Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
8 FEBRUARI 1999. - Decreet houdende verschillende maatregelen inzake onderwijs (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-04-1999 en tekstbijwerking tot 03-06-2004)
Titre
8 FEVRIER 1999. - Décret portant diverses mesures en matière d'enseignement.(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 23-04-1999 et mise à jour au 03-06-2004)
Informations sur le document
Numac: 1999029192
Datum: 1999-02-08
Info du document
Numac: 1999029192
Date: 1999-02-08
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van ...
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van...
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het decreet va...
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het decreet van...
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het decreet van ...
HOOFDSTUK VI. - Maatregelen inzake politiek ver...
HOOFDSTUK VII. - Wijziging aan het decreet van ...
HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende het h...
HOOFDSTUK IX. - Maatregelen betreffende het ond...
HOOFDSTUK X. - Wijzigingen aan het besluit van ...
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen aan het besluit van...
HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen aan het besluit va...
HOOFDSTUK XIII. - Wijzigings- en opheffingsbepa...
HOOFDSTUK XIV. - Slotbepaling.
Table des matières
CHAPITRE I. - Modifications au décret du 6 juin...
CHAPITRE II. - Modifications au décret du 1er f...
CHAPITRE III. - Modifications au décret du 3 ju...
CHAPITRE IV. - Modifications au décret du 24 ju...
CHAPITRE V. - Modifications au décret du 2 juin...
CHAPITRE VI. - Mesures relatives au congé polit...
CHAPITRE VII. - Modification au décret du 30 ju...
CHAPITRE VIII. - Mesures relatives à l'enseigne...
CHAPITRE IX. - Mesures relatives à l'enseigneme...
CHAPITRE X. - Modifications à l'arrêté de l'Exé...
CHAPITRE XI. - Modifications à l'arrêté du Gouv...
CHAPITRE XII. - Modifications à l'arrêté du Gou...
CHAPITRE XIII. - Dispositions modificatives et ...
CHAPITRE XIV. - Disposition finale.
Tekst (132)
Texte (132)
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs.
CHAPITRE I. - Modifications au décret du 6 juin 1994 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné.
Artikel 1. In artikel 1, 1°, van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1997, worden de woorden "of in het kunstonderwijs met beperkt leerplan," vervangen door de woorden "of in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan".
Article 1. Dans l'article 1er, 1°, du décret du 6 juin 1994 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné modifié par le décret du 24 juillet 1997, les mots " ou dans l'enseignement artistique à horaire réduit, " sont remplacés par les mots " ou dans l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ".
Art.2. In artikel 1, lid 1, 2°, van hetzelfde decreet, worden de woorden "en van het lange type" ingevoegd tussen de woorden "van het korte type" en "voor sociale promotie".
Art.2. A l'article 1er, alinéa 1er, 2°, du même décret, les mots " et de type long " sont insérés entre les mots " de type court " et " de promotion sociale ".
Art.3. Artikel 2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet, zijn de bekwaamheidsbewijzen bepaald ter uitvoering van artikel 12 bis, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van de onderwijswetgeving, van artikel 15, 5°, van de wet van 14 mei 1955 op het kunstonderwijs en van artikel 22 bis van de wet van 11 juli 1973 tot wijziging van de voormelde wet van 29 mei 1959, en van de artikelen 10 en 17, § 4, van de wet van 17 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, alsook van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, diploma's, getuigschriften, brevetten, attesten, jaren nuttige ervaring of een wetenschappelijke, artistieke of beroepsbekendheid.".
"Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet, zijn de bekwaamheidsbewijzen bepaald ter uitvoering van artikel 12 bis, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van de onderwijswetgeving, van artikel 15, 5°, van de wet van 14 mei 1955 op het kunstonderwijs en van artikel 22 bis van de wet van 11 juli 1973 tot wijziging van de voormelde wet van 29 mei 1959, en van de artikelen 10 en 17, § 4, van de wet van 17 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, alsook van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, diploma's, getuigschriften, brevetten, attesten, jaren nuttige ervaring of een wetenschappelijke, artistieke of beroepsbekendheid.".
Art.3. L'article 2 du même décret est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 2. Pour l'application du présent décret, les titres de capacité qui sont déterminés en exécution de l'article 12bis, § 2, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, de l'article 15, 5°, de la loi sur l'enseignement artistique du 14 mai 1955 et l'article 22bis de la loi du 11 juillet 1973 modifiant celle du 29 mai 1959 précitée, et des articles 10 et 17, § 4, de la loi du 17 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur, ainsi que du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, peuvent être des diplômes, des certificats, des brevets, des attestations, des années d'expérience utile ou une notoriété professionnelle, scientifique ou artistique. ".
" Art. 2. Pour l'application du présent décret, les titres de capacité qui sont déterminés en exécution de l'article 12bis, § 2, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, de l'article 15, 5°, de la loi sur l'enseignement artistique du 14 mai 1955 et l'article 22bis de la loi du 11 juillet 1973 modifiant celle du 29 mai 1959 précitée, et des articles 10 et 17, § 4, de la loi du 17 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur, ainsi que du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, peuvent être des diplômes, des certificats, des brevets, des attestations, des années d'expérience utile ou une notoriété professionnelle, scientifique ou artistique. ".
Art.4. In artikel 3, lid 1, van hetzelfde decreet, worden de woorden "De nuttige ervaring" vervangen door de woorden "Behalve voor het bepaalde van artikel 100, § 3, van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, omvat de nuttige ervaring".
Art.4. Dans l'article 3, alinéa 1er, du même décret, les mots " L'expérience utile " sont remplacés par les mots " Sauf pour ce qui est fixé à l'article 100, § 3, du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, l'expérience utile ".
Art.5. In artikel 4, 3°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "en naar het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de leergangen met beperkt leerplan ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur en," worden door een komma vervangen;
2° de woorden "en naar artikel 71 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap" worden toegevoegd na de woorden "van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap".
1° de woorden "en naar het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de leergangen met beperkt leerplan ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur en," worden door een komma vervangen;
2° de woorden "en naar artikel 71 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap" worden toegevoegd na de woorden "van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap".
Art.5. Dans l'article 4, 3°, du même décret, modifié par le décret du 25 juillet 1996, sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots " et à l'arrêté royal du 10 mars 1965 portant statut pécuniaire du personnel des cours à horaire réduit relevant du ministère de l'Education nationale et de la Culture et ", sont remplacés par une virgule;
2° les mots " et à l'article 71 du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française " sont ajoutés après les mots " de l'enseignement de promotion sociale de la Communauté française ".
1° les mots " et à l'arrêté royal du 10 mars 1965 portant statut pécuniaire du personnel des cours à horaire réduit relevant du ministère de l'Education nationale et de la Culture et ", sont remplacés par une virgule;
2° les mots " et à l'article 71 du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française " sont ajoutés après les mots " de l'enseignement de promotion sociale de la Communauté française ".
Art.6. In artikel 24, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 april 1995, 25 juli 1996 en 2 juni 1998, wordt lid 1 vervangen door de volgende bepaling :
"Behalve in het voorschools en lager onderwijs komt elk vastbenoemd personeelslid dat toegang wenst te hebben tot een ander ambt van dezelfde categorie, waarvoor het een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs van groep A bezit en waarin het ten minste 180 dagen ambtanciënniteit telt, op eigen aanvraag in de rangschikking van de prioritaire personeelsleden voor.".
"Behalve in het voorschools en lager onderwijs komt elk vastbenoemd personeelslid dat toegang wenst te hebben tot een ander ambt van dezelfde categorie, waarvoor het een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs van groep A bezit en waarin het ten minste 180 dagen ambtanciënniteit telt, op eigen aanvraag in de rangschikking van de prioritaire personeelsleden voor.".
Art.6. Dans l'article 24, § 2, du même décret, modifié par les décrets des 10 avril 1995, 25 juillet 1996 et 2 juin 1998, l'alinéa 1er est remplacé par la disposition suivante :
" Sauf dans l'enseignement préscolaire et primaire, tout membre du personnel nommé à titre définitif qui souhaite accéder à une autre fonction de la même catégorie et pour laquelle il possède un titre jugé suffisant du groupe A et dans laquelle il a au moins 180 jours d'ancienneté de fonction, figurera, à sa demande, dans le classement des prioritaires. ".
" Sauf dans l'enseignement préscolaire et primaire, tout membre du personnel nommé à titre définitif qui souhaite accéder à une autre fonction de la même catégorie et pour laquelle il possède un titre jugé suffisant du groupe A et dans laquelle il a au moins 180 jours d'ancienneté de fonction, figurera, à sa demande, dans le classement des prioritaires. ".
Art.7. In artikel 25, § 1, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 1998, wordt een nieuw lid tussen de leden 2 en 3 ingevoegd, luidend als volgt :
"Voor de kennisgeving van elke ontslagverlening, moet het personeelslid uitgenodigd worden om door de inrichtende macht gehoord te worden. De oproeping om gehoord te worden alsook de redenen waarom de inrichtende macht het personeelslid wenst te ontslaan, moeten hem ten minste vijf werkdagen voor het verhoor worden medegedeeld, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ofwel door middel van een ter hand gesteld schrijven met ontvangstbewijs. Gedurende het verhoor kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs die in actieve dienst of in ruste gesteld zijn, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid niet voor het verhoor verschijnt of er niet bij wordt vertegenwoordigd.".
"Voor de kennisgeving van elke ontslagverlening, moet het personeelslid uitgenodigd worden om door de inrichtende macht gehoord te worden. De oproeping om gehoord te worden alsook de redenen waarom de inrichtende macht het personeelslid wenst te ontslaan, moeten hem ten minste vijf werkdagen voor het verhoor worden medegedeeld, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ofwel door middel van een ter hand gesteld schrijven met ontvangstbewijs. Gedurende het verhoor kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs die in actieve dienst of in ruste gesteld zijn, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid niet voor het verhoor verschijnt of er niet bij wordt vertegenwoordigd.".
Art.7. Dans l'article 25, § 1er, 1°, du même décret, modifié par le décret du 17 juillet 1998, un nouvel alinéa, libellé comme suit, est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
" Préalablement à la notification de tout licenciement, le membre du personnel doit avoir été invité à se faire entendre par le pouvoir organisateur. La convocation à l'audition ainsi que les motifs en raison desquels le pouvoir organisateur envisage de licencier le membre du personnel doivent lui être notifiés cinq jours ouvrables au moins avant l'audition, soit par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception, soit par la remise d'une lettre de la main à la main avec accusé de réception. Lors de l'audition, le membre du personnel peut se faire assister ou représenter par un avocat, par un défenseur choisi parmi les membres du personnel en activité de service ou pensionnés de l'enseignement officiel subventionné ou par un représentant d'une organisation syndicale représentative. La procédure se poursuit valablement lorsque le membre du personnel dûment convoqué ne se présente pas à l'audition ou n'y est pas représenté. ".
" Préalablement à la notification de tout licenciement, le membre du personnel doit avoir été invité à se faire entendre par le pouvoir organisateur. La convocation à l'audition ainsi que les motifs en raison desquels le pouvoir organisateur envisage de licencier le membre du personnel doivent lui être notifiés cinq jours ouvrables au moins avant l'audition, soit par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception, soit par la remise d'une lettre de la main à la main avec accusé de réception. Lors de l'audition, le membre du personnel peut se faire assister ou représenter par un avocat, par un défenseur choisi parmi les membres du personnel en activité de service ou pensionnés de l'enseignement officiel subventionné ou par un représentant d'une organisation syndicale représentative. La procédure se poursuit valablement lorsque le membre du personnel dûment convoqué ne se présente pas à l'audition ou n'y est pas représenté. ".
Art.8. In artikel 28, 1°, lid 3, van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 10 april 1995, wordt de eerste zin van het vierde streepje aangevuld met de volgende woorden :
"met uitzondering van deze die bedoeld is in artikel 30, 8°".
"met uitzondering van deze die bedoeld is in artikel 30, 8°".
Art.8. Dans l'article 28, 1°, alinéa 3, du même décret, complété par le décret du 10 avril 1995, la première phrase du quatrième tiret est complétée par les termes suivants :
" à l'exception de celle visée à l'article 30, 8° ".
" à l'exception de celle visée à l'article 30, 8° ".
Art.9. In artikel 31 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 april 1995, 25 juli 1996 en 2 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in lid 2, worden de woorden "op 1 februari" vervangen door de woorden "op 15 april";
2° in lid 6, worden de woorden "op 1 februari" vervangen door de woorden "op 15 april";
3° lid 7 word geschrapt;
4° lid 9, dat lid 8 wordt, wort door de volgende bepaling vervangen :
"De benoemingen in vast verband hebben uiterlijk 1 april uitwerking, uitsluitend in de betrekkingen bedoeld in lid 2 die op 1 oktober van het lopende schooljaar nog vacant waren.".
1° in lid 2, worden de woorden "op 1 februari" vervangen door de woorden "op 15 april";
2° in lid 6, worden de woorden "op 1 februari" vervangen door de woorden "op 15 april";
3° lid 7 word geschrapt;
4° lid 9, dat lid 8 wordt, wort door de volgende bepaling vervangen :
"De benoemingen in vast verband hebben uiterlijk 1 april uitwerking, uitsluitend in de betrekkingen bedoeld in lid 2 die op 1 oktober van het lopende schooljaar nog vacant waren.".
Art.9. Dans l'article 31 du même décret. modifié par les décrets des 10 avril 1995, 25 juillet 1996 et 2 juin 1998, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 2, les termes " au 1er février " sont remplacés par les termes " au 15 avril ";
2° à l'alinéa 6, les termes " au 1er février " sont remplacés par les termes " au 15 avril ";
3° l'alinéa 7 est supprimé;
4° l'alinéa 9, qui devient l'alinéa 8, est remplacé par la disposition suivante :
" Les nominations définitives opèrent leurs effets au plus tard le 1er avril, uniquement dans les emplois visés à l'alinéa 2 qui étaient encore vacants au 1er octobre de l'année scolaire en cours. ".
1° à l'alinéa 2, les termes " au 1er février " sont remplacés par les termes " au 15 avril ";
2° à l'alinéa 6, les termes " au 1er février " sont remplacés par les termes " au 15 avril ";
3° l'alinéa 7 est supprimé;
4° l'alinéa 9, qui devient l'alinéa 8, est remplacé par la disposition suivante :
" Les nominations définitives opèrent leurs effets au plus tard le 1er avril, uniquement dans les emplois visés à l'alinéa 2 qui étaient encore vacants au 1er octobre de l'année scolaire en cours. ".
Art.10. In artikel 42, § 3, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "de voorwaarde bedoeld in artikel 40, lid 1, 5°, is niet vereist" worden vervangen door de woorden "de voorwaarden bedoeld in artikel 40, lid 1, 5° en 6°, zijn niet vereist";
2° de bepaling wordt aangevuld als volgt :
"De in artikel 27 bis bedoelde autoriteiten worden er overigens toe gemachtigd deze aanstellingen uit te voeren voor een duur die gelijk is aan of korter is dan vijftien weken.".
1° de woorden "de voorwaarde bedoeld in artikel 40, lid 1, 5°, is niet vereist" worden vervangen door de woorden "de voorwaarden bedoeld in artikel 40, lid 1, 5° en 6°, zijn niet vereist";
2° de bepaling wordt aangevuld als volgt :
"De in artikel 27 bis bedoelde autoriteiten worden er overigens toe gemachtigd deze aanstellingen uit te voeren voor een duur die gelijk is aan of korter is dan vijftien weken.".
Art.10. Dans l'article 42, § 3, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° les termes " la condition visée à l'article 40, alinéa 1er, 5°, n'est pas exigée " sont remplacés par les termes " les conditions visées à l'article 40, alinéa 1er, 5° et 6°, ne sont pas exigées ";
2° la disposition est complétée comme suit :
" Par ailleurs, les autorités visées à l'article 27bis du présent décret sont habilitées à effectuer ces désignations d'une durée égale ou inférieure à quinze semaines. ".
1° les termes " la condition visée à l'article 40, alinéa 1er, 5°, n'est pas exigée " sont remplacés par les termes " les conditions visées à l'article 40, alinéa 1er, 5° et 6°, ne sont pas exigées ";
2° la disposition est complétée comme suit :
" Par ailleurs, les autorités visées à l'article 27bis du présent décret sont habilitées à effectuer ces désignations d'une durée égale ou inférieure à quinze semaines. ".
Art.11. Artikel 50, § 3, lid 2, gewijzigd bij het decreet van 10 april 1995, wordt aangevuld als volgt :
"De in artikel 27 bis bedoelde autoriteiten worden er overigens toe gemachtigd deze aanstellingen uit te voeren voor een duur die gelijk is aan of korter is dan vijftien weken.".
"De in artikel 27 bis bedoelde autoriteiten worden er overigens toe gemachtigd deze aanstellingen uit te voeren voor een duur die gelijk is aan of korter is dan vijftien weken.".
Art.11. L'article 50, § 3, alinéa 2, modifié par le décret du 10 avril 1995, est complété comme suit :
" Par ailleurs, les autorités visées à l'article 27bis du présent décret sont habilitées à effectuer ces désignations d'une durée égale ou inférieure à quinze semaines. ".
" Par ailleurs, les autorités visées à l'article 27bis du présent décret sont habilitées à effectuer ces désignations d'une durée égale ou inférieure à quinze semaines. ".
Art.12. In artikel 65 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° er wordt een nieuwe paragraaf 1 ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 1. De tuchtstraffen worden uitgesproken door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband benoemd is of door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid dat in vast verband benoemd werd door een andere inrichtende macht, het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en betreffende de reaffectatie.
De procedure kan eveneens gezamenlijk worden ingesteld door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband benoemd is en door de inrichtende macht(en) van de inrichting(en) waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en betreffende de reaffectatie.
Met het oog op de gezamenlijke uitoefening van de tuchtprocedure bepaald in het vorige lid, brengt de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en betreffende de reaffectatie, de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid benoemd is, schriftelijk op de hoogte van haar voornemen een tuchtprocedure ten aanzien van het betrokken personeelslid in te stellen.
De tuchtstraf heeft alleen uitwerking ten aanzien van de inrichtende macht(en) die een sanctie heeft(hebben) uitgesproken.";
2° in paragraaf 1, die paragraaf 2, lid 1, wordt, wordt lid 1 vervangen door de volgende bepaling :
"Behoudens de nadere bepalingen van dit artikel, is de in paragraaf 1 bedoelde inrichtende macht de tot benoemen bevoegde overheid.";
3° in paragraaf 2, die paragraaf 3 wordt, wordt lid 1 aangevuld als volgt :
"Het personeelslid dat van zijn recht op beroep gebruik maakt, geeft er onmiddellijk kennis van aan zijn inrichtende macht.";
4° de bepaling wordt aangevuld als volgt :
"§ 5. Indien het personeelslid geen beroep heeft ingesteld voor de raad van beroep binnen de in paragraaf 3 bepaalde termijn, heeft de tuchtstraf waarvan aan het personeelslid met toepassing van dezelfde paragraaf 3 kennis werd gegeven, uitwerking op de derde werkdag die volgt op het einde van voormelde termijn.
De in paragraaf 3, lid 1 bedoelde kennisgeving vermeldt de datum waarop de tuchtstraf uitwerking heeft met toepassing van lid 1 van deze paragraaf.".
1° er wordt een nieuwe paragraaf 1 ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 1. De tuchtstraffen worden uitgesproken door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband benoemd is of door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid dat in vast verband benoemd werd door een andere inrichtende macht, het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en betreffende de reaffectatie.
De procedure kan eveneens gezamenlijk worden ingesteld door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband benoemd is en door de inrichtende macht(en) van de inrichting(en) waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en betreffende de reaffectatie.
Met het oog op de gezamenlijke uitoefening van de tuchtprocedure bepaald in het vorige lid, brengt de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en betreffende de reaffectatie, de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid benoemd is, schriftelijk op de hoogte van haar voornemen een tuchtprocedure ten aanzien van het betrokken personeelslid in te stellen.
De tuchtstraf heeft alleen uitwerking ten aanzien van de inrichtende macht(en) die een sanctie heeft(hebben) uitgesproken.";
2° in paragraaf 1, die paragraaf 2, lid 1, wordt, wordt lid 1 vervangen door de volgende bepaling :
"Behoudens de nadere bepalingen van dit artikel, is de in paragraaf 1 bedoelde inrichtende macht de tot benoemen bevoegde overheid.";
3° in paragraaf 2, die paragraaf 3 wordt, wordt lid 1 aangevuld als volgt :
"Het personeelslid dat van zijn recht op beroep gebruik maakt, geeft er onmiddellijk kennis van aan zijn inrichtende macht.";
4° de bepaling wordt aangevuld als volgt :
"§ 5. Indien het personeelslid geen beroep heeft ingesteld voor de raad van beroep binnen de in paragraaf 3 bepaalde termijn, heeft de tuchtstraf waarvan aan het personeelslid met toepassing van dezelfde paragraaf 3 kennis werd gegeven, uitwerking op de derde werkdag die volgt op het einde van voormelde termijn.
De in paragraaf 3, lid 1 bedoelde kennisgeving vermeldt de datum waarop de tuchtstraf uitwerking heeft met toepassing van lid 1 van deze paragraaf.".
Art.12. Dans l'article 65 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° un nouveau paragraphe 1er, libellé comme suit, est ajoute :
" § 1er. Les peines disciplinaires sont prononcées par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé à titre définitif ou par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel, nommé à titre définitif par un autre pouvoir organisateur, exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
La procédure peut également être engagée de façon conjointe par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé à titre définitif et par le ou les pouvoirs organisateurs du ou des établissements dans lequel ou lesquels le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
Afin de permettre l'exercice conjoint de la procédure disciplinaire tel que précisé à l'alinéa précédent, le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation, avertit par écrit le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé, de son intention de diligenter une procédure disciplinaire à l'encontre du membre du personnel concerné.
La peine disciplinaire ne sort ses effets qu'à l'égard du ou des pouvoirs organisateurs qui a ou ont prononcé une sanction. ";
2° dans le paragraphe 1er, qui devient le paragraphe 2, l'alinéa 1er est remplacé par la disposition suivante :
" Sauf les précisions apportées par le présent article, le pouvoir organisateur visé au paragraphe 1er est l'autorité qui exerce le pouvoir de nomination. ";
3° dans le paragraphe 2 qui devient le paragraphe 3, l'alinéa 1er est complété comme suit :
" Le membre du personnel qui fait usage de son droit de recours en notifie immédiatement une copie à son pouvoir organisateur. ";
4° la disposition est complétée comme suit :
" § 5. Si le membre du personnel n'a pas introduit de recours devant la chambre de recours dans le délai prescrit au paragraphe 3, la sanction disciplinaire notifiée au membre du personnel en application de ce même paragraphe 3, sort ses effets le troisième jour ouvrable qui suit l'échéance du délai précité.
La notification vises au paragraphe 3, alinéa 1er, mentionne la date à laquelle la sanction disciplinaire prend effet en cas d'application de l'alinéa 1er du présent paragraphe. ".
1° un nouveau paragraphe 1er, libellé comme suit, est ajoute :
" § 1er. Les peines disciplinaires sont prononcées par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé à titre définitif ou par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel, nommé à titre définitif par un autre pouvoir organisateur, exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
La procédure peut également être engagée de façon conjointe par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé à titre définitif et par le ou les pouvoirs organisateurs du ou des établissements dans lequel ou lesquels le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
Afin de permettre l'exercice conjoint de la procédure disciplinaire tel que précisé à l'alinéa précédent, le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation, avertit par écrit le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé, de son intention de diligenter une procédure disciplinaire à l'encontre du membre du personnel concerné.
La peine disciplinaire ne sort ses effets qu'à l'égard du ou des pouvoirs organisateurs qui a ou ont prononcé une sanction. ";
2° dans le paragraphe 1er, qui devient le paragraphe 2, l'alinéa 1er est remplacé par la disposition suivante :
" Sauf les précisions apportées par le présent article, le pouvoir organisateur visé au paragraphe 1er est l'autorité qui exerce le pouvoir de nomination. ";
3° dans le paragraphe 2 qui devient le paragraphe 3, l'alinéa 1er est complété comme suit :
" Le membre du personnel qui fait usage de son droit de recours en notifie immédiatement une copie à son pouvoir organisateur. ";
4° la disposition est complétée comme suit :
" § 5. Si le membre du personnel n'a pas introduit de recours devant la chambre de recours dans le délai prescrit au paragraphe 3, la sanction disciplinaire notifiée au membre du personnel en application de ce même paragraphe 3, sort ses effets le troisième jour ouvrable qui suit l'échéance du délai précité.
La notification vises au paragraphe 3, alinéa 1er, mentionne la date à laquelle la sanction disciplinaire prend effet en cas d'application de l'alinéa 1er du présent paragraphe. ".
Art.13. In artikel 72 van hetzelfde decreet, worden de woorden "of de betrokkene al dan niet beroep ingesteld heeft" vervangen door de woorden "de definitieve beslissing in tuchtzaken, bedoeld in artikel 65, paragraaf 4, of de derde werkdag bedoeld in paragraaf 5 van hetzelfde artikel".
Art.13. Dans l'article 72 du même décret, les mots " , qu'il y ait eu recours ou non introduit par l'intéressé ", sont remplacés par les mots " définitive visée à l'article 65, paragraphe 4, ou le troisième jour ouvrable visé au paragraphe 5 du même article ".
Art.14. Artikel 76, lid 1, 2°, van hetzelfde decreet van 10 april 1995, wordt aangevuld als volgt :
"of onder de ambtenaren-generaal van de Algemene Directie voor het Personeel van het Gesubsidieerd Onderwijs. Is de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter bedoeld in lid 3 van dit artikel een ambtenaar-generaal, dan is de vergoeding van 2 000 frank bedoeld in artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 mei 1995 betreffende de raden van beroep in het gesubsidieerd officieel onderwijs niet verschuldigd".
"of onder de ambtenaren-generaal van de Algemene Directie voor het Personeel van het Gesubsidieerd Onderwijs. Is de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter bedoeld in lid 3 van dit artikel een ambtenaar-generaal, dan is de vergoeding van 2 000 frank bedoeld in artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 mei 1995 betreffende de raden van beroep in het gesubsidieerd officieel onderwijs niet verschuldigd".
Art.14. L'article 76, alinéa 1er, 2°, du même décret, complété par le décret du 10 avril 1995, est complété comme suit :
" ou choisi parmi les fonctionnaires généraux de la Direction générale des Personnels de l'Enseignement subventionné. Si le président ou le président suppléant visé à l'alinéa 3 du présent article est un fonctionnaire général, l'indemnité de 2 000 francs prévue à l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 mai 1995 instituant les chambres de recours dans l'enseignement officiel subventionné n'est pas due".
" ou choisi parmi les fonctionnaires généraux de la Direction générale des Personnels de l'Enseignement subventionné. Si le président ou le président suppléant visé à l'alinéa 3 du présent article est un fonctionnaire général, l'indemnité de 2 000 francs prévue à l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 mai 1995 instituant les chambres de recours dans l'enseignement officiel subventionné n'est pas due".
Art.15. In artikel 78, lid 4, van hetzelfde decreet worden de woorden "Bij aanhoudende niet-verschijning van de regelmatig ontboden partij of van haar raadsman" vervangen door de woorden "Bij afwezigheid van één van de regelmatig ontboden partijen of van haar raadsman".
Art.15. Dans l'article 78, alinéa 4, du même décret, les termes " En cas de défaut persistant de la partie régulièrement convoquée ou de son défenseur ", sont remplacés par les termes " En cas d'absence de l'une des parties régulièrement convoquées ou de son défenseur ".
Art.16. Artikel 87 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 87. De door de centrale paritaire commissie genomen aanvullende regels mogen niet afwijken van de regels van dit decreet.
De aanvullende regels genomen door de paritaire commissies bedoeld in artikel 85, lid 1, 2° en 3°, mogen niet afwijken van de regels van dit decreet of van de aanvullende regels vastgesteld door de centrale paritaire commissie die bij besluit van de Regering bindend verklaard werden.
Overigens mogen de door de plaatselijke paritaire commissies genomen aanvullende regels niet afwijken van de aanvullende regels die werden vastgesteld door de paritaire commissies bedoeld in artikel 85, lid 1, 2o, en bij besluit van de Regering bindend werden verklaard, en mogen alleen bindend worden verklaard als zij door een beslissing van de gemeenteraad of van de bestendige deputatie, naar gelang van het geval, werden goedgekeurd.".
"Art. 87. De door de centrale paritaire commissie genomen aanvullende regels mogen niet afwijken van de regels van dit decreet.
De aanvullende regels genomen door de paritaire commissies bedoeld in artikel 85, lid 1, 2° en 3°, mogen niet afwijken van de regels van dit decreet of van de aanvullende regels vastgesteld door de centrale paritaire commissie die bij besluit van de Regering bindend verklaard werden.
