Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
4 JANUARI 1999. - Decreet betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-02-1999 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)
Titre
4 JANVIER 1999. - Décret relatif aux fonctions de promotion et de sélection. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 25-02-1999 et mise à jour au 02-08-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (101)
Texte (101)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
Artikel 1. § 1. [3 Dit decreet is van toepassing op de personeelsleden die hun ambten uitoefenen in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd kleuter-, lager, basis- en secundair onderwijs voor sociale promotie georganiseerd door de Franse Gemeenschap.]3
  § 2. [3 Dit decreet is niet van toepassing op de personeelsleden van de Algemene Inspectiedienst opgericht bij het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst.]3
  § 3. De volgende bepalingen van dit decreet zijn van toepassing op de gesubsidieerde personeelsleden van de schoolinrichtingen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap :
  1° hoofdstuk II alsook de artikelen 43, 44 en 45;
  2° [3 ...]3
  3° [3 ...]3
  [2 § 4. Voor het onderwijs voor sociale promotie zijn de artikelen 23, 24 en 26 slechts van toepassing op de personeelsleden die hun ambt uitoefenen in de inrichtingen voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap.]2
  
Article 1. § 1. [3 Le présent décret s'applique aux membres du personnel qui exercent leurs fonctions dans les établissements d'enseignement maternel, primaire, fondamental, secondaire ordinaire et spécialisé et de promotion sociale organisés par la Communauté française.]3
  § 2. [3 Le présent décret ne s'applique pas aux membres du personnel du Service général de l'Inspection créé par le décret du 10 janvier 2019 relatif au Service général de l'Inspection.]3
  § 3. Sont applicables aux membres du personnel subsidiés des établissements d'enseignement subventionnés par la Communauté française les dispositions suivantes du présent décret :
  1° le chapitre II ainsi que les articles 43, 44 et 45;
  2° [3 ...]3
  3° [3 ...]3
  [2 § 4. Pour l'enseignement de promotion sociale, les articles 23, 24 et 26 sont appliqués uniquement aux membres du personnel qui exercent leurs fonctions dans les établissements d'enseignement organisé par la Communauté française.]2
  
Art.2. Het gebruik in dit decreet van de mannelijke benamingen voor de verschillende titels en ambten is gemeenslachtig, om de leesbaarheid van de tekst te vergemakkelijken, ongeacht de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.
Art.2. L'emploi dans le présent décret des noms masculins pour les différents titres et fonctions est épicène en vue d'assurer la lisibilité du texte nonobstant les dispositions du décret du 21 juin 1993 relatif à la féminisation des noms de métier.
HOOFDSTUK II. - De selectieambten en de bevorderingsambten die de leden van het [2 ...]2 personeel mogen uitoefenen in het gewoon en (gespecialiseerd) kleuter-, lager, basis- en secundair onderwijs [1 voor sociale promotie]1.
CHAPITRE II. - Des fonctions de sélection et de promotion que peuvent exercer les membres du personnel [2 ...]2 dans l'enseignement maternel, primaire, fondamental et secondaire ordinaire et (spécialisé) [1 et de promotion sociale]1.
Art.3. De bevorderingsambten die de leden van het [1 ...]1 personeel mogen uitoefenen in het kleuter-, lager of basisonderwijs zijn die van directeur van een kleuterschool, directeur van een lagere school en directeur van een basisschool.
  
Art.3. Les fonctions de promotion que peuvent exercer les membres du personnel [1 ...]1 dans l'enseignement maternel, primaire ou fondamental sont celles de directeur d'école maternelle, de directeur d'école primaire et de directeur d'école fondamentale.
  
Art.4. [1 § 1. De bevorderingsambten die de personeelsleden mogen uitoefenen in het secundair onderwijs zijn de volgende :
   1. directeur van het lager secundair onderwijs ;
   2. directeur ;
   3. werkplaatsleider ;
   4. directeur van een technisch en pedagogisch centrum ;
   5. directeur van een centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming ;
   6. directeur van een technisch tuinbouwcentrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap ;
   7. bestuurder.
   § 2. Het bevorderingsambt dat de personeelsleden mogen uitoefenen in het onderwijs voor sociale promotie is het ambt van directeur.]1

  
Art.4. [1 § 1er. Les fonctions de promotion que peuvent exercer les membres du personnel dans l'enseignement secondaire sont les suivantes :
   1° directeur de l'enseignement secondaire inférieur;
   2° directeur;
   3° chef de travaux d'atelier;
   4° directeur d'un centre technique et pédagogique;
   5° directeur d'un centre d'autoformation et de formation continuée;
   6° directeur d'un centre technique horticole de l'enseignement de la Communauté française;
   7° administrateur.
   § 2. La fonction de promotion que peuvent exercer les membres du personnel dans l'enseignement de promotion sociale est la fonction de directeur.]1

  
Art.5. [1 § 1. De selectieambten die de personeelsleden mogen uitoefenen in het secundair onderwijs zijn de volgende :
   1. adjunct-directeur van het lager secundair onderwijs;
   2. adjunct-directeur;
   3. werkmeester;
   4. werkmeester van een technisch en pedagogisch centrum ;
   5. coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en vorming ;
   6. coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën ;
   7. directiesecretaris.
  [3 8° van een territoriale poolcoördinator]3
   § 2. De selectieambten die de personeelsleden mogen uitoefenen in het onderwijs voor sociale promotie zijn de volgende :
   1° adjunct-directeur ;
   2° werkmeester ;
   3° directiesecretaris]1

  [2 § 3 De selectieambten die door personeelsleden in het basisonderwijs kunnen worden uitgeoefend, zijn de volgende:
   1° adjunct-directeur van een kleuterschool;
   2° adjunct-directeur van een basischool of een lagere school.]2

  [3 3° territoriale poolcoördinator]3
  
Art.5. [1 § 1er. Les fonctions de sélection que peuvent exercer les membres du personnel dans l'enseignement secondaire sont les suivantes :
   1° directeur adjoint de l'enseignement secondaire inférieur;
   2° directeur adjoint;
   3° chef d'atelier;
   4° chef d'atelier d'un centre technique et pédagogique;
   5° coordonnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance;
   6° coordonnateur de centre de technologies avancées;
   7° secrétaire de direction.
  [3 8° coordonnateur d'un pôle territorial]3
   § 2. Les fonctions de sélection que peuvent exercer les membres du personnel dans l'enseignement de promotion sociale sont les suivantes :
   1° directeur adjoint;
   2° chef d'atelier;
   3° secrétaire de direction.]1

  [2 § 3. Les fonctions de sélection que peuvent exercer les membres du personnel dans l'enseignement fondamental sont les suivantes:
   1° directeur adjoint d'une école maternelle;
   2° directeur adjoint d'une école primaire ou fondamentale.]2

  [3 3° coordonnateur d'un pôle territorial.]3
  
Art.6. In de inrichtingen waar noch de 3e graad van het secundair onderwijs [1 ...]1 wordt georganiseerd, is het bevorderingsambt het ambt van directeur van het lager secundair onderwijs.
  In de inrichtingen waar noch de 3e graad van het secundair onderwijs [1 ...]1 wordt georganiseerd, is het selectieambt het ambt van onderdirecteur van het lager secundair onderwijs.
  
Art.6. Dans les établissements n'organisant pas le 3e degré de l'enseignement secondaire [1 ...]1, la fonction de promotion est la fonction de directeur de l'enseignement secondaire inférieur.
  Dans les établissements n'organisant pas le 3e degré de l'enseignement secondaire [1 ...]1, la fonction de sélection est la fonction de sous-directeur de l'enseignement secondaire inférieur.
  
Art.7. [1 In onderlinge overeenstemming met het personeelslid, kan de inrichtende macht de titularis van een selectieambt of van een bevorderingsambt in een inrichting voor hoger secundair onderwijs aanstellen om het selectieambt of het bevorderingsambt uit te oefenen dat met het lager secundair niveau overeenstemt, wanneer herstructureringswerkzaamheden het noodzakelijk maken dat een inrichting voor hoger secundair onderwijs een inrichting voor lager secundair onderwijs wordt.
   Hij blijft in vast verband benoemd of aangesteld in het selectieambt of het bevorderingsambt op het hoger secundair niveau.]1

  
Art.7. [1 De commun accord avec le membre du personnel, le pouvoir organisateur peut désigner le titulaire d'une fonction de sélection ou de promotion dans un établissement d'enseignement secondaire supérieur pour exercer la fonction de sélection ou de promotion correspondante au niveau secondaire inférieur, lorsque des opérations de restructuration impliquent qu'un établissement d'enseignement secondaire supérieur se transforme en établissement d'enseignement secondaire inférieur.
   Il reste nommé ou engagé à titre définitif dans la fonction de sélection ou de promotion au niveau secondaire supérieur.]1

  
HOOFDSTUK IIbis. - Het bevorderingsambt van directeur van een recreatie- en openluchtcentrum.
CHAPITRE IIbis. - De la fonction de promotion de directeur d'un Centre de dépaysement et de plein air.
Art. 7bis. Het bevorderingsambt van directeur van een recreatie- en openluchtcentrum kan worden uitgeoefend door de personeelsleden van het kleuter-, lager of basisonderwijs en door de personeelsleden van het secundair onderwijs van de lagere graad.
Art. 7bis. La fonction de promotion de directeur d'un centre de dépaysement et de plein air peut être exercée par des membres du personnel de l'enseignement maternel, primaire ou fondamental et par des membres du personnel de l'enseignement secondaire du degré inférieur.
HOOFDSTUK IIter. [1 Selectieambt van een territoriale poolcoördinator]1
CHAPITRE IIter. [1 De la fonction de sélection de coordonnateur d'un pôle territorial]1
Art.7ter. [1 Het ambt van territoriale poolcoördinator kan worden uitgeoefend door een personeelslid van het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het basisonderwijs of het secundair onderwijs, gewoon of gespecialiseerd.]1
  
Art.7ter. [1 La fonction de sélection de coordonnateur d'un pôle territorial peut être exercée par un membre du personnel de l'enseignement maternel, primaire, fondamental ou secondaire, ordinaire ou spécialisé.]1
  
HOOFDSTUK III. [1 - Benoemingsvoorwaarden]1
CHAPITRE III. [1 - Conditions de nomination]1
Art.8. [1 § 1. Elk personeelslid kan benoemd worden in een bevorderings- of selectieambt [2 met uitzondering van de ambten van territoriale poolcoördinator en coördinator van een centrum voor geavanceerde technologieën]2 onder de volgende voorwaarden :
   1. aan de voorwaarden opgenomen in de artikelen 10, 11, 12, 12bis, 12ter, 12quater en 12quinquies beantwoorden ;
   2. een dienstanciënniteit in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs van zes jaar tellen in het onderwijs met volledig leerplan of van 1800 dagen van selectie in het onderwijs voor sociale promotie ;
   3. aangesteld worden in de betrekking met toepassing van de procedure bedoeld in artikel 28 gedurende minstens twee jaar ;
   4. titularis zijn van een brevet in verband met het toe te kennen ambt.
   § 2. Om aangesteld te worden in tijdelijk verband in de ambten van directiesecretaris, werkmeester, werkplaatsleider en coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, moet de kandidaat ook een dienstanciënniteit van drie jaar tellen in één van de ambten van de betrokken categorie in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs.
   In afwijking van het vorige lid moeten de directiesecretarissen aangesteld op basis van één van de bekwaamheidsbewijzen opgenomen in de bijlage bij dit decreet, geen dienstanciënniteit van drie jaar tellen in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs
   Als de persoon die in de voorwaarden van het vorige lid aangeworven wordt, geen ambt uitoefent in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs bij de werving, zal ze slechts aangesteld worden als ze ook aan de volgende voorwaarden beantwoordt :
   1. burgerlijke en politieke rechten genieten ;
   2. voldaan hebben aan de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling ;
   3. van onberispelijk gedrag zijn ;
   4. voldaan hebben aan de dienstplichtwetten.
   De personeelsleden die in vast verband benoemd of aangeworven worden in hetzelfde bevorderings- of selectieambt met toepassing van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, worden geacht de aanstellingsvoorwaarden bedoeld in deze paragraaf te vervullen.
   § 3. De bepalingen van paragraaf 2, eerste lid, zijn niet van toepassing wat betreft de toegang tot het selectieambt van werkmeester van een technisch en pedagogisch centrum, en tot de bevorderingsambten van directeur van een technisch en pedagogisch centrum, van directeur van een centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming, van directeur van een recreatie- en openluchtcentrum of van directeur van een technisch tuinbouwcentrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap ;
   Dit artikel is niet van toepassing op de bevorderingsambten van directeur, geregeld bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van directeurs.
   De voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 4°, is niet vereist voor de toegang tot het selectieambt van coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën.]1

  
Art.8. [1 § 1er Tout membre du personnel peut être nommé dans une fonction de promotion ou de sélection [2 à l'exception des fonctions de coordinateur d'un pôle territorial et de coordinateur de centre de technologies avancées]2 aux conditions suivantes :
   1° répondre aux conditions reprises aux articles 10, 11, 12, 12bis, 12ter, 12quater et 12quinquies;
   2° compter une ancienneté de service dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française de six ans exercée dans l'enseignement de plein exercice ou de 1800 jours de sélection exercés dans l'enseignement de promotion sociale;
   3° avoir été désigné dans l'emploi en application de la procédure prévue à l'article 28 pendant deux années au moins;
   4° être titulaire du brevet en rapport avec la fonction à conférer.
   § 2. Pour être désigné à titre temporaire dans les fonctions de secrétaire de direction, de chef d'atelier, de chef de travaux d'atelier et de coordonnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance, le candidat doit également avoir acquis une ancienneté de service de trois ans dans une des fonctions de de la catégorie en cause au sein de l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, les secrétaires de direction désignés sur base d'un des titres de capacité listés à l'annexe du présent décret ne doivent pas avoir acquis une ancienneté de service de trois ans au sein de l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française.
   Si la personne recrutée dans les conditions de l'alinéa précédent n'exerce pas de fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française au moment de son recrutement, elle ne sera désignée que si elle rencontre également les conditions suivantes :
   1° jouir des droits civils et politiques;
   2° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;
   3° être de conduite irréprochable;
   4° satisfaire aux lois sur la milice.
   Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif dans la même fonction de promotion ou de sélection en application des paragraphes 1er et 2 du présent article sont réputés remplir les conditions de désignation prévues au présent paragraphe.
   § 3. Les dispositions du paragraphe 2, alinéa 1er, ne sont pas d'application en ce qui concerne l'accès à la fonction de sélection de chef d'atelier d'un centre technique et pédagogique, et aux fonctions de promotion de directeur d'un centre technique et pédagogique, de directeur d'un centre d'auto-formation et de formation continuée, de directeur d'un centre de dépaysement et de plein air ou d'un directeur d'un centre technique horticole de l'enseignement de la Communauté française.
   Le présent article n'est pas applicable aux fonctions de promotion de directeur, régies par le décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs.
   La condition visée à l'alinéa 1er, 4°, n'est pas requise pour l'accès à la fonction de sélection de coordonnateur de centre de technologies avancées.]1

