Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet, dient te worden verstaan onder :
- decreet van 3 juli 1986 : het decreet van 3 juli 1986 betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechthebbenden van de ambtenaren van de " Radio-Télévision belge de la Communauté française " (RTBF), gewijzigd bij de decreten van 15 mei 1992, 29 november 1993 en 27 december 1993.
- RTBF : Radio-Télévision belge de la Communauté française.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
17 MEI 1999. - Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de bijdrage van de vastbenoemde personeelsleden van de " Radio-Télévision belge de la Communauté française " (RTBF) in de betaling van de overlevingspensioenen (VERTALING). (Nota : Opgeheven in de toekomst op een onbepaalde datum door BFG 2002-06-20/38, art. 7) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 06-01-2000 en tekstbijwerking tot 16-07-2002)
Titre
17 MAI 1999. - Décret portant certaines mesures relatives à la contribution des membre du personnel définitif de la Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF) au paiement des pensions de survie. (Note : Abrogé dans le futur à une date indéterminée par DCFR 2002-06-20/38, art. 7) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 06-01-2000 et mise à jour au 20-09-2002)
Informations sur le document
Numac: 1999029435
Datum: 1999-05-17
Info du document
Numac: 1999029435
Date: 1999-05-17
Tekst (5)
Texte (5)
Article 1. Pour l'application du présent décret, il faut entendre par :
- décret du 3 juillet 1986 : le décret du 3 juillet 1986 relatif aux pensions de survie allouées aux ayants droit des agents définitifs de la Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF), modifié par les décrets du 15 mai 1992, du 29 novembre 1993 et du 27 décembre 1993.
- RTBF : Radio-Télévision belge de la Communauté française.
- décret du 3 juillet 1986 : le décret du 3 juillet 1986 relatif aux pensions de survie allouées aux ayants droit des agents définitifs de la Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF), modifié par les décrets du 15 mai 1992, du 29 novembre 1993 et du 27 décembre 1993.
- RTBF : Radio-Télévision belge de la Communauté française.
Art.2. In afwijking van artikel 1 van het decreet van 3 juli 1986, sinds de inwerkingtreding van dit decreet tot 31 december 2001, wordt het bedrag van de inhouding verhoogd voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging ten minste (24.789,35 EUR) bedraagt. Het verhogingspercentage van de inhouding wordt bepaald als volgt :
0,6 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging begrepen is tussen (24.789,35 EUR) en (37.184,02 EUR);
1 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging begrepen is tussen (37.184,03 EUR) en (49.578,70 EUR);
1,4 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging begrepen is tussen (49.578,71 EUR) en (61.973,37 EUR);
1,5 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging gelijk is aan (61.973,38 EUR) of meer.
0,6 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging begrepen is tussen (24.789,35 EUR) en (37.184,02 EUR);
1 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging begrepen is tussen (37.184,03 EUR) en (49.578,70 EUR);
1,4 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging begrepen is tussen (49.578,71 EUR) en (61.973,37 EUR);
1,5 % voor de ambtenaren wier jaarlijkse bruto totale bezoldiging gelijk is aan (61.973,38 EUR) of meer.
Art.2. Par dérogation à l'article 1er du décret du 3 juillet 1986, depuis l'entrée en vigueur du présent décret jusqu'au 31 décembre 2001, le taux de la retenue est augmenté pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est au moins égale à (24.789,35 EUR). Le pourcentage d'augmentation de la retenue est fixé de la manière suivante :
0,6 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est comprise entre (24.789,35 EUR) et (37.184,02 EUR);
(1 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est comprise entre (37.184,03 EUR) et (49.578,70 EUR;)
1,4 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est comprise entre (49.578,71 EUR) et (61.973,37 EUR);
1,5 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est égale ou supérieure à (61.973,38 EUR).
0,6 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est comprise entre (24.789,35 EUR) et (37.184,02 EUR);
(1 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est comprise entre (37.184,03 EUR) et (49.578,70 EUR;)
1,4 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est comprise entre (49.578,71 EUR) et (61.973,37 EUR);
1,5 % pour les agents dont la rémunération annuelle totale brute est égale ou supérieure à (61.973,38 EUR).
