadre de l'enseignement supérieur artistique.
Le montant total de ces contributions est fixé à 45,0 millions de francs pour l'année budgétaire 2000. Pour l'année budgétaire 2001, le montant global de ces contributions est fixé à 35,0 millions de francs. Ce montant est adapté à partir de 2002 selon les modalités suivantes :
0,8 x (Ln/L01) + 0,2 x (Cn/C01);
où:
- Ln/L01 est égale à la proportion entre l'indice estimé des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire 2001;
- Cn/C01 est égale à la proportion entre l'indice estimé des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire 2001. ".
" § 1er. Le Gouvernement flamand participe annuellement au financement de projets exceptionnels dans le cadre de l'enseignement supérieur artistique.
Le montant total de ces contributions est fixé à 45,0 millions de francs pour l'année budgétaire 2000. Pour l'année budgétaire 2001, le montant global de ces contributions est fixé à 35,0 millions de francs. Ce montant est adapté à partir de 2002 selon les modalités suivantes :
0,8 x (Ln/L01) + 0,2 x (Cn/C01);
où:
- Ln/L01 est égale à la proportion entre l'indice estimé des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire 2001;
- Cn/C01 est égale à la proportion entre l'indice estimé des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire 2001. ".
Art.5. Artikel 340septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999, wordt vervangen door wat volgt :
" Artikel 340septies. De Vlaamse regering kan bijdragen in de financiering van de organisatie van de laureaatsvorming, in de vorm van een jaarlijkse toelage. Het totale bedrag van de toelage wordt vastgesteld op 54,9 miljoen frank. Dit bedrag wordt vanaf 2001 jaarlijks op de volgende wijze aangepast :
0,8 x (Ln/L00) + 0,2 x (Cn/C00) waarbij :
1. Ln/L00 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2000;
2. Cn/C00 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2000. ".
" Artikel 340septies. De Vlaamse regering kan bijdragen in de financiering van de organisatie van de laureaatsvorming, in de vorm van een jaarlijkse toelage. Het totale bedrag van de toelage wordt vastgesteld op 54,9 miljoen frank. Dit bedrag wordt vanaf 2001 jaarlijks op de volgende wijze aangepast :
0,8 x (Ln/L00) + 0,2 x (Cn/C00) waarbij :
1. Ln/L00 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2000;
2. Cn/C00 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2000. ".
Art.5. L'article 340septies du même décret, inséré par le décret du 22 décembre 1999, est remplacé par les dispositions suivantes :
" Article 340septies. Le Gouvernement flamand peut participer au financement de l'organisation de la formation de lauréats, sous forme d'une subvention annuelle.
Le montant total de cette subvention est fixé à 54,9 millions de francs. A partir de 2001, ce montant est annuellement adapté selon les modalités suivantes :
0,8 x (Ln/L00 + 0,2 x (Cn/C00) où :
1 Ln/L00 est égale à la proportion entre l'indice estimé des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire 2000;
2 Cn/C00 est égale à la proportion entre l'indice estimé des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire 2000. ".
" Article 340septies. Le Gouvernement flamand peut participer au financement de l'organisation de la formation de lauréats, sous forme d'une subvention annuelle.
Le montant total de cette subvention est fixé à 54,9 millions de francs. A partir de 2001, ce montant est annuellement adapté selon les modalités suivantes :
0,8 x (Ln/L00 + 0,2 x (Cn/C00) où :
1 Ln/L00 est égale à la proportion entre l'indice estimé des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des coûts salariaux unitaires à la fin de l'année budgétaire 2000;
2 Cn/C00 est égale à la proportion entre l'indice estimé des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire concernée et l'indice des prix à la consommation à la fin de l'année budgétaire 2000. ".
Afdeling III. - Hogere Zeevaartschool.
Section III. - "Hogere Zeevaartschool".
Art.6. Aan artikel 30 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Voor het begrotingsjaar 2000 wordt het bedrag van de dotatie eenmalig verminderd tot 47,9 miljoen frank. Vanaf het begrotingsjaar 2001 wordt het bedrag van de dotatie opnieuw berekend overeenkomstig de berekeningswijze, vermeld in het eerste lid. ".
" Voor het begrotingsjaar 2000 wordt het bedrag van de dotatie eenmalig verminderd tot 47,9 miljoen frank. Vanaf het begrotingsjaar 2001 wordt het bedrag van de dotatie opnieuw berekend overeenkomstig de berekeningswijze, vermeld in het eerste lid. ".
Art.6. A l'article 30 du décret du 9 juin 1998 relatif à la "Hogere Zeevaartschool", il est ajouté un deuxième alinéa rédigé comme suit :
" Pour l'année budgétaire 2000, le montant de la dotation est réduite une seule fois à 47,9 millions de francs. A partir de l'année budgétaire 2001 le montant de la dotation est à nouveau calculé conformément au mode de calcul prévu au premier alinéa. ".
" Pour l'année budgétaire 2000, le montant de la dotation est réduite une seule fois à 47,9 millions de francs. A partir de l'année budgétaire 2001 le montant de la dotation est à nouveau calculé conformément au mode de calcul prévu au premier alinéa. ".
Afdeling IV. - Universiteiten.
Section IV. - Universités.
Art.7. In artikel 130, § 6, vierde lid, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999, wordt in 4° het basisbedrag "626,0" vervangen door het basisbedrag "627,3".
Art.7. Dans l'article 130, § 6, alinéa 4, 4° du décret du 12 juin 1991 relatif aux universités dans la Communauté flamande, inséré par le décret du 22 décembre 1999, le montant de base "626,0" est remplacé par le montant de base "627,3".
HOOFDSTUK III. - Successierechten.
CHAPITRE III. - Droits de succession.
Art.8. In artikel 48 van het Wetboek van Successierechten, vervangen bij decreet van 15 april 1997 en gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt :
" Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan :
1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont;
of
2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden wordt geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. ".
" Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan :
1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont;
of
2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden wordt geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. ".
Art.8. Dans l'article 48 du Code des droits de succession, remplacé par le décret du 15 avril 1997 et modifié par le décret du 15 juillet 1997, le cinquième alinéa est remplacé par les dispositions suivantes :
Pour l'application du présent article, on entend par cohabitants :
1° la personne qui, à la date de l'ouverture d'une succession, vivait ensemble avec le défunt conformément aux dispositions du livre III, titre Vbis du Code civil;
ou
2° la ou les personnes qui, à la date d'ouverture d'une succession, vivaient ensemble avec le défunt, sans interruption depuis au moins trois ans et tenait un ménage commun avec lui. Ces conditions sont censées également être remplies si la cohabitation et la tenue d'un ménage commun avec le défunt, consécutive à la période de trois ans jusqu'au jour du décès, est devenue impossible pour cause de force majeure. Un extrait du registre de la population constitue une présomption réfutable de la cohabitation ininterrompue et de la tenue d'un ménage commun. ".