  
Art.10. [1 Om benoemd te worden in het selectieambt van werkmeester in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, moeten de personeelsleden :
   1. de dag vóór hun aanstelling, in de hoedanigheid van werkmeester, het wervingsambt hebben uitgeoefend van leraar technische vakken, leraar beroepspraktijk of begeleider van een centrum voor alternerend onderwijs en vorming;
   2. houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen opgenomen in bijlage I van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs en directrices in het onderwijs ;
   3. houder zijn van een pedagogisch bestanddeel van een bekwaamheidsbewijs zoals bepaald in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs. ]1

  
Art.10. [1 Pour être nommés à la fonction de sélection de chef d'atelier dans l'enseignement organisé par la Communauté française, les membres du personnel doivent :
   1° avoir exercé, à la veille de leur désignation en qualité de chef d'atelier, la fonction de recrutement de professeur de cours techniques, de professeur de pratique professionnelle ou d'accompagnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance;
   2° être porteurs d'un des titres de capacité repris en annexe I du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs et directrices dans l'enseignement;
   3° être porteurs d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que défini à l'article 17 du décret 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française.]1

  
Art.11. [1 Om benoemd te worden in het bevorderingsambt van werkplaatsleider in het onderwijs van de Franse Gemeenschap moeten de personeelsleden :
   1. de dag vóór hun aanstelling, in de hoedanigheid van werkplaatsleider, het wervingsambt hebben uitgeoefend van leraar technische vakken of leraar beroepspraktijk, van werkmeester of begeleider in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming ;
   2. houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen opgenomen in bijlage II van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van directeurs en directrices in het onderwijs ;
   3. houder zijn van een pedagogisch bestanddeel van een bekwaamheidsbewijs zoals bepaald in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.]1

  
Art.11. [1 Pour être nommés à la fonction de promotion de chef de travaux d'atelier dans l'enseignement de la Communauté française, les membres du personnel doivent :
   1° avoir exercé, à la veille de leur désignation en qualité de chef de travaux d'atelier, la fonction de recrutement de professeur de cours techniques ou de professeur de pratique professionnelle, de chef d'atelier ou d'accompagnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance;
   2° être porteurs d'un des titres de capacité repris en annexe II du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs et directrices dans l'enseignement;
   3° être porteurs d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que défini à l'article 17 du décret 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française.]1

  
Art.12. [1 Om benoemd te worden in het selectieambt van adjunct-directeur of adjunct-directeur in het lager secundair onderwijs in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, moeten de personeelsleden houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van minstens het hoger niveau van de eerste graad en van een pedagogisch bestanddeel van een bekwaamheidsbewijs zoals bepaald in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs]1
  [2 In afwijking van het vorige lid kunnen de personeelsleden die niet in het bezit zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, die vóór 1 september 2019 hebben deelgenomen aan een van de opleidingen voor de functie van adjunct-directeur, bedoeld in artikel 19bis en die na deze deelname in het bezit zijn van ten minste één slaagattest, benoemd zullen worden in de functie van adjunct-directeur indien zij voldoen aan de andere voorwaarden van artikel 8 en indien zij vóór 1 september 2019 een functie bekleedden van het opvoedend hulppersoneel.]2
  
Art.12. [1 Pour être nommés à la fonction de sélection de directeur adjoint ou de directeur adjoint dans l'enseignement secondaire inférieur dans l'enseignement de la Communauté française, les membres du personnel doivent être porteurs d'un titre du niveau supérieur du niveau du 1er degré au moins et d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que défini à l'article 17 du décret 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française.]1
  [2 Par dérogation à l'alinéa précédent, les membres du personnel ne possédant pas de titre pédagogique, ayant participé à une des sessions de la formation à la fonction de directeur adjoint, visées à l'article 19bis, avant le 1er septembre 2019 et titulaires, suite à cette participation, d'au moins une attestation de réussite, pourront être nommés dans la fonction de directeur adjoint, lorsqu'ils rempliront les autres conditions de l'article 8 et s'ils exerçaient, avant le 1er septembre 2019, une fonction du personnel auxiliaire d'éducation.]2
  
Art. 12bis. [1 Om benoemd te worden in het selectieambt van coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en vorming moeten de personeelsleden :
   1. de dag vóór hun aanstelling, in de hoedanigheid van coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en vorming een ambt hebben uitgeoefend dat tot de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel behoort ;
   2. houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen opgenomen in bijlage I van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs en directrices in het onderwijs ;
   3. houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau ;
   4. houder zijn van een pedagogisch bestanddeel van een bekwaamheidsbewijs zoals bepaald in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.]1

  
Art. 12bis. [1 Pour être nommés à la fonction de sélection de coordonnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance, les membres du personnel doivent :
   1° avoir exercé, à la veille de leur désignation en qualité de coordonnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance une fonction relevant de la catégorie du personnel directeur et enseignant;
   2° être porteurs d'un des titres de capacité repris en annexe I du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs et directrices dans l'enseignement;
   3° être porteurs d'un titre du niveau supérieur;
   4° être porteurs d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que défini à l'article 17 du décret 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française.]1

  
Art. 12ter. [1 § 1 Om aangesteld te worden in het selectieambt van coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën van de Franse Gemeenschap, moeten de personeelsleden:
   1° benoemd zijn in het ambt van leraar technische vakken (TV) of beroepspraktijk (BP) zoals bepaald in artikel 6 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije of officiële onderwijs;
   2° Houder zijn van een vereist of voldoend bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van een ambt bedoeld in 1°.
   In het kader van de toepassing van huidig artikel, laat de regering de kandidatuur van personeelsleden die de voorwaarden uit het eerste lid en artikel 8 vervullen, concurreren met die van kandidaten die één van de volgende voorwaarden vervullen:
   Houder zijn van de academische graad van bachelor bedoeld in artikel 69, § 1, of artikel 70, § 1 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies met drie jaar nuttige beroepservaring, van een getuigschrift van het secundair algemeen, technisch of beroepsonderwijs (CESS) met 6 jaar nuttige beroepservaring of van een getuigschrift van het beroepsonderwijs met 9 jaar nuttige beroepservaring. De nuttige ervaring moet verworven zijn in het activiteitendomein van het centrum voor gevorderde technologieën waarin de betrekking moet worden toegekend en moet aangerekend worden volgens de procedure voorzien in artikelen 23 en 24 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.
   § 2. Het hoofd van de onderwijsinrichting waartoe het centrum voor gevorderde technologieën behoort, stelt de regering in kennis van de vacature voor deze betrekking zodra hij er zelf van op de hoogte is. Het functieprofiel voor de aanwerving van een coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën bestaat uit twee delen: een algemeen profiel bepaald door de Regering en een specifiek profiel dat binnen de twee weken na de kennisgeving van de vacature door het begeleidingscomité van het centrum voor gevorderde technologieën wordt voorgesteld. Na goedkeuring van het specifieke profiel, publiceert de Regering een oproep tot kandidatuurstelling voor die betrekking binnen de twee maanden na de kennisgeving van de vacature. Als die termijn vervalt tijdens een schoolvakantieperiode, wordt hij verlengd tot het einde van de eerste week na die vakantieperiode.
   § 3. In elk centrum voor gevorderde technologieën wordt een aanwervingscommissie opgericht waarvan de samenstelling door de regering wordt bepaald. Ze wordt voorgezeten door een ambtenaar-generaal.
   De voorzitter en zijn vervanger worden door de Regering aangesteld.
   Hij zit de vergaderingen van alle aanwervingscommissies van de betrokken Centra voor gevorderde technologieën toebehorend aan onderwijsinrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap voor.
   De kandidaturen voor een ambt van coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën worden onderzocht door de aanwervingscommissie van het betrokken centrum voor gevorderde technologieën.
   Die commissie kan geldig beraadslagen zodra minstens twee derden van haar leden aanwezig zijn.
   Ze brengt zowel een met redenen omkleed verslag als haar advies uit aan de regering.
   Bij gelijke vaardigheden, wordt de voorkeur gegeven aan het vast benoemde personeelslid zoals bepaald in § 1, eerste lid, van huidig artikel.
   De Regering stelt de coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën aan in tijdelijk verband.
   § 4. De Regering benoemt de coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën in vast verband in de vacante betrekking die hij uitoefent als hij de volgende voorwaarden vervult:
   1° beschikken over 600 dagen dienstanciënniteit in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, gespreid over minstens drie schooljaren, waarvan 300 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt van coördinator van een centrum voor gevorderde technologieën;
   2° De betrekking uitoefenen als hoofdambt;
   3° Gedurende de laatste twee schooljaren voor dit ambt geen voorwerp hebben uitgemaakt van een ongunstig verslag voor een selectieambt opgesteld volgens het door de Regering bepaalde model, zoals bedoeld in artikel 75ter van het koninklijk besluit van 22 maart 1969.
   Dit verslag wordt voorgelegd aan het personeelslid, dat beschikt over tien dagen om schriftelijk beroep aan te tekenen bij het inrichtingshoofd.
   Het inrichtingshoofd betekent zijn beslissing aan het betrokken personeelslid binnen de vijftien dagen na ontvangst van het beroep. Het personeelslid viseert de beslissing en heeft het recht om binnen de twintig dagen na de ontvangst van deze kennisgeving langs hiërarchische weg beroep aan te tekenen bij de Raad van Beroep.
   Die maakt zijn advies over aan de Minister binnen een maximale termijn van drie maanden na de ontvangstdatum.
   De Minister neemt zijn beslissing en kent de beoordeling toe binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het advies. ]1

  
Art. 12ter. [1 - § 1 Pour être désignés à la fonction de sélection de coordonnateur de centre de technologies avancées relevant de l'enseignement de la Communauté française, les membres du personnel doivent :
   1° être nommés soit à la fonction de professeur de cours techniques (CT) ou de Pratiques professionnelles (PP) telle que définie à l'article 6 du Décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française, au sein de l'enseignement organisé par la Communauté française ou au sein de l'enseignement libre ou officiel subventionné par la Communauté française;
   2° être porteur d'un titre requis ou suffisant pour l'exercice d'une fonction visée au 1°.
   Dans le cadre de l'application du présent article, le Gouvernement met en concurrence la candidature des membres du personnel répondant aux conditions de l'alinéa 1er et de l'article 8, avec celle de personnes répondant à l'une des conditions suivantes :
   Etre porteur du grade académique de bachelier visé à l'article 69, § 1er, ou à l'article 70, § 1er, du décret du 7 novembre 2013 définissant le paysage de l'enseignement supérieur et l'organisation académique des études, ainsi que d'une expérience professionnelle utile de trois ans, d'un CESS de l'enseignement général, technique ou professionnel ainsi que d'une expérience professionnelle utile de 6 ans ou d'un certificat d'étude de l'enseignement professionnel ainsi que d'une expérience professionnelle utile de 9 ans. L'expérience utile doit avoir été acquise dans le domaine d'activité du centre de technologies avancées dans lequel le poste est à pourvoir et avoir été valorisée selon la procédure prévue aux articles 23 et 24 du décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française.
   § 2. Le Chef de l'établissement auquel le centre de technologies avancées est rattaché informe le gouvernement de la vacance de cet emploi au sein de son établissement aussitôt que celle-ci lui est connue. Le profil de fonction pour le recrutement d'un coordonnateur de centre de technologies avancées est composé de deux parties : un profil générique déterminé par le Gouvernement et un profil spécifique proposé par le Comité d'Accompagnement du Centre de Technologies Avancées dans les deux semaines qui suivent la communication de la vacance. Après approbation du profil spécifique, le Gouvernement publie un appel aux candidats pour cet emploi dans les deux mois de la communication de sa vacance. Si ce délai échoit durant une période de vacances scolaires, il est prolongé jusqu'à l'issue de la première semaine qui suit cette période de vacances.
   § 3. Au sein de chaque centre de technologies avancées est créée une Commission de recrutement dont la composition est fixée par le Gouvernement. Elle est présidée par un fonctionnaire général.
   Le président et son suppléant sont désignés par le Gouvernement.
   Il préside les réunions de toutes les Commissions de recrutement des Centres de Technologies Avancées concernés, relevant d'établissements de l'Enseignement organisé par la Communauté française.
   Les candidatures à une fonction de coordonnateur de centres de technologies avancées sont examinées par la commission de recrutement du Centre de Technologies avancées concerné.
   Cette commission de recrutement délibère valablement si deux tiers au moins des membres sont présents.
   Elle remet un rapport motivé ainsi que son avis au gouvernement.
   A compétences égales, la préférence est accordée au membre du personnel nommé à titre définitif tel que défini au § 1, premier alinéa du présent article.
   Le Gouvernement désigne le coordonnateur de centre de technologies avancées en qualité de temporaire.
   § 4. Le Gouvernement nomme le coordonnateur de centre de technologies avancées à titre définitif dans l'emploi vacant qu'il occupe lorsqu'il remplit les conditions suivantes :
   1° Compter, dans l'enseignement organisé par la Communauté française une ancienneté de service de 600 jours répartis sur trois années scolaires au moins, dont 300 répartis sur deux années scolaires au moins dans la fonction de Coordonnateur de Centre de technologies avancées ;
   2° Occuper l'emploi en fonction principale;
   3° Ne pas avoir fait l'objet au cours des deux dernières années d'un rapport défavorable tel que visé à l'article 75ter de l'arrêté royal du 22 mars 1969 pour une fonction de sélection et dont le gouvernement détermine la forme spécifique pour cette fonction.
   Ce rapport est soumis au membre du personnel, qui dispose de dix jours pour introduire un recours écrit au chef d'établissement.
   Dans les quinze jours de la réception du recours, le chef d'établissement notifie sa décision au membre du personnel intéressé. Celui-ci vise la décision et, dans les vingt jours qui suivent la réception de cette notification, a le droit d'introduire, par la voie hiérarchique, un recours devant la Chambre de recours.
   Celle-ci donne son avis au Ministre dans un délai maximum de trois mois à la date de la réception.
   Le Ministre prend sa décision et attribue le signalement dans le délai d'un mois à partir de la réception de l'avis. ]1