Overigens mogen de door de plaatselijke paritaire commissies genomen aanvullende regels niet afwijken van de aanvullende regels die werden vastgesteld door de paritaire commissies bedoeld in artikel 85, lid 1, 2o, en bij besluit van de Regering bindend werden verklaard, en mogen alleen bindend worden verklaard als zij door een beslissing van de gemeenteraad of van de bestendige deputatie, naar gelang van het geval, werden goedgekeurd.".
Art.16. L'article 87 du même décret est remplacé par la disposition savante :
" Art. 87. Les règles complémentaires prises par la commission paritaire centrale ne peuvent s'écarter des règles du présent décret.
Les règles complémentaires prises par les commissions paritaires visées à l'article 85, alinéa 1er, 2° et 3°, ne peuvent s'écarter des règles du présent décret ni des règles complémentaires fixées par la commission paritaire centrale et rendues obligatoires par arrêté du Gouvernement.
Par ailleurs, les règles complémentaires prises par les commissions paritaires locales ne peuvent s'écarter des règles complémentaires fixées par les commissions paritaires visées à l'article 85, alinéa 1er, 2°, rendues obligatoires par arrêté du Gouvernement, et ne peuvent être rendues obligatoires que si elles sont approuvées par délibération du conseil communal ou de la députation permanente, selon le cas. ".
" Art. 87. Les règles complémentaires prises par la commission paritaire centrale ne peuvent s'écarter des règles du présent décret.
Les règles complémentaires prises par les commissions paritaires visées à l'article 85, alinéa 1er, 2° et 3°, ne peuvent s'écarter des règles du présent décret ni des règles complémentaires fixées par la commission paritaire centrale et rendues obligatoires par arrêté du Gouvernement.
Par ailleurs, les règles complémentaires prises par les commissions paritaires locales ne peuvent s'écarter des règles complémentaires fixées par les commissions paritaires visées à l'article 85, alinéa 1er, 2°, rendues obligatoires par arrêté du Gouvernement, et ne peuvent être rendues obligatoires que si elles sont approuvées par délibération du conseil communal ou de la députation permanente, selon le cas. ".
Art.17. In artikel 95, 5°, van hetzelfde decreet, worden de woorden "in artikel 30, lid 2" vervangen door de woorden "in artikel 30, lid 5".
Art.17. Dans l'article 95, 5°, du même décret, les termes " à l'article 30, 2e alinéa " sont remplacés par les termes " à l'article 30, alinéa 5 ".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
CHAPITRE II. - Modifications au décret du 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné.
Art.18. Artikel 1, § 1, 1°, van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs wordt aangevuld als volgt :
"of in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan".
"of in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan".
Art.18. L'article 1er, § 1er, 1°, du décret du 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné est complété comme suit :
" ou dans l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ".
" ou dans l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ".
Art.19. Artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Voor de toepassing van dit decreet, zijn de bekwaamheidsbewijzen bepaald ter uitvoering van artikel 12 bis, § 2, van voormelde wet van 29 mei 1959, van artikel 15, 5°, van de wet van 14 mei 1955 tot regeling van het kunstonderwijs en artikel 22 bis van de wet van 11 juli 1973 tot wijziging van voormelde wet van 29 mei 1959 en van de artikelen 10 en 17, § 4, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, alsook bij het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, diploma's, getuigschriften, brevetten, attesten, jaren nuttige ervaring of beroeps- of wetenschappelijke bekendheid.
Behalve voor het bepaalde in artikel 100, § 3, van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, bestaat de nuttige ervaring in de tijd doorgebracht ofwel in een openbare of privé-instelling, ofwel in het onderwijs, ofwel in een vak of een beroep. De Regering bepaalt of de nuttige ervaring bijgedragen heeft tot de opleiding vereist voor het toe te kennen ambt.
De nuttige ervaring wordt aangetoond volgens de regels bepaald voor het personeel van het gemeenschapsonderwijs.".
"Voor de toepassing van dit decreet, zijn de bekwaamheidsbewijzen bepaald ter uitvoering van artikel 12 bis, § 2, van voormelde wet van 29 mei 1959, van artikel 15, 5°, van de wet van 14 mei 1955 tot regeling van het kunstonderwijs en artikel 22 bis van de wet van 11 juli 1973 tot wijziging van voormelde wet van 29 mei 1959 en van de artikelen 10 en 17, § 4, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, alsook bij het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, diploma's, getuigschriften, brevetten, attesten, jaren nuttige ervaring of beroeps- of wetenschappelijke bekendheid.
Behalve voor het bepaalde in artikel 100, § 3, van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, bestaat de nuttige ervaring in de tijd doorgebracht ofwel in een openbare of privé-instelling, ofwel in het onderwijs, ofwel in een vak of een beroep. De Regering bepaalt of de nuttige ervaring bijgedragen heeft tot de opleiding vereist voor het toe te kennen ambt.
De nuttige ervaring wordt aangetoond volgens de regels bepaald voor het personeel van het gemeenschapsonderwijs.".
Art.19. L'article 2, du même décret, modifié par le décret du 10 avril 1995, est remplacé par la disposition suivante :
" Pour l'application du présent décret, les titres de capacité qui sont déterminés en exécution de l'article 12bis, § 2, de la loi du 29 mai 1959 précitée, de l'article 15, 5°, de la loi sur l'enseignement artistique du 14 mai 1955 et de l'article 22bis de la loi du 11 juillet 1973 modifiant celle du 29 mai 1959 précitée et des articles 10 et 17, § 4, de la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur ainsi que par le décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française peuvent être des diplômes, des certificats, des brevets, des attestations, des années d'expérience utile ou une notoriété professionnelle ou scientifique.
Sauf pour ce qui est fixé à l'article 100, § 3, du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, l'expérience utile est constituée par le temps passé, soit dans un service ou un établissement public ou privé, soit dans l'enseignement, soit dans un métier ou une profession. Le Gouvernement décide si l'expérience utile a contribué à assurer la formation requise pour la fonction à conférer.
L'expérience utile est prouvée suivant les règles fixées pour le personnel de l'enseignement de la Communauté. ".
" Pour l'application du présent décret, les titres de capacité qui sont déterminés en exécution de l'article 12bis, § 2, de la loi du 29 mai 1959 précitée, de l'article 15, 5°, de la loi sur l'enseignement artistique du 14 mai 1955 et de l'article 22bis de la loi du 11 juillet 1973 modifiant celle du 29 mai 1959 précitée et des articles 10 et 17, § 4, de la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur ainsi que par le décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française peuvent être des diplômes, des certificats, des brevets, des attestations, des années d'expérience utile ou une notoriété professionnelle ou scientifique.
Sauf pour ce qui est fixé à l'article 100, § 3, du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, l'expérience utile est constituée par le temps passé, soit dans un service ou un établissement public ou privé, soit dans l'enseignement, soit dans un métier ou une profession. Le Gouvernement décide si l'expérience utile a contribué à assurer la formation requise pour la fonction à conférer.
L'expérience utile est prouvée suivant les règles fixées pour le personnel de l'enseignement de la Communauté. ".
Art.20. In artikel 3, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 1998, worden de woorden "en van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling voor het personeel van de leergangen met beperkt leerplan ressorterend onder het ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, zoals gewijzigd" vervangen door de woorden "en van artikel 71 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap".
Art.20. Dans l'article 3, § 3, du même décret, modifié par le décret du 2 juin 1998, les mots " et de l'arrêté royal du 10 mars 1965 portant statut pécuniaire du personnel des cours à horaire réduit relevant du ministère de l'éducation nationale et de la Culture, tels qu'ils ont été modifiés " sont remplacés par les mots " et de l'article 71 du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française ".
Art.21. In artikel 34, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in lid 3, wordt de tweede zin geschrapt;
2° de volgende leden worden tussen de leden 4 en 5 ingevoegd :
"Onverminderd artikel 108, moet die anciënniteit overigens verworven zijn in de loop van de laatste vijf schooljaren voor de toepassing van 1° en, voor de toepassing van 2°, in de loop van de laatste tien schooljaren die voorafgaan aan het schooljaar tijdens welk het personeelslid zijn voorrang doet gelden.
De bovenvermelde termijn van vijf jaar wordt verlengd met één schooljaar voor elk schooljaar in de loop waarvan het personeelslid, gedurende die termijn van vijf jaar, in een inrichting van dezelfde inrichtende macht, zonder aan dit statuut te zijn onderworpen, een ambt van dezelfde categorie als die waarin het de onder 1° bedoelde anciënniteit heeft verworven.
De bovenvermelde termijn van tien jaar wordt verlengd met één schooljaar voor elk schooljaar in de loop waarvan het personeelslid, gedurende die termijn van tien jaar, in een inrichting van dezelfde inrichtende macht of in een inrichting van het gesubsidieerd vrij onderwijs met hetzelfde karakter of, voor zover de betrokken inrichtende macht haar toestemming verleent, in een inrichting voor gesubsidieerd vrij onderwijs met een ander karakter of in het gesubsidieerd officieel onderwijs, ongeacht welk ambt heeft uitgeoefend, zonder aan dit statuut te zijn onderworpen.".
1° in lid 3, wordt de tweede zin geschrapt;
2° de volgende leden worden tussen de leden 4 en 5 ingevoegd :
"Onverminderd artikel 108, moet die anciënniteit overigens verworven zijn in de loop van de laatste vijf schooljaren voor de toepassing van 1° en, voor de toepassing van 2°, in de loop van de laatste tien schooljaren die voorafgaan aan het schooljaar tijdens welk het personeelslid zijn voorrang doet gelden.
De bovenvermelde termijn van vijf jaar wordt verlengd met één schooljaar voor elk schooljaar in de loop waarvan het personeelslid, gedurende die termijn van vijf jaar, in een inrichting van dezelfde inrichtende macht, zonder aan dit statuut te zijn onderworpen, een ambt van dezelfde categorie als die waarin het de onder 1° bedoelde anciënniteit heeft verworven.
De bovenvermelde termijn van tien jaar wordt verlengd met één schooljaar voor elk schooljaar in de loop waarvan het personeelslid, gedurende die termijn van tien jaar, in een inrichting van dezelfde inrichtende macht of in een inrichting van het gesubsidieerd vrij onderwijs met hetzelfde karakter of, voor zover de betrokken inrichtende macht haar toestemming verleent, in een inrichting voor gesubsidieerd vrij onderwijs met een ander karakter of in het gesubsidieerd officieel onderwijs, ongeacht welk ambt heeft uitgeoefend, zonder aan dit statuut te zijn onderworpen.".
Art.21. Dans l'article 34, § 1er, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 3, la seconde phrase est supprimée;
2° les alinéas suivants sont insérés entre les alinéas 4 et 5 :
" Sans préjudice de l'article 108, cette ancienneté doit par ailleurs être acquise au cours des cinq dernières années scolaires pour l'application du 1° et, pour l'application du 2°, au cours des 10 dernières années scolaires qui précèdent l'année scolaire au cours de laquelle le membre du personnel fait valoir sa priorité.
Le délai de 5 ans visé ci-avant est prolongé à concurrence d'une année scolaire pour toute année scolaire au cours de laquelle le membre du personnel a exercé, dans ce délai de cinq ans, dans un établissement du même pouvoir organisateur, sans être soumis au présent statut, une fonction de la même catégorie que celle dans laquelle il a acquis l'ancienneté visée sous 1°.
Le délai de 10 ans visé ci-avant est prolongé à concurrence d'une année scolaire pour toute année scolaire au cours de laquelle le membre du personnel a exercé, dans ce délai de 10 ans, dans un établissement du même pouvoir organisateur ou dans un établissement de l'enseignement libre subventionné de même caractère ou, pour autant que le pouvoir organisateur concerné marque son accord, dans un établissement d'enseignement libre subventionné d'un autre caractère ou dans l'enseignement officiel subventionné, n'importe quelle fonction, sans être soumis au présent statut. ".
1° à l'alinéa 3, la seconde phrase est supprimée;
2° les alinéas suivants sont insérés entre les alinéas 4 et 5 :
" Sans préjudice de l'article 108, cette ancienneté doit par ailleurs être acquise au cours des cinq dernières années scolaires pour l'application du 1° et, pour l'application du 2°, au cours des 10 dernières années scolaires qui précèdent l'année scolaire au cours de laquelle le membre du personnel fait valoir sa priorité.
Le délai de 5 ans visé ci-avant est prolongé à concurrence d'une année scolaire pour toute année scolaire au cours de laquelle le membre du personnel a exercé, dans ce délai de cinq ans, dans un établissement du même pouvoir organisateur, sans être soumis au présent statut, une fonction de la même catégorie que celle dans laquelle il a acquis l'ancienneté visée sous 1°.
Le délai de 10 ans visé ci-avant est prolongé à concurrence d'une année scolaire pour toute année scolaire au cours de laquelle le membre du personnel a exercé, dans ce délai de 10 ans, dans un établissement du même pouvoir organisateur ou dans un établissement de l'enseignement libre subventionné de même caractère ou, pour autant que le pouvoir organisateur concerné marque son accord, dans un établissement d'enseignement libre subventionné d'un autre caractère ou dans l'enseignement officiel subventionné, n'importe quelle fonction, sans être soumis au présent statut. ".
Art.22. Artikel 36, § 1, lid 1, van hetzelfde decreet, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Behalve het op grond van artikel 34, § 1, lid 1, 1°, aangeworven is, kan het tijdelijk aangeworven personeelslid ontslagen worden met een met redenen omklede opzeggingstermijn van veertien dagen. Het personeelslid wordt vooraf opgeroepen om gehoord te worden. Van de oproeping tot het verhoor alsook van de redenen waarom de inrichtende macht het personeelslid wenst te ontslaan, moet hem ten minste vijf werkdagen voor het verhoor kennis worden gegeven, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, hetzij bij een ter hand gesteld schrijven met ontvangstbewijs. Bij zijn verhoor kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in actieve dienst zijn of in ruste gesteld zijn bij het gesubsidieerd vrij onderwijs, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid niet voor het verhoor verschijnt of er niet bij vertegenwoordigd is.".
"Behalve het op grond van artikel 34, § 1, lid 1, 1°, aangeworven is, kan het tijdelijk aangeworven personeelslid ontslagen worden met een met redenen omklede opzeggingstermijn van veertien dagen. Het personeelslid wordt vooraf opgeroepen om gehoord te worden. Van de oproeping tot het verhoor alsook van de redenen waarom de inrichtende macht het personeelslid wenst te ontslaan, moet hem ten minste vijf werkdagen voor het verhoor kennis worden gegeven, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, hetzij bij een ter hand gesteld schrijven met ontvangstbewijs. Bij zijn verhoor kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in actieve dienst zijn of in ruste gesteld zijn bij het gesubsidieerd vrij onderwijs, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid niet voor het verhoor verschijnt of er niet bij vertegenwoordigd is.".
Art.22. L'article 36, § 1er, alinéa 1er, du même décret, est remplacé par la disposition suivante :
" Sauf s'il est engagé sur base de l'article 34, § 1er, alinéa 1er, 1°, le membre du personnel engagé à titre temporaire peut être licencié moyennant un préavis motivé de quinze jours. Le membre du personnel est préalablement invité à se faire entendre. La convocation à l'audition ainsi que les motifs en raison desquels le pouvoir organisateur envisage de licencier le membre du personnel doivent lui être notifiés cinq jours ouvrables au moins avant l'audition soit par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception, soit par la réception d'une lettre de la main à la main avec accusé de réception. Lors de son audition, le membre du personnel peut se faire assister ou représenter par un avocat, par un défenseur choisi parmi les membres du personnel en activité de service ou pensionnés de l'enseignement libre subventionné ou par un représentant d'une organisation syndicale représentative. La procédure se poursuit valablement lorsque le membre du personnel dûment convoqué ne se présente pas à l'audition ou n'y est pas représenté. ".
" Sauf s'il est engagé sur base de l'article 34, § 1er, alinéa 1er, 1°, le membre du personnel engagé à titre temporaire peut être licencié moyennant un préavis motivé de quinze jours. Le membre du personnel est préalablement invité à se faire entendre. La convocation à l'audition ainsi que les motifs en raison desquels le pouvoir organisateur envisage de licencier le membre du personnel doivent lui être notifiés cinq jours ouvrables au moins avant l'audition soit par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception, soit par la réception d'une lettre de la main à la main avec accusé de réception. Lors de son audition, le membre du personnel peut se faire assister ou représenter par un avocat, par un défenseur choisi parmi les membres du personnel en activité de service ou pensionnés de l'enseignement libre subventionné ou par un représentant d'une organisation syndicale représentative. La procédure se poursuit valablement lorsque le membre du personnel dûment convoqué ne se présente pas à l'audition ou n'y est pas représenté. ".
Art.23. In artikel 42, § 1, 8°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1994, worden de woorden "in het ambt" ingevoegd tussen de woorden "en wedertewerkstelling en een anciënniteit" en het woord "tellen".
Art.23. Dans l'article 42, § 1er, 8°, du même décret, modifié par le décret du 22 décembre 1994, les mots " , dans la fonction, ", sont insérés entre les mots " remise au travail et compter ", et les mots " une ancienneté ".
Art.24. In artikel 74, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° lid 1 wordt vervangen door de volgende leden :
"De tuchtstraffen worden uitgesproken door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband aangeworven is of door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid dat door een andere inrichtende macht in vast verband aangeworven werd, een deel of het geheel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de reaffectatie.
De procedure kan ook gezamenlijk ingesteld worden door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband aangeworven is en door de inrichtende macht(en) van de inrichting(en) waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de reaffectatie.
Om de in het vorige lid bepaalde gezamenlijke uitoefening van de tuchtstraf mogelijk te maken, brengt de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de reaffectatie, de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid benoemd is schriftelijk op de hoogte van zijn voornemen om een tuchtprocedure in te stellen ten aanzien van het betrokken personeelslid.
De tuchtstraf heeft alleen uitwerking ten aanzien van de inrichtende macht(en) die een sanctie heeft (hebben) uitgesproken.";
2° lid 3, dat lid 6 wordt, wordt aangevuld als volgt :
"In dat geval, geeft het onmiddellijk aan de inrichtende macht kennis van het afschrift van zijn beroep.";
3° de bepaling wordt aangevuld met de volgende leden :
"Indien het personeelslid geen beroep voor de raad van beroep binnen de in lid 6 voorgeschreven termijn heeft ingesteld, dan wordt het voorstel tot tuchtsanctie definitief en heeft de tuchtsanctie uitwerking de derde werkdag die volgt op het einde van voormelde termijn.
De in lid 5 bedoelde kennisgeving vermeldt de datum waarop de tuchtstraf uitwerking heeft bij toepassing van lid 8.".
1° lid 1 wordt vervangen door de volgende leden :
"De tuchtstraffen worden uitgesproken door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband aangeworven is of door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid dat door een andere inrichtende macht in vast verband aangeworven werd, een deel of het geheel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de reaffectatie.
De procedure kan ook gezamenlijk ingesteld worden door de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid in vast verband aangeworven is en door de inrichtende macht(en) van de inrichting(en) waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de reaffectatie.
Om de in het vorige lid bepaalde gezamenlijke uitoefening van de tuchtstraf mogelijk te maken, brengt de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid het geheel of een deel van zijn ambt uitoefent met toepassing van de verordeningsbepalingen betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de reaffectatie, de inrichtende macht van de inrichting waarin het personeelslid benoemd is schriftelijk op de hoogte van zijn voornemen om een tuchtprocedure in te stellen ten aanzien van het betrokken personeelslid.
De tuchtstraf heeft alleen uitwerking ten aanzien van de inrichtende macht(en) die een sanctie heeft (hebben) uitgesproken.";
2° lid 3, dat lid 6 wordt, wordt aangevuld als volgt :
"In dat geval, geeft het onmiddellijk aan de inrichtende macht kennis van het afschrift van zijn beroep.";
3° de bepaling wordt aangevuld met de volgende leden :
"Indien het personeelslid geen beroep voor de raad van beroep binnen de in lid 6 voorgeschreven termijn heeft ingesteld, dan wordt het voorstel tot tuchtsanctie definitief en heeft de tuchtsanctie uitwerking de derde werkdag die volgt op het einde van voormelde termijn.
De in lid 5 bedoelde kennisgeving vermeldt de datum waarop de tuchtstraf uitwerking heeft bij toepassing van lid 8.".
Art.24. Dans l'article 74, § 1er, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° l'alinéa 1er est remplacé par les alinéas suivants :
" Les peines disciplinaires sont prononcées par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est engagé à titre définitif ou par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel engagé à titre définitif par un autre pouvoir organisateur exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
La procédure peut également être engagée de façon conjointe par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est engagé à titre définitif et par le ou les pouvoir(s) organisateur(s) du ou des établissement(s) dans lequel ou lesquels le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
Afin de permettre l'exercice conjoint de la procédure disciplinaire tel que précisé à l'alinéa précédent, le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation, avertit par écrit le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé, de son intention de diligenter une procédure disciplinaire à l'encontre du membre du personnel concerné.
La peine disciplinaire ne sort ses effets qu'à l'égard du ou des pouvoir(s) organisateur(s) qui a ou ont prononcé une sanction. ";
2° l'alinéa 3 devenant l'alinéa 6 est complété comme suit :
" Dans ce cas, il notifie immédiatement au pouvoir organisateur copie de son recours. ";
3° la disposition est complétée par les alinéas suivants :
" Si le membre du personnel n'a pas introduit de recours devant la chambre de recours dans le délai prescrit à l'alinéa 6, la proposition de peine disciplinaire devient définitive et sort ses effets le 3e jour ouvrable qui suit l'échéance dudit délai précité.
La notification visée à l'alinéa 5 mentionne la date à laquelle la peine disciplinaire prend effet en cas d'application de l'alinéa 8. ".
1° l'alinéa 1er est remplacé par les alinéas suivants :
" Les peines disciplinaires sont prononcées par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est engagé à titre définitif ou par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel engagé à titre définitif par un autre pouvoir organisateur exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
La procédure peut également être engagée de façon conjointe par le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est engagé à titre définitif et par le ou les pouvoir(s) organisateur(s) du ou des établissement(s) dans lequel ou lesquels le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation.
Afin de permettre l'exercice conjoint de la procédure disciplinaire tel que précisé à l'alinéa précédent, le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel exerce tout ou partie de ses fonctions en application des dispositions réglementaires relatives à la mise en disponibilité par défaut d'emploi et à la réaffectation, avertit par écrit le pouvoir organisateur de l'établissement dans lequel le membre du personnel est nommé, de son intention de diligenter une procédure disciplinaire à l'encontre du membre du personnel concerné.
La peine disciplinaire ne sort ses effets qu'à l'égard du ou des pouvoir(s) organisateur(s) qui a ou ont prononcé une sanction. ";
2° l'alinéa 3 devenant l'alinéa 6 est complété comme suit :
" Dans ce cas, il notifie immédiatement au pouvoir organisateur copie de son recours. ";
3° la disposition est complétée par les alinéas suivants :
" Si le membre du personnel n'a pas introduit de recours devant la chambre de recours dans le délai prescrit à l'alinéa 6, la proposition de peine disciplinaire devient définitive et sort ses effets le 3e jour ouvrable qui suit l'échéance dudit délai précité.
La notification visée à l'alinéa 5 mentionne la date à laquelle la peine disciplinaire prend effet en cas d'application de l'alinéa 8. ".
Art.25. Artikel 81, lid 4, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt :
"of in ruste gesteld".
"of in ruste gesteld".
Art.25. L'article 81, alinéa 4, du même décret est complété comme suit :
" ou admis à la retraite ".
" ou admis à la retraite ".
Art.26. Artikel 96 van hetzelfde decreet, waarvan de huidige tekst een paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidend als volgt :
"§ 2. De aanvullende regels getroffen door de centrale paritaire commissies bedoeld in artikel 91, 1°, a), en 2°, a) mogen niet van de regels van dit decreet afwijken.
De aanvullende regels getroffen door de paritaire commissies bedoeld in artikel 91, 1°, b), en 2°, b), mogen niet afwijken van de regels van dit decreet of van de aanvullende regels die bindend verklaard werden bij het besluit van de Regering en die enerzijds door de centrale paritaire commissie bedoeld in artikel 91, 1°, a), en anderzijds door de centrale paritaire commissie bedoeld in artikel 91, 2°, a), werden vastgesteld.".
"§ 2. De aanvullende regels getroffen door de centrale paritaire commissies bedoeld in artikel 91, 1°, a), en 2°, a) mogen niet van de regels van dit decreet afwijken.
De aanvullende regels getroffen door de paritaire commissies bedoeld in artikel 91, 1°, b), en 2°, b), mogen niet afwijken van de regels van dit decreet of van de aanvullende regels die bindend verklaard werden bij het besluit van de Regering en die enerzijds door de centrale paritaire commissie bedoeld in artikel 91, 1°, a), en anderzijds door de centrale paritaire commissie bedoeld in artikel 91, 2°, a), werden vastgesteld.".
Art.26. L'article 96 du même décret dont le texte actuel formera un paragraphe 1er, est complété par un paragraphe 2, libellé comme suit :
" § 2. Les règles complémentaires prises par les commissions paritaires centrales visées à l'article 91, 1°, a), et 2°, a), ne peuvent s'écarter des règles du présent décret.
Les règles complémentaires prises par les commissions paritaires visées à l'article 91, 1°, a), et 2°, b) ne peuvent s'écarter des règles du présent décret ni des règles complémentaires rendues obligatoires par arrêté du Gouvernement et fixées respectivement d'une part, par la commission paritaire centrale visée à l'article 91, 1°, a), d'autre part, par la commission paritaire centrale visée à l'article 91, 2°, a). ".
" § 2. Les règles complémentaires prises par les commissions paritaires centrales visées à l'article 91, 1°, a), et 2°, a), ne peuvent s'écarter des règles du présent décret.
Les règles complémentaires prises par les commissions paritaires visées à l'article 91, 1°, a), et 2°, b) ne peuvent s'écarter des règles du présent décret ni des règles complémentaires rendues obligatoires par arrêté du Gouvernement et fixées respectivement d'une part, par la commission paritaire centrale visée à l'article 91, 1°, a), d'autre part, par la commission paritaire centrale visée à l'article 91, 2°, a). ".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan.
CHAPITRE III. - Modifications au décret du 3 juillet 1991 organisant l'enseignement secondaire à horaire réduit.
Art.27. Artikel 9, lid 3, van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan, gewijzigd bij het decreet van 18 maart 1996, wordt opgeheven.
Art.27. L'article 9, alinéa 3, du décret du 3 juillet 1991 organisant l'enseignement à horaire réduit, modifié par le décret du 18 mars 1996, est abrogé.
Art.28. Artikel 10 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 18 maart 1996, wordt door de volgende bepaling vervangen :
"Aan de leerling die gedurende minstens twee schooljaren werkelijk en ijverig ofwel de cursussen van het beroepssecundair onderwijs van het lager niveau met beperkt leerplan in dezelfde studierichting heeft gevolgd, ofwel de cursussen van het derde jaar secundair onderwijs met volledig leerplan en de cursussen van één jaar beroepssecundair onderwijs van het lager niveau met beperkt leerplan in dezelfde studierichting heeft gevolgd, kan een attest van beroepsbekwaamheid van de lagere cyclus van het onderwijs met beperkt leerplan worden uitgereikt.
Het hoofd van de zetel-inrichting of van de inrichting die met deze een samenwerkingsverband heeft waar de leerling het merendeel van zijn beroepsopleiding volgt, kan het uitreiken van een attest van beroepsbekwaamheid toelaten voor een leerling die van studierichting is veranderd indien deze verandering de leerling niet heeft belet een toereikend niveau te verwerven inzake bekwaamheid.
Er kan een attest van wederinschakeling in het gewoon secundair onderwijs of het (gespecialiseerd) onderwijs met volledig leerplan uitgereikt worden aan de leerling die, mits hij gedurende minstens een schooljaar het centrum voor afwisselend onderwijs en opleiding heeft bezocht, bevoegd wordt geacht om normaal zijn studies verder te volgen hetzij in het vierde jaar, hetzij in het vijfde jaar van het beroepsonderwijs.".
"Aan de leerling die gedurende minstens twee schooljaren werkelijk en ijverig ofwel de cursussen van het beroepssecundair onderwijs van het lager niveau met beperkt leerplan in dezelfde studierichting heeft gevolgd, ofwel de cursussen van het derde jaar secundair onderwijs met volledig leerplan en de cursussen van één jaar beroepssecundair onderwijs van het lager niveau met beperkt leerplan in dezelfde studierichting heeft gevolgd, kan een attest van beroepsbekwaamheid van de lagere cyclus van het onderwijs met beperkt leerplan worden uitgereikt.
Het hoofd van de zetel-inrichting of van de inrichting die met deze een samenwerkingsverband heeft waar de leerling het merendeel van zijn beroepsopleiding volgt, kan het uitreiken van een attest van beroepsbekwaamheid toelaten voor een leerling die van studierichting is veranderd indien deze verandering de leerling niet heeft belet een toereikend niveau te verwerven inzake bekwaamheid.