Pour l'application du présent article, on entend par cohabitants :
1° la personne qui, à la date de l'ouverture d'une succession, vivait ensemble avec le défunt conformément aux dispositions du livre III, titre Vbis du Code civil;
ou
2° la ou les personnes qui, à la date d'ouverture d'une succession, vivaient ensemble avec le défunt, sans interruption depuis au moins trois ans et tenait un ménage commun avec lui. Ces conditions sont censées également être remplies si la cohabitation et la tenue d'un ménage commun avec le défunt, consécutive à la période de trois ans jusqu'au jour du décès, est devenue impossible pour cause de force majeure. Un extrait du registre de la population constitue une présomption réfutable de la cohabitation ininterrompue et de la tenue d'un ménage commun. ".
HOOFDSTUK IV. - Sociaal Impulsfonds (SIF).
CHAPITRE V. - Sociaal Impulsfonds (SIF) (Fonds d'impulsion sociale).
Art.9. Artikel 5 van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998, wordt vervangen door wat volgt :
" Artikel 5. Jaarlijks wordt in programma 53.2 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven ten bedrage van maximaal 20 000 000 frank voor vorming, begeleiding, informatie en sensibilisering.
Het op het einde van het begrotingsjaar niet-vastgelegde deel van dit vastleggingskrediet wordt bij het in artikel 3, § 2, bedoelde vastleggingskrediet van het Sociaal Impulsfonds van het volgende begrotingsjaar gevoegd en verdeeld over de gemeenten overeenkomstig de bepalingen van artikel 6. ".
" Artikel 5. Jaarlijks wordt in programma 53.2 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven ten bedrage van maximaal 20 000 000 frank voor vorming, begeleiding, informatie en sensibilisering.
Het op het einde van het begrotingsjaar niet-vastgelegde deel van dit vastleggingskrediet wordt bij het in artikel 3, § 2, bedoelde vastleggingskrediet van het Sociaal Impulsfonds van het volgende begrotingsjaar gevoegd en verdeeld over de gemeenten overeenkomstig de bepalingen van artikel 6. ".
Art.9. L'article 5 du décret du 14 mai 1996 réglementant le fonctionnement et la répartition du "Sociaal Impulsfonds" (Fonds d'impulsion sociale), modifié par le décret du 19 décembre 1998, est remplacé par la disposition suivante :
" Article 5. Il est inscrit chaque année au programme 53.2 du budget de la Communauté flamande un crédit d'engagement à concurrence de 20 000 000 de francs destiné à la formation, l'accompagnement, l'information et la sensibilisation.
La part de ces crédits d'engagement qui n'est pas engagée à la fin de l'exercice budgétaire est additionnée au crédit d'engagement du "Sociaal Impulsfonds", visé à l'article 3, § 2, de l'exercice budgétaire suivant et est répartie entre les communes, conformément aux dispositions de l'article 6. ".
" Article 5. Il est inscrit chaque année au programme 53.2 du budget de la Communauté flamande un crédit d'engagement à concurrence de 20 000 000 de francs destiné à la formation, l'accompagnement, l'information et la sensibilisation.
La part de ces crédits d'engagement qui n'est pas engagée à la fin de l'exercice budgétaire est additionnée au crédit d'engagement du "Sociaal Impulsfonds", visé à l'article 3, § 2, de l'exercice budgétaire suivant et est répartie entre les communes, conformément aux dispositions de l'article 6. ".
Art.10. In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt :
" Het bedrag van het vastleggingskrediet, verminderd met de in artikel 4 bedoelde voorafname en voor wat de begroting 2000 betreft met een voorafname van 2 786 211 frank voor de gemeente Izegem die toegevoegd wordt aan de trekkingsrechten 2000 voor deze gemeente, wordt verdeeld op basis van de volgende verdeelsleutels en de ernaast vermelde maatstaven van sociale achterstelling : ".
" Het bedrag van het vastleggingskrediet, verminderd met de in artikel 4 bedoelde voorafname en voor wat de begroting 2000 betreft met een voorafname van 2 786 211 frank voor de gemeente Izegem die toegevoegd wordt aan de trekkingsrechten 2000 voor deze gemeente, wordt verdeeld op basis van de volgende verdeelsleutels en de ernaast vermelde maatstaven van sociale achterstelling : ".
Art.10. Dans l'article 6 § 1er du même décret, la phrase liminaire est remplacée par la phrase suivante :
" Le montant du crédit d'engagement, diminué du prélèvement visé à l'article 4, et pour ce qui concerne le budget 2000 d'un prélèvement de 2 786 211 de francs pour la commune de Izegem qui est additionné aux droits de tirage destinés à cette commune, est réparti sur la base des clés de répartition et des critères d'exclusion sociale suivants : ".
" Le montant du crédit d'engagement, diminué du prélèvement visé à l'article 4, et pour ce qui concerne le budget 2000 d'un prélèvement de 2 786 211 de francs pour la commune de Izegem qui est additionné aux droits de tirage destinés à cette commune, est réparti sur la base des clés de répartition et des critères d'exclusion sociale suivants : ".
HOOFDSTUK V. - Oppervlaktewateren.
CHAPITRE V. - Eaux de surface.
Art.11. Aan artikel 32quater, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 13 juli 1988 en gewijzigd bij decreet van 12 december 1990, wordt een 7° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 7° de uitvoering van de toezichtprogramma's op de kwaliteit van het strandwater en van het water van zwem- en recreatievijvers, evenals het analyseren of laten analyseren van de zwembadwaters en van de putwaters. ".
" 7° de uitvoering van de toezichtprogramma's op de kwaliteit van het strandwater en van het water van zwem- en recreatievijvers, evenals het analyseren of laten analyseren van de zwembadwaters en van de putwaters. ".
Art.11. Il est ajouté à l'article 32quater, § 1er de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution, inséré par le décret du 13 juillet 1988 et modifié par le décret du 12 décembre 1990, un 7° rédigé comme suit :
" 7° d'exécuter des programmes de contrôle de la qualité des eaux de plage et des eaux des étangs de baignade et de récréation et d'analyser ou faire analyser les eaux de piscine et de puits. ".
" 7° d'exécuter des programmes de contrôle de la qualité des eaux de plage et des eaux des étangs de baignade et de récréation et d'analyser ou faire analyser les eaux de piscine et de puits. ".
HOOFDSTUK VI. - Verenigingen voor volksontwikkelingswerk.
CHAPITRE VI. - Associations d'éducation populaire.
Afdeling I. - Verenigingen.
Section I. - Associations.
Art.12. Aan het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidiëring voor verenigingen voor volksontwikkelingswerk, gewijzigd bij decreten van 20 december 1996 en 19 december 1997, wordt een artikel 46 toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Artikel 46. § 1. De artikelen 27, 38, 2°, 39, § 3, en 44 worden opgeheven.
§ 2. Indien het subsidiebedrag dat voor het werkjaar 1999 wordt toegekend lager is dan het subsidiebedrag voor het werkjaar 1998, wordt ten laste van de begroting 2000 eenmalig een bijzondere subsidie toegekend die gelijk is aan het verschil tussen de subsidiebedragen van beide voornoemde werkjaren.
De subsidie vanaf het werkjaar 2000 bedraagt voor elke vereniging maximaal het hoogste subsidiebedrag van de werkjaren 1998 of 1999.
Voor verenigingen die op 1 januari 2000 van een voorlopige erkenning overgaan naar een definitieve erkenning, en voor de landelijke migrantenverenigingen waarvan de erkenningsprocedure afgerond is, wordt de subsidie die voor het werkjaar 2000 en voor de volgende werkjaren toegekend zal worden, vastgesteld volgens de geldende decretale regels.
De artikelen 16, § 3, en 20 blijven van toepassing op de in dit artikel vermelde jaarlijkse subsidie.
§ 3. Het voor de uitvoering van artikel 35, § 1, beschikbare krediet is ieder jaar hoogstens gelijk aan het bestede krediet ten laste van de begroting 1999.
De uitbetaling van de subsidies in toepassing van artikel 35, § 1, gebeurt binnen de grenzen van deze begrotingskredieten. ".
" Artikel 46. § 1. De artikelen 27, 38, 2°, 39, § 3, en 44 worden opgeheven.
§ 2. Indien het subsidiebedrag dat voor het werkjaar 1999 wordt toegekend lager is dan het subsidiebedrag voor het werkjaar 1998, wordt ten laste van de begroting 2000 eenmalig een bijzondere subsidie toegekend die gelijk is aan het verschil tussen de subsidiebedragen van beide voornoemde werkjaren.
De subsidie vanaf het werkjaar 2000 bedraagt voor elke vereniging maximaal het hoogste subsidiebedrag van de werkjaren 1998 of 1999.
Voor verenigingen die op 1 januari 2000 van een voorlopige erkenning overgaan naar een definitieve erkenning, en voor de landelijke migrantenverenigingen waarvan de erkenningsprocedure afgerond is, wordt de subsidie die voor het werkjaar 2000 en voor de volgende werkjaren toegekend zal worden, vastgesteld volgens de geldende decretale regels.
De artikelen 16, § 3, en 20 blijven van toepassing op de in dit artikel vermelde jaarlijkse subsidie.
§ 3. Het voor de uitvoering van artikel 35, § 1, beschikbare krediet is ieder jaar hoogstens gelijk aan het bestede krediet ten laste van de begroting 1999.
De uitbetaling van de subsidies in toepassing van artikel 35, § 1, gebeurt binnen de grenzen van deze begrotingskredieten. ".
Art.12. Il est ajouté au décret du 19 avril 1995 réglant l'octroi de subventions aux associations d'éducation populaire, modifié par les décrets des 20 décembre 1996 et 19 décembre 1997, un article 46 rédigé comme suit :
" Article 46. § 1er. Les articles 27, 38, 2°, 39, § 3 et 44 sont abrogés.
§ 2. Si le montant subventionnel alloué pour l'exercice 1999 est inférieur à celui de l'exercice 1998, il est octroyé une subvention spéciale unique à charge du budget 2000 qui est égale à la différence entre les subventions des deux exercices précités.
La subvention allouée à partir de l'exercice 2000 est plafonnée pour chaque association au montant le plus élevé des exercices 1998 ou 1999.
La subvention qui sera allouée pour l'exercice 2000 et les exercices suivants aux associations qui, au 1er janvier 2000 obtiennent un agrément définitif en lieu et place de l'agrément provisoire et aux associations nationales de migrants dont la procédure d'agrément a été finalisée, est fixée suivant les règles décrétales applicables.
Les articles 16 § 3 et 20 restent d'application à la subvention annuelle citée au présent article.
§ 3. Le crédit disponible pour l'exécution de l'article 35, § 1er, est chaque année plafonné au crédit utilisé à charge du budget 1999.
Le règlement des subventions en application de l'article 35, § 1er se fait dans les limites de ces crédits budgétaires. ".
" Article 46. § 1er. Les articles 27, 38, 2°, 39, § 3 et 44 sont abrogés.
§ 2. Si le montant subventionnel alloué pour l'exercice 1999 est inférieur à celui de l'exercice 1998, il est octroyé une subvention spéciale unique à charge du budget 2000 qui est égale à la différence entre les subventions des deux exercices précités.
La subvention allouée à partir de l'exercice 2000 est plafonnée pour chaque association au montant le plus élevé des exercices 1998 ou 1999.
La subvention qui sera allouée pour l'exercice 2000 et les exercices suivants aux associations qui, au 1er janvier 2000 obtiennent un agrément définitif en lieu et place de l'agrément provisoire et aux associations nationales de migrants dont la procédure d'agrément a été finalisée, est fixée suivant les règles décrétales applicables.
Les articles 16 § 3 et 20 restent d'application à la subvention annuelle citée au présent article.
§ 3. Le crédit disponible pour l'exécution de l'article 35, § 1er, est chaque année plafonné au crédit utilisé à charge du budget 1999.
Le règlement des subventions en application de l'article 35, § 1er se fait dans les limites de ces crédits budgétaires. ".
Afdeling II. - Koepels.
Section II. - Superstructures.
Art.13. In artikel 3 van het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen, gewijzigd bij decreet van 19 december 1997, wordt punt 6 opgeheven.
Art.13. Dans l'article 3 du décret du 2 janvier 1976 réglant l'agréation des superstructures de régime néerlandais du secteur de l'animation socioculturelle des adultes et l'octroi de subventions à ces organismes, modifié par le décret du 19 décembre 1997, le point 6 est abrogé.
Art.14. In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992, wordt punt 4 vervangen door wat volgt :
" 4. In afwijking van punt 1 van deze paragraaf worden vervangingen van personeelsleden niet meer voor subsidiëring in aanmerking genomen. ".
" 4. In afwijking van punt 1 van deze paragraaf worden vervangingen van personeelsleden niet meer voor subsidiëring in aanmerking genomen. ".
Art.14. Dans l'article 6, § 3 du même décret inséré par le décret du 25 juin 1992, le point 4 est remplacé par la disposition suivante :
" 4. Par dérogation au point 1 du présent paragraphe, les remplacements de personnel ne sont plus subventionnables. ".
" 4. Par dérogation au point 1 du présent paragraphe, les remplacements de personnel ne sont plus subventionnables. ".
HOOFDSTUK VII. - BLOSO.
CHAPITRE VII. - BLOSO.
Art.15. Het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie wordt gemachtigd toe te treden tot de v.z.w. Sportmuseum Vlaanderen.
Art.15. Le "Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie" est habilité à accéder à l'asbl Sportmuseum Vlaanderen.
HOOFDSTUK VIII. - Subsidies aan scheppende kunstenaars.
CHAPITRE VIII. - Subventions aux artistes créateurs.
HOOFDSTUK IX. - Leegstand.
CHAPITRE IX. - Immeubles inoccupés.