  
Art. 12quater. [1 Om benoemd te worden in het bevorderingsambt van bestuurder in het onderwijs van de Franse Gemeenschap moeten de personeelsleden houder zijn van één bekwaamheidsbewijs van minstens het [2 bachelorsniveau]2 [3 en, ofwel een pedagogisch getuigschrift bestaande uit een bekwaamheidsbewijs zoals gedefinieerd in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, ofwel een academische graad van bachelor in het gespecialiseerd onderwijs in psycho-educatieve begeleiding]3.]1
  [3 In afwijking van het vorige lid, kunnen de personeelsleden die hebben deelgenomen aan een van de opleidingssessies voor de functie van bestuurder waarvan sprake in artikel 19, vóór 1 september 2019, en houders van ten minste één getuigschrift van voltooiing van een van de sessies ook worden benoemd tot bestuurder, zelfs als ze geen pedagogisch getuigschrift hebben bestaande uit een bekwaamheidsbewijs zoals gedefinieerd in artikel 17 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.]3
  
Art. 12quater. [1 Pour être nommés à la fonction de promotion d'administrateur dans l'enseignement de la Communauté française, les membres du personnel doivent être porteurs d'un [2 titre de niveau bachelier]2 au moins et [3 et, soit d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que défini à l'article 17 du décret 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française, soit d'un titre de bachelier d'éducateur spécialisé en accompagnement psycho-éducatif]3.]1
  [3 Par dérogation à l'alinéa précédent, les membres du personnel ayant participé à une des sessions de formation à la fonction d'administrateur visées à l'article 19, avant le 1er septembre 2019, et titulaires d'au moins une attestation de réussite d'une des sessions peuvent également être nommés dans la fonction d'administrateur même s'ils ne sont pas porteurs d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que défini à l'article 17 du décret 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française.]3
  
Art. 12quinquies. [1 Om benoemd te worden in het selectieambt van directiesecretaris in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap moeten de personeelsleden ofwel het ambt van opvoeder, opvoeder in een internaat, opvoeder-secretaris de dag vóór hun aanstelling in de hoedanigheid van directiesecretaris hebben uitgeoefend ofwel houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen opgenomen in bijlage van dit decreet.]1
  
Art. 12quinquies. [1 Pour être nommés à la fonction de sélection de secrétaire de direction dans l'enseignement organisé par la Communauté française, les membres du personnel doivent soit avoir exercé la fonction d'éducateur, d'éducateur d'internat, d'éducateur-secrétaire à la veille de leur désignation en qualité de secrétaire de direction soit être porteurs d'un des titres de capacité repris à l'annexe du présent décret.]1
  
Art.12sexies. [1 § 1. Om te worden aangesteld in het selectieambt van territoriale poolcoördinator in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, moeten de personeelsleden:
   1° vast benoemd zijn of een ambt van aanwerving, selectie of bevordering uitoefenen in de categorie van het leidinggevend en onderwijzend personeel, paramedisch personeel, sociaal personeel, psychologisch personeel en hulpopvoedingspersoneel in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, op het niveau van het basis- of secundair, gewoon of gespecialiseerd, onderwijs;
   2° in het bezit zijn van ten minste een bachelorsdiploma;
   3° voldoen aan de criteria van het ambtsprofiel bedoeld in § 2;
   4° drie jaar anciënniteit in het gespecialiseerd onderwijs hebben;
   5° houder zijn van het getuigschrift bedoeld in artikel 21quater of zich ertoe verbinden een opleiding te volgen om dat getuigschrift te behalen binnen een termijn van twee jaar na hun indiensttreding.
   Indien er geen kandidaat is die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in lid 1, kunnen personeelsleden die tijdelijk zijn aangesteld in een ambt bedoeld in paragraaf 1, 1°, of die zijn aangesteld als lid van het technisch personeel van de Psycho-Medisch-Sociale Centra en/of die niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in 4°, eveneens worden aangesteld in het ambt van territoriale poolcoördinator.
   § 2. De directeur van de hoofdschool stelt de inrichtende macht in kennis van de vacature van de betrekking van poolcoördinator.
   Het ambtsprofiel voor de aanwerving van een poolcoördinator bestaat uit twee delen:
   - een generiek profiel op voorstel van de permanente commissie als bedoeld in artikel 22;
   - een specifiek profiel dat door de aanwervingscommissie wordt voorgesteld binnen vier weken na de bekendmaking van de vacature.
   Het specifieke ambtsprofiel bevat ook de belangrijkste criteria voor de selectie van kandidaten en het gewicht dat aan elk criterium wordt toegekend. Het kan aanvullende aanwijzingsvereisten bevatten, die ofwel verplicht zijn, ofwel een pluspunt voor de te vervullen betrekking.
   Na goedkeuring van het profiel maakt de inrichtende macht binnen twee maanden nadat zij in kennis is gesteld van de vacature, een oproep tot het indienen van kandidaten voor het ambt bekend. Valt deze termijn in een schoolvakantieperiode, dan wordt hij verlengd tot het einde van de eerste week na die vakantieperiode.
   § 3. Voor elk te vervullen ambt stelt de inrichtende macht een aanwervingscommissie op, waarvan ze de samenstelling en de werkwijze bepaalt. Sollicitaties naar het ambt van territoriale poolcoördinator worden door de bevoegde aanwervingscommissie onderzocht. Zij legt een met redenen omkleed verslag en haar advies voor aan de inrichtende macht. De inrichtende macht wijst de coördinator aan als tijdelijk lid.
   § 4. Zodra de poolcoördinator zijn ambt bekleedt, wordt hij door de directeur van de hoofdschool belast met een opdrachtblad dat vooraf door de inrichtende macht van de hoofdschool is goedgekeurd. In dat blad worden de opdracht van de poolcoördinator en de aan hem toegewezen prioriteiten gespecificeerd in overeenstemming met de behoeften van de samenwerkende scholen in de pool.
   Het opdrachtenblad heeft een looptijd van zes jaar. De inhoud van het opdrachtenblad kan vóór het verstrijken ervan door de directeur worden gewijzigd in het licht van de ontwikkeling van de behoeften en de werking van de pool, dan wel in onderlinge overeenstemming tussen de poolcoördinator en de directeur. Het gewijzigde opdrachtenblad wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de inrichtende macht.
   § 5. De poolcoördinator wordt ten minste tweemaal beoordeeld voordat hij in vast verband wordt benoemd. De eerste evaluatie vindt plaats tussen de 9e effectieve maand en het einde van de 12e effectieve maand van het eerste jaar van de aanstelling van de poolcoördinator. Met de tweede evaluatie wordt begonnen tussen de 9e effectieve maand en het einde van de 12e effectieve maand van het tweede jaar. Valt deze periode in een schoolvakantieperiode, dan wordt zij verschoven naar de eerste dag na deze vakantieperiode.
   De evaluatie wordt gebaseerd op het opdrachtenblad en op de succesvolle afronding van de opleiding die leidt tot het in artikel 21quater bedoelde brevet, indien de poolcoördinator vóór zijn benoeming niet in het bezit was van een dergelijk attest. Er wordt rekening gehouden met de algemene context waarin de poolcoördinator moet opereren en met de middelen die hem ter beschikking worden gesteld. Het model-evaluatieverslag en de procedures daarvoor worden door de regering vastgesteld op voorstel van de permanente commissie, bedoeld in artikel 22.
   De melding aan het eind van de evaluatie kan "gunstig", "met voorbehoud" of "ongunstig" zijn.
   Het met redenen omklede evaluatieverslag van de directeur van de zetelinstelling waar de territoriale pool is gevestigd, waarin een van de in lid 3 bedoelde meldingen wordt voorgesteld, wordt voorgelegd aan de poolcoördinator, die over tien dagen beschikt om een klacht in te dienen bij de inrichtende macht. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het beroep stelt de inrichtende macht de poolcoördinator in kennis van haar beslissing. In het geval van een "ongunstige" beslissing beschikt de poolcoördinator over een termijn van 20 dagen om bij de bevoegde raad van beroep tegen zijn evaluatie beroep in te stellen.
   De raad van beroep heeft 45 dagen om advies uit te brengen over de melding die aan de poolcoördinator moet worden toegekend.
   De inrichtende macht kent binnen een maand na ontvangst van het advies van de raad van beroep het eindcijfer toe aan de poolcoördinator. Indien ze geen beslissing neemt binnen de voorgeschreven termijn, wordt het besluit geacht in overeenstemming te zijn met het advies.
   Indien zij niet binnen de in het eerste lid genoemde termijnen in gang worden gezet, worden de evaluaties van de poolcoördinator geacht "gunstig" te zijn.
   § 6. Indien de eerste en laatste evaluatie volgens de procedure van paragraaf 5 "met voorbehoud" is, kan de tweede evaluatie alleen "gunstig" of "ongunstig" zijn.
   Indien de tweede en laatste evaluatie "met voorbehoud" is, wordt de tijdelijke aanwijzing van ambtswege met zes maanden verlengd. De poolcoördinator wordt een derde keer beoordeeld. De derde evaluatie wordt aangevat zes maanden nadat de tweede evaluatie definitief is toegekend en de melding wordt binnen de maand na deze periode toegekend. Ze kan alleen "gunstig" of "ongunstig" zijn.
   Indien de eerste, tweede of, in voorkomend geval, derde evaluatie die uiteindelijk wordt toegekend "ongunstig" is, wordt de aanstelling van de poolcoördinator van ambtswege beëindigd.
   § 7. De inrichtende macht benoemt de poolcoördinator in vast verband in het vacante ambt dat hij bekleedt na afloop van een periode van twee jaar, die overeenkomstig paragraaf 6 met zes maanden kan worden verlengd, nadat zijn tweede of, in voorkomend geval, derde evaluatie is voltooid, indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
   1° houder zijn van het in artikel 21quater bedoelde brevet;
   2° geen "ongunstig" evaluatieverslag hebben;
   3° van onbesproken gedrag zijn.
   Voor de berekening van de duur van twee jaar, eventueel verlengd met zes maanden, worden alleen de na de aanwijzing werkelijk gepresteerde diensten in aanmerking genomen, met inbegrip van de jaarlijkse vakanties, de verloven bedoeld in de artikelen 5, 5bis [2 , 6]2 en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsmede de verloven voor adoptie en officieuze voogdij en het moederschapsverlof bedoeld in respectievelijk hoofdstuk IIbis en hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.]1

  
Art.12sexies. [1 § 1er. Pour être désignés à la fonction de sélection de coordonnateur d'un pôle territorial relevant de l'enseignement organisé par la Communauté française, les membres du personnel doivent :
   1° être nommés ou engagés à titre définitif dans une fonction de recrutement, de sélection ou de promotion de la catégorie du personnel directeur et enseignant, du personnel paramédical, du personnel social, du personnel psychologique et du personnel auxiliaire d'éducation au sein de l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française, de niveau fondamental ou secondaire, ordinaire ou spécialisé ;
   2° être porteurs d'un titre de niveau bachelier au moins ;
   3° répondre aux critères du profil de fonction visé au § 2 ;
   4° compter trois années d'ancienneté dans l'enseignement spécialisé ;
   5° être titulaires du brevet visé à l'article 21quater ou s'engager à suivre une formation permettant d'en disposer dans les deux années de la prise de fonction.
   A défaut de candidat répondant à la condition visée à l'alinéa 1er, les membres du personnel désignés à titre temporaire dans une fonction visée à l'alinéa 1er, 1°, ou désignés en qualité de membre du personnel technique des Centres psycho-médico-sociaux et/ou ne remplissant pas la condition visée au 4° peuvent également être désignés à la fonction de coordonnateur d'un pôle territorial.
   § 2. Le directeur de l'école siège informe le pouvoir organisateur de la vacance de l'emploi de coordonnateur de pôle.
   Le profil de fonction pour le recrutement d'un coordonnateur de pôle est composé de deux parties :
   - un profil générique sur proposition de la Commission permanente visée à l'article 22 ;
   - un profil spécifique proposé par la commission de recrutement dans les quatre semaines qui suivent la communication de la vacance.
   Le profil de fonction spécifique reprend aussi les critères principaux de sélection des candidats et la pondération attribuée à chacun d'eux. Il peut comprendre des conditions de désignation complémentaires, soit obligatoires, soit constituant un atout pour le poste à pourvoir.
   Après approbation du profil, le pouvoir organisateur publie un appel à candidats pour cet emploi dans les deux mois de la communication de sa vacance. Si ce délai échoit durant une période de vacances scolaires, il est prolongé jusqu'à l'issue de la première semaine qui suit cette période de vacances.
   § 3. Pour chaque fonction à pourvoir, le pouvoir organisateur crée une Commission de recrutement dont il arrête la composition et les règles de fonctionnement. Les candidatures à une fonction de coordonnateur de pôle territorial sont examinées par la Commission de recrutement concernée. Elle remet un rapport motivé ainsi que son avis au pouvoir organisateur. Le pouvoir organisateur désigne le coordonnateur en qualité de temporaire.
   § 4. Dès l'entrée en fonction du coordonnateur de pôle, le directeur de l'école siège lui confie une lettre de mission approuvée préalablement par le pouvoir organisateur de l'école siège. Y sont spécifiées les missions du coordonnateur du pôle et les priorités qui lui sont assignées en fonction des besoins des écoles coopérantes du pôle.
   La lettre de mission a une durée de six ans. Le contenu de la lettre de mission peut être modifié avant son échéance par le directeur en raison de l'évolution des besoins et du fonctionnement du pôle ou d'un commun accord entre le coordonnateur du pôle et le directeur. La lettre de mission modifiée est soumise à l'approbation du pouvoir organisateur.
   § 5. Le coordonnateur du pôle est évalué à au moins deux reprises avant de pouvoir être nommé à titre définitif. La première évaluation est initiée entre le 9e mois effectif et la fin du 12e mois effectif de la première année de la prise de fonction du coordonnateur de pôle. La seconde évaluation est initiée entre le 9e mois effectif et la fin du 12e mois effectif de la deuxième année. Si ce délai prend cours durant une période de vacances scolaires, sa prise de cours est reportée au premier jour qui suit cette période de vacances.
   L'évaluation se fonde sur la lettre de mission et sur le bon suivi de la formation permettant de disposer du brevet visé à l'article 21quater si le coordonnateur du pôle n'en disposait pas avant sa désignation. Elle tient compte du contexte global dans lequel est amené à évoluer le coordonnateur du pôle et des moyens qui sont mis à sa disposition. Le modèle de rapport d'évaluation et ses modalités sont fixés par le gouvernement sur proposition de la Commission permanente visée à l'article 22.
   La mention attribuée au terme de l'évaluation peut être " favorable ", " réservé " ou " défavorable ".
   Le rapport d'évaluation motivé du directeur de l'établissement siège du pôle territorial proposant l'une des mentions visées à l'alinéa 3 est soumis au coordonnateur du pôle qui dispose d'un délai de dix jours pour introduire une réclamation auprès du pouvoir organisateur. Dans les quinze jours de la réception du recours le pouvoir organisateur notifie sa décision au coordonnateur de pôle. En cas de mention " défavorable ", le coordonnateur de pôle dispose d'un délai de vingt jours pour adresser un recours à l'encontre de son évaluation devant la Chambre de recours compétente.
   La Chambre de recours dispose d'un délai de 45 jours pour rendre son avis sur la mention qui devrait être attribuée au coordonnateur de pôle.
   Le pouvoir organisateur attribue la mention définitive au coordonnateur de pôle dans le mois de la réception de l'avis de la Chambre de recours. S'il omet de se prononcer dans le délai requis, la décision est réputée conforme à l'avis.
   A défaut d'avoir été initiées dans les délais mentionnés à l'alinéa 1er, les évaluations du coordonnateur du pôle sont réputées " favorables ".
   § 6. Si la première évaluation définitivement attribuée en application de la procédure prévue au paragraphe 5, est " réservé ", la seconde évaluation ne peut être que " favorable " ou " défavorable ".
   Si la seconde évaluation définitivement attribuée est " réservé ", la désignation temporaire est prolongée d'office de six mois. Le coordonnateur de pôle est évalué une troisième fois. La troisième évaluation est initiée six mois après que la seconde évaluation a été définitivement attribuée et la mention est attribuée endéans le mois qui suit ce délai. Elle ne peut être que " favorable " ou " défavorable ".
   Si la première, la seconde ou, le cas échéant, la troisième évaluation définitivement attribuée est " défavorable ", il est mis fin d'office à la désignation du coordonnateur de pôle.
   § 7. Le pouvoir organisateur nomme le coordonnateur de pôle à titre définitif dans l'emploi vacant qu'il occupe après l'expiration d'un délai de deux ans, éventuellement prolongé de six mois en application du paragraphe 6 après que sa seconde ou, le cas échéant, troisième évaluation a été clôturée, s'il remplit les conditions suivantes :
   1° être titulaire du brevet visé à l'article 21quater ;
   2° ne pas avoir un rapport d'évaluation " défavorable " ;
   3° être d'une conduite irréprochable.
   Pour le calcul de la durée de deux ans, éventuellement prolongé de six mois, sont seuls pris en considération les services effectifs accomplis après la désignation, en ce compris les vacances annuelles, les congés prévus aux articles 5, 5bis [2 , 6]2 et 7 de l'arrêté royal du 15 janvier 1974, ainsi que les congés en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse et les congés de maternité prévus respectivement, au chapitre IIbis et au chapitre XIII du même arrêté royal du 15 janvier 1974.]1

  
Art.16. In de inrichtingen van de Franse Gemeenschap die kwalificatie-onderwijs organiseren in een enkele sector, worden de ambten van werkmeester enkel toegekend aan de rechthebbenden die het overeenstemmende wervingsambt van leraar technische vakken of van leraar beroepspraktijk of van leraar technische vakken en beroepspraktijk in deze sector hebben uitgeoefend.
  In de inrichtingen van de Franse Gemeenschap die kwalificatie-onderwijs organiseren in verschillende sectoren, worden de ambten van werkmeester enkel toegekend aan de rechthebbenden die het overeenstemmende wervingsambt van leraar technische vakken of van leraar beroepspraktijk of van leraar technische vakken en beroepspraktijk in een van deze sectoren hebben uitgeoefend, rekening houdend met de relatieve belangrijkheid van deze sectoren in de inrichting.
  In afwijking van de leden 1 en 2, worden de reaffectatie en de terugroeping in dienstactiviteit toegepast, ongeacht de sector.
  De [1 inrichtende macht]1 kan afwijken van de leden 1 en 2 in geval van tekort aan kandidaten die voldoen aan de door deze bepalingen gestelde voorwaarden.
  
Art.16. Dans les établissements de la Communauté française qui organisent de l'enseignement de qualification dans un seul secteur, les emplois de chef d'atelier ne sont conférés qu'aux ayants droit qui ont exercé la fonction de recrutement correspondante de professeur de cours techniques ou de professeur de pratique professionnelle ou de professeur de cours techniques et de pratique professionnelle dans ce secteur.
  Dans les établissements de la Communauté française qui organisent de l'enseignement de qualification dans plusieurs secteurs, les emplois de chef d'atelier ne sont conférés qu'aux ayants droit qui ont exercé la fonction de recrutement correspondante de professeur de cours techniques ou de professeur de pratique professionnelle ou de professeur de cours techniques et de pratique professionnelle dans un de ces secteurs, en tenant compte de l'importance relative de ce secteur au sein de l'établissement.
  Par dérogation aux alinéas 1 et 2, la réaffectation et le rappel à l'activité de service se font quel que soit le secteur.
  Le [1 pouvoir organisateur]1 peut déroger aux alinéas 1 et 2 en cas de pénurie de candidats satisfaisant aux conditions fixées par ces dispositions.
  
Art.17. De berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in dit hoofdstuk alsook in de artikelen 27 en 28 wordt verricht volgens de volgende regels :
  1° de werkelijke diensten geleverd als tijdelijke en prioritaire tijdelijke, in een ambt met volledige dagtaak, tellen voor een anciënniteit gelijk aan het aantal dagen gerekend vanaf het begin tot het einde van de periode van doorlopende activiteit, met inbegrip van het ontspanningsverlof alsook het winter- en krokusverlof, indien deze in die periode begrepen zijn; dit aantal dagen wordt met 1,2 vermenigvuldigd;
  2° de werkelijke diensten geleverd in een andere hoedanigheid dan tijdelijke, in een ambt met volledige dagtaak, worden in kalendermaanden gerekend en de diensten die zich niet over de hele maand strekken worden weggelaten;
  3° de in aanmerking komende diensten gepresteerd tijdens de maand waarin het personeelslid voor de eerste maal is aangesteld in een andere hoedanigheid dan tijdelijke, worden geacht als tijdelijke gepresteerd te zijn;
  4° de werkelijke diensten geleverd in een ambt met onvolledige dagtaak die ten minste de helft van het aantal uren bedraagt vereist voor het ambt met volledige dagtaak worden op dezelfde wijze in rekening genomen als de diensten geleverd in een ambt met volledige dagtaak;
  5° het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dagtaak, dat de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige dagtaak niet bereikt, wordt gehalveerd;
  6° dertig dagen vormen een maand;
  7° de duur van de diensten gepresteerd in een of meer ambten met volledige of onvolledige dagtaak die tegelijkertijd werden uitgeoefend, mag nooit de duur van de diensten overschrijden die werden geleverd in een ambt met volledige dagtaak uitgeoefend tijdens diezelfde periode;
  8° de duur van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid heeft verworven, mag voor een kalenderjaar nooit de twaalf maanden overschrijden.
  De berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in dit hoofdstuk alsook in de artikelen 25, 27, 28 en 46 wordt verricht volgens de volgende regels :
  1° de werkelijke diensten geleverd als tijdelijke in een ambt met volledige dagtaak, tellen voor een anciënniteit die gelijk is aan het aantal dagen gerekend vanaf het begin tot het einde van de gepresteerde diensten, met inbegrip, indien zij in de periode van doorlopende activiteit vervat zijn, van het ontspanningsverlof alsook het winter- en krokusverlof, waarbij dit aantal dagen met 1,2 wordt vermenigvuldigd;
  2° de werkelijke diensten geleverd in een andere hoedanigheid dan tijdelijke, in een ambt met volledige dagtaak, worden in kalendermaanden gerekend, en de diensten die zich niet over de hele maand strekken, worden weggelaten. De in aanmerking komende diensten gepresteerd tijdens de maand waarin het personeelslid voor de eerste maal is aangesteld in een andere hoedanigheid dan tijdelijke, worden geacht als tijdelijke gepresteerd te zijn;
  3° de werkelijke diensten geleverd in een ambt met onvolledige dagtaak tellen voor een anciënniteit die gelijk is aan hun relatieve duur. De relatieve duur van de diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dagtaak is gelijk aan het aantal dagen waarmee dezelfde diensten geleverd in een ambt met volledige dagtaak overeenstemmen, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller de waarde van de prestaties is, uitgedrukt in wekelijkse uren per jaar, en waarvan de noemer het minimum aantal prestatie-uren is, dat vastgesteld werd opdat het ambt waarvan sprake met een volledige dagtaak zou overeenstemmen;
  4° dertig dagen vormen een maand;
  5° de duur van de diensten tijdelijk geleverd bij de uitoefening van een hoger ambt telt voor een gelijkwaardige anciënniteit in de berekening van de anciënniteit van het ambt waarin het personeelslid werd benoemd of aangesteld tot aan de statutaire oplossing;
  6° de duur van de diensten gepresteerd in een of meer ambten met volledige of onvolledige dagtaak die tegelijkertijd werden uitgeoefend, mag nooit de duur van de diensten overschrijden die werden geleverd in een ambt met volledige dagtaak uitgeoefend tijdens diezelfde periode;
  7° de duur van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid telt, mag voor een kalenderjaar nooit de twaalf maanden overschrijden.
Art.17. Le calcul de l'ancienneté de service visée dans le présent chapitre ainsi qu'aux articles 27 et 28 est effectué selon les règles suivantes :
  1° les services effectifs rendus en qualité de temporaire et de temporaire prioritaire, dans une fonction à prestations complètes, interviennent pour une ancienneté égale au nombre de jours comptés du début à la fin de la période d'activité continue, y compris, s'ils sont englobés dans cette période, les congés de détente ainsi que les vacances d'hiver et du printemps, ce nombre de jours étant multiplié par 1,2;
  2° les services effectifs rendus à un titre autre que celui de temporaire, dans une fonction à prestations complètes, se comptent par mois du calendrier, ceux qui ne couvrent pas tout le mois étant négligés;
  3° les services admissibles rendus pendant le mois au cours duquel le membre du personnel est désigné pour la première fois à un titre autre que celui de temporaire, sont réputés avoir été rendus à titre de temporaire;
  4° les services effectifs rendus dans une fonction à prestations incomplètes comportant au moins la moitié du nombre d'heures requis pour la fonction à prestations complètes sont pris en considération au même titre que les services rendus dans une fonction à prestations complètes;
  5° le nombre de jours acquis dans une fonction à prestations incomplètes qui ne comporte pas la moitié du nombre d'heures requis pour la fonction à prestations complètes est réduit de moitié;
  6° trente jours forment un mois;
  7° la durée des services rendus dans deux ou plusieurs fonctions, à prestations complètes ou incomplètes, exercées simultanément, ne peut jamais dépasser la durée des services rendus dans une fonction à prestations complètes pendant la même période;
  8° la durée des services admissibles que compte le membre du personnel ne peut jamais dépasser douze mois pour une année civile.
  Le calcul de l'ancienneté de fonction visée dans le présent chapitre ainsi qu'aux articles 25, 27, 28 et 46 est effectué selon les règles suivantes :
  1° les services effectifs rendus à titre de temporaire, dans une fonction à prestations complètes, interviennent pour une ancienneté égale au nombre de jours comptés du début à la fin des services prestés, y compris, s'ils sont englobés dans la période d'activité continue, les congés de détente ainsi que les vacances d'hiver et du printemps; ce nombre de jours est multiplié par 1,2;
  2° les services effectifs rendus à un titre autre que celui de temporaire, dans une fonction à prestations complètes, se comptent par mois du calendrier, ceux qui ne couvrent pas tout le mois étant négligés. Les services admissibles rendus pendant le mois au cours duquel le membre du personnel est désigné pour la première fois à un titre autre que celui de temporaire, sont réputés avoir été rendus à titre de temporaire;
  3° les services effectifs rendus dans une fonction à prestations incomplètes interviennent pour une ancienneté égale à leur durée relative. La durée relative des services rendus dans une fonction à prestations incomplètes est égale au nombre de jours que représentent les mêmes services rendus dans une fonction à prestations complètes, multiplié par une fraction dont le numérateur est la valeur des prestations exprimée en heures hebdomadaires annuelles et dont le dénominateur est le nombre minimum d'heures de prestations, fixé pour que la fonction considérée soit à prestations complètes;
  4° trente jours forment un mois;
  5° la durée des services rendus à titre temporaire dans l'exercice d'une fonction supérieure intervient pour une ancienneté égale dans le calcul de l'ancienneté de la fonction où le membre du personnel a été nommé ou désigné jusqu'à solution statutaire;
  6° la durée des services rendus dans deux ou plusieurs fonctions, à prestations complètes ou incomplètes, exercées simultanément, ne peut jamais dépasser la durée des services rendus dans une fonction à prestations complètes exercée pendant la même période;
  7° la durée des services admissibles que compte le membre du personnel ne peut jamais dépasser douze mois pour une année civile.
HOOFDSTUK IIIbis.
CHAPITRE IIIbis.
Art. 17septies. [3 Ancien art. 17septies.]3 [1 Voor de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld [2 in artikel 8, § 1, 2°,]2 komen de werkelijke diensten geleverd als hoofdambt in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap vanaf 1 september 1998 in aanmerking en worden berekend volgens de volgende regels :
   1° de werkelijke diensten geleverd in een ambt tellen voor een anciënniteit gelijk aan 300 dagen indien de diensten geleverd per schooljaar ten minste 50 % van het aantal lestijden per jaar vertegenwoordigen dat nodig is om een opdracht in dit ambt te vormen;
   2° de werkelijke diensten geleverd in een ambt tellen voor een anciënniteit gelijk aan 150 dagen per schooljaar indien de diensten geleverd per schooljaar ten minste 50 % van het aantal lestijden per jaar vertegenwoordigen dat nodig is om een volledige opdracht in dit ambt te vormen;
   3° de duur van de diensten geleverd in twee of meer ambten met volledige of onvolledige prestaties die simultaan werden uitgeoefend, mag niet de duur van de diensten overschrijden die geleverd werden in een ambt met volledige prestaties uitgeoefend tijdens dezelfde periode;
   4° dertig dagen vormen één maand;
   5° de duur van de diensten die in aanmerking komen en die het personeelslid telt, mag niet twaalf maanden per kalenderjaar overschrijden.
   De werkelijke diensten die het personeelslid geleverd heeft als hoofdambt in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap vóór 1 september 1998 komen ook in aanmerking.]1

