Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
7 JUNI 2000. - Ministerieel besluit tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van vogels in dierentuinen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-09-2000 en tekstbijwerking tot 20-12-2017)
Titre
7 JUIN 2000. - Arrêté ministériel fixant des normes minimales pour la détention des oiseaux dans les parcs zoologiques(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 05-09-2000 et mise à jour au 20-12-2017)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Table des matières
Tekst (12)
Texte (12)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1. binnenverblijf : een ruimte binnen een gebouw die afgesloten kan worden;
  2. buitenverblijf : een ruimte in open lucht waarvan de bovenkant open is of ten hoogste afgesloten door een traliewerk, gaasdak of een ander gepast materiaal waar regen en zon door kunnen;
  3. schuilhok : een permanent toegankelijke plaats waar het dier zich kan terugtrekken of zich kan beschutten tegen ongunstige weersomstandigheden;
  4. nestkast, nesthol : een beschutte ruimte voorzien van nestmateriaal waarin de vogels zich kunnen terugtrekken om eieren te leggen, te broeden en de jongen groot te brengen.
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il y a lieu d'entendre par :
  1. enclos intérieur : espace situé dans une construction et qui peut être clos;
  2. enclos extérieur : espace en plein air dont la partie supérieure est à ciel ouvert ou, tout au plus, fermée par un grillage, un filet ou un autre matériel adéquat permettant le passage de la pluie et du soleil;
  3. abri : endroit accessible en permanence où l'animal peut se retirer ou se protéger de conditions atmosphériques défavorables;
  4. nichoir, nid : espace protégé et pourvu de matériel de nidification où les oiseaux peuvent se retirer pour pondre, couver et élever leurs jeunes.
Art.2. De minimale afmetingen en basisvoorschriften voor de inrichting van verblijven waarin vogels tentoongesteld worden in een dierentuin, zijn vastgesteld in bijlage van dit besluit.
Art.2. Les dimensions minimales et les prescriptions de base pour l'aménagement des enclos où des oiseaux sont exposés dans un parc zoologique sont fixées à l'annexe du présent arrêté.
Art.3. De dierentuin die een soort wil houden die niet behoort tot de vogelgroepen opgenomen in bijlage, moet vooraf een dossier indienen bij de Dienst, waaruit blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en de fysiologische noden van deze soort. De toelating om deze in het voorgestelde verblijf te houden, wordt verleend of geweigerd door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie.
Art.3. Le parc zoologique qui veut détenir une espèce d'oiseau qui n'appartient pas à un des groupes visés à l'annexe doit introduire au préalable un dossier auprès du Service démontrant qu'il s'est bien documenté sur les moeurs ainsi que sur les besoins physiologiques de cette espèce. L'autorisation de la détenir dans le logement proposé est accordée ou refusée par le Service sur avis de la Commission des parcs zoologiques.
Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De dierentuin die een soort wil houden die niet behoort tot de vogelgroepen opgenomen in bijlage, moet vooraf een dossier indienen [1 bij het Instituut]1, waaruit blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en de fysiologische noden van deze soort. De toelating om deze in het voorgestelde verblijf te houden, wordt verleend of geweigerd door [1 het Instituut]1 op advies van de Dierentuinencommissie.
  
Art. 3 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    Le parc zoologique qui veut détenir une espèce d'oiseau qui n'appartient pas à un des groupes visés à l'annexe doit introduire au préalable un dossier auprès [1 de l'Institut]1 démontrant qu'il s'est bien documenté sur les moeurs ainsi que sur les besoins physiologiques de cette espèce. L'autorisation de la détenir dans le logement proposé est accordée ou refusée par [1 l'Institut]1 sur avis de la Commission des parcs zoologiques.
  
Art.4. § 1. Wanneer meerdere vogelsoorten tezamen in hetzelfde verblijf gehouden worden, zijn de voorwaarden van artikel 2, niet als dusdanig van toepassing. In deze gevallen worden de normen vastgesteld door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie;
  § 2. Wanneer vogels beschikken over een zeer groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overschrijdt, kan een afwijking toegestaan worden door de Dienst voor het maximum aantal vogels van een soort die samen gehouden mag worden;
  § 3. Op grond van een geldige verantwoording voorgelegd door de uitbater en na gunstig advies van de Dienst, mag gedurende een periode van ten hoogste één maand, van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden afgeweken worden. In uitzonderlijke gevallen mag de Dienst deze periode verlengen.
Art.4. § 1er. Lorsque plusieurs espèces d'oiseaux sont détenues ensemble dans un même logement, les conditions visées à l'article 2 ne sont pas d'application telles quelles. Dans ce cas, les normes à respecter sont établies par le Service sur avis de la Commission des parcs zoologiques;
  § 2. De même lorsque les oiseaux disposent d'un logement dont les dimensions dépassent largement les normes minimales prescrites, le Service peut autoriser que le nombre maximum d'oiseaux d'une espèce qui peuvent être hébergés ensemble, soit dépassé;
  § 3. Sur base d'une justification valable présentée par l'exploitant et après avis favorable du Service, il peut être dérogé pour une période d'un mois maximum aux conditions visées à l'article 2. Dans des cas exceptionnels, le Service peut prolonger cette période.
Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. Wanneer meerdere vogelsoorten tezamen in hetzelfde verblijf gehouden worden, zijn de voorwaarden van artikel 2, niet als dusdanig van toepassing. In deze gevallen worden de normen vastgesteld door [1 het Instituut]1 op advies van de Dierentuinencommissie;  § 2. Wanneer vogels beschikken over een zeer groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overschrijdt, kan een afwijking toegestaan worden door [1 het Instituut]1 voor het maximum aantal vogels van een soort die samen gehouden mag worden;  § 3. Op grond van een geldige verantwoording voorgelegd door de uitbater en na gunstig advies [1 van het Instituut]1, mag gedurende een periode van ten hoogste één maand, van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden afgeweken worden. In uitzonderlijke gevallen mag [1 het Instituut]1 deze periode verlengen.
  
Art. 4 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    § 1er. Lorsque plusieurs espèces d'oiseaux sont détenues ensemble dans un même logement, les conditions visées à l'article 2 ne sont pas d'application telles quelles. Dans ce cas, les normes à respecter sont établies par [1 l'Institut]1 sur avis de la Commission des parcs zoologiques;  § 2. De même lorsque les oiseaux disposent d'un logement dont les dimensions dépassent largement les normes minimales prescrites, [1 l'Institut]1 peut autoriser que le nombre maximum d'oiseaux d'une espèce qui peuvent être hébergés ensemble, soit dépassé;  § 3. Sur base d'une justification valable présentée par l'exploitant et après avis favorable [1 de l'Institut]1, il peut être dérogé pour une période d'un mois maximum aux conditions visées à l'article 2. Dans des cas exceptionnels, [1 l'Institut]1 peut prolonger cette période.
  
Art.5. Het houden en tentoonstellen van minder vogels dan het minimum aantal opgegeven in de bijlage zijn slechts toegestaan :
  1° om diergeneeskundige redenen;
  2° wanneer de dierentuin actief bezig is met de opbouw van de diergroep;
  3° wanneer de dierentuin wil stoppen met het houden van de vogelsoort en plaatsing van de aanwezige vogels in een andere inrichting niet mogelijk is.
Art.5. La détention et l'exposition d'oiseaux en nombre inférieur au nombre minimum repris dans l'annexe ne sont autorisées que :
  1° pour des raisons vétérinaires;
  2° lorsque le parc zoologique est activement occupé à la constitution du groupe d'animaux;
  3° lorsque le parc zoologique veut cesser de détenir cette espèce d'oiseau et que le placement des spécimens présents dans un autre établissement n'est pas possible.
Art.6. De dierentuin die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit een soort houdt waarvoor geen normen zijn opgenomen in de bijlage, moet een dossier indienen bij de Dienst met beschrijving van het verblijf en de verzorging van de vogels. De Dienst beslist om het houden van deze soort in de bestaande omstandigheden al dan niet toe te laten, op advies van de Dierentuinencommissie.
Art.6. Le parc zoologique qui, au moment de l'entrée en vigueur du présent arrêté, détient une espèce pour laquelle l'annexe ne comprend aucune norme, doit introduire auprès du Service un dossier comprenant une description du logement et des soins aux oiseaux. Le Service décide d'autoriser ou non la détention de l'espèce en question dans les conditions existantes sur avis de la Commission des parcs zoologiques.
Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De dierentuin die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit een soort houdt waarvoor geen normen zijn opgenomen in de bijlage, moet een dossier indienen [1 bij het Instituut]1 met beschrijving van het verblijf en de verzorging van de vogels. [1 Het Instituut]1 beslist om het houden van deze soort in de bestaande omstandigheden al dan niet toe te laten, op advies van de Dierentuinencommissie.
