Artikel 1. Toepassingsgebied.
Dit decreet is van toepassing op de gewone basisscholen, georganiseerd en gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap. De artikelen 16 en 17 zijn toepasselijk op de scholen erkend overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 1.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
26 APRIL 1999. - Decreet betreffende het gewoon basisonderwijs (Vertaling)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-10-1999 en tekstbijwerking tot 31-10-2025)
Titre
26 AVRIL 1999. - Décret relatif à l'enseignement fondamental ordinaire (Traduction) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 06-10-1999 et mise à jour au 31-10-2025)
Informations sur le document
Numac: 1999033086
Datum: 1999-04-26
Info du document
Numac: 1999033086
Date: 1999-04-26
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
HOOFDSTUK II. - Toelatingsvoorwaarden.
Afdeling 1. - Inleidende bepaling.
Afdeling 2. - Toelating tot de kleuterafdeling.
Afdeling 3. - Toelating tot de lagere school.
Afdeling 4. - Duur van het lager onderwijs.
Afdeling 5. - Regelmatige leerling en veranderi...
HOOFDSTUK III. - Onderwijsaanbod, certificatie ...
Afdeling 1. - Onderwijsaanbod.
Onderafdeling 1. - Kleuterafdeling.
Onderafdeling 2. - Lagere school.
Afdeling 2. - Certificatie in het lager onderwijs.
Afdeling 3. - Organisatie van de schooltijd.
HOOFDSTUK IV. - Erkening en subsidiëring.
Afdeling 1. - Erkenning.
Afdeling 2. - Werkingstoelagen.
Afdeling 3. - Weddetoelagen.
HOOFDSTUK V. - Oprichting, handhaving en sluiti...
Afdeling 1. - Toepassingsgebied van de normen.
Afdeling 2. - Oprichting.
Afdeling 3. - Sluiting en heropening.
Afdeling 4. - [1 Fusie, herstructurering en sam...
Onderafdeling 1. - Fusie.
Onderafdeling 2. - Herstructurering.
Onderafdeling 3. [1 - Samenvoeging]1
HOOFDSTUK VI. - Berekening van het aantal betre...
Afdeling 1. - Schoolleiding en administratief p...
Onderafdeling 1. - Principe.
Onderafdeling 2. - Berekeningsbasis.
Onderafdeling 3. - Aanwending van het betrekkin...
Afdeling 2. [1 Administratieve coördinatie en...
Onderafdeling 1. - Principe.
Onderafdeling 2. - Berekeningsbasis.
Onderafdeling 3. - Aanwending van het betrekkin...
Afdeling 2bis. [1 - Bijzondere ondersteuning va...
Onderafdeling 1. [1 - Principe]1
Onderafdeling 2. [1 - Berekeningswijze]1
Onderafdeling 3. [1 - Aanwending van het betrek...
Afdeling 3. - Onderwijzend personeel.
Onderafdeling 1. - Kleuteronderwijs.
Onderafdeling 2. - Lager onderwijs.
Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalinge...
Afdeling 3.1. [1 - Kleuterschoolassistent]1
Afdeling 4. - Godsdienst en niet-confessionele ...
Onderafdeling 1. - Principe.
Onderafdeling 2. - Organisatie van de cursussen...
Onderafdeling 3. - Aanwending van de lestijden ...
HOOFDSTUK VII. - Wekelijkse werktijd.
HOOFDSTUK VIII. - Terugvorderingen en strafmaat...
Afdeling 1. - Terugvorderingen.
Afdeling 2. - Strafmaatregelen.
HOOFDSTUK IX. - Opheffings-, wijzigings- en ove...
HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding.
Table des matières
CHAPITRE I. - Dispositions générales et définit...
CHAPITRE II. - Conditions d'admission.
Section 1. - Disposition préliminaire.
Section 2. - Admission en section maternelle.
Section 3. - Admission à l'école primaire.
Section 4. - Durée de l'école primaire.
Section 5. - Elève régulier et changement d'école.
CHAPITRE III. - Offre d'enseignement, certifica...
Section 1. - Offre d'enseignement.
Sous-section 1. - Section maternelle.
Sous-section 2. - Ecole primaire.
Section 2. - Certification dans l'enseignement ...
Section 3. - Organisation de la scolarité.
CHAPITRE IV. - Reconnaissance et subsidiation.
Section 1. - Reconnaissance.
Section 2. - Subsides de fonctionnement.
Section 3. - Subventions-traitements.
CHAPITRE V. - Création, maintien et fermeture d...
Section 1. - Champ d'application des normes.
Section 2. - Création.
Section 3. - Fermeture et réouverture.
Section 4. - [1 Fusion, restructuration et regr...
Sous-section 1. - Fusion.
Sous-section 2. - Restructuration.
Sous-section 3. [1 - Regroupement]1
CHAPITRE VI. - Calcul du nombre d'emplois.
Section 1. - Direction d'école et personnel adm...
Sous-section 1. - Principe.
Sous-section 2. - Base de calcul.
Sous-section 3. - Utilisation du capital emplois.
Section 2. [1 Section 2 - Coordination admi...
Sous-section 1. - Principe.
Sous-section 2. - Base de calcul.
Sous-section 3. - Utilisation du capital emplois.
Section 2bis. [1 - Soutien particulier accordé ...
Sous-section 1re. [1 - Principe]1
Sous-section 2. [1 - Base de calcul]1
Sous-section 3. [1 - Utilisation du capital emp...
Section 3. - Personnel enseignant.
Sous-section 1. - Enseignement maternel.
Sous-section 2. - Enseignement primaire.
Sous-section 3. - Dispositions communes à l'ens...
Section 3.1. [1 - Assistant en maternelle]1
Section 4. - Religion et morale non confessionn...
Sous-section 1. - Principe.
Sous-section 2. - Organisation des cours et com...
Sous-section 3. - Utilisation des périodes de c...
CHAPITRE VII. - Temps de travail hebdomadaire.
CHAPITRE VIII. - Récupérations et sanctions.
Section 1. - Récupérations.
Section 2. - Sanctions.
CHAPITRE IX. - Dispositions abrogatoires, modif...
CHAPITRE X. - Entrée en vigueur.
Tekst (166)
Texte (166)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
CHAPITRE I. - Dispositions générales et définitions.
Article 1. Champ d'application.
Le présent décret est applicable aux écoles fondamentales ordinaires organisées et subventionnées par la Communauté germanophone. Les articles 16 et 17 sont applicables aux écoles reconnues conformément au chapitre IV, section 1.
Le présent décret est applicable aux écoles fondamentales ordinaires organisées et subventionnées par la Communauté germanophone. Les articles 16 et 17 sont applicables aux écoles reconnues conformément au chapitre IV, section 1.
Art.2. Hoedanigheden.
In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.
In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.
Art.2. Qualifications.
Dans le présent décret, les qualifications s'appliquent aux deux sexes.
Dans le présent décret, les qualifications s'appliquent aux deux sexes.
Art.3. Definities.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° basisschool, hierna " school " genoemd : school waar uitsluitend lager onderwijs of lager- en kleuteronderwijs wordt verstrekt, al dan niet gespreid over één of meer vestigingsplaatsen, en onder het gezag van een schoolhoofd;
2° kleuterafdeling : gedeelte van een basisschool waar kleuteronderwijs wordt verstrekt;
3° lagere school : gedeelte van de basisschool waar lager onderwijs wordt verstrekt of basisschool waar uitsluitend lager onderwijs wordt verstrekt;
4° vestigingsplaats : gebouw of gebouwencomplex gevestigd op één adres en waar, namens een inrichtende macht, voorschoolse activiteiten worden georganiseerd en/of lager onderwijs wordt verstrekt;
5° lestijd : eenheid van vijftig minuten aangewend voor het onderwijs of voor andere pedagogische activiteiten in het kader van de schoolopleiding;
6° betrekkingenpakket : aantal betrekkingen waarover een school beschikt;
7° schoolhoofd : directeur of hoofdonderwijzer van een basisschool;
8° studieprogramma : wekelijkse uurrooster en leerplannen in het lager onderwijs.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° basisschool, hierna " school " genoemd : school waar uitsluitend lager onderwijs of lager- en kleuteronderwijs wordt verstrekt, al dan niet gespreid over één of meer vestigingsplaatsen, en onder het gezag van een schoolhoofd;
2° kleuterafdeling : gedeelte van een basisschool waar kleuteronderwijs wordt verstrekt;
3° lagere school : gedeelte van de basisschool waar lager onderwijs wordt verstrekt of basisschool waar uitsluitend lager onderwijs wordt verstrekt;
4° vestigingsplaats : gebouw of gebouwencomplex gevestigd op één adres en waar, namens een inrichtende macht, voorschoolse activiteiten worden georganiseerd en/of lager onderwijs wordt verstrekt;
5° lestijd : eenheid van vijftig minuten aangewend voor het onderwijs of voor andere pedagogische activiteiten in het kader van de schoolopleiding;
6° betrekkingenpakket : aantal betrekkingen waarover een school beschikt;
7° schoolhoofd : directeur of hoofdonderwijzer van een basisschool;
8° studieprogramma : wekelijkse uurrooster en leerplannen in het lager onderwijs.
Art.3. Définitions.
Pour l'application du présent décret, l'on entend par :
1° école fondamentale, ci-après " école " : une école qui dispense soit exclusivement un enseignement primaire ou un enseignement primaire et un enseignement maternel, qui compte une ou plusieurs implantations et est placée sous la direction d'un chef d'établissement;
2° section maternelle : partie de l'école fondamentale qui dispense un enseignement maternel;
3° école primaire : partie de l'école fondamentale qui dispense un enseignement primaire ou école fondamentale qui dispense uniquement un enseignement primaire;
4° implantation : bâtiment ou ensemble de bâtiments situé(s) à une seule adresse et où, pour ordre d'un pouvoir organisateur, sont organisées des activités préscolaires et/ou est dispensé un enseignement primaire;
5° période de cours : unité de 50 minutes pendant laquelle est dispensé l'enseignement ou sont organisées d'autres activités pédagogiques dans le cadre de la formation scolaire;
6° capital emplois : nombre d'emplois dont dispose une école;
7° chef d'établissement : directeur ou instituteur en chef d'une école fondamentale;
8° programme d'études : grille-horaire hebdomadaire et plans d'études dans l'enseignement primaire.
Pour l'application du présent décret, l'on entend par :
1° école fondamentale, ci-après " école " : une école qui dispense soit exclusivement un enseignement primaire ou un enseignement primaire et un enseignement maternel, qui compte une ou plusieurs implantations et est placée sous la direction d'un chef d'établissement;
2° section maternelle : partie de l'école fondamentale qui dispense un enseignement maternel;
3° école primaire : partie de l'école fondamentale qui dispense un enseignement primaire ou école fondamentale qui dispense uniquement un enseignement primaire;
4° implantation : bâtiment ou ensemble de bâtiments situé(s) à une seule adresse et où, pour ordre d'un pouvoir organisateur, sont organisées des activités préscolaires et/ou est dispensé un enseignement primaire;
5° période de cours : unité de 50 minutes pendant laquelle est dispensé l'enseignement ou sont organisées d'autres activités pédagogiques dans le cadre de la formation scolaire;
6° capital emplois : nombre d'emplois dont dispose une école;
7° chef d'établissement : directeur ou instituteur en chef d'une école fondamentale;
8° programme d'études : grille-horaire hebdomadaire et plans d'études dans l'enseignement primaire.
HOOFDSTUK II. - Toelatingsvoorwaarden.
CHAPITRE II. - Conditions d'admission.
Afdeling 1. - Inleidende bepaling.
Section 1. - Disposition préliminaire.
Art.4. Inleidende bepaling.
Onverminderd de bepalingen van de afdeling 1 van hoofdstuk IV van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs zijn volgende toelatingsvoorwaarden van toepassing.
Onverminderd de bepalingen van de afdeling 1 van hoofdstuk IV van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs zijn volgende toelatingsvoorwaarden van toepassing.
Art.4. Disposition préliminaire.
Les conditions d'admission suivantes sont d'application nonobstant les dispositions de la première section du chapitre IV du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Les conditions d'admission suivantes sont d'application nonobstant les dispositions de la première section du chapitre IV du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Afdeling 2. - Toelating tot de kleuterafdeling.
Section 2. - Admission en section maternelle.
Art.5. Algemene toelatingsvoorwaarde.
Tot de kleuterafdeling wordt het niet schoolplichtig kind toegelaten dat tenminste drie jaar oud is of die leeftijd op 31 december van het lopende schooljaar zal hebben bereikt.
Tot de kleuterafdeling wordt het niet schoolplichtig kind toegelaten dat tenminste drie jaar oud is of die leeftijd op 31 december van het lopende schooljaar zal hebben bereikt.
Art.5. Condition générale d'admission.
Est admis en section maternelle l'enfant non encore soumis à l'obligation scolaire et qui est âgé d'au moins trois ans ou atteindra cet âge pour le 31 décembre de l'année scolaire en cours.
Est admis en section maternelle l'enfant non encore soumis à l'obligation scolaire et qui est âgé d'au moins trois ans ou atteindra cet âge pour le 31 décembre de l'année scolaire en cours.
Art. 5 TOEKOMSTIG RECHT. Algemene toelatingsvoorwaarde.
[1 Tot de kleuterafdeling wordt toegelaten : het kind dat [2 tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud is.]2 [2 Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt.]2
Voor een kind dat twee jaar en zes maanden, maar nog geen drie jaar oud is, gelden de volgende instapdagen in het kleuteronderwijs :
1° de eerste schooldag na elke schoolvakantie;
2° de eerste schooldag van februari;
3° de eerste schooldag na Hemelvaartsdag.]1
[1 Tot de kleuterafdeling wordt toegelaten : het kind dat [2 tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud is.]2 [2 Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt.]2
Voor een kind dat twee jaar en zes maanden, maar nog geen drie jaar oud is, gelden de volgende instapdagen in het kleuteronderwijs :
1° de eerste schooldag na elke schoolvakantie;
2° de eerste schooldag van februari;
3° de eerste schooldag na Hemelvaartsdag.]1
Art. 5 DROIT FUTUR. Condition générale d'admission.
[1 Est admis en section maternelle l'enfant [2 qui a entre deux ans et six mois et cinq ans]2. [2 Par "enfant de cinq ans", il faut entendre tout enfant qui atteindra l'âge de cinq ans au plus tard le 31 décembre de l'année calendrier au cours de laquelle l'année scolaire commence.]2
Pour un enfant âgé de deux ans et six mois à trois ans, les dates suivantes s'appliquent pour l'entrée en maternelle :
1° le premier jour d'école après les vacances scolaires;
2° le premier jour d'école du mois de février;
3° le premier jour d'école après l'Ascension.]1
[1 Est admis en section maternelle l'enfant [2 qui a entre deux ans et six mois et cinq ans]2. [2 Par "enfant de cinq ans", il faut entendre tout enfant qui atteindra l'âge de cinq ans au plus tard le 31 décembre de l'année calendrier au cours de laquelle l'année scolaire commence.]2
Pour un enfant âgé de deux ans et six mois à trois ans, les dates suivantes s'appliquent pour l'entrée en maternelle :
1° le premier jour d'école après les vacances scolaires;
2° le premier jour d'école du mois de février;
3° le premier jour d'école après l'Ascension.]1
Art.6. Inschrijving op de kleuterafdeling van een leerling woonachtig in het buitenland.
§ 1. Een kind dat zijn woonplaats in het buitenland heeft, mag slechts op een kleuterafdeling worden ingeschreven.
1° als het de algemene toelatingsvoorwaarde vastgelegd in artikel 5 vervult;
2° na overlegging van een door het Ministerie goedgekeurde aanvraag waaruit blijkt dat bijzondere persoonlijke omstandigheden de inschrijving rechtvaardigen;
3° als een inschrijvingsgeld desgevallend werd uitbetaald overeenkomstig artikel 32, § 3 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.
In afwijking van de voorwaarden opgenomen in lid 1, 2° en 3° moeten de kinderen die hun woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit hebben noch een door het Ministerie goedgekeurde aanvraag overleggen noch een inschrijvingsgeld betalen, indien deze entiteit evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze school moet dragen; die kostenbijdrage moet in een geschreven overeenkomst vastgelegd zijn.
(§ 2 niet vertaald, zie Franse versie)
§ 1. Een kind dat zijn woonplaats in het buitenland heeft, mag slechts op een kleuterafdeling worden ingeschreven.
1° als het de algemene toelatingsvoorwaarde vastgelegd in artikel 5 vervult;
2° na overlegging van een door het Ministerie goedgekeurde aanvraag waaruit blijkt dat bijzondere persoonlijke omstandigheden de inschrijving rechtvaardigen;
3° als een inschrijvingsgeld desgevallend werd uitbetaald overeenkomstig artikel 32, § 3 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.
In afwijking van de voorwaarden opgenomen in lid 1, 2° en 3° moeten de kinderen die hun woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit hebben noch een door het Ministerie goedgekeurde aanvraag overleggen noch een inschrijvingsgeld betalen, indien deze entiteit evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze school moet dragen; die kostenbijdrage moet in een geschreven overeenkomst vastgelegd zijn.
(§ 2 niet vertaald, zie Franse versie)
Art.6. Inscription en section maternelle d'un élève domicilié à l'étranger.
§ 1. Un enfant domicilié à l'étranger ne peut être inscrit en section maternelle.
1° que lorsqu'il remplit les conditions générales d'admission fixées à l'article 5;
2° que sur production d'une demande approuvée par le Ministère, dont il ressort que des circonstances personnelles particulières justifient l'inscription;
3° que lorsque, le cas échéant, un droit d'inscription a été acquitté conformément à l'article 32, § 3 décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Par dérogation aux conditions énoncées au premier alinéa, 2° et 3°, un enfant domicilié dans le ressort d'une entité étrangère de droit public ne doit ni produire une demande approuvée par le Ministère ni acquitter un droit d'inscription si cette entité participe proportionnellement aux frais de personnel et de fonctionnement encourus par la Communauté germanophone pour cette section maternelle, à condition que cette participation fasse l'objet d'une convention écrite.
§ 2. Le § 1, 1° ne s'applique pas à l'élève inscrit au registre des étrangers, au registre d'attente ou au registre de la population d'une commune belge.
§ 1. Un enfant domicilié à l'étranger ne peut être inscrit en section maternelle.
1° que lorsqu'il remplit les conditions générales d'admission fixées à l'article 5;
2° que sur production d'une demande approuvée par le Ministère, dont il ressort que des circonstances personnelles particulières justifient l'inscription;
3° que lorsque, le cas échéant, un droit d'inscription a été acquitté conformément à l'article 32, § 3 décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Par dérogation aux conditions énoncées au premier alinéa, 2° et 3°, un enfant domicilié dans le ressort d'une entité étrangère de droit public ne doit ni produire une demande approuvée par le Ministère ni acquitter un droit d'inscription si cette entité participe proportionnellement aux frais de personnel et de fonctionnement encourus par la Communauté germanophone pour cette section maternelle, à condition que cette participation fasse l'objet d'une convention écrite.
§ 2. Le § 1, 1° ne s'applique pas à l'élève inscrit au registre des étrangers, au registre d'attente ou au registre de la population d'une commune belge.
Art.7. Verlenging van het bezoek van de kleuterafdeling.
[1 In afwijking van artikel 5 kan een zesjarig kind de kleuterafdeling bezoeken. Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt.]1
De personen belast met zijn opvoeding nemen een dienovereenkomstige beslissing nadat zij een met redenen omkleed advies van de klasseraad en van het bevoegde PMS-centrum ter kennis hebben genomen.
Gaat het om een kind dat het kleuteronderwijs nog niet heeft bezocht, dan is slechts het advies van een PMS-centrum vereist.
[1 In afwijking van artikel 5 kan een zesjarig kind de kleuterafdeling bezoeken. Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt.]1
De personen belast met zijn opvoeding nemen een dienovereenkomstige beslissing nadat zij een met redenen omkleed advies van de klasseraad en van het bevoegde PMS-centrum ter kennis hebben genomen.
Gaat het om een kind dat het kleuteronderwijs nog niet heeft bezocht, dan is slechts het advies van een PMS-centrum vereist.
Modifications
Art.7. Prolongation de la fréquentation de la section maternelle.
[1 Par dérogation à l'article 5, un enfant âgé de six ans peut fréquenter la section maternelle. Par "enfant de six ans", il faut entendre tout enfant qui atteindra l'âge de six ans au plus tard le 31 décembre de l'année calendrier au cours de laquelle l'année scolaire commence.]1
Les personnes chargées de son éducation prennent une décision allant dans ce sens après avoir pris connaissance d'un avis motivé émis par le conseil de classe et le centre PMS compétent.
Lorsqu'il s'agit d'un enfant n'ayant pas encore fréquenté la section maternelle, seul est requis l'avis d'un centre PMS.
[1 Par dérogation à l'article 5, un enfant âgé de six ans peut fréquenter la section maternelle. Par "enfant de six ans", il faut entendre tout enfant qui atteindra l'âge de six ans au plus tard le 31 décembre de l'année calendrier au cours de laquelle l'année scolaire commence.]1
Les personnes chargées de son éducation prennent une décision allant dans ce sens après avoir pris connaissance d'un avis motivé émis par le conseil de classe et le centre PMS compétent.
Lorsqu'il s'agit d'un enfant n'ayant pas encore fréquenté la section maternelle, seul est requis l'avis d'un centre PMS.
Modifications
Afdeling 3. - Toelating tot de lagere school.
Section 3. - Admission à l'école primaire.
Art.8. Algemene toelatingsvoorwaarden.
Tot de lagere school wordt de leerling toegelaten die op 31 december van het lopende schooljaar ten minste zes jaar oud is en de leeftijd van 15 jaar nog niet heeft overschreden.
Een leerling die houder is van het bewijs van basisonderwijs mag niet tot de lagere school worden toegelaten.
Tot de lagere school wordt de leerling toegelaten die op 31 december van het lopende schooljaar ten minste zes jaar oud is en de leeftijd van 15 jaar nog niet heeft overschreden.
Een leerling die houder is van het bewijs van basisonderwijs mag niet tot de lagere school worden toegelaten.
Art.8. Conditions générales d'admission.
Est admis à l'école primaire l'élève qui, au 31 décembre de l'année scolaire en cours, aura au moins six ans et n'aura pas plus de quinze ans.
Un élève titulaire du certificat d'études de base ne peut être admis à l'école primaire.
Est admis à l'école primaire l'élève qui, au 31 décembre de l'année scolaire en cours, aura au moins six ans et n'aura pas plus de quinze ans.
Un élève titulaire du certificat d'études de base ne peut être admis à l'école primaire.
Art.9. § 1. Voordat de leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in artikel 8 vervult, zich in de lagere school mag inschrijven, legt hij een attest voor, afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een lagere school mag bezoeken. Dit attest dient slechts bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.
Om in een lagere school in de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven te worden, moet de in het buitenland woonachtige leerling bovendien één der volgende voorwaarden vervullen :
1° één van zijn ouders heeft een betrekking in de Duitstalige Gemeenschap [1 in het kader van een arbeidsovereenkomst met een minimale duur van 6 maanden]1;
2° één broer of zus van de leerling is reeds [1 in dezelfde school]1 van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven;
3° er is een overmacht van pedagogische of sociale aard die door de Regering moet worden goedgekeurd.
Voor leerlingen wier woonplaats onder de bevoegdheid van een publiekrechtelijke buitenlandse gebiedsomschrijving valt, zijn de toelatingsvoorwaarden vermeld in lid 2 niet van toepassing, voor zover er een dienovereenkomstige schriftelijke overeenkomst tussen deze gebiedsomschrijving en de Duitstalige Gemeenschap bestaat.
§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de leerling ingeschreven in het vreemdelingenregister, in het wachtregister of in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente.
Om in een lagere school in de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven te worden, moet de in het buitenland woonachtige leerling bovendien één der volgende voorwaarden vervullen :
1° één van zijn ouders heeft een betrekking in de Duitstalige Gemeenschap [1 in het kader van een arbeidsovereenkomst met een minimale duur van 6 maanden]1;
2° één broer of zus van de leerling is reeds [1 in dezelfde school]1 van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven;
3° er is een overmacht van pedagogische of sociale aard die door de Regering moet worden goedgekeurd.
Voor leerlingen wier woonplaats onder de bevoegdheid van een publiekrechtelijke buitenlandse gebiedsomschrijving valt, zijn de toelatingsvoorwaarden vermeld in lid 2 niet van toepassing, voor zover er een dienovereenkomstige schriftelijke overeenkomst tussen deze gebiedsomschrijving en de Duitstalige Gemeenschap bestaat.
§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de leerling ingeschreven in het vreemdelingenregister, in het wachtregister of in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente.
Modifications
Art.9. § 1er. Un élève domicilié à l'étranger et qui remplit les conditions générales d'admission fixées à l'article 8 produit, avant de pouvoir s'inscrire à l'école primaire, une attestation délivrée par l'autorité scolaire compétente de son pays de domicile et dont il ressort qu'il peut fréquenter une école primaire en Belgique. Cette attestation ne doit être présentée que lors de la première inscription.
Pour pouvoir être inscrit dans une école primaire en Communauté germanophone, l'élève domicilié à l'étranger doit de plus remplir une des conditions suivantes :
1° un de ses parents occupe un emploi en Communauté germanophone [1 dans le cadre d'un contrat de travail d'une durée d'au moins six mois]1;
2° un frère ou une soeur de l'enfant sont déjà inscrits [1 dans la même école]1 en Communauté germanophone;
3° il y a cas de force majeure, d'ordre pédagogique ou social, qui doit être approuvé par le Gouvernement.
Pour les élèves dont le domicile relève d'une entité territoriale étrangère de droit public, les conditions d'admission reprises au deuxième alinéa ne s'appliquent pas lorsqu'il existe une convention écrite entre cette entité territoriale et la Communauté germanophone.
§ 2. Le premier paragraphe ne s'applique pas à l'élève inscrit au registre des étrangers, au registre d'attente ou au registre de la population d'une commune belge.
Pour pouvoir être inscrit dans une école primaire en Communauté germanophone, l'élève domicilié à l'étranger doit de plus remplir une des conditions suivantes :
1° un de ses parents occupe un emploi en Communauté germanophone [1 dans le cadre d'un contrat de travail d'une durée d'au moins six mois]1;
2° un frère ou une soeur de l'enfant sont déjà inscrits [1 dans la même école]1 en Communauté germanophone;
3° il y a cas de force majeure, d'ordre pédagogique ou social, qui doit être approuvé par le Gouvernement.
Pour les élèves dont le domicile relève d'une entité territoriale étrangère de droit public, les conditions d'admission reprises au deuxième alinéa ne s'appliquent pas lorsqu'il existe une convention écrite entre cette entité territoriale et la Communauté germanophone.
§ 2. Le premier paragraphe ne s'applique pas à l'élève inscrit au registre des étrangers, au registre d'attente ou au registre de la population d'une commune belge.
Modifications
Art.10. Vervroegde toelating tot de lagere school.
In afwijking van artikel 8 mag een [1 ...]1 kind de lagere school vanaf het schooljaar bezoeken dat tijdens het kalenderjaar begint waar het kind 5 jaar oud wordt.
De personen belast met zijn opvoeding nemen een dienovereenkomstige beslissing nadat zij een met redenen omkleed advies van de klasseraad en van het bevoegde PMS-centrum ter kennis hebben genomen.
Gaat het om een kind dat het kleuteronderwijs nog niet heeft bezocht, dan is slechts het advies van een PMS-centrum vereist.
In afwijking van artikel 8 mag een [1 ...]1 kind de lagere school vanaf het schooljaar bezoeken dat tijdens het kalenderjaar begint waar het kind 5 jaar oud wordt.
De personen belast met zijn opvoeding nemen een dienovereenkomstige beslissing nadat zij een met redenen omkleed advies van de klasseraad en van het bevoegde PMS-centrum ter kennis hebben genomen.
Gaat het om een kind dat het kleuteronderwijs nog niet heeft bezocht, dan is slechts het advies van een PMS-centrum vereist.
Modifications
Art.10. Entrée précoce à l'école primaire.
Par dérogation à l'article 8, un enfant [1 ...]1 peut fréquenter l'école primaire à partir de l'année scolaire débutant l'année civile au cours de laquelle il atteint l'âge de cinq ans.
Les personnes chargées de son éducation prennent une décision allant dans ce sens après avoir pris connaissance d'un avis motivé émis par le conseil de classe et le centre PMS compétent.
Lorsqu'il s'agit d'un enfant n'ayant pas encore fréquenté la section maternelle, seul est requis l'avis d'un centre PMS.
Par dérogation à l'article 8, un enfant [1 ...]1 peut fréquenter l'école primaire à partir de l'année scolaire débutant l'année civile au cours de laquelle il atteint l'âge de cinq ans.
Les personnes chargées de son éducation prennent une décision allant dans ce sens après avoir pris connaissance d'un avis motivé émis par le conseil de classe et le centre PMS compétent.
Lorsqu'il s'agit d'un enfant n'ayant pas encore fréquenté la section maternelle, seul est requis l'avis d'un centre PMS.
Modifications
Afdeling 4. - Duur van het lager onderwijs.
Section 4. - Durée de l'école primaire.
Art.11. Algemene bepaling.
De leerling bezoekt de lagere school tijdens zes schooljaren.
De leerling bezoekt de lagere school tijdens zes schooljaren.
Art.11. Disposition générale.
L'élève fréquente l'école primaire pendant six années scolaires.
L'élève fréquente l'école primaire pendant six années scolaires.
Art.12. Verlenging van het bezoek van de lagere school.
[1 In afwijking van artikel 11 kan de klassenraad beslissen dat een leerling één enkele keer één jaar van het lager onderwijs overdoet. Wanneer een leerling van school verandert, is deze beslissing bindend voor alle scholen.]1
Op de voordracht van de klasseraad en op grond van een [1 positief advies]1 uitgebracht door het PMS-centrum kunnen de personen belast met de opvoeding beslissen dat hun [1 kind op het einde van de lagereschooltijd]1 de jaren doorgebracht op de lagere school met een 8ste jaar verlengt.
[1 In afwijking van artikel 11 kan de klassenraad beslissen dat een leerling één enkele keer één jaar van het lager onderwijs overdoet. Wanneer een leerling van school verandert, is deze beslissing bindend voor alle scholen.]1
Op de voordracht van de klasseraad en op grond van een [1 positief advies]1 uitgebracht door het PMS-centrum kunnen de personen belast met de opvoeding beslissen dat hun [1 kind op het einde van de lagereschooltijd]1 de jaren doorgebracht op de lagere school met een 8ste jaar verlengt.
Modifications
Art.12. Prolongation du temps passé à l'école primaire.
[1 Par dérogation à l'article 11, le conseil de classe peut décider que l'élève, durant ses études primaires, recommencera une année d'études. En cas de changement d'école, cette décision est contraignante pour toutes les écoles.]1
Sur proposition du conseil de classe et sur base d'un avis [1 positif]1 émis par le centre PMS, les personnes chargées de l'éducation peuvent décider que leur enfant [1 à la fin de la scolarité primaire]1 passera une 8ème année à l'école primaire.
[1 Par dérogation à l'article 11, le conseil de classe peut décider que l'élève, durant ses études primaires, recommencera une année d'études. En cas de changement d'école, cette décision est contraignante pour toutes les écoles.]1
Sur proposition du conseil de classe et sur base d'un avis [1 positif]1 émis par le centre PMS, les personnes chargées de l'éducation peuvent décider que leur enfant [1 à la fin de la scolarité primaire]1 passera une 8ème année à l'école primaire.
Modifications
Art.13. Verkorting van het bezoek van de lagere school.
In afwijking van artikel 11 en op grond van een gunstig advies van de klasseraad kunnen de personen belast met de opvoeding beslissen dat de jaren doorgebracht door hun kind op de lagere school met één jaar worden verminderd.
In afwijking van artikel 11 en op grond van een gunstig advies van de klasseraad kunnen de personen belast met de opvoeding beslissen dat de jaren doorgebracht door hun kind op de lagere school met één jaar worden verminderd.
Art.13. Réduction du temps passé à l'école primaire.
Par dérogation à l'article 11 et sur avis positif du conseil de classe, les personnes chargées de l'éducation peuvent décider que le temps passé à l'école primaire par leur enfant sera réduit d'un an.
Par dérogation à l'article 11 et sur avis positif du conseil de classe, les personnes chargées de l'éducation peuvent décider que le temps passé à l'école primaire par leur enfant sera réduit d'un an.
Afdeling 5. - Regelmatige leerling en verandering van school.
Section 5. - Elève régulier et changement d'école.
Art.14. Regelmatige leerling.
Op de kleuterafdeling geldt als regelmatige leerling degene die :
1° de voorwaarden vermeld in de afdeling 2 van dit hoofdstuk vervult;
2° in één enkele school is ingeschreven;
3° indien hij met toepassing van artikel 7 de kleuterafdeling bezoekt, op school aanwezig is en aan de voor hem of voor zijn klas georganiseerde activiteiten deelneemt.
Op de lagere school geldt als regelmatige leerling degene die :
1° de voorwaarden vermeld in de afdeling 3 van dit hoofdstuk vervult;
2° in één enkele school is ingeschreven;
3° die op de lagere school aanwezig is en aan de voor hem of voor zijn klas georganiseerde onderwijsactiviteiten deelneemt.
Op de kleuterafdeling geldt als regelmatige leerling degene die :
1° de voorwaarden vermeld in de afdeling 2 van dit hoofdstuk vervult;
2° in één enkele school is ingeschreven;
3° indien hij met toepassing van artikel 7 de kleuterafdeling bezoekt, op school aanwezig is en aan de voor hem of voor zijn klas georganiseerde activiteiten deelneemt.
Op de lagere school geldt als regelmatige leerling degene die :
1° de voorwaarden vermeld in de afdeling 3 van dit hoofdstuk vervult;
2° in één enkele school is ingeschreven;
3° die op de lagere school aanwezig is en aan de voor hem of voor zijn klas georganiseerde onderwijsactiviteiten deelneemt.
Art.14. Elève régulier.
Est considéré comme élève régulier de la section maternelle l'élève de l'enseignement maternel qui :
1° remplit les conditions figurant à la section 2 du présent chapitre;
2° est inscrit dans une seule et même école;
3° s'il fréquente la section maternelle en application de l'article 7, est présent à l'école et participe aux activités organisées pour lui ou pour sa classe.
Est considéré comme élève régulier à l'école primaire l'élève de l'enseignement primaire qui :
1° remplit les conditions figurant à la section 3 du présent chapitre;
2° est inscrit dans une seule et même école;
3° est présent à l'école primaire et participe aux activités d'enseignement organisées pour lui ou pour sa classe.
Est considéré comme élève régulier de la section maternelle l'élève de l'enseignement maternel qui :
1° remplit les conditions figurant à la section 2 du présent chapitre;
2° est inscrit dans une seule et même école;
3° s'il fréquente la section maternelle en application de l'article 7, est présent à l'école et participe aux activités organisées pour lui ou pour sa classe.
Est considéré comme élève régulier à l'école primaire l'élève de l'enseignement primaire qui :
1° remplit les conditions figurant à la section 3 du présent chapitre;
2° est inscrit dans une seule et même école;
3° est présent à l'école primaire et participe aux activités d'enseignement organisées pour lui ou pour sa classe.
Art.15. [1 Inschrijving op de lagere school en [3 verandering van school in het basisonderwijs]3
§ 1. De inschrijving op een lagere school geschiedt uiterlijk de laatste werkdag vóór het begin van het schooljaar.
§ 2. Tijdens het schooljaar [3 van school veranderen in het basisonderwijs]3 is alleen toegestaan op grond van een woonplaatswijziging. [2 Het hoofd van de school waar de leerling zich laat inschrijven, stelt de [4 onderwijsinspectie]4 in kennis van die overstap zodra de leerling de nieuwe school bezoekt.]2
Indien de woonplaats tijdens het schooljaar niet is gewijzigd, kunnen de personen belast met de opvoeding, in uitzonderlijke gevallen, bij de [4 onderwijsinspectie]4 een met redenen omklede aanvraag indienen om van een [3 basisonderwijs]3 naar een andere [3 basisonderwijs]3 over te stappen. Die aanvraag bevat het advies van het hoofd van de school waar het kind zou worden ingeschreven en het advies van het hoofd van de school waar de leerling vandaan komt. De [4 onderwijsinspectie]4 beslist binnen tien werkdagen over de aanvraag; de schoolvakantiedagen gelden hier niet als werkdagen. Na het verstrijken van de termijn en bij stilzwijgen van de [4 onderwijsinspectie]4 wordt de verandering van school alleen als goedgekeurd beschouwd als het advies van de beide schoolhoofden positief is.]1
§ 1. De inschrijving op een lagere school geschiedt uiterlijk de laatste werkdag vóór het begin van het schooljaar.
§ 2. Tijdens het schooljaar [3 van school veranderen in het basisonderwijs]3 is alleen toegestaan op grond van een woonplaatswijziging. [2 Het hoofd van de school waar de leerling zich laat inschrijven, stelt de [4 onderwijsinspectie]4 in kennis van die overstap zodra de leerling de nieuwe school bezoekt.]2
Indien de woonplaats tijdens het schooljaar niet is gewijzigd, kunnen de personen belast met de opvoeding, in uitzonderlijke gevallen, bij de [4 onderwijsinspectie]4 een met redenen omklede aanvraag indienen om van een [3 basisonderwijs]3 naar een andere [3 basisonderwijs]3 over te stappen. Die aanvraag bevat het advies van het hoofd van de school waar het kind zou worden ingeschreven en het advies van het hoofd van de school waar de leerling vandaan komt. De [4 onderwijsinspectie]4 beslist binnen tien werkdagen over de aanvraag; de schoolvakantiedagen gelden hier niet als werkdagen. Na het verstrijken van de termijn en bij stilzwijgen van de [4 onderwijsinspectie]4 wordt de verandering van school alleen als goedgekeurd beschouwd als het advies van de beide schoolhoofden positief is.]1
Art.15. [1 Inscription dans une école primaire et [3 changement d'école dans l'enseignement fondamental]3
§ 1er. L'inscription dans une école primaire intervient au plus tard le dernier jour ouvrable précédant le début de l'année scolaire.