  
Art. 17septies. [3 ancien art. 17septies]3 [1 Pour le calcul de l'ancienneté de service visée [2 à l'article 8, § 1er, 2°]2, les services effectifs rendus en fonction principale dans l'Enseignement de promotion sociale de la Communauté française à partir du 1er septembre 1998 sont admissibles et calculés selon les règles suivantes :
   1° les services effectifs rendus dans une fonction interviennent pour une ancienneté égale à 300 jours, si les services accomplis par année scolaire représentent au moins 50 % du nombre de périodes par année nécessaire pour former une charge dans cette fonction;
   2° les services effectifs rendus dans une fonction interviennent pour une ancienneté égale à 150 jours par année scolaire, si les services accomplis par année scolaire représentent moins de 50 % du nombre de périodes par année nécessaire pour former une charge complète dans cette fonction;
   3° la durée des services rendus dans deux ou plusieurs fonctions à prestations complètes ou incomplètes, exercées simultanément, ne dépasse pas la durée des services rendus dans une fonction à prestations complètes exercée pendant la même période;
   4° trente jours forment un mois;
   5° la durée des services admissibles que compte le membre du personnel ne dépasse pas douze mois par année civile.
   Les services effectifs que le membre du personnel a rendus en fonction principale dans l'enseignement organisé par la Communauté française avant le 1er septembre 1998 sont également admissibles.]1

  
HOOFDSTUK IV. - De brevetten en de procedures die toegang verlenen tot sommige bevorderingsambten en selectieambten.
CHAPITRE IV. - Des brevets et des procédures permettant d'accéder à certaines fonctions de promotion et de sélection.
Afdeling I. [1 - De brevetten die toegang geven tot sommige bevorderings- en selectieambten]1
Section Ire. [1 - Des brevets permettant d'accéder à certaines fonctions de promotion et de sélection]1
Art.19. De brevetten (...), [1 ...]1, (van coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming) (...), [1 ...]1, (...) van bestuurder, (...), worden uitgereikt na drie vormingssessies; elke sessie wordt afgesloten met een afzonderlijke proef.
  De eerste vormingssessie heeft als doel de volgende eigenschappen bij de kandidaat te ontwikkelen :
  1° relationele bekwaamheden, in het bijzonder human-resources-management : interne en externe communicatie, in het openbaar het woord durven voeren, beslissingneming, animatie van de participatieraad, het beheersen van conflicten, onderhandelingstechnieken, technieken om het personeel te evalueren, leiding en motivatie van de groepen, integratie van het opvoedend optreden van de buitenschoolse partners (oudersvereniging, dienst voor hulpverlening aan de jeugd, academies, verenigingen enz);
  2° het aanleren van een methode om zijn eigen optreden te evalueren.
  De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten pedagogische bekwaamheden te ontwikkelen en beoogt onder meer de algemene doelstellingen inzake onderwijs, hun aanwending, de basisvaardigheden, de eindvaardigheden, de vormingsprofielen, de transversale vaardigheden, de gedifferencieerde pedagogie, de vormingsevaluatie en de evaluatie bekrachtigd met een getuigschrift alsook de huidige strekkingen van de pedagogie, het (gespecialiseerd) onderwijs en het onderwijs met beperkt leerplan, de positieve discriminatie, de voorkoming van het geweld, de problematiek van de meerderjarige leerlingen, de evaluatie van een pedagogische sequens en de efficiëntie van de personeelsleden.
  De derde sessie heeft als doel bij de kandidaten de bekwaamheid te ontwikkelen de materies inzake wetgeving en reglementering moeiteloos te beheersen evenals de ontwikkeling van de capaciteiten inzake administratief beheer.
  
Art.19. Les brevets (...), [1 ...]1, (de coordonnateur d'un centre d'éducation et de formation en alternance,) (...), [1 ...]1, (...), d'administrateur, (...), sont délivrés au terme de trois sessions de formation sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
  La première session de formation vise à développer chez les candidats :
  1° des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines : communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, l'animation du Conseil de participation, la gestion des conflits, techniques de négociation, techniques d'évaluation du personnel, conduite et motivation des groupes, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs à l'école (Association de parents, service d'aide à la jeunesse, académies, associations, etc.);
  2° l'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action.
  La deuxième session vise à développer chez les candidats des aptitudes pédagogiques et porte notamment sur les objectifs généraux de l'éducation, leur mise en oeuvre, les socles de compétences, les compétences terminales, les profils de formation, les compétences transversales, la pédagogie différenciée, l'évaluation formative et certificative ainsi que sur les courants actuels de la pédagogie, l'enseignement spécial et l'enseignement à horaire réduit, les discriminations positives, la prévention de la violence, la problématique des élèves majeurs, l'évaluation d'une séquence pédagogique et de l'efficacité des membres du personnel.
  La troisième session vise à développer chez les candidats l'aptitude à maîtriser à livre ouvert les matières législatives et réglementaires ainsi que le développement des capacités de gestion administrative.
  
Art. 19bis. [1 [2 Het brevet van adjunct-directeur wordt uitgereikt]2 na twee vormingssessies, die elk afgesloten worden met een afzonderlijke proef.
   De eerste vormingssessie heeft als doel de volgende eigenschappen bij de kandidaat te ontwikkelen :
   1° relationele bekwaamheden, in het bijzonder human-resources-management : interne en externe communicatie, in het openbaar het woord durven voeren, beslissingneming, animatie van de participatieraad, het beheersen van conflicten, onderhandelingstechnieken, technieken om het personeel te evalueren, leiding en motivatie van groepen, integratie van het opvoedend optreden van de buitenschoolse partners (oudersvereniging, dienst voor hulpverlening aan de jeugd, academies, verenigingen enz.);
   2° het aanleren van een methode om zijn eigen optreden te evalueren.
   De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten de bekwaamheid te ontwikkelen de materies inzake wetgeving en reglementering moeiteloos te beheersen alsook de ontwikkeling van de capaciteiten inzake administratief beheer.]1

  
Art. 19bis. [1 [2 Le brevet de directeur adjoint est délivré]2 au terme de deux sessions de formation sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
   La première session de formation vise à développer chez les candidats :
   1° Des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines : communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, l'animation du Conseil de participation, la gestion des confiits, techniques de négociation, techniques d'évaluation du personnel, conduite et motivation des groupes, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs à l'école (association de parents, service d'aide à la jeunesse, académies, associations, etc.);
   2° L'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action.
   La deuxième session vise à développer chez les candidats l'aptitude à maîtriser à livre ouvert les matières législatives et réglementaires ainsi que le développement des capacités de gestion administrative.]1

  
Art. 19ter. [1 [2 In het onderwijs voor sociale promotie georganiseerd door de Franse Gemeenschap wordt het brevet van adjunct-directeur uitgereikt na twee vormingssessies; elke sessie wordt bekrachtigd met een afzonderlijke proef.]2
   De eerste vormingssessie heeft als doel de volgende eigenschappen bij de kandidaat te ontwikkelen :
   1° relationele bekwaamheden, in het bijzonder human-resources-management : interne en externe communicatie, in het openbaar het woord durven voeren, besluitvorming, animatie van de overleg- en participatieraden, het beheersen van conflicten, onderhandelingstechnieken, technieken om het personeel te evalueren, leiding en motivatie van groepen, integratie van het opvoedend optreden van de buitenschoolse partners;
   2° het aanleren van een methode om zijn eigen optreden te evalueren.
   De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten de bekwaamheid te ontwikkelen de materies inzake wetgeving en reglementering te beheersen evenals de ontwikkeling van de capaciteiten inzake administratief beheer en pedagogisch beheer van een inrichting die verbonden zijn aan de algemene doelstellingen van het onderwijs voor sociale promotie, de uitvoering van pedagogische dossiers, de vormings- en kwalificatieprofielen, de plaats van het onderwijs voor sociale promotie in de regio's en in het landschap van het hoger onderwijs en de overeenkomsten.]1

  
Art. 19ter. [1 [2 Dans l'enseignement de promotion sociale organisé par la Communauté française, le brevet de directeur adjoint est délivré au terme de deux sessions de formation, sanctionnées chacune par une épreuve distincte.]2
   La première session de formation vise à développer chez les candidats :
   1° des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines: communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, animation des organes de concertation et de participation, gestion des conflits, techniques de négociation, techniques d'évaluation du personnel, conduite et motivation des groupes, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs à l'école;
   2° l'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action.
   La deuxième session vise à développer chez les candidats l'aptitude à l'utilisation de matières législatives et réglementaires, de capacités de gestion administrative et de gestion pédagogique d'un établissement liées, notamment, aux objectifs généraux de l'enseignement de promotion sociale, à la mise en oeuvre des dossiers pédagogiques, aux profils de formation et de certification, à la place de l'enseignement de promotion sociale dans les bassins de vie et dans le paysage de l'enseignement supérieur et aux conventions.]1

  
Art.20. De brevetten van werkmeester en van werkplaatsleider worden uitgereikt na drie vormingssessies; elke sessie wordt afgesloten met een afzonderlijke proef.
  De eerste vormingssessie heeft als doel de volgende eigenschappen bij de kandidaat te ontwikkelen :
  1° relationele bekwaamheden, in het bijzonder het human-resources-management : interne en externe communicatie, in het openbaar het woord voeren, beslissingneming, animatie van de participatieraad, leiding en motivatie van de groepen, beheersen van conflicten, integratie van het opvoedend optreden van de buitenschoolse partners (oudersvereniging, dienst voor hulpverlening aan de jeugd, academies, verenigingen enz.);
  2° het aanleren van een methode om zijn eigen optreden te evalueren;
  De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten pedagogische bekwaamheden te ontwikkelen en beoogt onder meer de algemene doelstellingen inzake onderwijs, hun aanwending, de vormingsprofielen, de transversale vaardigheden, de gedifferencieerde pedagogie, de vormingsevaluatie en de evaluatie bekrachtigd met een getuigschrift alsook het beheer van de arbeid in een atelier, de alternerende vorming, de stages in de ondernemingen, het buitengewoon onderwijs en het onderwijs met beperkt leerplan, de positieve discriminatie, de voorkoming van het geweld en de problematiek van de meerderjarige leerlingen.
  [1 De tweede sessie bestaat uit een gemeenschappelijk deel van dertig uren voor beide ambten en uit een specifiek deel van vijftien uren voor het ambt van werkplaatsleider.]1
  De derde sessie heeft als doel bij de kandidaten de bekwaamheid te ontwikkelen de materies inzake wetgeving en reglementering die verband houden met de uitoefening van hun ambt moeiteloos te beheersen.
  
Art.20. Les brevets de chef d'atelier et de chef de travaux d'atelier sont délivrés au terme de trois sessions de formation sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
  La première session de formation vise à développer chez les candidats :
  1° des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines : communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, l'animation du Conseil de participation, la conduite et la motivation des groupes, gestion des conflits, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs à l'école (association des parents, service d'aide à la jeunesse, académies, associations, etc.);
  2° l'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action.
  La deuxième session vise à développer chez les candidats des aptitudes pédagogiques et porte notamment sur les objectifs généraux de l'éducation, leur mise en oeuvre, les profils de formation, les compétences transversales, la pédagogie différenciée, l'évaluation formative et certificative ainsi que sur la gestion du travail en atelier, la formation en alternance, les stages en entreprises, l'enseignement (spécialisé) et l'enseignement à horaire réduit, les discriminations positives, la prévention de la violence et la problématique des élèves majeurs.
  [1 La deuxième session comporte une partie commune de trente heures pour les deux fonctions et une partie spécifique de quinze heures pour la fonction de chef de travaux d'atelier.]1
  La troisième session vise à développer chez les candidats l'aptitude à maîtriser à livre ouvert les matières législatives et réglementaires relatives à l'exercice de leur fonction.
  