Er kan een attest van wederinschakeling in het gewoon secundair onderwijs of het (gespecialiseerd) onderwijs met volledig leerplan uitgereikt worden aan de leerling die, mits hij gedurende minstens een schooljaar het centrum voor afwisselend onderwijs en opleiding heeft bezocht, bevoegd wordt geacht om normaal zijn studies verder te volgen hetzij in het vierde jaar, hetzij in het vijfde jaar van het beroepsonderwijs.".
Art.28. L'article 10 du même décret, tel que modifié par le décret du 18 mars 1996, est remplacé par la disposition suivante :
" L'élève qui a suivi effectivement et assidûment pendant au moins deux années scolaires soit les cours de l'enseignement secondaire inférieur professionnel à horaire réduit dans la même orientation d'études, soit les cours de la troisième année d'enseignement secondaire de plein exercice et les cours d'une année d'enseignement secondaire inférieur professionnel à horaire réduit dans la même orientation d'études peut se voir délivrer une attestation de compétences professionnelles du cycle inférieur de l'enseignement à horaire réduit.
Le chef de l'établissement siège ou coopérant où l'élève suit la majorité de sa formation professionnelle peut autoriser la délivrance d'une attestation de compétences professionnelles à un élève qui a changé d'orientation d'études lorsque ce changement n'a pas empêché l'élève d'acquérir un niveau suffisant de compétences.
Une attestation de réinsertion dans l'enseignement secondaire ordinaire ou dans l'enseignement (spécialisé) de plein exercice peut être délivrée à l'élève qui, ayant fréquenté le centre d'éducation et de formation en alternance pendant une année scolaire au moins, est jugé apte à poursuivre normalement ses études soit en quatrième, soit en cinquième année de l'enseignement professionnel. ".
" L'élève qui a suivi effectivement et assidûment pendant au moins deux années scolaires soit les cours de l'enseignement secondaire inférieur professionnel à horaire réduit dans la même orientation d'études, soit les cours de la troisième année d'enseignement secondaire de plein exercice et les cours d'une année d'enseignement secondaire inférieur professionnel à horaire réduit dans la même orientation d'études peut se voir délivrer une attestation de compétences professionnelles du cycle inférieur de l'enseignement à horaire réduit.
Le chef de l'établissement siège ou coopérant où l'élève suit la majorité de sa formation professionnelle peut autoriser la délivrance d'une attestation de compétences professionnelles à un élève qui a changé d'orientation d'études lorsque ce changement n'a pas empêché l'élève d'acquérir un niveau suffisant de compétences.
Une attestation de réinsertion dans l'enseignement secondaire ordinaire ou dans l'enseignement (spécialisé) de plein exercice peut être délivrée à l'élève qui, ayant fréquenté le centre d'éducation et de formation en alternance pendant une année scolaire au moins, est jugé apte à poursuivre normalement ses études soit en quatrième, soit en cinquième année de l'enseignement professionnel. ".
Art.29. In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° voor de huidige paragraaf 1, die paragraaf 2 wordt, wordt een paragraaf 1 ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 1. De regelmatige leerlingen die een opleiding van het niveau van de hogere cyclus van het onderwijs met beperkt leerplan hebben voltooid, kunnen een kwalificatiegetuigschrift verkrijgen dat overeenstemt met dat uitgereikt voor het onderwijs met volledig leerplan, onder de voorwaarden en mits inachtneming van de nadere regels bepaald door de Regering. De kwalificatieproeven die met geen afdeling of studierichting in het onderwijs met volledig leerplan overeenstemmen, worden aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd. De nadere regels voor de toepassing van genoemde kwalificatieproeven worden door de Regering vastgesteld.";
2° in huidige paragraaf 1, die paragraaf 2 wordt, worden de woorden "bedoeld bij artikel 10" vervangen door de woorden "bedoeld bij paragraaf 1".
1° voor de huidige paragraaf 1, die paragraaf 2 wordt, wordt een paragraaf 1 ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 1. De regelmatige leerlingen die een opleiding van het niveau van de hogere cyclus van het onderwijs met beperkt leerplan hebben voltooid, kunnen een kwalificatiegetuigschrift verkrijgen dat overeenstemt met dat uitgereikt voor het onderwijs met volledig leerplan, onder de voorwaarden en mits inachtneming van de nadere regels bepaald door de Regering. De kwalificatieproeven die met geen afdeling of studierichting in het onderwijs met volledig leerplan overeenstemmen, worden aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd. De nadere regels voor de toepassing van genoemde kwalificatieproeven worden door de Regering vastgesteld.";
2° in huidige paragraaf 1, die paragraaf 2 wordt, worden de woorden "bedoeld bij artikel 10" vervangen door de woorden "bedoeld bij paragraaf 1".
Art.29. Dans l'article 11 du même décret, sont apportées les modifications suivantes :
1° il est inséré devant le paragraphe 1er actuel qui devient le paragraphe 2, un nouveau paragraphe 1er, rédigé comme suit :
" § 1er. Les élèves réguliers qui ont achevé une formation du niveau du cycle supérieur de l'enseignement à horaire réduit peuvent obtenir un certificat de qualification correspondant à celui qui est délivré par l'enseignement de plein exercice, dans les conditions et modalités fixées par le Gouvernement. Les épreuves de qualification qui ne correspondent à aucune section ou orientation d'études dans l'enseignement de plein exercice sont soumises à l'approbation du Gouvernement. Les modalités d'application desdites épreuves de qualification sont fixées par le Gouvernement. ";
2° dans le paragraphe 1er actuel qui devient le paragraphe 2, les termes " visés à l'article 10 " sont remplacés par les termes " visés au paragraphe 1er ".
1° il est inséré devant le paragraphe 1er actuel qui devient le paragraphe 2, un nouveau paragraphe 1er, rédigé comme suit :
" § 1er. Les élèves réguliers qui ont achevé une formation du niveau du cycle supérieur de l'enseignement à horaire réduit peuvent obtenir un certificat de qualification correspondant à celui qui est délivré par l'enseignement de plein exercice, dans les conditions et modalités fixées par le Gouvernement. Les épreuves de qualification qui ne correspondent à aucune section ou orientation d'études dans l'enseignement de plein exercice sont soumises à l'approbation du Gouvernement. Les modalités d'application desdites épreuves de qualification sont fixées par le Gouvernement. ";
2° dans le paragraphe 1er actuel qui devient le paragraphe 2, les termes " visés à l'article 10 " sont remplacés par les termes " visés au paragraphe 1er ".
Art.30. In artikel 12, lid 1, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1997, worden de woorden "in de kleine en middelgrote ondernemingen voor handel en ambachtswezen" aangevuld met de woorden "binnen de door de Regering vastgestelde voorwaarden".
Art.30. Dans l'article 12, alinéa 1er, du même décret, tel que modifié par le décret du 24 juillet 1997, les termes " dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat " sont complétés par les termes " dans les conditions arrêtées par le Gouvernement ".
Art.31. In artikel 13, lid 1, van hetzelfde decreet, worden de woorden "in artikel 9" vervangen door de woorden "in de artikelen 9 en 10".
Art.31. Dans l'article 13, alinéa 1er, du même décret, les mots " à l'article 9 " sont remplacés par les mots " aux articles 9 et 10 ".
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
CHAPITRE IV. - Modifications au décret du 24 juillet 1997 définissant les missions de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire et définissant les structures propres à les atteindre.
Art.32. In artikel 39 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de woorden "ter goedkeuring" vervangen door de woorden "ter bevestiging".
Art.32. Dans l'article 39 du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre, le terme " sanction " est remplacé par le terme " confirmation ".
Art.33. In artikel 66 van hetzelfde decreet, wordt het volgende lid ingevoegd tussen de leden 1 en 2 :
"Er moet een samenhang bestaan tussen het opvoedkundige en pedagogische project van een inrichtende macht die aangesloten is bij een vertegenwoordigingsorgaan en het opvoedkundige en pedagogische project van bedoeld orgaan.".
"Er moet een samenhang bestaan tussen het opvoedkundige en pedagogische project van een inrichtende macht die aangesloten is bij een vertegenwoordigingsorgaan en het opvoedkundige en pedagogische project van bedoeld orgaan.".
Art.33. Dans l'article 66 du même décret, l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
" Il doit y avoir cohérence entre le projet éducatif et pédagogique d'un pouvoir organisateur qui a adhéré à un organe de représentation et le projet éducatif et pédagogique dudit organe. ".
" Il doit y avoir cohérence entre le projet éducatif et pédagogique d'un pouvoir organisateur qui a adhéré à un organe de représentation et le projet éducatif et pédagogique dudit organe. ".
Art.34. Artikel 79, lid 2, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met de volgende zin :
"Deze aanvraag kan gebeuren langs het hoofd van de inrichting. In dit geval, moet die gebeuren binnen de vijf dagen van opening van de school die volgen op de voorlopige inschrijving van de leerling door het hoofd van de inrichting.".
"Deze aanvraag kan gebeuren langs het hoofd van de inrichting. In dit geval, moet die gebeuren binnen de vijf dagen van opening van de school die volgen op de voorlopige inschrijving van de leerling door het hoofd van de inrichting.".
Art.34. L'article 79, alinéa 2, du même décret est complété par la phrase suivante :
" Cette demande peut se faire via le chef d'établissement. Dans ce cas, elle doit se faire endéans les cinq jours d'ouverture de l'école qui suivent l'inscription provisoire de l'élève par le chef d'établissement. ".
" Cette demande peut se faire via le chef d'établissement. Dans ce cas, elle doit se faire endéans les cinq jours d'ouverture de l'école qui suivent l'inscription provisoire de l'élève par le chef d'établissement. ".
Art.35. In artikel 80 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, worden de leden 3 en 4 opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
"§ 3. Op welk ogenblik ook van het jaar, reikt het inrichtingshoofd dat een leerling die het aanvraagt niet kan inschrijven, hem een attest van aanvraag tot inschrijving uit, waarvan het model door de Regering wordt bepaald. Onmiddellijk zendt hij er een afschrift van naar één van de zonale commissies der inschrijvingen in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, die door de Regering worden opgericht.
Het attest van aanvraag tot inschrijving vermeldt de redenen van de weigering en de naam van de bestuursdiensten waarbij de leerling en zijn ouders help kunnen vinden om ingeschreven te worden in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een instelling belast met de inachtneming van de schoolplicht.".
1° in § 1, worden de leden 3 en 4 opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
"§ 3. Op welk ogenblik ook van het jaar, reikt het inrichtingshoofd dat een leerling die het aanvraagt niet kan inschrijven, hem een attest van aanvraag tot inschrijving uit, waarvan het model door de Regering wordt bepaald. Onmiddellijk zendt hij er een afschrift van naar één van de zonale commissies der inschrijvingen in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, die door de Regering worden opgericht.
Het attest van aanvraag tot inschrijving vermeldt de redenen van de weigering en de naam van de bestuursdiensten waarbij de leerling en zijn ouders help kunnen vinden om ingeschreven te worden in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een instelling belast met de inachtneming van de schoolplicht.".
Art.35. Dans l'article 80 du même décret, sont apportées les modifications suivantes :
1° dans le § 1er, les alinéas 3 et 4 sont abrogés;
2° l'article est complété par le paragraphe suivant :
" § 3. Quel que soit le moment de l'année, le chef d'établissement qui ne peut inscrire un élève qui en fait la demande lui remet une attestation de demande d'inscription dont le Gouvernement fixe le modèle. Il transmet immédiatement copie de l'attestation à l'une des commissions zonales des inscriptions dans l'enseignement de la Communauté française que le Gouvernement crée.
L'attestation de demande d'inscription comprend les motifs du refus et l'indication des services de l'administration où l'élève et ses parents peuvent obtenir une assistance en vue d'inscrire l'élève dans un établissement d'enseignement de la Communauté française ou dans une institution assurant le respect de l'obligation scolaire. ".
1° dans le § 1er, les alinéas 3 et 4 sont abrogés;
2° l'article est complété par le paragraphe suivant :
" § 3. Quel que soit le moment de l'année, le chef d'établissement qui ne peut inscrire un élève qui en fait la demande lui remet une attestation de demande d'inscription dont le Gouvernement fixe le modèle. Il transmet immédiatement copie de l'attestation à l'une des commissions zonales des inscriptions dans l'enseignement de la Communauté française que le Gouvernement crée.
L'attestation de demande d'inscription comprend les motifs du refus et l'indication des services de l'administration où l'élève et ses parents peuvent obtenir une assistance en vue d'inscrire l'élève dans un établissement d'enseignement de la Communauté française ou dans une institution assurant le respect de l'obligation scolaire. ".
Art.36. In artikel 81, § 2, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in lid 1, worden de zinnen "Het proces-verbaal van het verhoor wordt ondertekend door de meerderjarige leerling of door de ouders of door de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige leerling. De weigering om het proces-verbaal te ondertekenen, wordt vastgesteld door een lid van het onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en belet geenszins het voortzetten van de procedure." ingevoegd tussen de woorden "die volgt op de kennisgeving." en de woorden "Indien nodig";
2° lid 2 wordt aangevuld met de volgende zin :
"De voorlopige verwijdering mag tien openingsdagen van de school niet overschrijden.";
3° de bepaling wordt aangevuld met volgend lid :
"De Minister beslist over het beroep ten laatste de vijftiende dag van opening van de school na de ontvangst van het beroep. Indien het beroep ontvangen wordt voor de zomervakantie, beslist het bevoegd gezag tegen 20 augustus. In alle gevallen, wordt de kennisgeving gedaan binnen de drie werkdagen die volgen op de beslissing.".
1° in lid 1, worden de zinnen "Het proces-verbaal van het verhoor wordt ondertekend door de meerderjarige leerling of door de ouders of door de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige leerling. De weigering om het proces-verbaal te ondertekenen, wordt vastgesteld door een lid van het onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en belet geenszins het voortzetten van de procedure." ingevoegd tussen de woorden "die volgt op de kennisgeving." en de woorden "Indien nodig";
2° lid 2 wordt aangevuld met de volgende zin :
"De voorlopige verwijdering mag tien openingsdagen van de school niet overschrijden.";
3° de bepaling wordt aangevuld met volgend lid :
"De Minister beslist over het beroep ten laatste de vijftiende dag van opening van de school na de ontvangst van het beroep. Indien het beroep ontvangen wordt voor de zomervakantie, beslist het bevoegd gezag tegen 20 augustus. In alle gevallen, wordt de kennisgeving gedaan binnen de drie werkdagen die volgen op de beslissing.".
Art.36. Dans l'article 81, § 2, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 1er, les phrases " Le procès-verbal de l'audition est signé par l'élève majeur ou par les parents ou la personne investie de l'autorité parentale de l'élève mineur. Le refus de signature du procès-verbal est constaté par un membre du personnel enseignant ou auxiliaire d'éducation et n'empêche pas la poursuite de la procédure. " sont insérés entre les mots " qui suit la notification. " et les mots " Le cas échéant, ";
2° l'alinéa 2 est complété par la phrase suivante :
" L'écartement provisoire ne peut dépasser dix jours d'ouverture d'école. ";
3° la disposition est complétée par l'alinéa suivant :
" Le ministre statue sur le recours au plus tard le quinzième jour d'ouverture d'école qui suit la réception du recours. Lorsque le recours est reçu pour les vacances d'été, l'autorité compétente statue pour le 20 août. Dans tous les cas, la notification est donnée dans les trois jours ouvrables qui suivent la décision. ".
1° à l'alinéa 1er, les phrases " Le procès-verbal de l'audition est signé par l'élève majeur ou par les parents ou la personne investie de l'autorité parentale de l'élève mineur. Le refus de signature du procès-verbal est constaté par un membre du personnel enseignant ou auxiliaire d'éducation et n'empêche pas la poursuite de la procédure. " sont insérés entre les mots " qui suit la notification. " et les mots " Le cas échéant, ";
2° l'alinéa 2 est complété par la phrase suivante :
" L'écartement provisoire ne peut dépasser dix jours d'ouverture d'école. ";
3° la disposition est complétée par l'alinéa suivant :
" Le ministre statue sur le recours au plus tard le quinzième jour d'ouverture d'école qui suit la réception du recours. Lorsque le recours est reçu pour les vacances d'été, l'autorité compétente statue pour le 20 août. Dans tous les cas, la notification est donnée dans les trois jours ouvrables qui suivent la décision. ".
Art.37. Artikel 82, lid 1, van hetzelfde decreet, wordt door volgend lid vervangen :
"Het hoofd van inrichting zendt een afschrift van heel het tuchtdossier van de uitgesloten leerling aan de zonale commissie der inschrijvingen bedoeld bij artikel 80 over alsook aan het bestuur binnen de twee openingsdagen van de school die volgen op de datum van de uitsluiting. Het bestuur stelt aan de leerling voor, indien hij meerderjarig is, of aan de minderjarige leerling en aan zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, zijn inschrijving in een andere inrichting op advies van de zonale commissie der inschrijvingen.".
"Het hoofd van inrichting zendt een afschrift van heel het tuchtdossier van de uitgesloten leerling aan de zonale commissie der inschrijvingen bedoeld bij artikel 80 over alsook aan het bestuur binnen de twee openingsdagen van de school die volgen op de datum van de uitsluiting. Het bestuur stelt aan de leerling voor, indien hij meerderjarig is, of aan de minderjarige leerling en aan zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, zijn inschrijving in een andere inrichting op advies van de zonale commissie der inschrijvingen.".
Art.37. L'article 82, alinéa 1er, du même décret, est remplacé par l'alinéa suivant :
" Le chef d'établissement transmet copie de l'ensemble du dossier disciplinaire de l'élève exclu à la commission zonale des inscriptions visée à l'article 80 ainsi qu'a l'administration dans les deux jours d'ouverture de l'école qui suivent la date d'exclusion. L'administration propose à l'élève, s'il est majeur, ou à l'élève mineur et à ses parents ou à la personne investie de l'autorité parentale, son inscription dans un autre établissement sur avis de la commission zonale des inscriptions. ".
" Le chef d'établissement transmet copie de l'ensemble du dossier disciplinaire de l'élève exclu à la commission zonale des inscriptions visée à l'article 80 ainsi qu'a l'administration dans les deux jours d'ouverture de l'école qui suivent la date d'exclusion. L'administration propose à l'élève, s'il est majeur, ou à l'élève mineur et à ses parents ou à la personne investie de l'autorité parentale, son inscription dans un autre établissement sur avis de la commission zonale des inscriptions. ".
Art.38. In artikel 85 van hetzelfde decreet, wordt een derde lid, luidend als volgt, toegevoegd :
"Voor de toepassing van de leden 1 en 2, worden de niet-verantwoorde afwezigheden in het gewoon onderwijs met volledig leerplan niet in aanmerking genomen wanneer een leerling zich inschrijft in het (gespecialiseerd) onderwijs of het secundair onderwijs met beperkt leerplan tijdens hetzelfde schooljaar.".
"Voor de toepassing van de leden 1 en 2, worden de niet-verantwoorde afwezigheden in het gewoon onderwijs met volledig leerplan niet in aanmerking genomen wanneer een leerling zich inschrijft in het (gespecialiseerd) onderwijs of het secundair onderwijs met beperkt leerplan tijdens hetzelfde schooljaar.".
Art.38. Dans l'article 85 du même décret, un troisième alinéa, libellé comme suit, est ajouté :
" Pour l'application des alinéas 1er et 2, les absences non justifiées relevées dans l'enseignement ordinaire de plein exercice ne sont pas prises en compte lorsqu'un élève s'inscrit dans l'enseignement (spécialisé) ou dans l'enseignement secondaire à horaire réduit au cours de la même année scolaire. ".
" Pour l'application des alinéas 1er et 2, les absences non justifiées relevées dans l'enseignement ordinaire de plein exercice ne sont pas prises en compte lorsqu'un élève s'inscrit dans l'enseignement (spécialisé) ou dans l'enseignement secondaire à horaire réduit au cours de la même année scolaire. ".
Art.39. Artikel 88 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. De inrichtende macht van een inrichting van het gesubsidieerd onderwijs kan niet weigeren een leerling in te schrijven op basis van maatschappelijke, geslachts- of rasdiscriminaties, als de leerling zijn opvoedkundige project aanvaardt.
§ 2. Na 30 september, ingeval een leerling de afwijking bedoeld bij artikel 79, lid 2, geniet, dient de meerderjarige leerling of de ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, in het geval van een minderjarige leerling die zijn inschrijving in een inrichting gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aanvraagt, zijn aanvraag in bij de inrichtende macht of bij het vertegenwoordigings- of coördinatieorgaan van zijn keuze.
Bij verandering van woonplaats of verblijfplaats, kan de inrichtende macht na 30 september de inschrijving van de leerling in één van de door haar georganiseerde inrichting aanvaarden.
§ 3. Op welk ogenblik ook van het jaar, reikt het inrichtingshoofd dat een meerderjarige leerling die het aanvraagt of een minderjarige leerling waarvan de ouders of de persoon bekleed met het ouderlijk gezag het aanvragen/hebben aangevraagd, niet acht te kunnen inschrijven, een attest van aanvraag tot inschrijving uit aan de leerling, als hij meerderjarig is, of aan zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, als hij minderjarig is, attest waarvan het model door de Regering wordt bepaald.
Het attest van aanvraag tot inschrijving vermeldt de redenen van de weigering tot inschrijving alsook de naam van de diensten waarbij de meerderjarige leerling en zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, als hij minderjarig is, hulp kunnen vinden voor de inschrijving in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een andere gesubsidieerde onderwijsinrichting.".
"§ 1. De inrichtende macht van een inrichting van het gesubsidieerd onderwijs kan niet weigeren een leerling in te schrijven op basis van maatschappelijke, geslachts- of rasdiscriminaties, als de leerling zijn opvoedkundige project aanvaardt.
§ 2. Na 30 september, ingeval een leerling de afwijking bedoeld bij artikel 79, lid 2, geniet, dient de meerderjarige leerling of de ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, in het geval van een minderjarige leerling die zijn inschrijving in een inrichting gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aanvraagt, zijn aanvraag in bij de inrichtende macht of bij het vertegenwoordigings- of coördinatieorgaan van zijn keuze.
Bij verandering van woonplaats of verblijfplaats, kan de inrichtende macht na 30 september de inschrijving van de leerling in één van de door haar georganiseerde inrichting aanvaarden.
§ 3. Op welk ogenblik ook van het jaar, reikt het inrichtingshoofd dat een meerderjarige leerling die het aanvraagt of een minderjarige leerling waarvan de ouders of de persoon bekleed met het ouderlijk gezag het aanvragen/hebben aangevraagd, niet acht te kunnen inschrijven, een attest van aanvraag tot inschrijving uit aan de leerling, als hij meerderjarig is, of aan zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, als hij minderjarig is, attest waarvan het model door de Regering wordt bepaald.
Het attest van aanvraag tot inschrijving vermeldt de redenen van de weigering tot inschrijving alsook de naam van de diensten waarbij de meerderjarige leerling en zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, als hij minderjarig is, hulp kunnen vinden voor de inschrijving in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een andere gesubsidieerde onderwijsinrichting.".
Art.39. L'article 88 du même décret est remplacé par la disposition suivante :
" § 1er. Le pouvoir organisateur d'un établissement d'enseignement subventionné ne peut refuser d'inscrire un élève sur base de discriminations sociales, sexuelles ou raciales, si l'élève accepte de souscrire à son projet éducatif.
§ 2. Au-delà du 30 septembre, dans le cas d'un élève qui bénéficie de la dérogation prévue à l'article 79, alinéa 2, l'élève majeur ou les parents ou la personne investie de l'autorité parentale, dans le cas d'un élève mineur qui sollicite(nt) son inscription dans un établissement subventionné par la Communauté française introduit sa demande auprès du pouvoir organisateur ou auprès de l'organe de représentation ou de coordination de son choix.
En cas de changement de domicile ou de résidence, le pouvoir organisateur peut accepter, après le 30 septembre, l'inscription de l'élève dans un des établissements qu'il organise.
§ 3. Quel que soit le moment de l'année, s'il estime, pour d'autres raisons, ne pas pouvoir inscrire un élève majeur qui en fait la demande ou un élève mineur dont les parents ou la personne investie de l'autorité parentale en font (fait) la demande, il remet à l'élève, s'il est majeur, ou à ses parents ou à la personne investie de l'autorité parentale, s'il est mineur, une attestation de demande d'inscription dont le Gouvernement fixe le modèle.
L'attestation de demande d'inscription comprend la motivation du refus d'inscription ainsi que l'indication des services où l'élève majeur ou l'élève mineur et ses parents ou la personne investie de l'autorité parentale peut (peuvent) obtenir une assistance en vue d'inscrire l'élève dans un établissement d'enseignement de la Communauté française ou dans un autre établissement d'enseignement subventionné. ".
" § 1er. Le pouvoir organisateur d'un établissement d'enseignement subventionné ne peut refuser d'inscrire un élève sur base de discriminations sociales, sexuelles ou raciales, si l'élève accepte de souscrire à son projet éducatif.
§ 2. Au-delà du 30 septembre, dans le cas d'un élève qui bénéficie de la dérogation prévue à l'article 79, alinéa 2, l'élève majeur ou les parents ou la personne investie de l'autorité parentale, dans le cas d'un élève mineur qui sollicite(nt) son inscription dans un établissement subventionné par la Communauté française introduit sa demande auprès du pouvoir organisateur ou auprès de l'organe de représentation ou de coordination de son choix.
En cas de changement de domicile ou de résidence, le pouvoir organisateur peut accepter, après le 30 septembre, l'inscription de l'élève dans un des établissements qu'il organise.
§ 3. Quel que soit le moment de l'année, s'il estime, pour d'autres raisons, ne pas pouvoir inscrire un élève majeur qui en fait la demande ou un élève mineur dont les parents ou la personne investie de l'autorité parentale en font (fait) la demande, il remet à l'élève, s'il est majeur, ou à ses parents ou à la personne investie de l'autorité parentale, s'il est mineur, une attestation de demande d'inscription dont le Gouvernement fixe le modèle.
L'attestation de demande d'inscription comprend la motivation du refus d'inscription ainsi que l'indication des services où l'élève majeur ou l'élève mineur et ses parents ou la personne investie de l'autorité parentale peut (peuvent) obtenir une assistance en vue d'inscrire l'élève dans un établissement d'enseignement de la Communauté française ou dans un autre établissement d'enseignement subventionné. ".
Art.40. In artikel 89, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in lid 1, worden de zinnen "Het proces-verbaal van het verhoor wordt ondertekend door de meerderjarige leerling of door de ouders of door de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige leerling. De weigering om het proces-verbaal te ondertekenen wordt vastgesteld door een lid van het onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en belet geenszins het voortzetten van de procedure." ingevoegd tussen de woorden "die volgt op de kennisgeving van de uitsluiting." en de woorden "Indien nodig";
2° lid 2 wordt aangevuld met de volgende zin :
"De voorlopige verwijdering mag tien openingsdagen van de school niet overschrijden.";
3° de bepaling wordt aangevuld met volgend lid :
"Naargelang het geval, beslist de overheid bedoeld bij lid 5 van deze paragraaf over het beroep ten laatste de vijftiende openingsdag van de school na de ontvangst van het beroep. Indien het beroep inkomt voor de zomervakantie, beslist de bevoegde overheid tegen 20 augustus. In alle gevallen gebeurt de kennisgeving binnen de drie werkdagen die volgen op de beslissing.".
1° in lid 1, worden de zinnen "Het proces-verbaal van het verhoor wordt ondertekend door de meerderjarige leerling of door de ouders of door de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige leerling. De weigering om het proces-verbaal te ondertekenen wordt vastgesteld door een lid van het onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en belet geenszins het voortzetten van de procedure." ingevoegd tussen de woorden "die volgt op de kennisgeving van de uitsluiting." en de woorden "Indien nodig";
2° lid 2 wordt aangevuld met de volgende zin :
"De voorlopige verwijdering mag tien openingsdagen van de school niet overschrijden.";
3° de bepaling wordt aangevuld met volgend lid :
"Naargelang het geval, beslist de overheid bedoeld bij lid 5 van deze paragraaf over het beroep ten laatste de vijftiende openingsdag van de school na de ontvangst van het beroep. Indien het beroep inkomt voor de zomervakantie, beslist de bevoegde overheid tegen 20 augustus. In alle gevallen gebeurt de kennisgeving binnen de drie werkdagen die volgen op de beslissing.".
Art.40. Dans l'article 89, § 2, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 1er, les phrases " Le procès-verbal de l'audition est signé par l'élève majeur ou par les parents ou la personne investie de l'autorité parentale de l'élève mineur. Le refus de signature du procès-verbal est constaté par un membre du personnel enseignant ou auxiliaire d'éducation et n'empêche pas la poursuite de la procédure. " sont insérés entre les mots " qui suit la notification. " et les mots " Le cas échéant, ";
2° l'alinéa 2 est complété par la phrase suivante :
" L'écartement provisoire ne peut dépasser dix jours d'ouverture d'école. ";
3° la disposition est complétée par l'alinéa suivant :
" Selon le cas, l'autorité visée à l'alinéa 5 du présent paragraphe statue sur le recours au plus tard le quinzième jour d'ouverture d'école qui suit la réception du recours. Lorsque le recours est reçu pour les vacances d'été, l'autorité compétente statue pour le 20 août. Dans tous les cas, la notification est donnée dans les trois jours ouvrables qui suivent la décision. ".