§ 2. Un [3 changement d'école dans l'enseignement fondamental]3 d'année scolaire n'est autorisé qu'en cas de changement de domicile. [2 Le chef d'établissement "accueillant" en informe l'[4 inspection scolaire]4 dès que l'élève fréquente la nouvelle école.]2.
S'il n'y a pas de changement de domicile en cours d'année scolaire, les personnes chargées de l'éducation peuvent, dans des cas exceptionnels, introduire une demande motivée de changement d'une [3 école fondamentale]3 à une autre auprès de l'[4 inspection scolaire]4. Cette demande contient l'avis émis par le chef d'établissement de l'école où devrait être inscrit l'enfant, ainsi que l'avis du chef d'établissement de l'école dont provient l'élève. L'[4 inspection scolaire]4 statue dans les dix jours ouvrables, les vacances scolaires n'étant pas considérées comme jours ouvrables. Au terme du délai et si l'[4 inspection scolaire]4 n'a pas statué, le changement d'école n'est réputé approuvé que lorsque les avis émis par les deux chefs d'établissement sont positifs.]1
§ 1er. L'inscription dans une école primaire intervient au plus tard le dernier jour ouvrable précédant le début de l'année scolaire.
§ 2. Un [3 changement d'école dans l'enseignement fondamental]3 d'année scolaire n'est autorisé qu'en cas de changement de domicile. [2 Le chef d'établissement "accueillant" en informe l'[4 inspection scolaire]4 dès que l'élève fréquente la nouvelle école.]2.
S'il n'y a pas de changement de domicile en cours d'année scolaire, les personnes chargées de l'éducation peuvent, dans des cas exceptionnels, introduire une demande motivée de changement d'une [3 école fondamentale]3 à une autre auprès de l'[4 inspection scolaire]4. Cette demande contient l'avis émis par le chef d'établissement de l'école où devrait être inscrit l'enfant, ainsi que l'avis du chef d'établissement de l'école dont provient l'élève. L'[4 inspection scolaire]4 statue dans les dix jours ouvrables, les vacances scolaires n'étant pas considérées comme jours ouvrables. Au terme du délai et si l'[4 inspection scolaire]4 n'a pas statué, le changement d'école n'est réputé approuvé que lorsque les avis émis par les deux chefs d'établissement sont positifs.]1
HOOFDSTUK III. - Onderwijsaanbod, certificatie en organisatie van de schooltijd.
CHAPITRE III. - Offre d'enseignement, certification et organisation de la scolarité.
Afdeling 1. - Onderwijsaanbod.
Section 1. - Offre d'enseignement.
Onderafdeling 1. - Kleuterafdeling.
Sous-section 1. - Section maternelle.
Art.16. Het activiteitenplan omvat verplicht de volgende activiteiten :
1° [1 activiteiten in de onderwijstaal en in de eerste vreemde taal]1;
2° psychomotorische activiteiten;
3° creatieve activiteiten;
4° wiskundige en natuurwetenschappelijke activiteiten;
5° activiteiten met het oog op het aanleren van bekwaamheden vereist in het alledaags [2 ...]2 leven [2 ;]2
[2 6° activiteiten om de persoonlijke en sociale vaardigheden te bevorderen.]2
1° [1 activiteiten in de onderwijstaal en in de eerste vreemde taal]1;
2° psychomotorische activiteiten;
3° creatieve activiteiten;
4° wiskundige en natuurwetenschappelijke activiteiten;
5° activiteiten met het oog op het aanleren van bekwaamheden vereist in het alledaags [2 ...]2 leven [2 ;]2
[2 6° activiteiten om de persoonlijke en sociale vaardigheden te bevorderen.]2
Art.16. Le plan d'activités comporte obligatoirement les activités suivantes :
1° [1 activités dans la langue de l'enseignement et dans la première langue étrangère]1 ;
2° activités de psychomotricité;
3° activités créatives;
4° activités mathématiques et de sciences naturelles;
5° activités visant l'apprentissage d'aptitudes requises dans la vie pratique [2 ...]2 ;
[2 6° activités visant à promouvoir les compétences personnelles et sociales.]2
1° [1 activités dans la langue de l'enseignement et dans la première langue étrangère]1 ;
2° activités de psychomotricité;
3° activités créatives;
4° activités mathématiques et de sciences naturelles;
5° activités visant l'apprentissage d'aptitudes requises dans la vie pratique [2 ...]2 ;
[2 6° activités visant à promouvoir les compétences personnelles et sociales.]2
Onderafdeling 2. - Lagere school.
Sous-section 2. - Ecole primaire.
Art.17. Vakken en vakgebieden.
Het aangeboden onderwijs omvat verplicht.
1° volgende vakken of vakgebieden :
a) [1 onderwijstaal;]1
b) [1 sport;]1
c) [1 muziek/kunst;]1
d) wiskunde;
e) [1 natuurwetenschappen/techniek;]1
f) eerste vreemde taal;
g) godsdienst of niet-confessionele zedenleer;
[1 h) geschiedenis/aardrijkskunde]1
2° [1 de bevordering van de vakoverstijgende competenties bepaald in artikel 13 [2 ...]2 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.]1
Het aangeboden onderwijs omvat verplicht.
1° volgende vakken of vakgebieden :
a) [1 onderwijstaal;]1
b) [1 sport;]1
c) [1 muziek/kunst;]1
d) wiskunde;
e) [1 natuurwetenschappen/techniek;]1
f) eerste vreemde taal;
g) godsdienst of niet-confessionele zedenleer;
[1 h) geschiedenis/aardrijkskunde]1
2° [1 de bevordering van de vakoverstijgende competenties bepaald in artikel 13 [2 ...]2 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.]1
Art.17. Disciplines et domaines.
L'enseignement proposé comporte obligatoirement.
1° les disciplines ou domaines suivants :
a) [1 langue de l'enseignement;]1
b) [1 sport;]1
c) [1 musique et art;]1
d) mathématiques;
e) [1 e) sciences et technologie;]1
f) première langue étrangère;
g) religion ou morale non confessionnelle[1 ;]1
[1 h) histoire et géographie.]1
2° [1 Soutien des compétences transversales mentionnées à l'[2 ...]2 de l'article 13 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.]1
L'enseignement proposé comporte obligatoirement.
1° les disciplines ou domaines suivants :
a) [1 langue de l'enseignement;]1
b) [1 sport;]1
c) [1 musique et art;]1
d) mathématiques;
e) [1 e) sciences et technologie;]1
f) première langue étrangère;
g) religion ou morale non confessionnelle[1 ;]1
[1 h) histoire et géographie.]1
2° [1 Soutien des compétences transversales mentionnées à l'[2 ...]2 de l'article 13 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.]1
Afdeling 2. - Certificatie in het lager onderwijs.
Section 2. - Certification dans l'enseignement primaire.
Art.18. Bewijs van basisonderwijs.
Het bezoek van het basisonderwijs wordt door een bewijs van basisonderwijs bekrachtigd.
[2 Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de regelmatige leerling die de verwachte competenties in de vakken resp. vakgebieden onderwijstaal, sport, muziek/kunst, wiskunde, eerste vreemde taal, geschiedenis/aardrijkskunde en natuurwetenschappen/techniek voldoende beheerst. Voor de uitreiking van dit bewijs wordt bijzondere aandacht besteed aan de vakken onderwijstaal, eerste vreemde taal en wiskunde.]2
Het bezoek van het basisonderwijs wordt door een bewijs van basisonderwijs bekrachtigd.
[2 Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de regelmatige leerling die de verwachte competenties in de vakken resp. vakgebieden onderwijstaal, sport, muziek/kunst, wiskunde, eerste vreemde taal, geschiedenis/aardrijkskunde en natuurwetenschappen/techniek voldoende beheerst. Voor de uitreiking van dit bewijs wordt bijzondere aandacht besteed aan de vakken onderwijstaal, eerste vreemde taal en wiskunde.]2
Modifications
Art.18. Certificat d'études de base.
La fréquentation de l'école fondamentale est sanctionnée par la délivrance d'un certificat d'études de base.
Le certificat d'études de base est délivré à l'élève régulier [1 ...]1 , qui maîtrise de façon suffisante les compétences attendues dans les cours " langue de l'enseignement, sport, musique et art, mathématiques, première langue étrangère, [2 histoire et géographie, ainsi que sciences et technologie]2 ". Pour la délivrance de ce certificat de base, une attention particulière est accordée aux disciplines " langue de l'enseignement, première langue étrangère et mathématiques.
La fréquentation de l'école fondamentale est sanctionnée par la délivrance d'un certificat d'études de base.
Le certificat d'études de base est délivré à l'élève régulier [1 ...]1 , qui maîtrise de façon suffisante les compétences attendues dans les cours " langue de l'enseignement, sport, musique et art, mathématiques, première langue étrangère, [2 histoire et géographie, ainsi que sciences et technologie]2 ". Pour la délivrance de ce certificat de base, une attention particulière est accordée aux disciplines " langue de l'enseignement, première langue étrangère et mathématiques.
Art.19. Studiebewijs.
De regelmatige leerling [1 ...]1 , die op het einde van het lager onderwijs het bewijs van basisonderwijs niet verkrijgt, heeft recht op een schriftelijke verklaring uitgereikt door het schoolhoofd waarin de bereikte bevoegdheden en het aantal gevolgde leerjaren worden vermeld.
De regelmatige leerling [1 ...]1 , die op het einde van het lager onderwijs het bewijs van basisonderwijs niet verkrijgt, heeft recht op een schriftelijke verklaring uitgereikt door het schoolhoofd waarin de bereikte bevoegdheden en het aantal gevolgde leerjaren worden vermeld.
Modifications
Art.19. Attestation de fréquentation scolaire.
L'élève régulier [1 ...]1 qui ne reçoit pas de certificat d'études de base à la fin de sa scolarité fondamentale a droit à une déclaration écrite du chef d'établissement où sont reprises les compétences atteintes et le nombre d'années scolaires suivies.
L'élève régulier [1 ...]1 qui ne reçoit pas de certificat d'études de base à la fin de sa scolarité fondamentale a droit à une déclaration écrite du chef d'établissement où sont reprises les compétences atteintes et le nombre d'années scolaires suivies.
Modifications
Art.20. [1 Bewijs van basisonderwijs uitgereikt buiten schoolverband
§ 1. De Regering richt een examencommissie voor de uitreiking van bewijzen van basisonderwijs buiten schoolverband op die belast is met het uitwerken, organiseren en verbeteren van de examens en met het deelnemen aan de beraadslagingen, hierna examencommissie te noemen.
De examencommissie is samengesteld uit :
1° een voorzitter die wordt uitgekozen onder de personeelsleden van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;
2° minstens een lid dat wordt uitgekozen onder de personeelsleden van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;
3° minstens vier leden die worden uitgekozen onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn.
Voor elk werkend lid vermeld in het tweede lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen; het plaatsvervangend lid wordt volgens dezelfde criteria uitgekozen als het werkend lid dat het vervangt.
De examencommissie telt een secretaris en een plaatsvervangend secretaris die aangewezen worden onder de personeelsleden van het Ministerie; zij zijn niet stemgerechtigd.
De voorzitter zorgt voor het regelmatig verloop van de examens en leidt de beraadslagingen.
De Regering wijst de leden aan op voordracht van de onderwijsinspectie en bepaalt de vergoeding voor de leden vermeld in het tweede lid, 3°.
§ 2. De oproep voor de examens wordt bekendgemaakt in de pers en in elke andere passende vorm.
[3 ...]3
De kandidaten of, voor minderjarigen, de personen belast met hun opvoeding zenden hun inschrijving uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar per aangetekende brief aan de voorzitter van de examencommissie. Bij de inschrijving wordt een kopie van de identiteitskaart gevoegd.
De inschrijving geschiedt voor alle examenvakken bepaald in artikel 18, tweede lid. Er wordt geen vrijstelling toegekend.
Per schooljaar is er één examenzittijd in juni. In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter de leden van de examencommissie voor een buitengewone zittijd oproepen.
De voorzitter beslist, in afspraak met de secretaris, waar de examens plaatsvinden.
§ 3. De examencommissie gaat na of de kandidaten de verwachte competenties hebben bereikt in de vakken resp. vakgebieden vermeld in artikel 18, tweede lid, met uitzondering van de vakken muziek/kunst en sport. Duits is de onderwijstaal en Frans de eerste vreemde taal.
Alle examens zijn schriftelijk, met uitzondering van spreekvaardigheid in de onderwijstaal en in de eerste vreemde taal. Bij de mondelinge examens zijn altijd twee leden van de examencommissie aanwezig.
De examens zijn niet openbaar.
Wie te laat komt op een examen, kan de resterende tijd gebruiken om het examen af te leggen. De examentijd wordt niet verlengd en er is geen herkansingsexamen.
De kandidaat die afwezig is op het examen resp. de persoon die belast is met zijn opvoeding dient een medisch attest of een schriftelijke motivering voor zijn afwezigheid in bij de voorzitter. Indien een schriftelijke motivering wordt ingediend, beslist de voorzitter of die motivering aanvaard kan worden. Indien de kandidaat ongewettigd afwezig is, mag hij niet deelnemen aan de andere examengedeelten van de zittijd.
§ 4. De voorzitter en de betrokken examinator verbeteren en evalueren de examengedeelten en kennen een gezamenlijk cijfer toe.
Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de kandidaat die de verwachte competenties in elk examenvak voldoende beheerst. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de vakken onderwijstaal, eerste vreemde taal en wiskunde.
De examencommissie kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten, indien ten minste de helft van de leden vermeld in § 1, tweede lid, aanwezig is.
De beslissingen over de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs worden in de beraadslagingen bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. Stemgerechtigd zijn de voorzitter en de aanwezige examinatoren vermeld in § 1, tweede en derde lid.]1
[2 § 5. Tegen de niet-uitreiking van een bewijs van basisonderwijs kan beroep worden ingesteld bij de raad van beroep vermeld in artikel 38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, volgens de procedure vermeld in artikel 39 van hetzelfde decreet. ]2
§ 1. De Regering richt een examencommissie voor de uitreiking van bewijzen van basisonderwijs buiten schoolverband op die belast is met het uitwerken, organiseren en verbeteren van de examens en met het deelnemen aan de beraadslagingen, hierna examencommissie te noemen.
De examencommissie is samengesteld uit :
1° een voorzitter die wordt uitgekozen onder de personeelsleden van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;
2° minstens een lid dat wordt uitgekozen onder de personeelsleden van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;
3° minstens vier leden die worden uitgekozen onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn.
Voor elk werkend lid vermeld in het tweede lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen; het plaatsvervangend lid wordt volgens dezelfde criteria uitgekozen als het werkend lid dat het vervangt.
De examencommissie telt een secretaris en een plaatsvervangend secretaris die aangewezen worden onder de personeelsleden van het Ministerie; zij zijn niet stemgerechtigd.
De voorzitter zorgt voor het regelmatig verloop van de examens en leidt de beraadslagingen.
De Regering wijst de leden aan op voordracht van de onderwijsinspectie en bepaalt de vergoeding voor de leden vermeld in het tweede lid, 3°.
§ 2. De oproep voor de examens wordt bekendgemaakt in de pers en in elke andere passende vorm.
[3 ...]3
De kandidaten of, voor minderjarigen, de personen belast met hun opvoeding zenden hun inschrijving uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar per aangetekende brief aan de voorzitter van de examencommissie. Bij de inschrijving wordt een kopie van de identiteitskaart gevoegd.
De inschrijving geschiedt voor alle examenvakken bepaald in artikel 18, tweede lid. Er wordt geen vrijstelling toegekend.
Per schooljaar is er één examenzittijd in juni. In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter de leden van de examencommissie voor een buitengewone zittijd oproepen.
De voorzitter beslist, in afspraak met de secretaris, waar de examens plaatsvinden.
§ 3. De examencommissie gaat na of de kandidaten de verwachte competenties hebben bereikt in de vakken resp. vakgebieden vermeld in artikel 18, tweede lid, met uitzondering van de vakken muziek/kunst en sport. Duits is de onderwijstaal en Frans de eerste vreemde taal.
Alle examens zijn schriftelijk, met uitzondering van spreekvaardigheid in de onderwijstaal en in de eerste vreemde taal. Bij de mondelinge examens zijn altijd twee leden van de examencommissie aanwezig.
De examens zijn niet openbaar.
Wie te laat komt op een examen, kan de resterende tijd gebruiken om het examen af te leggen. De examentijd wordt niet verlengd en er is geen herkansingsexamen.
De kandidaat die afwezig is op het examen resp. de persoon die belast is met zijn opvoeding dient een medisch attest of een schriftelijke motivering voor zijn afwezigheid in bij de voorzitter. Indien een schriftelijke motivering wordt ingediend, beslist de voorzitter of die motivering aanvaard kan worden. Indien de kandidaat ongewettigd afwezig is, mag hij niet deelnemen aan de andere examengedeelten van de zittijd.
§ 4. De voorzitter en de betrokken examinator verbeteren en evalueren de examengedeelten en kennen een gezamenlijk cijfer toe.
Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de kandidaat die de verwachte competenties in elk examenvak voldoende beheerst. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de vakken onderwijstaal, eerste vreemde taal en wiskunde.
De examencommissie kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten, indien ten minste de helft van de leden vermeld in § 1, tweede lid, aanwezig is.
De beslissingen over de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs worden in de beraadslagingen bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. Stemgerechtigd zijn de voorzitter en de aanwezige examinatoren vermeld in § 1, tweede en derde lid.]1
[2 § 5. Tegen de niet-uitreiking van een bewijs van basisonderwijs kan beroep worden ingesteld bij de raad van beroep vermeld in artikel 38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, volgens de procedure vermeld in artikel 39 van hetzelfde decreet. ]2
Art.20. [1 Délivrance extrascolaire du certificat d'études de base
§ 1er. Le Gouvernement institue un jury d'examens pour la délivrance extrascolaire du certificat d'études de base, ci-après dénommé jury; celui-ci est chargé d'élaborer, d'organiser et de corriger les examens et de participer aux délibérations.
Le jury se compose comme suit :
1° un président choisi parmi les membres du personnel du département du Ministère compétent pour la pédagogie;
2° au moins un membre choisi parmi les membres du personnel du département du Ministère compétent pour la pédagogie;
3° au moins quatre membres choisis parmi les membres du personnel directeur et enseignant des écoles fondamentales de la Communauté germanophone en activité de service ou retraités.
Pour chaque membre effectif mentionné au deuxième alinéa, il est désigné un suppléant sélectionné selon les mêmes critères.
Le jury compte aussi un secrétaire et un secrétaire suppléant désignés parmi les membres du personnel du Ministère; ils n'ont pas voix délibérative.
Le président veille au bon déroulement des examens et préside les délibérations.
Le Gouvernement désigne les membres sur proposition de l'inspection scolaire et détermine l'indemnisation pour les membres mentionnés à l'alinéa 2, 3°.
§ 2. L'appel aux examens est publié dans la presse et sous toute autre forme appropriée.
[3 ...]3
Les inscriptions se font jusqu'au 30 avril de l'année scolaire en cours par lettre recommandée adressée au président du jury par les candidats ou, pour les mineurs d'âge, par les personnes chargées de leur éducation. L'inscription sera accompagnée d'une copie de la carte d'identité.
L'inscription s'effectue pour toutes les matières à examiner, fixées à l'article 18, alinéa 2. Il n'est pas accordé de dispense.
Il y a une session par année scolaire, en juin. Dans des cas exceptionnels, le président peut convoquer les membres du jury à une session extraordinaire.
Le président décide, en concertation avec le secrétaire, du lieu où les examens sont organisés.
§ 3. Le jury vérifie si les candidats ont acquis les compétences attendues dans les disciplines et domaines mentionnés à l'article 18, alinéa 2, à l'exception des disciplines "musique et art" et "sport". L'allemand est la langue de l'enseignement et le français, la première langue étrangère.
Tous les examens sont écrits, sauf la vérification de l'expression orale dans la langue de l'enseignement et la première langue étrangère. Pour les épreuves orales, il y a chaque fois deux membres du jury présents.
Les examens se déroulent à huis clos.
Le candidat qui n'est pas ponctuel lors d'un examen peut utiliser le temps qu'il lui reste pour présenter l'examen. Le temps imparti pour l'examen n'est pas prolongé et l'examen ne peut pas être représenté.
Le candidat absent lors de l'examen ou la personne chargée de son éducation, selon le cas, introduit auprès du président un certificat médical ou une justification écrite de l'absence. En cas de justification écrite, le président statue sur sa recevabilité. En cas d'absence non excusée, le candidat est exclu des autres examens de la session.
§ 4. Les examens sont corrigés et évalués par le président et l'examinateur concerné, qui s'accordent sur une note commune.
Obtient le certificat d'études de base le candidat qui maîtrise de manière suffisante les compétences attendues dans chacune des disciplines faisant l'objet d'un examen. Une attention particulière est accordée aux disciplines suivantes : "langue de l'enseignement", "première langue étrangère" et "mathématiques".
Le jury peut délibérer valablement si au moins la moitié des membres mentionnés au § 1er, alinéa 2, sont présents.
Les décisions concernant l'attribution du certificat d'études de base sont prises à la majorité des voix émises lors des délibérations. En cas de parité des voix, la voix du président est prépondérante. Les abstentions ne sont pas admises. Ont voix délibérative le président ainsi que les examinateurs présents, mentionnés aux alinéas 2 et 3. ]1
[2 § 5. Un recours auprès de la chambre de recours mentionnée à l'article 38 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées peut être introduit contre la non-délivrance d'un certificat d'études de base, et ce, conformément à l'article 39 du même décret.]2
§ 1er. Le Gouvernement institue un jury d'examens pour la délivrance extrascolaire du certificat d'études de base, ci-après dénommé jury; celui-ci est chargé d'élaborer, d'organiser et de corriger les examens et de participer aux délibérations.
Le jury se compose comme suit :
1° un président choisi parmi les membres du personnel du département du Ministère compétent pour la pédagogie;
2° au moins un membre choisi parmi les membres du personnel du département du Ministère compétent pour la pédagogie;
3° au moins quatre membres choisis parmi les membres du personnel directeur et enseignant des écoles fondamentales de la Communauté germanophone en activité de service ou retraités.
Pour chaque membre effectif mentionné au deuxième alinéa, il est désigné un suppléant sélectionné selon les mêmes critères.
Le jury compte aussi un secrétaire et un secrétaire suppléant désignés parmi les membres du personnel du Ministère; ils n'ont pas voix délibérative.
Le président veille au bon déroulement des examens et préside les délibérations.
Le Gouvernement désigne les membres sur proposition de l'inspection scolaire et détermine l'indemnisation pour les membres mentionnés à l'alinéa 2, 3°.
§ 2. L'appel aux examens est publié dans la presse et sous toute autre forme appropriée.
[3 ...]3
Les inscriptions se font jusqu'au 30 avril de l'année scolaire en cours par lettre recommandée adressée au président du jury par les candidats ou, pour les mineurs d'âge, par les personnes chargées de leur éducation. L'inscription sera accompagnée d'une copie de la carte d'identité.
L'inscription s'effectue pour toutes les matières à examiner, fixées à l'article 18, alinéa 2. Il n'est pas accordé de dispense.
Il y a une session par année scolaire, en juin. Dans des cas exceptionnels, le président peut convoquer les membres du jury à une session extraordinaire.
Le président décide, en concertation avec le secrétaire, du lieu où les examens sont organisés.
§ 3. Le jury vérifie si les candidats ont acquis les compétences attendues dans les disciplines et domaines mentionnés à l'article 18, alinéa 2, à l'exception des disciplines "musique et art" et "sport". L'allemand est la langue de l'enseignement et le français, la première langue étrangère.
Tous les examens sont écrits, sauf la vérification de l'expression orale dans la langue de l'enseignement et la première langue étrangère. Pour les épreuves orales, il y a chaque fois deux membres du jury présents.
Les examens se déroulent à huis clos.
Le candidat qui n'est pas ponctuel lors d'un examen peut utiliser le temps qu'il lui reste pour présenter l'examen. Le temps imparti pour l'examen n'est pas prolongé et l'examen ne peut pas être représenté.
Le candidat absent lors de l'examen ou la personne chargée de son éducation, selon le cas, introduit auprès du président un certificat médical ou une justification écrite de l'absence. En cas de justification écrite, le président statue sur sa recevabilité. En cas d'absence non excusée, le candidat est exclu des autres examens de la session.
§ 4. Les examens sont corrigés et évalués par le président et l'examinateur concerné, qui s'accordent sur une note commune.
Obtient le certificat d'études de base le candidat qui maîtrise de manière suffisante les compétences attendues dans chacune des disciplines faisant l'objet d'un examen. Une attention particulière est accordée aux disciplines suivantes : "langue de l'enseignement", "première langue étrangère" et "mathématiques".
Le jury peut délibérer valablement si au moins la moitié des membres mentionnés au § 1er, alinéa 2, sont présents.
Les décisions concernant l'attribution du certificat d'études de base sont prises à la majorité des voix émises lors des délibérations. En cas de parité des voix, la voix du président est prépondérante. Les abstentions ne sont pas admises. Ont voix délibérative le président ainsi que les examinateurs présents, mentionnés aux alinéas 2 et 3. ]1
[2 § 5. Un recours auprès de la chambre de recours mentionnée à l'article 38 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées peut être introduit contre la non-délivrance d'un certificat d'études de base, et ce, conformément à l'article 39 du même décret.]2
Art. 20.1. [1 Vrijstelling van examens, redelijke aanpassingen en bescherming van de schoolcijfers bij de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs buiten schoolverband
§ 1. In afwijking van artikel 20, § 2, vierde lid, § 3, eerste lid, eerste zin, en § 4, tweede lid, kunnen de personen belast met de opvoeding van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften bij de inschrijving voor de examens [3 bij de voorzitter van de examencommissie een vrijstelling aanvragen van één examen, meerdere examens of alle examens en dit telkens voor hoogstens twee jaar, waarbij meerdere verlengingen mogelijk zijn]3.
Bij de aanvraag wordt een advies van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren gevoegd; dat advies mag niet ouder zijn dan zes maanden en bevestigt dat het kind specifieke onderwijsbehoeften heeft en niet kan slagen voor de examens van de examencommissie. Het advies wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding. Indien het advies opgemaakt wordt door een andere instelling dan het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, dan moeten de personen belast met de opvoeding het advies door het centrum laten goedkeuren.
De examencommissie beslist overeenkomstig artikel 20, § 4, derde en vierde lid, over de vrijstelling voor het examen of de examens en deelt de beslissing schriftelijk mee aan de personen belast met de opvoeding.]1
[2 § 2. In afwijking van § 2, vierde lid, § 3, eerste lid, eerste zin, en § 4, tweede lid, kunnen de personen belast met de opvoeding de redelijke aanpassingen en de bescherming van de schoolcijfers aanvragen die vermeld worden in de artikelen 93.33 en 93.38 van het decreet van 31 augustus betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.
Bij de aanmelding voor de examens dienen de personen belast met de opvoeding een aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers in bij de voorzitter van de examencommissie. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier. Indien de aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers wordt ingediend nadat de termijn voor de inschrijving voor de examens verstreken is, wordt ze van ambtswege afgewezen.
Bij de aanvraag voor redelijke aanpassingen gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998. Bij de aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.39, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de in het advies aanbevolen compenserende maatregelen of de in het advies aanbevolen deelgebieden van de bescherming van de schoolcijfers.
De artikelen 93.35 en 93.40 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 zijn van toepassing op de examencommissie, waarbij onder "inrichtingshoofd" en "onderwijsinspectie" de voorzitter van de examencommissie wordt verstaan en waarbij onder "leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel" de leden van de examencommissie wordt verstaan.]2
§ 1. In afwijking van artikel 20, § 2, vierde lid, § 3, eerste lid, eerste zin, en § 4, tweede lid, kunnen de personen belast met de opvoeding van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften bij de inschrijving voor de examens [3 bij de voorzitter van de examencommissie een vrijstelling aanvragen van één examen, meerdere examens of alle examens en dit telkens voor hoogstens twee jaar, waarbij meerdere verlengingen mogelijk zijn]3.
Bij de aanvraag wordt een advies van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren gevoegd; dat advies mag niet ouder zijn dan zes maanden en bevestigt dat het kind specifieke onderwijsbehoeften heeft en niet kan slagen voor de examens van de examencommissie. Het advies wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding. Indien het advies opgemaakt wordt door een andere instelling dan het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, dan moeten de personen belast met de opvoeding het advies door het centrum laten goedkeuren.
De examencommissie beslist overeenkomstig artikel 20, § 4, derde en vierde lid, over de vrijstelling voor het examen of de examens en deelt de beslissing schriftelijk mee aan de personen belast met de opvoeding.]1
[2 § 2. In afwijking van § 2, vierde lid, § 3, eerste lid, eerste zin, en § 4, tweede lid, kunnen de personen belast met de opvoeding de redelijke aanpassingen en de bescherming van de schoolcijfers aanvragen die vermeld worden in de artikelen 93.33 en 93.38 van het decreet van 31 augustus betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.
Bij de aanmelding voor de examens dienen de personen belast met de opvoeding een aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers in bij de voorzitter van de examencommissie. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier. Indien de aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers wordt ingediend nadat de termijn voor de inschrijving voor de examens verstreken is, wordt ze van ambtswege afgewezen.
Bij de aanvraag voor redelijke aanpassingen gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998. Bij de aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.39, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de in het advies aanbevolen compenserende maatregelen of de in het advies aanbevolen deelgebieden van de bescherming van de schoolcijfers.
De artikelen 93.35 en 93.40 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 zijn van toepassing op de examencommissie, waarbij onder "inrichtingshoofd" en "onderwijsinspectie" de voorzitter van de examencommissie wordt verstaan en waarbij onder "leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel" de leden van de examencommissie wordt verstaan.]2
Art. 20.1. [1 - Dispense d'examen, compensation des désavantages et protection des notes en cas de délivrance extrascolaire du certificat d'études de base
§ 1er. Par dérogation à l'article 20, § 2, alinéa 4, § 3, alinéa 1er, première phrase, et § 4, alinéa 2, les personnes chargées de l'éducation d'enfants nécessitant un soutien pédagogique spécialisé peuvent, lors de l'inscription aux examens, demander [3 auprès du président du jury une dispense pour un, plusieurs ou l'ensemble des examens pour une durée respective de deux ans au plus, plusieurs prolongations étant possibles]3.
La demande est accompagnée d'un avis émis par le centre pour le développement sain des enfants et des jeunes, de moins de six mois de date, et qui confirme que l'enfant nécessite un soutien pédagogique spécialisé et n'est pas en mesure de présenter avec fruit les examens devant le jury. L'avis est sollicité par les personnes chargées de l'éducation. Si l'avis est établi par un organisme autre que le centre de développement sain des enfants et des jeunes, les personnes chargées de l'éducation doivent le faire approuver par ledit centre.
Le jury d'examens statue sur la ou les dispenses conformément à l'article 20, § 4, alinéas 3 et 4, et communique la décision par écrit aux personnes chargées de l'éducation.]1
[2 § 2. Par dérogation aux § 2, alinéa 4, § 3, alinéa 1er, première phrase, et § 4, alinéa 2, les personnes chargées de l'éducation peuvent demander la compensation des désavantages et la protection des notes, telles que mentionnées aux articles 93.33 et 93.38 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées.
Lors de l'inscription aux examens, les personnes chargées de l'éducation introduisent auprès du président du jury une demande en vue d'obtenir la compensation des désavantages ou la protection des notes. Pour ce faire, elles utilisent le formulaire de demande établi par le Gouvernement. Si cette demande est introduite après le délai d'inscription aux examens, elle est rejetée d'office.
Un avis rendu par un organisme expert en la matière et correspondant à celui mentionné à l'article 93.34, § 1er, alinéas 2 et 3, du même décret du 31 août 1998, est joint à la demande visant la compensation des désavantages. Un avis rendu par un organisme expert en la matière et correspondant à celui mentionné à l'article 93.39, § 1er, alinéas 2 et 3, du même décret du 31 août 1998, est joint à la demande visant la protection des notes.
L'introduction d'une demande n'ouvre aucun droit aux mesures de compensation ou à la protection des notes dans les sous-domaines recommandés dans l'avis.
Les articles 93.35 et 93.40 du même décret du 31 août 1998 s'applique au jury; au lieu de "chef d'établissement" et "membres du personnel directeur, enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique", il faut respectivement lire "président du jury" et "membres du jury".]2
§ 1er. Par dérogation à l'article 20, § 2, alinéa 4, § 3, alinéa 1er, première phrase, et § 4, alinéa 2, les personnes chargées de l'éducation d'enfants nécessitant un soutien pédagogique spécialisé peuvent, lors de l'inscription aux examens, demander [3 auprès du président du jury une dispense pour un, plusieurs ou l'ensemble des examens pour une durée respective de deux ans au plus, plusieurs prolongations étant possibles]3.
La demande est accompagnée d'un avis émis par le centre pour le développement sain des enfants et des jeunes, de moins de six mois de date, et qui confirme que l'enfant nécessite un soutien pédagogique spécialisé et n'est pas en mesure de présenter avec fruit les examens devant le jury. L'avis est sollicité par les personnes chargées de l'éducation. Si l'avis est établi par un organisme autre que le centre de développement sain des enfants et des jeunes, les personnes chargées de l'éducation doivent le faire approuver par ledit centre.
Le jury d'examens statue sur la ou les dispenses conformément à l'article 20, § 4, alinéas 3 et 4, et communique la décision par écrit aux personnes chargées de l'éducation.]1
[2 § 2. Par dérogation aux § 2, alinéa 4, § 3, alinéa 1er, première phrase, et § 4, alinéa 2, les personnes chargées de l'éducation peuvent demander la compensation des désavantages et la protection des notes, telles que mentionnées aux articles 93.33 et 93.38 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées.
Lors de l'inscription aux examens, les personnes chargées de l'éducation introduisent auprès du président du jury une demande en vue d'obtenir la compensation des désavantages ou la protection des notes. Pour ce faire, elles utilisent le formulaire de demande établi par le Gouvernement. Si cette demande est introduite après le délai d'inscription aux examens, elle est rejetée d'office.
Un avis rendu par un organisme expert en la matière et correspondant à celui mentionné à l'article 93.34, § 1er, alinéas 2 et 3, du même décret du 31 août 1998, est joint à la demande visant la compensation des désavantages. Un avis rendu par un organisme expert en la matière et correspondant à celui mentionné à l'article 93.39, § 1er, alinéas 2 et 3, du même décret du 31 août 1998, est joint à la demande visant la protection des notes.
L'introduction d'une demande n'ouvre aucun droit aux mesures de compensation ou à la protection des notes dans les sous-domaines recommandés dans l'avis.
Les articles 93.35 et 93.40 du même décret du 31 août 1998 s'applique au jury; au lieu de "chef d'établissement" et "membres du personnel directeur, enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique", il faut respectivement lire "président du jury" et "membres du jury".]2
Art.21. Modaliteiten.
De Regering regelt de overige modaliteiten voor de uitreiking, in en buiten schoolverband, van de bewijzen van basisonderwijs en van de studiebewijzen en bepaalt er de vorm van.
De Regering regelt de overige modaliteiten voor de uitreiking, in en buiten schoolverband, van de bewijzen van basisonderwijs en van de studiebewijzen en bepaalt er de vorm van.
Art.21. Modalités.
Le Gouvernement règle les modalités de la délivrance scolaire et extra-scolaire de certificats d'études de base ainsi que de la délivrance des attestations de fréquentation scolaire et détermine la forme du certificat et de l'attestation.
Le Gouvernement règle les modalités de la délivrance scolaire et extra-scolaire de certificats d'études de base ainsi que de la délivrance des attestations de fréquentation scolaire et détermine la forme du certificat et de l'attestation.
Afdeling 3. - Organisatie van de schooltijd.
Section 3. - Organisation de la scolarité.
Art.22. Schooldag en wekelijks uurrooster.
§ 1. Het inrichtingshoofd van een Gemeenschapsschool of, naargelang het geval, de inrichtende macht van een gesubsidieerde school bepaalt, op voorstel van de Pedagogische Raad en na overleg met de afgevaardigden van de ouders en van een erkende werknemersorganisatie - indien zulke bestaan -, de openingsuren van de school, het tijdstip waarop de cursussen beginnen en eindigen alsmede de duur van het middaguur.
In afwijking van artikel 64 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs worden de cursussen tussen 8 en 16 uur verstrekt.
§ 2. De openingsuren van de school houden rekening met het officieel georganiseerd leerlingenvervoer.
's Morgens en s'namiddags ontvangt de school de leerlingen vijftien minuten vóór het begin van de eerste lestijd en vijftien minuten na het einde van de laatste lestijd, onverminderd het eerste lid.
Tijdens de openingsuren zorgt de inrichtende macht voor een behoorlijk toezicht op de leerlingen.
§ 3. Het wekelijks uurrooster van de leerling beloopt 28 lestijden.
§ 1. Het inrichtingshoofd van een Gemeenschapsschool of, naargelang het geval, de inrichtende macht van een gesubsidieerde school bepaalt, op voorstel van de Pedagogische Raad en na overleg met de afgevaardigden van de ouders en van een erkende werknemersorganisatie - indien zulke bestaan -, de openingsuren van de school, het tijdstip waarop de cursussen beginnen en eindigen alsmede de duur van het middaguur.
In afwijking van artikel 64 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs worden de cursussen tussen 8 en 16 uur verstrekt.