  
Art. 6 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    Le parc zoologique qui, au moment de l'entrée en vigueur du présent arrêté, détient une espèce pour laquelle l'annexe ne comprend aucune norme, doit introduire auprès [1 de l'Institut]1 un dossier comprenant une description du logement et des soins aux oiseaux. [1 L'Institut]1 décide d'autoriser ou non la détention de l'espèce en question dans les conditions existantes sur avis de la Commission des parcs zoologiques.
  
Art.7. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.7. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Verklaring bij de tabellen I en II
  (1) Vogeltaxa : hieronder wordt een groep of groepen van vogelsoorten vermeld die aan de overeenstemmende minimumnormen moeten voldoen.
  (2) Aantal :
  * hieronder wordt het aantal vogels van dezelfde soort vermeld dat op de gegeven oppervlakte kan gehouden worden :
  - alleen het cijfer " 1 " in deze rubriek, wijst op een solitaire vogelsoort waarvan de individuen alleen gehouden moeten worden;
  - alleen het cijfer " 2 " (of meer) in deze rubriek, wijst op een vogelsoort die in paren (of in een groep van " X " specimen) gehouden moet worden;
  - indien twee getallen vermeld worden, geeft dit het minimum en het maximum aantal vogels aan dat binnen de gegeven oppervlakte gehouden mag worden;
  * jonge vogels bij de ouders worden niet als afzonderlijke individuen geteld gedurende de periode dat de jongen normaal bij de ouders blijven;
  solitaire vogels die alleen gehouden moeten worden, kunnen gedurende een tijd samen geplaatst worden voor de voortplanting, op de oppervlakte vastgesteld voor één specimen.
  (3) Bijkomende oppervlakte per bijkomend dier :
  - hieronder wordt de oppervlakte aangegeven die extra voorzien moet worden per vogel die toegevoegd wordt aan het maximum aantal vogels vermeld in de kolom " aantal ";
  - indien het aantal gehouden vogels binnen een verblijf een x-voud plus y is van het maximum aantal dat op de gegeven oppervlakte gehouden kan worden, moet deze oppervlakte vermenigvuldigd worden met x en vermeerderd met y maal de aangeduide oppervlakte per bijkomende vogel. Indien y gelijk is aan nul moet de oppervlakte vermenigvuldigd worden met x-1 en vermeerderd met het maximum aantal dat op de gegeven oppervlakte gehouden kan worden, maal de aangeduide oppervlakte per bijkomende vogel;
  - indien deze rubriek niet ingevuld is, betekent dit dat geen vogel aan de groep mag worden toegevoegd.
  (4) Bijzondere eisen : d.m.v. een lettercode wordt verwezen naar de bijzondere vereisten vermeld in tabel III.
  (5) Binnenverblijf en Buitenverblijf
  - zie definitie in art. 1, 1° en 2°;
  - hieronder wordt de oppervlakte en de hoogte aangegeven die tenminste voorzien moeten worden voor het binnen-, respectievelijk buitenverblijf. Indien een cijfer gevolgd wordt door " /d-a ", geeft dit de oppervlakte aan per dier;
  - als afmetingen opgegeven zijn voor buiten- en binnenverblijf betekent dit dat beide aanwezig moeten zijn, tenzij een voetnoot in de kolom " Bijkomende eisen " anders vermeldt;
  - als uitsluitend afmetingen voor een binnenverblijf opgegeven worden, sluit dit niet uit dat aan de vogels bijkomend een buitenverblijf verschaft wordt als extra-ruimte. Waar dit aanbevolen is wordt het ook in de overeenstemmende voetnoot vermeld (" i "); het binnenverblijf moet permanent toegankelijk zijn voor de vogels;
  - als in de voetnoot (" j ") is vermeld dat vogels ook binnen respectievelijk ook buiten gehouden kunnen worden en er zijn slechts normen opgegeven hetzij voor het binnen- hetzij voor het buitenverblijf, moeten de vermelde minimumafmetingen toegepast worden op het gekozen verblijf;
  - als afmetingen opgegeven voor het binnenverblijf tussen haakjes vermeld zijn, dan mag die ruimte verrekend worden in de afmetingen van het buitenverblijf, met als bijkomende voorwaarde dat het binnenverblijf permanent toegankelijk is voor de dieren.