Art. 20bis. [1 Het brevet van werkmeester in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap wordt uitgereikt na twee vormingssessies; elke sessie wordt afgesloten met een afzonderlijke proef.
   De eerste vormingssessie heeft als doel de volgende eigenschapen bij de kandidaat te ontwikkelen :
   1° relationele bekwaamheden, in het bijzonder human-resources-management : interne en externe communicatie, in het openbaar het woord durven voeren, besluitvorming, animatie van de overleg- en participatieraden, het beheersen van conflicten, onderhandelingstechnieken, technieken om het personeel te evalueren, leiding en motivatie van groepen, integratie van het opvoedend optreden van de buitenschoolse partners;
   2° het aanleren van een methode om zijn eigen optreden te evalueren.
   De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten pedagogische bekwaamheden en bekwaamheden inzake opvoedingsactie te ontwikkelen bij de opdrachthouders technische vakken en vakken beroepspraktijk en heeft onder meer betrekking op de algemene doelstellingen inzake onderwijs voor sociale promotie, de uitvoering van pedagogische dossiers, de vormings- en kwalificatieprofielen, de plaats van het onderwijs voor sociale promotie in de regio's en in het landschap van het hoger onderwijs, de overeenkomsten, het beheer van de werkplaats met inachtneming van de wets-, decreet of verordeningsbepalingen.]1

  
Art. 20bis. [1 Le brevet de chef d'atelier dans l'enseignement de promotion sociale de la Communauté française est délivré au terme de deux sessions de formation, sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
   La première session de formation vise à développer chez les candidats :
   1° des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines : communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, animation des organes de concertation et de participation, gestion des conflits, techniques de négociation, techniques d'évaluation du personnel, conduite et motivation des groupes, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs à l'école;
   2° l'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action.
   La deuxième session vise à développer chez les candidats des aptitudes d'ordre pédagogique et en matière d'action éducative des chargés de cours des cours techniques et des cours de pratique professionnelle, et porte, notamment, sur les objectifs généraux de l'enseignement de promotion sociale, la mise en oeuvre des dossiers pédagogiques, les profils de formation et de certification, la place de l'enseignement de promotion sociale dans les bassins de vie et dans le paysage de l'enseignement supérieur, les conventions, la gestion des ateliers dans le respect des dispositions légales, décrétales et réglementaires.]1

  
Art.21. [1 het brevet]1 van directiesecretaris [1 wordt uitgereikt]1 op het einde van twee vormingssessies; elke sessie wordt afgesloten met een afzonderlijke proef.
  De eerste vormingssessie heeft als doel bij de kandidaten relationele bekwaamheden te ontwikkelen.
  De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten de bekwaamheid te ontwikkelen de materies inzake wetgeving en reglementering moeiteloos te beheersen, hun capaciteiten inzake administratief beheer uit te breiden, hulpmiddelen inzake informatica die voor de uitoefening van hun ambt gebruikt worden te beheersen.
  
Art.21. [1 le brevet]1 de secrétaire de direction [1 est délivré]1 au terme de deux sessions de formation sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
  La première session de formation vise à développer chez les candidats des aptitudes relationnelles.
  La seconde session vise à développer chez les candidats l'aptitude à maîtriser à livre ouvert les matières législatives et réglementaires, le développement des capacités de gestion administrative, la maîtrise des outils informatiques utilisés dans l'exercice de leur fonction.
  
Art. 21bis. [1 § 1. In afwijking van artikel 21, worden de personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van directiesecretaris tijdelijk bekleden, worden op 1 januari 2013 in die betrekking in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover zij, op de datum van de benoeming, voldoen aan de volgende voorwaarden :
   1° van onberispelijk gedrag zijn;
   2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;
   4° in vast verband houder zijn van één van de wervingsambten in verband met het ambt van directiesecretaris en houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist voor dat wervingsambt;
   5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;
   6° een dienstanciënniteit van 6 jaar tellen.
   Die anciënniteit wordt berekend [2 overeenkomstig artikel 17]2 ;
   7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;
   8° een ambtsanciënniteit van 2 jaar tellen, berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969;
   9° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was.
   § 2. De personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van opvoeder-huismeester of opvoeder belast met de comptabiliteit tijdelijk bekleden, worden op 1 januari 2013 in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover zij op de datum van de benoeming, voldoen aan de volgende bepalingen :
   1° van onberispelijk gedrag zijn;
   2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;
   4° in vast verband houder zijn van één van de wervingsambten in verband met het ambt van huismeester-opvoeder of van opvoeder belast met de comptabiliteit en houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist voor dat wervingsambt;
   5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;
   6° een dienstanciënniteit van 6 jaar tellen.
   Die anciënniteit wordt berekend [2 overeenkomstig artikel 17]2 ;
   7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;
   8° een ambtsanciënniteit van 2 jaar tellen, berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969;
   9° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was.
   10° een door de [3 inrichtende macht]3 georganiseerde specifieke vorming hebben gevolgd of verstrekt.]1

  [2 § 3. In afwijking van artikel 19bis, worden de personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van onderdirecteur of provisor bekleden, op 1 januari 2013 in die betrekking in vast verband benoemd, voor zover ze op de datum van de benoeming aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° van onberispelijk gedrag zijn;
   2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   3° aan de dienstplichtwetten voldoen;
   4° in vast verband titularis zijn van één van de wervingsambten in verband met het ambt van onderdirecteur of provisor en houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor dat wervingsambt;
   5° aan de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling voldoen;
   6° een dienstanciënniteit van 6 jaar tellen. Die anciënniteit wordt overeenkomstig artikel 17 berekend;
   7° niet het voorwerp uitmaken van een tuchtschorsing of in non-activiteit gesteld zijn, ontslagen zijn bij tuchtmaatregel of ontzet zijn uit een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel of het administratief personeel;
   8° een ambtsanciënniteit van 2 jaar tellen, berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969.]2

  
Art. 21bis. [1 § 1er. Par dérogation à l'article 21, les membres du personnel qui occupent temporairement le 1er septembre 2012 un emploi de secrétaire de direction, sont nommés à titre définitif au 1er janvier 2013 dans cet emploi et affectés à cet établissement, pour autant qu'à la date de la nomination, ils satisfassent aux dispositions suivantes :
   1° être de conduite irréprochable;
   2° jouir des droits civils et politiques;
   3° avoir satisfait aux lois sur la milice;
   4° être titulaire, à titre définitif, de l'une des fonctions de recrutement en rapport avec la fonction de secrétaire de direction et être porteur du titre requis pour cette fonction de recrutement;
   5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;
   6° compter une ancienneté de service de 6 ans.
   Cette ancienneté est calculée conformément [2 à l'article 17]2 ;
   7° ne pas faire l'objet d'une suspension disciplinaire ou d'une mise en non-activité disciplinaire, de la démission disciplinaire ou de la révocation dans une fonction de membre du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation ou du personnel administratif;
   8° compter une ancienneté de fonction de 2 ans calculée conformément aux articles 84 et 85 de l'arrêté royal du 22 mars 1969;
   9° occuper un emploi vacant au 1er septembre 2012;
   § 2. Les membres du personnel qui occupent temporairement le 1er septembre 2012 un emploi d'éducateur économe ou d'éducateur chargé de la comptabilité, sont nommés à titre définitif au 1er janvier 2013 et affectés à cet établissement, pour autant qu'à la date de la nomination, ils satisfassent aux dispositions suivantes :
   1° être de conduite irréprochable;
   2° jouir des droits civils et politiques;
   3° avoir satisfait aux lois sur la milice;
   4° être titulaire, à titre définitif, de l'une des fonctions de recrutement en rapport avec les fonctions d'éducateur économe ou d'éducateur chargé de la comptabilité et être porteur du titre requis pour cette fonction de recrutement;
   5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;
   6° compter une ancienneté de service de 6 ans.
   Cette ancienneté est calculée conformément [2 à l'article 17]2 ;
   7° ne pas faire l'objet d'une suspension disciplinaire ou d'une mise en non-activité disciplinaire, de la démission disciplinaire ou de la révocation dans une fonction de membre du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation ou du personnel administratif;
   8° compter une ancienneté de fonction de 2 ans calculée conformément aux articles 84 et 85 de l'arrêté royal du 22 mars 1969;
   9° occuper un emploi vacant au 1er septembre 2012.
   10° avoir suivi ou dispensé une formation spécifique organisée par le [3 pouvoir organisateur]3.]1

  [2 § 3. Par dérogation à l'article 19bis, les membres du personnel qui occupent temporairement le 1er septembre 2012 un emploi de sous-directeur ou de proviseur, sont nommés à titre définitif au 1er janvier 2013 dans un emploi vacant de sous-directeur ou de proviseur, pour autant qu'à la date de la nomination, ils satisfassent aux dispositions suivantes :
   1° être de conduite irréprochable;
   2° jouir des droits civils et politiques;
   3° avoir satisfait aux lois sur la milice;
   4° être titulaire, à titre définitif, de l'une des fonctions de recrutement en rapport avec la fonction de sous-directeur ou proviseur et être porteur du titre requis pour cette fonction de recrutement;
   5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;
   6° compter une ancienneté de service de 6 ans. Cette ancienneté est calculée conformément à l'article 17;
   7° ne pas faire l'objet d'une suspension disciplinaire ou d'une mise en non-activité disciplinaire, de la démission disciplinaire ou de la révocation dans une fonction de membre du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation ou du personnel administratif;
   8° compter une ancienneté de fonction de 2 ans calculée conformément aux articles 84 et 85 de l'arrêté royal du 22 mars 1969.]2

  
Art. 21ter. [1 Het brevet van directiesecretaris in het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap wordt uitgereikt na twee vormingssessies; elke sessie wordt afgesloten met een afzonderlijke proef.
   De eerste vormingssessie heeft als doel de volgende eigenschapen bij de kandidaat te ontwikkelen :
   1° relationele bekwaamheden, in het bijzonder human-resources-management : interne en externe communicatie, in het openbaar het woord durven voeren, besluitvorming, animatie van de overleg- en participatieorganen, het beheersen van conflicten, onderhandelingstechnieken, technieken om het personeel te evalueren, leiding en motivatie van groepen, integratie van het opvoedend optreden van de buitenschoolse partners;
   2° het aanleren van een methode om zijn eigen optreden te evalueren.
   De tweede sessie heeft als doel bij de kandidaten de bekwaamheid inzake wetgeving en reglementering, hun capaciteiten inzake administratief en informatica-beheer te ontwikkelen voor de uitoefening van hun ambt.]1

  
Art. 21ter. [1 Le brevet de secrétaire de direction dans l'enseignement de promotion sociale de la Communauté française est délivré au terme de deux sessions de formation sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
   La première session de formation vise à développer chez les candidats :
   1° des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines: communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, animation des organes de concertation et de participation, gestion des conflits, techniques de négociation, techniques d'évaluation du personnel, conduite et motivation des groupes, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs à l'école;
   2° l'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action.
   La deuxième session vise à développer chez les candidats les aptitudes législatives et réglementaires, le développement de capacités de gestion administrative et informatique dans l'exercice de leur fonction.]1

  
Art.21quater. [1 De brevetten van territoriale poolcoördinator worden afgegeven aan het eind van drie opleidingssessies, die elk met een afzonderlijke proef worden bekrachtigd.
   De eerste opleidingssessie is bedoeld om in de kandidaten:
   1° relationele vaardigheden, inzonderheid personeelsbeheer: interne en externe communicatie, spreken in het openbaar, besluitvorming, leiden van overleg- en inspraakorganen, conflicthantering, onderhandelingstechnieken, personeelsevaluatietechnieken, leiden en motiveren van groepen, integreren van de educatieve actie van partners buiten de centra (partner- en samenwerkende scholen, ouders, PMS-centra, SAI, Phare, Aviq, ...);
   2° de verwerving van een methode voor de evaluatie van het eigen optreden en van het optreden van de territoriale pool.
   De tweede sessie is gericht op de ontwikkeling van de pedagogische vaardigheden van de kandidaten en heeft inzonderheid betrekking op de algemene doelstellingen van het onderwijs, de tenuitvoerlegging daarvan, de begrippen "inclusief onderwijs" en "universele pedagogie", gedifferentieerde pedagogie, diagnostische, formatieve en summatieve evaluatie, de referentiesystemen met betrekking tot het onderwijsniveau van de territoriale pool, de opleidingsplannen van de personeelsleden van de territoriale pool voor verplichte of vrijwillige opleiding tijdens de loopbaan.
   De derde sessie is gericht op de ontwikkeling van de vaardigheden van de kandidaten op het gebied van wet- en regelgeving, administratief beheer en IT bij de uitoefening van hun opdrachten.
   De inhoud en de onderwerpen van de opleiding worden aangepast, afhankelijk van het betrokken onderwijsniveau.
   Het personeelslid dat voor de proeven slaagt, bezit het bij het ambt behorende getuigschrift.]1

  
Art.21quater. [1 Les brevets de coordonnateur d'un pôle territorial, sont délivrés au terme de trois sessions de formation sanctionnées chacune par une épreuve distincte.
   La première session de formation vise à développer chez les candidats :
   1° des aptitudes relationnelles, en particulier la gestion des ressources humaines : communication interne et externe, prise de parole en public, prise de décision, animation des organes de concertation et de participation, gestion des conflits, techniques de négociation, techniques d'évaluation du personnel, conduite et motivation des groupes, intégration de l'action éducative des partenaires extérieurs aux pôles (écoles partenaires et coopérantes, parents, Centres PMS, SAI, Phare, Aviq...) ;
   2° l'acquisition d'une méthode d'évaluation de sa propre action et de l'action du pôle territorial.
   La deuxième session vise à développer chez les candidats des aptitudes pédagogiques et porte notamment sur les objectifs généraux de l'éducation, leur mise en oeuvre, sur les concepts de l'inclusion scolaire et de la pédagogie universelle, la pédagogie différenciée, l'évaluation diagnostique, formative et sommative, les référentiels en lien avec le niveau d'enseignement du pôle territorial, les plans de formation des membres du personnel du pôle territorial aux formations en cours de carrière, obligatoires ou volontaires.
   La troisième session vise à développer chez les candidats les aptitudes législatives et réglementaires, le développement de capacités de gestion administrative et informatique dans l'exercice de leur fonction.
   Le contenu et les thèmes de la formation sont adaptés, en fonction du niveau d'enseignement concerné.
   Le membre du personnel qui satisfait aux épreuves est titulaire du brevet en rapport avec la fonction.]1