§ 2. De openingsuren van de school houden rekening met het officieel georganiseerd leerlingenvervoer.
's Morgens en s'namiddags ontvangt de school de leerlingen vijftien minuten vóór het begin van de eerste lestijd en vijftien minuten na het einde van de laatste lestijd, onverminderd het eerste lid.
Tijdens de openingsuren zorgt de inrichtende macht voor een behoorlijk toezicht op de leerlingen.
§ 3. Het wekelijks uurrooster van de leerling beloopt 28 lestijden.
Art.22. Jour scolaire et horaire hebdomadaire.
§ 1. Le chef d'établissement d'une école communautaire ou, selon le cas, le pouvoir organisateur d'une école subventionnée détermine, sur proposition du Conseil pédagogique et après concertation avec les délégués des parents d'élèves et d'une organisation des travailleurs reconnue, s'il y en a, les heures d'ouverture de l'école, l'heure de début et de fin des cours ainsi que la durée du temps de midi.
Par dérogation à l'article 64 décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, les cours sont dispensés entre 8 et 16 heures.
§ 2. Les heures d'ouverture de l'école tiennent compte du transport scolaire organisé officiellement.
Le matin et l'après-midi, l'école accueille les élèves quinze minutes avant le début de la première période de cours et quinze minutes après la dernière période de cours ainsi que pendant les récréations, sans préjudice du premier alinéa.
Pendant les heures d'ouverture, le pouvoir organisateur assure une surveillance adéquate des élèves.
§ 3. L'horaire hebdomadaire de l'élève est de 28 périodes de cours.
§ 1. Le chef d'établissement d'une école communautaire ou, selon le cas, le pouvoir organisateur d'une école subventionnée détermine, sur proposition du Conseil pédagogique et après concertation avec les délégués des parents d'élèves et d'une organisation des travailleurs reconnue, s'il y en a, les heures d'ouverture de l'école, l'heure de début et de fin des cours ainsi que la durée du temps de midi.
Par dérogation à l'article 64 décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, les cours sont dispensés entre 8 et 16 heures.
§ 2. Les heures d'ouverture de l'école tiennent compte du transport scolaire organisé officiellement.
Le matin et l'après-midi, l'école accueille les élèves quinze minutes avant le début de la première période de cours et quinze minutes après la dernière période de cours ainsi que pendant les récréations, sans préjudice du premier alinéa.
Pendant les heures d'ouverture, le pouvoir organisateur assure une surveillance adéquate des élèves.
§ 3. L'horaire hebdomadaire de l'élève est de 28 périodes de cours.
HOOFDSTUK IV. - Erkening en subsidiëring.
CHAPITRE IV. - Reconnaissance et subsidiation.
Afdeling 1. - Erkenning.
Section 1. - Reconnaissance.
Art.23. Voorwaarden.
Een school kan erkend worden als ze :
1° onder de verantwoordelijkheid van een inrichtende macht staat;
2° zich in lokalen bevindt die aan de criteria inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen;
3° uit een lagere school of uit een lagere school en een kleuterafdeling bestaat, gestructureerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs en van dit decreet;
4° een pedagogische eenheid vormt;
5° over voldoende leermiddelen en over een aangepaste onderwijsvoorziening beschikt;
6° aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake taalregeling in het onderwijs voldoet;
7° aan de bepalingen mbt de verloven en de cursussen voldoet;
8° een activiteitenplan of een studieprogramma volgt die door de Regering goedgekeurd zijn;
9° het maatschappelijk project verwezenlijkt en de ontwikkelingsdoelen en [1 en de in de referentiekaders beschreven competenties]1 bereikt in de vakken " moedertaal ", " eerste vreemde taal " en " wiskunde ";
10° zich aan het toezicht van het Ministerie onderwerpt wat de naleving der voorwaarden van de punten 1° tot 9° betreft.
11° [2 zich aan het toezicht onderwerpt dat georganiseerd wordt bij het decreet van 25 juni 2012 over [3 de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs]3.]2
Een school kan erkend worden als ze :
1° onder de verantwoordelijkheid van een inrichtende macht staat;
2° zich in lokalen bevindt die aan de criteria inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen;
3° uit een lagere school of uit een lagere school en een kleuterafdeling bestaat, gestructureerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs en van dit decreet;
4° een pedagogische eenheid vormt;
5° over voldoende leermiddelen en over een aangepaste onderwijsvoorziening beschikt;
6° aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake taalregeling in het onderwijs voldoet;
7° aan de bepalingen mbt de verloven en de cursussen voldoet;
8° een activiteitenplan of een studieprogramma volgt die door de Regering goedgekeurd zijn;
9° het maatschappelijk project verwezenlijkt en de ontwikkelingsdoelen en [1 en de in de referentiekaders beschreven competenties]1 bereikt in de vakken " moedertaal ", " eerste vreemde taal " en " wiskunde ";
10° zich aan het toezicht van het Ministerie onderwerpt wat de naleving der voorwaarden van de punten 1° tot 9° betreft.
11° [2 zich aan het toezicht onderwerpt dat georganiseerd wordt bij het decreet van 25 juni 2012 over [3 de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs]3.]2
Art.23. Conditions.
Une école peut être reconnue quand.
1° elle est sous la responsabilité d'un pouvoir organisateur;
2° elle est installée dans des locaux qui répondent aux critères d'hygiène, de sécurité et d'habitabilité;
3° elle comprend une école primaire ou une école primaire et une section maternelle, structurées conformément aux dispositions décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et du présent décret;
4° elle constitue une unité pédagogique;
5° elle dispose d'un matériel didactique suffisant et d'un équipement scolaire adapté;
6° elle satisfait aux dispositions légales et réglementaires concernant le régime linguistique dans l'enseignement;
7° elle satisfait aux dispositions relatives aux périodes de congé et de cours;
8° elle suit un plan d'activités ou un programme d'études approuvé par le Gouvernement;
9° elle réalise le projet de société et atteint les objectifs de développement et les [1 compétences décrites dans les référentiels de compétences pour les cours de la langue de l'enseignement]1 , de première langue étrangère et de mathématique;
10° elle se soumet au contrôle du Ministère en ce qui concerne le respect des conditions figurant aux points 1° à 9°.
11° [2 elle se soumet au contrôle organisé par le décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire et [3 , la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration]3.]2
Une école peut être reconnue quand.
1° elle est sous la responsabilité d'un pouvoir organisateur;
2° elle est installée dans des locaux qui répondent aux critères d'hygiène, de sécurité et d'habitabilité;
3° elle comprend une école primaire ou une école primaire et une section maternelle, structurées conformément aux dispositions décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et du présent décret;
4° elle constitue une unité pédagogique;
5° elle dispose d'un matériel didactique suffisant et d'un équipement scolaire adapté;
6° elle satisfait aux dispositions légales et réglementaires concernant le régime linguistique dans l'enseignement;
7° elle satisfait aux dispositions relatives aux périodes de congé et de cours;
8° elle suit un plan d'activités ou un programme d'études approuvé par le Gouvernement;
9° elle réalise le projet de société et atteint les objectifs de développement et les [1 compétences décrites dans les référentiels de compétences pour les cours de la langue de l'enseignement]1 , de première langue étrangère et de mathématique;
10° elle se soumet au contrôle du Ministère en ce qui concerne le respect des conditions figurant aux points 1° à 9°.
11° [2 elle se soumet au contrôle organisé par le décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire et [3 , la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration]3.]2
Art.24. Erkenningsprocedure.
De Regering kent de erkenning toe. Die geldt vanaf de eerste dag van een schooljaar en mag niet met terugwerkende kracht worden uitgesproken.
De Regering legt de erkenningsprocedure vast.
De Regering kent de erkenning toe. Die geldt vanaf de eerste dag van een schooljaar en mag niet met terugwerkende kracht worden uitgesproken.
De Regering legt de erkenningsprocedure vast.
Art.24. Procédure de reconnaissance.
Le Gouvernement octroie la reconnaissance. Elle vaut à partir du premier jour d'une année scolaire et ne peut être prononcée avec effet rétroactif.
Le Gouvernement détermine la procédure de reconnaissance.
Le Gouvernement octroie la reconnaissance. Elle vaut à partir du premier jour d'une année scolaire et ne peut être prononcée avec effet rétroactif.
Le Gouvernement détermine la procédure de reconnaissance.
Art.25. Intrekking van de erkenning.
De Regering kan de erkenning van een school of van een vestigingsplaats intrekken wanneer de school of vestigingsplaats één of meerdere voorwaarden van artikel 23 niet meer vervult.
De Regering bepaalt hoe de erkenning wordt ingetrokken. De procedure voorziet in voldoende beroepsmogelijkheden.
De Regering kan de erkenning van een school of van een vestigingsplaats intrekken wanneer de school of vestigingsplaats één of meerdere voorwaarden van artikel 23 niet meer vervult.
De Regering bepaalt hoe de erkenning wordt ingetrokken. De procedure voorziet in voldoende beroepsmogelijkheden.
Art.25. Rapport de la reconnaissance.
Le Gouvernement peut rapporter la reconnaissance d'une école ou d'une implantation lorsque l'école ou l'implantation ne remplit plus une ou plusieurs conditions de l'article 23.
Le Gouvernement détermine la procédure selon laquelle la reconnaissance est rapportée. La procédure prévoit suffisamment de possibilités de recours.
Le Gouvernement peut rapporter la reconnaissance d'une école ou d'une implantation lorsque l'école ou l'implantation ne remplit plus une ou plusieurs conditions de l'article 23.
Le Gouvernement détermine la procédure selon laquelle la reconnaissance est rapportée. La procédure prévoit suffisamment de possibilités de recours.
Art.26. Uitreiking van titels.
De inrichtende macht van een erkende school kan de eindgetuigschriften en studiebewijzen bedoeld in de artikelen 18 en 19 van rechtswege uitreiken.
De inrichtende macht van een erkende school kan de eindgetuigschriften en studiebewijzen bedoeld in de artikelen 18 en 19 van rechtswege uitreiken.
Art.26. Délivrance de titres.
Le pouvoir organisateur d'une école reconnue peut, de plein droit, délivrer les certificat et attestation prévus aux articles 18 et 19.
Le pouvoir organisateur d'une école reconnue peut, de plein droit, délivrer les certificat et attestation prévus aux articles 18 et 19.
Afdeling 2. - Werkingstoelagen.
Section 2. - Subsides de fonctionnement.
Art.27. Recht. Een school die, alhoewel zij niet door de Gemeenschap wordt georganiseerd, de voorwaarden van de eerste afdeling van dit hoofdstuk en de afdelingen 1 tot 3 van hoofdstuk V, alsmede alle voorwaarden van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs vervult, heeft recht op werkingstoelagen vanaf het begin van het schooljaar waarin ze deze voorwaarden vervult.
Art.27. Droit. Une école non organisée par la Communauté qui remplit les conditions de la première section du présent chapitre et du chapitre V, sections 1 à 3, ainsi que toutes les conditions du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires a droit à des subsides de fonctionnement dès le début de l'année scolaire où elle remplit ces conditions.
Art.28. Aanwending van de werkingstoelagen.
De werkingstoelagen worden aangewend om :
1° de werkings- en uitrustingskosten te dekken;
2° schoolboeken en materiaal aan te werven die kosteloos ter beschikking van de leerlingen worden gesteld;
3° gebouwen, lokalen, meubels en installaties te kopen of te huren;
4° herstellings- en onderhoudskosten te dragen alsmede om leningen terug te betalen die voor infrastructuurmaatregelen zijn aangegaan.
De werkingstoelagen worden aangewend om :
1° de werkings- en uitrustingskosten te dekken;
2° schoolboeken en materiaal aan te werven die kosteloos ter beschikking van de leerlingen worden gesteld;
3° gebouwen, lokalen, meubels en installaties te kopen of te huren;
4° herstellings- en onderhoudskosten te dragen alsmede om leningen terug te betalen die voor infrastructuurmaatregelen zijn aangegaan.
Art.28. Utilisation des subsides de fonctionnement.
Les subsides de fonctionnement sont utilisés.
1° pour couvrir des frais de fonctionnement et d'équipement;
2° pour acquérir des manuels scolaires et du matériel gratuitement mis à disposition des élèves;
3° pour acheter ou louer des bâtiments, des locaux, du mobilier et des installations;
4° pour supporter le coût de travaux de réparation et d'entretien ainsi que le remboursement d'emprunts contractés pour des mesures d'infrastructure.
Les subsides de fonctionnement sont utilisés.
1° pour couvrir des frais de fonctionnement et d'équipement;
2° pour acquérir des manuels scolaires et du matériel gratuitement mis à disposition des élèves;
3° pour acheter ou louer des bâtiments, des locaux, du mobilier et des installations;
4° pour supporter le coût de travaux de réparation et d'entretien ainsi que le remboursement d'emprunts contractés pour des mesures d'infrastructure.
Art.29. Uitbetalingsmodaliteiten.
Vanaf het begin van het begrotingsjaar worden de werkingstoelagen maandelijks aan de inrichtende machten vóór de 22ste in twaalfden uitbetaald.
Vanaf het begin van het begrotingsjaar worden de werkingstoelagen maandelijks aan de inrichtende machten vóór de 22ste in twaalfden uitbetaald.
Art.29. Modalités de liquidation.
Dès le début de l'année budgétaire, les subsides de fonctionnement sont liquidés mensuellement en douzièmes, pour le 22 de chaque mois, aux pouvoirs organisateurs.
Dès le début de l'année budgétaire, les subsides de fonctionnement sont liquidés mensuellement en douzièmes, pour le 22 de chaque mois, aux pouvoirs organisateurs.
Art.30. Bedrag van de werkingstoelagen
§ 1. Voor de kleuterafdelingen belopen de werkingstoelagen (euro 182) per leerling.
Als teldag voor de berekening geldt [3 30 september]3. Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen die tot die dag gedurende ten minste [2 5]2 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
§ 2. Voor de lagere scholen belopen de werkingstoelagen (euro 245) per leerling.
Als teldag voor de berekening geldt de [3 30 september]3. Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen [1 ...]1 , die een gewone lagere school bezoeken en ten minste 14 lestijden per week volgen.
§ 3. Voor de toezichten tijdens het middaguur, georganiseerd overeenkomstig artikel 77, § 1, verkrijgt de inrichtende macht per vestigingsplaats - voor de eerste begonnen groep van 75 regelmatige leerlingen - een vergoeding van (euro 8) voor de studiemeesters die houders zijn van een pedagogisch getuigschrift en van (euro 6) voor de studiemeesters die niet houders zijn van een pedagogisch getuigschrift.
Indien de school of, naargelang het geval, de vestigingsplaats meer dan 75 regelmatige leerlingen telt, heeft de inrichtende macht recht - voor elke verdere begonnen groep van 75 leerlingen - op een bijkomende toelage overeenstemmend met de bedragen vastgelegd in het eerste lid als zij bijkomende studiemeesters tot het toezicht tijdens het middaguur verplicht.
Als teldag voor de berekening geldt [3 30 september]3. In aanmerking worden genomen de leerlingen bedoeld in §§ 1 en 2.
(De Regering mag van het in de leden 1 en 2 bepaald aantal regelmatig ingeschreven leerlingen afwijken als geen voldoende toezicht mag worden gewaarborgd wegens de infrastructuur van een vestigingsplaats)
§ 4. (De in de §§ 1 tot 3 vastgelegde bedragen van de werkingstoelagen worden jaarlijks in september aan de ontwikkeling van het indexcijfer der consumptieprijzen (volledig index) aangepast.
Het indexcijfer van september 2001 (109,84) geldt als basisindexcijfer; geldt als nieuw index het indexcijfer van de maand september van het aanpassingsjaar.)
§ 1. Voor de kleuterafdelingen belopen de werkingstoelagen (euro 182) per leerling.
Als teldag voor de berekening geldt [3 30 september]3. Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen die tot die dag gedurende ten minste [2 5]2 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
§ 2. Voor de lagere scholen belopen de werkingstoelagen (euro 245) per leerling.
Als teldag voor de berekening geldt de [3 30 september]3. Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen [1 ...]1 , die een gewone lagere school bezoeken en ten minste 14 lestijden per week volgen.
§ 3. Voor de toezichten tijdens het middaguur, georganiseerd overeenkomstig artikel 77, § 1, verkrijgt de inrichtende macht per vestigingsplaats - voor de eerste begonnen groep van 75 regelmatige leerlingen - een vergoeding van (euro 8) voor de studiemeesters die houders zijn van een pedagogisch getuigschrift en van (euro 6) voor de studiemeesters die niet houders zijn van een pedagogisch getuigschrift.
Indien de school of, naargelang het geval, de vestigingsplaats meer dan 75 regelmatige leerlingen telt, heeft de inrichtende macht recht - voor elke verdere begonnen groep van 75 leerlingen - op een bijkomende toelage overeenstemmend met de bedragen vastgelegd in het eerste lid als zij bijkomende studiemeesters tot het toezicht tijdens het middaguur verplicht.
Als teldag voor de berekening geldt [3 30 september]3. In aanmerking worden genomen de leerlingen bedoeld in §§ 1 en 2.
(De Regering mag van het in de leden 1 en 2 bepaald aantal regelmatig ingeschreven leerlingen afwijken als geen voldoende toezicht mag worden gewaarborgd wegens de infrastructuur van een vestigingsplaats)
§ 4. (De in de §§ 1 tot 3 vastgelegde bedragen van de werkingstoelagen worden jaarlijks in september aan de ontwikkeling van het indexcijfer der consumptieprijzen (volledig index) aangepast.
Het indexcijfer van september 2001 (109,84) geldt als basisindexcijfer; geldt als nieuw index het indexcijfer van de maand september van het aanpassingsjaar.)
Art.30. Montant des subsides de fonctionnement
§ 1er. Pour les sections maternelles, le montant des subsides de fonctionnement s'élève à (182 euros) par élève.
Le jour de référence pour le calcul est le [3 30 septembre]3. Sont pris en considération les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'à ce jour, ont été présents pendant au moins [2 cinq]2 jours d'école à raison de demi-journées.
§ 2. Pour les écoles primaires, le montant des subsides de fonctionnement s'élève à (245 euro) par élève.
Le jour de référence pour le calcul est le [3 30 septembre]3. Sont pris en considération les élèves réguliers de l'enseignement primaire [1 ...]1 , qui fréquentent une école primaire ordinaire et suivent au moins 14 périodes de cours par semaine.
§ 3. Pour les surveillances du temps de midi, organisées conformément à l'article 77, § 1er, le pouvoir organisateur obtient par implantation - pour le premier groupe entamé de 75 élèves réguliers - une subvention de (8 euros) pour les surveillants titulaires d'un titre pédagogique ou de (6 euros) pour les surveillants non titulaires d'un titre pédagogique.
Si l'école ou, selon le cas, l'implantation compte plus de 75 élèves réguliers, le pouvoir organisateur a droit pour chaque autre groupe entamé de 75 élèves réguliers à un subside supplémentaire égal aux montants fixés au premier alinéa lorsqu'il oblige des surveillants supplémentaires à assurer les surveillances du temps de midi.
Le jour de référence pour le calcul est le [3 30 septembre]3. Sont pris en considération les élèves visés aux §§ 1er et 2.
(Le Gouvernement peut déroger à la règle relative au nombre d'élèves réguliers, tel que visé aux alinéas 1er et 2, lorsque la surveillance ne peut être suffisamment garantie en raison de l'infrastructure d'une implantation.)
§ 4. (Les montants des subventions de fonctionnement fixés aux §§ 1er à 3 sont adaptés annuellement au mois de septembre selon l'évolution de l'indice des prix à la consommation (indice complet).
L'indice du mois de septembre 2001 (109,84) sert d'indice de base; l'indice du mois de septembre de l'année d'adaptation sert de nouvel indice.)
§ 1er. Pour les sections maternelles, le montant des subsides de fonctionnement s'élève à (182 euros) par élève.
Le jour de référence pour le calcul est le [3 30 septembre]3. Sont pris en considération les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'à ce jour, ont été présents pendant au moins [2 cinq]2 jours d'école à raison de demi-journées.
§ 2. Pour les écoles primaires, le montant des subsides de fonctionnement s'élève à (245 euro) par élève.
Le jour de référence pour le calcul est le [3 30 septembre]3. Sont pris en considération les élèves réguliers de l'enseignement primaire [1 ...]1 , qui fréquentent une école primaire ordinaire et suivent au moins 14 périodes de cours par semaine.
§ 3. Pour les surveillances du temps de midi, organisées conformément à l'article 77, § 1er, le pouvoir organisateur obtient par implantation - pour le premier groupe entamé de 75 élèves réguliers - une subvention de (8 euros) pour les surveillants titulaires d'un titre pédagogique ou de (6 euros) pour les surveillants non titulaires d'un titre pédagogique.
Si l'école ou, selon le cas, l'implantation compte plus de 75 élèves réguliers, le pouvoir organisateur a droit pour chaque autre groupe entamé de 75 élèves réguliers à un subside supplémentaire égal aux montants fixés au premier alinéa lorsqu'il oblige des surveillants supplémentaires à assurer les surveillances du temps de midi.
Le jour de référence pour le calcul est le [3 30 septembre]3. Sont pris en considération les élèves visés aux §§ 1er et 2.
(Le Gouvernement peut déroger à la règle relative au nombre d'élèves réguliers, tel que visé aux alinéas 1er et 2, lorsque la surveillance ne peut être suffisamment garantie en raison de l'infrastructure d'une implantation.)
§ 4. (Les montants des subventions de fonctionnement fixés aux §§ 1er à 3 sont adaptés annuellement au mois de septembre selon l'évolution de l'indice des prix à la consommation (indice complet).
L'indice du mois de septembre 2001 (109,84) sert d'indice de base; l'indice du mois de septembre de l'année d'adaptation sert de nouvel indice.)
Afdeling 3. - Weddetoelagen.
Section 3. - Subventions-traitements.
Art.31. Recht. § 1. Een school die niet door de Gemeenschap wordt georganiseerd, heeft vanaf het begin van het schooljaar recht op weddetoelagen voor de personeelsleden van de categorieën " bestuurspersoneel " en " onderwijzend personeel "
1° wanneer de school de voorwaarden van de eerste afdeling van dit hoofdstuk en van de afdelingen 1 tot 3 van hoofdstuk V, alsmede alle voorwaarden van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs vervult;
2° wanneer het om personeelsleden gaat.
a) die Belg of burger van de Europese Unie zijn; de Regering kan een afwijking toestaan;
b) die de politieke en burgerlijke rechten genieten;
c) die houder zijn van een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen;
d) waarvan de gezondheidstoestand noch die van de leerlingen noch die van de andere personeelsleden in gevaar brengt;
e) die aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake taalregeling in het onderwijs voldoen;
f) die aangeworven of aangesteld zijn met inachtneming van de bepalingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling.
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn ook van toepassing op de personeelsleden van de categorie " administratief personeel " in het gesubsidieerd vrij onderwijs.
§ 3. De weddetoelagen worden maandelijks, rechtstreeks aan de personeelsleden van de gesubsidieerde scholen, uitbetaald.
1° wanneer de school de voorwaarden van de eerste afdeling van dit hoofdstuk en van de afdelingen 1 tot 3 van hoofdstuk V, alsmede alle voorwaarden van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs vervult;
2° wanneer het om personeelsleden gaat.
a) die Belg of burger van de Europese Unie zijn; de Regering kan een afwijking toestaan;
b) die de politieke en burgerlijke rechten genieten;
c) die houder zijn van een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen;
d) waarvan de gezondheidstoestand noch die van de leerlingen noch die van de andere personeelsleden in gevaar brengt;
e) die aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake taalregeling in het onderwijs voldoen;
f) die aangeworven of aangesteld zijn met inachtneming van de bepalingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling.
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn ook van toepassing op de personeelsleden van de categorie " administratief personeel " in het gesubsidieerd vrij onderwijs.
§ 3. De weddetoelagen worden maandelijks, rechtstreeks aan de personeelsleden van de gesubsidieerde scholen, uitbetaald.
Art.31. Droit. § 1. Une école non organisée par la Communauté a droit, dès le début de l'année scolaire, à des subventions-traitements pour les membres du personnel des catégories " personnel directeur " et " personnel enseignant "
1° lorsque l'école remplit les conditions de la première section du présent chapitre et du chapitre V, sections 1 à 3, ainsi que toutes les conditions du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
2° lorsqu'il s'agit de membres du personnel.
a) qui sont belges ou citoyens de l'Union européenne; le Gouvernement peut accorder une dérogation;
b) qui jouissent des droits civils et politiques;
c) qui sont titulaires d'un titre requis ou jugé suffisant en vertu des dispositions légales et réglementaires;
d) dont l'état de santé ne met en danger ni celui des élèves ni celui des autres membres du personnel;
e) qui satisfont aux dispositions légales et réglementaires concernant le régime linguistique dans l'enseignement;
f) qui ont été recrutés ou engagés dans le respect des dispositions relatives à la réaffectation et à la remise au travail.
§ 2. Les dispositions du § 1 sont également applicables aux membres du personnel de la catégorie " personnel administratif " dans l'enseignement libre subventionné.
§ 3. Les subventions-traitements sont liquidées mensuellement, directement aux membres du personnel des écoles subventionnées.
1° lorsque l'école remplit les conditions de la première section du présent chapitre et du chapitre V, sections 1 à 3, ainsi que toutes les conditions du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
2° lorsqu'il s'agit de membres du personnel.
a) qui sont belges ou citoyens de l'Union européenne; le Gouvernement peut accorder une dérogation;
b) qui jouissent des droits civils et politiques;
c) qui sont titulaires d'un titre requis ou jugé suffisant en vertu des dispositions légales et réglementaires;
d) dont l'état de santé ne met en danger ni celui des élèves ni celui des autres membres du personnel;
e) qui satisfont aux dispositions légales et réglementaires concernant le régime linguistique dans l'enseignement;
f) qui ont été recrutés ou engagés dans le respect des dispositions relatives à la réaffectation et à la remise au travail.
§ 2. Les dispositions du § 1 sont également applicables aux membres du personnel de la catégorie " personnel administratif " dans l'enseignement libre subventionné.
§ 3. Les subventions-traitements sont liquidées mensuellement, directement aux membres du personnel des écoles subventionnées.
HOOFDSTUK V. - Oprichting, handhaving en sluiting van scholen.
CHAPITRE V. - Création, maintien et fermeture d'écoles.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied van de normen.
Section 1. - Champ d'application des normes.
Art.32. Toepassingsgebied.
De normen vermeld in dit hoofdstuk gelden per school of vestigingsplaats, per taalsectie en onderwijsniveau.
De normen vermeld in dit hoofdstuk gelden per school of vestigingsplaats, per taalsectie en onderwijsniveau.
Art.32. Champ d'application.
Les normes énumérées dans le présent chapitre sont valables par école ou implantation, section linguistique et niveau d'enseignement.
Les normes énumérées dans le présent chapitre sont valables par école ou implantation, section linguistique et niveau d'enseignement.
Afdeling 2. - Oprichting.
Section 2. - Création.
Art.33. Oprichting van een lagere school.
§ 1. (Onverminderd artikel 3 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs) wordt een lagere school, wat het oprichtingsjaar betreft, vanaf de eerste dag van het schooljaar georganiseerd of gesubsidieerd, indien zij [1 op 30 september]1 ten minste (75 regelmatige leerlingen van het lager onderwijs telt [2 ...]2, waarbij de leerlingen die overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, een school naar vrije keuze in de gemeente hebben waar zich hun woonplaats of gewone verblijfplaats bevindt, bij de berekening van de norm slechts voor de school in aanmerking komen, die de dichtstbij gelegen school naar vrije keuze is).
Indien de lagere school de bepaalde norm niet bereikt, wordt ze [1 vanaf 1 oktober]1 gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de loon- en werkingskosten ontstaan [1 tot 30 september]1 ten laste van de inrichtende macht.
§ 2. Een lagere school opgericht overeenkomstig § 1 moet het tweede, derde en vierde jaar de bepaalde oprichtingsnorm bereiken. Als teldag geldt telkens [1 15 maart]1 van het voorafgaande schooljaar.
Indien de lagere school de bepaalde norm niet bereikt, wordt ze vanaf de eerste dag van het lopende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd.
§ 1. (Onverminderd artikel 3 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs) wordt een lagere school, wat het oprichtingsjaar betreft, vanaf de eerste dag van het schooljaar georganiseerd of gesubsidieerd, indien zij [1 op 30 september]1 ten minste (75 regelmatige leerlingen van het lager onderwijs telt [2 ...]2, waarbij de leerlingen die overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, een school naar vrije keuze in de gemeente hebben waar zich hun woonplaats of gewone verblijfplaats bevindt, bij de berekening van de norm slechts voor de school in aanmerking komen, die de dichtstbij gelegen school naar vrije keuze is).
Indien de lagere school de bepaalde norm niet bereikt, wordt ze [1 vanaf 1 oktober]1 gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de loon- en werkingskosten ontstaan [1 tot 30 september]1 ten laste van de inrichtende macht.
§ 2. Een lagere school opgericht overeenkomstig § 1 moet het tweede, derde en vierde jaar de bepaalde oprichtingsnorm bereiken. Als teldag geldt telkens [1 15 maart]1 van het voorafgaande schooljaar.
Indien de lagere school de bepaalde norm niet bereikt, wordt ze vanaf de eerste dag van het lopende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd.
Art.33. Création d'une école primaire.
§ 1er. (Sans préjudice de l'article 3 du décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l'emploi des langues dans l'enseignement,) une école primaire est, l'année de sa création, organisée ou subventionnée dès le premier jour de l'année scolaire si elle compte au [1 30 septembre]1 au moins (75 élèves primaires réguliers [2 ...]2; les élèves qui, dans la localité où se trouve leur domicile ou leur résidence habituelle, ont une école de libre choix conformément à l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, ne sont pris en compte que pour calculer la norme de l'école de libre choix la plus proche).
Si l'école primaire n'atteint pas la norme correspondante, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir [1 1er octobre]1. Dans ce cas, le pouvoir organisateur supporte les frais de traitement et de fonctionnement encourus jusqu'au [1 30 septembre]1.
§ 2. Une école primaire créée conformément au § 1er doit remplir la norme de création correspondante la deuxième, la troisième et la quatrième année de son existence. Le jour de référence est chaque fois le [1 15 mars]1 de l'année scolaire précédente.
Si l'école primaire n'atteint pas la norme correspondante, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir du premier jour de l'année scolaire en cours.
§ 1er. (Sans préjudice de l'article 3 du décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l'emploi des langues dans l'enseignement,) une école primaire est, l'année de sa création, organisée ou subventionnée dès le premier jour de l'année scolaire si elle compte au [1 30 septembre]1 au moins (75 élèves primaires réguliers [2 ...]2; les élèves qui, dans la localité où se trouve leur domicile ou leur résidence habituelle, ont une école de libre choix conformément à l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, ne sont pris en compte que pour calculer la norme de l'école de libre choix la plus proche).
Si l'école primaire n'atteint pas la norme correspondante, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir [1 1er octobre]1. Dans ce cas, le pouvoir organisateur supporte les frais de traitement et de fonctionnement encourus jusqu'au [1 30 septembre]1.
§ 2. Une école primaire créée conformément au § 1er doit remplir la norme de création correspondante la deuxième, la troisième et la quatrième année de son existence. Le jour de référence est chaque fois le [1 15 mars]1 de l'année scolaire précédente.
Si l'école primaire n'atteint pas la norme correspondante, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir du premier jour de l'année scolaire en cours.
Art.34. Oprichting van een kleuterafdeling.
§ 1. Een kleuterafdeling mag slechts als onderwijsniveau van een basisschool worden opgericht.
(Onverminderd artikel 3 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs) wordt een kleuterafdeling, tijdens het oprichtingsjaar, vanaf de eerste dag van het schooljaar georganiseerd resp. gesubsidieerd, indien zij [2 tot 30 september]2 (ten minste 25 leerlingen telt, waarbij de leerlingen die overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, een school naar vrije keuze in de gemeente hebben waar zich hun woonplaats of gewone verblijfplaats bevindt, bij de berekening van de norm slechts voor de school in aanmerking komen, die de dichtstbij gelegen school naar vrije keuze is). Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die hun woonplaats in België hebben en die, [2 tot 30 september]2, op de betrokken school gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen]1, aanwezig waren.
Indien de kleuterafdeling de voorwaarden vastgelegd in de leden 1 of 2 niet vervult, wordt ze [2 vanaf 1 oktober]2 gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de loon- en werkingskosten [2 tot 30 september]2 ten laste van de inrichtende macht.
§ 2. (Een kleuterafdeling opgericht overeenkomstig § 1 moet het tweede, derde en vierde jaar de bepaalde oprichtingsnorm bereiken. Worden in aanmerking genomen de in § 1 vermelde leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens [2 de maand maart]2 van het voorafgaande schooljaar gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren. [2 Als teldag voor de berekening geldt telkens 15 maart van het voorafgaande schooljaar.]2
Indien de kleuterafdeling de voorwaarde vastgelegd in het eerste lid niet vervult, wordt ze vanaf de eerste dag van het lopende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd.)
§ 1. Een kleuterafdeling mag slechts als onderwijsniveau van een basisschool worden opgericht.
(Onverminderd artikel 3 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs) wordt een kleuterafdeling, tijdens het oprichtingsjaar, vanaf de eerste dag van het schooljaar georganiseerd resp. gesubsidieerd, indien zij [2 tot 30 september]2 (ten minste 25 leerlingen telt, waarbij de leerlingen die overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, een school naar vrije keuze in de gemeente hebben waar zich hun woonplaats of gewone verblijfplaats bevindt, bij de berekening van de norm slechts voor de school in aanmerking komen, die de dichtstbij gelegen school naar vrije keuze is). Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die hun woonplaats in België hebben en die, [2 tot 30 september]2, op de betrokken school gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen]1, aanwezig waren.
Indien de kleuterafdeling de voorwaarden vastgelegd in de leden 1 of 2 niet vervult, wordt ze [2 vanaf 1 oktober]2 gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de loon- en werkingskosten [2 tot 30 september]2 ten laste van de inrichtende macht.
§ 2. (Een kleuterafdeling opgericht overeenkomstig § 1 moet het tweede, derde en vierde jaar de bepaalde oprichtingsnorm bereiken. Worden in aanmerking genomen de in § 1 vermelde leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens [2 de maand maart]2 van het voorafgaande schooljaar gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren. [2 Als teldag voor de berekening geldt telkens 15 maart van het voorafgaande schooljaar.]2
Indien de kleuterafdeling de voorwaarde vastgelegd in het eerste lid niet vervult, wordt ze vanaf de eerste dag van het lopende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd.)
Art.34. Création d'une section maternelle.
§ 1. Une section maternelle ne peut être créée qu'en tant que niveau d'enseignement d'une école fondamentale.
(Sans préjudice de l'article 3 du décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l'emploi des langues dans l'enseignement,) une section maternelle est, l'année de sa création, organisée ou subventionnée dès le premier jour de l'année scolaire si elle compte au [2 30 septembre]2 (au moins 25 élèves; les élèves qui, dans la localité où se trouve leur domicile ou leur résidence habituelle, ont une section maternelle de libre choix conformément à l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, n'étant pris en compte que pour calculer la norme de la section maternelle de libre choix la plus proche). Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel domiciliés en Belgique qui, [1 jusqu'au [2 30 septembre]2, ont été présents dans l'école concernée pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées]1.
Si la section maternelle ne remplit pas les conditions fixées aux alinéas 1 et 2, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir [1 du [2 1er octobre]2]1. Dans ce cas, le pouvoir organisateur supporte les frais de traitement et de fonctionnement [1 jusqu'au au [2 30 septembre]2]1.
§ 2. (Une section maternelle créée conformément au § 1er doit remplir la norme de création correspondante la deuxième, la troisième et la quatrième année de son existence. Sont pris en compte les élèves de l'enseignement maternel visés au § 1er qui, pendant [2 le mois de mars]2 de l'année scolaire précédente, ont été présents dans la section maternelle concernée pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées. [2 Le jour de référence est chaque fois le 15 mars de l'année scolaire précédente.]2
Si la section maternelle ne remplit pas la condition énoncée au premier alinéa, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir du premier jour de l'année scolaire en cours.)
§ 1. Une section maternelle ne peut être créée qu'en tant que niveau d'enseignement d'une école fondamentale.
(Sans préjudice de l'article 3 du décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l'emploi des langues dans l'enseignement,) une section maternelle est, l'année de sa création, organisée ou subventionnée dès le premier jour de l'année scolaire si elle compte au [2 30 septembre]2 (au moins 25 élèves; les élèves qui, dans la localité où se trouve leur domicile ou leur résidence habituelle, ont une section maternelle de libre choix conformément à l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, n'étant pris en compte que pour calculer la norme de la section maternelle de libre choix la plus proche). Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel domiciliés en Belgique qui, [1 jusqu'au [2 30 septembre]2, ont été présents dans l'école concernée pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées]1.
Si la section maternelle ne remplit pas les conditions fixées aux alinéas 1 et 2, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir [1 du [2 1er octobre]2]1. Dans ce cas, le pouvoir organisateur supporte les frais de traitement et de fonctionnement [1 jusqu'au au [2 30 septembre]2]1.
§ 2. (Une section maternelle créée conformément au § 1er doit remplir la norme de création correspondante la deuxième, la troisième et la quatrième année de son existence. Sont pris en compte les élèves de l'enseignement maternel visés au § 1er qui, pendant [2 le mois de mars]2 de l'année scolaire précédente, ont été présents dans la section maternelle concernée pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées. [2 Le jour de référence est chaque fois le 15 mars de l'année scolaire précédente.]2
Si la section maternelle ne remplit pas la condition énoncée au premier alinéa, elle est fermée ou n'est plus subsidiée à partir du premier jour de l'année scolaire en cours.)
Afdeling 3. - Sluiting en heropening.