Art.17. In artikel 26 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "voor 1 juni" geschrapt;
2° § 3 wordt vervangen door wat volgt :
" § 3. Behoudens in geval van overmacht, brengen de verschuldigde sommen bij wanbetaling vanaf het einde van de tweede maand die volgt op de datum van toezending van het aanslagbiljet voor de duur van het verwijl een intrest op die is vastgesteld op 0,5 percent per kalendermaand. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ";
3° § 6 wordt vervangen door wat volgt :
" § 6. Wanneer overeenkomstig § 4 een bezwaarschrift wordt ingediend dan bezorgt de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap onverwijld bij aangetekend schrijven een ontvangstmelding van het bezwaarschrift. Dezelfde ambtenaar kan bij de heffingsplichtige alle onderzoekingen verrichten en de heffingsplichtige verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het bezwaarschrift te beslissen. Deze beslissing wordt per aangetekend schrijven aan de heffingsplichtige ter kennis gebracht en zij vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden. ";
4° aan § 7 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de terugbetaling. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ".
1° in § 1 worden de woorden "voor 1 juni" geschrapt;
2° § 3 wordt vervangen door wat volgt :
" § 3. Behoudens in geval van overmacht, brengen de verschuldigde sommen bij wanbetaling vanaf het einde van de tweede maand die volgt op de datum van toezending van het aanslagbiljet voor de duur van het verwijl een intrest op die is vastgesteld op 0,5 percent per kalendermaand. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ";
3° § 6 wordt vervangen door wat volgt :
" § 6. Wanneer overeenkomstig § 4 een bezwaarschrift wordt ingediend dan bezorgt de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap onverwijld bij aangetekend schrijven een ontvangstmelding van het bezwaarschrift. Dezelfde ambtenaar kan bij de heffingsplichtige alle onderzoekingen verrichten en de heffingsplichtige verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het bezwaarschrift te beslissen. Deze beslissing wordt per aangetekend schrijven aan de heffingsplichtige ter kennis gebracht en zij vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden. ";
4° aan § 7 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de terugbetaling. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ".
Art.17. A l'article 26 du décret du 19 avril 1995 portant des mesures visant à lutter contre et à prévenir la désaffectation et l'abandon de sites d'activité économique, modifié par le décret du 20 décembre 1996, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 1er, les mots "avant le 1er juin" sont supprimés;
2° le § 3 est remplacé par la disposition suivante :
" § 3. Sauf dans le cas de force majeure, les sommes dues produisent un intérêt fixé à 0,5 pour cent par mois calendaire en cas de défaut de paiement à partir de la fin du deuxième mois qui suit la date d'envoi de l'avertissement-extrait de rôle pour la durée du retard. Le Gouvernement flamand peut adapter ce tarif lorsque les taux d'intérêt appliqués sur les marchés financiers le justifient. ";
3° le § 6 est remplacé par la disposition suivante :
§ 6. Lorsqu'une réclamation est présentée conformément au § 4, le fonctionnaire du Ministère de la Communauté flamande désigné par le Gouvernement flamand, envoie sans tarder et par lettre recommandée un accusé de réception de la réclamation. Le fonctionnaire susdit peut effectuer auprès du redevable toute vérification nécessaire et lui demander de produire ou de lui remettre tous les documents utiles pour statuer sur la réclamation. Cette décision est notifiée par lettre recommandée au redevable et elle indique les modalités de recours. ";
4° il est ajouté au § 7 un deuxième alinéa rédigé comme suit :
" En cas de remboursement de fonds indûment perçus, un intérêt moratoire de 0,5 pour cent par mois calendaire est accordé à partir du premier jour du mois qui suit la date de paiement et jusqu'au dernier jour du mois antérieur au remboursement. Le Gouvernement flamand peut adapter ce tarif si les taux d'intérêt appliqués sur les marchés financiers le justifient. ".
1° au § 1er, les mots "avant le 1er juin" sont supprimés;
2° le § 3 est remplacé par la disposition suivante :
" § 3. Sauf dans le cas de force majeure, les sommes dues produisent un intérêt fixé à 0,5 pour cent par mois calendaire en cas de défaut de paiement à partir de la fin du deuxième mois qui suit la date d'envoi de l'avertissement-extrait de rôle pour la durée du retard. Le Gouvernement flamand peut adapter ce tarif lorsque les taux d'intérêt appliqués sur les marchés financiers le justifient. ";
3° le § 6 est remplacé par la disposition suivante :
§ 6. Lorsqu'une réclamation est présentée conformément au § 4, le fonctionnaire du Ministère de la Communauté flamande désigné par le Gouvernement flamand, envoie sans tarder et par lettre recommandée un accusé de réception de la réclamation. Le fonctionnaire susdit peut effectuer auprès du redevable toute vérification nécessaire et lui demander de produire ou de lui remettre tous les documents utiles pour statuer sur la réclamation. Cette décision est notifiée par lettre recommandée au redevable et elle indique les modalités de recours. ";
4° il est ajouté au § 7 un deuxième alinéa rédigé comme suit :
" En cas de remboursement de fonds indûment perçus, un intérêt moratoire de 0,5 pour cent par mois calendaire est accordé à partir du premier jour du mois qui suit la date de paiement et jusqu'au dernier jour du mois antérieur au remboursement. Le Gouvernement flamand peut adapter ce tarif si les taux d'intérêt appliqués sur les marchés financiers le justifient. ".
Art.18. In artikel 39 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 wordt § 2, gewijzigd bij decreten van 8 juli 1996 en 7 juli 1998, vervangen door wat volgt :
" § 2. De belastingplichtige kan binnen dertig kalenderdagen na de verzending van de aanslag met een gemotiveerd verzoekschrift in beroep gaan bij de Vlaamse regering. Dit verzoekschrift moet op straffe van verval, binnen een maand na de datum van verzending van de aanslag, bij aangetekende brief worden ingediend. De belastingplichtige voegt bij het verzoekschrift de nodige bewijskrachtige stukken om zijn bezwaren te staven. Aan de belastingplichtige wordt onverwijld bij aangetekend schrijven een ontvangstmelding van het beroep bezorgd. De Vlaamse regering kan bij de belastingplichtige alle onderzoekingen verrichten en hem verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het beroep te beslissen.
De beslissing over het beroep wordt per aangetekend schrijven aan de belastingplichtige ter kennis gebracht en zij vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden.
Wordt het beroep ingewilligd, dan beslist de Vlaamse regering of de heffing geheel of gedeeltelijk moet betaald worden, dan wel of het gebouw en/of de woning wordt geschrapt van de lijst. De beslissing kan gesteund zijn op bewezen overmacht.
Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de datum van terugbetaling. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ".
" § 2. De belastingplichtige kan binnen dertig kalenderdagen na de verzending van de aanslag met een gemotiveerd verzoekschrift in beroep gaan bij de Vlaamse regering. Dit verzoekschrift moet op straffe van verval, binnen een maand na de datum van verzending van de aanslag, bij aangetekende brief worden ingediend. De belastingplichtige voegt bij het verzoekschrift de nodige bewijskrachtige stukken om zijn bezwaren te staven. Aan de belastingplichtige wordt onverwijld bij aangetekend schrijven een ontvangstmelding van het beroep bezorgd. De Vlaamse regering kan bij de belastingplichtige alle onderzoekingen verrichten en hem verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het beroep te beslissen.