1° à l'alinéa 1er, les phrases " Le procès-verbal de l'audition est signé par l'élève majeur ou par les parents ou la personne investie de l'autorité parentale de l'élève mineur. Le refus de signature du procès-verbal est constaté par un membre du personnel enseignant ou auxiliaire d'éducation et n'empêche pas la poursuite de la procédure. " sont insérés entre les mots " qui suit la notification. " et les mots " Le cas échéant, ";
2° l'alinéa 2 est complété par la phrase suivante :
" L'écartement provisoire ne peut dépasser dix jours d'ouverture d'école. ";
3° la disposition est complétée par l'alinéa suivant :
" Selon le cas, l'autorité visée à l'alinéa 5 du présent paragraphe statue sur le recours au plus tard le quinzième jour d'ouverture d'école qui suit la réception du recours. Lorsque le recours est reçu pour les vacances d'été, l'autorité compétente statue pour le 20 août. Dans tous les cas, la notification est donnée dans les trois jours ouvrables qui suivent la décision. ".
Art.41. In artikel 90 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, lid 1, worden de woorden "binnen de tien openingsdagen van de school die volgen op de datum van de uitsluiting," ingevoegd tussen de woorden "maakt zij" en de woorden "een kopie van het geheel van het tuchtdossier";
2° paragraaf 2, lid 5, wordt door volgend lid vervangen :
"Indien het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan of de gedecentraliseerde commissie meent dat de inschrijving van de leerling uitgesloten in een andere onderwijsinstelling van één van de inrichtende machten die het vertegenwoordigt, niet kan doorgaan, brengt het er de Administratie op de hoogte van binnen de twintig openingsdagen van de school die volgen na de ontvangstdatum van het dossier. De administratie zendt het dossier aan de Minister over die beslist over de inschrijving van de leerling in een andere onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap.";
3° § 3 wordt met volgend lid aangevuld :
"De minister beslist over het beroep ten laatste de vijftiende openingsdag van de school na de ontvangst van het beroep. Wanneer het beroep inkomt voor de zomervakantie, beslist de bevoegde overheid tegen 20 augustus. In alle gevallen, gebeurt de kennisgeving binnen de drie werkdagen die op de beslissing volgen.".
1° in § 2, lid 1, worden de woorden "binnen de tien openingsdagen van de school die volgen op de datum van de uitsluiting," ingevoegd tussen de woorden "maakt zij" en de woorden "een kopie van het geheel van het tuchtdossier";
2° paragraaf 2, lid 5, wordt door volgend lid vervangen :
"Indien het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan of de gedecentraliseerde commissie meent dat de inschrijving van de leerling uitgesloten in een andere onderwijsinstelling van één van de inrichtende machten die het vertegenwoordigt, niet kan doorgaan, brengt het er de Administratie op de hoogte van binnen de twintig openingsdagen van de school die volgen na de ontvangstdatum van het dossier. De administratie zendt het dossier aan de Minister over die beslist over de inschrijving van de leerling in een andere onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap.";
3° § 3 wordt met volgend lid aangevuld :
"De minister beslist over het beroep ten laatste de vijftiende openingsdag van de school na de ontvangst van het beroep. Wanneer het beroep inkomt voor de zomervakantie, beslist de bevoegde overheid tegen 20 augustus. In alle gevallen, gebeurt de kennisgeving binnen de drie werkdagen die op de beslissing volgen.".
Art.41. Dans l'article 90 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° au § 2, alinéa 1er, les mots " , dans les dix jours d'ouverture de l'école qui suivent la date d'exclusion, " sont insérés entre les mots " il transmet " et les mots " copie de l'ensemble du dossier disciplinaire ";
2° le paragraphe 2, alinéa 5, est remplacé par l'alinéa suivant :
" Si l'organe de représentation ou de coordination ou la commission décentralisée estime que l'inscription de l'élève exclu dans un autre établissement d'enseignement d'un des pouvoirs organisateurs qu'elle représente ne peut être envisagée, il en avise l'administration dans les vingt jours d'ouverture d'école qui suivent la date de réception du dossier. L'administration transmet le dossier au ministre qui statue sur l'inscription de l'élève dans un établissement d'enseignement de la Communauté française. ";
3° le § 3 est complété par l'alinéa suivant :
" Le ministre statue sur le recours au plus tard le quinzième jour d'ouverture d'école qui suit la réception du recours. Lorsque le recours est reçu pour les vacances d'été, l'autorité compétente statue pour le 20 août. Dans tous les cas, la notification est donnée dans les trois jours ouvrables qui suivent la décision. ".
1° au § 2, alinéa 1er, les mots " , dans les dix jours d'ouverture de l'école qui suivent la date d'exclusion, " sont insérés entre les mots " il transmet " et les mots " copie de l'ensemble du dossier disciplinaire ";
2° le paragraphe 2, alinéa 5, est remplacé par l'alinéa suivant :
" Si l'organe de représentation ou de coordination ou la commission décentralisée estime que l'inscription de l'élève exclu dans un autre établissement d'enseignement d'un des pouvoirs organisateurs qu'elle représente ne peut être envisagée, il en avise l'administration dans les vingt jours d'ouverture d'école qui suivent la date de réception du dossier. L'administration transmet le dossier au ministre qui statue sur l'inscription de l'élève dans un établissement d'enseignement de la Communauté française. ";
3° le § 3 est complété par l'alinéa suivant :
" Le ministre statue sur le recours au plus tard le quinzième jour d'ouverture d'école qui suit la réception du recours. Lorsque le recours est reçu pour les vacances d'été, l'autorité compétente statue pour le 20 août. Dans tous les cas, la notification est donnée dans les trois jours ouvrables qui suivent la décision. ".
Art.42. In artikel 93 van hetzelfde decreet, wordt een derde lid, luidend als volgt, toegevoegd :
"Voor de toepassing van de leden 1 en 2, worden de niet-verantwoorde afwezigheden in het gewoon onderwijs met volledig leerplan niet in aanmerking genomen wanneer een leerling zich inschrijft voor het (gespecialiseerd) onderwijs of het secundair onderwijs met beperkt leerplan tijdens hetzelfde schooljaar.".
"Voor de toepassing van de leden 1 en 2, worden de niet-verantwoorde afwezigheden in het gewoon onderwijs met volledig leerplan niet in aanmerking genomen wanneer een leerling zich inschrijft voor het (gespecialiseerd) onderwijs of het secundair onderwijs met beperkt leerplan tijdens hetzelfde schooljaar.".
Art.42. Dans l'article 93 du même décret, un troisième alinéa, libellé comme suit, est ajouté :
" Pour l'application des alinéas 1er et 2, les absences non justifiées relevées dans l'enseignement ordinaire de plein exercice ne sont pas prises en compte lorsqu'un élève s'inscrit dans l'enseignement (spécialisé) ou dans l'enseignement secondaire à horaire réduit au cours de la même année scolaire. ".
" Pour l'application des alinéas 1er et 2, les absences non justifiées relevées dans l'enseignement ordinaire de plein exercice ne sont pas prises en compte lorsqu'un élève s'inscrit dans l'enseignement (spécialisé) ou dans l'enseignement secondaire à horaire réduit au cours de la même année scolaire.
Art.43. In artikel 98, van hetzelfde decreet, wordt § 3 door de volgende bepaling vervangen :
"§ 3. De Raad van beroep kan de beslissing van de klasseraad vervangen door een beslissing van slagen met of zonder restrictie.".
"§ 3. De Raad van beroep kan de beslissing van de klasseraad vervangen door een beslissing van slagen met of zonder restrictie.".
Art.43. Dans l'article 98, du même décret, le § 3 est remplacé par la disposition suivante :
" § 3. Le Conseil de recours peut remplacer la décision du conseil de classe par une décision de réussite avec ou sans restriction. ".
" § 3. Le Conseil de recours peut remplacer la décision du conseil de classe par une décision de réussite avec ou sans restriction. ".
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
CHAPITRE V. - Modifications au décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française
Art.44. In artikel 56, lid 3 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de woorden "artikel 34, § 2" vervangen door de woorden "artikel 33, lid 2".
Art.44. Dans l'article 56, alinéa 3, du décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, les mots " l'article 34, § 2 " sont remplacés par les mots " l'article 33, alinéa 2 ".
Art.45. In artikel 78, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in punt a) worden de woorden "of door de Franse Gemeenschap" vervangen door "of door één van de Gemeenschappen";
2° in punt b) worden de woorden "of door de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "of door één van de Gemeenschappen".
1° in punt a) worden de woorden "of door de Franse Gemeenschap" vervangen door "of door één van de Gemeenschappen";
2° in punt b) worden de woorden "of door de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "of door één van de Gemeenschappen".
Art.45. Dans l'article 78, § 1er, 2°, du même décret, sont apportées les modifications suivantes :
1° au point a) : les mots " ou par la Communauté française " sont remplacés par " ou par une des Communautés ";
2° au point b) : les mots " ou l'enseignement par la Communauté française " sont remplacés par " ou par une des Communautés ".
1° au point a) : les mots " ou par la Communauté française " sont remplacés par " ou par une des Communautés ";
2° au point b) : les mots " ou l'enseignement par la Communauté française " sont remplacés par " ou par une des Communautés ".
Art.46. In artikel 81, § 2, van hetzelfde decreet, worden de woorden "van de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "van een Gemeenschap" en de woorden "of door de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "of door één van de Gemeenschappen".
Art.46. Dans l'article 81, § 2, du même décret, les mots " de la Communauté française " sont remplacés par les mots " d'une Communauté " et les mots " ou par la Communauté française " sont remplacés par les mots " ou par une des Communautés ".
Art.47. In artikel 101 van hetzelfde decreet, wordt tussen de leden 1 en 2 een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"De als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen die erkend zijn met toepassing van artikel 6, § 5, van het koninklijk besluit van 31 augustus 1978 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor kunstonderwijs, die secundair onderwijs verstrekken in de plastische kunsten, worden gelijkgesteld met de als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 105.".
"De als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen die erkend zijn met toepassing van artikel 6, § 5, van het koninklijk besluit van 31 augustus 1978 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor kunstonderwijs, die secundair onderwijs verstrekken in de plastische kunsten, worden gelijkgesteld met de als voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 105.".
Art.47. Dans l'article 101 du même décret, un nouvel alinéa, libelle comme suit, est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
" Les titres jugés suffisants reconnus par application de l'article 6, § 5, de l'arrêté royal du 31 août 1978 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d'enseignement artistique qui dispensent un enseignement secondaire des arts plastiques, sont assimilés aux titres jugés suffisants repris à l'article 105. ".
" Les titres jugés suffisants reconnus par application de l'article 6, § 5, de l'arrêté royal du 31 août 1978 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d'enseignement artistique qui dispensent un enseignement secondaire des arts plastiques, sont assimilés aux titres jugés suffisants repris à l'article 105. ".
Art.48. In artikel 106 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 3°, c), van de Franse tekst, worden de woorden "et analyse" vervangen door de woorden "et de l'analyse";
2° in 4°, c), van de Franse tekst, worden de woorden "CAPE des écritures et d'analyse" vervangen door de woorden "CAPE de l'écriture musicale et de l'analyse";
3° in 10°, a), 2de streepje, wordt het woord "instrument" geschrapt.
1° in 3°, c), van de Franse tekst, worden de woorden "et analyse" vervangen door de woorden "et de l'analyse";
2° in 4°, c), van de Franse tekst, worden de woorden "CAPE des écritures et d'analyse" vervangen door de woorden "CAPE de l'écriture musicale et de l'analyse";
3° in 10°, a), 2de streepje, wordt het woord "instrument" geschrapt.
Art.48. Dans l'article 106 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le 3°, c), les mots " et analyse " sont remplacés par " et de l'analyse ";
2° dans le 4°, c), les mots " CAPE des écritures et d'analyse " sont remplacés par les mots " CAPE de l'écriture musicale et de l'analyse ";
3° dans le 10°, a), 2e tiret, les mots " d'instrument " sont supprimés.
1° dans le 3°, c), les mots " et analyse " sont remplacés par " et de l'analyse ";
2° dans le 4°, c), les mots " CAPE des écritures et d'analyse " sont remplacés par les mots " CAPE de l'écriture musicale et de l'analyse ";
3° dans le 10°, a), 2e tiret, les mots " d'instrument " sont supprimés.
Art.49. In de Franse tekst van artikel 127, 2°, van hetzelfde decreet, worden de woorden "l'arrêté 1er" vervangen door de woorden "l'article 1er".
Art.49. Dans l'article 127, 2°, du même décret. les mots " l'arrêté 1er " sont remplacés par les mots " l'article 1er ".
HOOFDSTUK VI. - Maatregelen inzake politiek verlof.
CHAPITRE VI. - Mesures relatives au congé politique.
Art.50. In artikel 2, § 1, van het decreet van 10 april 1995 tot instelling van het politiek verlof om lid te worden van een andere wetgevende vergadering of een andere Regering dan die van de Franse Gemeenschap, wordt een 4° toegevoegd, luidend als volgt :
"lid van het Europees Parlement of van de Commissie.".
"lid van het Europees Parlement of van de Commissie.".
Art.50. Dans l'article 2, § 1er, du décret du 10 avril 1995 instaurant le congé politique pour être membre d'une assemblée législative ou d'un gouvernement autres que ceux de la Communauté française, ajouter un 4°, libellé comme suit :
" membre du Parlement européen ou de la Commission. ".
" membre du Parlement européen ou de la Commission. ".
Art.51. Artikel 4, § 2, lid 1 aanvullen met de woorden "of de eerste dag van de maand die volgt op de uitbetaling van de readaptatievergoeding".
Art.51. Compléter l'article 4, § 2, 1er alinéa, par les mots " ou le premier jour du mois qui suit la fin du versement de l'indemnité de réadaptation ".
Art.52. In artikel 4, § 2, van het decreet van 10 april 1995 tot instelling van het politiek verlof om lid te worden van de Raad van de Franse Gemeenschap, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden :
"of de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de readaptatievergoeding".
"of de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de readaptatievergoeding".
Art.52. A l'article 4, § 2, du décret du 10 avril 1995 instaurant le congé politique pour être membre du Conseil de la Communauté française, compléter le 1er alinéa par les mots :
" ou le premier jour du mois qui suit la fin de l'indemnité de réadaptation ".
" ou le premier jour du mois qui suit la fin de l'indemnité de réadaptation ".
HOOFDSTUK VII. - Wijziging aan het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
CHAPITRE VII. - Modification au décret du 30 juin 1998 visant à assurer à tous les élèves des chances égales d'émancipation sociale, notamment par la mise en ouvre de discriminations positives.
Art.53. § 1, 4°, van artikel 12 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, wordt aangevuld met :
"De projecten kunnen ook voorzien in :
- de aanwerving van niet-onderwijzend personeel bij een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd;
- de aanwerving van gesubsidieerde contractuelen, in samenwerking met de Gewesten, inzonderheid van leerkrachten, maatschappelijk assistenten, bibliothecarissen, opvoeders, deskundigen voor de audiovisuele sector en de sociaal-culturele animatie.".
"De projecten kunnen ook voorzien in :
- de aanwerving van niet-onderwijzend personeel bij een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd;
- de aanwerving van gesubsidieerde contractuelen, in samenwerking met de Gewesten, inzonderheid van leerkrachten, maatschappelijk assistenten, bibliothecarissen, opvoeders, deskundigen voor de audiovisuele sector en de sociaal-culturele animatie.".
Art.53. Le § 1er, 4°, de l'article 12 du décret du 30 juin visant à assurer a tous les élèves des chances égales d'émancipation sociale, notamment par la mise en ouvre de discriminations positives est complété par :
" Les projets peuvent également prévoir :
- l'engagement de personnel non enseignant sous contrat de travail à durée déterminée;
- l'engagement d'agents contractuels subventionnés en collaboration avec les Régions, notamment des enseignants, des assistants sociaux, des bibliothécaires, des éducateurs des spécialistes de l'audiovisuel et de l'animation socioculturelle. ".
" Les projets peuvent également prévoir :
- l'engagement de personnel non enseignant sous contrat de travail à durée déterminée;
- l'engagement d'agents contractuels subventionnés en collaboration avec les Régions, notamment des enseignants, des assistants sociaux, des bibliothécaires, des éducateurs des spécialistes de l'audiovisuel et de l'animation socioculturelle. ".
HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende het hoger onderwijs.
CHAPITRE VIII. - Mesures relatives à l'enseignement supérieur.
Art.54. Artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 269 van 31 december 1983, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
"§ 3. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op de personeelsleden, tijdelijk aangesteld of aangeworven voor onbepaalde duur, van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
De in lid 1 bedoelde personeelsleden worden maandelijks betaald. Voor de maanden tijdens welke de maandelijkse wedde niet volledig verschuldigd is, ontvangt het personeelslid een dagbezoldiging die gelijk is aan 1/360e van de jaarwedde voor elke dag van zijn aanstelling of van zijn aanwerving.".
"§ 3. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op de personeelsleden, tijdelijk aangesteld of aangeworven voor onbepaalde duur, van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
De in lid 1 bedoelde personeelsleden worden maandelijks betaald. Voor de maanden tijdens welke de maandelijkse wedde niet volledig verschuldigd is, ontvangt het personeelslid een dagbezoldiging die gelijk is aan 1/360e van de jaarwedde voor elke dag van zijn aanstelling of van zijn aanwerving.".
Art.54. L'article 7 de l'arrêté royal n° 63 du 20 juillet 1982 modifiant les dispositions des statuts pécuniaires applicables au personnel enseignant et assimilé de l'enseignement de plein exercice et de l'enseignement de promotion sociale ou à horaire réduit, modifié par l'arrêté royal n° 269 du 31 décembre 1983, est complété par le paragraphe suivant :
" § 3. Les dispositions du § 1er ne sont pas applicables aux membres du personnel, désignés ou engagés à titre temporaire pour une durée indéterminée, des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française
Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er sont payés mensuellement. Pour les mois pendant lesquels le traitement mensuel n'est pas entièrement dû, le membre du personnel reçoit une rétribution journalière égale à 1/360 du traitement annuel pour chaque jour de sa désignation ou de son engagement. ".
" § 3. Les dispositions du § 1er ne sont pas applicables aux membres du personnel, désignés ou engagés à titre temporaire pour une durée indéterminée, des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française
Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er sont payés mensuellement. Pour les mois pendant lesquels le traitement mensuel n'est pas entièrement dû, le membre du personnel reçoit une rétribution journalière égale à 1/360 du traitement annuel pour chaque jour de sa désignation ou de son engagement. ".
Art.55. Artikel 7 van het decreet van 9 november 1990 houdende organisatie van de door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijsinstellingen en houdende invoering van een regeling tot inspraak voor leden van de onderwijsgemeenschap wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 7. Behoudens wat het universitair onderwijs, het hoger onderwijs van het lange type en het onderwijs verstrekt door de hogescholen betreft, zorgt de Regering voor de organisatie van de werking van het Onderwijs van de Franse Gemeenschap volgens de principes bepaald in de hoofdstukken III en IV van dit decreet.".
"Art. 7. Behoudens wat het universitair onderwijs, het hoger onderwijs van het lange type en het onderwijs verstrekt door de hogescholen betreft, zorgt de Regering voor de organisatie van de werking van het Onderwijs van de Franse Gemeenschap volgens de principes bepaald in de hoofdstukken III en IV van dit decreet.".
Art.55. L'article 7 du décret du 9 novembre 1990 portant organisation des établissements de l'enseignement organisé par la Communauté française et instaurant la participation des membres de la Communauté éducative, est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 7. Sauf en ce qui concerne l'enseignement universitaire, l'enseignement supérieur de type long et l'enseignement dispensé par les hautes écoles, le Gouvernement assure l'organisation du fonctionnement de l'Enseignement de la Communauté française suivant les principes définis aux chapitres III et IV du présent décret. ".
" Art. 7. Sauf en ce qui concerne l'enseignement universitaire, l'enseignement supérieur de type long et l'enseignement dispensé par les hautes écoles, le Gouvernement assure l'organisation du fonctionnement de l'Enseignement de la Communauté française suivant les principes définis aux chapitres III et IV du présent décret. ".
Art.56. Artikel 16 van het decreet van 19 juli 1993 houdende regeling van het sociaal hoger onderwijs van het lange type in de toegepaste communicatie wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
"De bepalingen van lid 1 zijn van toepassing op de personeelsleden van het "IHECS" die vóór de inwerkingtreding van het decreet de betrekking van leraar beroepspraktijk gedurende ten minste tien jaar ononderbroken hebben uitgeoefend.".
"De bepalingen van lid 1 zijn van toepassing op de personeelsleden van het "IHECS" die vóór de inwerkingtreding van het decreet de betrekking van leraar beroepspraktijk gedurende ten minste tien jaar ononderbroken hebben uitgeoefend.".
Art.56. L'article 16 du décret du 19 juillet 1993 organisant l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée est complété par un second alinéa, rédigé comme suit :
" Les dispositions de l'alinéa 1er sont applicables aux membres du personnel de l'IHECS qui ont, avant l'entrée en vigueur du décret, exercé la fonction de professeur de pratique professionnelle pendant dix ans au moins sans interruption. ".
" Les dispositions de l'alinéa 1er sont applicables aux membres du personnel de l'IHECS qui ont, avant l'entrée en vigueur du décret, exercé la fonction de professeur de pratique professionnelle pendant dix ans au moins sans interruption. ".
Art.57. In artikel 23, § 1 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, wordt een 1° bis ingevoegd, luidend als volgt :
"1°bis van een jaar hoger onderwijs van het korte type tot een jaar van het hoger onderwijs van het lange type;
".
"1°bis van een jaar hoger onderwijs van het korte type tot een jaar van het hoger onderwijs van het lange type;
".
Art.57. Dans l'article 23, § 1er, du décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en hautes écoles, est inséré un 1°bis, rédigé comme suit :
" 1°bis d'une année de l'enseignement supérieur de type court à une année de l'enseignement supérieur de type long; ".
" 1°bis d'une année de l'enseignement supérieur de type court à une année de l'enseignement supérieur de type long; ".
Art.58. In punt 2° van lid 2 van paragraaf 6 van artikel 26 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen worden de woorden "en 7°" ingevoegd tussen de woorden "hetzij door het attest van slagen voor een van de toelatingsexamens bepaald bij artikel 22, § 1, lid 1, 6°" en de woorden "en lid 2".
Art.58. Au point 2° de l'alinéa 2 du paragraphe 6 de l'article 26 du décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en hautes écoles, les mots " et 7°, " sont insérés entre les mots " soit par l'attestation de succès à l'un des examens d'admission prévus à l'article 22, § 1er, alinéa 1er 6° " et les mots " et alinéa 2 ".
Art.59. In het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen wordt een artikel 65 bis ingevoegd, luidend als volgt :
"De betrekking van assistent-technicus in het sociaal hoger onderwijs van het lange type voor toegepaste communicatie zoals bedoeld bij artikel 16 van het decreet van 19 juli 1993 houdende organisatie van het sociaal hoger onderwijs van het lange type voor toegepaste communicatie wordt vervangen door de betrekking van meester praktische vorming.".
"De betrekking van assistent-technicus in het sociaal hoger onderwijs van het lange type voor toegepaste communicatie zoals bedoeld bij artikel 16 van het decreet van 19 juli 1993 houdende organisatie van het sociaal hoger onderwijs van het lange type voor toegepaste communicatie wordt vervangen door de betrekking van meester praktische vorming.".
Art.59. Un article 65bis, rédigé comme suit, est inséré dans le décret du 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française :
" La fonction d'assistant-technicien dans l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée telle que visée à l'article 16 du décret du 19 juillet 1993 organisant l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée, est remplacée par la fonction de maître de formation pratique. ".
" La fonction d'assistant-technicien dans l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée telle que visée à l'article 16 du décret du 19 juillet 1993 organisant l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée, est remplacée par la fonction de maître de formation pratique. ".
Art.60. Artikel 66, lid 1, 3° van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen wordt vervangen door de volgende bepaling :
"3° van vier personeelsleden van de hogeschool, in vast verband benoemd in de hogeschool, die de vakorganisaties vertegenwoordigen die in het Comité van de sector IX zetelen in evenredigheid met hun belangrijkheid in de hogeschool; elke organisatie heeft ten minste een mandaat ter beschikking en wordt voorgelegd aan de Regering door de betrokken vakorganisaties;
".
"3° van vier personeelsleden van de hogeschool, in vast verband benoemd in de hogeschool, die de vakorganisaties vertegenwoordigen die in het Comité van de sector IX zetelen in evenredigheid met hun belangrijkheid in de hogeschool; elke organisatie heeft ten minste een mandaat ter beschikking en wordt voorgelegd aan de Regering door de betrokken vakorganisaties;
".
Art.60. L'article 66, alinéa 1er, 3°, du décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en hautes écoles est remplacé par la disposition suivante :
" 3° de quatre membres du personnel de la haute école, nommés à titre définitif dans la haute école, représentant les organisations syndicales qui siègent au sein du Comité de secteur IX proportionnellement à leur importance dans la haute école, chaque organisation disposant d'au moins un mandat, et présentés au Gouvernement par les organisations syndicales concernées; ".
" 3° de quatre membres du personnel de la haute école, nommés à titre définitif dans la haute école, représentant les organisations syndicales qui siègent au sein du Comité de secteur IX proportionnellement à leur importance dans la haute école, chaque organisation disposant d'au moins un mandat, et présentés au Gouvernement par les organisations syndicales concernées; ".
Art.61. In artikel 90 worden de woorden "rechtstreekse of onrechtstreekse sociale hulpverlening aan studenten" ingevoegd tussen de woorden "bedoeld bij artikel 73" en "van de sociale diensten".
Art.61. A l'article 90, les mots " aides sociales directes ou indirectes aux étudiants, " sont insérés entre les mots " vise à l'article 73, " et " des services sociaux ".
Art.62. Artikel 38 van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt aangevuld met een 8°, luidend als volgt :
"8° het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit. Voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden worden de verlofdagen slechts in aanmerking genomen gedurende de aanstellingsperiode.".
"8° het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit. Voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden worden de verlofdagen slechts in aanmerking genomen gedurende de aanstellingsperiode.".
Art.62. L'article 38 du décret du 24 juillet 1997 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française, est complété par un 8°, rédigé comme suit :
" 8° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service. Pour les membres du personnel désignes à titre temporaire, les jours de congé ne sont pris en compte que pendant la période de désignation. ".
" 8° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service. Pour les membres du personnel désignes à titre temporaire, les jours de congé ne sont pris en compte que pendant la période de désignation. ".
Art.63. Artikel 69 lid 2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De leden van de Raad van beroep bedoeld bij vorig lid worden aangesteld, voor de helft, onder de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, en voor de andere helft, op een lijst van twee kandidaten voorgedragen door elke representatieve vakorganisatie in de zin van de wet van 19 december 1974 en het koninklijk besluit van 28 september 1984; elke vakorganisatie heeft ten minste een mandaat ter beschikking.".
"De leden van de Raad van beroep bedoeld bij vorig lid worden aangesteld, voor de helft, onder de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, en voor de andere helft, op een lijst van twee kandidaten voorgedragen door elke representatieve vakorganisatie in de zin van de wet van 19 december 1974 en het koninklijk besluit van 28 september 1984; elke vakorganisatie heeft ten minste een mandaat ter beschikking.".
Art.63. L'article 69, alinéa 2 du même décret est remplacé par la disposition suivante :
" Les membres de la chambre de recours visés à l'alinéa précédent sont désignés, pour moitié, parmi les membres du personnel de l'enseignement de la Communauté française et pour moitié sur les listes de deux candidats présentés par chacune des organisations syndicales représentatives au sens de la loi du 19 décembre 1974 et de l'arrêté royal du 28 septembre 1984, chaque organisation syndicale représentative disposant d'au moins un mandat. ".
" Les membres de la chambre de recours visés à l'alinéa précédent sont désignés, pour moitié, parmi les membres du personnel de l'enseignement de la Communauté française et pour moitié sur les listes de deux candidats présentés par chacune des organisations syndicales représentatives au sens de la loi du 19 décembre 1974 et de l'arrêté royal du 28 septembre 1984, chaque organisation syndicale représentative disposant d'au moins un mandat. ".
Art.64. In artikel 91 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"9° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid van dezelfde hogeschool in vast verband benoemd of tijdelijk aangesteld voor onbepaalde duur;
";
2° er wordt een punt 16° toegevoegd, luidend als volgt :
"16° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een ander personeelslid tijdelijk aangesteld voor een bepaalde duur. In dat geval verliest het personeelslid dat de kleinste dienstanciënniteit telt zoals bedoeld bij artikel 38 zijn betrekking voor het ambt waarvan sprake en de toe te kennen leergangen.".