Section 3. - Fermeture et réouverture.
Art.35. Sluiting en heropening van een lagere school
§ 1. [5 Onverminderd artikel 33 wordt een lagere school die ten laatste op [6 30 september]6 van het voorafgaande schooljaar geen twaalf regelmatige leerlingen telt, ten laatste op [6 30 september]6 van het daaropvolgende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd, behalve als ze op de [6 laatste schooldag voor 30 september]6 van het lopende schooljaar opnieuw ten minste twaalf regelmatige leerlingen telt. Als dit minimumaantal niet bereikt wordt, vallen de loon- en werkingskosten die tot [6 30 september]6 ontstaan zijn, ten laste van de inrichtende macht.]5
[4 ...]4
§ 2. Onverminderd artikel 33 kan een gesloten resp. niet meer gesubsidieerde lagere school, vanaf het tweede en binnen [2 drie jaar]2 na de sluiting, vanaf de eerste dag van het schooljaar weder geopend of gesubsidieerd worden, op voorwaarde dat zij [6 30 september]6 12 regelmatige leerlingen telt.
[4 ...]4
Indien de lagere school de overeenstemmende norm niet bereikt, wordt ze gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de loon- en werkingskosten, ontstaan [6 30 september]6, ten laste van de inrichtende macht.
[1 § 3. Tellen mee voor het in § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, vermelde minimale aantal leerlingen [3 de leerlingen die sinds ten minste drie maanden hun woonplaats hebben in één van de volgende gemeenten van het Duitse taalgebied]3 :
1. in de gemeente, waarin de betrokken school zich bevindt, of
2. in een andere gemeente, wanneer er in deze gemeente geen school van eigen keus is overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen en scholen voor onderwijs aan kinderen met specifieke behoeften, of
3. in een andere gemeente, wanneer er in deze gemeente een school is die echter niet de dichtstbijgelegen school van eigen keus overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 is [4 waarbij de leerlingen in dat geval, voor de berekening van de norm, alleen in aanmerking worden genomen voor de dichtstbijgelegen school naar vrije keuze]4.]1
[3 De duur van 3 maanden vermeld in het eerste lid kan worden ingekort, indien de leerling ten laatste [6 30 september]6 van het lopende schooljaar zijn woonplaats heeft in één van de in het eerste lid vermelde gemeenten en één van zijn ouders aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1. sinds ten minste twaalf maanden een aanvraag om bouwvergunning bij het gemeentebestuur hebben ingediend om een eigen huis in de gemeente in kwestie te bouwen;
2. het bewijs leveren dat hij/zij een eigen huis in de gemeente in kwestie bezit.]3
§ 1. [5 Onverminderd artikel 33 wordt een lagere school die ten laatste op [6 30 september]6 van het voorafgaande schooljaar geen twaalf regelmatige leerlingen telt, ten laatste op [6 30 september]6 van het daaropvolgende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd, behalve als ze op de [6 laatste schooldag voor 30 september]6 van het lopende schooljaar opnieuw ten minste twaalf regelmatige leerlingen telt. Als dit minimumaantal niet bereikt wordt, vallen de loon- en werkingskosten die tot [6 30 september]6 ontstaan zijn, ten laste van de inrichtende macht.]5
[4 ...]4
§ 2. Onverminderd artikel 33 kan een gesloten resp. niet meer gesubsidieerde lagere school, vanaf het tweede en binnen [2 drie jaar]2 na de sluiting, vanaf de eerste dag van het schooljaar weder geopend of gesubsidieerd worden, op voorwaarde dat zij [6 30 september]6 12 regelmatige leerlingen telt.
[4 ...]4
Indien de lagere school de overeenstemmende norm niet bereikt, wordt ze gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de loon- en werkingskosten, ontstaan [6 30 september]6, ten laste van de inrichtende macht.
[1 § 3. Tellen mee voor het in § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, vermelde minimale aantal leerlingen [3 de leerlingen die sinds ten minste drie maanden hun woonplaats hebben in één van de volgende gemeenten van het Duitse taalgebied]3 :
1. in de gemeente, waarin de betrokken school zich bevindt, of
2. in een andere gemeente, wanneer er in deze gemeente geen school van eigen keus is overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen en scholen voor onderwijs aan kinderen met specifieke behoeften, of
3. in een andere gemeente, wanneer er in deze gemeente een school is die echter niet de dichtstbijgelegen school van eigen keus overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 is [4 waarbij de leerlingen in dat geval, voor de berekening van de norm, alleen in aanmerking worden genomen voor de dichtstbijgelegen school naar vrije keuze]4.]1
[3 De duur van 3 maanden vermeld in het eerste lid kan worden ingekort, indien de leerling ten laatste [6 30 september]6 van het lopende schooljaar zijn woonplaats heeft in één van de in het eerste lid vermelde gemeenten en één van zijn ouders aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1. sinds ten minste twaalf maanden een aanvraag om bouwvergunning bij het gemeentebestuur hebben ingediend om een eigen huis in de gemeente in kwestie te bouwen;
2. het bewijs leveren dat hij/zij een eigen huis in de gemeente in kwestie bezit.]3
Modifications
Art.35. Fermeture et réouverture d'une école primaire
§ 1er. [5 Sans préjudice de l'article 33, une école primaire qui, le [6 30 septembre]6 de l'année précédente, ne compte pas 12 élèves primaires régulièrement inscrits, sera fermée ou ne sera plus subsidiée au plus tard le [6 30 septembre]6 de l'année scolaire suivante, à moins qu'elle compte à nouveau au moins 12 élèves réguliers le [6 dernier jour d'école précédent le 30 septembre]6 de l'année scolaire en cours. Si cette norme n'est pas atteinte, le pouvoir organisateur supportera les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'au[6 30 septembre]6]5
[4 ...]4
§ 2. Sans préjudice de l'article 33, une école primaire qui a été fermée ou n'a plus été subsidiée peut, à partir de la deuxième année et dans les [2 trois ans]2 de sa fermeture, être rouverte ou à nouveau subsidiée dès le premier jour de l'année scolaire dans la mesure où elle compte 12 élèves réguliers au [6 30 septembre]6
[4 ...]4
Si l'école primaire n'atteint pas cette norme, elle est fermée ou n'est plus subsidiée, selon le cas. Le pouvoir organisateur supportera alors les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'[5 au [6 30 septembre]6]5.
[1 § 3. Comptent pour les nombres minimaux d'élèves mentionnés au § 1, alinéa 1 et au § 2, alinéa 1, [3 les élèves qui sont domiciliés depuis trois mois au moins en région de langue allemande, et ce dans l'une des localités suivantes]3 :
1. dans la localité où se situe l'école concernée, ou
2. dans une autre localité, si la localité du domicile ne possède aucune école à pédagogie nouvelle au sens de l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spéciales, ou
3. dans une autre localité, s'il y a, dans cette autre localité, une école qui n'est pas l'école à pédagogie nouvelle la plus proche aux termes de l'article 24 du même décret du 31 août 1998 [4 , dans ce cas, les élèves ne sont pris en compte que pour calculer la norme de l'école de libre choix la plus proche]4.]1
[3 La durée de trois mois mentionnée au premier alinéa peut être réduite lorsque l'élève, au plus tard le [6 30 septembre]6 de l'année scolaire en cours, est domicilié dans l'une des localités mentionnées au premier alinéa et qu'un de ses parents remplit l'une des conditions suivantes :
1° il a, depuis au moins 12 mois, introduit auprès de l'administration communale une demande de permis de bâtir son propre logement dans la localité concernée;
2° il produit un titre de propriété pour son propre logement situé dans la localité en question.]3
§ 1er. [5 Sans préjudice de l'article 33, une école primaire qui, le [6 30 septembre]6 de l'année précédente, ne compte pas 12 élèves primaires régulièrement inscrits, sera fermée ou ne sera plus subsidiée au plus tard le [6 30 septembre]6 de l'année scolaire suivante, à moins qu'elle compte à nouveau au moins 12 élèves réguliers le [6 dernier jour d'école précédent le 30 septembre]6 de l'année scolaire en cours. Si cette norme n'est pas atteinte, le pouvoir organisateur supportera les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'au[6 30 septembre]6]5
[4 ...]4
§ 2. Sans préjudice de l'article 33, une école primaire qui a été fermée ou n'a plus été subsidiée peut, à partir de la deuxième année et dans les [2 trois ans]2 de sa fermeture, être rouverte ou à nouveau subsidiée dès le premier jour de l'année scolaire dans la mesure où elle compte 12 élèves réguliers au [6 30 septembre]6
[4 ...]4
Si l'école primaire n'atteint pas cette norme, elle est fermée ou n'est plus subsidiée, selon le cas. Le pouvoir organisateur supportera alors les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'[5 au [6 30 septembre]6]5.
[1 § 3. Comptent pour les nombres minimaux d'élèves mentionnés au § 1, alinéa 1 et au § 2, alinéa 1, [3 les élèves qui sont domiciliés depuis trois mois au moins en région de langue allemande, et ce dans l'une des localités suivantes]3 :
1. dans la localité où se situe l'école concernée, ou
2. dans une autre localité, si la localité du domicile ne possède aucune école à pédagogie nouvelle au sens de l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spéciales, ou
3. dans une autre localité, s'il y a, dans cette autre localité, une école qui n'est pas l'école à pédagogie nouvelle la plus proche aux termes de l'article 24 du même décret du 31 août 1998 [4 , dans ce cas, les élèves ne sont pris en compte que pour calculer la norme de l'école de libre choix la plus proche]4.]1
[3 La durée de trois mois mentionnée au premier alinéa peut être réduite lorsque l'élève, au plus tard le [6 30 septembre]6 de l'année scolaire en cours, est domicilié dans l'une des localités mentionnées au premier alinéa et qu'un de ses parents remplit l'une des conditions suivantes :
1° il a, depuis au moins 12 mois, introduit auprès de l'administration communale une demande de permis de bâtir son propre logement dans la localité concernée;
2° il produit un titre de propriété pour son propre logement situé dans la localité en question.]3
Modifications
Art.36. Sluiting en heropening van een kleuterafdeling
§ 1. [3 Een kleuterafdeling die op [4 30 september]4 van het voorafgaande schooljaar geen zes leerlingen telt, wordt ten laatste op [4 30 september]4 van het daaropvolgende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd, behalve als ze op de [4 laatste schooldag voor 30 september]4 ten minste zes regelmatige leerlingen telt. Als dit minimumaantal niet bereikt wordt, vallen de loon- en werkingskosten die tot [4 30 september]4 ontstaan zijn, ten laste van de inrichtende macht.]3
[2 De berekening wordt gebaseerd op de regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die [4 30 september]4 gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]2
§ 2. Onverminderd artikel 34 kan een gesloten resp. niet meer gesubsidieerde kleuterafdeling vanaf het tweede en binnen [1 drie jaar]1 na de sluiting, vanaf de eerste dag van het schooljaar weder geopend of gesubsidieerd worden, op voorwaarde dat zij [4 30 september]4 ten minste 6 leerlingen telt.
Indien de kleuterafdeling de voorwaarde vastgelegd in het eerste lid niet vervult, wordt ze gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de bon- en werkingskosten, ontstaan [4 30 september]4, ten laste van de inrichtende macht.
[2 De berekening wordt gebaseerd op de regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die [3 tot [4 30 september]4, op de betrokken school gedurende minstens vijf schooldagen]3, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]2
[2 § 2.1. Voor het minimumaantal leerlingen bedoeld in § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, wordt rekening gehouden met de leerlingen in het kleuteronderwijs die sinds ten minste drie maanden hun woonplaats hebben in een van de volgende gemeenten van het Duitse taalgebied :
1° in de gemeente waar de betrokken school zich bevindt of
2° in een andere gemeente wanneer in die gemeente geen school naar vrije keuze bestaat overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, of
3° in een andere gemeente, wanneer er in die gemeente wel een school is, maar niet de dichtstbijgelegen school naar vrije keuze overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998, waarbij de leerlingen in dat geval, voor de berekening van de norm, alleen in aanmerking worden genomen voor de dichtstbijgelegen school naar vrije keuze.
De duur van drie maanden vermeld in het eerste lid kan worden ingekort, indien de leerling in het kleuteronderwijs ten laatste [4 30 september]4 van het lopende schooljaar zijn woonplaats heeft in één van de in het eerste lid vermelde gemeenten en één van zijn ouders aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1° sinds ten minste twaalf maanden een aanvraag om bouwvergunning bij het gemeentebestuur hebben ingediend om een eigen huis in de betrokken gemeente te bouwen;
2° het bewijs leveren dat hij/zij een eigen huis in de betrokken gemeente bezit.]2
§ 3. In afwijking van [2 § 2.1, eerste lid,]2 worden ook de leerlingen in aanmerking genomen die hun woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse of binnenlandse publiekrechtelijke gebiedsomschrijving hebben, indien deze evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterafdeling moet dragen; die kostenbijdrage moet in een geschreven overeenkomst vastgelegd zijn.
§ 1. [3 Een kleuterafdeling die op [4 30 september]4 van het voorafgaande schooljaar geen zes leerlingen telt, wordt ten laatste op [4 30 september]4 van het daaropvolgende schooljaar gesloten resp. niet meer gesubsidieerd, behalve als ze op de [4 laatste schooldag voor 30 september]4 ten minste zes regelmatige leerlingen telt. Als dit minimumaantal niet bereikt wordt, vallen de loon- en werkingskosten die tot [4 30 september]4 ontstaan zijn, ten laste van de inrichtende macht.]3
[2 De berekening wordt gebaseerd op de regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die [4 30 september]4 gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]2
§ 2. Onverminderd artikel 34 kan een gesloten resp. niet meer gesubsidieerde kleuterafdeling vanaf het tweede en binnen [1 drie jaar]1 na de sluiting, vanaf de eerste dag van het schooljaar weder geopend of gesubsidieerd worden, op voorwaarde dat zij [4 30 september]4 ten minste 6 leerlingen telt.
Indien de kleuterafdeling de voorwaarde vastgelegd in het eerste lid niet vervult, wordt ze gesloten resp. niet meer gesubsidieerd. In dit geval vallen de bon- en werkingskosten, ontstaan [4 30 september]4, ten laste van de inrichtende macht.
[2 De berekening wordt gebaseerd op de regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die [3 tot [4 30 september]4, op de betrokken school gedurende minstens vijf schooldagen]3, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]2
[2 § 2.1. Voor het minimumaantal leerlingen bedoeld in § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, wordt rekening gehouden met de leerlingen in het kleuteronderwijs die sinds ten minste drie maanden hun woonplaats hebben in een van de volgende gemeenten van het Duitse taalgebied :
1° in de gemeente waar de betrokken school zich bevindt of
2° in een andere gemeente wanneer in die gemeente geen school naar vrije keuze bestaat overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, of
3° in een andere gemeente, wanneer er in die gemeente wel een school is, maar niet de dichtstbijgelegen school naar vrije keuze overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998, waarbij de leerlingen in dat geval, voor de berekening van de norm, alleen in aanmerking worden genomen voor de dichtstbijgelegen school naar vrije keuze.
De duur van drie maanden vermeld in het eerste lid kan worden ingekort, indien de leerling in het kleuteronderwijs ten laatste [4 30 september]4 van het lopende schooljaar zijn woonplaats heeft in één van de in het eerste lid vermelde gemeenten en één van zijn ouders aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1° sinds ten minste twaalf maanden een aanvraag om bouwvergunning bij het gemeentebestuur hebben ingediend om een eigen huis in de betrokken gemeente te bouwen;
2° het bewijs leveren dat hij/zij een eigen huis in de betrokken gemeente bezit.]2
§ 3. In afwijking van [2 § 2.1, eerste lid,]2 worden ook de leerlingen in aanmerking genomen die hun woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse of binnenlandse publiekrechtelijke gebiedsomschrijving hebben, indien deze evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterafdeling moet dragen; die kostenbijdrage moet in een geschreven overeenkomst vastgelegd zijn.
Art.36. Fermeture et réouverture d'une section maternelle
§ 1er. [3 Une section maternelle qui, le [4 30 septembre]4 de l'année scolaire précédente, ne compte pas 6 élèves, sera fermée ou ne sera plus subsidiée au plus tard le [4 30 septembre]4 de l'année scolaire suivante, à moins qu'elle compte à nouveau au moins 6 élèves réguliers le [4 dernier jour d'école précédant le 30 septembre]4. Si cette norme n'est pas atteinte, le pouvoir organisateur supportera les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'au [4 30 septembre]4]3
[2 Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui [3 jusqu'au [4 30 septembre]4]3 ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]2
§ 2. Sans préjudice de l'article 34, une section maternelle qui a été fermée ou n'a plus été subsidiée peut, à partir de la deuxième année et dans les [1 trois ans]1 de sa fermeture, être rouverte ou à nouveau subsidiée dès le premier jour de l'année scolaire dans la mesure où elle compte 6 élèves le [4 30 septembre]4-3.
Si la section maternelle ne remplit pas la condition énoncée au premier alinéa, elle est fermée ou n'est plus subsidiée, selon le cas. Le pouvoir organisateur supportera alors les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'[3 au [4 30 septembre]4]3.
[2 Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'[3 au [4 30 septembre]4, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école]3 à raison de demi-journées.]2
[2 § 2.1. Sont pris en considération pour la norme mentionnée aux § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er, les élèves de l'enseignement maternel qui sont domiciliés depuis trois mois au moins en région de langue allemande, et ce dans l'une des localités suivantes :
1° dans la localité où se situe l'école concernée, ou
2° dans une autre localité, si cette localité ne compte pas d'école de libre choix conformément à l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, ou
3° dans une autre localité, si cette localité compte une école qui n'est pas l'école de libre choix la plus proche conformément à l'article 24 du même décret du 31 août 1998; dans ce cas, les élèves de l'enseignement maternel ne sont pris en compte que pour calculer la norme de l'école de libre choix la plus proche.
La durée de trois mois mentionnée au premier alinéa peut être réduite lorsque l'élève de l'enseignement maternel, au plus tard le [3 [4 30 septembre]4]3 de l'année scolaire en cours, est domicilié dans l'une des localités mentionnées au premier alinéa et qu'un parent de cet élève remplit l'une des conditions suivantes :
1° il a introduit une demande de permis de bâtir son propre logement depuis au moins douze mois dans la localité concernée;
2° il peut produire un titre de propriété pour son propre logement situé dans la localité en question.]2
§ 3. Par dérogation au [2 § 2.1, alinéa 1er,]2 sont également pris en considération les élèves dont le domicile relève d'une entité territoriale belge ou étrangère de droit public, si cette entité territoriale participe proportionnellement aux frais de personnel et de fonctionnement engendrés pour la Communauté germanophone par cette section maternelle, à condition que cette participation fasse l'objet d'une convention écrite.
§ 1er. [3 Une section maternelle qui, le [4 30 septembre]4 de l'année scolaire précédente, ne compte pas 6 élèves, sera fermée ou ne sera plus subsidiée au plus tard le [4 30 septembre]4 de l'année scolaire suivante, à moins qu'elle compte à nouveau au moins 6 élèves réguliers le [4 dernier jour d'école précédant le 30 septembre]4. Si cette norme n'est pas atteinte, le pouvoir organisateur supportera les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'au [4 30 septembre]4]3
[2 Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui [3 jusqu'au [4 30 septembre]4]3 ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]2
§ 2. Sans préjudice de l'article 34, une section maternelle qui a été fermée ou n'a plus été subsidiée peut, à partir de la deuxième année et dans les [1 trois ans]1 de sa fermeture, être rouverte ou à nouveau subsidiée dès le premier jour de l'année scolaire dans la mesure où elle compte 6 élèves le [4 30 septembre]4-3.
Si la section maternelle ne remplit pas la condition énoncée au premier alinéa, elle est fermée ou n'est plus subsidiée, selon le cas. Le pouvoir organisateur supportera alors les traitements et coûts de fonctionnement engagés jusqu'[3 au [4 30 septembre]4]3.
[2 Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'[3 au [4 30 septembre]4, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école]3 à raison de demi-journées.]2
[2 § 2.1. Sont pris en considération pour la norme mentionnée aux § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er, les élèves de l'enseignement maternel qui sont domiciliés depuis trois mois au moins en région de langue allemande, et ce dans l'une des localités suivantes :
1° dans la localité où se situe l'école concernée, ou
2° dans une autre localité, si cette localité ne compte pas d'école de libre choix conformément à l'article 24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, ou
3° dans une autre localité, si cette localité compte une école qui n'est pas l'école de libre choix la plus proche conformément à l'article 24 du même décret du 31 août 1998; dans ce cas, les élèves de l'enseignement maternel ne sont pris en compte que pour calculer la norme de l'école de libre choix la plus proche.
La durée de trois mois mentionnée au premier alinéa peut être réduite lorsque l'élève de l'enseignement maternel, au plus tard le [3 [4 30 septembre]4]3 de l'année scolaire en cours, est domicilié dans l'une des localités mentionnées au premier alinéa et qu'un parent de cet élève remplit l'une des conditions suivantes :
1° il a introduit une demande de permis de bâtir son propre logement depuis au moins douze mois dans la localité concernée;
2° il peut produire un titre de propriété pour son propre logement situé dans la localité en question.]2
§ 3. Par dérogation au [2 § 2.1, alinéa 1er,]2 sont également pris en considération les élèves dont le domicile relève d'une entité territoriale belge ou étrangère de droit public, si cette entité territoriale participe proportionnellement aux frais de personnel et de fonctionnement engendrés pour la Communauté germanophone par cette section maternelle, à condition que cette participation fasse l'objet d'une convention écrite.
Afdeling 4. - [1 Fusie, herstructurering en samenvoeging]1
Section 4. - [1 Fusion, restructuration et regroupement]1
Onderafdeling 1. - Fusie.
Sous-section 1. - Fusion.
Art.37. Definitie.
Een fusie van scholen kan volgende vormen hebben :
1° samenvoeging van twee of meerdere gelijktijdig gesloten scholen tot een nieuwe school onder het gezag van één schoolhoofd;
2° samenvoeging van twee of meerdere scholen tot een nieuwe school onder het gezag van één schoolhoofd, waarbij één van de scholen blijft bestaan en de andere school (scholen) overneemt;
Een fusie van scholen kan volgende vormen hebben :
1° samenvoeging van twee of meerdere gelijktijdig gesloten scholen tot een nieuwe school onder het gezag van één schoolhoofd;
2° samenvoeging van twee of meerdere scholen tot een nieuwe school onder het gezag van één schoolhoofd, waarbij één van de scholen blijft bestaan en de andere school (scholen) overneemt;
Art.37. Définition.
Une fusion d'écoles peut revêtir les formes suivantes :
1° la fusion de deux ou plusieurs écoles fermées simultanément en une nouvelle école placée sous la direction d'un chef d'établissement;
2° la fusion de deux ou plusieurs écoles en une école placée sous la direction d'un chef d'établissement, l'une des écoles continuant d'exister et reprenant une ou plusieurs autres écoles.
Une fusion d'écoles peut revêtir les formes suivantes :
1° la fusion de deux ou plusieurs écoles fermées simultanément en une nouvelle école placée sous la direction d'un chef d'établissement;
2° la fusion de deux ou plusieurs écoles en une école placée sous la direction d'un chef d'établissement, l'une des écoles continuant d'exister et reprenant une ou plusieurs autres écoles.
Art.38. Modaliteiten voor de fusie.
§ 1. (Elke school kan met één of meer andere scholen gefusioneerd worden. Fusies van scholen treden op de eerste dag van een schooljaar in werking zonder terugwerkende kracht.)
Voor de toepassing van afdeling 2 van dit hoofdstuk wordt een door fusie ontstane school niet als nieuwe school beschouwd.
§ 2. Bij fusie van scholen kan de Regering jaarlijks en voor ten hoogste vier schooljaren van de bepalingen van hoofdstuk VI afwijken. De afwijking mag echter nooit tot gevolg hebben dat het betrekkingenpakket overschreden wordt dat voor de door de fusie betrokken scholen met toepassing van hoofdstuk VI in de loop van het schooljaar vóór de fusie bepaald werd.
§ 1. (Elke school kan met één of meer andere scholen gefusioneerd worden. Fusies van scholen treden op de eerste dag van een schooljaar in werking zonder terugwerkende kracht.)
Voor de toepassing van afdeling 2 van dit hoofdstuk wordt een door fusie ontstane school niet als nieuwe school beschouwd.
§ 2. Bij fusie van scholen kan de Regering jaarlijks en voor ten hoogste vier schooljaren van de bepalingen van hoofdstuk VI afwijken. De afwijking mag echter nooit tot gevolg hebben dat het betrekkingenpakket overschreden wordt dat voor de door de fusie betrokken scholen met toepassing van hoofdstuk VI in de loop van het schooljaar vóór de fusie bepaald werd.
Art.38. Modalités de la fusion.
§ 1. (Chaque école peut fusionner avec une ou plusieurs autres. Une fusion d'écoles entre en vigueur le premier jour de l'année scolaire sans effet rétroactif.)
Pour l'application de la section 2 du présent chapitre, une école résultant d'une fusion ne vaut pas comme école nouvellement fondée.
§ 2. En cas de fusion d'écoles, le Gouvernement peut déroger annuellement et pour quatre années scolaires au plus aux dispositions du chapitre VI. La dérogation ne peut toutefois avoir pour conséquence que le capital emplois dépasse celui déterminé en application du chapitre VI pour les écoles concernées par la fusion au cours de l'année scolaire précédant celle-ci.
§ 1. (Chaque école peut fusionner avec une ou plusieurs autres. Une fusion d'écoles entre en vigueur le premier jour de l'année scolaire sans effet rétroactif.)
Pour l'application de la section 2 du présent chapitre, une école résultant d'une fusion ne vaut pas comme école nouvellement fondée.
§ 2. En cas de fusion d'écoles, le Gouvernement peut déroger annuellement et pour quatre années scolaires au plus aux dispositions du chapitre VI. La dérogation ne peut toutefois avoir pour conséquence que le capital emplois dépasse celui déterminé en application du chapitre VI pour les écoles concernées par la fusion au cours de l'année scolaire précédant celle-ci.
Onderafdeling 2. - Herstructurering.
Sous-section 2. - Restructuration.
Art.39. Principe. Inrichtende machten kunnen één of meer van hun scholen bestaande op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet, binnen de grenzen van de gemeente(n) waar ze gelegen zijn, herstructureren. De oprichtingsnormen vastgelegd in de artikelen 33 en 34 zijn niet van toepassing.
Art.39. Principe. Les pouvoirs organisateurs peuvent, dans les limites de la commune où elle(s) est (sont) située(s), " restructurer " une ou plusieurs de leurs écoles existant au jour de l'entrée en vigueur du présent décret. Les normes de création fixées aux articles 33 et 34 ne sont pas d'application.
Art.40. Voorwaarden.
Een herstructurering kan onder volgende voorwaarden gebeuren :
1° [1 ze kan niet leiden tot een toename van het aantal scholen of vestigingsplaatsen bestaande op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet, behalve als de Regering ermee instemt;]1
2° de normen vermeld in de [2 artikelen 35, § 1]2, lid 1 en 36, § 1, lid 1 moeten bereikt worden.
[1 ...]1
[1 ...]1
Een herstructurering kan onder volgende voorwaarden gebeuren :
1° [1 ze kan niet leiden tot een toename van het aantal scholen of vestigingsplaatsen bestaande op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet, behalve als de Regering ermee instemt;]1
2° de normen vermeld in de [2 artikelen 35, § 1]2, lid 1 en 36, § 1, lid 1 moeten bereikt worden.
[1 ...]1
[1 ...]1
Art.40. Conditions.
Une restructuration peut être opérée aux conditions suivantes :
1° [1 elle ne peut entraîner une augmentation du nombre d'écoles ou d'implantations existant au jour d'entrée en vigueur du présent décret, sauf accord du Gouvernement;]1
2° les normes figurant aux [2 articles 35, § 1er]2, alinéa 1 et 36, § 1, alinéa 1 doivent être atteintes.
[1 ...]1
[1 ...]1
Une restructuration peut être opérée aux conditions suivantes :
1° [1 elle ne peut entraîner une augmentation du nombre d'écoles ou d'implantations existant au jour d'entrée en vigueur du présent décret, sauf accord du Gouvernement;]1
2° les normes figurant aux [2 articles 35, § 1er]2, alinéa 1 et 36, § 1, alinéa 1 doivent être atteintes.
[1 ...]1
[1 ...]1
Onderafdeling 3. [1 - Samenvoeging]1
Sous-section 3. [1 - Regroupement]1
Art. 40.1. [1 Definitie.
Er is sprake van een samenvoeging op gemeenschappelijke pedagogische basis wanneer scholen met verschillende schoolvormen met instemming van de inrichtende macht(en) en met toestemming van de Regering besluiten om een fusie aan te gaan om een gemeenschappelijke campus op te richten.]1
Er is sprake van een samenvoeging op gemeenschappelijke pedagogische basis wanneer scholen met verschillende schoolvormen met instemming van de inrichtende macht(en) en met toestemming van de Regering besluiten om een fusie aan te gaan om een gemeenschappelijke campus op te richten.]1
Art. 40.1. [1 - Définition.
Il y a regroupement sur base pédagogique commune lorsque des écoles ayant des formes scolaires différentes décident de fusionner pour créer un campus commun, et ce moyennant l'accord du ou des pouvoirs organisateurs, selon le cas, et l'approbation du Gouvernement.]1
Il y a regroupement sur base pédagogique commune lorsque des écoles ayant des formes scolaires différentes décident de fusionner pour créer un campus commun, et ce moyennant l'accord du ou des pouvoirs organisateurs, selon le cas, et l'approbation du Gouvernement.]1
Art. 40.2. [1 Nadere regels voor de samenvoeging.
In geval van samenvoeging van scholen op gemeenschappelijke pedagogische basis kan de Regering jaarlijks en voor ten hoogste vier schooljaren van de bepalingen van hoofdstuk VI afwijken. De afwijking mag echter niet tot gevolg hebben dat het betrekkingenpakket dat voor de betrokken scholen met toepassing van hoofdstuk VI in de loop van het schooljaar vóór de samenvoeging vastgelegd werd, overschreden wordt.]1
In geval van samenvoeging van scholen op gemeenschappelijke pedagogische basis kan de Regering jaarlijks en voor ten hoogste vier schooljaren van de bepalingen van hoofdstuk VI afwijken. De afwijking mag echter niet tot gevolg hebben dat het betrekkingenpakket dat voor de betrokken scholen met toepassing van hoofdstuk VI in de loop van het schooljaar vóór de samenvoeging vastgelegd werd, overschreden wordt.]1
Art. 40.2. [1 - Modalités relatives au regroupement.
En cas de regroupement d'écoles sur base pédagogique commune, le Gouvernement peut déroger chaque année aux dispositions du chapitre VI pour une durée de quatre ans au plus. La dérogation ne peut toutefois avoir pour conséquence que le capital emploi dépasse celui qui, l'année scolaire précédant le regroupement, a été déterminé en application du chapitre VI pour chaque école concernée avant le regroupement.]1
En cas de regroupement d'écoles sur base pédagogique commune, le Gouvernement peut déroger chaque année aux dispositions du chapitre VI pour une durée de quatre ans au plus. La dérogation ne peut toutefois avoir pour conséquence que le capital emploi dépasse celui qui, l'année scolaire précédant le regroupement, a été déterminé en application du chapitre VI pour chaque école concernée avant le regroupement.]1
Art.41. Inwerkingtreding.
De herstructurering treedt in werking op de eerste dag van een schooljaar en niet met terugwerkende kracht.
De herstructurering treedt in werking op de eerste dag van een schooljaar en niet met terugwerkende kracht.
Art.41. Entrée en vigueur.
La restructuration entre en vigueur au premier jour d'une année scolaire et non rétroactivement.
La restructuration entre en vigueur au premier jour d'une année scolaire et non rétroactivement.
HOOFDSTUK VI. - Berekening van het aantal betrekkingen.
CHAPITRE VI. - Calcul du nombre d'emplois.
Afdeling 1. - Schoolleiding en administratief personeel.
Section 1. - Direction d'école et personnel administratif.
Onderafdeling 1. - Principe.
Sous-section 1. - Principe.
Art.42. Schoolhoofd.
§ 1. Per school wordt een betrekking als schoolhoofd georganiseerd of gesubsidieerd.
Volgens het aantal leerlingen wordt het schoolhoofd geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van het houden van een klas. Te dien einde verkrijgt de inrichtende macht, voor de betrokken school en naargelang de schoolbevolking, het volgende aantal betrekkingen :
[3 1° van 50 tot 99 leerlingen: een halve betrekking;
2° van 100 tot 149 leerlingen: een 3/4-betrekking;
3° vanaf 150 leerlingen: een voltijdse betrekking.]3
4° [3 ...]3.
(In afwijking van lid 2 wordt een inrichtingshoofd geheel van zijn onderwijsopdracht bevrijd en verkrijgt de inrichtende macht een voltijdse betrekking, als de school ten minste [1 125]1 leerlingen telt en ten minste drie vestigingen omvat.)
§ 2. [2 ...]2
§ 1. Per school wordt een betrekking als schoolhoofd georganiseerd of gesubsidieerd.
Volgens het aantal leerlingen wordt het schoolhoofd geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van het houden van een klas. Te dien einde verkrijgt de inrichtende macht, voor de betrokken school en naargelang de schoolbevolking, het volgende aantal betrekkingen :
[3 1° van 50 tot 99 leerlingen: een halve betrekking;
2° van 100 tot 149 leerlingen: een 3/4-betrekking;
3° vanaf 150 leerlingen: een voltijdse betrekking.]3
4° [3 ...]3.
(In afwijking van lid 2 wordt een inrichtingshoofd geheel van zijn onderwijsopdracht bevrijd en verkrijgt de inrichtende macht een voltijdse betrekking, als de school ten minste [1 125]1 leerlingen telt en ten minste drie vestigingen omvat.)
§ 2. [2 ...]2
Art.42. Chef d'établissement.
§ 1. Un emploi de chef d'établissement est organisé ou subventionné par école.
Suivant le nombre d'élèves, le chef d'établissement est libéré en tout ou partie de sa charge professorale. A cet effet, le pouvoir organisateur obtient, pour l'école concernée et d'après le nombre d'élèves, le nombre d'emplois suivant :
[3 1° de 50 à 99 élèves : deux quarts d'emploi;
2° de 100 à 149 élèves : trois quarts d'emploi;
3° à partir de 150 élèves : un emploi à temps plein. ]3
4° [3 ...]3.
(Par dérogation à l'alinéa 2, un chef d'établissement est totalement libéré de sa charge d'enseignement et le pouvoir organisateur obtient un emploi à temps plein lorsque l'école compte au moins [1 125]1 élèves et regroupe au moins 3 implantations.)
§ 2. [2 ...]2
§ 1. Un emploi de chef d'établissement est organisé ou subventionné par école.
Suivant le nombre d'élèves, le chef d'établissement est libéré en tout ou partie de sa charge professorale. A cet effet, le pouvoir organisateur obtient, pour l'école concernée et d'après le nombre d'élèves, le nombre d'emplois suivant :
[3 1° de 50 à 99 élèves : deux quarts d'emploi;
2° de 100 à 149 élèves : trois quarts d'emploi;
3° à partir de 150 élèves : un emploi à temps plein. ]3
4° [3 ...]3.
(Par dérogation à l'alinéa 2, un chef d'établissement est totalement libéré de sa charge d'enseignement et le pouvoir organisateur obtient un emploi à temps plein lorsque l'école compte au moins [1 125]1 élèves et regroupe au moins 3 implantations.)
§ 2. [2 ...]2
Art.43. Rekenplichtig correspondent.
Voor een school georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap of voor een gesubsidieerde vrije school die zich niet in de vestiging van een secundaire of hogere school van éénzelfde inrichtende macht bevindt, verkrijgt de inrichtende macht naargelang de schoolbevolking volgende betrekkingen als rekenplichtig correspondent :
1° tot 49 leerlingen : 1/4 betrekking;
2° van 50 tot 149 leerlingen : 2/4 betrekking;
3° van 150 tot 249 leerlingen : 3/4 betrekking;
4° [1 vanaf 250 tot 429 leerlingen]1 : één voltijdse betrekking [1 ;]1
[1 5° vanaf 430 leerlingen : anderhalve voltijdse betrekking.]1
[1 Voor een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of tot het gesubsidieerd vrij onderwijs behorende basisschool die zich in een vestiging van een secundaire school van dezelfde inrichtende macht, maar niet op dezelfde locatie als de secundaire school bevindt, ontvangt de inrichtende macht het volgende aantal betrekkingen voor het ambt van rekenplichtig correspondent, berekend op basis van het aantal leerlingen :
1° tot 199 leerlingen : een 1/4-betrekking;
2° vanaf 200 leerlingen : een halve betrekking.]1
Voor een school georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap of voor een gesubsidieerde vrije school die zich niet in de vestiging van een secundaire of hogere school van éénzelfde inrichtende macht bevindt, verkrijgt de inrichtende macht naargelang de schoolbevolking volgende betrekkingen als rekenplichtig correspondent :
1° tot 49 leerlingen : 1/4 betrekking;
2° van 50 tot 149 leerlingen : 2/4 betrekking;
3° van 150 tot 249 leerlingen : 3/4 betrekking;
4° [1 vanaf 250 tot 429 leerlingen]1 : één voltijdse betrekking [1 ;]1
[1 5° vanaf 430 leerlingen : anderhalve voltijdse betrekking.]1
[1 Voor een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of tot het gesubsidieerd vrij onderwijs behorende basisschool die zich in een vestiging van een secundaire school van dezelfde inrichtende macht, maar niet op dezelfde locatie als de secundaire school bevindt, ontvangt de inrichtende macht het volgende aantal betrekkingen voor het ambt van rekenplichtig correspondent, berekend op basis van het aantal leerlingen :
1° tot 199 leerlingen : een 1/4-betrekking;
2° vanaf 200 leerlingen : een halve betrekking.]1
Modifications
Art.43. Correspondant-comptable.