De beslissing over het beroep wordt per aangetekend schrijven aan de belastingplichtige ter kennis gebracht en zij vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden.
Wordt het beroep ingewilligd, dan beslist de Vlaamse regering of de heffing geheel of gedeeltelijk moet betaald worden, dan wel of het gebouw en/of de woning wordt geschrapt van de lijst. De beslissing kan gesteund zijn op bewezen overmacht.
Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de datum van terugbetaling. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ".
Art.18. Dans l'article 39 du décret du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1996, le § 2 modifié par les décrets des 8 juillet 1996 et 7 juillet 1998, est remplacé par les dispositions suivantes :
" § 2. Le redevable peut interjeter appel auprès du Gouvernement flamand par une requête motivée dans les trente jours calendaires de l'envoi de l'imposition. Sous peine de caducité, cette requête doit être introduite par lettre recommandée dans un mois de la date d'envoi de l'imposition. Le redevable joint à la requête toutes les pièces probantes à l'appui de ses objections. Un accusé de réception du recours est adressé au redevable sans tarder par lettre recommandée. Le Gouvernement flamand peut effectuer auprès du redevable toute vérification nécessaire et lui demander de produire ou de lui remettre tous les documents utiles pour statuer sur le recours.
Cette décision est notifiée par lettre recommandée au redevable et elle indique les modalités de recours.
Lorsqu'il est fait droit au recours, le Gouvernement flamand décide si le paiement se fait en entier ou en partie ou si le bâtiment et/ou le logement est rayé de la liste. La décision peut être fondée sur un cas de force majeure.
En cas de remboursement de fonds indûment perçus, un intérêt moratoire de 0,5 pour cent par mois calendaire est accordé à partir du premier jour du mois qui suit la date de paiement et jusqu'au dernier jour du mois antérieur au remboursement. Le Gouvernement flamand peut adapter ce tarif si les taux d'intérêt appliqués sur les marchés financiers le justifient. ".
" § 2. Le redevable peut interjeter appel auprès du Gouvernement flamand par une requête motivée dans les trente jours calendaires de l'envoi de l'imposition. Sous peine de caducité, cette requête doit être introduite par lettre recommandée dans un mois de la date d'envoi de l'imposition. Le redevable joint à la requête toutes les pièces probantes à l'appui de ses objections. Un accusé de réception du recours est adressé au redevable sans tarder par lettre recommandée. Le Gouvernement flamand peut effectuer auprès du redevable toute vérification nécessaire et lui demander de produire ou de lui remettre tous les documents utiles pour statuer sur le recours.
Cette décision est notifiée par lettre recommandée au redevable et elle indique les modalités de recours.
Lorsqu'il est fait droit au recours, le Gouvernement flamand décide si le paiement se fait en entier ou en partie ou si le bâtiment et/ou le logement est rayé de la liste. La décision peut être fondée sur un cas de force majeure.
En cas de remboursement de fonds indûment perçus, un intérêt moratoire de 0,5 pour cent par mois calendaire est accordé à partir du premier jour du mois qui suit la date de paiement et jusqu'au dernier jour du mois antérieur au remboursement. Le Gouvernement flamand peut adapter ce tarif si les taux d'intérêt appliqués sur les marchés financiers le justifient. ".
HOOFDSTUK X. - Onroerende voorheffing.
CHAPITRE X. - Précompte immobilier.
Art.19. Wat het Vlaamse Gewest betreft, wordt in artikel 257, § 1, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij decreet van 9 juni 1998, vervangen door wat volgt :
" 1° een vermindering van een vierde van de onroerende voorheffing voor de woning, waar de belastingplichtige volgens het bevolkingsregister zijn hoofdverblijfplaats heeft, wanneer het kadastraal inkomen van zijn in het Vlaamse Gewest gelegen gezamenlijke onroerende goederen niet meer bedraagt dan 30 000 frank; ".
" 1° een vermindering van een vierde van de onroerende voorheffing voor de woning, waar de belastingplichtige volgens het bevolkingsregister zijn hoofdverblijfplaats heeft, wanneer het kadastraal inkomen van zijn in het Vlaamse Gewest gelegen gezamenlijke onroerende goederen niet meer bedraagt dan 30 000 frank; ".
Art.19. Pour ce qui concerne la Région flamande, l'article 257, § 1er, 1° du Code des impôts sur les revenus 1992, remplacé par le décret du 9 juin 1998, est remplacé par la disposition suivante :
" 1° une réduction d'un quart du précompte immobilier afférent à l'habitation où le contribuable a sa résidence principale suivant le registre de la population, lorsque le revenu cadastral de l'ensemble de ses biens immobiliers sis en Région flamande ne dépasse pas 30 000 francs ".
" 1° une réduction d'un quart du précompte immobilier afférent à l'habitation où le contribuable a sa résidence principale suivant le registre de la population, lorsque le revenu cadastral de l'ensemble de ses biens immobiliers sis en Région flamande ne dépasse pas 30 000 francs ".
Art.20. In titel VII van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, worden wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "directeur-generaal der belastingen", "directeur der belastingen", "directeur van de belastingen", "directeur der directe belastingen", "bevoegde directeur der belastingen", "directeur", "gewestelijke directeur der directe belastingen", "bevoegde gewestelijke directeur der directe belastingen", "gewestelijke directeur", "ambtenaar van een fiscaal bestuur" en "ontvanger der belastingen" worden vervangen door de woorden "ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";
2° de woorden "ambtenaar van het ministerie van Financiën, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft, doch op zijn minst met de graad van inspecteur" worden vervangen door de woorden "ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft";
3° de woorden "een ambtenaar van de administratie der directe belastingen, met een hogere graad dan controleur" worden vervangen door de woorden "elke ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";
4° de woorden "ambtenaren van de administratie der directe belastingen", "ambtenaren van de belastingbesturen van het ministerie van Financiën die daartoe behoorlijk gemachtigd zijn" en "directeurs der belastingen" worden vervangen door de woorden "ambtenaren daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";
5° de woorden "de door de gewestelijke directeur gemachtigde ambtenaar" worden vervangen door de woorden "de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd of de door hem gedelegeerde ambtenaar";
6° de woorden "administratie der directe belastingen" en "het ministerie van Financiën" worden vervangen door de woorden "het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap";
7° de woorden "de Openbare Schatkist", "de Schatkist" en "de Staat" worden vervangen door de woorden "het Vlaamse Gewest";
8° de woorden "de minister van Financiën" worden vervangen door de woorden "de Vlaamse regering".