1° punt 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"9° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid van dezelfde hogeschool in vast verband benoemd of tijdelijk aangesteld voor onbepaalde duur;
";
2° er wordt een punt 16° toegevoegd, luidend als volgt :
"16° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een ander personeelslid tijdelijk aangesteld voor een bepaalde duur. In dat geval verliest het personeelslid dat de kleinste dienstanciënniteit telt zoals bedoeld bij artikel 38 zijn betrekking voor het ambt waarvan sprake en de toe te kennen leergangen.".
Art.64. Dans l'article 91 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° le point 9° est remplacé par la disposition suivante :
" 9° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un membre du personnel de la même haute école nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée, d'une charge complète ou d'une fraction de charge; ";
2° un point 16°, libellé comme suit, est ajouté :
" 16° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un autre membre du personnel désigné à titre temporaire pour une durée déterminée d'une charge complète ou d'une fraction de charge. Dans ce cas, perd son emploi le membre du personnel qui compte la plus petite ancienneté de service telle que visée à l'article 38 pour la fonction considérée et les cours à conférer. ".
1° le point 9° est remplacé par la disposition suivante :
" 9° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un membre du personnel de la même haute école nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée, d'une charge complète ou d'une fraction de charge; ";
2° un point 16°, libellé comme suit, est ajouté :
" 16° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un autre membre du personnel désigné à titre temporaire pour une durée déterminée d'une charge complète ou d'une fraction de charge. Dans ce cas, perd son emploi le membre du personnel qui compte la plus petite ancienneté de service telle que visée à l'article 38 pour la fonction considérée et les cours à conférer. ".
Art.65. Artikel 141, 8° van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
"8° het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit. Voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden worden de verlofdagen slechts in aanmerking genomen gedurende de aanwervingsperiode.".
"8° het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit. Voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden worden de verlofdagen slechts in aanmerking genomen gedurende de aanwervingsperiode.".
Art.65. L'article 141, 8°, du même décret est remplacé par la disposition suivante :
" 8° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service. Pour les membres du personnel engagés à titre temporaire, les jours de congé ne sont pris en compte que pendant la période d'engagement. ".
" 8° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service. Pour les membres du personnel engagés à titre temporaire, les jours de congé ne sont pris en compte que pendant la période d'engagement. ".
Art.66. Aan artikel 185 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"9° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid van dezelfde hogeschool in vast verband aangeworven of tijdelijk aangeworven voor onbepaalde duur;
";
2° er wordt een punt 16° toegevoegd, luidend als volgt :
"16° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid tijdelijk aangesteld voor een bepaalde duur. In dat geval verliest het personeelslid dat de kleinste dienstanciënniteit telt zoals bedoeld bij artikel 141 zijn betrekking voor het ambt waarvan sprake en de toe te kennen leergangen.".
1° punt 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"9° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid van dezelfde hogeschool in vast verband aangeworven of tijdelijk aangeworven voor onbepaalde duur;
";
2° er wordt een punt 16° toegevoegd, luidend als volgt :
"16° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid tijdelijk aangesteld voor een bepaalde duur. In dat geval verliest het personeelslid dat de kleinste dienstanciënniteit telt zoals bedoeld bij artikel 141 zijn betrekking voor het ambt waarvan sprake en de toe te kennen leergangen.".
Art.66. Dans l'article 185 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° le point 9° est remplacé par la disposition suivante :
" 9° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un membre du personnel de la même haute école engagé à titre définitif ou engagé à titre temporaire pour une durée indéterminée, d'une charge complète ou d'une fraction de charge; ";
2° un point 16°, libellé comme suit est ajouté :
" 16° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un autre membre du personnel engagé à titre temporaire pour une durée déterminée d'une charge complète ou d'une fraction de charge. Dans ce cas, perd son emploi le membre du personnel qui compte la plus petite ancienneté de service telle que visée à l'article 141 pour la fonction considérée et les cours à conférer. ".
1° le point 9° est remplacé par la disposition suivante :
" 9° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un membre du personnel de la même haute école engagé à titre définitif ou engagé à titre temporaire pour une durée indéterminée, d'une charge complète ou d'une fraction de charge; ";
2° un point 16°, libellé comme suit est ajouté :
" 16° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un autre membre du personnel engagé à titre temporaire pour une durée déterminée d'une charge complète ou d'une fraction de charge. Dans ce cas, perd son emploi le membre du personnel qui compte la plus petite ancienneté de service telle que visée à l'article 141 pour la fonction considérée et les cours à conférer. ".
Art.67. Artikel 223 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 8°, luidend als volgt :
"8° het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit. Voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden worden de verlofdagen slechts in aanmerking genomen gedurende de aanstellingsperiode.".
"8° het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit. Voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden worden de verlofdagen slechts in aanmerking genomen gedurende de aanstellingsperiode.".
Art.67. L'article 223 du même décret est complété par un 8°, rédigé comme suit :
" 8° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service. Pour les membres du personnel désignés à titre temporaire, les jours de congé ne sont pris en compte que pendant la période de désignation. ".
" 8° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service. Pour les membres du personnel désignés à titre temporaire, les jours de congé ne sont pris en compte que pendant la période de désignation. ".
Art.68. Aan artikel 264 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"9° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid van dezelfde hogeschool in vast verband benoemd of tijdelijk aangesteld voor onbepaalde duur;
";
2° een punt 16° luidend als volgt wordt eraan toegevoegd :
"16° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid tijdelijk aangesteld voor een bepaalde duur. In dat geval verliest het personeelslid dat de kleinste dienstanciënniteit telt zoals bedoeld bij artikel 223 zijn betrekking voor het ambt waarvan sprake en de toe te kennen leergangen.".
1° punt 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"9° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid van dezelfde hogeschool in vast verband benoemd of tijdelijk aangesteld voor onbepaalde duur;
";
2° een punt 16° luidend als volgt wordt eraan toegevoegd :
"16° om een volledige opdracht of een gedeelte van een opdracht te kunnen toekennen voor een bepaald ambt en leergangen te kunnen toewijzen aan een personeelslid tijdelijk aangesteld voor een bepaalde duur. In dat geval verliest het personeelslid dat de kleinste dienstanciënniteit telt zoals bedoeld bij artikel 223 zijn betrekking voor het ambt waarvan sprake en de toe te kennen leergangen.".
Art.68. Dans l'article 264 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° le point 9° est remplacé par la disposition suivante :
" 9° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un membre du personnel de la même haute école nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée, d'une charge complète ou d'une fraction de charge; ";
2° un point 16°, libellé comme suit, est ajouté :
" 16° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un autre membre du personnel désigné à titre temporaire pour une période déterminée d'une charge complète ou d'une fraction de charge. Dans ce cas, perd son emploi le membre du personnel qui compte la plus petite ancienneté de service telle que visée à l'article 223 pour la fonction considérée et les cours à conférer. ".
1° le point 9° est remplacé par la disposition suivante :
" 9° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un membre du personnel de la même haute école nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée, d'une charge complète ou d'une fraction de charge; ";
2° un point 16°, libellé comme suit, est ajouté :
" 16° pour permettre l'attribution dans une fonction considérée et des cours à conférer à un autre membre du personnel désigné à titre temporaire pour une période déterminée d'une charge complète ou d'une fraction de charge. Dans ce cas, perd son emploi le membre du personnel qui compte la plus petite ancienneté de service telle que visée à l'article 223 pour la fonction considérée et les cours à conférer. ".
Art.69. Artikel 320, lid 1, 7° van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende woorden :
"behoudens hoofdstuk een".
"behoudens hoofdstuk een".
Art.69. L'article 320, alinéa 1er, 7°, du même décret, est complété les mots suivants :
" , à l'exception du chapitre premier ".
" , à l'exception du chapitre premier ".
Art.70. In artikel 59 van het decreet van 17 juli 1998 houdende verschillende dringende maatregelen inzake onderwijs wordt een nieuw lid 4 ingevoegd tussen lid 3 en lid 4, luidend als volgt :
"Artikel 32, lid 2, heeft uitwerking met ingang van 10 juli 1997.".
In lid 7 van hetzelfde artikel worden de woorden "artikel 32, lid 2" vervangen door de woorden "artikel 32, lid 3".
"Artikel 32, lid 2, heeft uitwerking met ingang van 10 juli 1997.".
In lid 7 van hetzelfde artikel worden de woorden "artikel 32, lid 2" vervangen door de woorden "artikel 32, lid 3".
Art.70. À l'article 59 du décret du 17 juillet 1998 portant diverses mesures urgentes en matière d'enseignement, un nouvel alinéa 4 est inséré entre l'alinéa 3 et l'alinéa 4 rédigé comme suit :
" L'article 32, alinéa 2, produit ses effets le 10 juillet 1997. ".
À l'alinéa 7 du même article, les mots " article 32, alinéa 2 ", sont remplacés par les mots " article 32, alinéa 3 ".
" L'article 32, alinéa 2, produit ses effets le 10 juillet 1997. ".
À l'alinéa 7 du même article, les mots " article 32, alinéa 2 ", sont remplacés par les mots " article 32, alinéa 3 ".
HOOFDSTUK IX. - Maatregelen betreffende het onderwijs voor sociale promotie.
CHAPITRE IX. - Mesures relatives à l'enseignement de promotion sociale.
Art.71. In artikel 21 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie worden de woorden "de ondervoorzitter" vervangen door de woorden "de ondervoorzitters".
Art.71. Dans l'article 21 du décret du 16 avril 1991 organisant l'enseignement de promotion sociale, les mots " le vice-président " sont remplacés par les mots " les vice-présidents ".
Art.72. Aan artikel 79 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in lid 1 :
a) worden de woorden "van een ondervoorzitter" vervangen door de woorden "van twee ondervoorzitters";
b) wordt het woord "tweeëntwintig" vervangen door het woord "vierentwintig";
2° in lid 2, worden de woorden "de ondervoorzitter" vervangen door de woorden "de ondervoorzitters";
3° lid 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De leden van de Hoge Raad worden als volgt in zeven groepen onderverdeeld :
a) zes werkende leden en zes plaatsvervangers die de onderwijsnetten vertegenwoordigen, te weten twee werkende leden en twee plaatsvervangers per net;
b) zes werkende leden en zes plaatsvervangers die het bestuurs- en onderwijzend personeel van het onderwijs voor sociale promotie vertegenwoordigen, te weten twee werkende leden en twee plaatsvervangers per net;
c) drie werkende leden en drie plaatsvervangers die student zijn in het onderwijs voor sociale promotie, te weten een werkend lid en een plaatsvervanger per net;
d) drie werkende leden en drie plaatsvervangers die de organisaties vertegenwoordigen erkend door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
e) vier werkende leden en vier plaatsvervangers die de economische en sociale kringen betrokken bij het onderwijs voor sociale promotie of andere betrokken kringen vertegenwoordigen;
f) de Ambtenaar-generaal verantwoordelijk voor de algemene dienst belast met het onderwijs voor sociale promotie en zijn plaatsvervanger;
g) de Inspecteur belast met de coördinatie van de inspectiedienst van het onderwijs voor sociale promotie en zijn plaatsvervanger.".
1° in lid 1 :
a) worden de woorden "van een ondervoorzitter" vervangen door de woorden "van twee ondervoorzitters";
b) wordt het woord "tweeëntwintig" vervangen door het woord "vierentwintig";
2° in lid 2, worden de woorden "de ondervoorzitter" vervangen door de woorden "de ondervoorzitters";
3° lid 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De leden van de Hoge Raad worden als volgt in zeven groepen onderverdeeld :
a) zes werkende leden en zes plaatsvervangers die de onderwijsnetten vertegenwoordigen, te weten twee werkende leden en twee plaatsvervangers per net;
b) zes werkende leden en zes plaatsvervangers die het bestuurs- en onderwijzend personeel van het onderwijs voor sociale promotie vertegenwoordigen, te weten twee werkende leden en twee plaatsvervangers per net;
c) drie werkende leden en drie plaatsvervangers die student zijn in het onderwijs voor sociale promotie, te weten een werkend lid en een plaatsvervanger per net;
d) drie werkende leden en drie plaatsvervangers die de organisaties vertegenwoordigen erkend door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
e) vier werkende leden en vier plaatsvervangers die de economische en sociale kringen betrokken bij het onderwijs voor sociale promotie of andere betrokken kringen vertegenwoordigen;
f) de Ambtenaar-generaal verantwoordelijk voor de algemene dienst belast met het onderwijs voor sociale promotie en zijn plaatsvervanger;
g) de Inspecteur belast met de coördinatie van de inspectiedienst van het onderwijs voor sociale promotie en zijn plaatsvervanger.".
Art.72. Dans l'article 79 du même décret, sont apportées les modifications suivantes :
1° à l'alinéa 1er :
a) les mots " d'un vice-président " sont remplacés par les mots " de deux vice-présidents ";
b) les mots " vingt-deux " sont remplacés par " vingt-quatre ";
2° à l'alinéa 2, les mots " le vice-président " sont remplacés par les mots " les vice-présidents ";
3° l'alinéa 3 est remplacé par la disposition suivante :
" Les membres du Conseil supérieur sont répartis comme suit en sept groupes :
a) six membres effectifs et six membres suppléants représentant les réseaux d'enseignement, à savoir deux membres effectifs et deux membres suppléants par réseau;
b) six membres effectifs et six membres suppléants représentant le personnel directeur et enseignant de l'enseignement de promotion sociale, à savoir deux membres effectifs et deux membres suppléants par réseau;
c) trois membres effectifs et trois membres suppléants qui sont étudiants dans l'enseignement de promotion sociale, à savoir un membre effectif et un membre suppléant par réseau;
d) trois membres effectifs et trois membres suppléants représentant les organisations reconnues par la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités;
e) quatre membres effectifs et quatre membres suppléants représentant les milieux économiques et sociaux intéressés à l'enseignement de promotion sociale, ou d'autres milieux intéressés;
f) le Fonctionnaire général responsable du service général chargé de l'enseignement de promotion sociale et son suppléant;
g) l'Inspecteur chargé de la coordination du service d'inspection de l'enseignement de promotion sociale et son suppléant. ".
1° à l'alinéa 1er :
a) les mots " d'un vice-président " sont remplacés par les mots " de deux vice-présidents ";
b) les mots " vingt-deux " sont remplacés par " vingt-quatre ";
2° à l'alinéa 2, les mots " le vice-président " sont remplacés par les mots " les vice-présidents ";
3° l'alinéa 3 est remplacé par la disposition suivante :
" Les membres du Conseil supérieur sont répartis comme suit en sept groupes :
a) six membres effectifs et six membres suppléants représentant les réseaux d'enseignement, à savoir deux membres effectifs et deux membres suppléants par réseau;
b) six membres effectifs et six membres suppléants représentant le personnel directeur et enseignant de l'enseignement de promotion sociale, à savoir deux membres effectifs et deux membres suppléants par réseau;
c) trois membres effectifs et trois membres suppléants qui sont étudiants dans l'enseignement de promotion sociale, à savoir un membre effectif et un membre suppléant par réseau;
d) trois membres effectifs et trois membres suppléants représentant les organisations reconnues par la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités;
e) quatre membres effectifs et quatre membres suppléants représentant les milieux économiques et sociaux intéressés à l'enseignement de promotion sociale, ou d'autres milieux intéressés;
f) le Fonctionnaire général responsable du service général chargé de l'enseignement de promotion sociale et son suppléant;
g) l'Inspecteur chargé de la coordination du service d'inspection de l'enseignement de promotion sociale et son suppléant. ".
Art.73. Artikel 91, lid 7, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 april 1995, wordt als volgt aangevuld :
"De dotatie/school berekend voor het derde jaar dat volgt op het jaar tijdens hetwelk de overschrijding werd vastgesteld, wordt met die overschrijding vermeerderd.".
"De dotatie/school berekend voor het derde jaar dat volgt op het jaar tijdens hetwelk de overschrijding werd vastgesteld, wordt met die overschrijding vermeerderd.".
Art.73. L'article 91, alinéa 7, du même décret, modifié par le décret du 10 avril 1995, est complète comme suit :
" La dotation/école calculée pour la troisième année qui suit celle durant laquelle le dépassement a été constaté est augmentée de ce dépassement. ".
" La dotation/école calculée pour la troisième année qui suit celle durant laquelle le dépassement a été constaté est augmentée de ce dépassement. ".
Art.74. Artikel 93, lid 4, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van 10 april 1995, wordt als volgt aangevuld :
"De lestijdendotatie toegekend aan de inrichtende macht voor het derde jaar berekend voor het derde burgerlijk jaar dat volgt op het jaar tijdens hetwelk de overschrijding werd vastgesteld, wordt met die overschrijding vermeerderd.".
"De lestijdendotatie toegekend aan de inrichtende macht voor het derde jaar berekend voor het derde burgerlijk jaar dat volgt op het jaar tijdens hetwelk de overschrijding werd vastgesteld, wordt met die overschrijding vermeerderd.".
Art.74. L'article 93, alinéa 4, du même décret, modifié par le décret du 10 avril 1995, est complété comme suit :
" La dotation de périodes attribuée, au pouvoir organisateur, pour la troisième année civile qui suit celle durant laquelle le dépassement a été constate est augmentée de ce dépassement. ".
" La dotation de périodes attribuée, au pouvoir organisateur, pour la troisième année civile qui suit celle durant laquelle le dépassement a été constate est augmentée de ce dépassement. ".
Art.75. In hetzelfde decreet wordt een artikel 130bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 130bis. § 1. Met het oog op de in artikel 130, lid 1 bedoelde gelijkstelling wordt er bij het ministerie van de Franse Gemeenschap een Commissie voor Gelijkstelling en een Commissie van Beroep ingesteld.
§ 2. De Commissie voor Gelijkstelling heeft als opdracht :
1° de aanvragen te onderzoeken die haar worden gericht door de titularissen van het diploma van technisch ingenieur behaald op het einde van de studies in de afdelingen van de technische leergangen bedoeld bij artikel 130, lid 1, en die ten minste vier jaar nuttige ervaring bedoeld bij artikel 130 ter, § 2, lid 2 kunnen laten gelden;
2° de wetenschappelijke en/of beroepskwalificaties van de diploma's bedoeld bij 1° evalueren door zich op een persoonlijk dossier te baseren waarvan de samenstellende gegevens vastgesteld zijn in artikel 130 quater.
De Commissie voor Gelijkstelling geeft haar adviezen te kennen aan de Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort.
§ 3. Aan de Commissie van Beroep worden de betwistingen over de in § 2 bedoelde adviezen voorgelegd.
De personen die beroep aantekenen bij de Commissie van Beroep hebben het recht door haar gehoord te worden en hun dossier te verdedigen.
De Commissie van Beroep geeft haar adviezen te kennen aan de Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort.
De minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort neemt zijn beslissing uiterlijk binnen de twee maanden die volgen op de ontvangst van het gunstig advies van de Commissie voor Gelijkstelling of van de Beroepscommissie.".
"Art. 130bis. § 1. Met het oog op de in artikel 130, lid 1 bedoelde gelijkstelling wordt er bij het ministerie van de Franse Gemeenschap een Commissie voor Gelijkstelling en een Commissie van Beroep ingesteld.
§ 2. De Commissie voor Gelijkstelling heeft als opdracht :
1° de aanvragen te onderzoeken die haar worden gericht door de titularissen van het diploma van technisch ingenieur behaald op het einde van de studies in de afdelingen van de technische leergangen bedoeld bij artikel 130, lid 1, en die ten minste vier jaar nuttige ervaring bedoeld bij artikel 130 ter, § 2, lid 2 kunnen laten gelden;
2° de wetenschappelijke en/of beroepskwalificaties van de diploma's bedoeld bij 1° evalueren door zich op een persoonlijk dossier te baseren waarvan de samenstellende gegevens vastgesteld zijn in artikel 130 quater.
De Commissie voor Gelijkstelling geeft haar adviezen te kennen aan de Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort.
§ 3. Aan de Commissie van Beroep worden de betwistingen over de in § 2 bedoelde adviezen voorgelegd.
De personen die beroep aantekenen bij de Commissie van Beroep hebben het recht door haar gehoord te worden en hun dossier te verdedigen.
De Commissie van Beroep geeft haar adviezen te kennen aan de Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort.
De minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort neemt zijn beslissing uiterlijk binnen de twee maanden die volgen op de ontvangst van het gunstig advies van de Commissie voor Gelijkstelling of van de Beroepscommissie.".
Art.75. Dans le même décret, est inséré un article 130bis, libellé comme suit :
" Art. 130bis. § 1er. En vue de l'assimilation visée à l'article 130, alinéa 1er, il est créé, auprès du ministère de la Communauté française, une Commission d'assimilation et une Commission d'appel.
§ 2. La Commission d'assimilation a pour mission :
1° d'examiner les demandes qui lui sont adressées par les porteurs du diplôme d'ingénieur technicien obtenu à l'issue des études dans les sections des cours techniques visées à l'article 130, alinéa 1er, et qui peuvent faire valoir quatre années au moins d'expérience utile visée à l'article 130ter, § 2, alinéa 2;
2° d'évaluer les qualifications scientifiques et/ou professionnelles des diplômes visés au 1° en se basant sur un dossier personnel dont les éléments constitutifs sont fixés à l'article 130quater.
La Commission d'assimilation remet ses avis au ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions.
§ 3. La Commission d'appel connaît des litiges relatifs aux avis visés au § 2.
Les personnes qui introduisent un recours auprès de la Commission d'appel ont le droit d'être entendues par elle et de défendre leur dossier.
La Commission d'appel remet ses avis au ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions.
Le ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions prend sa décision au plus tard dans les deux mois qui suivront la réception de l'avis favorable de la Commission d'assimilation ou de la Commission d'appel. ".
" Art. 130bis. § 1er. En vue de l'assimilation visée à l'article 130, alinéa 1er, il est créé, auprès du ministère de la Communauté française, une Commission d'assimilation et une Commission d'appel.
§ 2. La Commission d'assimilation a pour mission :
1° d'examiner les demandes qui lui sont adressées par les porteurs du diplôme d'ingénieur technicien obtenu à l'issue des études dans les sections des cours techniques visées à l'article 130, alinéa 1er, et qui peuvent faire valoir quatre années au moins d'expérience utile visée à l'article 130ter, § 2, alinéa 2;
2° d'évaluer les qualifications scientifiques et/ou professionnelles des diplômes visés au 1° en se basant sur un dossier personnel dont les éléments constitutifs sont fixés à l'article 130quater.
La Commission d'assimilation remet ses avis au ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions.
§ 3. La Commission d'appel connaît des litiges relatifs aux avis visés au § 2.
Les personnes qui introduisent un recours auprès de la Commission d'appel ont le droit d'être entendues par elle et de défendre leur dossier.
La Commission d'appel remet ses avis au ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions.
Le ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions prend sa décision au plus tard dans les deux mois qui suivront la réception de l'avis favorable de la Commission d'assimilation ou de la Commission d'appel. ".
Art.76. In hetzelfde decreet wordt een artikel 130ter ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 130ter. § 1. De Commissie voor Gelijkstelling bedoeld bij artikel 130bis § 2 bestaat uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter die respectievelijk de voorzitter van de Algemene Raad voor de hogescholen opgericht bij het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen en de voorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor sociale promotie bedoeld bij artikel 78 zijn;
2° twee werkende leden die respectievelijk de ondervoorzitter van de Algemene Raad voor de hogescholen en een van de ondervoorzitters van de Hoge Raad voor het onderwijs voor sociale promotie zijn;
3° twee werkende leden en twee plaatsvervangers die het Verbond van de Belgische Ondernemingen vertegenwoordigen;
4° vier werkende leden en vier plaatsvervangers gekozen onder het bestuurs- en onderwijzend personeel van de hogescholen die de studies van industrieel ingenieur inrichten;
5° vier werkende leden en vier plaatsvervangers gekozen onder het bestuurs- en onderwijzend personeel van de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie die de studies van industrieel ingenieur inrichten.
De Administrateur-generaal van het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Inspecteur-generaal tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort, wonen de vergaderingen van de Commissie voor Gelijkstelling met raadgevende stem bij.
De voorzitter of, in zijn afwezigheid, de ondervoorzitter zorgen voor het goede verloop van de activiteiten en de beraadslagingen die met gesloten deuren geschieden. Geen lid van de Commissie voor Gelijkstelling mag aan deze activiteiten of aan de beraadslagingen deelnemen indien de aanvrager zijn echtgeno(o)t(e), zijn bloedverwant(e) of zijn aanverwant(e) is of deze van zijn echtgeno(o)t(e) tot de vierde graad inbegrepen.
Het vast secretariaat van de Overlegcommissie van het onderwijs voor sociale promotie bedoeld bij artikel 15 zorgt voor het secretariaat van de Commissie van Gelijkstelling.
§ 2. Elke aanvraag om gelijkstelling ingediend bij de Commissie voor Gelijkstelling wordt onderzocht, rekening houdend met de gegevens van het dossier dat er bijgevoegd wordt.
De nuttige ervaring is de ervaring verworven tijdens de voorbije jaren ofwel in een dienst of een openbare of privé-inrichting, ofwel in het onderwijs, ofwel in een ambacht of een beroep wanneer de activiteiten die gedurende die tijd werden uitgeoefend hebben bijgedragen tot de verbetering van de opleiding gewaarborgd door het diploma en de graad waarvoor de gelijkstelling wordt aangevraagd.
De wetenschappelijke kwalificaties kunnen geëvalueerd worden op basis van hetzij bijkomende studies, hetzij publicaties, hetzij de verwezenlijking van een wetenschappelijk werk, de uitoefening van wetenschappelijke activiteiten, hetzij de deelneming aan de activiteiten van wetenschappelijke verenigingen.
De beroepskwalificaties kunnen geëvalueerd worden op basis van een omstandig en gedetailleerd curriculum vitae.
§ 3. De personen die een aanvraag hebben ingediend waarop de Commissie voor Gelijkstelling geen gunstig antwoord heeft gegeven, kunnen binnen de maand van de kennisgeving van dit advies een aanvraag om herziening van de gelijkstelling bij een aangetekende brief indienen bij de Commissie van Beroep.
§ 4. De gelijkstellingen toegekend door de Regering ofwel op advies van de Commissie voor Gelijkstelling ofwel op advies van de Commissie van Beroep zijn van rechtswege geldig zodra zij werden toegekend.
Elke gelijkstelling moet overeenkomstig het voorstel van de Commissie de specialiteit vermelden waarvoor zij werd toegekend. Die specialiteit moet overeenstemmen met een van de volgende oriënteringen :
1° electromecanica;
2° electricitieit - optie electronica;
3° scheikunde.".
"Art. 130ter. § 1. De Commissie voor Gelijkstelling bedoeld bij artikel 130bis § 2 bestaat uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter die respectievelijk de voorzitter van de Algemene Raad voor de hogescholen opgericht bij het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen en de voorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor sociale promotie bedoeld bij artikel 78 zijn;
2° twee werkende leden die respectievelijk de ondervoorzitter van de Algemene Raad voor de hogescholen en een van de ondervoorzitters van de Hoge Raad voor het onderwijs voor sociale promotie zijn;
3° twee werkende leden en twee plaatsvervangers die het Verbond van de Belgische Ondernemingen vertegenwoordigen;
4° vier werkende leden en vier plaatsvervangers gekozen onder het bestuurs- en onderwijzend personeel van de hogescholen die de studies van industrieel ingenieur inrichten;
5° vier werkende leden en vier plaatsvervangers gekozen onder het bestuurs- en onderwijzend personeel van de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie die de studies van industrieel ingenieur inrichten.
De Administrateur-generaal van het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Inspecteur-generaal tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort, wonen de vergaderingen van de Commissie voor Gelijkstelling met raadgevende stem bij.
De voorzitter of, in zijn afwezigheid, de ondervoorzitter zorgen voor het goede verloop van de activiteiten en de beraadslagingen die met gesloten deuren geschieden. Geen lid van de Commissie voor Gelijkstelling mag aan deze activiteiten of aan de beraadslagingen deelnemen indien de aanvrager zijn echtgeno(o)t(e), zijn bloedverwant(e) of zijn aanverwant(e) is of deze van zijn echtgeno(o)t(e) tot de vierde graad inbegrepen.
Het vast secretariaat van de Overlegcommissie van het onderwijs voor sociale promotie bedoeld bij artikel 15 zorgt voor het secretariaat van de Commissie van Gelijkstelling.
§ 2. Elke aanvraag om gelijkstelling ingediend bij de Commissie voor Gelijkstelling wordt onderzocht, rekening houdend met de gegevens van het dossier dat er bijgevoegd wordt.