  (6) Bassin
  - de opgegeven oppervlakte is de minimum wateroppervlakte die beschikbaar moet zijn. De vermelde minimumdiepte moet beschikbaar zijn over minstens 50 % van de oppervlakte.
  De vogels moeten gemakkelijk op eigen kracht in en uit het bassin kunnen geraken.
  TABEL l : Minimumnormen voor de verblijven
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 05-09-2000, p. 30332 tot 30336).
  TABEL II : Minimumnormen voor de bassins
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 05-09-2000, p. 30337).
  TABEL III : Bijkomende eisen
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 05-09-2000, p. 30337).
  TABEL IV. - Minimumvoorwaarden voor het houden van roofvogels voor vlucht- en valkerijdemonstraties in dierentuinen
  - slechts vogels geboren in gevangenschap en die getraind zijn voor vrije vlucht mogen voor vlucht- en valkerijdemonstraties gebruikt worden;
  - de vogels moeten tenminste dagelijks en gedurende een voldoende periode vrij kunnen vliegen, tenzij in de ruitijd of de voortplantingsperiode, in dat geval moeten ze in een verblijf gehouden worden dat beantwoordt aan de normen van tabel l;
  - wanneer in een dierentuin vlucht- en valkerijdemonstraties opgevoerd worden gedurende meer dan twee opeenvolgende dagen, moet voor elke vogel een verblijf aanwezig zijn dat beantwoordt aan de normen van tabel I ofwel een vliegdraadvoorziening (trolley). Deze bestaat uit een staal- of nylonkabel van 4 tot 6 meter, gespannen tussen twee zitstangen, waarover een ring schuift die aan de vogel is vastgemaakt. De lengte van deze kabel moet 5 meter zijn voor buizerds en andere grote roofvogels. Aan één van beide uiteinden moet een schuilmogelijkheid voorhanden zijn;
  - de vogels moeten in elk geval beschutting hebben tegen slechte weersomstandigheden;
  - de vogels mogen niet door het publiek benaderd kunnen worden in afwezigheid van de houder;
  - indien een vogel aan de blok gehouden wordt, dan moet hij op een traditionele manier geschoeid zijn t.t.z. een schoentje (lederen riempje) aan elke poot van max. 20 cm lengte, beide schoentjes samengebracht aan een draainagel met vervolgens een veter (leren of kunststofriem) van max. 1,20 m (dit is om kwetsuren te vermijden) welke aan de blok wordt vastgeknoopt aan een ring om een roterende beweging toe te laten;
  - een valkenkapje (huif) mag slechts worden gebruikt voor korte periodes, zoals tijdens vervoer, om het dier kalm te houden.
Art. N. Explication des tableaux I et II
  (1 ) Taxa d'oiseaux : mentionne le nom d'un ou de plusieurs groupes d'espèces d'oiseaux qui doivent répondre aux normes minimales correspondantes.
  (2) Nombre
  * indique le nombre d'oiseaux d'une même espèce qui peut être détenu sur la superficie ou le volume donné
  - lorsque seul le chiffre " 1 " est mentionné dans cette rubrique, cela indique qu'il s'agit d'une espèce solitaire dont les individus doivent être détenus seuls;
  - lorsque seul le chiffre " 2 " (ou plus) est mentionné dans cette rubrique, cela indique qu'il s'agit d'une espèce qui doit être détenue par paire (ou en groupe de " X " spécimens);
  - lorsque deux nombres sont mentionnés, ceux-ci indiquent le nombre minimum et le nombre maximum d'oiseaux qui peuvent être détenus sur la superficie donnée;
  * les jeunes oiseaux accompagnant leurs parents ne sont pas comptés comme individus pendant la période durant laquelle ils vivent normalement avec leurs parents;
  les oiseaux solitaires qui doivent être détenus seuls, peuvent pendant la période de reproduction être détenus en couple sur la superficie prévue pour un seul spécimen.
  (3) Superficie supplémentaire par animal en plus :
  - indique la superficie ou le volume supplémentaire qui doit être prévu pour chaque oiseau qui est ajouté au nombre maximum renseigné dans la colonne " nombre ";
  - si le nombre d'oiseaux détenus à l'intérieur de l'enclos est de x fois plus y le nombre maximum qui peut être détenu sur la superficie donnée, celle-ci doit être multipliée par x et augmentée de y fois la superficie exigée par oiseaux supplémentaire. Si y est égal à zéro, la superficie doit être multipliée par x-1 et augmentée avec le nombre maximum qui peut être détenu sur la superficie donnée, multiplié par la superficie indiquée par oiseau supplémentaire;
  - si cette rubrique n'est pas complétée, cela signifie qu'aucun oiseau ne peut être ajouté au groupe.