Pour une école organisée par la Communauté germanophone ou une école libre subventionnée qui ne se situe pas dans une implantation d'une école secondaire ou supérieure du même pouvoir organisateur, le pouvoir organisateur obtient d'après le nombre d'élèves le nombre d'emplois suivant pour la fonction de correspondant-comptable.
1° jusqu'à 49 élèves : 1/4 d'emploi;
2° de 50 à 149 élèves : 2/4 d'emploi;
3° de 150 à 249 élèves : 3/4 d'emploi;
4° [1 de 250 à 429 élèves]1 : 1 emploi à temps plein [1 ;]1
[1 5° à partir de 430 élèves : un emploi et demi à temps plein.]1
[1 Pour une école fondamentale organisée par la Communauté germanophone ou une école fondamentale libre subventionnée qui se situe dans une implantation d'une école secondaire du même pouvoir organisateur mais pas au même endroit que l'école secondaire, le pouvoir organisateur obtient d'après le nombre d'élèves le nombre d'emplois suivant pour la fonction de correspondant-comptable :
1° jusqu'à 199 élèves : 1/4 d'emploi;
2° à partir de 200 élèves : 1/2 emploi.]1
Pour une école organisée par la Communauté germanophone ou une école libre subventionnée qui ne se situe pas dans une implantation d'une école secondaire ou supérieure du même pouvoir organisateur, le pouvoir organisateur obtient d'après le nombre d'élèves le nombre d'emplois suivant pour la fonction de correspondant-comptable.
1° jusqu'à 49 élèves : 1/4 d'emploi;
2° de 50 à 149 élèves : 2/4 d'emploi;
3° de 150 à 249 élèves : 3/4 d'emploi;
4° [1 de 250 à 429 élèves]1 : 1 emploi à temps plein [1 ;]1
[1 5° à partir de 430 élèves : un emploi et demi à temps plein.]1
[1 Pour une école fondamentale organisée par la Communauté germanophone ou une école fondamentale libre subventionnée qui se situe dans une implantation d'une école secondaire du même pouvoir organisateur mais pas au même endroit que l'école secondaire, le pouvoir organisateur obtient d'après le nombre d'élèves le nombre d'emplois suivant pour la fonction de correspondant-comptable :
1° jusqu'à 199 élèves : 1/4 d'emploi;
2° à partir de 200 élèves : 1/2 emploi.]1
Modifications
Onderafdeling 2. - Berekeningsbasis.
Sous-section 2. - Base de calcul.
Art.44. Principe. De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt per school.
(Als teldag geldt [1 15 maart]1 van het voorafgaande schooljaar.)
(Als teldag geldt [1 15 maart]1 van het voorafgaande schooljaar.)
Modifications
Art.44. Principe. Le calcul du capital emplois s'effectue par école.
(Le jour de référence pour le calcul est le [1 15 mars]1 de l'année scolaire précédente.)
(Le jour de référence pour le calcul est le [1 15 mars]1 de l'année scolaire précédente.)
Modifications
Art.45. Berekeningswijze
Volgende leerlingen worden opgeteld :
1° de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die [1 tijdens de maand maart]1 gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren;
2° de regelmatige leerlingen van het lager onderwijs;
3° (...)
Volgende leerlingen worden opgeteld :
1° de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die [1 tijdens de maand maart]1 gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren;
2° de regelmatige leerlingen van het lager onderwijs;
3° (...)
Modifications
Art.45. Mode de calcul
Les élèves suivants sont additionnés :
1° les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, [1 pendant le mois de mars]1, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées;
2° les élèves réguliers de l'enseignement primaire;
3° (...)
Les élèves suivants sont additionnés :
1° les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, [1 pendant le mois de mars]1, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées;
2° les élèves réguliers de l'enseignement primaire;
3° (...)
Modifications
Onderafdeling 3. - Aanwending van het betrekkingenpakket.
Sous-section 3. - Utilisation du capital emplois.
Art.46. Toepassingsduur.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 42 tot 45 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 42 tot 45 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
Art.46. Durée d'application.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 42 à 45 est disponible pour l'année scolaire en cours.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 42 à 45 est disponible pour l'année scolaire en cours.
Art.47. Aanwending.
Het betrekkingenpakket bedoeld in de artikelen 42 tot 45 wordt in de school aangewend waarvan het aantal leerlingen recht geeft op deze betrekkingen.
Het betrekkingenpakket bedoeld in de artikelen 42 tot 45 wordt in de school aangewend waarvan het aantal leerlingen recht geeft op deze betrekkingen.
Art.47. Utilisation.
Le capital emplois visé aux articles 42 à 45 est utilisé dans l'école dont le nombre d'élèves donne droit à ces emplois.
Le capital emplois visé aux articles 42 à 45 est utilisé dans l'école dont le nombre d'élèves donne droit à ces emplois.
Afdeling 2. [1 Administratieve coördinatie en pedagogische projecten ]1
Section 2. [1 Section 2 - Coordination administrative et projets pédagogiques ]1
Onderafdeling 1. - Principe.
Sous-section 1. - Principe.
Art.48. [1 Administratieve coördinatie
§ 1 - Voor administratieve coördinatietaken ontvangt de inrichtende macht voor al haar basisscholen samen, op basis van het totale aantal leerlingen, het volgende aantal betrekkingen in het ambt van hoofdsecretaris :
1° tot 100 leerlingen : een 1/4-betrekking;
2° van 101 tot 200 leerlingen : twee 1/4-betrekkingen;
3° van 201 tot 300 leerlingen : drie 1/4-betrekkingen;
4° van 301 tot 400 leerlingen : een voltijdse betrekking;
5° voor elke bijkomende begonnen groep van 100 leerlingen : een 1/4-betrekking extra.
De inrichtende macht bepaalt waar de hoofdsecretaris wordt ingezet. Met inachtneming van de wekelijkse arbeidstijd vermeld in artikel 73 kan de inrichtende macht het betrekkingenpakket over verscheidene personeelsleden verdelen bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of definitieve aanstelling."
§ 2 - Indien de inrichtende macht overeenkomstig § 1 minstens een voltijdse betrekking voor administratieve coördinatietaken krijgt, kan die inrichtende macht, met toestemming van de Regering, tot één derde van het overeenkomstig § 1 toegekende betrekkingenpakket gebruiken om projecten inzake schoolontwikkeling of pedagogiek te verwezenlijken. Dat betrekkingenpakket kan niet gebruikt worden voor de organisatie van het onderwijs.
De inrichtende macht die de mogelijkheid vermeld in het eerste lid wil benutten, dient uiterlijk op 31 mei een aanvraag in bij de Regering, met een beschrijving van de projecten die ze in het volgende schooljaar wil verwezenlijken en het aantal betrekkingen die ze voor de verwezenlijking van die projecten zou gebruiken. De Regering beslist uiterlijk op 15 juli van hetzelfde jaar [2 ...]2.
Als de aanvraag wordt goedgekeurd, worden de betrekkingen die voor de verwezenlijking van de projecten gebruikt mogen worden, toegevoegd aan het betrekkingenpakket bepaald in afdeling 3 van dit hoofdstuk.
[2 Het gebruik van het betrekkingenpakket voor projecten inzake schoolontwikkeling of pedagogiek overeenkomstig het eerste lid mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden in het ambt van hoofdsecretaris wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld worden.]2
§ 3 - Een school die met toepassing van artikel 43 betrekkingen in het ambt van rekenplichtig correspondent heeft gekregen, mag de betrekkingen in het ambt van directiesecretaris die de inrichtende macht aan haar heeft toegekend, geheel of gedeeltelijk voor het ambt van rekenplichtig correspondent gebruiken.]1
§ 1 - Voor administratieve coördinatietaken ontvangt de inrichtende macht voor al haar basisscholen samen, op basis van het totale aantal leerlingen, het volgende aantal betrekkingen in het ambt van hoofdsecretaris :
1° tot 100 leerlingen : een 1/4-betrekking;
2° van 101 tot 200 leerlingen : twee 1/4-betrekkingen;
3° van 201 tot 300 leerlingen : drie 1/4-betrekkingen;
4° van 301 tot 400 leerlingen : een voltijdse betrekking;
5° voor elke bijkomende begonnen groep van 100 leerlingen : een 1/4-betrekking extra.
De inrichtende macht bepaalt waar de hoofdsecretaris wordt ingezet. Met inachtneming van de wekelijkse arbeidstijd vermeld in artikel 73 kan de inrichtende macht het betrekkingenpakket over verscheidene personeelsleden verdelen bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of definitieve aanstelling."
§ 2 - Indien de inrichtende macht overeenkomstig § 1 minstens een voltijdse betrekking voor administratieve coördinatietaken krijgt, kan die inrichtende macht, met toestemming van de Regering, tot één derde van het overeenkomstig § 1 toegekende betrekkingenpakket gebruiken om projecten inzake schoolontwikkeling of pedagogiek te verwezenlijken. Dat betrekkingenpakket kan niet gebruikt worden voor de organisatie van het onderwijs.
De inrichtende macht die de mogelijkheid vermeld in het eerste lid wil benutten, dient uiterlijk op 31 mei een aanvraag in bij de Regering, met een beschrijving van de projecten die ze in het volgende schooljaar wil verwezenlijken en het aantal betrekkingen die ze voor de verwezenlijking van die projecten zou gebruiken. De Regering beslist uiterlijk op 15 juli van hetzelfde jaar [2 ...]2.
Als de aanvraag wordt goedgekeurd, worden de betrekkingen die voor de verwezenlijking van de projecten gebruikt mogen worden, toegevoegd aan het betrekkingenpakket bepaald in afdeling 3 van dit hoofdstuk.
[2 Het gebruik van het betrekkingenpakket voor projecten inzake schoolontwikkeling of pedagogiek overeenkomstig het eerste lid mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden in het ambt van hoofdsecretaris wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld worden.]2
§ 3 - Een school die met toepassing van artikel 43 betrekkingen in het ambt van rekenplichtig correspondent heeft gekregen, mag de betrekkingen in het ambt van directiesecretaris die de inrichtende macht aan haar heeft toegekend, geheel of gedeeltelijk voor het ambt van rekenplichtig correspondent gebruiken.]1
Art.48. [1 Coordination administrative
§ 1er - Pour les tâches de coordination administrative, le pouvoir organisateur obtient, pour l'ensemble de ses écoles fondamentales et d'après le nombre total d'élèves, le nombre d'emplois suivant dans la fonction de secrétaire en chef :
1° jusqu'à 100 élèves : un quart d'emploi;
2° de 101 à 200 élèves : deux quarts d'emploi;
3° de 201 à 300 élèves : trois quarts d'emploi;
4° de 301 à 400 élèves : un emploi à temps plein;
5° pour tout nouveau groupe entamé de 100 élèves : un quart d'emploi supplémentaire.
Le pouvoir organisateur détermine le ou les lieux d'affectation du secrétaire en chef. Dans le respect du temps de travail hebdomadaire mentionné à l'article 73, le pouvoir organisateur peut répartir le capital emplois entre plusieurs membres du personnel lors de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire ainsi que lors de la nomination ou de l'engagement à titre définitif. "
§ 2 - Si le pouvoir organisateur obtient, conformément au § 1er, un emploi à temps plein pour les tâches de coordination administrative, il peut, avec l'accord du Gouvernement, utiliser jusqu'à un tiers du capital emplois obtenu en vertu du § 1er pour concrétiser des projets dans le domaine du développement scolaire ou de la pédagogie. Toute utilisation du même capital emplois pour l'organisation de l'enseignement est exclue.
Aux fins de l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur introduit, avant le 31 mai, auprès du Gouvernement une demande reprenant une description des projets dont il envisage la concrétisation l'année scolaire suivante, ainsi que le nombre d'emplois qui seront affectés à ladite concrétisation de ces projets. Le Gouvernement statue sur la demande avant le 15 juillet de la même année [2 ...]2.
En cas d'acceptation de la demande, les emplois pouvant être affectés aux projets sont ajoutés au capital emplois mentionné à la section 3 du présent chapitre.
[2 Une utilisation du capital emplois pour des projets dans le domaine du développement scolaire ou de la pédagogie conformément à l'alinéa 1er ne peut entrainer la mise en disponibilité par défaut d'emploi de membres du personnel occupant la fonction de secrétaire en chef.]2
§ 3 - Une école qui a reçu, en application de l'article 43, des emplois dans la fonction de correspondant-comptable peut utiliser, pour cette fonction, en tout ou partie les emplois lui octroyés par le pouvoir organisateur dans la fonction de secrétaire en chef.]1
§ 1er - Pour les tâches de coordination administrative, le pouvoir organisateur obtient, pour l'ensemble de ses écoles fondamentales et d'après le nombre total d'élèves, le nombre d'emplois suivant dans la fonction de secrétaire en chef :
1° jusqu'à 100 élèves : un quart d'emploi;
2° de 101 à 200 élèves : deux quarts d'emploi;
3° de 201 à 300 élèves : trois quarts d'emploi;
4° de 301 à 400 élèves : un emploi à temps plein;
5° pour tout nouveau groupe entamé de 100 élèves : un quart d'emploi supplémentaire.
Le pouvoir organisateur détermine le ou les lieux d'affectation du secrétaire en chef. Dans le respect du temps de travail hebdomadaire mentionné à l'article 73, le pouvoir organisateur peut répartir le capital emplois entre plusieurs membres du personnel lors de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire ainsi que lors de la nomination ou de l'engagement à titre définitif. "
§ 2 - Si le pouvoir organisateur obtient, conformément au § 1er, un emploi à temps plein pour les tâches de coordination administrative, il peut, avec l'accord du Gouvernement, utiliser jusqu'à un tiers du capital emplois obtenu en vertu du § 1er pour concrétiser des projets dans le domaine du développement scolaire ou de la pédagogie. Toute utilisation du même capital emplois pour l'organisation de l'enseignement est exclue.
Aux fins de l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur introduit, avant le 31 mai, auprès du Gouvernement une demande reprenant une description des projets dont il envisage la concrétisation l'année scolaire suivante, ainsi que le nombre d'emplois qui seront affectés à ladite concrétisation de ces projets. Le Gouvernement statue sur la demande avant le 15 juillet de la même année [2 ...]2.
En cas d'acceptation de la demande, les emplois pouvant être affectés aux projets sont ajoutés au capital emplois mentionné à la section 3 du présent chapitre.
[2 Une utilisation du capital emplois pour des projets dans le domaine du développement scolaire ou de la pédagogie conformément à l'alinéa 1er ne peut entrainer la mise en disponibilité par défaut d'emploi de membres du personnel occupant la fonction de secrétaire en chef.]2
§ 3 - Une école qui a reçu, en application de l'article 43, des emplois dans la fonction de correspondant-comptable peut utiliser, pour cette fonction, en tout ou partie les emplois lui octroyés par le pouvoir organisateur dans la fonction de secrétaire en chef.]1
Art. 48.1. [1 (Voorheen 48bis.) Projecten in de basisscholen.
Voor pedagogische projecten verkrijgt de inrichtende macht, voor al haar basisscholen en naargelang het totaal aantal leerlingen, het volgende aantal betrekkingen :
1° van 1 tot 599 leerlingen : 1/4 betrekking;
2° van 600 tot 899 leerlingen : 2/4 betrekking;
3° van 900 tot 1 199 leerlingen : 3/4 betrekking;
4° van 1 200 tot 1 499 leerlingen : 4/4 betrekking;
5° van 1 500 tot 1 799 leerlingen : 5/4 betrekking.]1
Voor pedagogische projecten verkrijgt de inrichtende macht, voor al haar basisscholen en naargelang het totaal aantal leerlingen, het volgende aantal betrekkingen :
1° van 1 tot 599 leerlingen : 1/4 betrekking;
2° van 600 tot 899 leerlingen : 2/4 betrekking;
3° van 900 tot 1 199 leerlingen : 3/4 betrekking;
4° van 1 200 tot 1 499 leerlingen : 4/4 betrekking;
5° van 1 500 tot 1 799 leerlingen : 5/4 betrekking.]1
Modifications
Art. 48.1. [1 (Antérieurement 48bis.) Projets dans les écoles fondamentales.
Suivant le nombre total d'élèves, le pouvoir organisateur obtient - pour l'ensemble de ses écoles fondamentales - le nombre d'emplois suivant pour mener des projets pédagogiques :
1° de 1 à 599 élèves : 1/4 d'emploi;
2° de 600 à 899 élèves : 2/4 d'emploi;
3° de 900 à 1 199 élèves : 3/4 d'emploi;
4° de 1 200 à 1 499 élèves : 4/4 d'emploi;
5° de 1 500 à 1 799 élèves : 5/4 d'emploi.]1
Suivant le nombre total d'élèves, le pouvoir organisateur obtient - pour l'ensemble de ses écoles fondamentales - le nombre d'emplois suivant pour mener des projets pédagogiques :
1° de 1 à 599 élèves : 1/4 d'emploi;
2° de 600 à 899 élèves : 2/4 d'emploi;
3° de 900 à 1 199 élèves : 3/4 d'emploi;
4° de 1 200 à 1 499 élèves : 4/4 d'emploi;
5° de 1 500 à 1 799 élèves : 5/4 d'emploi.]1
Modifications
Onderafdeling 2. - Berekeningsbasis.
Sous-section 2. - Base de calcul.
Art.49. Principe.
(De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt [3 voor alle basisscholen van de inrichtende macht ]3.)
(Als teldag voor de berekening geldt [2 15 maart]2 van het voorafgaande schooljaar.)
(De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt [3 voor alle basisscholen van de inrichtende macht ]3.)
(Als teldag voor de berekening geldt [2 15 maart]2 van het voorafgaande schooljaar.)
Art.49. Principe.
(Le calcul du capital emplois s'effectue [4 pour l'ensemble des écoles fondamentales d'un pouvoir organisateur ]4.)
(Le jour de référence pour le calcul est le [2 15 mars]2 de l'année scolaire précédente.)
(Le calcul du capital emplois s'effectue [4 pour l'ensemble des écoles fondamentales d'un pouvoir organisateur ]4.)
(Le jour de référence pour le calcul est le [2 15 mars]2 de l'année scolaire précédente.)
Art.50. Berekeningswijze
De volgende leerlingen worden opgeteld :
1° de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die [1 tijdens de maand januari en tot 15 maart]1 gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren;
2° de regelmatige leerlingen van het lager onderwijs;
3° (...).
De volgende leerlingen worden opgeteld :
1° de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die [1 tijdens de maand januari en tot 15 maart]1 gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren;
2° de regelmatige leerlingen van het lager onderwijs;
3° (...)
Modifications
Art.50. Mode de calcul
Les élèves suivants sont additionnés :
1° les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, [1 pendant le mois de janvier et jusqu'au 15 mars]1, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées;
2° les élèves réguliers de l'enseignement primaire;
3° (...)
Les élèves suivants sont additionnés :
1° les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, [1 pendant le mois de janvier et jusqu'au 15 mars]1, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées;
2° les élèves réguliers de l'enseignement primaire;
3° (...)
Modifications
Art. 50bis. <INGEVOEGD bij DDG 2003-06-30/32, art. 12; Inwerkingtreding : 01-09-2003 en gelden voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005> Beperking
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 48, 49 en 50 ligt niet hoger dan hetgeen vastgelegd op basis van de schoolbevolking op 31 januari 2002.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 48, 49 en 50 ligt niet hoger dan hetgeen vastgelegd op basis van de schoolbevolking op 31 januari 2002.
Art. 50bis. Limitation
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 48, 49 et 50 n'excède pas le capital emplois déterminé sur la base du nombre d'élèves au 31 janvier 2002.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 48, 49 et 50 n'excède pas le capital emplois déterminé sur la base du nombre d'élèves au 31 janvier 2002.
Onderafdeling 3. - Aanwending van het betrekkingenpakket.
Sous-section 3. - Utilisation du capital emplois.
Art.51. Toepassingsduur
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 48 tot 50bis is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 48 tot 50bis is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
Art.51. Durée d'utilisation
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 48 à 50bis est disponible pour l'année scolaire en cours.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 48 à 50bis est disponible pour l'année scolaire en cours.
Art.52. Aanwending.
[1 ...]1
Het betrekkingenpakket vastgesteld in [1 artikel 48 en artikel 48bis]1 wordt door de inrichtende macht in één of meerderen van haar scholen aangewend.
Het wordt aan het betrekkingenpakket vastgesteld in de derde afdeling van dit hoofdstuk toegevoegd.
[1 ...]1
Het betrekkingenpakket vastgesteld in [1 artikel 48 en artikel 48bis]1 wordt door de inrichtende macht in één of meerderen van haar scholen aangewend.
Het wordt aan het betrekkingenpakket vastgesteld in de derde afdeling van dit hoofdstuk toegevoegd.
Modifications
Art.52. Utilisation
[1 ...]1
Le capital emplois déterminé [1 à l'article 48 et à l'article 48bis]1 est utilisé par le pouvoir organisateur dans une ou plusieurs de ses écoles.
Il est ajouté au capital emplois déterminé à la section 3 du présent chapitre.
[1 ...]1
Le capital emplois déterminé [1 à l'article 48 et à l'article 48bis]1 est utilisé par le pouvoir organisateur dans une ou plusieurs de ses écoles.
Il est ajouté au capital emplois déterminé à la section 3 du présent chapitre.
Modifications
Afdeling 2bis. [1 - Bijzondere ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone basisscholen]1
Section 2bis. [1 - Soutien particulier accordé aux élèves en difficulté d'apprentissage dans les écoles fondamentales ordinaires]1
Onderafdeling 1. [1 - Principe]1
Sous-section 1re. [1 - Principe]1
Art. 52.1. [1 Diagnose van de specifieke onderwijsbehoeften en bijzondere ondersteuning in de gewone basisscholen
§ 1 [2 Om de vaardigheden op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek te stimuleren en de competenties op het gebied van bevorderingspedagogiek in de gewone basisscholen te vergroten, worden het gewoon basisonderwijs 90 vierden van een betrekking ter beschikking gesteld.]2
§ 2. Elke inrichtende macht van het gewoon basisonderwijs krijgt een bepaald aantal vierden van een betrekking, berekend volgens deze formule :
A x B/C
A = aantal overeenkomstig § 1 aan het gewoon basisonderwijs ter beschikking gestelde vierden van een betrekking
B = aantal leerlingen in de gewone basisscholen van de inrichtende macht
C = totaal aantal leerlingen in de gewone basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap
Indien het eerste decimaal getal kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
§ 3. Binnen zes jaar na inwerkingtreding van dit decreet worden de in § 1 vermelde vierden van een betrekking ter beschikking gesteld. De Regering bepaalt het tijdstip en de nadere regels voor de terbeschikkingstelling.]1
§ 1 [2 Om de vaardigheden op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek te stimuleren en de competenties op het gebied van bevorderingspedagogiek in de gewone basisscholen te vergroten, worden het gewoon basisonderwijs 90 vierden van een betrekking ter beschikking gesteld.]2
§ 2. Elke inrichtende macht van het gewoon basisonderwijs krijgt een bepaald aantal vierden van een betrekking, berekend volgens deze formule :
A x B/C
A = aantal overeenkomstig § 1 aan het gewoon basisonderwijs ter beschikking gestelde vierden van een betrekking
B = aantal leerlingen in de gewone basisscholen van de inrichtende macht
C = totaal aantal leerlingen in de gewone basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap
Indien het eerste decimaal getal kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
§ 3. Binnen zes jaar na inwerkingtreding van dit decreet worden de in § 1 vermelde vierden van een betrekking ter beschikking gesteld. De Regering bepaalt het tijdstip en de nadere regels voor de terbeschikkingstelling.]1
Art. 52.1. [1 Diagnostic et soutien particulier dans les écoles fondamentales ordinaires.
§ 1er. [2 Afin de stimuler l'aptitude au diagnostic et d'élargir les compétences en pédagogie de soutien dans les écoles ordinaires, nonante quarts d'emploi sont mis à la disposition de l'enseignement ordinaire.]2
§ 2. Chaque pouvoir organisateur de lenseignement fondamental ordinaire reçoit un certain nombre de quarts demploi calculé selon la formule suivante :
A x B/C
A= nombre de quarts demploi mis à disposition de lenseignement fondamental ordinaire conformément au § 1er.
B = nombre délèves dans les écoles fondamentales ordinaires du pouvoir organisateur.
C = nombre total délèves dans les écoles fondamentales ordinaires en Communauté germanophone.
Si la première décimale du nombre de quarts demploi calculé est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart demploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart demploi supérieur.
§ 3. Les quarts demploi visés au § 1er sont mis à disposition dans les six ans suivant lentrée en vigueur du décret. Le Gouvernement fixe le moment et les modalités de leur mise à disposition.]1
§ 1er. [2 Afin de stimuler l'aptitude au diagnostic et d'élargir les compétences en pédagogie de soutien dans les écoles ordinaires, nonante quarts d'emploi sont mis à la disposition de l'enseignement ordinaire.]2
§ 2. Chaque pouvoir organisateur de lenseignement fondamental ordinaire reçoit un certain nombre de quarts demploi calculé selon la formule suivante :
A x B/C
A= nombre de quarts demploi mis à disposition de lenseignement fondamental ordinaire conformément au § 1er.
B = nombre délèves dans les écoles fondamentales ordinaires du pouvoir organisateur.
C = nombre total délèves dans les écoles fondamentales ordinaires en Communauté germanophone.
Si la première décimale du nombre de quarts demploi calculé est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart demploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart demploi supérieur.
§ 3. Les quarts demploi visés au § 1er sont mis à disposition dans les six ans suivant lentrée en vigueur du décret. Le Gouvernement fixe le moment et les modalités de leur mise à disposition.]1
Onderafdeling 2. [1 - Berekeningswijze]1
Sous-section 2. [1 - Base de calcul]1
Art. 52.2. [1 Principe.
De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt voor alle basisscholen van een inrichtende macht samen.
Als teldag voor de berekening geldt [2 15 maart]2 van het voorgaande schooljaar.]1
De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt voor alle basisscholen van een inrichtende macht samen.
Als teldag voor de berekening geldt [2 15 maart]2 van het voorgaande schooljaar.]1
Art. 52.2. [1 Principe.
Le calcul du capital emplois seffectue collectivement pour toutes les écoles fondamentales dun même pouvoir organisateur.
Le jour de référence pour calculer le capital emplois est le [2 15 mars]2 de lannée scolaire précédente.]1
Le calcul du capital emplois seffectue collectivement pour toutes les écoles fondamentales dun même pouvoir organisateur.
Le jour de référence pour calculer le capital emplois est le [2 15 mars]2 de lannée scolaire précédente.]1
Art. 52.3. [1 Aard van de telling
De volgende leerlingenaantallen worden samengeteld :
1. het aantal regelmatige kleuters die [2 tijdens de maand maart]2 gedurende ten minste vijf schooldagen ten belope van een halve dag aanwezig waren;
2. het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs.]1
De volgende leerlingenaantallen worden samengeteld :
1. het aantal regelmatige kleuters die [2 tijdens de maand maart]2 gedurende ten minste vijf schooldagen ten belope van een halve dag aanwezig waren;
2. het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs.]1
Art. 52.3. [1 Mode de calcul
Les nombres d'élèves suivants sont additionnés :
1. les élèves réguliers de lenseignement maternel qui [2 pendant le mois de mars]2 ont été présents pendant au moins cinq jours décole à raison de demi-journées ;
2. les élèves réguliers de lenseignement primaire.]1
Les nombres d'élèves suivants sont additionnés :
1. les élèves réguliers de lenseignement maternel qui [2 pendant le mois de mars]2 ont été présents pendant au moins cinq jours décole à raison de demi-journées ;
2. les élèves réguliers de lenseignement primaire.]1
Onderafdeling 3. [1 - Aanwending van het betrekkingenpakket]1
Sous-section 3. [1 - Utilisation du capital emplois]1
Art. 52.4. [1 Aanwendingsduur
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 is beschikbaar [2 voor telkens vier opeenvolgende schooljaren.]2]1
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 is beschikbaar [2 voor telkens vier opeenvolgende schooljaren.]2]1
Art. 52.4. [1 Durée dutilisation.
Le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 est disponible [2 chaque fois pour quatre années scolaires consécutives.]2]1
Le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 est disponible [2 chaque fois pour quatre années scolaires consécutives.]2]1
Art. 52.5. [1 Aanwending
De inrichtende macht kan het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 in een of meer van zijn scholen aanwenden om :
1.[2 personeelsleden te vervangen die een beroep doen op het verlof bepaald in artikel 19 van het decreet van 11 mei 2009 over het centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen;]2
2. [2 personeelsleden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs [3 aan te stellen, waarbij maximaal één derde van het betrekkingenpakket gebruikt mag worden om personeelsleden aan te stellen die houder zijn van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 7, 8°, c), van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psycho-sociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen]3.]2
Het betrekkingenpakket wordt gevoegd bij het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 [2 kan, met inachtneming van de wekelijkse werktijd vermeld in artikel 76, over verschillende personeelsleden verdeeld worden bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of de definitieve aanstelling]2]1
De inrichtende macht kan het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 in een of meer van zijn scholen aanwenden om :
1.[2 personeelsleden te vervangen die een beroep doen op het verlof bepaald in artikel 19 van het decreet van 11 mei 2009 over het centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen;]2
2. [2 personeelsleden in het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs [3 aan te stellen, waarbij maximaal één derde van het betrekkingenpakket gebruikt mag worden om personeelsleden aan te stellen die houder zijn van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 7, 8°, c), van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psycho-sociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen]3.]2
Het betrekkingenpakket wordt gevoegd bij het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 [2 kan, met inachtneming van de wekelijkse werktijd vermeld in artikel 76, over verschillende personeelsleden verdeeld worden bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of de definitieve aanstelling]2]1
Art. 52.5. [1 Utilisation.
Le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 dans une ou plusieurs de ses écoles pour :
1° [2 remplacer des membres du personnel qui sollicitent le congé défini à l'article 19 du décret du 11 mai 2009 relatif au Centre de pédagogie de soutien, visant l'amélioration du soutien pédagogique spécialisé dans les écoles ordinaires et spécialisées et encourageant le soutien des élèves à besoins spécifiques ou en difficulté d'adaptation ou d'apprentissage dans les écoles ordinaires et spécialisées]2
2° [2 occuper des membres du personnel dans la fonction de pédagogue de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire [3 avec un maximum d'un tiers du capital emplois pouvant être utilisé pour engager des membres du personnel qui sont porteurs de l'un des titres mentionnés à l'article 7, 8°, c), de l'arrêté royal du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et des internats dépendant de ces établissements]3.]2
Le capital emplois est ajouté au capital emplois calculé conformément à la section 3 du présent chapitre. Le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 [2 peut, moyennant le respect du temps de travail hebdomadaire mentionné à l'article 76, être réparti entre plusieurs membres du personnel lors de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire ainsi que lors de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.]2]1
Le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 dans une ou plusieurs de ses écoles pour :
1° [2 remplacer des membres du personnel qui sollicitent le congé défini à l'article 19 du décret du 11 mai 2009 relatif au Centre de pédagogie de soutien, visant l'amélioration du soutien pédagogique spécialisé dans les écoles ordinaires et spécialisées et encourageant le soutien des élèves à besoins spécifiques ou en difficulté d'adaptation ou d'apprentissage dans les écoles ordinaires et spécialisées]2
2° [2 occuper des membres du personnel dans la fonction de pédagogue de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire [3 avec un maximum d'un tiers du capital emplois pouvant être utilisé pour engager des membres du personnel qui sont porteurs de l'un des titres mentionnés à l'article 7, 8°, c), de l'arrêté royal du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et des internats dépendant de ces établissements]3.]2
Le capital emplois est ajouté au capital emplois calculé conformément à la section 3 du présent chapitre. Le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 [2 peut, moyennant le respect du temps de travail hebdomadaire mentionné à l'article 76, être réparti entre plusieurs membres du personnel lors de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire ainsi que lors de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.]2]1
Afdeling 3. - Onderwijzend personeel.
Section 3. - Personnel enseignant.
Onderafdeling 1. - Kleuteronderwijs.
Sous-section 1. - Enseignement maternel.
Art.53. [1 Aantal betrekkingen
Naargelang het aantal leerlingen verkrijgt de inrichtende macht het volgende aantal betrekkingen voor het kleuteronderwijs:
1° tot 19 leerlingen: 1 voltijdse betrekking;
2° 20 tot 32 leerlingen: 2 voltijdse betrekkingen;
3° 33 tot 55 leerlingen: 3 voltijdse betrekkingen;
4° 56 tot 78 leerlingen: 4 voltijdse betrekkingen;
5° 79 tot 100 leerlingen: 5 voltijdse betrekkingen;
6° 101 tot 123 leerlingen: 6 voltijdse betrekkingen;
7° 124 tot 145 leerlingen: 7 voltijdse betrekkingen;
8° voor elke bijkomende begonnen groep van 20 leerlingen: een bijkomende betrekking.
Bovenop de betrekkingen vermeld in het eerste lid ontvangt de inrichtende macht in het kleuteronderwijs, naargelang van het aantal leerlingen, het volgende aantal lestijden voor het inzetten van vakleerkrachten voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs:
1° tot 19 leerlingen: 1 lestijd;
2° 20 tot 32 leerlingen: 2 lestijden;
3° 33 tot 55 leerlingen: 3 lestijden;
4° 56 tot 78 leerlingen: 4 lestijden;
5° 79 tot 100 leerlingen: 5 lestijden;
6° 101 tot 123 leerlingen: 6 lestijden;
7° 124 tot 145 leerlingen: 7 lestijden;
8° voor elke bijkomende begonnen groep van 20 leerlingen: een bijkomende lestijd.]1
Naargelang het aantal leerlingen verkrijgt de inrichtende macht het volgende aantal betrekkingen voor het kleuteronderwijs:
1° tot 19 leerlingen: 1 voltijdse betrekking;
2° 20 tot 32 leerlingen: 2 voltijdse betrekkingen;
3° 33 tot 55 leerlingen: 3 voltijdse betrekkingen;
4° 56 tot 78 leerlingen: 4 voltijdse betrekkingen;
5° 79 tot 100 leerlingen: 5 voltijdse betrekkingen;
6° 101 tot 123 leerlingen: 6 voltijdse betrekkingen;
7° 124 tot 145 leerlingen: 7 voltijdse betrekkingen;
8° voor elke bijkomende begonnen groep van 20 leerlingen: een bijkomende betrekking.
Bovenop de betrekkingen vermeld in het eerste lid ontvangt de inrichtende macht in het kleuteronderwijs, naargelang van het aantal leerlingen, het volgende aantal lestijden voor het inzetten van vakleerkrachten voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs:
1° tot 19 leerlingen: 1 lestijd;
2° 20 tot 32 leerlingen: 2 lestijden;
3° 33 tot 55 leerlingen: 3 lestijden;
4° 56 tot 78 leerlingen: 4 lestijden;
5° 79 tot 100 leerlingen: 5 lestijden;
6° 101 tot 123 leerlingen: 6 lestijden;
7° 124 tot 145 leerlingen: 7 lestijden;
8° voor elke bijkomende begonnen groep van 20 leerlingen: een bijkomende lestijd.]1
Modifications
Art.53. [1 Nombre d'emplois
Dans l'enseignement maternel, le pouvoir organisateur obtient, en fonction du nombre d'élèves, le nombre d'emplois suivants :
1° jusqu'à 19 élèves : 1 emploi à temps plein
2° de 20 à 32 élèves : 2 emplois à temps plein
3° de 33 à 55 élèves : 3 emplois à temps plein
4° de 56 à 78 élèves : 4 emplois à temps plein
5° de 79 à 100 élèves : 5 emplois à temps plein
6° de 101 à 123 élèves : 6 emplois à temps plein
7° de 124 à 145 élèves : 7 emplois à temps plein
8° pour tout nouveau groupe entamé de 20 élèves : un emploi supplémentaire.
En plus des emplois mentionnés à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur dans l'enseignement maternel obtient, pour l'intervention de maîtres spéciaux d'activités en langue étrangère en section maternelle, en fonction du nombre d'élèves, le nombre de périodes suivantes :
1° jusqu'à 19 élèves : 1 période
2° de 20 à 32 élèves : 2 périodes
3° de 33 à 55 élèves : 3 périodes
4° de 56 à 78 élèves : 4 périodes
5° de 79 à 100 élèves : 5 périodes
6° de 101 à 123 élèves : 6 périodes
7° de 124 à 145 élèves : 7 périodes
8° pour tout nouveau groupe entamé de 20 élèves : une période supplémentaire.]1
Dans l'enseignement maternel, le pouvoir organisateur obtient, en fonction du nombre d'élèves, le nombre d'emplois suivants :
1° jusqu'à 19 élèves : 1 emploi à temps plein
2° de 20 à 32 élèves : 2 emplois à temps plein
3° de 33 à 55 élèves : 3 emplois à temps plein
4° de 56 à 78 élèves : 4 emplois à temps plein
5° de 79 à 100 élèves : 5 emplois à temps plein
6° de 101 à 123 élèves : 6 emplois à temps plein
7° de 124 à 145 élèves : 7 emplois à temps plein
8° pour tout nouveau groupe entamé de 20 élèves : un emploi supplémentaire.
En plus des emplois mentionnés à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur dans l'enseignement maternel obtient, pour l'intervention de maîtres spéciaux d'activités en langue étrangère en section maternelle, en fonction du nombre d'élèves, le nombre de périodes suivantes :
1° jusqu'à 19 élèves : 1 période
2° de 20 à 32 élèves : 2 périodes
3° de 33 à 55 élèves : 3 périodes
4° de 56 à 78 élèves : 4 périodes
5° de 79 à 100 élèves : 5 périodes
6° de 101 à 123 élèves : 6 périodes
7° de 124 à 145 élèves : 7 périodes
8° pour tout nouveau groupe entamé de 20 élèves : une période supplémentaire.]1
Modifications
Art.54. Berekeningswijze.