De nuttige ervaring is de ervaring verworven tijdens de voorbije jaren ofwel in een dienst of een openbare of privé-inrichting, ofwel in het onderwijs, ofwel in een ambacht of een beroep wanneer de activiteiten die gedurende die tijd werden uitgeoefend hebben bijgedragen tot de verbetering van de opleiding gewaarborgd door het diploma en de graad waarvoor de gelijkstelling wordt aangevraagd.
De wetenschappelijke kwalificaties kunnen geëvalueerd worden op basis van hetzij bijkomende studies, hetzij publicaties, hetzij de verwezenlijking van een wetenschappelijk werk, de uitoefening van wetenschappelijke activiteiten, hetzij de deelneming aan de activiteiten van wetenschappelijke verenigingen.
De beroepskwalificaties kunnen geëvalueerd worden op basis van een omstandig en gedetailleerd curriculum vitae.
§ 3. De personen die een aanvraag hebben ingediend waarop de Commissie voor Gelijkstelling geen gunstig antwoord heeft gegeven, kunnen binnen de maand van de kennisgeving van dit advies een aanvraag om herziening van de gelijkstelling bij een aangetekende brief indienen bij de Commissie van Beroep.
§ 4. De gelijkstellingen toegekend door de Regering ofwel op advies van de Commissie voor Gelijkstelling ofwel op advies van de Commissie van Beroep zijn van rechtswege geldig zodra zij werden toegekend.
Elke gelijkstelling moet overeenkomstig het voorstel van de Commissie de specialiteit vermelden waarvoor zij werd toegekend. Die specialiteit moet overeenstemmen met een van de volgende oriënteringen :
1° electromecanica;
2° electricitieit - optie electronica;
3° scheikunde.".
Art.76. Dans le même décret, est inséré un article 130ter, libellé comme suit :
" Art. 130ter. § 1er. La Commission d'assimilation visée à l'article 130bis, § 2, est composée :
1° d'un président et d'un vice-président qui sont respectivement le président du Conseil général des hautes écoles créé par le décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en hautes écoles et le président du Conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale visé à l'article 78;
2° de deux membres effectifs qui sont respectivement le vice-président du Conseil général des hautes écoles et un des vice-présidents du Conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale;
3° de deux membres effectifs et de deux membres suppléants représentant la Fédération des Entreprises de Belgique;
4° de quatre membres effectifs et de quatre membres suppléants choisis parmi le personnel directeur et enseignant des hautes écoles organisant les études d'ingénieur industriel;
5° de quatre membres effectifs et de quatre membres suppléants choisis parmi le personnel directeur et enseignant des établissements d'enseignement de promotion sociale organisant les études d'ingénieur industriel.
L'Administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique et l'inspecteur général ayant l'enseignement supérieur sans ses attributions assistent aux réunions de la Commission d'assimilation avec voix consultative.
Le président ou, en son absence, le vice-président veille au bon déroulement des activités et délibérations, qui ont lieu à huis clos. Aucun membre de la Commission d'assimilation ne peut participer aux activités ou aux délibérations, si le requérant est son conjoint, son parent où son allié ou celui de son conjoint jusqu'au quatrième degré y compris.
Le secrétariat permanent de la Commission de concertation de l'enseignement de promotion sociale visée à l'article 15 assure le secrétariat de la Commission d'assimilation.
§ 2. Toute demande d'assimilation introduire auprès de la Commission d'assimilation est prise en considération en tenant compte des éléments du dossier qui l'accompagne.
L'expérience utile est l'expérience acquise pendant le temps passé soit dans un service ou un établissement public ou privé, soit dans l'enseignement, soit dans un métier ou une profession, lorsque les activités exercées pendant ce temps ont contribué à l'amélioration de la formation garantie par le diplôme et le grade dont l'assimilation est sollicitée.
Les qualifications scientifiques peuvent s'évaluer sur la base soit d'études complémentaires, soit de publications, soit de l'exécution d'un travail scientifique ou de l'exercice d'activités scientifiques, soit de la participation aux activités de sociétés scientifiques.
Les qualifications professionnelles peuvent s'évaluer sur la base d'un curriculum vitae circonstancié et détaillé.
§ 3. Les personnes dont la demande d'assimilation n'a pas fait l'objet d'un avis favorable de la Commission d'assimilation peuvent, dans le mois de la notification de cet avis, introduire, sous pli recommandé, une requête en révision d'assimilation auprès de la Commission d'appel.
§ 4. Les assimilations accordées par le Gouvernement, soit sur avis de la Commission d'assimilation, soit sur avis de la Commission d'appels sont valables de droit des qu'elles sont accordées.
Chaque assimilation doit mentionner, conformément à la proposition de la Commission, la spécialité pour laquelle elle est accordée. Cette spécialité doit correspondre à une des orientations suivantes :
1° électromécanique;
2° électricité- option électronique;
3° chimie. ".
" Art. 130ter. § 1er. La Commission d'assimilation visée à l'article 130bis, § 2, est composée :
1° d'un président et d'un vice-président qui sont respectivement le président du Conseil général des hautes écoles créé par le décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en hautes écoles et le président du Conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale visé à l'article 78;
2° de deux membres effectifs qui sont respectivement le vice-président du Conseil général des hautes écoles et un des vice-présidents du Conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale;
3° de deux membres effectifs et de deux membres suppléants représentant la Fédération des Entreprises de Belgique;
4° de quatre membres effectifs et de quatre membres suppléants choisis parmi le personnel directeur et enseignant des hautes écoles organisant les études d'ingénieur industriel;
5° de quatre membres effectifs et de quatre membres suppléants choisis parmi le personnel directeur et enseignant des établissements d'enseignement de promotion sociale organisant les études d'ingénieur industriel.
L'Administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique et l'inspecteur général ayant l'enseignement supérieur sans ses attributions assistent aux réunions de la Commission d'assimilation avec voix consultative.
Le président ou, en son absence, le vice-président veille au bon déroulement des activités et délibérations, qui ont lieu à huis clos. Aucun membre de la Commission d'assimilation ne peut participer aux activités ou aux délibérations, si le requérant est son conjoint, son parent où son allié ou celui de son conjoint jusqu'au quatrième degré y compris.
Le secrétariat permanent de la Commission de concertation de l'enseignement de promotion sociale visée à l'article 15 assure le secrétariat de la Commission d'assimilation.
§ 2. Toute demande d'assimilation introduire auprès de la Commission d'assimilation est prise en considération en tenant compte des éléments du dossier qui l'accompagne.
L'expérience utile est l'expérience acquise pendant le temps passé soit dans un service ou un établissement public ou privé, soit dans l'enseignement, soit dans un métier ou une profession, lorsque les activités exercées pendant ce temps ont contribué à l'amélioration de la formation garantie par le diplôme et le grade dont l'assimilation est sollicitée.
Les qualifications scientifiques peuvent s'évaluer sur la base soit d'études complémentaires, soit de publications, soit de l'exécution d'un travail scientifique ou de l'exercice d'activités scientifiques, soit de la participation aux activités de sociétés scientifiques.
Les qualifications professionnelles peuvent s'évaluer sur la base d'un curriculum vitae circonstancié et détaillé.
§ 3. Les personnes dont la demande d'assimilation n'a pas fait l'objet d'un avis favorable de la Commission d'assimilation peuvent, dans le mois de la notification de cet avis, introduire, sous pli recommandé, une requête en révision d'assimilation auprès de la Commission d'appel.
§ 4. Les assimilations accordées par le Gouvernement, soit sur avis de la Commission d'assimilation, soit sur avis de la Commission d'appels sont valables de droit des qu'elles sont accordées.
Chaque assimilation doit mentionner, conformément à la proposition de la Commission, la spécialité pour laquelle elle est accordée. Cette spécialité doit correspondre à une des orientations suivantes :
1° électromécanique;
2° électricité- option électronique;
3° chimie. ".
Art.77. In hetzelfde decreet wordt een artikel 130quater ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 130quater. § 1. De aanvraag om gelijkstelling wordt samen met een dossier naar de voorzitter van de Commissie voor Gelijkstelling bij een aangetekende brief gestuurd.
Het bedrag van de kosten voor gelijkstelling met de graad en het diploma van industrieel ingenieur bedraagt duizend frank ten laste van de aanvrager.
§ 2. De aanvraag om gelijkstelling wordt in tweevoud ingediend en vermeldt :
1° de naam, voornaam, plaats en datum van geboorte;
2° het adres waarnaar elke brief of elke eventuele oproeping moet gericht worden.
§ 3. In het bij § 1 bedoeld dossier bevinden zich onder andere de volgende gegevens :
1° een uittreksel uit de geboorteakte;
2° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, met vermelding van de nationaliteit;
3° een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters;
4° een voor eensluidend verklaard afschrift van het diploma bedoeld bij artikel 130, lid 1 waarvan de aanvrager houder is;
5° een omstandig en gedetailleerd curriculum vitae, samen met al de nodige bewijsstukken.".
"Art. 130quater. § 1. De aanvraag om gelijkstelling wordt samen met een dossier naar de voorzitter van de Commissie voor Gelijkstelling bij een aangetekende brief gestuurd.
Het bedrag van de kosten voor gelijkstelling met de graad en het diploma van industrieel ingenieur bedraagt duizend frank ten laste van de aanvrager.
§ 2. De aanvraag om gelijkstelling wordt in tweevoud ingediend en vermeldt :
1° de naam, voornaam, plaats en datum van geboorte;
2° het adres waarnaar elke brief of elke eventuele oproeping moet gericht worden.
§ 3. In het bij § 1 bedoeld dossier bevinden zich onder andere de volgende gegevens :
1° een uittreksel uit de geboorteakte;
2° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, met vermelding van de nationaliteit;
3° een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters;
4° een voor eensluidend verklaard afschrift van het diploma bedoeld bij artikel 130, lid 1 waarvan de aanvrager houder is;
5° een omstandig en gedetailleerd curriculum vitae, samen met al de nodige bewijsstukken.".
Art.77. Dans le même décret, est inséré un article 130quater, libellé comme suit :
" Art. 130quater. § 1er. La demande d'assimilation est adressée, accompagnée d'un dossier, par pli recommandé, au président de la Commission d'assimilation.
Le montant des frais d'assimilation au grade et au diplôme d'ingénieur industriel s'élève à mille francs à charge du requérant.
§ 2. La demande d'assimilation est introduite en double exemplaire et mentionne :
1° les nom, prénoms, lieu et date de naissance;
2° l'adresse à laquelle toute correspondance ou toute convocation éventuelle doit être adressée.
§ 3. Le dossier visé au § 1er contient notamment les éléments suivants :
1° un extrait d'acte de naissance;
2° un certificat de bonnes conduite, vie et mours, avec mention de la nationalité;
3° un certificat d'inscription dans les registres de la population;
4° une copie certifiée conforme du diplôme visé à l'article 130, alinéa 1er, dont le requerrant est porteur;
5° un curriculum vitae circonstancié et détaillé, accompagné de tous les éléments probants nécessaires. ".
" Art. 130quater. § 1er. La demande d'assimilation est adressée, accompagnée d'un dossier, par pli recommandé, au président de la Commission d'assimilation.
Le montant des frais d'assimilation au grade et au diplôme d'ingénieur industriel s'élève à mille francs à charge du requérant.
§ 2. La demande d'assimilation est introduite en double exemplaire et mentionne :
1° les nom, prénoms, lieu et date de naissance;
2° l'adresse à laquelle toute correspondance ou toute convocation éventuelle doit être adressée.
§ 3. Le dossier visé au § 1er contient notamment les éléments suivants :
1° un extrait d'acte de naissance;
2° un certificat de bonnes conduite, vie et mours, avec mention de la nationalité;
3° un certificat d'inscription dans les registres de la population;
4° une copie certifiée conforme du diplôme visé à l'article 130, alinéa 1er, dont le requerrant est porteur;
5° un curriculum vitae circonstancié et détaillé, accompagné de tous les éléments probants nécessaires. ".
Art.78. In hetzelfde decreet wordt een artikel 130quinquies ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 130quinquies. § 1. De in artikel 130bis bedoelde Commissie van Beroep is samengesteld uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter die respectievelijk de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek en de Inspecteur-generaal tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort;
2° vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden gekozen uit het bestuurs- en onderwijzend personeel van de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie die de studie van industrieel ingenieur organiseert;
3° twee werkende en twee plaatsvervangende vertegenwoordigers van de meest representatieve verenigingen van de technische ingenieurs;
4° drie werkende vertegenwoordigers en drie plaatsvervangende vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties, een werkend en een plaatsvervangend vertegenwoordiger per organisatie.
Met uitzondering van de in 1° bedoelde leden, mag geen werkend of plaatsvervangend lid van de Commissie van Beroep werkend of plaatsvervangend lid van de Commissie voor Gelijkstelling zijn.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie voor Gelijkstelling wonen, met adviserende stem, de vergaderingen van de Commissie van Beroep bij.
De voorzitter of, bij diens afwezigheid, de ondervoorzitter, zorgt voor het goede verloop van de activiteiten en de beraadslagingen, die achter gesloten deuren plaatsvinden. Geen lid van de Commissie van Beroep mag deelnemen aan de activiteiten of aan de beraadslagingen, indien de aanvrager zijn echtgenoot, zijn bloedverwant of aanverwant of die van zijn echtgenoot tot en met de vierde graad is.
Het secretariaat van de Commissie voor Gelijkstelling neemt het secretariaat van de Commissie voor gelijkstelling waar.
§ 2. De aanvraag om herziening van een beslissing inzake gelijkstelling moet samen met een dossier, bij aangetekend schrijven, aan de voorzitter van de Commissie van Beroep in tweevoud worden gericht. Zij vermeldt :
1° de naam, voornamen, geboorteplaats en datum;
2° het adres waarnaar elke brief of elke eventuele oproeping moet worden gericht.
De kosten voor het slechten van de geschillen over de door de Commissie van Beroep uitgebrachte adviezen bedragen 2000 frank ten laste van de aanvrager.".
"Art. 130quinquies. § 1. De in artikel 130bis bedoelde Commissie van Beroep is samengesteld uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter die respectievelijk de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek en de Inspecteur-generaal tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort;
2° vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden gekozen uit het bestuurs- en onderwijzend personeel van de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie die de studie van industrieel ingenieur organiseert;
3° twee werkende en twee plaatsvervangende vertegenwoordigers van de meest representatieve verenigingen van de technische ingenieurs;
4° drie werkende vertegenwoordigers en drie plaatsvervangende vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties, een werkend en een plaatsvervangend vertegenwoordiger per organisatie.
Met uitzondering van de in 1° bedoelde leden, mag geen werkend of plaatsvervangend lid van de Commissie van Beroep werkend of plaatsvervangend lid van de Commissie voor Gelijkstelling zijn.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie voor Gelijkstelling wonen, met adviserende stem, de vergaderingen van de Commissie van Beroep bij.
De voorzitter of, bij diens afwezigheid, de ondervoorzitter, zorgt voor het goede verloop van de activiteiten en de beraadslagingen, die achter gesloten deuren plaatsvinden. Geen lid van de Commissie van Beroep mag deelnemen aan de activiteiten of aan de beraadslagingen, indien de aanvrager zijn echtgenoot, zijn bloedverwant of aanverwant of die van zijn echtgenoot tot en met de vierde graad is.
Het secretariaat van de Commissie voor Gelijkstelling neemt het secretariaat van de Commissie voor gelijkstelling waar.
§ 2. De aanvraag om herziening van een beslissing inzake gelijkstelling moet samen met een dossier, bij aangetekend schrijven, aan de voorzitter van de Commissie van Beroep in tweevoud worden gericht. Zij vermeldt :
1° de naam, voornamen, geboorteplaats en datum;
2° het adres waarnaar elke brief of elke eventuele oproeping moet worden gericht.
De kosten voor het slechten van de geschillen over de door de Commissie van Beroep uitgebrachte adviezen bedragen 2000 frank ten laste van de aanvrager.".
Art.78. Dans le même décret, est inséré un article 130quinquies, libellé comme suit :
" Art. 130quinquies. § 1er. La Commission d appel visée à l'article 130bis, § 3, est composée :
1° d'un président et d'un vice-président qui sont respectivement l'Administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique et l'Inspecteur général ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions;
2° de cinq membres effectifs et de cinq membres suppléants choisis parmi le personnel directeur enseignant des établissements d'enseignement de promotion sociale organisant les études d'ingénieurs industriels;
3° de deux représentants effectifs et de deux représentants suppléants des associations les plus représentatives des ingénieurs techniciens;
4° de trois représentants effectifs et de trois représentants suppléants des organisations syndicales représentatives, un effectif et un suppléant par organisation.
A l'exception des membres visés au 1°, aucun membre effectif ou suppléant de la Commission d'appel ne peut être membre effectif ou suppléant de la Commission d'assimilation.
Le président et le vice-président de la Commission d'assimilation assistent, avec voix consultative, aux réunions de la Commission d'appel.
Le président ou, en son absence, le vice-président veille au bon déroulement des activités et délibérations, qui ont lieu à huis clos. Aucun membre de la Commission d'appel ne peut participer aux activités ou aux délibérations, si le requérant est son conjoint, son parent ou son allié ou celui de son conjoint jusqu'au quatrième degré y compris.
Le secrétariat de la Commission d'assimilation assure le secrétariat de la Commission d'appel.
§ 2. La demande de révision d'une décision en matière d'assimilation doit être adressée, accompagnée d'un dossier, par pli recommandé au président de la Commission d'appel, en double exemplaire et mentionne :
1° les nom, prénoms, lieu et date de naissance;
2° l'adresse à laquelle toute correspondance ou toute convocation éventuelle doit être adressée.
Le montant des frais de règlement des litiges à propos des avis donnés par la Commission d'appel s'élève à 2 000 francs à charge du requérant. ".
" Art. 130quinquies. § 1er. La Commission d appel visée à l'article 130bis, § 3, est composée :
1° d'un président et d'un vice-président qui sont respectivement l'Administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique et l'Inspecteur général ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions;
2° de cinq membres effectifs et de cinq membres suppléants choisis parmi le personnel directeur enseignant des établissements d'enseignement de promotion sociale organisant les études d'ingénieurs industriels;
3° de deux représentants effectifs et de deux représentants suppléants des associations les plus représentatives des ingénieurs techniciens;
4° de trois représentants effectifs et de trois représentants suppléants des organisations syndicales représentatives, un effectif et un suppléant par organisation.
A l'exception des membres visés au 1°, aucun membre effectif ou suppléant de la Commission d'appel ne peut être membre effectif ou suppléant de la Commission d'assimilation.
Le président et le vice-président de la Commission d'assimilation assistent, avec voix consultative, aux réunions de la Commission d'appel.
Le président ou, en son absence, le vice-président veille au bon déroulement des activités et délibérations, qui ont lieu à huis clos. Aucun membre de la Commission d'appel ne peut participer aux activités ou aux délibérations, si le requérant est son conjoint, son parent ou son allié ou celui de son conjoint jusqu'au quatrième degré y compris.
Le secrétariat de la Commission d'assimilation assure le secrétariat de la Commission d'appel.
§ 2. La demande de révision d'une décision en matière d'assimilation doit être adressée, accompagnée d'un dossier, par pli recommandé au président de la Commission d'appel, en double exemplaire et mentionne :
1° les nom, prénoms, lieu et date de naissance;
2° l'adresse à laquelle toute correspondance ou toute convocation éventuelle doit être adressée.
Le montant des frais de règlement des litiges à propos des avis donnés par la Commission d'appel s'élève à 2 000 francs à charge du requérant. ".
Art.79. In hetzelfde decreet wordt een artikel 130sexies gevoegd, luidend als volgt :
"Art. 130sexies. § 1. De werkende leden en de plaatsvervangers van de Commissie voor Gelijkstelling en de Commissie va Beroep - buiten de voorzitters en ondervoorzitters van de Algemene Raad voor de hogescholen en de Hoge Raad voor het onderwijs voor sociale promotie en buiten de administrateur-generaal voor het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Inspecteur-generaal tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort - worden door de Regering benoemd voor een éénmaal hernieuwbare periode van drie jaar.
§ 2. Wanneer een werkend lid of een plaatsvervanger zijn ontslag geeft of de hoedanigheid verliest waarvoor het werd benoemd, is het van rechtswege geen lid meer van de betrokken Commissie.
Ieder lid dat benoemd wordt ter vervanging van een ander lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
§ 3. De voorzitters roepen de Commissies bijeen. De oproepingsbrieven moeten ten minste tien werkdagen vóór de vergadering opgezonden worden.
De leden mogen de individuele dossiers op het secretariaat van de Commissies inzien.
Ieder werkend lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, verwittigt er de voorzitter van en nodigt een plaatsvervanger uit die zijn hoedanigheid heeft om hem te vervangen.
§ 4. De Commissies brengen hun adviezen uit bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
De adviezen zijn slechts geldig uitgebracht wanneer ten minste de twee derde van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
Indien het quorum niet bereikt is, kan een geldig advies uitgebracht worden, nadat de leden opnieuw werden bijeengeroepen, over de punten die op de agenda van de vorige vergadering werden geplaatst, ongeacht het aantal aanwezigen. Om geldig te zijn, moet de nieuwe oproepingsbrief ten minste tien dagen vóór de nieuwe vergadering opgezonden worden.
§ 5. De notulen van de vergaderingen worden gedurende 30 jaar bewaard. Ze worden door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend.
De adviezen uitgebracht door de Commissies worden binnen de tien dagen doorgezonden naar de minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort.
§ 6. Het mandaat van lid van de Commissies is niet bezoldigd.
De leden van de Commissies hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden bepaald voor het personeel van het Bestuur van het ministerie van de Franse Gemeenschap.
Voor de toepassing van lid 2, worden de leden gelijkgesteld met ambtenaren van rang 12.".
"Art. 130sexies. § 1. De werkende leden en de plaatsvervangers van de Commissie voor Gelijkstelling en de Commissie va Beroep - buiten de voorzitters en ondervoorzitters van de Algemene Raad voor de hogescholen en de Hoge Raad voor het onderwijs voor sociale promotie en buiten de administrateur-generaal voor het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Inspecteur-generaal tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort - worden door de Regering benoemd voor een éénmaal hernieuwbare periode van drie jaar.
§ 2. Wanneer een werkend lid of een plaatsvervanger zijn ontslag geeft of de hoedanigheid verliest waarvoor het werd benoemd, is het van rechtswege geen lid meer van de betrokken Commissie.
Ieder lid dat benoemd wordt ter vervanging van een ander lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
§ 3. De voorzitters roepen de Commissies bijeen. De oproepingsbrieven moeten ten minste tien werkdagen vóór de vergadering opgezonden worden.
De leden mogen de individuele dossiers op het secretariaat van de Commissies inzien.
Ieder werkend lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, verwittigt er de voorzitter van en nodigt een plaatsvervanger uit die zijn hoedanigheid heeft om hem te vervangen.
§ 4. De Commissies brengen hun adviezen uit bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
De adviezen zijn slechts geldig uitgebracht wanneer ten minste de twee derde van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
Indien het quorum niet bereikt is, kan een geldig advies uitgebracht worden, nadat de leden opnieuw werden bijeengeroepen, over de punten die op de agenda van de vorige vergadering werden geplaatst, ongeacht het aantal aanwezigen. Om geldig te zijn, moet de nieuwe oproepingsbrief ten minste tien dagen vóór de nieuwe vergadering opgezonden worden.
§ 5. De notulen van de vergaderingen worden gedurende 30 jaar bewaard. Ze worden door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend.
De adviezen uitgebracht door de Commissies worden binnen de tien dagen doorgezonden naar de minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort.
§ 6. Het mandaat van lid van de Commissies is niet bezoldigd.
De leden van de Commissies hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden bepaald voor het personeel van het Bestuur van het ministerie van de Franse Gemeenschap.
Voor de toepassing van lid 2, worden de leden gelijkgesteld met ambtenaren van rang 12.".
Art.79. Dans le même décret, est inséré un article 130sexties, libellé comme suit :
" Art. 130sexties. § 1er.
Les membres effectifs et les membres suppléants de la Commission d'assimilation et de la Commission d'appel - autres que les présidents et vice-présidents du Conseil général des hautes écoles et du Conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale et autres que l'administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique et l'Inspecteur général ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions - sont nommés par le Gouvernement pour une durée de trois ans renouvelable une fois.
§ 2. Lorsqu'un membre effectif ou suppléant démissionne ou perd la qualité en raison de laquelle il a été nommé, il cesse de plein droit de faire partie de la Commission concernée.
Tout membre nommé en remplacement d'un autre achève le mandat de son prédécesseur.
§ 3. Les présidents convoquent les Commissions. Les convocations doivent être envoyées au moins dix jours ouvrables avant une réunion.
Les membres peuvent consulter les dossiers individuels auprès du secrétariat des Commissions.
Tout membre effectif empêché d'assister à une réunion en avertit le président et invite un suppléant ayant sa qualité à siéger.
§ 4. Les Commissions émettent leurs avis à la majorité simple des voix. En cas de parité, la voix du président est prépondérante.
Les avis ne sont valablement émis que lorsqu'au moins deux tiers des membres ayant voix délibérative sont présents.
Si le quorum requis n'est pas atteint, un avis valable peut être émis, sur nouvelle convocation des membres et sur les points figurant à l'ordre du jour de la réunion précédente, quel que soit le nombre de membres présents. Pour être valable, la nouvelle convocation doit être envoyée au moins dix jours ouvrables avant la nouvelle réunion.
§ 5. Les procès-verbaux des réunions sont conservés pendant 30 ans. Le président, le vice-président les signent.
Les avis émis par les Commissions sont transmis dans les dix jours au ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions.
§ 6. Le mandat de membre des Commissions n'est pas rétribué.
Les membres des Commissions ont droit au remboursement de leurs frais de parcours et de séjour, aux conditions fixées pour le personnel de l'Administration du ministère de la Communauté française
Pour l'application de l'alinéa 2, les membres sont assimilés à des fonctionnaires de rang 12. ".
" Art. 130sexties. § 1er.
Les membres effectifs et les membres suppléants de la Commission d'assimilation et de la Commission d'appel - autres que les présidents et vice-présidents du Conseil général des hautes écoles et du Conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale et autres que l'administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique et l'Inspecteur général ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions - sont nommés par le Gouvernement pour une durée de trois ans renouvelable une fois.
§ 2. Lorsqu'un membre effectif ou suppléant démissionne ou perd la qualité en raison de laquelle il a été nommé, il cesse de plein droit de faire partie de la Commission concernée.
Tout membre nommé en remplacement d'un autre achève le mandat de son prédécesseur.
§ 3. Les présidents convoquent les Commissions. Les convocations doivent être envoyées au moins dix jours ouvrables avant une réunion.
Les membres peuvent consulter les dossiers individuels auprès du secrétariat des Commissions.
Tout membre effectif empêché d'assister à une réunion en avertit le président et invite un suppléant ayant sa qualité à siéger.
§ 4. Les Commissions émettent leurs avis à la majorité simple des voix. En cas de parité, la voix du président est prépondérante.
Les avis ne sont valablement émis que lorsqu'au moins deux tiers des membres ayant voix délibérative sont présents.
Si le quorum requis n'est pas atteint, un avis valable peut être émis, sur nouvelle convocation des membres et sur les points figurant à l'ordre du jour de la réunion précédente, quel que soit le nombre de membres présents. Pour être valable, la nouvelle convocation doit être envoyée au moins dix jours ouvrables avant la nouvelle réunion.
§ 5. Les procès-verbaux des réunions sont conservés pendant 30 ans. Le président, le vice-président les signent.
Les avis émis par les Commissions sont transmis dans les dix jours au ministre ayant l'enseignement de promotion sociale dans ses attributions.
§ 6. Le mandat de membre des Commissions n'est pas rétribué.
Les membres des Commissions ont droit au remboursement de leurs frais de parcours et de séjour, aux conditions fixées pour le personnel de l'Administration du ministère de la Communauté française
Pour l'application de l'alinéa 2, les membres sont assimilés à des fonctionnaires de rang 12. ".
Art.80. In hetzelfde decreet wordt een artikel 130septies ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 130septies. Enkel drie inrichtingen van het onderwijs voor sociale promotie, te weten een per net, krijgen toelating de afdelingen te organiseren die bekrachtigd worden met de diploma's en graden van industrieel ingenieur.".
"Art. 130septies. Enkel drie inrichtingen van het onderwijs voor sociale promotie, te weten een per net, krijgen toelating de afdelingen te organiseren die bekrachtigd worden met de diploma's en graden van industrieel ingenieur.".
Art.80. Dans le même décret, est inséré un article 130septies, libellé comme suit :
" Art. 130septsies. Seuls trois établissements d'enseignement de promotion sociale, à savoir un par réseau, seront autorisés à organiser les sections sanctionnées par les diplômes et grades d'ingénieur industriel. ".
" Art. 130septsies. Seuls trois établissements d'enseignement de promotion sociale, à savoir un par réseau, seront autorisés à organiser les sections sanctionnées par les diplômes et grades d'ingénieur industriel. ".