1° de woorden "directeur-generaal der belastingen", "directeur der belastingen", "directeur van de belastingen", "directeur der directe belastingen", "bevoegde directeur der belastingen", "directeur", "gewestelijke directeur der directe belastingen", "bevoegde gewestelijke directeur der directe belastingen", "gewestelijke directeur", "ambtenaar van een fiscaal bestuur" en "ontvanger der belastingen" worden vervangen door de woorden "ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";
2° de woorden "ambtenaar van het ministerie van Financiën, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft, doch op zijn minst met de graad van inspecteur" worden vervangen door de woorden "ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft";
3° de woorden "een ambtenaar van de administratie der directe belastingen, met een hogere graad dan controleur" worden vervangen door de woorden "elke ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";
4° de woorden "ambtenaren van de administratie der directe belastingen", "ambtenaren van de belastingbesturen van het ministerie van Financiën die daartoe behoorlijk gemachtigd zijn" en "directeurs der belastingen" worden vervangen door de woorden "ambtenaren daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";
5° de woorden "de door de gewestelijke directeur gemachtigde ambtenaar" worden vervangen door de woorden "de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd of de door hem gedelegeerde ambtenaar";
6° de woorden "administratie der directe belastingen" en "het ministerie van Financiën" worden vervangen door de woorden "het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap";
7° de woorden "de Openbare Schatkist", "de Schatkist" en "de Staat" worden vervangen door de woorden "het Vlaamse Gewest";
8° de woorden "de minister van Financiën" worden vervangen door de woorden "de Vlaamse regering".
Art.20. Au titre VII du Code des impôts sur les revenus 1992, sont apportées les modifications suivantes pour ce qui concerne le précompte immobilier en Région flamande :
1° les mots "directeur général des contributions", "directeur des contributions", "directeur des contributions directes", "directeur compétent des contributions", "directeur", "directeur régional des contributions directes", directeur régional compétent des contributions directes", "directeur régional", "agent d'une administration fiscale" et "receveur des contributions" sont remplacés par les mots "fonctionnaire autorisé à cet effet par le Gouvernement flamand";
2° les mots " fonctionnaire du Ministère des Finances, d'un grade supérieur à celui qui a constaté les faits, mais au minimum du grade d'inspecteur" sont remplacés par les mots "fonctionnaire autorisé à cet effet par le Gouvernement flamand d'un grade supérieur à celui qui a constaté les faits";
3° les mots "un fonctionnaire de l'administration des contributions directes, d'un grade supérieur à celui de contrôleur" sont remplacés par les mots "tout fonctionnaire autorisé à cet effet par le Gouvernement flamand".
4° les mots "agents de l'administration des contributions directes", "fonctionnaires des administrations fiscales du Ministère des Finances dûment autorisés" et "directeurs des contributions" sont remplacés par les mots "fonctionnaires autorisés à cet effet par le Gouvernement flamand";
5° les mots "le fonctionnaire délégué par le directeur régional" sont remplacés par les mots "le fonctionnaire délégué à cet effet par le Gouvernement flamand ou le fonctionnaire délégué par lui";
6° les mots "administration des contributions directes" et "le ministère des Finances" sont remplacés par les mots "le Ministère de la Communauté flamande";
7° les mots "le Trésor public", "le Trésor" et "l'Etat" sont remplacés par les mots "la Région flamande";
8° les mots "le Ministre des Finances" sont remplacés par les mots "le Gouvernement flamand".
1° les mots "directeur général des contributions", "directeur des contributions", "directeur des contributions directes", "directeur compétent des contributions", "directeur", "directeur régional des contributions directes", directeur régional compétent des contributions directes", "directeur régional", "agent d'une administration fiscale" et "receveur des contributions" sont remplacés par les mots "fonctionnaire autorisé à cet effet par le Gouvernement flamand";
2° les mots " fonctionnaire du Ministère des Finances, d'un grade supérieur à celui qui a constaté les faits, mais au minimum du grade d'inspecteur" sont remplacés par les mots "fonctionnaire autorisé à cet effet par le Gouvernement flamand d'un grade supérieur à celui qui a constaté les faits";
3° les mots "un fonctionnaire de l'administration des contributions directes, d'un grade supérieur à celui de contrôleur" sont remplacés par les mots "tout fonctionnaire autorisé à cet effet par le Gouvernement flamand".
4° les mots "agents de l'administration des contributions directes", "fonctionnaires des administrations fiscales du Ministère des Finances dûment autorisés" et "directeurs des contributions" sont remplacés par les mots "fonctionnaires autorisés à cet effet par le Gouvernement flamand";
5° les mots "le fonctionnaire délégué par le directeur régional" sont remplacés par les mots "le fonctionnaire délégué à cet effet par le Gouvernement flamand ou le fonctionnaire délégué par lui";
6° les mots "administration des contributions directes" et "le ministère des Finances" sont remplacés par les mots "le Ministère de la Communauté flamande";
7° les mots "le Trésor public", "le Trésor" et "l'Etat" sont remplacés par les mots "la Région flamande";
8° les mots "le Ministre des Finances" sont remplacés par les mots "le Gouvernement flamand".
Art.21. De Vlaamse regering is ertoe gemachtigd de benamingen van de federale administraties, de functies en de graden van bepaalde ambtenaren, zoals bedoeld in artikel 20, in overeenstemming te brengen met de wijziging van die benamingen, functies en graden in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.
De krachtens het eerste lid genomen besluiten van de Vlaamse regering worden bekrachtigd door het Vlaams Parlement.
De krachtens het eerste lid genomen besluiten van de Vlaamse regering worden bekrachtigd door het Vlaams Parlement.
Art.21. Le Gouvernement flamand est autorisé à faire concorder les dénominations des administration fédérales, les fonctions et les grades de certains fonctionnaires, tels que visés à l'article 20, à la modification des dénominations, fonctions et grades dans le Code des impôts sur les revenus 1992.
Les arrêtés du Gouvernement flamand pris en vertu du premier alinéa sont sanctionnés par le Parlement flamand.
Les arrêtés du Gouvernement flamand pris en vertu du premier alinéa sont sanctionnés par le Parlement flamand.
Art.22. De artikelen 8 tot en met 27 van het decreet van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, voor wat de onroerende voorheffing betreft, worden opgeheven.
Art.22. Les articles 8 à 27 inclus du décret du 9 juin 1998 contenant des dispositions modifiant le Code des impôts sur les revenus, pour ce qui concerne le précompte immobilier, sont abrogés.
HOOFDSTUK XI. - Investeringsfonds.
CHAPITRE XI. - Fonds d'investissement.
Art.23. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd om voor de jaren 2000 tot en met 2004, in cumulatie met de subsidiëring voorzien bij toepassing van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, subsidies te verstrekken voor de toeristische uitrusting van :
1° de Vlaamse kust;
2° de regio's die door de Europese Commissie werden erkend in het kader van het nieuwe doelstelling 2 programma;
3° de gebieden die van de overgangsmaatregel genaamd "phasing out" genieten;
4° de gebieden die in het kader van de Communautaire initiatieven werden erkend als Interreg III, Leader + en Urban.
1° de Vlaamse kust;
2° de regio's die door de Europese Commissie werden erkend in het kader van het nieuwe doelstelling 2 programma;
3° de gebieden die van de overgangsmaatregel genaamd "phasing out" genieten;
4° de gebieden die in het kader van de Communautaire initiatieven werden erkend als Interreg III, Leader + en Urban.