  
Art.22. § 1. Er wordt een Vaste Bevorderings- en Selectiecommissie opgericht, hierna " de Vaste Commissie " genoemd.
  § 2. De Vaste Commissie brengt op eigen initiatief of op aanvraag van de [3 inrichtende macht]3, adviezen uit over de toepassing van de artikelen 19, [2 19ter]2 20 [2 20bis, [5 21, 21ter en 21quater]5. Zij richt tot de [3 inrichtende macht]3, volgens door deze nader te bepalen regels, de voorstellen die in de artikelen 23, 24 en 27 bepaald zijn.
  § 3. De Vaste Commissie bestaat uit :
  1° drie [3 vertegenwoordigers van de inrichtende macht]3;
  2° [2 vier inrichtingshoofden van [4 het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap]4 waaronder één uit het onderwijs voor sociale promotie;]2

  3° [1 drie personeelsleden vastbenoemd in een bevorderings- of selectieambt ander dan die bedoeld in 2°;]1
  4°[drie leden van het onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap, gekozen op voordracht van de organisaties die de leerkrachten van het net van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen en aangesloten zijn bij de vakbondsorganisaties die zetelen in de Nationale Arbeidsraad waarin iedere organisatie minstens één lid telt.]
  De [3 inrichtende macht]3 van de Gemeenschap stelt de leden van de Vaste Commissie aan voor een termijn van vier jaar; niemand mag daartoe benoemd worden indien hij zich niet in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt.
  Ieder lid van de Vaste Commissie die vóór het verstrijken van zijn mandaat niet meer beantwoordt aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 wordt vervangen. De vervanger voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
  § 4. De Vaste Commissie brengt haar adviezen uit en doet haar voorstellen bij meerderheid van haar aanwezige leden. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.
  De [3 inrichtende macht]3 stelt een secretaris voor de Vaste commissie aan [3 ...]3.
  De [3 inrichtende macht]3 bepaalt de andere werkingsmodaliteiten van de Vaste Commissie alsook haar huishoudelijk reglement. Zij stelt haar voorzitter aan uit de drie ambtenaren-generaal bedoeld bij paragraaf 3.
  [§ 5. De vaste commissie vervult eveneens de functies die haar worden toegewezen overeenkomstig hoofdstuk II van Titel II van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs.]
  
Art.22. § 1. Il est créé une Commission permanente de la promotion et de la sélection, ci-après dénommée " la Commission permanente ".
  § 2. La Commission permanente remet, d'initiative ou à la demande du [3 pouvoir organisateur]3, des avis sur l'application des articles 19, [2 19ter]2 20 [2 20bis, [5 21, 21ter et 21quater]5. Elle adresse au [3 pouvoir organisateur]3, selon les modalités que celui-ci détermine, les propositions déterminées aux articles 23, 24 et 27.
  § 3. La Commission permanente comprend :
  1° trois [3 représentants du pouvoir organisateur]3;
  2° [2 quatre chefs d'établissement de l'enseignement de la Communauté française dont un issu de l'enseignement de promotion sociale]2

  3° [1 trois membres du personnel nommés à titre définitif dans une fonction de promotion ou de sélection autre que celle prévue au 2°;]1
  4° [trois membres du personnel de [4 l'enseignement organisé par la Communauté française]4 choisis sur proposition des organisations représentant les enseignants du réseau de la Communauté française et affiliées à des organisations syndicales qui siègent au Conseil national du travail, chaque organisation disposant d'au moins un membre.]
  Le [3 pouvoir organisateur]3 de la Communauté désigne les membres de la Commission permanente pour un terme de quatre ans; nul ne peut bénéficier d'une telle désignation s'il ne se trouve dans la position administrative de l'activité de service.
  Tout membre de la Commission permanente qui, avant le terme de son mandat cesse de satisfaire aux conditions énoncées aux alinéas 1 et 2, est remplacé. Le remplaçant achève le mandat de son prédécesseur.
  § 4. La Commission permanente rend ses avis et émet ses propositions à la majorité des membres présents. En cas de parité des voix, celle du président est prépondérante.
  Le [3 pouvoir organisateur]3 désigne un secrétaire de la Commission permanente [3 ...]3.
  Le [3 pouvoir organisateur]3 fixe les autres modalités de fonctionnement de la Commission permanente ainsi que son règlement d'ordre intérieur. Il désigne son président parmi les trois fonctionnaires généraux visés au paragraphe 3.
  [§ 5. La Commission permanente remplit également les fonctions qui lui sont attribuées conformément au chapitre II du titre II du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs.]
  
Art.23. De [2 inrichtende macht]2 organiseert de vormingssessies bedoeld bij de artikelen 19, [1 19ter]1 20 [1 20bis, [4 21, 21ter en 21quater]4 op de voordracht van de Vaste Commissie. Vormingssessies mogen gemeenschappelijk ingericht worden voor verschillende ambten.
  [3 De in artikel 24 bedoelde opleidingsoperatoren kunnen]3 de kandidaten vrijstellen van sommige vormingen :
  1° indien zij titularis zijn van een ander brevet;
  2° indien zij het bewijs leveren gelijkwaardige vormingen te hebben gevolgd.
  De vorming is kosteloos. Zij wordt prioritair georganiseerd buiten de normale activiteitsperiodes van de schoolinrichtingen. De personeelsleden die een vorming volgen, worden geacht als zijnde in dienstactiviteit.
  [3 Binnen de perken van de beschikbare plaatsen en volgens de volgorde van inschrijving wordt ieder personeelslid toegelaten tot de opleiding waarvoor hij zich wenst in te schrijven, tenzij de betrokkene op de datum van indiening van zijn aanvraag tot deelneming niet of niet meer voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 8, § 1, 1°.]3
  [1 [3 Onverminderd de bepalingen van lid 4, worden personeelsleden die in toepassing van artikel 35, § 1 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs en in toepassing van artikel 28, § 1 van dit decreet worden aangesteld in een bevorderings- of selectieambt, bij voorrang toegelaten tot de opleiding voor het betrokken bevorderings- of selectieambt.]3]1

  Het belang van de dienst mag niet ingeroepen worden tov het personeelslid wiens aanvraag om deelneming aan een vorming niet mag worden afgewezen om een van de bij lid 4 bedoelde redenen.
  
Art.23. Le [2 pouvoir organisateur]2 organise les sessions de formation visées aux articles 19, [1 19ter]1 20 [1 20bis, [4 21, 21ter et 21quater]4 sur proposition de la Commission permanente. Des sessions de formation peuvent être organisées en commun pour des fonctions différentes.
  [3 Les opérateurs de formation visés à l'article 24 peuvent]3 dispenser les candidats de certaines formations :
  1° s'ils sont titulaires d'un autre brevet;
  2° s'ils fournissent la preuve qu'ils ont suivi des formations équivalentes.
  La formation est gratuite. Elle est par priorité organisée en dehors des périodes normales de fonctionnement des établissements scolaires. Les membres du personnel qui suivent une formation sont considérés comme en activité de service.
  [3 Dans la limite des places disponibles et en fonction de l'ordre de l'inscription, tout membre du personnel est admis à la formation à laquelle il désire s'inscrire sauf si, à la date de l'introduction de sa demande de participation, l'intéressé ne satisfait pas ou plus à toutes les conditions énoncées à l'article 8, § 1er, 1°. ]3
  [1 [3 Sans préjudice des dispositions prévues à l'alinéa 4, les membres du personnel désignés dans une fonction de promotion ou de sélection en application de l'article 35, § 1er du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs et en application de l'article 28, § 1er du présent décret sont admis en priorité à la formation à la fonction de promotion ou de sélection concernée.]3]1

  L'intérêt du service ne peut être opposé au membre du personnel dont la demande de participation à une formation ne peut être rejetée pour l'un des motifs visés à l'alinéa 4.
  
Art.24. [1 Op de voordracht van de Vaste Commissie kan de inrichtende macht inzonderheid de volgende vormingsoperatoren erkennen :
   1. de Universiteiten ;
   2. de Hogescholen ;
   3. de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie.
   De vormingen georganiseerd door de vormingsoperatoren bedoeld in het eerste lid worden met een getuigschrift bekrachtigd door de betrokken vormingsoperatoren.
   De personeelsleden die de slaagattesten behalen betreffende de drie of twee sessieproeven respectievelijk bedoeld in de artikelen 19, 19ter, 20, 20bis, [2 21, 21ter en 21quater]2 zijn titularis van het brevet in verband met het betrokken ambt.]1

  
Art.24. [1 Sur proposition de la Commission permanente, le pouvoir organisateur peut agréer, notamment, les opérateurs de formation suivants :
   1° les Universités;
   2° les Hautes Ecoles;
   3° les établissements d'enseignement de promotion sociale.
   Les formations organisées par les opérateurs de formation visés à l'alinéa 1er sont certifiées par lesdits opérateurs de formation.
   Les membres du personnel qui obtiennent les attestations de réussite relatives aux trois ou deux épreuves des sessions respectivement visées aux articles 19, 19ter, 20, 20bis, [2 21, 21ter et 21quater]2 sont titulaires du brevet en rapport avec la fonction considérée.]1

  
Art.25. (lid 1 geschrapt)
  (lid 2 geschrapt)
  (Derde lid geschrapt)
Art.25. (alinéa 1 supprimé)
  (alinéa 2 supprimé)
  (Alinéa 3 supprimé)
Art.26. De personeelsleden die voor de [1 ...]1 proeven slagen, zijn houder van het brevet in verband met het ambt.
  
Art.26. Les membres du personnel qui satisfont aux [1 ...]1 épreuves sont titulaires du brevet en rapport avec la fonction.
  
Art.27. [1 De rechtsmiddelen die gewoonlijk van toepassing zijn op de Universiteiten, Hogescholen en Instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, zijn van toepassing wat betreft de beslissingen door die instellingen genomen in het kader van de certificering van de opleidingen die zij geven krachtens dit hoofdstuk. In voorkomend geval worden de toepassingsmodaliteiten van die beroepswijzen door de instellingen aangepast aan de specificiteiten van dit decreet.]1
  
Art.27. [1 Les voies de recours habituellement applicables au sein des Universités, Hautes Ecoles et Etablissements d'enseignement de promotion sociale sont d'application pour ce qui concerne les décisions prises par ces établissements dans le cadre de la certification des formations qu'ils dispensent en vertu du présent chapitre. Le cas échéant, les modalités d'application de ces voies de recours sont adaptées par les établissements aux spécificités du présent décret.]1
  
Afdeling II. [1 - De oproep tot kandidaten]1
Section II. [1 De l'appel à candidatures]1
Art. 27bis. [1 Het model van oproepen tot kandidaten bedoeld in artikel 28 wordt door de Regering vastgesteld, op gezamenlijk voorstel van de Vaste Commissie voor de bevordering en selectie van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, van de Centrale paritaire commissie van het gesubsidieerd officieel onderwijs, van de Centrale paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs en van de Centrale paritaire commissie van het confessioneel vrij onderwijs.
   De Regering kan het model op eigen initiatief bepalen in het geval dat de Commissies bedoeld in het vorige lid haar geen gezamenlijk voorstel binnen een termijn van 30 dagen hebben bezorgd na de aanneming van dit decreet. ]1

  
Art. 27bis. [1 Le modèle des appels à candidatures visé à l'article 28 est fixé par le Gouvernement, sur proposition conjointe de la Commission permanente de la promotion et de la sélection de l'enseignement organisé par la Communauté française, de la Commission paritaire centrale de l'enseignement officiel subventionné, de la Commission paritaire centrale de l'enseignement libre non confessionnel et de la Commission Paritaire Centrale de l'enseignement libre confessionnel.
   Le Gouvernement peut fixer le modèle d'initiative au cas où les Commissions visées à l'alinéa précédent ne lui ont pas adressé de proposition conjointe dans un délai de 30 jours après l'adoption du présent décret.]1

  
Art. 27ter. [1 De inrichtende macht die een oproep tot kandidaten lanceert, bepaalt de uitbreiding van de geadresseerden waarop de oproep gericht is ofwel aan de enige personeelsleden die hum ambten binnen de inrichtende macht uitoefenen, ofwel aan elke persoon die aan de voorwaarden voor de toegang tot het ambt beantwoorden.]1
  
Art. 27ter. [1 Le pouvoir organisateur qui lance un appel à candidatures précise l'extension des destinataires auxquels l'appel s'adresse, soit aux seuls membres du personnel exerçant leurs fonctions au sein du pouvoir organisateur, soit à toute personne répondant aux conditions d'accès à la fonction.]1
  