HOOFDSTUK X. - Wijzigingen aan het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
CHAPITRE X. - Modifications à l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 3 décembre 1992 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux.
Art.81. Artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 3 september 1996, wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt :
"§ 5. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de personeelsleden bedoeld bij artikel 1 die wensen geheel of gedeeltelijk hun beroepsloopbaan te onderbreken om aan iemand een palliatieve verzorging te verstrekken krachtens de bepalingen van de artikelen 100 bis en 102 bis van de wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder palliatieve verzorging elke vorm van hulpverlening, inzonderheid op medisch, sociaal, administratief en psychologisch vlak, alsook de verzorging verstrekt aan iemand die aan een ongeneeslijke ziekte lijdt en die het eindstadium heeft bereikt.".
"§ 5. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de personeelsleden bedoeld bij artikel 1 die wensen geheel of gedeeltelijk hun beroepsloopbaan te onderbreken om aan iemand een palliatieve verzorging te verstrekken krachtens de bepalingen van de artikelen 100 bis en 102 bis van de wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder palliatieve verzorging elke vorm van hulpverlening, inzonderheid op medisch, sociaal, administratief en psychologisch vlak, alsook de verzorging verstrekt aan iemand die aan een ongeneeslijke ziekte lijdt en die het eindstadium heeft bereikt.".
Art.81. L'article 2 de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 3 décembre 1992 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, tel que modifié par l'arrêté du Gouvernement du 3 septembre 1996, est complété par un § 5, rédigé comme suit :
" § 5. La présente disposition s'applique également aux membres du personnel visés à l'article 1er qui souhaitent interrompre de manière complète ou partielle leur carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs à une personne en vertu des dispositions des articles 100bis et 102bis de la loi du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales.
Pour l'application du présent article, on entend par soins palliatifs, toute forme d'assistance, notamment médicale, sociale, administrative et psychologique, ainsi que les soins prodigués à une personne souffrant d'une maladie incurable et se trouvant en phase terminale. ".
" § 5. La présente disposition s'applique également aux membres du personnel visés à l'article 1er qui souhaitent interrompre de manière complète ou partielle leur carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs à une personne en vertu des dispositions des articles 100bis et 102bis de la loi du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales.
Pour l'application du présent article, on entend par soins palliatifs, toute forme d'assistance, notamment médicale, sociale, administrative et psychologique, ainsi que les soins prodigués à une personne souffrant d'une maladie incurable et se trouvant en phase terminale. ".
Art.82. In artikel 4 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 3 september 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° er wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 2bis. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 5, van dit besluit.
De onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve verzorging te verstrekken, wordt voor een periode van één maand toegekend, die eventueel én enkele keer voor een nieuwe periode van één maand kan worden verlengd. Ze begint de eerste dag van de week die volgt op die gedurende welke de in artikel 5, § 3 bedoelde kennisgeving is geschiedt, of vroeger, mits toestemming van de minister of zijn gemachtigde.";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
"§ 3. De totale duur van de gedeeltelijke en volledige onderbreking van de beroepsloopbaan vóór en na 50 jaar, die de bij dit besluit bedoelde personeelsleden kunnen genieten, beantwoordt aan deze die bedoeld is bij de federale regeling terzake.";
3° er wordt een § 5 toegevoegd, luidend als volgt :
"§ 5. Om het voordeel te kunnen genieten van de bepalingen van artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, moet het personeelslid dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt een schriftelijke aanvraag indienen waarin het een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan aanvraagt en zich ertoe verbindt zijn loopbaan totdat het in ruste wordt gesteld, onomkeerbaar te onderbreken. Het moet de toestemming van de minister krijgen.".
1° er wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 2bis. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 5, van dit besluit.
De onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve verzorging te verstrekken, wordt voor een periode van één maand toegekend, die eventueel én enkele keer voor een nieuwe periode van één maand kan worden verlengd. Ze begint de eerste dag van de week die volgt op die gedurende welke de in artikel 5, § 3 bedoelde kennisgeving is geschiedt, of vroeger, mits toestemming van de minister of zijn gemachtigde.";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
"§ 3. De totale duur van de gedeeltelijke en volledige onderbreking van de beroepsloopbaan vóór en na 50 jaar, die de bij dit besluit bedoelde personeelsleden kunnen genieten, beantwoordt aan deze die bedoeld is bij de federale regeling terzake.";
3° er wordt een § 5 toegevoegd, luidend als volgt :
"§ 5. Om het voordeel te kunnen genieten van de bepalingen van artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, moet het personeelslid dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt een schriftelijke aanvraag indienen waarin het een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan aanvraagt en zich ertoe verbindt zijn loopbaan totdat het in ruste wordt gesteld, onomkeerbaar te onderbreken. Het moet de toestemming van de minister krijgen.".
Art.82. Dans l'article 4 du même arrêté, tel que modifié par l'arrêté du Gouvernement du 3 septembre 1996, sont apportées les modifications suivantes :
1° il est inséré un § 2bis, rédigé comme suit :
" § 2bis. Les dispositions des §§ 1er et 2 ne s'appliquent pas aux membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle en application de l'article 2, § 5, du présent arrêté.
L'interruption de la carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs est accordée pour une période d'un mois, pouvant éventuellement être prolongée une seule fois pour une nouvelle période d'un mois. Elle prend cours le premier jour de la semaine qui suit celle au cours de laquelle la notification visée à l'article 5, § 3, a été faite ou plus tôt, moyennant l'accord du ministre ou de son délégué. ";
2° le paragraphe 3 est remplacé comme suit :
" § 3. La durée totale de l'interruption partielle et complète de la carrière professionnelle avant et après 50 ans dont peuvent bénéficier les membres du personnel visés par le présent arrêté correspond à celle fixée par la réglementation fédérale en la matière. ";
3° il est ajouté un § 5, libellé comme suit :
" § 5. Pour bénéficier des dispositions de l'article 4, § 3, de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, le membre du personnel qui a atteint l'âge de 50 ans doit introduire une demande écrite dans laquelle il sollicite une interruption partielle de la carrière professionnelle et s'engage à interrompre sa carrière jusqu'à sa retraite de manière irréversible. Il doit obtenir l'autorisation du ministre. ".
1° il est inséré un § 2bis, rédigé comme suit :
" § 2bis. Les dispositions des §§ 1er et 2 ne s'appliquent pas aux membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle en application de l'article 2, § 5, du présent arrêté.
L'interruption de la carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs est accordée pour une période d'un mois, pouvant éventuellement être prolongée une seule fois pour une nouvelle période d'un mois. Elle prend cours le premier jour de la semaine qui suit celle au cours de laquelle la notification visée à l'article 5, § 3, a été faite ou plus tôt, moyennant l'accord du ministre ou de son délégué. ";
2° le paragraphe 3 est remplacé comme suit :
" § 3. La durée totale de l'interruption partielle et complète de la carrière professionnelle avant et après 50 ans dont peuvent bénéficier les membres du personnel visés par le présent arrêté correspond à celle fixée par la réglementation fédérale en la matière. ";
3° il est ajouté un § 5, libellé comme suit :
" § 5. Pour bénéficier des dispositions de l'article 4, § 3, de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, le membre du personnel qui a atteint l'âge de 50 ans doit introduire une demande écrite dans laquelle il sollicite une interruption partielle de la carrière professionnelle et s'engage à interrompre sa carrière jusqu'à sa retraite de manière irréversible. Il doit obtenir l'autorisation du ministre. ".
Art.83. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt :
"§ 3. De §§ 1 en 2 zijn niet toepasselijk op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 5, van dit besluit.
Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken om een palliatieve verzorging te verstrekken, brengt daar de minister of diens gemachtigde op de hoogte van, door toedoen :
- van het hoofd van de inrichting in het onderwijs van de Franse Gemeenschap of van de directeur in de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap;
- van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;
- het hiërarchisch gezag voor de leden van de inspectiediensten.
Het personeelslid laat weten of het voor een volledige of gedeeltelijke onderbreking opteert.
Het personeelslid voegt overigens bij zijn mededeling een attest toe dat wordt afgeleverd door de behandelende arts van de persoon die een palliatieve verzorging nodig heeft en waaruit blijkt dat het personeelslid er zich toe bereid heeft verklaard die palliatieve verzorging te verstrekken, waarbij de identiteit van de patiënt niet hoeft vermeld te worden.
Indien het personeelslid de periode van de onderbreking van de beroepsloopbaan, die het geniet om een palliatieve verzorging te verstrekken, met één maand wenst te verlengen, moet het een tweede attest indienen dat overeenkomstig lid 2 van dit artikel wordt afgeleverd. Een personeelslid mag niet meer dan twee attesten indienen betreffende de aan dezelfde persoon verstrekte palliatieve verzorging.".
"§ 3. De §§ 1 en 2 zijn niet toepasselijk op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 5, van dit besluit.
Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken om een palliatieve verzorging te verstrekken, brengt daar de minister of diens gemachtigde op de hoogte van, door toedoen :
- van het hoofd van de inrichting in het onderwijs van de Franse Gemeenschap of van de directeur in de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap;
- van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;
- het hiërarchisch gezag voor de leden van de inspectiediensten.
Het personeelslid laat weten of het voor een volledige of gedeeltelijke onderbreking opteert.
Het personeelslid voegt overigens bij zijn mededeling een attest toe dat wordt afgeleverd door de behandelende arts van de persoon die een palliatieve verzorging nodig heeft en waaruit blijkt dat het personeelslid er zich toe bereid heeft verklaard die palliatieve verzorging te verstrekken, waarbij de identiteit van de patiënt niet hoeft vermeld te worden.
Indien het personeelslid de periode van de onderbreking van de beroepsloopbaan, die het geniet om een palliatieve verzorging te verstrekken, met één maand wenst te verlengen, moet het een tweede attest indienen dat overeenkomstig lid 2 van dit artikel wordt afgeleverd. Een personeelslid mag niet meer dan twee attesten indienen betreffende de aan dezelfde persoon verstrekte palliatieve verzorging.".
Art.83. L'article 5 du même arrêté est complété par un § 3, rédigé comme suit :
" § 3. Les §§ 1er et 2 ne sont pas applicables aux membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle en application de l'article 2, § 5, du présent arrêté.
Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs en informe par écrit le ministre ou son délégué par l'intermédiaire :
- du chef d'établissement dans l'enseignement de la Communauté française ou du directeur dans les centres psycho-médico-sociaux de la Communauté française;
- du pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné et les centres psycho-médico-sociaux subventionnés;
- de l'autorité hiérarchique pour les membres des services d'inspection.
Le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption complète ou partielle.
En outre, le membre du personnel joint à sa notification une attestation délivrée par le médecin traitant de la personne qui nécessite des soins palliatifs et d'où il ressort que le membre du personnel s'est déclaré disposé à donner ces soins palliatifs, sans que soit mentionnée l'identité du patient.
Si le membre du personnel souhaite prolonger d'un mois la période d'interruption de la carrière professionnelle dont il bénéficie pour donner des soins palliatifs, il doit introduire une deuxième attestation délivrée conformément à l'alinéa 2 du présent article. Un membre du personnel ne peut introduire que deux attestations relatives aux soins palliatifs dispensés à la même personne. ".
" § 3. Les §§ 1er et 2 ne sont pas applicables aux membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle en application de l'article 2, § 5, du présent arrêté.
Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs en informe par écrit le ministre ou son délégué par l'intermédiaire :
- du chef d'établissement dans l'enseignement de la Communauté française ou du directeur dans les centres psycho-médico-sociaux de la Communauté française;
- du pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné et les centres psycho-médico-sociaux subventionnés;
- de l'autorité hiérarchique pour les membres des services d'inspection.
Le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption complète ou partielle.
En outre, le membre du personnel joint à sa notification une attestation délivrée par le médecin traitant de la personne qui nécessite des soins palliatifs et d'où il ressort que le membre du personnel s'est déclaré disposé à donner ces soins palliatifs, sans que soit mentionnée l'identité du patient.
Si le membre du personnel souhaite prolonger d'un mois la période d'interruption de la carrière professionnelle dont il bénéficie pour donner des soins palliatifs, il doit introduire une deuxième attestation délivrée conformément à l'alinéa 2 du présent article. Un membre du personnel ne peut introduire que deux attestations relatives aux soins palliatifs dispensés à la même personne. ".
Art.84. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt :
"§ 4. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 5, van dit besluit.
Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken om een palliatieve verzorging te verstrekken, mag echter, na het overlijden van de persoon die de verzorging heeft gekregen, er door de minister of diens gemachtigde toe worden gemachtigd zijn ambt weer op te nemen of het volledig uit te oefenen, voordat de periode van de loopbaanonderbreking eindigt.
Die aanvraag moet aan de minister of diens gemachtigde worden gericht :
- door toedoen van het hoofd van de inrichting in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, van de directeur in de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap en van het hiërarchisch gezag voor de leden van de inspectiedienst;
- door toedoen van en met de toestemming van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en van het officieel gesubsidieerd onderwijs, wordt die aanvraag samen met de toestemming van het betrokken hoofd van de eredienst ingediend.".
"§ 4. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 5, van dit besluit.
Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken om een palliatieve verzorging te verstrekken, mag echter, na het overlijden van de persoon die de verzorging heeft gekregen, er door de minister of diens gemachtigde toe worden gemachtigd zijn ambt weer op te nemen of het volledig uit te oefenen, voordat de periode van de loopbaanonderbreking eindigt.
Die aanvraag moet aan de minister of diens gemachtigde worden gericht :
- door toedoen van het hoofd van de inrichting in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, van de directeur in de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap en van het hiërarchisch gezag voor de leden van de inspectiedienst;
- door toedoen van en met de toestemming van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en van het officieel gesubsidieerd onderwijs, wordt die aanvraag samen met de toestemming van het betrokken hoofd van de eredienst ingediend.".
Art.84. L'article 7 du même arrêté est complété par un § 4, rédigé comme suit :
" § 4. Les dispositions des §§ 1er et 2 ne s'appliquent pas aux membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle en application de l'article 2, § 5, du présent arrêté.
Le membre du personnel qui a interrompu sa carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs peut cependant, après le décès de la personne ayant reçu les soins, être autorisé par le ministre ou son délégué à reprendre ses fonctions ou à exercer celles-ci de manière complète, avant que la période d'interruption de carrière soit expirée.
Cette demande doit être adressée au ministre ou à son délégué :
- par l'intermédiaire du chef d'établissement dans l'enseignement de la Communauté française, du directeur dans les centres psycho-médico-sociaux de la Communauté française et de l'autorité hiérarchique pour les membres du service d'inspection;
- par l'intermédiaire et avec l'accord du pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné et dans les centres psycho-médico-sociaux subventionnés.
Pour les maîtres, professeurs et inspecteurs de religion de l'enseignement de la Communauté française et de l'enseignement subventionné officiel, cette demande sera accompagnée de l'accord du chef de culte concerné. ".
" § 4. Les dispositions des §§ 1er et 2 ne s'appliquent pas aux membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle en application de l'article 2, § 5, du présent arrêté.
Le membre du personnel qui a interrompu sa carrière professionnelle pour donner des soins palliatifs peut cependant, après le décès de la personne ayant reçu les soins, être autorisé par le ministre ou son délégué à reprendre ses fonctions ou à exercer celles-ci de manière complète, avant que la période d'interruption de carrière soit expirée.
Cette demande doit être adressée au ministre ou à son délégué :
- par l'intermédiaire du chef d'établissement dans l'enseignement de la Communauté française, du directeur dans les centres psycho-médico-sociaux de la Communauté française et de l'autorité hiérarchique pour les membres du service d'inspection;
- par l'intermédiaire et avec l'accord du pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné et dans les centres psycho-médico-sociaux subventionnés.
Pour les maîtres, professeurs et inspecteurs de religion de l'enseignement de la Communauté française et de l'enseignement subventionné officiel, cette demande sera accompagnée de l'accord du chef de culte concerné. ".
HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen aan het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd vrij gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs, en kunstonderwijs.
CHAPITRE XI. - Modifications à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécial, et artistique libres subventionnés.
Art.85. In het opschrift van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd vrij gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs, en kunstonderwijs, worden de woorden "kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "gewoon en buitengewoon secundair onderwijs," en de woorden "en kunstonderwijs".
Art.85. Dans l'intitulé de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans les enseignements secondaire ordinaire et (spécialisé), et artistique libres subventionnés, les mots " secondaires artistique à horaire réduit, " sont ajoutés entre les mots " secondaire ordinaire et spécial, " et les mots " et artistique libres subventionnés ".
Art.86. In artikel 1, 1°, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs," en de woorden "en kunstonderwijs".
Art.86. Dans l'article 1er, 1°, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " secondaire artistique à horaire réduit " sont ajoutés entre les mots " secondaire ordinaire et (spécialisé) ", et les mots " et artistique libres subventionnés ".
Art.87. In artikel 3, § 1, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in lid 1 : de woorden "kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" worden ingevoegd tussen de woorden "gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs," en de woorden "en kunstonderwijs";
2° in lid 1, 1°, wordt het volgende streepje ingevoegd tussen de streepjes 1 en 2 :
"- bij het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
".
1° in lid 1 : de woorden "kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" worden ingevoegd tussen de woorden "gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs," en de woorden "en kunstonderwijs";
2° in lid 1, 1°, wordt het volgende streepje ingevoegd tussen de streepjes 1 en 2 :
"- bij het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
".
Art.87. Dans l'article 3, §1er, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, sont apportées les modifications suivantes :
1° à l'alinéa 1er, les mots " , l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ", sont ajoutés entre les mots " l'enseignement (spécialisé) ", et les mots " et l'enseignement à horaire réduit ";
2° à l'alinéa 1er, 1°, le tiret suivant est inséré entre les tirets 1 et 2 :
" - par le décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française; ".
1° à l'alinéa 1er, les mots " , l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ", sont ajoutés entre les mots " l'enseignement (spécialisé) ", et les mots " et l'enseignement à horaire réduit ";
2° à l'alinéa 1er, 1°, le tiret suivant est inséré entre les tirets 1 et 2 :
" - par le décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française; ".
Art.88. In artikel 14, § 4, lid 2, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "in het (gespecialiseerd) onderwijs" en de woorden "in het onderwijs voor sociale promotie".
Art.88. Dans l'article 14, § 4, alinéa 2, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit, " sont ajoutés entre les mots " dans l'enseignement (spécialisé) " et les mots " dans l'enseignement de promotion sociale ".
Art.89. In artikel 42, § 1, lid 1, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "die ook bevoegd zijn voor het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" worden ingevoegd na de woorden "het gesubsidieerd niet-confessioneel vrij onderwijs".
Art.89. Dans l'article 42, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " , celles-ci avant également compétence pour l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit " sont ajoutés après les mots " l'enseignement libre non confessionnel subventionné ".
HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen aan het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs, en kunstonderwijs.
CHAPITRE XII. - Modifications à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans les enseignements secondaire ordinaire et (spécialisé), et artistique officiels subventionnés.
Art.90. In het opschrift van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs, en kunstonderwijs, worden de woorden "kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "gewoon en (gespecialiseerd secundair onderwijs," en de woorden "en kunstonderwijs".
Art.90. Dans l'intitulé de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans les enseignements secondaire ordinaire et (spécialisé), et artistique officiels subventionnés, les mots " secondaire artistique à horaire réduit, " sont ajoutés entre les mots " secondaire ordinaire et spécial " et les mots " et artistique officiels subventionnés ".
Art.91. In artikel 1, 1°, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs," en de woorden "en kunstonderwijs".
Art.91. Dans l'article 1er, 1°, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " secondaire artistique à horaire réduit, " sont ajoutés entre les mots " secondaire ordinaire et spécial; " et les mots " et artistique officiels subventionnés; ".
Art.92. In artikel 2, § 8, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, wordt het volgende streepje ingevoegd tussen de streepjes 1 en 2 :
"- bij het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
".
"- bij het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
".
Art.92. Dans l'article 2, § 8, de arrêté du 28 août 1995 précité, le tiret suivant est inséré entre les tirets 2 et 3 :
" - par le décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit; ".
" - par le décret du 2 juin 1998 organisant l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit; ".
Art.93. In artikel 5, § 1, lid 2, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" en de woorden "het onderwijs met beperkt leerplan".
Art.93. Dans l'article 5, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté du 28 août 1995 précise, les mots " l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ", sont ajoutés entre les mots " l'enseignement de promotion sociale, " et les mots " l'enseignement à horaire réduit ".
Art.94. In artikel 6, § 1, lid 3, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" en de woorden "het onderwijs met beperkt leerplan".
Art.94. Dans l'article 6, § 1er, alinéa 3, de arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit ", sont ajoutés entre les mots " l'enseignement de promotion sociale, " et les mots " l'enseignement à horaire réduit ".
Art.95. In artikel 8, § 2, lid 2, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "in het onderwijs voor sociale promotie" en de woorden "in het onderwijs met beperkt leerplan".
Art.95. Dans l'article 8, § 2, alinéa 2, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " , dans l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit, " sont ajoutés entre les mots " dans l'enseignement de promotion sociale " et les mots " ou dans l'enseignement à horaire réduit ".
Art.96. In artikel 12, § 1, lid 3, van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, worden de woorden "in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan" ingevoegd tussen de woorden "in het onderwijs voor sociale promotie" en de woorden "in het onderwijs met beperkt leerplan".
Art.96. Dans l'article 12, § 1er, alinéa 3, de l'arrêté du 28 août 1995 précité, les mots " , dans l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit " sont ajoutés entre les mots " dans l'enseignement de promotion sociale " et les mots " ou dans l'enseignement à horaire réduit ".
Art.97. In artikel 20 van het voornoemde besluit van 28 augustus 1995, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
"Voor het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, wordt het koninklijk besluit van 5 april 1935 betreffende de terbeschikkingstelling van de personeelsleden van de gemeentelijke muziek- en tekenscholen gesubsidieerd door de Staat, opgeheven.".
"Voor het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, wordt het koninklijk besluit van 5 april 1935 betreffende de terbeschikkingstelling van de personeelsleden van de gemeentelijke muziek- en tekenscholen gesubsidieerd door de Staat, opgeheven.".
Art.97. Dans l'article 20 de l'arrêté du 28 août 1995 précité, est ajouté un nouvel alinéa libellé comme suit :
" Pour l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit, l'arrêté royal du 5 avril 1935 concernant la mise en disponibilité des membres du personnel des écoles communales de musique et de dessin subventionnées par l'Etat est abrogé ".
" Pour l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit, l'arrêté royal du 5 avril 1935 concernant la mise en disponibilité des membres du personnel des écoles communales de musique et de dessin subventionnées par l'Etat est abrogé ".
HOOFDSTUK XIII. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE XIII. - Dispositions modificatives et abrogatoires.
Art.98. Artikel 8, lid 1, van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat, vervangen door de wet van 24 maart 1971, wordt aangevuld als volgt :
"8° aan de "Université de Liège", de voorzitter van de raad van bestuur en de afgevaardigd bestuurder van het "Centre hospitalier universitaire de Liège" met adviserende stem.".
"8° aan de "Université de Liège", de voorzitter van de raad van bestuur en de afgevaardigd bestuurder van het "Centre hospitalier universitaire de Liège" met adviserende stem.".
Art.98. L'article 8, alinéa 1er, de la loi du 28 avril 1953 sur l'organisation de l'enseignement universitaire par l'Etat, remplacé par la loi du 24 mars 1971, est complété comme suit :
" 8° à l'Université de Liège, du président du conseil d'administration et de l'administrateur délégué du Centre hospitalier universitaire de Liège avec voix consultative. ".
" 8° à l'Université de Liège, du président du conseil d'administration et de l'administrateur délégué du Centre hospitalier universitaire de Liège avec voix consultative. ".
Art.99. Artikel 16 van het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs, opgeheven bij de wet van 29 mei 1959, wordt in het eerste hoofdstuk opnieuw ingevoerd en luidt als volgt :
"Art. 16. De Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt :
1° het organiek reglement van de inrichtingen en internaten dat inzonderheid de verantwoordelijkheid van de personeelsleden in de organisatie van de inrichtingen bepaalt;
2° de documenten die door de personeelsleden ter beschikking van het hoofd van de inrichting en de inspectie worden gehouden; de documenten die door het hoofd van de inrichting ter beschikking van de minister of diens gemachtigde worden gehouden; de documenten die door de leerlingen ter beschikking van de personeelsleden en het hoofd van de inrichting worden gehouden;
3° de regels inzake toezicht op de schoolinschrijving en het schoolbezoek;
4° het basis-huishoudelijk reglement.".
"Art. 16. De Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt :
1° het organiek reglement van de inrichtingen en internaten dat inzonderheid de verantwoordelijkheid van de personeelsleden in de organisatie van de inrichtingen bepaalt;
2° de documenten die door de personeelsleden ter beschikking van het hoofd van de inrichting en de inspectie worden gehouden; de documenten die door het hoofd van de inrichting ter beschikking van de minister of diens gemachtigde worden gehouden; de documenten die door de leerlingen ter beschikking van de personeelsleden en het hoofd van de inrichting worden gehouden;
3° de regels inzake toezicht op de schoolinschrijving en het schoolbezoek;
4° het basis-huishoudelijk reglement.".
Art.99. L'article 16 de l'arrêté royal du 20 août 1957 portant coordination des lois sur l'enseignement primaire, abrogé par la loi du 29 mai 1959, est rétabli dans le chapitre premier dans la rédaction suivante :
" Art. 16. Le Gouverner de la Communauté française détermine :
1° le règlement organique des établissements et des internats définissant notamment les responsabilités des membres du personnel dans l'organisation des établissements;
2° les documents tenus par les membres du personnel à la disposition du chef d'établissement et de l'inspection; les documents tenus par le chef d'établissement à la disposition du ministre ou de son délégué; les documents tenus par les élèves à la disposition des membres du personnel et du chef d'établissement;
3° les règles en matière de contrôle de l'inscription scolaire et de la fréquentation scolaire;
4° le règlement d'ordre intérieur de base. ".
" Art. 16. Le Gouverner de la Communauté française détermine :
1° le règlement organique des établissements et des internats définissant notamment les responsabilités des membres du personnel dans l'organisation des établissements;
2° les documents tenus par les membres du personnel à la disposition du chef d'établissement et de l'inspection; les documents tenus par le chef d'établissement à la disposition du ministre ou de son délégué; les documents tenus par les élèves à la disposition des membres du personnel et du chef d'établissement;
3° les règles en matière de contrôle de l'inscription scolaire et de la fréquentation scolaire;
4° le règlement d'ordre intérieur de base. ".
Art.100. In artikel 24 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden ", de administratieve statuten van de personeelsleden" ingevoegd tussen de woorden "inrichting der studiën" en de woorden "en de toepassing van de taalwetten";
2° tussen de paragrafen 2 en 3 wordt een nieuw paragraaf 2 bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 2bis. Indien de inrichtende macht zich niet schikt naar de wets- en verordeningsbepalingen betreffende het administratief statuut van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs, richt de Regering haar een ingebrekestelling waardoor zij haar verzoekt om zich, binnen een termijn van 30 kalenderdagen met ingang van die ingebrekestelling, te schikken naar de voormelde wets- en verordeningsbepalingen en de wettelijkheid te herstellen. De Regering kan die bevoegdheid aan de functioneel bevoegde minister delegeren.
Indien de inrichtende macht bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn van 30 kalenderdagen niet het bewijs heeft geleverd dat zij de nodige maatregelen heeft getroffen om zich te schikken naar de voormelde wets- en verordeningsbepalingen en de wettelijkheid te herstellen, dan verliest zij, voor de hierna vermelde duur, het genot van de weddetoelage verleend aan de personeelsleden wier administratieve stand niet in overeenstemming is met de voormelde wets- en verordeningsbepalingen.
De in vorig lid bedoelde periode begint bij het verstrijken van de termijn van 30 kalenderdagen en loopt tot de dag waarop de inrichtende macht het bewijs heeft geleverd dat zij de maatregelen heeft getroffen om zich naar de voormelde wets- en verordeningsbepalingen te schikken en de wettelijkheid te herstellen.
De leden 1 tot 3 van deze paragraaf zijn niet toepasselijk bij toepassing van artikel 111 bis van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en artikel 101quater van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs.".
1° de woorden ", de administratieve statuten van de personeelsleden" ingevoegd tussen de woorden "inrichting der studiën" en de woorden "en de toepassing van de taalwetten";
2° tussen de paragrafen 2 en 3 wordt een nieuw paragraaf 2 bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 2bis. Indien de inrichtende macht zich niet schikt naar de wets- en verordeningsbepalingen betreffende het administratief statuut van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs, richt de Regering haar een ingebrekestelling waardoor zij haar verzoekt om zich, binnen een termijn van 30 kalenderdagen met ingang van die ingebrekestelling, te schikken naar de voormelde wets- en verordeningsbepalingen en de wettelijkheid te herstellen. De Regering kan die bevoegdheid aan de functioneel bevoegde minister delegeren.