Voor de berekening gelden volgende regels :
1° de leerlingen worden per taalsectie afzonderlijk opgeteld;
2° wanneer een school meerdere vestigingsplaatsen telt, worden de leerlingen van die verschillende vestigingsplaatsen per taalsectie afzonderlijk opgeteld.
In afwijking van lid 1, 2° worden de leerlingen van meerdere vestigingsplaatsen samengeteld, wanneer die vestigingsplaatsen minder dan 2 km ver van elkaar liggen. Als basis dient de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met wegomleggingen en eenrichtingsverkeer.
Voor de berekening gelden volgende regels :
1° de leerlingen worden per taalsectie afzonderlijk opgeteld;
2° wanneer een school meerdere vestigingsplaatsen telt, worden de leerlingen van die verschillende vestigingsplaatsen per taalsectie afzonderlijk opgeteld.
In afwijking van lid 1, 2° worden de leerlingen van meerdere vestigingsplaatsen samengeteld, wanneer die vestigingsplaatsen minder dan 2 km ver van elkaar liggen. Als basis dient de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met wegomleggingen en eenrichtingsverkeer.
Art.54. Mode de calcul.
Les règles suivantes sont valables lors du calcul :
1° il y a un comptage séparé par section linguistique;
2° si une école compte plusieurs implantations, les élèves des différentes implantations sont comptés distinctement par section linguistique.
Par dérogation à l'alinéa 1, 2°, les élèves d'implantations séparées de moins de 2 km sont additionnés. L'on prend pour base la distance la plus courte possible mesurée par la route telle que décrite dans l'article 2, 1° de l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général de la police de la circulation routière, sans qu'il soit tenu compte de déviations ou de sens uniques.
Les règles suivantes sont valables lors du calcul :
1° il y a un comptage séparé par section linguistique;
2° si une école compte plusieurs implantations, les élèves des différentes implantations sont comptés distinctement par section linguistique.
Par dérogation à l'alinéa 1, 2°, les élèves d'implantations séparées de moins de 2 km sont additionnés. L'on prend pour base la distance la plus courte possible mesurée par la route telle que décrite dans l'article 2, 1° de l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général de la police de la circulation routière, sans qu'il soit tenu compte de déviations ou de sens uniques.
Art.55. Teldag en in aanmerking genomen leerlingen
Als teldag voor de berekening geldt [2 15 maart]2 van het voorafgaande schooljaar.
Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen die tijdens [1 maart]1 van het voorafgaande schooljaar gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
Als teldag voor de berekening geldt [2 15 maart]2 van het voorafgaande schooljaar.
Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen die tijdens [1 maart]1 van het voorafgaande schooljaar gedurende ten minste 5 schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
Art.55. Jour de référence et élèves pris en compte
Le jour de référence pour le calcul est [2 15 mars]2] de l'année scolaire précédente.
Sont pris en compte les élèves réguliers qui, pendant [1 le mois de mars]1 de l'année scolaire précédente, ont été présents pendant au moins 5 jours d'école à raison de demi-journées.
Le jour de référence pour le calcul est [2 15 mars]2] de l'année scolaire précédente.
Sont pris en compte les élèves réguliers qui, pendant [1 le mois de mars]1 de l'année scolaire précédente, ont été présents pendant au moins 5 jours d'école à raison de demi-journées.
Art.56. Nieuwe berekening van het betrekkingenpakket in de loop van het schooljaar
§ 1. Het betrekkingenpakket wordt [4 30 september]4] opnieuw berekend.
[1 Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tot [4 30 september]4 van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]1
[In afwijking van lid 2 worden eveneens de regelmatige leerlingen in aanmerking genomen wier kleuterafdeling met toepassing van artikel 36 werd gesloten en die [4 30 september]4] in de betrokken kleuterafdeling opnieuw zijn ingeschreven.]
[5 § 1.1 - Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag van de maand januari opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand december en tot de vijfde schooldag van de maand januari van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]5
§ 2. [2 Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag [5 na de paasvakantie]5 opnieuw berekend.]2
[3 Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand maart en tot de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]3
§ 1. Het betrekkingenpakket wordt [4 30 september]4] opnieuw berekend.
[1 Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tot [4 30 september]4 van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]1
[In afwijking van lid 2 worden eveneens de regelmatige leerlingen in aanmerking genomen wier kleuterafdeling met toepassing van artikel 36 werd gesloten en die [4 30 september]4] in de betrokken kleuterafdeling opnieuw zijn ingeschreven.]
[5 § 1.1 - Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag van de maand januari opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand december en tot de vijfde schooldag van de maand januari van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]5
§ 2. [2 Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag [5 na de paasvakantie]5 opnieuw berekend.]2
[3 Worden in aanmerking genomen de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand maart en tot de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]3
Modifications
Art.56. Nouveau calcul du capital emplois en cours d'année scolaire
§ 1er. Il est procédé à un nouveau calcul du capital emplois au [4 30 septembre]4.
[1 Sont pris en compte les élèves réguliers qui, jusqu'au [4 30 septembre]4 de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]1
[Par dérogation à l'alinéa 2, sont également pris en considération les élèves réguliers de maternelle dont la section maternelle a été fermée en application de l'article 36 et qui ont été nouvellement inscrits dans la section maternelle en question le [4 30 septembre]4.
[5 § 1.1 - A la demande du pouvoir organisateur, un nouveau calcul du capital emplois intervient le cinquième jour d'école du mois de janvier.
Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, pendant le mois de décembre et jusqu'au cinquième jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées. ]5
§ 2. [2 A la demande du pouvoir organisateur, une réévaluation du capital emplois intervient le cinquième jour d'école [5 après les vacances de Pâques]5.]2
[3 Sont pris en compte les élèves réguliers qui, pendant le mois de mars et jusqu'au cinquième jour d'école [5 après les vacances de Pâques]5 de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]3
§ 1er. Il est procédé à un nouveau calcul du capital emplois au [4 30 septembre]4.
[1 Sont pris en compte les élèves réguliers qui, jusqu'au [4 30 septembre]4 de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]1
[Par dérogation à l'alinéa 2, sont également pris en considération les élèves réguliers de maternelle dont la section maternelle a été fermée en application de l'article 36 et qui ont été nouvellement inscrits dans la section maternelle en question le [4 30 septembre]4.
[5 § 1.1 - A la demande du pouvoir organisateur, un nouveau calcul du capital emplois intervient le cinquième jour d'école du mois de janvier.
Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, pendant le mois de décembre et jusqu'au cinquième jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées. ]5
§ 2. [2 A la demande du pouvoir organisateur, une réévaluation du capital emplois intervient le cinquième jour d'école [5 après les vacances de Pâques]5.]2
[3 Sont pris en compte les élèves réguliers qui, pendant le mois de mars et jusqu'au cinquième jour d'école [5 après les vacances de Pâques]5 de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]3
Modifications
Art. 56bis. <INGEVOEGD bij DDG 2003-06-30/32, art. 14; Inwerkingtreding : 01-09-2003 en gelden voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005> Beperking
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 53, 54, 55 en 56 ligt niet hoger dan hetgeen vastgelegd op basis van de schoolbevolking op 31 januari 2002.
In afwijking van het eerste lid verkrijgt een vestiging waarvan de schoolbevolking op 31 januari recht geeft op ten minste een halve betrekking meer dan het betrekkingenpakket vastgelegd op 31 januari 2002, één bijkomende halve betrekking.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 53, 54, 55 en 56 ligt niet hoger dan hetgeen vastgelegd op basis van de schoolbevolking op 31 januari 2002.
In afwijking van het eerste lid verkrijgt een vestiging waarvan de schoolbevolking op 31 januari recht geeft op ten minste een halve betrekking meer dan het betrekkingenpakket vastgelegd op 31 januari 2002, één bijkomende halve betrekking.
Art. 56bis. Limitation
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, 54, 55 et 56 n'excède pas le capital emplois déterminé sur la base du nombre d'élèves au 31 janvier 2002.
Par dérogation à l'alinéa 1er, une implantation dont le nombre d'élèves au 31 janvier donne droit à au moins un demi-emploi de plus que le capital emplois déterminé au 31 janvier 2002 se voit accorder un demi-emploi supplémentaire.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, 54, 55 et 56 n'excède pas le capital emplois déterminé sur la base du nombre d'élèves au 31 janvier 2002.
Par dérogation à l'alinéa 1er, une implantation dont le nombre d'élèves au 31 janvier donne droit à au moins un demi-emploi de plus que le capital emplois déterminé au 31 janvier 2002 se voit accorder un demi-emploi supplémentaire.
Art.57. Aanwendingsduur
§ 1. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 53 tot 55 en 56bis is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
§ 2. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen [6 53, eerste lid,]6, 54, 56, § 1, en 56bis is beschikbaar vanaf [5 1 oktober]5 tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één [4 [6 ...]6 betrekking meer]4 telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
[6 Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, tweede lid, artikel 54 en artikel 56, § 1, is beschikbaar vanaf 1 oktober tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één lestijd meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.]6
In afwijking van [6 het eerste en het tweede lid]6 kan de inrichtende macht reeds op de eerste schooldag gebruik maken van het in het eerste lid bedoelde betrekkingenpakket. Worden de inrichtende macht op grond van de nieuwe berekening minder betrekkingen ter beschikking gesteld dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze betrekkingen op zich nemen.
[6 § 2.1 - Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, eerste lid, artikel 54 en artikel 56, § 1.1, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag van de maand januari tot de laatste schooldag, voor zover het ten minste één betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op 1 oktober recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, tweede lid, artikel 54 en artikel 56, § 1.1, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag van de maand januari tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één lestijd meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.]6
§ 3. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen [6 53, eerste lid,]6, 54, 56, § 2, en 56bis is beschikbaar[2 vanaf de zesde schooldag [6 na de paasvakantie]6]2 tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één [1 [3 [6 ...]6 betrekking]3 ]1 meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht [6 de zesde dag van de maand januari]6 recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
[6 Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, tweede lid, artikel 54 en artikel 56, § 2, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag na de paasvakantie tot de laatste schooldag voor zover het ten minste één lestijd meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de zesde dag van de maand januari recht had voor de betrokken vestigingsplaats.]6
§ 1. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 53 tot 55 en 56bis is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
§ 2. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen [6 53, eerste lid,]6, 54, 56, § 1, en 56bis is beschikbaar vanaf [5 1 oktober]5 tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één [4 [6 ...]6 betrekking meer]4 telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
[6 Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, tweede lid, artikel 54 en artikel 56, § 1, is beschikbaar vanaf 1 oktober tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één lestijd meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.]6
In afwijking van [6 het eerste en het tweede lid]6 kan de inrichtende macht reeds op de eerste schooldag gebruik maken van het in het eerste lid bedoelde betrekkingenpakket. Worden de inrichtende macht op grond van de nieuwe berekening minder betrekkingen ter beschikking gesteld dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze betrekkingen op zich nemen.
[6 § 2.1 - Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, eerste lid, artikel 54 en artikel 56, § 1.1, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag van de maand januari tot de laatste schooldag, voor zover het ten minste één betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op 1 oktober recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, tweede lid, artikel 54 en artikel 56, § 1.1, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag van de maand januari tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één lestijd meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.]6
§ 3. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen [6 53, eerste lid,]6, 54, 56, § 2, en 56bis is beschikbaar[2 vanaf de zesde schooldag [6 na de paasvakantie]6]2 tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één [1 [3 [6 ...]6 betrekking]3 ]1 meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht [6 de zesde dag van de maand januari]6 recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
[6 Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 53, tweede lid, artikel 54 en artikel 56, § 2, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag na de paasvakantie tot de laatste schooldag voor zover het ten minste één lestijd meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de zesde dag van de maand januari recht had voor de betrokken vestigingsplaats.]6
Modifications
Art.57. Durée d'utilisation
§ 1er. Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53 à 55 et 56bis est disponible pour l'année scolaire en cours.
§ 2. Le capital emplois déterminé conformément aux articles [6 53, alinéa 1er]6, 54, 56, § 1er, et 56bis est disponible du [5 1er octobre]5 au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne [4 au moins un emploi [6 ...]6 de plus]4 que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.
[6 Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 2, 54 et 56, § 1er, est disponible du 1er octobre au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins une période de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.]6
Par dérogation [6 aux alinéas 1er et 2]6, le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois visé [6 aux alinéas 1er et 2]6 dès le premier jour d'école. Si, en raison du nouveau calcul intervenu, le pouvoir organisateur dispose d'un nombre d'emplois inférieur à celui qu'il a organisé le premier jour d'école, ces emplois sont à sa charge.
[6 § 2.1 - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 1er, 54 et 56, § 1.1, est disponible du sixième jour d'école du mois de janvier au dernier jour d'école si le calcul donne au moins un emploi de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur au 1er octobre pour l'implantation concernée.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 2, 54 et 56, § 1.1, est disponible du sixième jour d'école du mois de janvier au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins une période de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.]6
§ 3. Le capital emplois déterminé conformément aux articles [6 53, alinéa 1er]6, 54, 56, § 2, et 56bis est disponible [6 du sixième jour d'école après les vacances de Pâques]6 au dernier jour d'école si le calcul donne au moins 1 emploi [6 ...]6 de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur [6 le sixième jour du mois de janvier]6 pour l'implantation concernée.
[6 Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 2, 54 et 56, § 2, est disponible du sixième jour d'école après les vacances de Pâques au dernier jour d'école si le calcul donne au moins une période de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le sixième jour du mois de janvier pour l'implantation concernée.]6
§ 1er. Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53 à 55 et 56bis est disponible pour l'année scolaire en cours.
§ 2. Le capital emplois déterminé conformément aux articles [6 53, alinéa 1er]6, 54, 56, § 1er, et 56bis est disponible du [5 1er octobre]5 au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne [4 au moins un emploi [6 ...]6 de plus]4 que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.
[6 Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 2, 54 et 56, § 1er, est disponible du 1er octobre au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins une période de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.]6
Par dérogation [6 aux alinéas 1er et 2]6, le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois visé [6 aux alinéas 1er et 2]6 dès le premier jour d'école. Si, en raison du nouveau calcul intervenu, le pouvoir organisateur dispose d'un nombre d'emplois inférieur à celui qu'il a organisé le premier jour d'école, ces emplois sont à sa charge.
[6 § 2.1 - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 1er, 54 et 56, § 1.1, est disponible du sixième jour d'école du mois de janvier au dernier jour d'école si le calcul donne au moins un emploi de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur au 1er octobre pour l'implantation concernée.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 2, 54 et 56, § 1.1, est disponible du sixième jour d'école du mois de janvier au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins une période de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.]6
§ 3. Le capital emplois déterminé conformément aux articles [6 53, alinéa 1er]6, 54, 56, § 2, et 56bis est disponible [6 du sixième jour d'école après les vacances de Pâques]6 au dernier jour d'école si le calcul donne au moins 1 emploi [6 ...]6 de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur [6 le sixième jour du mois de janvier]6 pour l'implantation concernée.
[6 Le capital emplois déterminé conformément aux articles 53, alinéa 2, 54 et 56, § 2, est disponible du sixième jour d'école après les vacances de Pâques au dernier jour d'école si le calcul donne au moins une période de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le sixième jour du mois de janvier pour l'implantation concernée.]6
Modifications
Onderafdeling 2. - Lager onderwijs.
Sous-section 2. - Enseignement primaire.
Art. 58. Aantal betrekkingen.
Naargelang het aantal leerlingen verkrijgt de inrichtende macht het volgende aantal betrekkingen voor het lager onderwijs :
Naargelang het aantal leerlingen verkrijgt de inrichtende macht het volgende aantal betrekkingen voor het lager onderwijs :
Art. 58. Nombre d'emplois
D'après le nombre d'élèves, le pouvoir organisateur obtient, pour l'enseignement primaire, le nombre d'emplois suivants :
D'après le nombre d'élèves, le pouvoir organisateur obtient, pour l'enseignement primaire, le nombre d'emplois suivants :
| Leerlingen | Voltijdse betrekkingen |
| tot 15 | 1,25 |
| 16-20 | 1,5 |
| 21-25 | 2 |
| 26-30 | 2,25 |
en bijkomend 1/4 voltijdse betrekking voor elke begonnen groep van 5 leerlingen.
| Elèves | Temps pleins |
| jusque 15 | 1,25 |
| 16-20 | 1,5 |
| 21-25 | 2 |
| 26-30 | 2,25 |
1/4 d'emploi supplémentaire pour tout groupe entamé de 5 élèves.
Art.59. Berekeningswijze.
Voor de berekening gelden volgende regels :
1° de leerlingen worden per taalsectie afzonderlijk opgeteld;
2° wanneer een school meerdere vestigingsplaatsen telt, worden de leerlingen van die verschillende vestigingsplaatsen per taalsectie afzonderlijk opgeteld.
In afwijking van lid 1, 2° worden de leerlingen van meerdere vestigingsplaatsen samengeteld, wanneer die vestigingsplaatsen minder dan 2 km ver van elkaar liggen. Als basis dient de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met wegomleggingen en eenrichtingsverkeer.
Voor de berekening gelden volgende regels :
1° de leerlingen worden per taalsectie afzonderlijk opgeteld;
2° wanneer een school meerdere vestigingsplaatsen telt, worden de leerlingen van die verschillende vestigingsplaatsen per taalsectie afzonderlijk opgeteld.
In afwijking van lid 1, 2° worden de leerlingen van meerdere vestigingsplaatsen samengeteld, wanneer die vestigingsplaatsen minder dan 2 km ver van elkaar liggen. Als basis dient de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met wegomleggingen en eenrichtingsverkeer.
Art.59. Mode de calcul.
Les règles suivantes sont valables lors du calcul :
1° il y a un comptage séparé par section linguistique;
2° si une école compte plusieurs implantations, les élèves des différentes implantations sont comptés distinctement par section linguistique.
Par dérogation à l'alinéa 1, 2°, les élèves d'implantations séparées de moins de 2 km sont additionnés. L'on prend pour base la distance la plus courte possible mesurée par la route telle que décrite dans l'article 2, 1° de l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général de la police de la circulation routière, sans qu'il soit tenu compte de déviations ou de sens uniques.
Les règles suivantes sont valables lors du calcul :
1° il y a un comptage séparé par section linguistique;
2° si une école compte plusieurs implantations, les élèves des différentes implantations sont comptés distinctement par section linguistique.
Par dérogation à l'alinéa 1, 2°, les élèves d'implantations séparées de moins de 2 km sont additionnés. L'on prend pour base la distance la plus courte possible mesurée par la route telle que décrite dans l'article 2, 1° de l'arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général de la police de la circulation routière, sans qu'il soit tenu compte de déviations ou de sens uniques.
Art.60. Teldag en in aanmerking genomen leerlingen
Als teldag voor de berekening van het betrekkingenpakket geldt [1 15 maart]1 van het voorafgaande schooljaar.
(De regelmatige leerlingen van het lager onderwijs worden in aanmerking genomen.)
Als teldag voor de berekening van het betrekkingenpakket geldt [1 15 maart]1 van het voorafgaande schooljaar.
(De regelmatige leerlingen van het lager onderwijs worden in aanmerking genomen.)
Modifications
Art.60. Jour de référence et élèves pris en compte
Le jour de référence pour le calcul du capital emplois est le [1 15 mars]1 de l'année scolaire précédente.
(Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement primaire.)
Le jour de référence pour le calcul du capital emplois est le [1 15 mars]1 de l'année scolaire précédente.
(Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement primaire.)
Modifications
Art. 60bis. (Ingevoegd bij DDG 2000-10-23/31, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2001) Nieuwe berekening van het betrekkingenpakket in de loop van het schooljaar
Het betrekkingenpakket wordt [1 op 30 september]1 opnieuw berekend.
( De regelmatige leerlingen van het lager onderwijs worden in aanmerking genomen.)
Het betrekkingenpakket wordt [1 op 30 september]1 opnieuw berekend.
( De regelmatige leerlingen van het lager onderwijs worden in aanmerking genomen.)
Modifications
Art. 60bis. (Inséré par DCG 2000-10-23/31, art. 26; En vigueur : 01-09-2001) Nouveau calcul du capital emplois en cours d'année scolaire
Il est procédé à un nouveau calcul du capital emplois le [1 30 septembre]1.
(Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement primaire.)
Il est procédé à un nouveau calcul du capital emplois le [1 30 septembre]1.
(Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement primaire.)
Modifications
Art. 60ter. <INGEVOEGD bij DDG 2003-06-30/32, art. 16; Inwerkingtreding : 01-09-2003 en gelden voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005> Beperking
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 58, 59, 60 en 60bis ligt niet hoger dan hetgeen vastgelegd op basis van de schoolbevolking op 31 januari 2002.
In afwijking van het eerste lid verkrijgt een vestiging waarvan de schoolbevolking op 31 januari recht geeft op een halve betrekking meer dan het betrekkingenpakket vastgelegd op 31 januari 2002, één bijkomende halve betrekking.
Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 58, 59, 60 en 60bis ligt niet hoger dan hetgeen vastgelegd op basis van de schoolbevolking op 31 januari 2002.
In afwijking van het eerste lid verkrijgt een vestiging waarvan de schoolbevolking op 31 januari recht geeft op een halve betrekking meer dan het betrekkingenpakket vastgelegd op 31 januari 2002, één bijkomende halve betrekking.
Art. 60ter. Limitation
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 58, 59, 60 et 60bis n'excède pas le capital emplois déterminé sur la base du nombre d'élèves au 31 janvier 2002.
Par dérogation à l'alinéa 1er, une implantation dont le nombre d'élèves au 31 janvier donne droit à un demi-emploi de plus que le capital emplois déterminé au 31 janvier 2002 se voit accorder un demi-emploi supplémentaire.
Le capital emplois déterminé conformément aux articles 58, 59, 60 et 60bis n'excède pas le capital emplois déterminé sur la base du nombre d'élèves au 31 janvier 2002.
Par dérogation à l'alinéa 1er, une implantation dont le nombre d'élèves au 31 janvier donne droit à un demi-emploi de plus que le capital emplois déterminé au 31 janvier 2002 se voit accorder un demi-emploi supplémentaire.
Art.61. Aanwendingsduur
§ 1. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 58 tot 60 en 60ter is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
§ 2. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 58, 59, 60bis en 60ter is beschikbaar vanaf [1 1 oktober]1 tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één voltijdse betrekking meer of minder telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
In afwijking van het eerste lid mag de inrichtende macht reeds op de eerste schooldag gebruik maken van het in het eerste lid bedoelde betrekkingenpakket. Worden de inrichtende macht op grond van de nieuwe berekening minder betrekkingen ter beschikking gesteld dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze betrekkingen op zich nemen.
§ 1. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 58 tot 60 en 60ter is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
§ 2. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 58, 59, 60bis en 60ter is beschikbaar vanaf [1 1 oktober]1 tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één voltijdse betrekking meer of minder telt dan het betrekkingenpakket waarop de inrichtende macht op de eerste schooldag recht had voor de betrokken vestigingsplaats.
In afwijking van het eerste lid mag de inrichtende macht reeds op de eerste schooldag gebruik maken van het in het eerste lid bedoelde betrekkingenpakket. Worden de inrichtende macht op grond van de nieuwe berekening minder betrekkingen ter beschikking gesteld dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze betrekkingen op zich nemen.
Modifications
Art.61. Durée d'utilisation
§ 1er. Le capital emplois déterminé conformément aux articles 58 à 60 et 60ter est disponible pour l'année scolaire en cours.
§ 2. Le capital emplois déterminé conformément aux articles 58, 59, 60bis et 60ter est disponible du [1 1er octobre]1 au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins 1 emploi à temps plein de plus ou de moins que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.
Par dérogation à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois visé au premier alinéa dès le premier jour d'école. Si, en raison du nouveau calcul intervenu, le pouvoir organisateur dispose d'un nombre d'emplois inférieur à celui qu'il a organisé le premier jour d'école, ces emplois sont à sa charge.
§ 1er. Le capital emplois déterminé conformément aux articles 58 à 60 et 60ter est disponible pour l'année scolaire en cours.
§ 2. Le capital emplois déterminé conformément aux articles 58, 59, 60bis et 60ter est disponible du [1 1er octobre]1 au dernier jour de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins 1 emploi à temps plein de plus ou de moins que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école pour l'implantation concernée.
Par dérogation à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois visé au premier alinéa dès le premier jour d'école. Si, en raison du nouveau calcul intervenu, le pouvoir organisateur dispose d'un nombre d'emplois inférieur à celui qu'il a organisé le premier jour d'école, ces emplois sont à sa charge.
Modifications
Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor kleuter- en lager onderwijs.
Sous-section 3. - Dispositions communes à l'enseignement maternel et à l'enseignement primaire.
Art.62. Solidariteit en overdracht van het betrekkingenpakket.
§ 1. (Met uitzondering van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig [2 artikel 56, § 1.1 en § 2]2, kan het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk van een school naar een andere, van een onderwijsniveau naar een ander, van een vestigingsplaats naar een andere, van een taalsectie naar een andere overgedragen worden.)
De overdracht van een onderwijsniveau naar een ander mag slechts per 1/4 betrekkingen gebeuren.
De overdracht waarvan sprake is in de leden 1 en 2 vindt slechts plaats in het officieel onderwijs georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap, in het door haar gesubsidieerd officieel onderwijs en in het door haar gesubsidieerd vrij onderwijs.
§ 2. De overdracht van het betrekkingenpakket mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld worden.
Een definitieve benoeming of aanstelling is niet toegelaten voor een betrekking of gedeelte van betrekking opgericht met toepassing van § 1.
§ 1. (Met uitzondering van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig [2 artikel 56, § 1.1 en § 2]2, kan het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk van een school naar een andere, van een onderwijsniveau naar een ander, van een vestigingsplaats naar een andere, van een taalsectie naar een andere overgedragen worden.)
De overdracht van een onderwijsniveau naar een ander mag slechts per 1/4 betrekkingen gebeuren.
De overdracht waarvan sprake is in de leden 1 en 2 vindt slechts plaats in het officieel onderwijs georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap, in het door haar gesubsidieerd officieel onderwijs en in het door haar gesubsidieerd vrij onderwijs.
§ 2. De overdracht van het betrekkingenpakket mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld worden.
Een definitieve benoeming of aanstelling is niet toegelaten voor een betrekking of gedeelte van betrekking opgericht met toepassing van § 1.
Art.62. Solidarité et transfert de capital emplois.
§ 1. (A l'exception du capital emplois déterminé conformément [2 à l'article 56, § 1.1 et § 2, ]2 le capital emplois déterminé conformément à la section 3 de ce chapitre peut être transféré d'une école à l'autre, d'un niveau d'enseignement à l'autre, d'une implantation à l'autre et d'une section linguistique à l'autre.)
Le transfert d'un niveau d'enseignement à l'autre ne peut s'effectuer que par 1/4 d'emplois.
Le transfert dont question aux alinéas 1 et 2 n'intervient qu'au sein de l'enseignement officiel organisé par la Communauté germanophone, de l'enseignement officiel subventionné et de l'enseignement libre subventionné par elle.
§ 2. Le transfert de capital emplois ne peut entraîner la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Une nomination ou un engagement à titre définitif n'est pas autorise(e) pour un emploi ou une partie d'emploi créé(e) en application du § 1.
§ 1. (A l'exception du capital emplois déterminé conformément [2 à l'article 56, § 1.1 et § 2, ]2 le capital emplois déterminé conformément à la section 3 de ce chapitre peut être transféré d'une école à l'autre, d'un niveau d'enseignement à l'autre, d'une implantation à l'autre et d'une section linguistique à l'autre.)
Le transfert d'un niveau d'enseignement à l'autre ne peut s'effectuer que par 1/4 d'emplois.
Le transfert dont question aux alinéas 1 et 2 n'intervient qu'au sein de l'enseignement officiel organisé par la Communauté germanophone, de l'enseignement officiel subventionné et de l'enseignement libre subventionné par elle.
§ 2. Le transfert de capital emplois ne peut entraîner la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Une nomination ou un engagement à titre définitif n'est pas autorise(e) pour un emploi ou une partie d'emploi créé(e) en application du § 1.
Art.63. Overleg en verhoor.
De inrichtende macht of haar vertegenwoordiger beslist over de aanwending van het betrekkingenpakket na overleg met het bestuurs- of onderwijzend personeel en na de oudersafvaardigingen te hebben gehoord.
De inrichtende macht of haar vertegenwoordiger beslist over de aanwending van het betrekkingenpakket na overleg met het bestuurs- of onderwijzend personeel en na de oudersafvaardigingen te hebben gehoord.
Art.63. Concertation et audition.
Le pouvoir organisateur ou son délégué décide de l'utilisation du capital emplois après concertation avec le personnel directeur et enseignant et après audition des associations de parents d'élèves.
Le pouvoir organisateur ou son délégué décide de l'utilisation du capital emplois après concertation avec le personnel directeur et enseignant et après audition des associations de parents d'élèves.
Art.64. Beperkende bepalingen.
De personeelsleden die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd onderwijs tot de stage toegelaten zijn en degenen die in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt in dezelfde school uitoefenen.
De personeelsleden die in het gesubsidieerd officieel onderwijs in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt bij dezelfde inrichtende macht uitoefenen.
De personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs die definitief aangesteld zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt uitoefenen in scholen van het gesubsidieerd vrij onderwijs die in dezelfde gemeente gelegen zijn.
Een bijzonder leermeester wiens prestaties tot het betrekkingenpakket behoren, mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld om een onderwijzer aan te werven.
Een onderwijzer mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld om een bijzonder leermeester aan te werven wiens prestaties tot het lestijdenpakket behoren dat op grond van de artikelen 58 tot 60 en 68, § 4 berekend wordt.
De personeelsleden die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd onderwijs tot de stage toegelaten zijn en degenen die in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt in dezelfde school uitoefenen.
De personeelsleden die in het gesubsidieerd officieel onderwijs in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt bij dezelfde inrichtende macht uitoefenen.
De personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs die definitief aangesteld zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt uitoefenen in scholen van het gesubsidieerd vrij onderwijs die in dezelfde gemeente gelegen zijn.
Een bijzonder leermeester wiens prestaties tot het betrekkingenpakket behoren, mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld om een onderwijzer aan te werven.
Een onderwijzer mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld om een bijzonder leermeester aan te werven wiens prestaties tot het lestijdenpakket behoren dat op grond van de artikelen 58 tot 60 en 68, § 4 berekend wordt.
Art.64. Dispositions limitatives.
Les membres du personnel de l'enseignement organisé par la Communauté germanophone qui sont admis au stage et ceux qui sont nommés à titre définitif ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans la même école.
Les membres du personnel nommés à titre définitif dans l'enseignement officiel subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction auprès du même pouvoir organisateur.
Les membres du personnel engagés à titre définitif dans l'enseignement libre subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans les écoles de l'enseignement libre subventionné situées dans la même commune.
Un maître de cours spéciaux dont les prestations sont comprises dans le capital emplois ne peut être mis en disponibilité par défaut d'emploi pour pouvoir engager un instituteur primaire.
Un instituteur primaire ne peut être mis en disponibilité par défaut d'emploi pour pouvoir engager un maître de cours spéciaux dont les prestations sont comprises dans le capital emplois calculé conformément aux articles 58 à 60 et 68, § 4.
Les membres du personnel de l'enseignement organisé par la Communauté germanophone qui sont admis au stage et ceux qui sont nommés à titre définitif ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans la même école.
Les membres du personnel nommés à titre définitif dans l'enseignement officiel subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction auprès du même pouvoir organisateur.
Les membres du personnel engagés à titre définitif dans l'enseignement libre subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans les écoles de l'enseignement libre subventionné situées dans la même commune.
Un maître de cours spéciaux dont les prestations sont comprises dans le capital emplois ne peut être mis en disponibilité par défaut d'emploi pour pouvoir engager un instituteur primaire.
Un instituteur primaire ne peut être mis en disponibilité par défaut d'emploi pour pouvoir engager un maître de cours spéciaux dont les prestations sont comprises dans le capital emplois calculé conformément aux articles 58 à 60 et 68, § 4.
Afdeling 3.1. [1 - Kleuterschoolassistent]1
Section 3.1. [1 - Assistant en maternelle]1
Art. 64.1. [1 Aantal betrekkingen
In het kleuteronderwijs krijgt de inrichtende macht, voor al haar basisscholen en op basis van het totale aantal leerlingen, het volgende aantal betrekkingen in het ambt van kleuterschoolassistent :
1° tot 25 kleuters: 0,5 voltijdse betrekking;
2° 26 tot 50 kleuters: 1 voltijdse betrekking;
3° 51-75 kleuters: 1,5 voltijdse betrekking;
4° 76-100 kleuters: 2 voltijdse betrekkingen;
5° 101-125 kleuters: 2,5 voltijdse betrekkingen.
Voor elke begonnen groep van 25 kleuters: één bijkomende halve betrekking.]1
In het kleuteronderwijs krijgt de inrichtende macht, voor al haar basisscholen en op basis van het totale aantal leerlingen, het volgende aantal betrekkingen in het ambt van kleuterschoolassistent :
1° tot 25 kleuters: 0,5 voltijdse betrekking;
2° 26 tot 50 kleuters: 1 voltijdse betrekking;
3° 51-75 kleuters: 1,5 voltijdse betrekking;
4° 76-100 kleuters: 2 voltijdse betrekkingen;
5° 101-125 kleuters: 2,5 voltijdse betrekkingen.
Voor elke begonnen groep van 25 kleuters: één bijkomende halve betrekking.]1
Art. 64.1. [1 Nombre d'emplois
Dans l'enseignement maternel, le pouvoir organisateur reçoit pour toutes ses écoles fondamentales le nombre d'emplois suivant pour la fonction d'assistant en maternelle, et ce, relativement au nombre total d'élèves :
1. jusqu'à 25 élèves de maternelle : 0,5 emploi à temps plein;
2. de 26 à 50 élèves de maternelle : 1 emploi à temps plein;
3. de 51 à 75 élèves de maternelle : 1,5 emploi à temps plein;
4. de 76 à 100 élèves de maternelle : 2 emplois à temps plein;
5. de 101 à 125 élèves de maternelle : 2,5 emplois à temps plein
et 1/2 emploi supplémentaire pour tout groupe entamé de 25 élèves.]1
Dans l'enseignement maternel, le pouvoir organisateur reçoit pour toutes ses écoles fondamentales le nombre d'emplois suivant pour la fonction d'assistant en maternelle, et ce, relativement au nombre total d'élèves :
1. jusqu'à 25 élèves de maternelle : 0,5 emploi à temps plein;
2. de 26 à 50 élèves de maternelle : 1 emploi à temps plein;
3. de 51 à 75 élèves de maternelle : 1,5 emploi à temps plein;
4. de 76 à 100 élèves de maternelle : 2 emplois à temps plein;
5. de 101 à 125 élèves de maternelle : 2,5 emplois à temps plein
et 1/2 emploi supplémentaire pour tout groupe entamé de 25 élèves.]1
Art. 64.1.1. [1 Gebruiksdoel
De inrichtende macht kan tot 50% van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 64.1 organiseren in het ambt van kleuteronderwijzer,[2 in het ambt van vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs, in het ambt van vakleraar muziek ]2 of in het ambt van studiemeester-opvoeder.
De beslissing van de inrichtende macht om betrekkingen die werden toegekend in het ambt van kleuterschoolassistent, in een ander ambt te organiseren, mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking worden gesteld.]1
De inrichtende macht kan tot 50% van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 64.1 organiseren in het ambt van kleuteronderwijzer,[2 in het ambt van vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs, in het ambt van vakleraar muziek ]2 of in het ambt van studiemeester-opvoeder.
De beslissing van de inrichtende macht om betrekkingen die werden toegekend in het ambt van kleuterschoolassistent, in een ander ambt te organiseren, mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking worden gesteld.]1
Art. 64.1.1. [1 Affectation
Le pouvoir organisateur peut organiser jusqu'à 50% du capital emplois déterminé conformément à l'article 64.1 dans la fonction d'instituteur maternel, [2 , dans la fonction de maître spécial d'activités en langue étrangère en section maternelle ou dans la fonction de maître spécial de musique ou de surveillant-éducateur ]2.
La décision du pouvoir organisateur d'organiser le capital emplois qui a été accordé dans la fonction d'assistant en maternelle dans une autre fonction ne peut avoir pour conséquence que des membres du personnel soient mis en disponibilité par défaut d'emploi.]1
Le pouvoir organisateur peut organiser jusqu'à 50% du capital emplois déterminé conformément à l'article 64.1 dans la fonction d'instituteur maternel, [2 , dans la fonction de maître spécial d'activités en langue étrangère en section maternelle ou dans la fonction de maître spécial de musique ou de surveillant-éducateur ]2.