Art.23. Le Gouvernement flamand est autorisé à octroyer des subventions pour les années 2000 à 2004 incluse, en sus des subventions prévues en application du décret du 20 mars 1991 relatif au Fonds d'investissement pour la répartition des subventions en faveur de certains investissements dans la Communauté flamande et la Région flamande par les provinces, les communes ou la Commission communautaire flamande, ou à leur initiative, pour l'équipement touristique :
1° de la côte flamande;
2° des régions agréées par la Commission européenne dans le cadre du nouveau programme de l'Objectif 2;
3° des zones bénéficiant de la mesure transitoire "phasing out";
4° des zones reconnues dans le cadre des initiatives communautaires comme Interreg III, Leader + et Urban.
1° de la côte flamande;
2° des régions agréées par la Commission européenne dans le cadre du nouveau programme de l'Objectif 2;
3° des zones bénéficiant de la mesure transitoire "phasing out";
4° des zones reconnues dans le cadre des initiatives communautaires comme Interreg III, Leader + et Urban.
HOOFDSTUK XII. - Kustactieplan.
CHAPITRE XII. - Plan d'action côtière.
Art.24. § 1. Binnen de perken van de goedgekeurde kredieten kunnen ten laste van de begrotingen van de jaren 2000 tot en met (2009) subsidies worden toegekend aan projecten die het toeristisch imago en de waarde van de kust bevorderen.
Aan deze projecten dienen volgende doelstellingen ten grondslag te liggen :
1° de projecten dienen in hoofdzaak gericht te zijn op het geheel van de kust of minstens op grote delen van de kust; projecten inzake individuele attractiepunten of gebieden komen alleen in aanmerking indien deze structuurbepalend zijn voor de kust;
2° de projecten dienen bij voorkeur gericht te zijn op een opwaardering van het algemeen imago en de aantrekkelijkheid van de kust en van zijn specifieke kenmerken;
3° de projecten dragen bij tot een herpositionering van de kust als toeristische bestemming;
4° de projecten kunnen zowel op relatief korte termijn zichtbaar zijn en een directe invloed hebben op het imago en de waarde van de kust als zich situeren op middellange termijn.
De Vlaamse regering bepaalt de selectiecriteria om de projecten te selecteren en de beschikbare middelen te verdelen, de wijze waarop de rechthebbenden worden aangeduid en waarop de subsidies worden verdeeld evenals de voorwaarden inzake toekenning en uitbetaling ervan. De Vlaamse regering kan daarbij afwijken van het koninklijk besluit van 14 februari 1967 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de subsidies door de Staat verleend voor de ontwikkeling van de toeristische uitrusting en het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme.
§ 2. Artikel 39 van het decreet van 22 december 1999 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 wordt ingetrokken.
Aan deze projecten dienen volgende doelstellingen ten grondslag te liggen :
1° de projecten dienen in hoofdzaak gericht te zijn op het geheel van de kust of minstens op grote delen van de kust; projecten inzake individuele attractiepunten of gebieden komen alleen in aanmerking indien deze structuurbepalend zijn voor de kust;
2° de projecten dienen bij voorkeur gericht te zijn op een opwaardering van het algemeen imago en de aantrekkelijkheid van de kust en van zijn specifieke kenmerken;
3° de projecten dragen bij tot een herpositionering van de kust als toeristische bestemming;
4° de projecten kunnen zowel op relatief korte termijn zichtbaar zijn en een directe invloed hebben op het imago en de waarde van de kust als zich situeren op middellange termijn.
De Vlaamse regering bepaalt de selectiecriteria om de projecten te selecteren en de beschikbare middelen te verdelen, de wijze waarop de rechthebbenden worden aangeduid en waarop de subsidies worden verdeeld evenals de voorwaarden inzake toekenning en uitbetaling ervan. De Vlaamse regering kan daarbij afwijken van het koninklijk besluit van 14 februari 1967 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de subsidies door de Staat verleend voor de ontwikkeling van de toeristische uitrusting en het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme.
§ 2. Artikel 39 van het decreet van 22 december 1999 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 wordt ingetrokken.
Art.24. § 1er. Dans les limites des crédits budgétaires, des subventions peuvent être octroyées à charge des budgets des années 2000 à (2009) incluse, aux projets favorisant l'image touristique et la valeur de la côte.
Ces projets doivent répondre aux objectifs suivants :
1° les projets doivent concerner en priorité l'ensemble ou au moins des parties importantes de la côte; les projets relatifs aux attractions ou zones individuelles ne sont pris en considération que s'ils sont déterminants pour la structure de la côte;
2° les projets viseront en priorité la revalorisation de l'image générale et de l'attraction de la côte et de ses caractéristiques spécifiques;
3° les projets contribueront au repositionnement de la côte en tant que destination touristique;
4° les projets pourront être réalisés tant dans un délai relativement court et exercer une influence directe sur l'image et la valeur de la côte que dans un délai moyen.
Le Gouvernement flamand arrête les critères concernant la sélection des projets, la répartition des fonds disponibles, les modalités de désignation des ayants droit et de répartition des subventions ainsi que les conditions d'octroi et de paiement de ces dernières. Le Gouvernement flamand peut déroger à l'arrêté royal du 14 février 1967 déterminant les conditions d'octroi des subventions allouées par l'Etat pour le développement de l'équipement touristique et le décret du 7 juillet 1998 relatif à l'institution publique " Toerisme Vlaanderen " et au Conseil flamand pour le Tourisme.
§ 2. L'article 39 du décret du 22 décembre 1999 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 2000, est rapporté.
Ces projets doivent répondre aux objectifs suivants :
1° les projets doivent concerner en priorité l'ensemble ou au moins des parties importantes de la côte; les projets relatifs aux attractions ou zones individuelles ne sont pris en considération que s'ils sont déterminants pour la structure de la côte;
2° les projets viseront en priorité la revalorisation de l'image générale et de l'attraction de la côte et de ses caractéristiques spécifiques;
3° les projets contribueront au repositionnement de la côte en tant que destination touristique;
4° les projets pourront être réalisés tant dans un délai relativement court et exercer une influence directe sur l'image et la valeur de la côte que dans un délai moyen.
Le Gouvernement flamand arrête les critères concernant la sélection des projets, la répartition des fonds disponibles, les modalités de désignation des ayants droit et de répartition des subventions ainsi que les conditions d'octroi et de paiement de ces dernières. Le Gouvernement flamand peut déroger à l'arrêté royal du 14 février 1967 déterminant les conditions d'octroi des subventions allouées par l'Etat pour le développement de l'équipement touristique et le décret du 7 juillet 1998 relatif à l'institution publique " Toerisme Vlaanderen " et au Conseil flamand pour le Tourisme.
§ 2. L'article 39 du décret du 22 décembre 1999 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 2000, est rapporté.
HOOFDSTUK XIII. - Monumenten en Landschappen.
CHAPITRE XIII. - Monuments et Sites.
Art.25. In artikel 10 van het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privé-personen en instellingen, wordt het woord "twee" vervangen door het woord "drie".
Art.25. Dans l'article 10 du décret du 3 février 1998 fixant les armoiries de personnes privées et d'institutions, le mot "deux" est remplacé par le mot "trois".
Art.27. In het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994 tot het instellen van een onderhoudspremie voor beschermde monumenten wordt § 2 van artikel 10 geschrapt met ingang van 1 januari 1997.