Indien de inrichtende macht bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn van 30 kalenderdagen niet het bewijs heeft geleverd dat zij de nodige maatregelen heeft getroffen om zich te schikken naar de voormelde wets- en verordeningsbepalingen en de wettelijkheid te herstellen, dan verliest zij, voor de hierna vermelde duur, het genot van de weddetoelage verleend aan de personeelsleden wier administratieve stand niet in overeenstemming is met de voormelde wets- en verordeningsbepalingen.
De in vorig lid bedoelde periode begint bij het verstrijken van de termijn van 30 kalenderdagen en loopt tot de dag waarop de inrichtende macht het bewijs heeft geleverd dat zij de maatregelen heeft getroffen om zich naar de voormelde wets- en verordeningsbepalingen te schikken en de wettelijkheid te herstellen.
De leden 1 tot 3 van deze paragraaf zijn niet toepasselijk bij toepassing van artikel 111 bis van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en artikel 101quater van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs.".
Art.100. Dans l'article 24 de la Loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, les modifications suivantes sont apportées :
1° les mots " , les statuts administratifs des membres du personnel " sont insérés entre les mots " organisation des études " et les mots " et l'application des lois linguistiques ";
2° un nouveau paragraphe 2bis, libellé comme suit, est inséré entre les paragraphes 2 et 3 :
" § 2bis. Si le pouvoir organisateur ne se conforme pas aux dispositions légales et réglementaires relatives au statut administratif des membres du personnel de l'enseignement subventionné, le Gouvernement lui adresse une mise en demeure par laquelle il l'invite dans un délai de 30 jours calendrier à dater de cette mise en demeure, à se conformer aux dispositions légales et réglementaires précitées et à rétablir la légalité. Le Gouvernement peut déléguer cette compétence au ministre fonctionnellement compétent.
Si à l'échéance du délai de 30 jours calendrier visés à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur n'a pas apporte la preuve qu'il a pris les mesures nécessaires pour se conformer aux dispositions légales et réglementaires précitées et pour rétablir la légalité, il perd pour une durée déterminée ci-après, le bénéfice de la subvention-traitement accordée aux membres du personnel dont la situation administrative n'est pas conforme aux dispositions légales et réglementaires précitées.
La période visée à l'alinéa précédent débute à l échéance du délai de 30 jours calendrier et court jusqu'au jour où le pouvoir organisateur a apporté la preuve qu il a pris les mesures pour se conformer aux dispositions légales et réglementaires précitées et pour rétablir la légalité.
Les alinéas 1 à 3 du présent paragraphe ne sont pas applicables en cas d'application de l'article 111bis du décret du 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et de l'article 101quater du décret du 6 juin 1994 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement officiel subventionné ".
1° les mots " , les statuts administratifs des membres du personnel " sont insérés entre les mots " organisation des études " et les mots " et l'application des lois linguistiques ";
2° un nouveau paragraphe 2bis, libellé comme suit, est inséré entre les paragraphes 2 et 3 :
" § 2bis. Si le pouvoir organisateur ne se conforme pas aux dispositions légales et réglementaires relatives au statut administratif des membres du personnel de l'enseignement subventionné, le Gouvernement lui adresse une mise en demeure par laquelle il l'invite dans un délai de 30 jours calendrier à dater de cette mise en demeure, à se conformer aux dispositions légales et réglementaires précitées et à rétablir la légalité. Le Gouvernement peut déléguer cette compétence au ministre fonctionnellement compétent.
Si à l'échéance du délai de 30 jours calendrier visés à l'alinéa 1er, le pouvoir organisateur n'a pas apporte la preuve qu'il a pris les mesures nécessaires pour se conformer aux dispositions légales et réglementaires précitées et pour rétablir la légalité, il perd pour une durée déterminée ci-après, le bénéfice de la subvention-traitement accordée aux membres du personnel dont la situation administrative n'est pas conforme aux dispositions légales et réglementaires précitées.
La période visée à l'alinéa précédent débute à l échéance du délai de 30 jours calendrier et court jusqu'au jour où le pouvoir organisateur a apporté la preuve qu il a pris les mesures pour se conformer aux dispositions légales et réglementaires précitées et pour rétablir la légalité.
Les alinéas 1 à 3 du présent paragraphe ne sont pas applicables en cas d'application de l'article 111bis du décret du 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et de l'article 101quater du décret du 6 juin 1994 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement officiel subventionné ".
Art.101. Artikel 28, lid 1, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt aangevuld als volgt :
"Vóór elk voorstel tot afdanking, moet het personeelslid verzocht zijn om gehoord te worden. Van de oproeping tot het verhoor alsook van de redenen waarom het inrichtingshoofd of de bevoegde inspecteur de afdanking van het personeelslid wil voorstellen, moet hem ten minste vijf werkdagen vóór het verhoor kennis worden gegeven, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ofwel door overzending van een ter hand gesteld schrijven met ontvangstbewijs. Bij het verhoor kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in actieve dienst zijn of gepensioneerd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd onderwijs, of door een vertegenwoordiger van een vakorganisatie die binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX vertegenwoordigd is. De procedure wordt geldig voortgezet, wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid niet voor het verhoor verschijnt of er niet bij vertegenwoordigd wordt.".
"Vóór elk voorstel tot afdanking, moet het personeelslid verzocht zijn om gehoord te worden. Van de oproeping tot het verhoor alsook van de redenen waarom het inrichtingshoofd of de bevoegde inspecteur de afdanking van het personeelslid wil voorstellen, moet hem ten minste vijf werkdagen vóór het verhoor kennis worden gegeven, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ofwel door overzending van een ter hand gesteld schrijven met ontvangstbewijs. Bij het verhoor kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in actieve dienst zijn of gepensioneerd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd onderwijs, of door een vertegenwoordiger van een vakorganisatie die binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX vertegenwoordigd is. De procedure wordt geldig voortgezet, wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid niet voor het verhoor verschijnt of er niet bij vertegenwoordigd wordt.".
Art.101. L'article 28, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, est complété comme suit :
" Préalablement à toute proposition de licenciement, le membre du personnel doit avoir été invité à se faire entendre. La convocation à l'audition ainsi que les motifs en raison desquels le chef d'établissement ou l'inspecteur compétent envisage de proposer le licenciement du membre du personnel doivent lui être notifiés cinq jours ouvrables au moins avant l'audition, soit par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception, soit par la remise d'une lettre de la main à la main avec accusé de réception. Lors de l'audition, le membre du personnel peut se faire assister ou représenter par un avocat, par un défenseur choisi parmi les membres du personnel en activité de service ou pensionnés de l'enseignement organisé par la Communauté française ou par un représentant d'une organisation syndicale représentée au sein du Comité de négociation Secteur IX. La procédure se poursuit valablement lorsque le membre du personnel dament convoqué ne se présente pas à l'audition ou n'y est pas représenté. ".
" Préalablement à toute proposition de licenciement, le membre du personnel doit avoir été invité à se faire entendre. La convocation à l'audition ainsi que les motifs en raison desquels le chef d'établissement ou l'inspecteur compétent envisage de proposer le licenciement du membre du personnel doivent lui être notifiés cinq jours ouvrables au moins avant l'audition, soit par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception, soit par la remise d'une lettre de la main à la main avec accusé de réception. Lors de l'audition, le membre du personnel peut se faire assister ou représenter par un avocat, par un défenseur choisi parmi les membres du personnel en activité de service ou pensionnés de l'enseignement organisé par la Communauté française ou par un représentant d'une organisation syndicale représentée au sein du Comité de négociation Secteur IX. La procédure se poursuit valablement lorsque le membre du personnel dament convoqué ne se présente pas à l'audition ou n'y est pas représenté. ".
Art.102. In artikel 85, a), van hetzelfde besluit, worden de woorden "alsmede van de winter- en lentevacantie" vervangen door de woorden ", van de winter- en lentevakantie alsook van het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij toegekend met ingang van 1 januari 1999".
Art.102. Dans l'article 85, a), du même arrêté, les mots " ainsi que les vacances d'hiver et du printemps " sont remplacés par les mots " , les vacances d'hiver et du printemps ainsi que les congés de maternité et les congés d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse accordés à partir du 1er janvier 1999 ".
Art.103. In artikel 157 bis, § 3, lid 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden "door het hoofd van het bestuur" vervangen door de woorden "door de administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of, behalve voor de personeelsleden van de inspectiedienst, door de ambtenaar-generaal die hij daartoe delegeert".
Art.103. Dans l'article 157bis, § 3, alinéa 1er, du même arrêté, les mots " par le chef de l'administration " sont remplacés par les mots " par l'administrateur général de l'enseignement et de la recherche scientifique ou, sauf pour les membres du personnel du service d'inspection, par le fonctionnaire général qu'il délègue à cet effet ".
Art.104. In artikel 5, § 3, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "De Ministers van Nationale Opvoeding, de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister van Franse Cultuur bepalen, ieder wat hem betreft" vervangen door de woorden "De Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap";
2° in punt 4°, worden de woorden "van de internaten" aangevuld met de woorden "waarin inzonderheid de verantwoordelijkheid van de personeelsleden in de organisatie van de inrichtingen";
3° er wordt een punt 7° ingevoegd, luidend als volgt :
"7° de documenten die door de personeelsleden ter beschikking van het hoofd van de inrichting en de inspectie worden gehouden, de documenten die door het hoofd van de inrichting ter beschikking van de minister of diens gemachtigde, de documenten die door de ouders van de minderjarige leerling of door de meerderjarige leerling aan het hoofd van de inrichting voor te leggen zijn bij de inschrijving, de documenten die door de leerlingen ter beschikking van de personeelsleden en het hoofd van de inrichting gehouden worden;
";
4° er wordt een punt 8° ingevoegd, luidend als volgt :
"8° de regels inzake toezicht op de schoolinschrijving en het schoolbezoek in het verplicht onderwijs;
";
5° er wordt een punt 9° ingevoegd, luidend als volgt :
"9° het basis-huishoudelijk reglement.".
1° de woorden "De Ministers van Nationale Opvoeding, de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister van Franse Cultuur bepalen, ieder wat hem betreft" vervangen door de woorden "De Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap";
2° in punt 4°, worden de woorden "van de internaten" aangevuld met de woorden "waarin inzonderheid de verantwoordelijkheid van de personeelsleden in de organisatie van de inrichtingen";
3° er wordt een punt 7° ingevoegd, luidend als volgt :
"7° de documenten die door de personeelsleden ter beschikking van het hoofd van de inrichting en de inspectie worden gehouden, de documenten die door het hoofd van de inrichting ter beschikking van de minister of diens gemachtigde, de documenten die door de ouders van de minderjarige leerling of door de meerderjarige leerling aan het hoofd van de inrichting voor te leggen zijn bij de inschrijving, de documenten die door de leerlingen ter beschikking van de personeelsleden en het hoofd van de inrichting gehouden worden;
";
4° er wordt een punt 8° ingevoegd, luidend als volgt :
"8° de regels inzake toezicht op de schoolinschrijving en het schoolbezoek in het verplicht onderwijs;
";
5° er wordt een punt 9° ingevoegd, luidend als volgt :
"9° het basis-huishoudelijk reglement.".
Art.104. Dans l'article 5, § 3, de la loi du 19 juillet 1971 relative à la structure générale et à l'organisation de l'enseignement secondaire, sont apportées les modifications suivantes :
1° les termes " Les ministres de l'Education nationale, le ministre de la Culture française et le ministre de la Culture néerlandaise déterminent, chacun pour ce qui le concerne " sont remplacés par les termes " Le Gouvernement de la Communauté française détermine pour l'enseignement de la Communauté française ";
2° au point 4°, les termes " des internats " sont complétés par les termes " définissant notamment les responsabilités des membres du personnel dans l'organisation des établissements ";
3° il est inséré un point 7°, rédigé comme suit :
" 7° les documents tenus par les membres du personnel à la disposition du chef d'établissement et de l'inspection, les documents tenus par le chef d'établissement à la disposition du ministre ou de son délégué, les documents à présenter par les parents de l'élève mineur ou par l'élève majeur au chef d'établissement ou à son délégué lors de l'inscription, les documents tenus par les élèves à la disposition des membres du personnel et du chef d'établissement; ";
4° il est inséré un point 8°, rédigé comme suit :
" 8° les règles en matière de contrôle de l'inscription scolaire et de la fréquentation scolaire dans l'enseignement obligatoire; ";
5° il est inséré un point 9°, rédigé comme suit :
" 9° le règlement d'ordre intérieur de base. ".
1° les termes " Les ministres de l'Education nationale, le ministre de la Culture française et le ministre de la Culture néerlandaise déterminent, chacun pour ce qui le concerne " sont remplacés par les termes " Le Gouvernement de la Communauté française détermine pour l'enseignement de la Communauté française ";
2° au point 4°, les termes " des internats " sont complétés par les termes " définissant notamment les responsabilités des membres du personnel dans l'organisation des établissements ";
3° il est inséré un point 7°, rédigé comme suit :
" 7° les documents tenus par les membres du personnel à la disposition du chef d'établissement et de l'inspection, les documents tenus par le chef d'établissement à la disposition du ministre ou de son délégué, les documents à présenter par les parents de l'élève mineur ou par l'élève majeur au chef d'établissement ou à son délégué lors de l'inscription, les documents tenus par les élèves à la disposition des membres du personnel et du chef d'établissement; ";
4° il est inséré un point 8°, rédigé comme suit :
" 8° les règles en matière de contrôle de l'inscription scolaire et de la fréquentation scolaire dans l'enseignement obligatoire; ";
5° il est inséré un point 9°, rédigé comme suit :
" 9° le règlement d'ordre intérieur de base. ".
Art.105. In artikel 3sexies, 1°, van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, ingevoegd door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1993 en gewijzigd bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 4 juli 1994 en 9 januari 1996, worden de woorden "alsook de winter- en lentevakantie" vervangen door de woorden "de winter- en lentevakantie alsook het bevallingsverlof en het opvangverlof met het oog op de adoptie en de pleegvoogdij toegekend vanaf 1 januari 1999".
Art.105. Dans l'article 3sexies, 1°, de l'arrêté royal du 18 janvier 1974 pris en application de l'article 164 de l'arrête royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, inséré par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 juin 1993 et modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 4 juillet 1994 et 9 janvier 1996, les mots " ainsi que les vacances d'hiver et du printemps " sont remplacés par les mots " , les vacances d'hiver et du printemps ainsi que les congés de maternité et les congés d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse accordés à partir du 1er janvier 1999 ".
Art.106. Artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, opgeheven bij het decreet van 19 juli 1993, wordt opnieuw ingevoerd en luidt als volgt :
"Art. 6. Voor de oprichting van het eerste leerjaar A van de gemeenschappelijke graad, van het eerste leerjaar van de tweede of derde graad van het algemeen onderwijs, van het overgangs-technisch onderwijs, van het kwalificatie-technisch onderwijs, van het beroepsonderwijs, van het overgangskunstonderwijs, van het kwalificatiekunstonderwijs, is een aantal leerlingen vereist dat gelijk is aan 60 % van de behoudsnorm vereist voor de betrokken graad met toepassing van artikel 18 van het decreet van 2 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan.".
"Art. 6. Voor de oprichting van het eerste leerjaar A van de gemeenschappelijke graad, van het eerste leerjaar van de tweede of derde graad van het algemeen onderwijs, van het overgangs-technisch onderwijs, van het kwalificatie-technisch onderwijs, van het beroepsonderwijs, van het overgangskunstonderwijs, van het kwalificatiekunstonderwijs, is een aantal leerlingen vereist dat gelijk is aan 60 % van de behoudsnorm vereist voor de betrokken graad met toepassing van artikel 18 van het decreet van 2 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan.".
Art.106. L'article 6 de l'arrêté royal no 49 du 2 juillet 1982 relatif aux normes de création, de maintien et de dédoublement et au calcul de crédit d'heures de l'enseignement secondaire de type I, concernant la fusion d'établissements, ainsi que certains emplois du personnel des établissements d'enseignement secondaire de plein exercice de type I et type II, abrogé par le décret du 19 juillet 1993, est rétabli dans la version suivante :
" Art. 6. La création de la première année A du premier degré commun, de la première année du deuxième ou du troisième degré de l'enseignement géneral, de l'enseignement technique de transition, de l'enseignement technique de qualification, de l'enseignement professionnel, de l'enseignement artistique de transition, de l'enseignement a artistique de qualification, requiert un nombre d'élèves égal à 60 % de la norme de maintien exigée pour le degré en question en application de l'article 18 du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l'enseignement secondaire de plein exercice. ".
" Art. 6. La création de la première année A du premier degré commun, de la première année du deuxième ou du troisième degré de l'enseignement géneral, de l'enseignement technique de transition, de l'enseignement technique de qualification, de l'enseignement professionnel, de l'enseignement artistique de transition, de l'enseignement a artistique de qualification, requiert un nombre d'élèves égal à 60 % de la norme de maintien exigée pour le degré en question en application de l'article 18 du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l'enseignement secondaire de plein exercice. ".
Art.107. Artikel 5quater, § 2, lid 3, van het decreet van 2 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, ingevoegd bij het decreet van 2 april 1996, wordt aangevuld als volgt :
"De afwijking geldt voor een periode van 5 opeenvolgende jaren.".
"De afwijking geldt voor een periode van 5 opeenvolgende jaren.".
Art.107. L'article 5quater, § 2, alinéa 3, du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l'enseignement secondaire de plein exercice inséré par le décret du 2 avril 1996, est complété comme suit :
" La dérogation est valable pour une période de 5 années consécutives. ".
" La dérogation est valable pour une période de 5 années consécutives. ".
Art.108. Artikel 8, lid 1, eerste zin, van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs, word aangevuld als volgt :
"en de specifieke opleidingsprofielen".
"en de specifieke opleidingsprofielen".
Art.108. L'article 8, alinéa 1er, première phrase, du décret du 27 octobre 1994 organisant la concertation pour l'enseignement secondaire, est complété comme suit :
" et les profils de formation spécifique ".
" et les profils de formation spécifique ".
Art.109. Artikel 3, 3°, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 mei 1995 betreffende de raden van beroep in het officieel gesubsidieerd onderwijs, wordt aangevuld met de volgende woorden :
"of gekozen onder de ambtenaren-generaal van het Departement Onderwijs, Onderzoek en Vorming".
"of gekozen onder de ambtenaren-generaal van het Departement Onderwijs, Onderzoek en Vorming".
Art.109. L'article 3, 3°, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 mai 1995 instituant les chambres de recours dans l'enseignement officiel subventionné est complété par les termes suivants :
" ou choisis parmi les fonctionnaires généraux du Département de l'Education, de la Recherche et de la Formation ".
" ou choisis parmi les fonctionnaires généraux du Département de l'Education, de la Recherche et de la Formation ".
Art.110. In artikel 11 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot wijziging van het besluit van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs en kunstonderwijs, vervangen door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 augustus 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 3 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 3. De dienstanciënniteit en de ambtsanciënniteit worden berekend volgens de nadere regels vastgesteld in artikel 3sexies van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.";
2° er wordt een nieuw § 4 toegevoegd, luidend als volgt :
"§ 4. Voor de toepassing van dit artikel, worden de diensten gepresteerd in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap gelijkgesteld met de diensten gepresteerd in het onderwijs van de Franse Gemeenschap.".
1° § 3 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 3. De dienstanciënniteit en de ambtsanciënniteit worden berekend volgens de nadere regels vastgesteld in artikel 3sexies van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.";
2° er wordt een nieuw § 4 toegevoegd, luidend als volgt :
"§ 4. Voor de toepassing van dit artikel, worden de diensten gepresteerd in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap gelijkgesteld met de diensten gepresteerd in het onderwijs van de Franse Gemeenschap.".
Art.110. Dans l'article 11 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans les enseignements secondaire ordinaire et (spécialisé), et artistique libres subventionnés remplacé par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 août 1996, les modifications suivantes sont apportées :
1° le § 3 est remplacé par les dispositions suivantes :
" § 3. L'ancienneté de service et l'ancienneté de fonction sont calculées suivant les modalités fixées à l'article 3sexies de l'arrêté royal du 18 janvier 1974 pris en application de l'article 164 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements. ";
2° un nouveau § 4, libellé comme suit, est ajouté :
" § 4. Pour l'application du présent article, les services rendus dans l'enseignement de la Communauté germanophone sont assimilés aux services rendus dans l'enseignement de la Communauté française ".
1° le § 3 est remplacé par les dispositions suivantes :
" § 3. L'ancienneté de service et l'ancienneté de fonction sont calculées suivant les modalités fixées à l'article 3sexies de l'arrêté royal du 18 janvier 1974 pris en application de l'article 164 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements. ";
2° un nouveau § 4, libellé comme suit, est ajouté :
" § 4. Pour l'application du présent article, les services rendus dans l'enseignement de la Communauté germanophone sont assimilés aux services rendus dans l'enseignement de la Communauté française ".
Art.111. In artikel 14, § 1, lid 2 van hetzelfde besluit, worden de woorden "Het personeelslid moet" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van lid 1, 2°, moet het personeelslid".
Art.111. Dans l'article 14, § 1er, alinéa 2 du même arrêté, les termes " Pour l'application de l'alinéa 1er, 2°, " sont ajoutés devant les termes " Il faut ".
Art.112. De artikelen 11 tot 13 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs worden opgeheven.
Art.112. Les articles 11 à 13 du décret du 24 juin 1996 porteur réglementation des missions, des congés pour mission et des mises en disponibilité pour mission spéciale dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française sont abrogés.
Art.113. Artikel 6, § 2, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met de twee volgende leden :
"De wachtwedde of de wachtweddetoelage, verhoogd met alle aan de personeelsleden toegekende toelagen en vergoedingen, wordt aangerekend op de specifieke basisallocatie voor het betrokken onderwijsniveau.
De Regering van de Franse Gemeenschap richt de nodige specifieke basisallocaties op.".
"De wachtwedde of de wachtweddetoelage, verhoogd met alle aan de personeelsleden toegekende toelagen en vergoedingen, wordt aangerekend op de specifieke basisallocatie voor het betrokken onderwijsniveau.
De Regering van de Franse Gemeenschap richt de nodige specifieke basisallocaties op.".
Art.113. L'article 6, § 2, du même décret, est complété par les deux alinéas suivants :
" Le traitement ou la subvention-traitement augmenté(e) de toutes les indemnités et allocations alloué(e) aux membres du personnel est imputé(e) à l'allocation de base spécifique au niveau d'enseignement concerné.
Le Gouvernement de la Communauté française crée les allocations de base spécifiques nécessaires. ".
" Le traitement ou la subvention-traitement augmenté(e) de toutes les indemnités et allocations alloué(e) aux membres du personnel est imputé(e) à l'allocation de base spécifique au niveau d'enseignement concerné.
Le Gouvernement de la Communauté française crée les allocations de base spécifiques nécessaires. ".
Art.114. Artikel 22 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de twee volgende leden :
"De wachtwedde of de wachtweddetoelage, verhoogd met alle eventueel toegekende toelagen en vergoedingen, wordt aangerekend op de specifieke basisallocatie voor het betrokken onderwijsniveau.
De Regering van de Franse Gemeenschap richt de nodige specifieke basisallocaties op.".
"De wachtwedde of de wachtweddetoelage, verhoogd met alle eventueel toegekende toelagen en vergoedingen, wordt aangerekend op de specifieke basisallocatie voor het betrokken onderwijsniveau.
De Regering van de Franse Gemeenschap richt de nodige specifieke basisallocaties op.".
Art.114. L'article 22 du même décret est complété par les deux alinéas suivants :
" Le traitement d'attente ou la subvention-traitement d'attente augmenté(e) de toutes les allocations et indemnités éventuelles est impute(e) à l'allocation de base spécifique au niveau d'enseignement concerné.
Le Gouvernement de la Communauté française crée les allocations de base spécifiques nécessaires. ".
" Le traitement d'attente ou la subvention-traitement d'attente augmenté(e) de toutes les allocations et indemnités éventuelles est impute(e) à l'allocation de base spécifique au niveau d'enseignement concerné.
Le Gouvernement de la Communauté française crée les allocations de base spécifiques nécessaires. ".
Art.115. In artikel 31, 14°, van hetzelfde decreet, worden de woorden "wat betreft de verloven wegens opdracht in het belang van het onderwijs" geschrapt.
Art.115. Dans l'article 31, 14°, du même décret, les termes " en ce qu'il concerne les congés pour mission dans l'intérêt de l'enseignement " sont supprimés.
Art.116. In artikel 35 van het decreet van 2 april 1996 tot wijziging van de onderwijswetgeving, worden de woorden "artikel 21ter" vervangen door de worden "artikel 21quater".
Art.116. Dans l'article 35 du décret du 2 avril 1996 modifiant la législation de l'enseignement les mots " article 21ter " sont remplacés par les mots " article 21quater ".
Art.117. In de wet van 21 maart 1964 op het medisch schooltoezicht worden de woorden "ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin" vervangen door de woorden "ministerie van de Franse Gemeenschap" en worden de woorden "minister van Volksgezondheid en van het Gezin" vervangen door de woorden "bevoegde minister".
Art.117. Dans la loi du 21 mars 1964 sur l'inspection médicale scolaire les mots " ministre de la Santé publique et de la Famille " sont remplacés par les mots " ministère de la Communauté française " et les mots " ministre de la Santé publique et de la Famille " sont remplacés par les mots " ministre compétent ".
HOOFDSTUK XIV. - Slotbepaling.
CHAPITRE XIV. - Disposition finale.
Art. 118. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1999, met uitzondering van :
1° artikel 56, dat uitwerking heeft met ingang van 10 september 1993;
2° de artikelen 59, 82, 2° en 3° en 116, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1996;
3° de artikelen 62, 65 en 67, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997;
4° de artikelen 44 tot 49, 55, 58, 64, 66, 68, 69, 85 tot 97, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1998;
5° artikel 98, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1998;
6° de artikelen 110 en 111, die op 1 september 1999 in werking treden.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het onderwijs, de audiovisuele sector, de hulpverlening aan de jeugd, het kinderwelzijn en de gezondheidspromotie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
W. ANCION
De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J-Cl. VAN CAUWENBERGHE
1° artikel 56, dat uitwerking heeft met ingang van 10 september 1993;
2° de artikelen 59, 82, 2° en 3° en 116, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1996;
3° de artikelen 62, 65 en 67, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997;
4° de artikelen 44 tot 49, 55, 58, 64, 66, 68, 69, 85 tot 97, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1998;
5° artikel 98, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1998;
6° de artikelen 110 en 111, die op 1 september 1999 in werking treden.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het onderwijs, de audiovisuele sector, de hulpverlening aan de jeugd, het kinderwelzijn en de gezondheidspromotie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
W. ANCION
De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Art. 118. Le présent décret entre en vigueur le 1er janvier 1999 à l'exception :
1° de l'article 56 qui sort ses effets au 10 septembre 1993;
2° des articles 59, 82, 2° et 3°, et 116 qui sortent leurs effets au 1er septembre 1996;
3° des articles 62, 65 et 67 qui sortent leurs effets au 1er septembre 1997;
4° des articles 44 à 49, 55, 58, 64, 66, 68, 69, 85 à 97 qui sortent leurs effets au 1er septembre 1998;
5° de l'article 98 qui sort ses effets au 1er octobre 1998;
6° des articles 110 et 111 qui entrent en vigueur le 1er septembre 1999.
Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 8 février 1999.
La Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté française chargée de l'Education, de l'Audiovisuel, de l'Aide à la Jeunesse, de l'Enfance et de la Promotion de la Santé,
Mme L. ONKELINX
Le Ministre de l'enseignement supérieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales,
ANCION
Le Ministre de la Culture et de l'Education permanente,
Ch. PICQUE
Le Ministre du Budget, des Finances et de la Fonction publique,
J-Cl. VAN CAUWENBERGHE
1° de l'article 56 qui sort ses effets au 10 septembre 1993;
2° des articles 59, 82, 2° et 3°, et 116 qui sortent leurs effets au 1er septembre 1996;
3° des articles 62, 65 et 67 qui sortent leurs effets au 1er septembre 1997;
4° des articles 44 à 49, 55, 58, 64, 66, 68, 69, 85 à 97 qui sortent leurs effets au 1er septembre 1998;
5° de l'article 98 qui sort ses effets au 1er octobre 1998;
6° des articles 110 et 111 qui entrent en vigueur le 1er septembre 1999.
Promulguons le présent décret, ordonnons qu'il soit publié au Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 8 février 1999.
La Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté française chargée de l'Education, de l'Audiovisuel, de l'Aide à la Jeunesse, de l'Enfance et de la Promotion de la Santé,
Mme L. ONKELINX
Le Ministre de l'enseignement supérieur, de la Recherche scientifique, du Sport et des Relations internationales,
ANCION
Le Ministre de la Culture et de l'Education permanente,
Ch. PICQUE
Le Ministre du Budget, des Finances et de la Fonction publique,
J-Cl. VAN CAUWENBERGHE