La décision du pouvoir organisateur d'organiser le capital emplois qui a été accordé dans la fonction d'assistant en maternelle dans une autre fonction ne peut avoir pour conséquence que des membres du personnel soient mis en disponibilité par défaut d'emploi.]1
Art. 64.2. [1 Berekeningswijze
De berekening wordt gebaseerd op alle regelmatig ingeschreven leerlingen in het kleuteronderwijs van de betrokken inrichtende macht.]1
De berekening wordt gebaseerd op alle regelmatig ingeschreven leerlingen in het kleuteronderwijs van de betrokken inrichtende macht.]1
Art. 64.2. [1 Mode de calcul
Sont pris en considération pour le calcul tous les élèves de maternelle régulièrement inscrits auprès du pouvoir organisateur concerné.]1
Sont pris en considération pour le calcul tous les élèves de maternelle régulièrement inscrits auprès du pouvoir organisateur concerné.]1
Art. 64.3. [1 Teldag en in aanmerking genomen kleuters
Als teldag voor de berekening geldt 15 maart van het voorafgaande schooljaar. Worden in aanmerking genomen : de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tot 15 maart van het voorgaande schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]1
Als teldag voor de berekening geldt 15 maart van het voorafgaande schooljaar. Worden in aanmerking genomen : de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tot 15 maart van het voorgaande schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]1
Art. 64.3. [1 Jour de référence et élèves de maternelle pris en compte
Le jour de référence est le 15 mars de l'année scolaire précédente. Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'au 15 mars de l'année scolaire précédente, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école, à raison de demi-journées.]1
Le jour de référence est le 15 mars de l'année scolaire précédente. Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'au 15 mars de l'année scolaire précédente, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école, à raison de demi-journées.]1
Art. 64.4. [1 Nieuwe berekening van het betrekkingenpakket in de loop van het schooljaar
§ 1 - Op 30 september wordt het betrekkingenpakket opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tot 30 september van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
In afwijking van het tweede lid worden eveneens in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs wier kleuterafdeling met toepassing van artikel 36 werd gesloten en die op 30 september in de betrokken kleuterafdeling opnieuw zijn ingeschreven.
[2 § 1.1 - Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag van de maand januari opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand december en tot de vijfde schooldag van de maand januari van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]2
§ 2 - Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag [2 na de paasvakantie]2 opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand maart en tot de vijfde schooldag [2 na de paasvakantie]2 van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]1
§ 1 - Op 30 september wordt het betrekkingenpakket opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tot 30 september van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.
In afwijking van het tweede lid worden eveneens in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs wier kleuterafdeling met toepassing van artikel 36 werd gesloten en die op 30 september in de betrokken kleuterafdeling opnieuw zijn ingeschreven.
[2 § 1.1 - Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag van de maand januari opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand december en tot de vijfde schooldag van de maand januari van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]2
§ 2 - Op aanvraag van de inrichtende macht wordt het betrekkingenpakket op de vijfde schooldag [2 na de paasvakantie]2 opnieuw berekend.
Worden in aanmerking genomen: de regelmatige leerlingen van het kleuteronderwijs die tijdens de maand maart en tot de vijfde schooldag [2 na de paasvakantie]2 van het lopende schooljaar gedurende ten minste vijf schooldagen, ten belope van halve dagen, aanwezig waren.]1
Art. 64.4. [1 Nouveau calcul du capital emplois en cours d'année scolaire
§ 1er - Le capital emplois est recalculé le 30 septembre.
Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'au 30 septembre de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école, à raison de demi-journées.
Par dérogation à l'alinéa 2, sont également pris en considération les élèves réguliers de maternelle dont la section a été fermée en application de l'article 36 et qui ont été nouvellement inscrits dans celle en question le 30 septembre.
[2 § 1.1 - A la demande du pouvoir organisateur, un nouveau calcul du capital emplois intervient le cinquième jour d'école du mois de janvier.
Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, pendant le mois de décembre et jusqu'au cinquième jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]2
§ 2 - A la demande du pouvoir organisateur, un nouveau calcul du capital emplois intervient le cinquième jour d'école [2 après les vacances de Pâques]2.
Sont pris en compte les élèves réguliers qui, pendant le mois de mars et jusqu'au cinquième jour d'école [2 après les vacances de Pâques]2 de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école, à raison de demi-journées.]1
§ 1er - Le capital emplois est recalculé le 30 septembre.
Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, jusqu'au 30 septembre de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école, à raison de demi-journées.
Par dérogation à l'alinéa 2, sont également pris en considération les élèves réguliers de maternelle dont la section a été fermée en application de l'article 36 et qui ont été nouvellement inscrits dans celle en question le 30 septembre.
[2 § 1.1 - A la demande du pouvoir organisateur, un nouveau calcul du capital emplois intervient le cinquième jour d'école du mois de janvier.
Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui, pendant le mois de décembre et jusqu'au cinquième jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées.]2
§ 2 - A la demande du pouvoir organisateur, un nouveau calcul du capital emplois intervient le cinquième jour d'école [2 après les vacances de Pâques]2.
Sont pris en compte les élèves réguliers qui, pendant le mois de mars et jusqu'au cinquième jour d'école [2 après les vacances de Pâques]2 de l'année scolaire en cours, ont été présents pendant au moins cinq jours d'école, à raison de demi-journées.]1
Art. 64.5. [1 Aanwendingsduur
§ 1 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 64.1 tot 64.4 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
§ 2 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 64.1, 64.2 en 64.4, § 1, is beschikbaar vanaf 1 oktober tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op de eerste schooldag aan de inrichtende macht werd toegekend.
In afwijking van het eerste lid kan de inrichtende macht reeds op de eerste schooldag gebruik maken van het in het eerste lid bedoelde betrekkingenpakket. Worden de inrichtende macht op grond van de nieuwe berekening minder betrekkingen ter beschikking gesteld dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze betrekkingen voor haar rekening nemen.
[2 § 2.1 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig artikel 64.1, artikel 64.2 en artikel 64.4, § 1.1, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag van de maand januari tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegekend.]2
§ 3 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 64.1, 64.2 en 64.4, § 2, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag [2 na de paasvakantie]2 tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op [2 de zesde dag van de maand januari]2 aan de inrichtende macht werd toegekend.
§ 4 - De inrichtende macht mag vrij beslissen hoe ze het betrekkingenpakket over de kleuterafdelingen van haar vestigingen verdeelt.
Met inachtneming van de wekelijkse arbeidstijd vermeld in artikel 75 kan de inrichtende macht het betrekkingenpakket over verscheidene personeelsleden verdelen bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of definitieve aanstelling.]1
§ 1 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 64.1 tot 64.4 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
§ 2 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 64.1, 64.2 en 64.4, § 1, is beschikbaar vanaf 1 oktober tot de laatste dag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op de eerste schooldag aan de inrichtende macht werd toegekend.
In afwijking van het eerste lid kan de inrichtende macht reeds op de eerste schooldag gebruik maken van het in het eerste lid bedoelde betrekkingenpakket. Worden de inrichtende macht op grond van de nieuwe berekening minder betrekkingen ter beschikking gesteld dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze betrekkingen voor haar rekening nemen.
[2 § 2.1 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig artikel 64.1, artikel 64.2 en artikel 64.4, § 1.1, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag van de maand januari tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegekend.]2
§ 3 - Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 64.1, 64.2 en 64.4, § 2, is beschikbaar vanaf de zesde schooldag [2 na de paasvakantie]2 tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar voor zover het ten minste één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op [2 de zesde dag van de maand januari]2 aan de inrichtende macht werd toegekend.
§ 4 - De inrichtende macht mag vrij beslissen hoe ze het betrekkingenpakket over de kleuterafdelingen van haar vestigingen verdeelt.
Met inachtneming van de wekelijkse arbeidstijd vermeld in artikel 75 kan de inrichtende macht het betrekkingenpakket over verscheidene personeelsleden verdelen bij de tijdelijke aanwijzing of aanstelling, alsook bij de vaste benoeming of definitieve aanstelling.]1
Art. 64.5. [1 Durée d'utilisation
§ 1er - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1 à 64.4 est disponible pour l'année scolaire en cours.
§ 2- Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1, 64.2 et 64.4, § 1er, est disponible du 1er octobre au dernier jour de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école.
Par dérogation à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois visé au premier alinéa dès le premier jour d'école. Si, en raison du nouveau calcul, le pouvoir organisateur dispose d'un nombre d'emplois inférieur à celui qu'il a organisé le premier jour d'école, ces emplois sont à sa charge.
[2 § 2.1 - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1, 64.2 et 64.4, § 1.1, est disponible du sixième jour d'école du mois de janvier au dernier jour d'école de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le 1er octobre.]2
§ 3 - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1, 64.2 et 64.4, § 2, est disponible du sixième jour d'école [2 après les vacances de Pâques]2 au dernier jour d'école de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur [2 le sixième jour du mois de janvier]2.
§ 4 - Le pouvoir organisateur répartit à sa guise le capital emplois entre les sections maternelles de ses implantations.
Dans le respect du temps de travail hebdomadaire mentionné à l'article 75, le pouvoir organisateur peut répartir le capital emplois entre plusieurs membres du personnel lors de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire ainsi que lors de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.]1
§ 1er - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1 à 64.4 est disponible pour l'année scolaire en cours.
§ 2- Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1, 64.2 et 64.4, § 1er, est disponible du 1er octobre au dernier jour de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le premier jour d'école.
Par dérogation à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois visé au premier alinéa dès le premier jour d'école. Si, en raison du nouveau calcul, le pouvoir organisateur dispose d'un nombre d'emplois inférieur à celui qu'il a organisé le premier jour d'école, ces emplois sont à sa charge.
[2 § 2.1 - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1, 64.2 et 64.4, § 1.1, est disponible du sixième jour d'école du mois de janvier au dernier jour d'école de l'année scolaire en cours si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur le 1er octobre.]2
§ 3 - Le capital emplois déterminé conformément aux articles 64.1, 64.2 et 64.4, § 2, est disponible du sixième jour d'école [2 après les vacances de Pâques]2 au dernier jour d'école de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps de plus que le capital emplois accordé au pouvoir organisateur [2 le sixième jour du mois de janvier]2.
§ 4 - Le pouvoir organisateur répartit à sa guise le capital emplois entre les sections maternelles de ses implantations.
Dans le respect du temps de travail hebdomadaire mentionné à l'article 75, le pouvoir organisateur peut répartir le capital emplois entre plusieurs membres du personnel lors de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire ainsi que lors de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.]1
Afdeling 4. - Godsdienst en niet-confessionele zedenleer.
Section 4. - Religion et morale non confessionnelle.
Onderafdeling 1. - Principe.
Sous-section 1. - Principe.
Art.65. Aantal wekelijkse lestijden.
Elke leerling van het lager onderwijs ontvangt 2 uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer per week.
[1 Op aanvraag van de personen belast met de opvoeding krijgt elk leerplichtig kind dat naar het kleuteronderwijs gaat, twee uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school.]1
Te dien einde verkrijgt de inrichtende macht 2 lestijden per week voor elke cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer georganiseerd in haar school.
Elke leerling van het lager onderwijs ontvangt 2 uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer per week.
[1 Op aanvraag van de personen belast met de opvoeding krijgt elk leerplichtig kind dat naar het kleuteronderwijs gaat, twee uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school.]1
Te dien einde verkrijgt de inrichtende macht 2 lestijden per week voor elke cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer georganiseerd in haar school.
Modifications
Art.65. Nombre hebdomadaire de périodes de cours.
Chaque élève de l'enseignement primaire reçoit deux périodes de cours de religion ou de morale non confessionnelle par semaine.
[1 A la demande des personnes chargées de l'éducation, chaque élève de maternelle soumis à l'obligation scolaire reçoit deux périodes de cours de religion ou de morale non confessionnelle dans l'école primaire annexée.]1
A cette fin, le pouvoir organisateur obtient deux périodes de cours par semaine pour chaque cours de religion ou de morale non confessionnelle organisé dans son école.
Chaque élève de l'enseignement primaire reçoit deux périodes de cours de religion ou de morale non confessionnelle par semaine.
[1 A la demande des personnes chargées de l'éducation, chaque élève de maternelle soumis à l'obligation scolaire reçoit deux périodes de cours de religion ou de morale non confessionnelle dans l'école primaire annexée.]1
A cette fin, le pouvoir organisateur obtient deux périodes de cours par semaine pour chaque cours de religion ou de morale non confessionnelle organisé dans son école.
Modifications
Onderafdeling 2. - Organisatie van de cursussen en berekening van het aantal leerlingen.
Sous-section 2. - Organisation des cours et comptabilisation des élèves.
Art.66. Berekeningsregels.
De berekeningsregels vermeld in artikel 59 zijn van toepassing op deze onderafdeling.
De berekeningsregels vermeld in artikel 59 zijn van toepassing op deze onderafdeling.
Art.66. Règles de calcul.
Les règles de calcul énoncées à l'article 59 sont applicables à la présente sous-section.
Les règles de calcul énoncées à l'article 59 sont applicables à la présente sous-section.
Art.67. Onverminderd artikel 70, § 1, leden 3 en 4, geldt als teldag voor de berekening van het aantal leerlingen [1 30 september]1. De regelmatige leerlingen van het lager onderwijs worden in aanmerking genomen.
Modifications
Art.67. Sans préjudice de l'article 70, § 1er, alinéas 3 et 4, le jour de référence pour compter les élèves est le [1 30 septembre]1 du mois de septembre. Sont pris en compte les élèves réguliers de l'enseignement primaire.
Modifications
Art. 68. Recht.
§ 1. In elke vestigingsplaats die één of twee [2 lagereschoolklassen]2 organiseert, worden de cursussen godsdienst resp. niet-confessionele zedenleer per klas georganiseerd.
[2 De leerplichtige kinderen in het kleuteronderwijs die op aanvraag van de personen belast met de opvoeding de lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer volgen, bezoeken daartoe de aangesloten lagere school.]2
§ 2. In elke vestigingsplaats die drie klassen of meer organiseert, wordt het aantal cursussen als volgt vastgelegd :
§ 1. In elke vestigingsplaats die één of twee [2 lagereschoolklassen]2 organiseert, worden de cursussen godsdienst resp. niet-confessionele zedenleer per klas georganiseerd.
[2 De leerplichtige kinderen in het kleuteronderwijs die op aanvraag van de personen belast met de opvoeding de lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer volgen, bezoeken daartoe de aangesloten lagere school.]2
§ 2. In elke vestigingsplaats die drie klassen of meer organiseert, wordt het aantal cursussen als volgt vastgelegd :
Art. 68. Droit.
§ 1. Dans chaque implantation disposant d'une classe [2 de primaire]2 ou deux, le cours de religion et/ou de morale non confessionnelle est organisé pour chaque classe.
[2 Les élèves de maternelle soumis à l'obligation scolaire qui, à la demande des personnes chargées de leur éducation, suivent un cours de religion ou de morale non confessionnelle, fréquentent à cette fin l'école primaire annexée.]2
§ 2. Dans chaque implantation disposant de trois classes ou plus, le nombre de cours est déterminé comme suit :
§ 1. Dans chaque implantation disposant d'une classe [2 de primaire]2 ou deux, le cours de religion et/ou de morale non confessionnelle est organisé pour chaque classe.
[2 Les élèves de maternelle soumis à l'obligation scolaire qui, à la demande des personnes chargées de leur éducation, suivent un cours de religion ou de morale non confessionnelle, fréquentent à cette fin l'école primaire annexée.]2
§ 2. Dans chaque implantation disposant de trois classes ou plus, le nombre de cours est déterminé comme suit :
| tot 23 leerlingen . . . . . . . . . . . . ..1 cursus |
| van 24 tot 44 leerlingen . . . . . . . . . .2 cursussen |
| van 45 tot 71 leerlingen . . . . . . . . . .3 cursussen |
| van 72 tot 94 leerlingen . . . . . . . . . .4 cursussen |
| van 95 tot 117 leerlingen . . . . . . . . ..5 cursussen |
| van 118 tot 140 leerlingen . . . . . . . . .6 cursussen |
| van 141 tot 163 leerlingen . . . . . . . . .7 cursussen |
| van 164 tot 186 leerlingen . . . . . . . . .8 cursussen |
| van 187 tot 209 leerlingen . . . . . . . . .9 cursussen |
| van 210 tot 231 leerlingen . . . . . . . .10 cursussen |
| van 232 tot 256 leerlingen . . . . . . . .11 cursussen |
en 1 bijkomend cursus voor elke begonnen groep van 25 leerlingen.
§ 3. Voor elke cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer worden de leerlingen per groep van twee opeenvolgende studiejaren opgeteld. Het gaat resp. om het eerste en het tweede, het derde en het vierde, het vijfde en het zesde studiejaar, telkens met het woord " graad " aangeduid [1 in artikel 70]1. [2 De leerplichtige kinderen in het kleuteronderwijs die op aanvraag van de personen belast met de opvoeding de lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school volgen, worden meegeteld bij de leerlingen van de eerste graad.]2
§ 4. Indien de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer met toepassing van artikel 71 door een onderwijzer worden verstrekt, wordt het overeenkomstig de §§ 1 en 2 berekend aantal cursussen met het aantal cursussen verminderd die door de onderwijzer worden verstrekt. Dit kan niet tot gevolg hebben dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld worden.
Het overeenkomstige aantal uren wordt aan het met toepassing van de artikelen 58 tot 60 berekend betrekkingenpakket toegevoegd. Een definitieve benoeming of aanstelling is voor deze uren niet toegelaten.
| jusqu'à 23 élèves . . . . . . . . . . . . . . . . 1 cours |
| de 24 à 44 élèves . . . . . . . . . . . . . . . . 2 cours |
| de 45 à 71 élèves . . . . . . . . . . . . . . . . 3 cours |
| de 72 à 94 élèves . . . . . . . . . . . . . . . . 4 cours |
| de 95 à 117 élèves . . . . . . . . . . . . . . .. 5 cours |
| de 118 à 140 élèves . . . . . . . . . . . . . . . 6 cours |
| de 141 à 163 élèves . . . . . . . . . . . . . . . 7 cours |
| de 164 à 186 élèves . . . . . . . . . . . . . . . 8 cours |
| de 187 à 209 élèves . . . . . . . . . . . . . . . 9 cours |
| de 210 à 231 élèves . . . . . . . . . . . . . . 10 cours |
| de 232 à 256 élèves . . . . . . . . . . . . . . 11 cours |
plus un cours par groupe entame de 25 élèves.
§ 3. Pour chaque cours de religion ou de morale non confessionnelle, les élèves sont additionnés par groupe de deux années d'études successives. Il s'agit de la première et de la deuxième année, de la troisième et de la 4ème année ainsi que de la 5ème et de la 6ème année, désignées à chaque fois par le terme " degré " [1 dans l'article 70]1. [2 Les élèves de maternelle soumis à l'obligation scolaire qui, à la demande des personnes chargées de leur éducation, suivent un cours de religion ou de morale non confessionnelle dans l'école primaire annexée sont additionnés aux élèves du premier degré.]2
§ 4. Si le cours de religion et de morale non confessionnelle est dispensé par un instituteur primaire en application de l'article 71, le nombre de cours déterminé conformément aux §§ 1 et 2 est réduit du nombre de cours assurés par l'instituteur. Ceci ne peut entraîner la mise en disponibilité de membres du personnel par défaut d'emploi.
Le nombre d'heures correspondant est ajouté au capital emplois déterminé en application des articles 58 à 60. Une nomination ou un engagement à titre définitif n'est pas admis(e) pour ces heures.
Onderafdeling 3. - Aanwending van de lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer.
Sous-section 3. - Utilisation des périodes de cours de religion et de morale non confessionnelle.
Art.70. Toepassingsduur en beperkende bepalingen.
§ 1. [Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 65 tot [1 68]1 is beschikbaar [2 vanaf]2 [3 1 oktober]3 van het lopende schooljaar tot [2 30 september]2 van het daaropvolgende schooljaar.
In afwijking van het eerste lid kan de inrichtende macht reeds op de eerste dag van het schooljaar bijkomende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer organiseren; zij moet echter de cursussen op zich nemen die [2 op]2 [3 1 oktober]3] niet meer beschikbaar zijn op grond van de nieuwe berekening.]
[4 Zodra een leerling of een leerplichtig kind in het kleuteronderwijs]4 zich in een school of vestiging met afzonderlijke telling inschrijft waar geen door hem gekozen cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer georganiseerd resp. gesubsidieerd wordt voor de graad waarin hij ingeschreven is, worden 2 lestijden godsdienst of niet-confessionele zedenleer voor hem georganiseerd resp. gesubsidieerd.
Indien er in de loop van een schooljaar [4 geen leerling of leerplichtig kind in het kleuteronderwijs]4 van een bepaalde graad meer is die de cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer volgt, dan wordt de cursus in deze graad slechts tot de laatste dag van de maand georganiseerd resp. gesubsidieerd waarin de laatste leerling met het bezoek van de cursus ophoudt.
§ 2. De leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd onderwijs tot de stage toegelaten zijn en degenen die in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt in dezelfde school uitoefenen.
De leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer die in het gesubsidieerd officieel onderwijs in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt bij dezelfde inrichtende macht uitoefenen.
De leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer die in het gesubsidieerd vrij onderwijs vastbenoemd en erkend zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt uitoefenen in scholen van het gesubsidieerd vrij onderwijs die in dezelfde gemeente gelegen zijn.
§ 3. Een bijzonder leermeester godsdienst mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld als een onderwijzer cursussen godsdienst verstrekt.
§ 1. [Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 65 tot [1 68]1 is beschikbaar [2 vanaf]2 [3 1 oktober]3 van het lopende schooljaar tot [2 30 september]2 van het daaropvolgende schooljaar.
In afwijking van het eerste lid kan de inrichtende macht reeds op de eerste dag van het schooljaar bijkomende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer organiseren; zij moet echter de cursussen op zich nemen die [2 op]2 [3 1 oktober]3] niet meer beschikbaar zijn op grond van de nieuwe berekening.]
[4 Zodra een leerling of een leerplichtig kind in het kleuteronderwijs]4 zich in een school of vestiging met afzonderlijke telling inschrijft waar geen door hem gekozen cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer georganiseerd resp. gesubsidieerd wordt voor de graad waarin hij ingeschreven is, worden 2 lestijden godsdienst of niet-confessionele zedenleer voor hem georganiseerd resp. gesubsidieerd.
Indien er in de loop van een schooljaar [4 geen leerling of leerplichtig kind in het kleuteronderwijs]4 van een bepaalde graad meer is die de cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer volgt, dan wordt de cursus in deze graad slechts tot de laatste dag van de maand georganiseerd resp. gesubsidieerd waarin de laatste leerling met het bezoek van de cursus ophoudt.
§ 2. De leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd onderwijs tot de stage toegelaten zijn en degenen die in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt in dezelfde school uitoefenen.
De leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer die in het gesubsidieerd officieel onderwijs in vast verband benoemd zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt bij dezelfde inrichtende macht uitoefenen.
De leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer die in het gesubsidieerd vrij onderwijs vastbenoemd en erkend zijn, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden hetzelfde ambt uitoefenen in scholen van het gesubsidieerd vrij onderwijs die in dezelfde gemeente gelegen zijn.
§ 3. Een bijzonder leermeester godsdienst mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld als een onderwijzer cursussen godsdienst verstrekt.
Art.70. Durée d'application et dispositions limitatives.
§ 1er. [Le capital emplois déterminé conformément aux articles 65 à [1 68]1 est disponible du [2 1er octobre]2 de l'année scolaire en cours jusqu'au [2 30 septembre]2 de l'année scolaire suivante.
Par dérogation au premier alinéa, le pouvoir organisateur peut, dès le premier jour de l'année scolaire, organiser des cours supplémentaires de religion ou de morale non-confessionnelle en devant supporter ceux qui, en raison du calcul intervenu, ne seront plus disponibles au [2 1er octobre ]2.]
Dès qu'un élève [3 ou, selon le cas, un élève de maternelle soumis à l'obligation scolaire]3 s'inscrit dans une école ou implantation à comptage séparé et que le cours de religion ou de morale confessionnelle choisi par lui n'y est pas organisé ou subventionné pour le degré dans lequel il est inscrit, deux périodes de cours de religion ou de morale non confessionnelle sont organisées ou subventionnées pour l'élève en question.
Si au cours d'une année scolaire [3 , aucun élève ou, selon le cas, aucun élève de maternelle soumis à l'obligation scolaire]3 d'un degré particulier ne suit plus le cours de religion ou de morale non confessionnelle, le cours n'est organisé ou subventionné dans ce degré que jusqu'au dernier jour du mois au cours duquel le dernier élève est retiré du cours.
§ 2. Les maîtres de religion et de morale non confessionnelle de l'enseignement organisé par la Communauté germanophone qui sont admis au stage et ceux qui sont nommés à titre définitif ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans la même école.
Les maîtres de religion ou de morale non confessionnelle nommés à titre définitif dans l'enseignement officiel subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction auprès du même pouvoir organisateur.
Les maîtres de religion ou de morale non confessionnelle engagés à titre définitif et agrées dans l'enseignement libre subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans les écoles de l'enseignement libre subventionné situées dans la même commune.
§ 3. Un maître de religion ne peut être mis en disponibilité par défaut d'emploi lorsqu'un instituteur primaire donne cours de religion.
§ 1er. [Le capital emplois déterminé conformément aux articles 65 à [1 68]1 est disponible du [2 1er octobre]2 de l'année scolaire en cours jusqu'au [2 30 septembre]2 de l'année scolaire suivante.
Par dérogation au premier alinéa, le pouvoir organisateur peut, dès le premier jour de l'année scolaire, organiser des cours supplémentaires de religion ou de morale non-confessionnelle en devant supporter ceux qui, en raison du calcul intervenu, ne seront plus disponibles au [2 1er octobre ]2.]
Dès qu'un élève [3 ou, selon le cas, un élève de maternelle soumis à l'obligation scolaire]3 s'inscrit dans une école ou implantation à comptage séparé et que le cours de religion ou de morale confessionnelle choisi par lui n'y est pas organisé ou subventionné pour le degré dans lequel il est inscrit, deux périodes de cours de religion ou de morale non confessionnelle sont organisées ou subventionnées pour l'élève en question.
Si au cours d'une année scolaire [3 , aucun élève ou, selon le cas, aucun élève de maternelle soumis à l'obligation scolaire]3 d'un degré particulier ne suit plus le cours de religion ou de morale non confessionnelle, le cours n'est organisé ou subventionné dans ce degré que jusqu'au dernier jour du mois au cours duquel le dernier élève est retiré du cours.
§ 2. Les maîtres de religion et de morale non confessionnelle de l'enseignement organisé par la Communauté germanophone qui sont admis au stage et ceux qui sont nommés à titre définitif ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans la même école.
Les maîtres de religion ou de morale non confessionnelle nommés à titre définitif dans l'enseignement officiel subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction auprès du même pouvoir organisateur.
Les maîtres de religion ou de morale non confessionnelle engagés à titre définitif et agrées dans l'enseignement libre subventionné ne peuvent être mis en disponibilité par défaut d'emploi tant que des membres du personnel temporaires occupent la même fonction dans les écoles de l'enseignement libre subventionné situées dans la même commune.
§ 3. Un maître de religion ne peut être mis en disponibilité par défaut d'emploi lorsqu'un instituteur primaire donne cours de religion.
Art.71. [1 Aanwending.
De cursus godsdienst kan door een onderwijzer verstrekt worden, voor zover de bevoegde instantie van de betrokken eredienst, indien zo'n instantie bestaat, de inrichtende macht en de betrokken onderwijzer ermee akkoord gaan.
De cursus niet-confessionele zedenleer kan door een onderwijzer verstrekt wordt, voor zover hij en de inrichtende macht ermee akkoord gaan.
De lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer worden aangewend in de vestiging waarvan het aantal leerlingen recht geeft op deze cursussen.]1
De cursus godsdienst kan door een onderwijzer verstrekt worden, voor zover de bevoegde instantie van de betrokken eredienst, indien zo'n instantie bestaat, de inrichtende macht en de betrokken onderwijzer ermee akkoord gaan.
De cursus niet-confessionele zedenleer kan door een onderwijzer verstrekt wordt, voor zover hij en de inrichtende macht ermee akkoord gaan.
De lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer worden aangewend in de vestiging waarvan het aantal leerlingen recht geeft op deze cursussen.]1
Modifications
Art.71. [1 Utilisation.
Le cours de religion peut être dispensé par un instituteur primaire moyennant l'accord de l'autorité compétente pour le culte concerné, si elle existe, du pouvoir organisateur et de l'enseignant concerné.
Le cours de morale non confessionnelle peut être dispensé par un instituteur primaire moyennant son accord et celui du pouvoir organisateur.
Les périodes de cours de religion et de morale non confessionnelle sont utilisées dans l'implantation dont le nombre d'élèves donne droit à ces cours.]1
Le cours de religion peut être dispensé par un instituteur primaire moyennant l'accord de l'autorité compétente pour le culte concerné, si elle existe, du pouvoir organisateur et de l'enseignant concerné.
Le cours de morale non confessionnelle peut être dispensé par un instituteur primaire moyennant son accord et celui du pouvoir organisateur.
Les périodes de cours de religion et de morale non confessionnelle sont utilisées dans l'implantation dont le nombre d'élèves donne droit à ces cours.]1
Modifications
HOOFDSTUK VII. - Wekelijkse werktijd.
CHAPITRE VII. - Temps de travail hebdomadaire.
Art.72. Schoolhoofd.
Het schoolhoofd oefent zijn ambt uit tijdens de openingsuren van de school en de tijd bestemd tot de verwezenlijking van het schoolproject.
Het schoolhoofd oefent zijn ambt uit tijdens de openingsuren van de school en de tijd bestemd tot de verwezenlijking van het schoolproject.
Art.72. Chef d'établissement.
Le chef d'établissement exerce sa fonction pendant les heures d'ouverture de l'école et le temps servant à la réalisation du projet de l'établissement.
Le chef d'établissement exerce sa fonction pendant les heures d'ouverture de l'école et le temps servant à la réalisation du projet de l'établissement.
Art.73. [1 Rekenplichtig correspondent en [2 hoofdsecretaris]2
De werktijd van de rekenplichtig correspondent en van de [2 hoofdsecretaris]2 beloopt 36 uren van 60 minuten.]1 [2 De hoofdsecretaris presteert in de praktijk ten minste negen uren van 60 minuten bij één inrichtende macht.]2
De werktijd van de rekenplichtig correspondent en van de [2 hoofdsecretaris]2 beloopt 36 uren van 60 minuten.]1 [2 De hoofdsecretaris presteert in de praktijk ten minste negen uren van 60 minuten bij één inrichtende macht.]2
Art.73. [1 Correspondant-comptable et [2 secrétaire en chef]2
Le temps de travail du correspondant-comptable et du [2 secrétaire en chef]2 est de 36 heures de 60 minutes]1 [2 Dans les faits, le secrétaire en chef preste au moins neuf heures de soixante minutes auprès d'un pouvoir organisateur.]2
Le temps de travail du correspondant-comptable et du [2 secrétaire en chef]2 est de 36 heures de 60 minutes]1 [2 Dans les faits, le secrétaire en chef preste au moins neuf heures de soixante minutes auprès d'un pouvoir organisateur.]2
Art.74. Onderwijzend personeel.
De prestaties verleend door het onderwijzend personeel omvatten de opdrachten bepaald in artikel 97 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.
De prestaties verleend door het onderwijzend personeel in een school belopen ten hoogste 26 uren van 60 minuten en omvatten :
1° de onderwijsprestatie die binnen het kader van de betrokken lestijd moet worden geleverd;
2° het toezicht opgelegd aan het personeelslid door de inrichtende macht tijdens het tijdperk bepaald in artikel 22, § 2, lid 2;
3° het toezicht dat vrijwillig en na overleg met de personeelsafvaardigingen door het personeelslid waargenomen wordt buiten het tijdperk bepaald in artikel 22, § 2, lid 2;
4° het toezicht tijdens het middaguur dat vrijwillig door het personeelslid waargenomen wordt buiten het tijdperk bepaald in artikel 22, § 2, lid 2, als geen financiële tegemoetkoming toegekend overeenkomstig artikel 30, § 1, leden 3 en 4, voor dit toezicht uitbetaald wordt;
5° andere prestaties die door het personeelslid overeenkomstig artikel 97 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs geleverd worden.
De prestaties verleend door het onderwijzend personeel omvatten de opdrachten bepaald in artikel 97 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs.
De prestaties verleend door het onderwijzend personeel in een school belopen ten hoogste 26 uren van 60 minuten en omvatten :
1° de onderwijsprestatie die binnen het kader van de betrokken lestijd moet worden geleverd;
2° het toezicht opgelegd aan het personeelslid door de inrichtende macht tijdens het tijdperk bepaald in artikel 22, § 2, lid 2;
3° het toezicht dat vrijwillig en na overleg met de personeelsafvaardigingen door het personeelslid waargenomen wordt buiten het tijdperk bepaald in artikel 22, § 2, lid 2;
4° het toezicht tijdens het middaguur dat vrijwillig door het personeelslid waargenomen wordt buiten het tijdperk bepaald in artikel 22, § 2, lid 2, als geen financiële tegemoetkoming toegekend overeenkomstig artikel 30, § 1, leden 3 en 4, voor dit toezicht uitbetaald wordt;
5° andere prestaties die door het personeelslid overeenkomstig artikel 97 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs geleverd worden.
Art.74. Personnel enseignant.
Les prestations des membres du personnel enseignant comprennent les missions fixées à l'article 97 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Les prestations des membres du personnel enseignant fournies au sein de l'école sont de 26 heures de 60 minutes au plus et comprennent :
1° la prestation d'enseignement à fournir dans le cadre de la période de cours concernée;
2° la surveillance imposée au membre du personnel par le pouvoir organisateur dans l'espace de temps déterminé à l'article 22, § 2, alinéa 2;
3° la surveillance assurée volontairement et après concertation avec les délégations du personnel par le membre du personnel en dehors de l'espace de temps déterminé à l'article 22, § 2, alinéa 2;
4° la surveillance du temps de midi assurée volontairement par le membre du personnel en dehors de l'espace de temps détermine à l'article 22, § 2, alinéa 2, si aucune aide financière accordée conformément à l'article 30, § 1, alinéas 3 et 4, n'est liquidée pour cette surveillance;
5° d'autres prestations fournies par le membre du personnel conformément à l'article 97 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Les prestations des membres du personnel enseignant comprennent les missions fixées à l'article 97 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Les prestations des membres du personnel enseignant fournies au sein de l'école sont de 26 heures de 60 minutes au plus et comprennent :
1° la prestation d'enseignement à fournir dans le cadre de la période de cours concernée;
2° la surveillance imposée au membre du personnel par le pouvoir organisateur dans l'espace de temps déterminé à l'article 22, § 2, alinéa 2;
3° la surveillance assurée volontairement et après concertation avec les délégations du personnel par le membre du personnel en dehors de l'espace de temps déterminé à l'article 22, § 2, alinéa 2;
4° la surveillance du temps de midi assurée volontairement par le membre du personnel en dehors de l'espace de temps détermine à l'article 22, § 2, alinéa 2, si aucune aide financière accordée conformément à l'article 30, § 1, alinéas 3 et 4, n'est liquidée pour cette surveillance;
5° d'autres prestations fournies par le membre du personnel conformément à l'article 97 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Art.75. Kleuterafdeling.
[2 De kleuterleider, de vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen en de vakleraar muziek verstrekken]2 (...) 28 lestijden.
[1 Bij een voltijdse betrekking bedraagt de arbeidstijd van de kleuterschoolassistent 36 uren van 60 minuten per week. De kleuterschoolassistent presteert in de praktijk ten minste negen uren van 60 minuten bij één inrichtende macht.]1
[2 De kleuterleider, de vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen en de vakleraar muziek verstrekken]2 (...) 28 lestijden.
[1 Bij een voltijdse betrekking bedraagt de arbeidstijd van de kleuterschoolassistent 36 uren van 60 minuten per week. De kleuterschoolassistent presteert in de praktijk ten minste negen uren van 60 minuten bij één inrichtende macht.]1
Art.75. Section maternelle.
[2 L'instituteur maternel, le maître spécial d'activités en langue étrangère et le maître spécial de musique dispensent]2 (...) 28 périodes de cours.
[1 Pour l'assistant en maternelle, la durée hebdomadaire de travail est de 36 heures de 60 minutes pour un emploi à temps plein. Dans les faits, l'assistant en maternelle preste au moins neuf heures de 60 minutes par semaine auprès d'un pouvoir organisateur.]1
[2 L'instituteur maternel, le maître spécial d'activités en langue étrangère et le maître spécial de musique dispensent]2 (...) 28 périodes de cours.
[1 Pour l'assistant en maternelle, la durée hebdomadaire de travail est de 36 heures de 60 minutes pour un emploi à temps plein. Dans les faits, l'assistant en maternelle preste au moins neuf heures de 60 minutes par semaine auprès d'un pouvoir organisateur.]1
Art.76. Lagere school.
De onderwijzer verstrekt 24 tot 26 lestijden.
[1 De bijzonder leermeester lichamelijke opvoeding, de leermeester eerste vreemde [3 taal, de vakleraar muziek]3 en de leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer verstrekken 24 tot 26 lestijden.]1
[2 De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs presteert in het kader van een voltijdse betrekking gemiddeld 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt op basis van een referentieperiode van vier maanden berekend. De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs presteert werkelijk ten minste 19 uren van 60 minuten per week bij één inrichtende macht.
De wekelijkse werktijd mag in geen geval 50 uur overschrijden.]2
De onderwijzer verstrekt 24 tot 26 lestijden.
[1 De bijzonder leermeester lichamelijke opvoeding, de leermeester eerste vreemde [3 taal, de vakleraar muziek]3 en de leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer verstrekken 24 tot 26 lestijden.]1
[2 De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs presteert in het kader van een voltijdse betrekking gemiddeld 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt op basis van een referentieperiode van vier maanden berekend. De pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs presteert werkelijk ten minste 19 uren van 60 minuten per week bij één inrichtende macht.
De wekelijkse werktijd mag in geen geval 50 uur overschrijden.]2
Art.76. Ecole primaire.
L'instituteur primaire dispense de 24 à 26 périodes de cours.
[1 Le maître d'éducation physique, le maître de première langue étrangère [3 , le maître spécial de musique ]3 et le maître de religion ou de morale non confessionnelle dispensent de 24 à 26 périodes de cours.]1
[2 Les prestations fournies par le pédagogue de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire s'élèvent, dans le cadre d'une activité à temps plein, à 38 heures de 60 minutes par semaine en moyenne. Cette moyenne est calculée sur une période de référence de quatre mois. Dans les faits, le pédagogue de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire preste au moins 19 heures de 60 minutes par semaine auprès d'un pouvoir organisateur.