  (4) Exigences particulières : les lettres-codes correspondant à des exigences particulières sont explicitées dans le tableau III.
  (5) Enclos intérieur et extérieur
  - voir les définitions à l'art. 1, 1° et 2°;
  - indique la superficie et la hauteur minimales qui doivent être prévues pour l'enclos intérieur et respectivement l'enclos extérieur. Si un chiffre est suivi de " /d-a ", celui-ci indique la superficie par animal;
  - si des dimensions sont données pour les enclos intérieurs et extérieurs, cela signifie que ces derniers doivent être tous les deux présents à moins qu'une note de renvoi de la colonne " Exigences particulières " ne l'indique autrement;
  - si des dimensions ne sont données que pour un enclos intérieur, cela n'exclut pas qu'un enclos extérieur puisse être fourni aux oiseaux comme espace supplémentaire. Lorsque cette possibilité est recommandée, elle est mentionnée dans la note de renvoi correspondante (" i "); l'enclos intérieur doit être accessible en permanence aux oiseaux;
  - si dans la note de renvoi il est indiqué que les oiseaux peuvent être détenus aussi bien à l'intérieur qu'à l'extérieur (" j ") mais que des normes ne sont données que pour l'intérieur ou pour l'extérieur, les normes minimales indiquées doivent être appliquées pour le type de logement choisi;
  - si des dimensions sont données entre parenthèses pour l'enclos intérieur, celui-ci peut alors être compris dans les dimensions de l'enclos extérieur, avec comme condition supplémentaire que l'enclos intérieur soit accessible en permanence aux animaux.
  (6) Bassin
  - la superficie donnée est la superficie minimale du plan d'eau qui doit être disponible. La profondeur minimale donnée doit être disponible sur au moins 50 % de la superficie.
  Les oiseaux doivent avoir la possibilité d'entrer et de sortir facilement du bassin par leurs propres moyens.
  TABLEAU 1 : Normes minimales pour les enclos
  (Tableau non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 05-09-2000, p. 30332 à 30336).
  TABLEAU II : Normes minimales pour les bassins
  (Tableau non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 05-09-2000, p. 30337).
  TABLEAU III : Exigences particulières
  (Tableau non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 05-09-2000, p. 30338).
  TABLEAU IV. - Conditions minimales pour la détention de rapaces utilisés pour des démonstrations de vol et de fauconnerie dans les parcs zoologiques
  - seuls des oiseaux nés en captivité et qui sont entraînés pour des vols libres peuvent être utilisés pour des démonstrations de vol ou de fauconnerie;
  - les oiseaux doivent pouvoir voler librement au moins quotidiennement et pendant un temps suffisant, excepté en période de mue ou de reproduction; dans ces derniers cas ils doivent être détenus dans les conditions répondant aux normes du Tableau I;
  - quand des démonstrations de vol et de fauconnerie sont faites dans un parc zoologique pendant plus de 2 jours consécutifs, chaque oiseau doit disposer d'un logement répondant aux normes du Tableau I ou d'un câble d'envol (trolley). Ce dernier est constitué d'un câble d'acier ou de nylon, tendu sur 4 à 6 mètres entre deux perchoirs et où coulisse un anneau qui est relié à l'oiseau. Pour les buses et autres grands rapaces, la longueur de ce câble doit être de 5 mètres. A une des extrémités du câble un abri doit être prévu;
  - les oiseaux doivent avoir dans tous les cas un abri contre les intempéries;
  - les oiseaux ne peuvent pas être approchables par le public en l'absence du détenteur;
  - au cas où un oiseau est attaché à un bloc, il doit l'être de façon traditionnelle, c'est-à-dire, être muni à chaque tarse d'un jet (lanière en cuir) d'une longueur maximale de 20cm, les jets sont réunis par un touret; une longe (cuir ou matière synthétique) de maximum 1,20m (ceci pour éviter les blessures) doit être fixée au bloc par un anneau afin de permettre les mouvements de rotation;
  - un chaperon ne peut être employé que pour de courtes périodes, comme pendant le transport, afin que l'animal reste calme.