Art.27. Dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 septembre 1994 instaurant une prime d'entretien destinée aux monuments protégés, le § 2 de l'article 10 est supprimé à partir du 1er janvier 1997.
HOOFDSTUK XIV. - Provinciefonds.
CHAPITRE XIV. - Fonds provincial.
Art.28. Artikel 26 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, wordt opgeheven.
Art.28. L'article 26 du décret du 19 décembre 1998 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1999, est abrogé.
HOOFDSTUK XV. - Gewestwaarborg.
CHAPITRE XV. - Garantie régionale.
Art.29. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan de geconsolideerde schuld van de stad Antwerpen. De gewaarborgde lening mag een bedrag van 49,569 miljard BEF niet overschrijden.
In afwijking van artikel 8 van het decreet van 16 december 1997 houdende bepaling inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap is voor hogervermelde waarborg van het Gewest geen waarborgpremie verschuldigd.
In afwijking van artikel 8 van het decreet van 16 december 1997 houdende bepaling inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap is voor hogervermelde waarborg van het Gewest geen waarborgpremie verschuldigd.
Art.29. Le Gouvernement flamand est autorisé à octroyer la garantie de la Région flamande à la dette consolidée de la ville d'Anvers. Le prêt garanti est plafonné à un montant de 49,569 milliards BEF.
Par dérogation à l'article 8 du décret du 16 décembre 1997 contenant des dispositions relatives à la gestion de la trésorerie, de la dette et de la garantie de la Communauté flamande, aucune prime de garantie n'est due pour la garantie régionale susmentionnée.
Par dérogation à l'article 8 du décret du 16 décembre 1997 contenant des dispositions relatives à la gestion de la trésorerie, de la dette et de la garantie de la Communauté flamande, aucune prime de garantie n'est due pour la garantie régionale susmentionnée.
HOOFDSTUK XVI. - DAB Loodswezen.
CHAPITRE XVI. - SGS Pilotage.
Art.30. § 1. Er wordt een Dienst met Afzonderlijk Beheer Loodswezen opgericht, zoals bedoeld in artikel 140 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende de coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit.
§ 2. De DAB Loodswezen wordt belast met het loodsen en beloodsen van zeeschepen evenals het verstrekken van hiermee gepaard gaande diensten en adviezen.
§ 3. De Dienst beschikt voor de uitvoering van haar activiteiten over haar eigen inkomsten uit de in § 2 opgesomde activiteiten en indien noodzakelijk over een jaarlijkse dotatie voorzien in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap stelt de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden specifiek voor de logistieke ondersteuning ter beschikking van de DAB Loodswezen.
§ 4. De minister bevoegd voor de zeehavens wordt belast met het beheer van de Dienst.
§ 5. De Vlaamse regering bepaalt de organieke regels die van toepassing zijn op het financieel en materieel beheer van de DAB Loodswezen.
§ 2. De DAB Loodswezen wordt belast met het loodsen en beloodsen van zeeschepen evenals het verstrekken van hiermee gepaard gaande diensten en adviezen.
§ 3. De Dienst beschikt voor de uitvoering van haar activiteiten over haar eigen inkomsten uit de in § 2 opgesomde activiteiten en indien noodzakelijk over een jaarlijkse dotatie voorzien in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap stelt de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden specifiek voor de logistieke ondersteuning ter beschikking van de DAB Loodswezen.
§ 4. De minister bevoegd voor de zeehavens wordt belast met het beheer van de Dienst.
§ 5. De Vlaamse regering bepaalt de organieke regels die van toepassing zijn op het financieel en materieel beheer van de DAB Loodswezen.
Art.30. § 1er. Il est créé un Service à gestion séparée Pilotage, comme prévu à l'article 140 de l'arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l'Etat.
§ 2. Le SGS Pilotage est chargé du pilotage des navires maritimes ainsi que de la fourniture de services et d'avis y afférents.
§ 3. Pour l'exercice de ses activités, le Service dispose de propres ressources résultant des activités énumérées au § 2 ainsi que d'une dotation annuelle prévue par le décret contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande. Le Gouvernement flamand met à la disposition du SGS Pilotage les services, équipements et installations nécessaires pour l'appui logistique.
§ 4. Le Ministre qui a les ports maritimes dans ses attributions est chargé de la gestion du Service.
§ 5. Le Gouvernement flamand arrêté les règles organiques relatives à la gestion financière et matérielle du SGS Pilotage.
§ 2. Le SGS Pilotage est chargé du pilotage des navires maritimes ainsi que de la fourniture de services et d'avis y afférents.
§ 3. Pour l'exercice de ses activités, le Service dispose de propres ressources résultant des activités énumérées au § 2 ainsi que d'une dotation annuelle prévue par le décret contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande. Le Gouvernement flamand met à la disposition du SGS Pilotage les services, équipements et installations nécessaires pour l'appui logistique.
§ 4. Le Ministre qui a les ports maritimes dans ses attributions est chargé de la gestion du Service.
§ 5. Le Gouvernement flamand arrêté les règles organiques relatives à la gestion financière et matérielle du SGS Pilotage.
HOOFDSTUK XVII. - Slotbepaling.
CHAPITRE XVIII. - Disposition finale.
Art. 31. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2000 met uitzondering van :
1° de artikelen 2 tot en met 7, 12, 13 en 14, 18 en 19, 23 en 24, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2000;
2° de artikelen 20 tot en met 22, die uitwerking hebben met ingang van het aanslagjaar 1999;
3° artikel 25, dat uitwerking heeft met ingang van 31 maart 1998.
(4° artikel 30 dat voor wat de §§ 2 en 3, uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001.)
1° de artikelen 2 tot en met 7, 12, 13 en 14, 18 en 19, 23 en 24, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2000;
2° de artikelen 20 tot en met 22, die uitwerking hebben met ingang van het aanslagjaar 1999;
3° artikel 25, dat uitwerking heeft met ingang van 31 maart 1998.
(4° artikel 30 dat voor wat de §§ 2 en 3, uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001.)
Art. 31. Le présent décret entre en vigueur le 1er juillet 2000 à l'exception :
1° des articles 2 à 7 inclus, 12, 13 et 14,18 et 19, 23 et 24 qui produisent leurs effets le 1er janvier 2000;
2° les articles 20 à 22 inclus, qui produisent leurs effets à partir de l'exercice d'imposition 1999;
3° l'article 25 qui produit ses effets le 31 mars 1998.
(4° l'article 30 qui produit ses effets le 1er janvier 2001 pour ce qui concerne les §§ 2 et 3.)
1° des articles 2 à 7 inclus, 12, 13 et 14,18 et 19, 23 et 24 qui produisent leurs effets le 1er janvier 2000;
2° les articles 20 à 22 inclus, qui produisent leurs effets à partir de l'exercice d'imposition 1999;
3° l'article 25 qui produit ses effets le 31 mars 1998.
(4° l'article 30 qui produit ses effets le 1er janvier 2001 pour ce qui concerne les §§ 2 et 3.)