Le temps de travail hebdomadaire ne peut en aucun cas dépasser 50 heures.]2
L'instituteur primaire dispense de 24 à 26 périodes de cours.
[1 Le maître d'éducation physique, le maître de première langue étrangère [3 , le maître spécial de musique ]3 et le maître de religion ou de morale non confessionnelle dispensent de 24 à 26 périodes de cours.]1
[2 Les prestations fournies par le pédagogue de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire s'élèvent, dans le cadre d'une activité à temps plein, à 38 heures de 60 minutes par semaine en moyenne. Cette moyenne est calculée sur une période de référence de quatre mois. Dans les faits, le pédagogue de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire preste au moins 19 heures de 60 minutes par semaine auprès d'un pouvoir organisateur.
Le temps de travail hebdomadaire ne peut en aucun cas dépasser 50 heures.]2
Art.77. Toezicht tijdens het middaguur.
§ 1. In het kader van het schoolproject kan de inrichtende macht haar scholen tijdens het middaguur openen.
In dit geval verplicht er de inrichtende macht zich toe het toezicht op de leerlingen te waarborgen. Te dien einde verkrijgt ze middelen zijdens de Regering.
De Regering bepaalt er de modaliteiten van.
§ 2. In afwijking van § 1, lid 2 verkrijgt de inrichtende macht geen financieel middel voor het toezicht gehouden tijdens het middaguur door een lid van het onderwijzend personeel in het kader van zijn werktijd bepaald in artikel 74.
§ 1. In het kader van het schoolproject kan de inrichtende macht haar scholen tijdens het middaguur openen.
In dit geval verplicht er de inrichtende macht zich toe het toezicht op de leerlingen te waarborgen. Te dien einde verkrijgt ze middelen zijdens de Regering.
De Regering bepaalt er de modaliteiten van.
§ 2. In afwijking van § 1, lid 2 verkrijgt de inrichtende macht geen financieel middel voor het toezicht gehouden tijdens het middaguur door een lid van het onderwijzend personeel in het kader van zijn werktijd bepaald in artikel 74.
Art.77. Surveillance du temps de midi.
§ 1. Dans le cadre du projet d'établissement, le pouvoir organisateur peut ouvrir ses écoles pendant le temps de midi.
Dans ce cas, le pouvoir organisateur est tenu d'assurer la surveillance des élèves. Il obtient un soutien financier de la part du Gouvernement.
Le Gouvernement en détermine les modalités.
§ 2. Par dérogation au § 1, alinéa 2, le pouvoir organisateur n'obtient aucun soutien financier pour la surveillance du temps de midi assurée par un membre du personnel enseignant dans le cadre de son temps de travail tel que déterminé à l'article 74.
§ 1. Dans le cadre du projet d'établissement, le pouvoir organisateur peut ouvrir ses écoles pendant le temps de midi.
Dans ce cas, le pouvoir organisateur est tenu d'assurer la surveillance des élèves. Il obtient un soutien financier de la part du Gouvernement.
Le Gouvernement en détermine les modalités.
§ 2. Par dérogation au § 1, alinéa 2, le pouvoir organisateur n'obtient aucun soutien financier pour la surveillance du temps de midi assurée par un membre du personnel enseignant dans le cadre de son temps de travail tel que déterminé à l'article 74.
HOOFDSTUK VIII. - Terugvorderingen en strafmaatregelen.
CHAPITRE VIII. - Récupérations et sanctions.
Afdeling 1. - Terugvorderingen.
Section 1. - Récupérations.
Afdeling 2. - Strafmaatregelen.
Section 2. - Sanctions.
Art.80. Inhouding van de werkingstoelagen.
§ 1 Onverminderd de toepassing van artikel 78 worden volgende overtredingen gestraft :
1° het niet-bestaan van een opvoedingsproject dat met toepassing van artikel 16 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden uitgewerkt;
2° het niet-bestaan van een schoolproject dat met toepassing van artikel 20 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden uitgewerkt;
3° het niet-bestaan van een schoolreglement dat met toepassing van artikel 40 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden vastgelegd;
4° de niet-oprichting van een pedagogische raad die met toepassing van artikel 48 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden ingesteld.
§ 2. Na waarschuwing tijdens de overtreding neemt de strafmaatregel opgelegd aan de inrichtende macht waarbij één der overtredingen vermeld in § 1 werd vastgesteld de vorm van een voorlopige inhouding op de nog niet uitbetaalde werkingstoelagen aan.
Het bedrag van de inhouding mag 20 % van de werkingstoelagen niet overschrijden die de school waarin de overtreding werd vastgesteld voor het lopende schooljaar zou moeten verkrijgen.
§ 1 Onverminderd de toepassing van artikel 78 worden volgende overtredingen gestraft :
1° het niet-bestaan van een opvoedingsproject dat met toepassing van artikel 16 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden uitgewerkt;
2° het niet-bestaan van een schoolproject dat met toepassing van artikel 20 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden uitgewerkt;
3° het niet-bestaan van een schoolreglement dat met toepassing van artikel 40 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden vastgelegd;
4° de niet-oprichting van een pedagogische raad die met toepassing van artikel 48 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs dient te worden ingesteld.
§ 2. Na waarschuwing tijdens de overtreding neemt de strafmaatregel opgelegd aan de inrichtende macht waarbij één der overtredingen vermeld in § 1 werd vastgesteld de vorm van een voorlopige inhouding op de nog niet uitbetaalde werkingstoelagen aan.
Het bedrag van de inhouding mag 20 % van de werkingstoelagen niet overschrijden die de school waarin de overtreding werd vastgesteld voor het lopende schooljaar zou moeten verkrijgen.
Art.80. Retenue de subsides de fonctionnement.
§ 1. Sans préjudice de l'application de l'article 78, les infractions suivantes sont sanctionnées :
1° la non existence d'un projet éducatif à élaborer en application de l'article 16 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
2° la non existence d'un projet d'établissement à élaborer en application de l'article 20 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
3° la non existence d'un règlement scolaire à élaborer en application de l'article 40 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
4° la non création d'un Conseil pédagogique à instaurer en application de l'article 48 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
§ 2. La sanction infligée au pouvoir organisateur auprès duquel est constatée une des infractions énoncées au § 1 prend, après avertissement durant l'infraction, la forme d'une retenue provisoire des subsides de fonctionnement non encore liquidés.
Le montant de la retenue ne peut dépasser 20 % des subsides de fonctionnement que l'école dans laquelle l'infraction a été constatée doit recevoir pour l'année scolaire en cours.
§ 1. Sans préjudice de l'application de l'article 78, les infractions suivantes sont sanctionnées :
1° la non existence d'un projet éducatif à élaborer en application de l'article 16 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
2° la non existence d'un projet d'établissement à élaborer en application de l'article 20 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
3° la non existence d'un règlement scolaire à élaborer en application de l'article 40 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
4° la non création d'un Conseil pédagogique à instaurer en application de l'article 48 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
§ 2. La sanction infligée au pouvoir organisateur auprès duquel est constatée une des infractions énoncées au § 1 prend, après avertissement durant l'infraction, la forme d'une retenue provisoire des subsides de fonctionnement non encore liquidés.
Le montant de la retenue ne peut dépasser 20 % des subsides de fonctionnement que l'école dans laquelle l'infraction a été constatée doit recevoir pour l'année scolaire en cours.
Art.81. Terugvordering van werkingstoelagen.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 78 worden volgende overtredingen gestraft :
1° de niet-naleving van de bepalingen inzake oneerlijke praktijken vermeld in artikel 19, § 2 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
2° de niet-naleving van het principe van de kosteloze toegang tot het lager onderwijs met toepassing van artikel 32 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
3° de niet-naleving van de principes qua tuchtprocedure, vermeld in de artikelen 42 tot 45 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
4° de niet-naleving van de bepalingen betreffende de duur van een schooljaar alsmede de verlof- en vakantieregeling opgenomen in de artikelen 57 tot 60 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
5° de niet-naleving van de toelatingsvoorwaarden opgenomen in de artikelen 5 tot 13 en 15;
6° de misbruiken bij de aanwending van de werkingstoelagen bedoeld in de artikelen 27 tot 30;
7° de misbruiken bij de berekening van het aantal regelmatige leerlingen van het lager en kleuteronderwijs in het kader van de oprichting, de handhaving en de sluiting van scholen;
8° de misbruiken bij de berekening en de aanwending van het betrekkingenpakket;
§ 2. De strafmaatregel opgelegd aan de inrichtende macht waarbij één der overtredingen vermeld in § 1 is vastgesteld, neemt de vorm van een terugvordering van de al uitbetaalde werkingstoelagen aan.
De terugvordering mag 20 % van de werkingstoelagen niet overschrijden die de school waarin de overtreding is vastgesteld voor het vorige schooljaar heeft verkregen.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 78 worden volgende overtredingen gestraft :
1° de niet-naleving van de bepalingen inzake oneerlijke praktijken vermeld in artikel 19, § 2 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
2° de niet-naleving van het principe van de kosteloze toegang tot het lager onderwijs met toepassing van artikel 32 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
3° de niet-naleving van de principes qua tuchtprocedure, vermeld in de artikelen 42 tot 45 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
4° de niet-naleving van de bepalingen betreffende de duur van een schooljaar alsmede de verlof- en vakantieregeling opgenomen in de artikelen 57 tot 60 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs;
5° de niet-naleving van de toelatingsvoorwaarden opgenomen in de artikelen 5 tot 13 en 15;
6° de misbruiken bij de aanwending van de werkingstoelagen bedoeld in de artikelen 27 tot 30;
7° de misbruiken bij de berekening van het aantal regelmatige leerlingen van het lager en kleuteronderwijs in het kader van de oprichting, de handhaving en de sluiting van scholen;
8° de misbruiken bij de berekening en de aanwending van het betrekkingenpakket;
§ 2. De strafmaatregel opgelegd aan de inrichtende macht waarbij één der overtredingen vermeld in § 1 is vastgesteld, neemt de vorm van een terugvordering van de al uitbetaalde werkingstoelagen aan.
De terugvordering mag 20 % van de werkingstoelagen niet overschrijden die de school waarin de overtreding is vastgesteld voor het vorige schooljaar heeft verkregen.
Art.81. Récupération de subsides de fonctionnement.
§ 1. Sans préjudice de l'application de l'article 78, les infractions suivantes sont sanctionnées :
1° le non-respect des dispositions concernant les pratiques déloyales contenues dans l'article 19, § 2 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
2° le non-respect du principe de la gratuité d'accès à l'enseignement primaire en application de l'article 32 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
3° le non-respect des principes d'une procédure disciplinaire contenus dans les articles 42 à 45 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
4° le non-respect des dispositions concernant la durée d'une année scolaire ainsi que le régime des congés et vacances contenues dans les articles 57 à 60 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
5° le non-respect des conditions d'admission des articles 5 à 13 et 15;
6° les abus lors de l'utilisation des subsides de fonctionnement visés aux articles 27 à 30;
7° les abus lors du comptage des élèves réguliers de l'enseignement primaire et maternel dans le contexte de la création, du maintien et de la fermeture d'écoles;
8° les abus lors du calcul et de l'utilisation du capital emplois.
§ 2. La sanction infligée au pouvoir organisateur auprès duquel est constatée une des infractions énoncées au § 1 prend la forme d'une récupération des subsides de fonctionnement déjà liquidés.
La récupération ne peut dépasser 20 % des subsides de fonctionnement que l'école dans laquelle l'infraction a été constatée a reçus pour l'année scolaire précédente.
§ 1. Sans préjudice de l'application de l'article 78, les infractions suivantes sont sanctionnées :
1° le non-respect des dispositions concernant les pratiques déloyales contenues dans l'article 19, § 2 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
2° le non-respect du principe de la gratuité d'accès à l'enseignement primaire en application de l'article 32 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
3° le non-respect des principes d'une procédure disciplinaire contenus dans les articles 42 à 45 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
4° le non-respect des dispositions concernant la durée d'une année scolaire ainsi que le régime des congés et vacances contenues dans les articles 57 à 60 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires;
5° le non-respect des conditions d'admission des articles 5 à 13 et 15;
6° les abus lors de l'utilisation des subsides de fonctionnement visés aux articles 27 à 30;
7° les abus lors du comptage des élèves réguliers de l'enseignement primaire et maternel dans le contexte de la création, du maintien et de la fermeture d'écoles;
8° les abus lors du calcul et de l'utilisation du capital emplois.
§ 2. La sanction infligée au pouvoir organisateur auprès duquel est constatée une des infractions énoncées au § 1 prend la forme d'une récupération des subsides de fonctionnement déjà liquidés.
La récupération ne peut dépasser 20 % des subsides de fonctionnement que l'école dans laquelle l'infraction a été constatée a reçus pour l'année scolaire précédente.
Art.82. Procedure.
De Regering bepaalt de nadere modaliteiten volgens welke de overtredingen vastgesteld en de strafmaatregelen opgelegd worden. Deze procedure voorziet in voldoende mogelijkheden om beroep in te stellen.
De Regering bepaalt de nadere modaliteiten volgens welke de overtredingen vastgesteld en de strafmaatregelen opgelegd worden. Deze procedure voorziet in voldoende mogelijkheden om beroep in te stellen.
Art.82. Procédure.
Le Gouvernement fixe les modalités de constatation des infractions et d'application des sanctions. Cette procédure prévoit suffisamment de possibilités de recours.
Le Gouvernement fixe les modalités de constatation des infractions et d'application des sanctions. Cette procédure prévoit suffisamment de possibilités de recours.
HOOFDSTUK IX. - Opheffings-, wijzigings- en overgangsbepalingen.
CHAPITRE IX. - Dispositions abrogatoires, modificatives et transitoires.
Art.83. Worden opgeheven.
1° de artikelen 13, 14 en 15 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957;
2° artikel 2, lid 2 van de wet van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het gesubsidieerd onderwijs;
3° artikel 4 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
4° het decreet van 30 juni 1997 houdende oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket, gewijzigd bij het decreet van 31 augustus 1998;
5° het koninklijk besluit van 2 december 1969 tot vaststelling van de normen voor de schepping van betrekkingen van rekenplichtig correspondent en geselecteerd rekenplichtig correspondent in de inrichtingen van het Rijksonderwijs;
6° het koninklijk besluit van 31 augustus 1971 genomen ter uitvoering van artikel 2 der wet van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het gesubsidieerd onderwijs;
7° het koninklijk besluit van 28 januari 1971 genomen ter uitvoering van artikel 2 der wet van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het gesubsidieerd onderwijs;
8° het besluit van de Executieve van 12 juni 1990 tot vaststelling van de normen voor de schepping van betrekkingen van rekenplichtig correspondent en geselecteerd rekenplichtig correspondent in de vrije gesubsidieerde autonome inrichtingen voor basisonderwijs, wanneer het schoolhoofd niet volledig van het houden van een klas vrijgesteld is.
§ 2. Worden opgeheven wat het gewoon basisonderwijs betreft :
1° de artikelen 24, 25, 28, 35, 36, § 1 en 37 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
2° artikel 1, § 4, 1° en 2° van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
3° het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 1996.
§ 3. Artikel 6 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht zal, wat het gewoon basisonderwijs betreft, op een door de Regering vastgelegde datum worden opgeheven.
1° de artikelen 13, 14 en 15 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957;
2° artikel 2, lid 2 van de wet van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het gesubsidieerd onderwijs;
3° artikel 4 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
4° het decreet van 30 juni 1997 houdende oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket, gewijzigd bij het decreet van 31 augustus 1998;
5° het koninklijk besluit van 2 december 1969 tot vaststelling van de normen voor de schepping van betrekkingen van rekenplichtig correspondent en geselecteerd rekenplichtig correspondent in de inrichtingen van het Rijksonderwijs;
6° het koninklijk besluit van 31 augustus 1971 genomen ter uitvoering van artikel 2 der wet van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het gesubsidieerd onderwijs;
7° het koninklijk besluit van 28 januari 1971 genomen ter uitvoering van artikel 2 der wet van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het gesubsidieerd onderwijs;
8° het besluit van de Executieve van 12 juni 1990 tot vaststelling van de normen voor de schepping van betrekkingen van rekenplichtig correspondent en geselecteerd rekenplichtig correspondent in de vrije gesubsidieerde autonome inrichtingen voor basisonderwijs, wanneer het schoolhoofd niet volledig van het houden van een klas vrijgesteld is.
§ 2. Worden opgeheven wat het gewoon basisonderwijs betreft :
1° de artikelen 24, 25, 28, 35, 36, § 1 en 37 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
2° artikel 1, § 4, 1° en 2° van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
3° het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 1996.
§ 3. Artikel 6 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht zal, wat het gewoon basisonderwijs betreft, op een door de Regering vastgelegde datum worden opgeheven.
Art.83. § 1. Sont abrogés :
1° les articles 13, 14 et 15 des lois sur l'enseignement primaire coordonnées le 20 août 1957;
2° l'article 2, alinéa 2 de la loi du 11 juillet 1969 relative à la pension de certains membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et de l'enseignement subventionné;
3° l'article 4 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
4° le décret du 30 juin 1997 portant création, maintien, fermeture et organisation de l'enseignement fondamental ordinaire sur base d'un capital emplois, modifié par le décret du 31 août 1998;
5° l'arrêté royal du 2 décembre 1969 fixant les normes de création d'emplois de correspondant-comptable et de correspondant-comptable sélectionné dans les établissements d'enseignement de l'Etat;
6° l'arrêté royal du 31 août 1971 portant exécution de l'article 2 de la loi du 11 juillet 1969 relative à la pension de certains membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et de l'enseignement subventionné;
7° l'arrêté royal du 28 janvier 1971 portant exécution de l'article 2 de la loi du 11 juillet 1969 relative à la pension de certains membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et de l'enseignement subventionné;
8° l'arrêté de l'Exécutif du 12 juin 1990 fixant les normes de création d'emplois de correspondant-comptable et de correspondant-comptable sélectionné dans les établissements d'enseignement fondamental autonomes libres subventionnes dont le chef d'école n'est pas entièrement dispensé de l'enseignement.
§ 2. Sont abrogés en ce qui concerne l'enseignement fondamental ordinaire :
1° les articles 24, 25, 28, 35, 36, § 1, et 37 de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement;
2° l'article 1, § 4, 1° et 2° de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
3° le décret du 18 avril 1994 fixant le montant des subventions de fonctionnement pour l'enseignement subventionné, modifié par le décret du 4 mars 1996.
§ 3. L'article 6 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire sera, en ce qui concerne l'enseignement fondamental ordinaire, abrogé à un moment fixé par le Gouvernement.
1° les articles 13, 14 et 15 des lois sur l'enseignement primaire coordonnées le 20 août 1957;
2° l'article 2, alinéa 2 de la loi du 11 juillet 1969 relative à la pension de certains membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et de l'enseignement subventionné;
3° l'article 4 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
4° le décret du 30 juin 1997 portant création, maintien, fermeture et organisation de l'enseignement fondamental ordinaire sur base d'un capital emplois, modifié par le décret du 31 août 1998;
5° l'arrêté royal du 2 décembre 1969 fixant les normes de création d'emplois de correspondant-comptable et de correspondant-comptable sélectionné dans les établissements d'enseignement de l'Etat;
6° l'arrêté royal du 31 août 1971 portant exécution de l'article 2 de la loi du 11 juillet 1969 relative à la pension de certains membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et de l'enseignement subventionné;
7° l'arrêté royal du 28 janvier 1971 portant exécution de l'article 2 de la loi du 11 juillet 1969 relative à la pension de certains membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et de l'enseignement subventionné;
8° l'arrêté de l'Exécutif du 12 juin 1990 fixant les normes de création d'emplois de correspondant-comptable et de correspondant-comptable sélectionné dans les établissements d'enseignement fondamental autonomes libres subventionnes dont le chef d'école n'est pas entièrement dispensé de l'enseignement.
§ 2. Sont abrogés en ce qui concerne l'enseignement fondamental ordinaire :
1° les articles 24, 25, 28, 35, 36, § 1, et 37 de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement;
2° l'article 1, § 4, 1° et 2° de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
3° le décret du 18 avril 1994 fixant le montant des subventions de fonctionnement pour l'enseignement subventionné, modifié par le décret du 4 mars 1996.
§ 3. L'article 6 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire sera, en ce qui concerne l'enseignement fondamental ordinaire, abrogé à un moment fixé par le Gouvernement.
Art.84. Overgangsbepaling met het oog op de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs door erkende scholen.
Tot de inwerkingtreding van artikel 26 kunnen de krachtens artikelen 23 tot 25 erkende scholen het bewijs van basisonderwijs uitreiken dat in artikel 6 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht bedoeld is.
Tot de inwerkingtreding van artikel 26 kunnen de krachtens artikelen 23 tot 25 erkende scholen het bewijs van basisonderwijs uitreiken dat in artikel 6 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht bedoeld is.
Art.84. Disposition transitoire en vue de la délivrance du certificat d'études de base par des écoles reconnues.
Jusqu'à l'entrée en vigueur de l'article 26, les écoles reconnues en application des articles 23 à 25 peuvent délivrer le certificat d'études de base visé à l'article 6 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire.
Jusqu'à l'entrée en vigueur de l'article 26, les écoles reconnues en application des articles 23 à 25 peuvent délivrer le certificat d'études de base visé à l'article 6 de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire.
Art. 84bis. (Ingevoegd bij DDG 2000-10-23/31, art. 31; Inwerkingtreding : 01-09-2001) Overgangsbepaling m.b.t. de berekening van het betrekkingenpakket voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer
Voor het schooljaar 2000-2001 geldt, vanaf de eerste dag van het schooljaar tot 30 september, het betrekkingenpakket voor de cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer waarop de inrichtende macht voor het schooljaar 1999-2000 recht had.
Voor het schooljaar 2000-2001 geldt, vanaf de eerste dag van het schooljaar tot 30 september, het betrekkingenpakket voor de cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer waarop de inrichtende macht voor het schooljaar 1999-2000 recht had.
Art. 84bis. (Inséré par DCG 2000-10-23/31, art. 31; En vigueur : 01-09-2001) Disposition transitoire relative au calcul du capital emplois pour les cours de religion et de morale non-confessionnelle
Pour l'année scolaire 2000-2001, c'est le capital emplois accordé pour les cours de religion et de morale non-confessionnelle au pouvoir organisateur au cours de année scolaire 1999-2000 qui est appliqué pour la période allant du premier jour de l'année scolaire au 30 septembre.
Pour l'année scolaire 2000-2001, c'est le capital emplois accordé pour les cours de religion et de morale non-confessionnelle au pouvoir organisateur au cours de année scolaire 1999-2000 qui est appliqué pour la période allant du premier jour de l'année scolaire au 30 septembre.
Art. 84ter. [1 In afwijking van artikel 48, § 2, tweede lid, dient de inrichtende macht die de mogelijkheid vermeld in artikel 48, § 2, eerste lid, wil benutten, uiterlijk op 30 juni 2018 een aanvraag in bij de Regering, met een beschrijving van de projecten die ze in het schooljaar 2018-2019 wil verwezenlijken en het aantal betrekkingen die ze voor de verwezenlijking van die projecten zou gebruiken. De Regering beslist uiterlijk op 15 juli 2018 op basis van een advies van de onderwijsinspectie.]1
Art. 84ter. [1 Par dérogation à l'article 48, § 2, alinéa 2, et aux fins d'application de l'article 48, § 2, alinéa 1er, le pouvoir organisateur introduit, avant le 30 juin 2018, auprès du Gouvernement une demande reprenant une description des projets dont il envisage la concrétisation au cours de l'année scolaire 2018-2019, ainsi que le nombre d'emplois qui y seront affectés. Le Gouvernement statue sur la demande avant le 15 juillet 2018 en se basant sur un avis de l'inspection scolaire.]1
Art. 84quater. [1 Overgangsbepaling voor de toekenning van het betrekkingenpakket in het ambt van kleuterschoolassistent
In het schooljaar 2018-2019 ontvangt elke inrichtende macht 25 % van het aantal betrekkingen dat met toepassing van artikel 64.1 is berekend, waarbij aan elke inrichtende macht minstens één voltijdse betrekking wordt toegekend, voor zover de toepassing van artikel 64.1 recht op minstens één voltijdse betrekking geeft.
[2 In de schooljaren 2019-2020 tot 2022-2023]2 ontvangt elke inrichtende macht 50 % van het aantal betrekkingen dat met toepassing van artikel 64.1 is berekend, waarbij aan elke inrichtende macht minstens één voltijdse betrekking wordt toegekend, voor zover de toepassing van artikel 64.1 recht op minstens één voltijdse betrekking geeft.
In het schooljaar [2 2023-2024]2 ontvangt elke inrichtende macht 75 % van het aantal betrekkingen dat met toepassing van artikel 64.1 is berekend.
Indien het aantal betrekkingen dat overeenkomstig het eerste tot het derde lid wordt berekend, geen rond getal aan 1/4 betrekkingen is, wordt het naar boven afgerond tot de volgende 1/4 betrekking.]1
[3 In het schooljaar 2023-2024 kan de inrichtende macht tot 25% van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 64.1 organiseren in het ambt van kleuteronderwijzer, in het ambt van vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs of in het ambt van studiemeester-opvoeder.]3
In het schooljaar 2018-2019 ontvangt elke inrichtende macht 25 % van het aantal betrekkingen dat met toepassing van artikel 64.1 is berekend, waarbij aan elke inrichtende macht minstens één voltijdse betrekking wordt toegekend, voor zover de toepassing van artikel 64.1 recht op minstens één voltijdse betrekking geeft.
[2 In de schooljaren 2019-2020 tot 2022-2023]2 ontvangt elke inrichtende macht 50 % van het aantal betrekkingen dat met toepassing van artikel 64.1 is berekend, waarbij aan elke inrichtende macht minstens één voltijdse betrekking wordt toegekend, voor zover de toepassing van artikel 64.1 recht op minstens één voltijdse betrekking geeft.
In het schooljaar [2 2023-2024]2 ontvangt elke inrichtende macht 75 % van het aantal betrekkingen dat met toepassing van artikel 64.1 is berekend.
Indien het aantal betrekkingen dat overeenkomstig het eerste tot het derde lid wordt berekend, geen rond getal aan 1/4 betrekkingen is, wordt het naar boven afgerond tot de volgende 1/4 betrekking.]1
[3 In het schooljaar 2023-2024 kan de inrichtende macht tot 25% van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 64.1 organiseren in het ambt van kleuteronderwijzer, in het ambt van vakleerkracht voor activiteiten in vreemde talen in het kleuteronderwijs of in het ambt van studiemeester-opvoeder.]3
Art. 84quater. [1 Disposition transitoire relative à l'octroi du capital emplois dans la fonction d'assistant en maternelle
Pour l'année scolaire 2018-2019, chaque pouvoir organisateur obtient 25 % du nombre d'emplois déterminé en application de l'article 64.1, chacun obtenant au moins un emploi à temps plein, dans la mesure où l'application de l'article 64.1 donne droit à au moins un emploi à temps plein.
[2 Pour les années scolaires 2019-2020 à 2022-2023,]2 chaque pouvoir organisateur obtient 50 % du nombre d'emplois déterminé en application de l'article 64.1, chacun obtenant au moins un emploi à temps plein, dans la mesure où l'application de l'article 64.1 donne droit à au moins un emploi à temps plein.
Pour l'année scolaire [2 2023-2024]2, chaque pouvoir organisateur obtient 75 % du nombre d'emplois déterminé en application de l'article 64.1.
Si le nombre d'emplois calculé conformément aux alinéas 1er à 3 n'est pas un nombre entier de quarts d'emploi, il est arrondi au quart supérieur]1
[3 Pour l'année scolaire 2023-2024, le pouvoir organisateur peut organiser jusqu'à 25% du capital emplois déterminé conformément à l'article 64.1 dans la fonction d'instituteur maternel, dans celle de maître spécial d'activités en langue étrangère en section maternelle ou de surveillant-éducateur.]3
Pour l'année scolaire 2018-2019, chaque pouvoir organisateur obtient 25 % du nombre d'emplois déterminé en application de l'article 64.1, chacun obtenant au moins un emploi à temps plein, dans la mesure où l'application de l'article 64.1 donne droit à au moins un emploi à temps plein.
[2 Pour les années scolaires 2019-2020 à 2022-2023,]2 chaque pouvoir organisateur obtient 50 % du nombre d'emplois déterminé en application de l'article 64.1, chacun obtenant au moins un emploi à temps plein, dans la mesure où l'application de l'article 64.1 donne droit à au moins un emploi à temps plein.
Pour l'année scolaire [2 2023-2024]2, chaque pouvoir organisateur obtient 75 % du nombre d'emplois déterminé en application de l'article 64.1.
Si le nombre d'emplois calculé conformément aux alinéas 1er à 3 n'est pas un nombre entier de quarts d'emploi, il est arrondi au quart supérieur]1
[3 Pour l'année scolaire 2023-2024, le pouvoir organisateur peut organiser jusqu'à 25% du capital emplois déterminé conformément à l'article 64.1 dans la fonction d'instituteur maternel, dans celle de maître spécial d'activités en langue étrangère en section maternelle ou de surveillant-éducateur.]3
Art. 84quinquies. [1 Overgangsbepaling
In afwijking van artikel 5 worden kinderen die tussen drie en vijf jaar oud zijn vanaf 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2024 toegelaten tot het kleuteronderwijs.]1
In afwijking van artikel 5 worden kinderen die tussen drie en vijf jaar oud zijn vanaf 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2024 toegelaten tot het kleuteronderwijs.]1
Art. 84quinquies. [1 Disposition transitoire
Par dérogation à l'article 5, les enfants qui ont entre trois et cinq ans sont admis en section maternelle du 1er septembre 2020 au 31 août 2024.]1
Par dérogation à l'article 5, les enfants qui ont entre trois et cinq ans sont admis en section maternelle du 1er septembre 2020 au 31 août 2024.]1
Art. 84sexies. [1 Overgangsbepaling
Voor de nieuwe berekening van het betrekkingenpakket wordt - in afwijking van artikel 56, § 2, tweede lid, - in het schooljaar 2019-2020 rekening gehouden met alle regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die op de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar ingeschreven waren in de school.
In afwijking van artikel 57, § 3, is het overeenkomstig het eerste lid berekende betrekkingenpakket beschikbaar vanaf de eerste schooldag na de schorsing van de lessen naar aanleiding van de coronamaatregelen tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar, als het aldus berekende betrekkingenpakket minstens één vierde van een betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegewezen voor de betrokken vestigingsplaats.]1
Voor de nieuwe berekening van het betrekkingenpakket wordt - in afwijking van artikel 56, § 2, tweede lid, - in het schooljaar 2019-2020 rekening gehouden met alle regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die op de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar ingeschreven waren in de school.
In afwijking van artikel 57, § 3, is het overeenkomstig het eerste lid berekende betrekkingenpakket beschikbaar vanaf de eerste schooldag na de schorsing van de lessen naar aanleiding van de coronamaatregelen tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar, als het aldus berekende betrekkingenpakket minstens één vierde van een betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegewezen voor de betrokken vestigingsplaats.]1
Art. 84sexies. [1 Disposition transitoire
Par dérogation à l'article 56, § 2, alinéa 2, tous les élèves régulièrement inscrits en maternelle pour l'année scolaire 2019-2020 sont pris en compte pour recalculer le capital emplois s'ils étaient inscrits dans l'école au cinquième jour d'école du mois d'avril de l'année scolaire en cours.
Par dérogation à l'article 57, § 3, le capital emplois déterminé conformément à l'alinéa 1er est disponible du premier jour suivant la suspension des cours à la suite des mesures visant à enrayer la propagation du coronavirus (COVID-19) jusqu'au dernier jour de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un quart d'emploi supplémentaire par rapport au capital emplois accordé au pouvoir organisateur le 1er octobre pour l'implantation concernée.]1
Par dérogation à l'article 56, § 2, alinéa 2, tous les élèves régulièrement inscrits en maternelle pour l'année scolaire 2019-2020 sont pris en compte pour recalculer le capital emplois s'ils étaient inscrits dans l'école au cinquième jour d'école du mois d'avril de l'année scolaire en cours.
Par dérogation à l'article 57, § 3, le capital emplois déterminé conformément à l'alinéa 1er est disponible du premier jour suivant la suspension des cours à la suite des mesures visant à enrayer la propagation du coronavirus (COVID-19) jusqu'au dernier jour de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un quart d'emploi supplémentaire par rapport au capital emplois accordé au pouvoir organisateur le 1er octobre pour l'implantation concernée.]1
Art. 84septies. [1 Overgangsbepaling
Voor de nieuwe berekening van het betrekkingenpakket wordt - in afwijking van artikel 64.4, § 2, tweede lid, - in het schooljaar 2019-2020 rekening gehouden met alle regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die op de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar ingeschreven waren in de school.
In afwijking van artikel 64.5, § 3, is het overeenkomstig het eerste lid berekende betrekkingenpakket beschikbaar vanaf de eerste schooldag na de schorsing van de lessen naar aanleiding van de coronamaatregelen tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar, als het aldus berekende betrekkingenpakket minstens één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegewezen.]1
Voor de nieuwe berekening van het betrekkingenpakket wordt - in afwijking van artikel 64.4, § 2, tweede lid, - in het schooljaar 2019-2020 rekening gehouden met alle regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die op de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar ingeschreven waren in de school.
In afwijking van artikel 64.5, § 3, is het overeenkomstig het eerste lid berekende betrekkingenpakket beschikbaar vanaf de eerste schooldag na de schorsing van de lessen naar aanleiding van de coronamaatregelen tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar, als het aldus berekende betrekkingenpakket minstens één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegewezen.]1
Art. 84septies. [1 Disposition transitoire
Par dérogation à l'article 64.4, § 2, alinéa 2, tous les élèves régulièrement inscrits en maternelle pour l'année scolaire 2019-2020 sont pris en compte pour recalculer le capital emplois s'ils étaient inscrits dans l'école au cinquième jour d'école du mois d'avril de l'année scolaire en cours.
Par dérogation à l'article 64.5, § 3, le capital emplois déterminé conformément à l'alinéa 1er est disponible du premier jour suivant la suspension des cours à la suite des mesures visant à enrayer la propagation du coronavirus (COVID-19) jusqu'au dernier jour de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps supplémentaire par rapport au capital emplois accordé au pouvoir organisateur le 1er octobre.]1
Par dérogation à l'article 64.4, § 2, alinéa 2, tous les élèves régulièrement inscrits en maternelle pour l'année scolaire 2019-2020 sont pris en compte pour recalculer le capital emplois s'ils étaient inscrits dans l'école au cinquième jour d'école du mois d'avril de l'année scolaire en cours.
Par dérogation à l'article 64.5, § 3, le capital emplois déterminé conformément à l'alinéa 1er est disponible du premier jour suivant la suspension des cours à la suite des mesures visant à enrayer la propagation du coronavirus (COVID-19) jusqu'au dernier jour de l'année scolaire en cours, si le calcul donne au moins un emploi à mi-temps supplémentaire par rapport au capital emplois accordé au pouvoir organisateur le 1er octobre.]1
HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding.
CHAPITRE X. - Entrée en vigueur.
Art. 85. Inwerkingtreding.
De bepalingen van dit decreet treden in werking op 20 augustus 1999, met uitzondering van de artikelen 6 en 70 die op 1 september 1998 uitwerking hebben en van de artikelen 16, 17, 18, 19, 23, 9°, 26, 80, 81 en 82 die op een door de Regering vastgelegde datum in werking zullen treden.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 80, 81 en 82 vastgesteld op 01-09-2000 door BDG 2001-03-02/32, art. 4)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 18 en 19 vastgesteld op 01-09-2009 door BDG 2009-05-11/15, art. 205)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 16, 17, 23 nummer 9 en 26 vastgesteld op 01-09-2009 door BDG 2010-03-11/07, art. 1, 2°)
De bepalingen van dit decreet treden in werking op 20 augustus 1999, met uitzondering van de artikelen 6 en 70 die op 1 september 1998 uitwerking hebben en van de artikelen 16, 17, 18, 19, 23, 9°, 26, 80, 81 en 82 die op een door de Regering vastgelegde datum in werking zullen treden.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 80, 81 en 82 vastgesteld op 01-09-2000 door BDG 2001-03-02/32, art. 4)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 18 en 19 vastgesteld op 01-09-2009 door BDG 2009-05-11/15, art. 205)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 16, 17, 23 nummer 9 en 26 vastgesteld op 01-09-2009 door BDG 2010-03-11/07, art. 1, 2°)
Art. 85. Entrée en vigueur.
Les dispositions du présent décret entrent en vigueur le 20 août 1999, à l'exception des articles 6 et 70 qui produisent leurs effets au 1er septembre 1998 et des articles 16, 17, 18, 19, 23, 9°, 26, 80, 81 et 82 qui entreront en vigueur à une date fixée par le Gouvernement.
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 80, 81 et 82 fixée le 01-09-2000 par ACG 2001-03-02/32, art. 4)
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 18 et 19 fixée au 01-09-2009 par DCG 2009-05-11/15, art. 205)
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 16, 17, 23 chiffre 9 et 26 fixée au 01-09-2009 par ACG 2010-03-11/07, art. 1, 2°)
Les dispositions du présent décret entrent en vigueur le 20 août 1999, à l'exception des articles 6 et 70 qui produisent leurs effets au 1er septembre 1998 et des articles 16, 17, 18, 19, 23, 9°, 26, 80, 81 et 82 qui entreront en vigueur à une date fixée par le Gouvernement.
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 80, 81 et 82 fixée le 01-09-2000 par ACG 2001-03-02/32, art. 4)
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 18 et 19 fixée au 01-09-2009 par DCG 2009-05-11/15, art. 205)
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 16, 17, 23 chiffre 9 et 26 fixée au 01-09-2009 par ACG 2010-03-11/07, art. 1, 2°)