Art.3. In afwijking van artikel 10 § 3 van het decreet van 3 juli 1986 maakt de premie bepaald in artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 mei 1995 betreffende de aanstelling voor bepaalde betrekkingen bij de RTBF voor bepaalde duur, deel uit van de bruto totale bezoldiging voor de berekening van de verhoging van de inhouding zoals bepaald in artikel 2.
Art.3. Par dérogation à l'article 10, § 3 du décret du 3 juillet 1986, la prime visée à l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 16 mai 1995 relatif à la désignation à durée déterminée à certains emplois de la RTBF, fait partie de la rémunération totale brute pour le calcul de l'augmentation de la retenue tel que fixé à l'article 2.
Art.4. Onverminderd artikel 1 van het decreet van 3 juli 1986 dragen de personeelsleden die leden worden van het vastbenoemd personeel van de RTBF tussen de datum van inwerkingtreding van dit decreet en 31 december 2001 en wier datum van indiensttreding bij de RTBF voorafgaat op 14 oktober 1995, bij in de betaling van de overlevingspensioenen door een enige inhouding geïnd op de datum van hun vaste benoeming.
Die inhouding is gelijk aan het verhogingspercentage zoals bepaald in artikel 2, toegepast op de bezoldigingen geïnd tijdens het tijdperk tussen de datum van inwerkingtreding van dit decreet en de datum van hun vaste benoeming.
De RTBF stelt het totaal bedrag van de inhoudingen die overeenkomstig lid 1 en 2 zijn gedaan ter beschikking van het Fonds voor de pensioenen, opgericht bij het decreet van 18 mei 1992.
Die inhouding is gelijk aan het verhogingspercentage zoals bepaald in artikel 2, toegepast op de bezoldigingen geïnd tijdens het tijdperk tussen de datum van inwerkingtreding van dit decreet en de datum van hun vaste benoeming.
De RTBF stelt het totaal bedrag van de inhoudingen die overeenkomstig lid 1 en 2 zijn gedaan ter beschikking van het Fonds voor de pensioenen, opgericht bij het decreet van 18 mei 1992.
Art.4. Sans préjudice de l'article 1er du décret du 3 juillet 1986, les agents qui deviennent membres du personnel définitif de la RTBF entre l'entrée en vigueur du présent décret et le 31 décembre 2001 et dont la date d'entrée en service à la RTBF est antérieure au 14 octobre 1995, contribuent au paiement des pensions de survie par une retenue unique perçue à la date de leur nomination à titre définitif.
Cette retenue est égale au pourcentage d'augmentation tel que fixé à l'article 2, appliqué aux rémunérations perçues durant la période comprise entre la date d'entrée en vigueur du présent décret et la date de leur nomination à titre définitif.
La RTBF met, trimestriellement, le montant total des retenues faites conformément aux alinéas 1er et 2, à la disposition du Fonds des pensions créé par le décret du 18 mai 1992.
Cette retenue est égale au pourcentage d'augmentation tel que fixé à l'article 2, appliqué aux rémunérations perçues durant la période comprise entre la date d'entrée en vigueur du présent décret et la date de leur nomination à titre définitif.
La RTBF met, trimestriellement, le montant total des retenues faites conformément aux alinéas 1er et 2, à la disposition du Fonds des pensions créé par le décret du 18 mai 1992.
Art. 5. Dit decreet treedt in werking op de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 17 mei 1999.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
W. ANCION
De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 17 mei 1999.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
W. ANCION
De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Art. 5. Le présent décret entre en vigueur à la date de sa publication au Moniteur belge.
Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
Bruxelles, le 17 mai 1999.
La Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté française chargée de l'Education, de l'Audiovisuel, de l'Aide à la Jeunesse, de l'Enfance et de la Promotion de la Santé,
Mme L. ONKELINX
Le Ministre de l'Enseignement supérieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales,
W. ANCION
Le Ministre de la Culture et de l'Education permanente,
Ch. PICQUE
Le Ministre du Budget, des Finances et de la Fonction publique,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
Bruxelles, le 17 mai 1999.
La Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté française chargée de l'Education, de l'Audiovisuel, de l'Aide à la Jeunesse, de l'Enfance et de la Promotion de la Santé,
Mme L. ONKELINX
Le Ministre de l'Enseignement supérieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales,
W. ANCION
Le Ministre de la Culture et de l'Education permanente,
Ch. PICQUE
Le Ministre du Budget, des Finances et de la Fonction publique,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE