Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
2 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry van een maatschappij die de verbinding verzekert [van en naar een lidstaat van de Europese Unie]. (KB 2003-04-08/44, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2003)
Titre
2 DECEMBRE 1999. - Arrêté royal fixant les conditions particulières de travail pour les membres du personnel statutaire de la Régie des Transports maritimes en liquidation et du cadre organique distinct du Ministère des Communications et de l'Infrastructure, mis à la disposition pour affectation à bord d'un ferry rapide d'une société assurant la liaison [depuis et vers un Etat membre de l'Union européenne]. (AR 2003-04-08/44, art. 11, 002; En vigueur : 01-05-2003)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Table des matières
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. De bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry, worden vastgesteld overeenkomstig de als bijlage bij dit besluit opgenomen bepalingen.
Article 1. Les conditions particulières de travail pour les membres du personnel statutaire de la Régie des Transports maritimes en liquidation et du cadre organique distinct du Ministère des Communications et de l'Infrastructure, mis à la disposition pour affectation à bord d'un ferry rapide, sont fixées conformément aux dispositions figurant en annexe au présent arrêté.
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1998 en houdt op van kracht te zijn op 28 februari 1999 voor wat de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening betreft en heeft uitwerking met ingang van I maart 1999 voor wat de statutaire personeelsleden van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur betreft.
Art.2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er mars 1998 et cesse d'être en vigueur le 28 février 1999 en ce qui concerne les membres du personnel statutaire de la Régie des Transports maritimes en liquidation et produit ces effets le 1er mars 1999 en ce qui concerne les membres du personnel statutaire du cadre organique distinct du Ministère des Communications et de l'Infrastructure.
Art.3. Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 2 december 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Mobiliteit en Vervoer,
  Mevr. I. DURANT
Art.3. Notre Ministre de la Mobilité et des Transports est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Donné à Bruxelles, le 2 décembre 1999.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Mobilité et des Transports,
  Mme I. DURANT
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Bijzondere arbeidsvoorwaarden. - Vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven.
Art. N. Conditions particulières de travail. - Fixation des conditions particulières de travail pour les membres du personnel statutaire de la Régie des Transports maritimes en liquidation et du cadre organique distinct du Ministère des Communications et de l'infrastructure, mis à la disposition pour affectation à bord d'un ferry rapide d'une société assurant la liaison entre Ostende et un port britannique.
Art. 1N. 1. Arbeidsregeling in verband met snelle ferry.
  1.0. Algemene principes.
  Om de tewerkstelling te regelen van de statutaire varende personeelsleden zullen volgende principes in acht genomen worden :
  1.0.1. 16 snelle ferryprestaties maximum per 30 dagen;
  1.0.2. 63 uur vrije rust minimum. De vrije rust die in de taaktoewijzing voorzien is moet, eens ingegaan, steeds integraal geëerbiedigd worden;
  1.0.3. regelmatige snelle ferrycycli;
  1.0.4. snelle ferryprestaties niet te dicht bij elkaar;
  1.0.5. gelijkmatige verdeling van het aantal uit te voeren snelle ferryprestaties over al de betrokken personeelsleden;
  1.0.6. gelijkmatige verdeling van de snelle ferry prestaties op zondagen en van de prestaties gedurende de nacht;
  1.0.7. respecteren door de betrokken partijen van de in voege zijnde wekelijkse arbeidsduur (thans 38 u).
  1.1. Snelle ferryreis.
  Een snelle ferryreis is een enkele overtocht vanuit de thuishaven naar een vreemde haven of vice versa.
  1.2. Snelle ferryprestatie.
  Een snelle ferryprestatie bestaat uit vier op elkaar aansluitende snelle ferryreizen tijdens eenzelfde etmaal door eenzelfde bemanning uitgevoerd en omvat volgende tijdsduur :
  - de tijdsduur gedurende dewelke de bemanning op post moet zijn vóór het officieel vertrekuur uit de thuishaven;
  - de duur van de snelle ferryreizen;
  - de tijdsduur gedurende dewelke de bemanning in de vreemde haven op post moet blijven tussen aankomstuur en vertrekuur, met uitsluiting van de tijdsduur vermeld onder 1.11;
  - de tijdsduur gedurende dewelke de bemanning op post moet blijven na het officieel aankomstuur in de thuishaven van de laatste snelle ferryreis van de snelle ferryprestatie.
  1.3. Snelle ferrycyclus.
  Een snelle ferrycyclus bestaat uit 3 of 4 snelle ferryprestaties. Voor de periode van 1 juli t/m 31 augustus kan van dit ritme afgeweken worden.
  1.4. Vrije rust.
  Twee snelle ferrycycli worden steeds van elkaar gescheiden door een periode van vrije rust van minimum 63 uur. Tijdens die periode is het personeelslid niet oproepbaar.
  Voor de periode van 1 juli t/m 31 augustus kan van deze regeling afgeweken worden.
  1.5. Beurt.
  Een snelle ferrycyclus gevolgd door een periode van vrije rust is een beurt en omvat 6 of 8 kalenderdagen.
  1.6. Snelle ferry walprestatie.
  Dit is de duur van de prestatie geleverd aan boord van de snelle ferry in de thuishaven.
  1.7. Arbeidsduur.
  De gemiddelde in voege zijnde wekelijkse arbeidsduur (thans 38 uur) wordt bereikt per 30 kalenderdagen. Daartoe worden per periode van 30 kalenderdagen maximum 16 snelle ferryprestaties opgelegd. Indien het aantal snelle ferryreizen per etmaal niet juist in snelle ferryprestaties kan opgedeeld worden, kunnen heen- en terugreizen opgelegd worden waarbij een dagelijkse arbeidsprestatie van 7 u 36 benaderd wordt.
  Wanneer het aantal te presteren reizen niet voldoende is om de in voege zijnde wekelijkse arbeidsduur te respecteren, kan in bijkomende opdrachten voorzien worden (bv. prestaties op stilliggende snelle ferrys, droogdokprestaties, opleiding).
  1.8. Prestaties in verband met snelle ferry op vreemde werf.
  1.8.1. Per 24 uur wordt er in principe 8 uur gewerkt en is er 8 uur vrije tijd.
  1.8.2. Per 24 uur wordt 8 uur effectieve rust gegarandeerd.
  1.8.3. Tijdens de 8 uur vrije tijd kan maximum 4 uur overwerk opgelegd worden.
  1.9. Vacatie, vacatiegrens, vacatiegrensoverschrijding.
  1.9.1. Behoren tot een vacatie de tijdsduur waaruit een snelle ferryprestatie bestaat (zie 1.2) en idem voor de heen- en terugreizen en de eventuele bijkomende opdrachten (zie 1.7), alsook voor de duur van de snelle ferry walprestatie (zie 1.6) en de snelle ferryprestatie op vreemde werf (zie 1.8), alsook voor de arbeid op basis van een gemotiveerde verantwoording (zie 5.5).
  1.9.2. De vacatiegrens is vastgesteld op 9 u.
  1.9.3. Er is vacatiegrensoverschrijding wanneer het verschil tussen de gepresteerde prestatie vermeld sub 1.9.1 en 9 uur positief is.
  1.10. Weekgrens, weekgrensoverschrijding.
  1.10.1. De tijden die in aanmerking komen voor de berekening van de gebeurlijke overschrijding van de vacatiegrens worden in aanmerking genomen voor de gebeurlijke overschrijding van de weekgrens.
  1.10.2. Het overwerk wegens overschrijding van de weekgrens wordt berekend per kalendermaand. Het is gelijk aan het verschil tussen de gepresteerde tijden vermeld sub 1.10.1 en de normale werkduur (thans (38 x n)/7), waarin n gelijk is aan het aantal kalenderdagen in de maand.
  1.11. Meerwerk.
  1.11.1. Worden als meerwerk beschouwd :
  de tijdsduur na einde werk en vóór begin werk in vreemde haven wordt voor 1/3 van de werkelijke duur met uitsluiting van de tijdsduur opgenomen onder 1.2 als meerwerk beschouwd.
  1.11.2. Worden aan het meerwerk toegevoegd voor zover zij nog niet in aanmerking komen onder 1.11.1 :
  1.11.2.1. eén derde van de resterende vrije tijd zoals vermeld onder 1.8.1 (16 uur - de als prestatie getelde tijd onder 1.8.3);
  1.11.2.2. voor de verantwoordelijke officier dek en machine : één derde van het verschil tussen 24 uur en de totale duur van de geleverde prestatie onder 1.8.1 en 1.8.3.
Art. 1N. 1. Réglementation du travail relative au ferry rapide.
  1.0. Principes généraux.
  L'affectation du personnel navigant statutaire est réglée selon les principes suivants :
  1.0.1. 16 prestations ferry rapide au maximum par 30 jours;
  1.0.2. 63 heures de repos libre au minimum. Une fois entamé, le repos libre prévu dans l'attribution des tâches, doit toujours être intégralement respecté;
  1.0.3. des cycles ferry rapide réguliers;
  1.0.4. des prestations ferry rapide pas trop rapprochées;
  1.0.5. répartition uniforme du nombre de prestations ferry rapide à effectuer entre tout le personnel concerné;
  1.0.6. répartition uniforme des prestations ferry rapide dominicales et de nuit;
  1.0.7. respect par les parties concernées du temps de travail hebdomadaire en vigueur (actuellement 38 heures).
  1.1. Voyage ferry rapide.
  Un voyage ferry rapide est une traversée simple au départ du port d'attache et à destination d'un port étranger ou vice versa.
  1.2. Prestation ferry rapide.
  Une prestation ferry rapide consiste en quatre voyages ferry rapide successifs effectués au cours d'une même période de vingt-quatre heures par un même équipage et comportant les durées suivantes :
  - la durée de présence de l'équipage à son poste avant l'heure officielle de départ du port d'attache;
  - la durée proprement dite des voyages ferry rapide;
  - la durée de présence de l'équipage à son poste dans le port étranger, entre l'heure d'arrivée et l'heure de départ, à l'exclusion de la durée visée au point 1.11;
  - la durée de présence de l'équipage à son poste après l'heure officielle d'arrivée au port d'attache du dernier voyage ferry rapide de la prestation ferry rapide.
  1.3. Cycle ferry rapide.
  Un cycle ferry rapide consiste en trois ou quatre prestations ferry rapide. Il peut être dérogé à ce rythme pendant la période du 1er juillet au 31 août.
  1.4. Repos libre.
  Deux cycles ferry rapide doivent toujours être séparés par une période de repos libre d'au moins 63 heures. Durant cette période, l'agent ne peut être appelé en service.
  Il peut être dérogé à ce règlement pendant la période du 1er juillet au 31 août.
  1.5. Tour de rôle.
  Un cycle ferry rapide suivi d'une période de repos libre constitue un tour de rôle et comprend 6 ou 8 jours civils.
  1.6. Prestation ferry rapide à quai.
  C'est la durée de la prestation effectuée à bord d'un ferry rapide dans le port d'attache.
  1.7. Durée de travail.
  La durée moyenne hebdomadaire de travail en vigueur (actuellement 38 heures) se calcule sur une période de 30 jours civils. A cet effet, il est imposé au maximum 16 prestations ferry rapide par période de 30 jours civils. Au cas où le nombre de voyages ferry rapide par période de vingt-quatre heures ne correspond pas exactement à une ou plusieurs prestations ferry rapide, des voyages aller-retour peuvent être imposés pour se rapprocher d'une prestation de travail journalière de 7.36 heures.
  Lorsque le nombre de voyages à effectuer n'est pas suffisant pour correspondre à la durée de travail hebdomadaire en vigueur, il est permis d'imposer des missions supplémentaires (ex. prestations à bord de ferrys rapides en repos, prestations de cale sèche, formation).
  1.8. Prestations ferry rapide sur un chantier étranger.
  1.8.1. Il y a en principe 8 heures de travail et 8 heures de temps libre par 24 heures.
  1.8.2. Un repos effectif de 8 heures est garanti par 24 heures.
  1.8.3. Au cours des 8 heures de temps libre, 4 heures de travail supplémentaire au maximum peuvent être imposées.
  1.9. Vacation, limite de vacation, dépassement de la limite de vacation.
  1.9.1. Font partie d'une vacation, la durée d'une prestation ferry rapide (voir 1.2) et idem pour les voyages aller-retour et les missions supplémentaires éventuelles (voir 1.7), ainsi que pour la durée de la prestation ferry rapide à quai (voir 1.6) et la prestation ferry rapide sur un chantier étranger (voir 1.8), ainsi que pour le travail sur la base d'une justification motivée (voir 5.5).
  1.9.2. La limite de vacation est fixée à 9 h.
  1.9.3. Il y a dépassement de la limite de vacation lorsque la différence entre la prestation effectuée visée au point 1.9.1 et 9 heures est positive.
  1.10. Limite hebdomadaire, dépassement de la limite hebdomadaire.
  1.10.1. Les temps entrant en ligne de compte pour le calcul du dépassement éventuel de la limite de vacation sont pris en considération pour le dépassement éventuel de la limite hebdomadaire.
  1.10.2. Les heures supplémentaires dues au dépassement de la limite hebdomadaire sont calculées par mois civil. Elles sont égales à la différence entre les temps prestes mentionnés au point 1.10.1 et la durée de travail normale (actuellement (38 x n)/7) où n est égal au nombre de jours civils du mois.
  1.11. Surcroît de travail.
  1.11.1. Sont considérés comme surcroît de travail :
  la durée après la fin de prestation et avant le début de prestation dans un port étranger est considérée pour 1/3 de la durée réelle comme surcroît de travail à l'exclusion de la durée visée au point 1.2.
  1.11.2. Sont ajoutés au surcroît de travail pour autant qu'ils n'entrent pas en considération au 1.11.1 :
  1.11.2.1. un tiers du temps libre restant tel que mentionné au 1.8.1 (16 heures - le temps compté comme prestation au 1.8.3);
  1.11.2.2. pour l'officier responsable pont et machine : un tiers du temps entre 24 heures et la durée totale comptée comme prestation au 1.8.1 et 1.8.3.
Art. 2N. 2. Compensatie en bezoldiging van overwerk.
  2.1. Wegens overschrijding van de vacatiegrens.
  Overwerk wegens overschrijding van de vacatiegrens is het verschil tussen de prestatie berekend zoals bepaald in 1.9 en de vacatiegrens vastgesteld op 9 u.
  Dit verschil wordt :
  1° gecompenseerd door inhaalrust aan 100 % met dien verstande dat elk gepresteerd uur maar éénmaal kan verrekend worden. De verrekening gebeurt zoals bepaald in 2.4;
  2° daarenboven met inachtneming van 2.3.3 betaald aan 100 % als het gepresteerd is op zon- en wettelijke feestdagen en aan 50 % als het gepresteerd is op andere dagen.
  2.2. Wegens overschrijding van de weekgrens.
  Overwerk wegens overschrijding van de weekgrens wordt berekend over een maand en is gelijk aan het verschil van de prestaties zoals bepaald in 1.9 en de normale werkduur (thans (38 x n)/7) waarin n gelijk is aan het aantal kalenderdagen in de maand.
  Dit verschil wordt :
  1° gecompenseerd door inhaalrust aan 100 % met dien verstande dat elk gepresteerd uur maar eenmaal kan verrekend worden. De verrekening gebeurt zoals bepaald in 2.4;
  2° daarenboven, met inachtneming van 2.3.3, betaald aan 50 %.
  2.3. Basis voor betaling van overwerk.
  2.3.1. Het overwerk voortspruitende uit de overschrijding van de vacatiegrens wordt berekend op basis van 1/1850e van de brutobezoldiging (na aftrek van de kinderbijslag), gebeurlijk verhoogd met de toelage voor het uitoefenen van hogere functie. Voor de personeelsleden die de hogere functie per reis uitoefenen, wordt de brutobezoldiging verhoogd met de plaatsvervangingtoelage.
  2.3.2. Het overwerk voortspruitende uit de overschrijding van de weekgrens wordt berekend op basis van 1/1850e van de brutobezoldiging (na aftrek van de kinderbijslag) die het personeelslid genoot in de loop van de kwestieuze maand, eventueel verhoogd met de toelage voor het uitoefenen van de hogere functie. Voor die welke de hogere functie per reis uitoefenen wordt de brutobezoldiging verhoogd met de plaatsvervangingtoelage.
  2.3.3. Uitbetaling : de resultaten van 2.3.1 en 2.3.2 worden vergeleken en het hoogste bedrag wordt uitbetaald. Wanneer de resultaten juist gelijk zijn wordt de weekgrensoverschrijding uitbetaald.
  2.4. Verrekening van de inhaalrust voor overwerk.
  2.4.1. Voor elke maand van een trimester wordt de waarde van c = a - (38 n/7) berekend,
  waarin a = de som over een maand van de prestaties zoals bepaald in 1.9 en n = het aantal kalenderdagen in de maand.
  Het aantal uren overwerk te compenseren door inhaalrust is gelijk aan c indien de waarde van c positief is.
  Het aantal uren verleende inhaalrust is gelijk aan c indien de waarde van c negatief is.
  2.4.2. De positieve waarden van c in de loop van een trimester worden gecompenseerd door de negatieve waarden van c in de loop van dat zelfde trimester.
  Indien er op het einde van een trimester, ingevolge bijzondere omstandigheden een positief saldo overblijft wordt het voor compensatie overgedragen naar het volgende trimester.
  Indien op het einde van een trimester een negatief saldo overblijft wordt het aangewend voor compensatie van meerwerk zoals bepaald in 3.
  Het eventueel daarna overblijvend negatief saldo vervalt.
  2.4.3. Op geen enkel ogenblik mag in de loop van een trimester de som van de prestaties zoals bepaald in 1.9 de toegelaten gemiddelde arbeidsduur per week (thans 38 u.) vermenigvuldigd met het aantal weken of deel van een week die reeds in dat trimester verlopen zijn overschrijden met meer dan 65 uur.
Art. 2N. 2. Compensation et rémunération du travail supplémentaire.
  2.1. En raison d'un dépassement de la limite de vacation.
  Le travail supplémentaire provenant du dépassement de la limite de vacation est égal à la différence entre les prestations calculées comme indiqué au point 1.9 et la limite de vacation fixée à 9 h.
  Cette différence est :
  1° compensée à 100 % par du repos de rattrapage étant entendu que chaque heure prestée ne peut être imputée qu'une seule fois. Le calcul se fait comme indiqué au point 2.4;
  2° compte tenue point du point 2.3.3, rémunérée en outre à 100 % en cas de prestation les dimanches et jours fériés légaux et à 50 % en cas de prestation effectuée les autres jours.
  2.2. En raison du dépassement de la limite hebdomadaire.
  Les heures supplémentaires dues au dépassement de la limite hebdomadaire sont calculées par mois et sont égales à la différence entre les prestations définies au point 1.9 et la durée de travail normale (actuellement (38 x n)/7) où n est égal au nombre de jours civils du mois.
  Cette différence est :
  1° compensée à 100 % par du repos de rattrapage, étant entendu que chaque heure prestée ne peut être imputée qu'une seule fois. Le calcul se fait comme indiqué au point 2.4;
  2° compte tenu du point 2.3.3, rémunérée en outre à 50 %.
  2.3. Base pour la rémunération des heures supplémentaires.
  2.3.1. Les heures supplémentaires dues au dépassement de la limite de vacation sont calculées sur la base de 1/1850e de la rémunération brute (après déduction des allocations familiales), éventuellement majorée de l'allocation pour exercice de fonctions supérieures. Pour les agents exerçant une fonction supérieure par voyage, la rémunération brute est majorée de l'allocation de remplacement.
  2.3.2. Les heures supplémentaires dues au dépassement de la limite hebdomadaire sont calculées sur la base de 1/1850e de la rémunération brute (après déduction des allocations familiales) dont l'agent jouissait au cours du mois en question, éventuellement majorée de l'allocation pour l'exercice de fonctions supérieures. Pour les agents exerçant une fonction par voyage, la rémunération brute est majorée de l'allocation de remplacement.
  2.3.3. Paiement : après comparaison des résultats obtenus en 2.3.1 et 2.3.2, le montant le plus élevé est payé. Quand les résultats sont strictement identiques, il y a lieu de payer dépassement de la limite hebdomadaire.
  2.4. Calcul du repos de rattrapage pour les heures supplémentaires.
  2.4.1. Pour chaque mois d'un trimestre, on calcule la valeur de c = a - (38 n/7),
  où a est la somme des prestations d'un mois comme définies au point 1.9 et n, le nombre de jours civils du mois.
  Le nombre d'heures supplémentaires à compenser par du repos de rattrapage est égal à c si la valeur de c est positive.
  Le nombre d'heures de repos de rattrapage accordées est égal à c si la valeur de c est négative.
  2.4.2. Les valeurs positives de c au cours d'un trimestre sont compensées par les valeurs négatives de c au cours du même trimestre.
  Si à la fin du trimestre il subsiste un solde positif dû à des circonstances particulières, ce solde, sera transféré pour compensation au prochain trimestre.
  Si à la fin du trimestre il subsiste un solde négatif, celui-ci sera utilisé pour compenser le surcroît de travail comme défini au point 3.
  Le solde négatif éventuellement restant est annulé.
  2.4.3. A aucun moment du trimestre, la somme des prestations comme définies au point 1.9, ne peut dépasser de plus de 65 heures la durée moyenne de travail hebdomadaire (actuellement 38 h) multipliée par le nombre de semaines ou partie de semaine écoulée dans ce trimestre.
Art. 3N. 3. Compensatie en bezoldiging van meerwerk.
  Het meerwerk, zoals bepaald in 1.11 wordt of wel gecompenseerd in de maand volgend op het trimester waarin het werd gepresteerd na voorafgaand verminderd te zijn met de absolute waarde van het saldo van c (zoals bepaald in 2.4) als c negatief saldo vertoonde in dat trimester, ofwel aan 100 % betaald indien het niet gecompenseerd werd in de loop van de maand volgend op het trimester waarin het gepresteerd werd.
Art. 3N. 3. Compensation et rémunération du surcroît de travail.
  Le surcroît de travail, comme défini au point 1.11, est soit compensé dans le mois suivant le trimestre au cours duquel il a eu lieu après avoir été préalablement diminué de la valeur absolue du solde de c (défini au point 2.4) si c présentait un solde négatif au cours de ce trimestre, soit rémunéré à 100 % s'il n'a pas été compensé au cours du mois suivant le trimestre au cours duquel le surcroît de travail a eu lieu.
Art. 4N. 4. Toelage voor prestaties op zon- en wettelijke feestdagen.
  De tijden sub 1.9 die gepresteerd werden op zon- en wettelijke feestdagen en niet betaald werden als vacatiegrensoverschrijding, worden per uur of gedeelte ervan vergoed op basis van 1/1850e van de brutobezoldiging (na aftrek van de kinderbijslag) gebeurlijk verhoogd met de toelage voor het uitoefenen van de hogere functie.
  Voor de personeelsleden die de hogere functie per reis uitoefenen, wordt de brutobezoldiging verhoogd met de plaatsvervangingtoelage.
Art. 4N. 4. Allocation pour prestations effectuées les dimanches et jours fériés légaux.
  Les temps visés au point 1.9 prestés les dimanches et les jours fériés légaux et non rémunérés comme dépassement de la limite de vacation, sont compensés par heure complète ou partielle sur la base de 1/1850e de la rémunération brute (après déduction des allocations familiales), éventuellement majorée de l'allocation pour exercice de fonctions supérieures.
  Pour les agents exerçant une fonction supérieure par voyage, la rémunération brute est majorée de l'allocation de remplacement.
Art. 5N. 5. Bijzondere gevallen.
  5.1. Geen van de bepalingen van deze regeling kan een beletsel vormen voor het uitvoeren van werken zoals bepaald in artikel 26, § 1, 1° en 2° van de arbeidswet van 16 maart 1971.
  5.2. De prestaties in verband met dergelijke werken vormen nooit een inbreuk op de bepalingen van deze regeling en worden voor de toepassing ervan geacht niet te bestaan.
  5.3. De prestaties bedoeld in artikel 26, § 1, 1° en 2°, van de arbeidswet van 16 maart 1971, worden geregeld overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze wet.
  5.4. Arbeid naar aanleiding van een onvoorziene noodzakelijkheid.
  Teneinde aan vermelde noodzakelijkheid het hoofd te bieden, kan een snelle ferryprestatie boven op de geprogrammeerde snelle ferrycycli uitgevoerd worden, indien volgende regels gerespecteerd :
  5.4.1. de extra prestatie moet onvoorzien noodzakelijk zijn;
  5.4.2. de behoefte kan niet opgelost worden via ander wettelijk geregelde methodieken;
  5.4.3. de extra prestatie wordt uitgevoerd op basis van vrijwilligheid;
  5.4.4. bezoldiging.
  5.4.4.1. De extra prestatie wordt vergoed door betaling aan 100 % van de gepresteerde uren.
  5.4.4.2. De extra prestatie wordt vergoed door betaling van de vergoedingen die aan een normale snelle ferry prestatie verbonden zijn.
  5.5. Arbeid geleverd op basis van een gemotiveerde verantwoording voor het uitvoeren van snelle ferryprestaties tussen een Franse kanaalhaven en een Britse haven.
  5.5.1. Gemotiveerde verantwoording.
  5.5.1.1. Deze arbeid is in principe gepland en uitzonderlijk. Ze kan slechts opgelegd worden na voorafgaand overleg met de representatieve vakbonden.
  5.5.1.2. Ingevolge uitzonderlijke omstandigheden (o.a. slecht weer, ernstig technisch probleem) kan deze arbeid ook worden opgelegd om de continuïteit van de exploitatie te waarborgen.
  5.5.2. De snelle ferry prestatie neemt een aanvang bij vertrek uit Oostende en eindigt bij aankomst in Oostende.
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 december 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Mobiliteit en Vervoer,
  Mevr. I. DURANT
Art. 5N. 5. Cas particuliers.
  5.1. Aucune des dispositions de la présente réglementation ne peut faire obstacle à l'exécution de travaux visés à l'article 26, § 1er, 1° et 2° de la loi sur le travail du 16 mars 1971.
  5.2. Les prestations afférentes à de tels travaux ne constituent jamais une infraction aux dispositions de la présente réglementation et, sont pour l'application de cette dernière, censées ne pas exister.
  5.3. Les prestations visées à l'article 26, § 1er, 1° et 2°, de la loi sur le travail du 16 mars 1971, sont réglées conformément aux disposition y relatives de cette loi.
  5.4. Travail nécessaire imprévu.
  Pour pouvoir faire face à une nécessité imprévue, il est permis d'effectuer une prestation ferry rapide au-delà du cycle ferry rapide programmé pour autant que les règles suivantes soient respectées :
  5.4.1. la prestation supplémentaire doit être imprévue et nécessaire;
  5.4.2. le besoin ne peut pas être résolu par d'autres méthodes régulières et légales;
  5.4.3. la prestation supplémentaire doit être exécutée sur une base volontaire;
  5.4.4. rémunération.
  5.4.4.1. La prestation supplémentaire est rémunérée à 100 % des heures prestées.
  5.4.4.2. La prestation supplémentaire est rémunérée par le paiement des allocations liées à une prestation normale de ferry rapide.
  5.5. Le travail effectué sur la base d'une justification motivée pour l'exécution de prestations ferry rapide entre un port français de la Manche et un port britannique.
  5.5.1. Justification motivée.
  5.5.1.1. Ce travail est en principe planifié et exceptionnel. Il ne peut être imposé qu'après concertation préalable avec les organisations syndicales représentatives.
  5.5.1.2. Suite à des circonstances exceptionnelles (e.a. mauvais temps, problème technique grave), ce travail peut aussi être imposé pour garantir la continuité de l'exploitation.
  5.5.2. La prestation ferry rapide débute au départ d'Ostende et se termine à l'arrivée à Ostende.
  Vu pour être annexé à Notre arrêté du 2 décembre 1999.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Mobilité et des Transports,
  Mme I. DURANT