Afdeling III. [1 - De algemene voorwaarden voor de toegang en de toekenning van de bevorderings- en selectiebetrekkingen]1
Section III. [1 - Des Conditions générales d'accès et de dévolution des emplois de promotion et de sélection]1
Art.28. [1 § 1. Wanneer de inrichtende macht tot een aanstelling moet overgaan in een vacante betrekking of in een betrekking die niet vacant is maar waarvan de titularis van het ambt tijdelijk afwezig is voor een duur langer dan 15 weken:
   1. bepaalt het profiel van het toe te kennen ambt, rekening houdend met de specifieke behoeften verbonden aan zijn opvoedings- en pedagogische project, alsook de kenmerken die eigen zijn aan de school waarin de betrekking toe te kennen is.
   Boven de gedrags- en technische competenties naar keuze van de inrichtende macht, neemt het profiel van het ambt in elk geval de volgende gedragscompetenties op :
   a) de informatie analyseren ;
   b) problemen oplossen ;
   c) in teamverband werken ;
   d) zich aanpassen ;
   e) betrouwbaar zijn ;
   f) luisterbereid zijn en gevoel voor communicatie hebben.
   Het omvat ook de belangrijkst selectiecriteria van de kandidaten en de weging toegekend aan elk onder hen. Het bevat ook de bijkomende voorwaarden voor de aanwerving, die ofwel verplicht zijn of die een troef zijn voor de toe te kennen betrekking ;
   2. doet een oproep tot kandidaten volgens het model bedoeld in artikel 31.
   Alvorens het ambtsprofiel te bepalen :
   a. raadpleegt de inrichtende macht de directeur van de inrichting en het basisoverlegcomité over het profiel van het toe te kennen bevorderings- of selectieambt;
   b. krijgt de inrichtende macht van de personeelsleden alle informatie die deze nuttig achten om hem mee te delen.
   De kandidaturen die ingediend worden in het kader van deze paragraaf worden door de Selectiecommissie bedoeld in artikel 28decies van dit decreet onderzocht. Na dit onderzoek bezorgt de Selectiecommissie de inrichtende macht de rangschikking van de kandidaten en deelt de motieven mee waarop deze rangschikking gebaseerd is.
   Na de verzending van de rangschikking opgemaakt met toepassing van het vorige lid stelt de inrichtende macht één van de kandidaten aan die aan de oproep in de betrekking bedoeld in het eerste lid beantwoord heeft.
   § 2. Om aangesteld te worden met toepassing van deze paragraaf moet elke kandidaat aan de oproep tot kandidaten beantwoord hebben, de voorwaarden van de artikelen 8, § 1, 1°, en 8, § 2 vervullen.
  [2 Onverminderd paragraaf 1 moeten personeelsleden, om tijdelijk benoemd te kunnen worden tot adjunct-directeur in het kleuteronderwijs, het lager onderwijs of het basisonderwijs in de Franse Gemeenschap, houder zijn van een bekwaamheidsbewijs op het bachelorsniveau en van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs dat een bevoegdheidsbekwaamheidsbewijs vormt zoals opgesomd in artikel 100 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs in het onderwijs.]2
   In het geval van een oproep tot aanstelling als adjunct-directeur, indien de inrichtende macht bevestigt een oproep tot kandidaten te hebben gelanceerd en geen geldige kandidatuur na deze 1ste oproep te hebben gekregen, kan hij een tweede oproep lanceren waaraan de kandidaten zullen kunnen beantwoorden die geen dienstanciënniteit van 3 jaar tellen binnen het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs.
   § 3. Wanneer de inrichtende macht tot een aanstelling in tijdelijk verband in een niet-vacante betrekking moet overgaan voor een duur die gelijk is aan of lager is dan vijftien weken, stelt hij een personeelslid aan die beantwoordt aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 2 zonder de procedure bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf toe te passen.
   Deze aanstelling voor een duur van hoogstens 15 weken kan hernieuwd worden voor zover de totale duur van de aanstelling 12 maanden niet overschrijdt.
   Indien de afwezigheid van de titularis van het ambt langer duurt, lanceert de inrichtende macht een oproep tot kandidaten uiterlijk de laatste dag van de periode van aanstelling bedoeld in het vorige lid.
   In afwijking van paragraaf 1 wordt de aanstelling bedoeld in het eerste lid verlengd tijdens de periode tussen de oproep tot kandidaten en de aanwerving van een kandidaat.
   De inrichtende macht stelt een kandidaat aan binnen de drie maanden na de oproep tot kandidaten. Bij gebreke, daarvan na deze drie maanden, wordt de betrekking niet meer gesubsidieerd ".
   § 4. Het personeelslid dat aangesteld wordt in een bevorderingsbetrekking met toepassing van § 1, wordt in deze betrekking [2 ...]2 benoemd indien deze vacant is, onder voorbehoud dat de betrekking beschikbaar is voor een verandering van affectatie in vast verband [2 ...]2 en op voorwaarde dat de kandidaat alle voorwaarden opgenomen in artikel 8 vervult.
   Het personeelslid dat aangesteld wordt in een selectiebetrekking met toepassing van § 1, wordt in deze betrekking [2 ...]2 benoemd indien deze vacant is, onder voorbehoud dat de betrekking beschikbaar is voor een verandering van affectatie in vast verband [2 ...]2 en op voorwaarde dat de kandidaat alle voorwaarden opgenomen in artikel 8 vervult.
   § 5. Overeenkomstig de artikelen 78 en 92 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, kan een einde gesteld worden aan de aanstelling van een personeelslid dat een selectie- of
   § 6. Dit artikel is niet van toepassing op de bevorderingsambten van directeur, geregeld bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs.]1

  
Art.28. [1 § 1er. Lorsque le pouvoir organisateur doit procéder à une désignation dans un emploi vacant ou dans un emploi qui n'est pas vacant mais dont le titulaire de la fonction est temporairement absent pour une durée de plus de 15 semaines :
   1° il arrête le profil de la fonction à pourvoir en tenant compte des besoins spécifiques liés à son projet éducatif et pédagogique ainsi que des caractéristiques propres de l'école dans laquelle le poste est à pourvoir.
   Au-delà de compétences comportementales et techniques au choix du pouvoir organisateur, le profil de fonction reprend en tout cas les compétences comportementales attendues suivantes :
   a) analyser l'information;
   b) résoudre des problèmes;
   c) travailler en équipe;
   d) s'adapter;
   e) faire preuve de fiabilité;
   f) avoir le sens de l'écoute et de la communication.
   Il reprend aussi les critères principaux de sélection des candidats et la pondération attribuée à chacun d'eux. Il peut comprendre des conditions de désignation complémentaires, soit obligatoires, soit constituant un atout pour le poste à pourvoir;
   2° il lance un appel à candidatures selon le modèle visé à l'article 31.
   Avant d'arrêter le profil de fonction, le pouvoir organisateur :
   a) consulte le directeur de l'établissement et le comité de concertation de base sur le profil de la fonction de promotion ou de sélection à pourvoir;
   b) reçoit des membres du personnel toute information que ceux-ci jugent utile de lui communiquer.
   Les candidatures introduites dans le cadre du présent paragraphe sont examinées par la Commission de sélection visée à l'article 28decies du présent décret. Au terme de cet examen, la Commission de sélection transmet au pouvoir organisateur le classement des candidats en indiquant les motifs qui fondent ce classement.
   Après transmission du classement établi en application de l'alinéa précédent, le pouvoir organisateur désigne un des candidats ayant répondu à l'appel dans l'emploi visé à l'alinéa 1er.
   § 2. Pour être désigné en application du paragraphe 1er, tout candidat doit avoir répondu à l'appel à candidatures, répondre aux conditions des articles 8, § 1er, 1°, et 8, § 2.
  [2 Sans préjudice de l'alinéa 1er, pour être désigné à titre temporaire dans la fonction de directeur adjoint dans l'enseignement maternel, dans l'enseignement primaire ou dans l'enseignement fondamental de la Communauté française, les membres du personnel doivent être porteurs d'un titre du niveau de bachelier et d'un titre pédagogique constituant un titre de capacité tel que listés à l'article 100 du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs et directrices dans l'enseignement.]2
   Dans le cas d'un appel à une désignation en tant que directeur adjoint, si le pouvoir organisateur atteste avoir lancé un appel à candidatures et n'avoir pas reçu de candidature valable après ce 1er appel, il peut lancer un second appel auquel pourront répondre les candidats ne comptant pas une ancienneté de service de 3 ans au sein de l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté française.
   § 3. Lorsqu'il doit procéder à une désignation temporaire dans un emploi non vacant pour une durée égale ou inférieure à quinze semaines, le pouvoir organisateur désigne un membre du personnel qui répond aux conditions mentionnées au paragraphe 2 sans faire application de la procédure prévue à l'alinéa 1er de ce même paragraphe.
   Cette désignation pour une durée de 15 semaines maximum peut être renouvelée pour autant que la durée totale de désignation n'excède pas 12 mois.
   Si l'absence du titulaire de la fonction se prolonge, le pouvoir organisateur lance un appel à candidatures au plus tard le dernier jour de la période de désignation visée à l'alinéa précédent.
   Par dérogation au paragraphe 1er, la désignation visée à l'alinéa 1er est prolongée pendant la période entre l'appel à candidatures et la désignation d'un candidat.
   Il désigne un candidat dans les trois mois qui suivent l'appel à candidatures. A défaut, au terme de ces trois mois, l'emploi n'est plus subventionné. ".
   § 4. Le membre du personnel désigné dans un emploi de promotion en application du § 1er, est nommé dans cet emploi [2 ...]2 si celui-ci est vacant, sous réserve que l'emploi ait été disponible pour un changement d'affectation à titre définitif [2 ...]2 et à condition que le candidat remplisse toutes les conditions reprises à l'article 8.
   Le membre du personnel désigné dans un emploi de sélection en application du § 1er, est nommé dans cet emploi [2 ...]2 si celui-ci est vacant, sous réserve que l'emploi qu'il ait été disponible pour un changement d'affectation à titre définitif [2 ...]2 ou, pour l'enseignement de promotion sociale, au mois de février précédent et à condition que le candidat remplisse toutes les conditions reprises à l'article 8.
   § 5. Conformément aux articles 78 et 92 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendants de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, il peut être mis fin à la désignation d'un membre du personnel qui s'est vu confier temporairement une fonction de sélection ou de promotion en application du présent article.
   § 6. Le présent article n'est pas applicable aux fonctions de promotion de directeur, régies par le décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs.]1

  
Hoofdstuk IVbis. - Opdrachtenblad en evaluatie van sommige bevorderingsambten en selectieambten.
CHAPITRE IVbis. - De la lettre de mission et de l'évaluation de certaines fonctions de promotion et de sélection.
Art. 28bis. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden die titularis zijn van een bevorderingsambt of een selectieambt zoals bedoeld in artikel 4, 3° en [1 in de artikelen 5, § 1, 1° tot 3° en 5° [2 , 5, § 2, 1° en 2° en 5, § 3, 1° en 2°]2]1 van dit decreet alsook in artikel 5, 1° en 2° van dit decreet alsook in artikel 7, c, 12° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunstonderwijs en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen in het onderwijs met volledig leerplan.
  § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient onder " directeur " te worden verstaan, het personeelslid dat, in welke hoedanigheid dan ook, titularis is van het bevorderingsambt van directeur van een kleuterschool, directeur van een lagere school, directeur van een basisschool, directeur van het lager secundair onderwijs, of studieprefect, of directeur, zoals opgesomd in de artikelen 3 en 4, 1° en 2° van dit decreet.
  § 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk op de bestuurders, dient onder " commissie " te worden verstaan, de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 37 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, met uitzondering van artikel 28ter, waarin er, onder directeur, moet worden verstaan, de [1 inrichtende macht]1 van de Franse Gemeenschap, op voorstel van de evaluatiecommissie
  
Art. 28bis. § 1er. Le présent chapitre s'applique aux membres du personnel titulaires d'une fonction de promotion ou de sélection telle que visée à l'article 4, 3° et [1 aux articles 5, § 1er, 1° à 3° et 5° [2 , 5, § 2, 1° et 2° et 5, § 3, 1° et 2]2]1 du présent décret ainsi qu'à l'article 7, c, 12° de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique et du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements dans l'enseignement de plein exercice.
  § 2. Pour l'application du présent chapitre, il faut entendre par " directeur " le membre du personnel titulaire, à quelque titre que ce soit, de la fonction de promotion de directeur d'école maternelle, de directeur d'école primaire, de directeur d'école fondamentale, de directeur de l'enseignement secondaire inférieur ou de préfet des études ou directeur, telles qu'énumérées aux articles 3 et 4, 1° et 2° du présent décret.
  § 3. Pour l'application du présent chapitre aux administrateurs, il faut entendre par " Commission " la Commission d'évaluation visée à l'article 37 du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs, à l'exception de l'article 28ter, dans lequel par " directeur " il faut entendre le [1 pouvoir organisateur]1 de la Communauté française, sur proposition de la Commission d'évaluation.
  
Afdeling I. - Opdrachtenblad.
Section Ire. - De la lettre de mission.
Art. 28ter. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Zodra het personeelslid bedoeld in artikel 28bis van dit decreet in dienst treedt, wijst de directeur hem een opdrachtenblad toe, vooraf goedgekeurd [2 door de inrichtende macht]2.
  De directeur bepaalt er de opdrachten van het personeelslid bedoeld in artikel 28bis en de prioriteiten die hem worden toegewezen, [2 ...]2 volgens de behoeften van de inrichting waarin het aangesteld is en de doelstellingen die vervat zijn in het opdrachtenblad dat het gekregen heeft, overeenkomstig hoofdstuk III van titel II van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs.
  [1 Vóór het opstel van het opdrachtenblad raadpleegt de inrichtende macht het plaatselijk orgaan van sociaal overleg.]1
  
Art. 28ter. Dès l'entrée en fonction du membre du personnel visé à l'article 28bis du présent décret, le directeur lui confie une lettre de mission, approuvée préalablement [2 par le pouvoir organisateur]2.
  Le directeur y spécifie les missions du membre du personnel visé à l'article 28bis et les priorités qui lui sont assignées, [2 ...]2 en fonction des besoins de l'établissement au sein duquel il est affecté et en fonction des objectifs contenus dans la lettre de mission que ce dernier a lui-même reçue, conformément au chapitre III du titre II du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs.
  [1 Préalablement à la rédaction de la lettre de mission, le pouvoir organisateur consulte l'organe local de concertation sociale.]1
  
Art. 28quater. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. Het opdrachtenblad heeft een geldigheidsduur van zes jaar.
  § 2. De inhoud van het opdrachtenblad kan vóór het einde van zijn geldigheidsduur, ten vroegste na twee jaar, worden gewijzigd door de directeur op grond van de evolutie van de behoeften en van de werking van de inrichting.
  In afwijking van het eerste lid, kan de inhoud van het opdrachtenblad vóór het einde van zijn geldigheidsduur, in onderlinge overeenstemming tussen de directeur en het personeelslid bedoeld in artikel 28bis, worden gewijzigd.
Art. 28quater. § 1er. La lettre de mission à une durée de six ans.
  § 2. Le contenu de la lettre de mission peut être modifié avant son échéance, au plus tôt après deux ans, par le directeur, en raison de l'évolution des besoins et du fonctionnement de l'établissement.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, le contenu de la lettre de mission peut être modifié avant son échéance, de commun accord entre le directeur et le membre du personnel visé à l'article 28bis.
Art. 28quinquies. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. In afwijking van artikel 28ter, eerste lid, kan de directeur, in voorkomend geval, een opdrachtenblad toewijzen aan het personeelslid dat tijdelijk wordt aangesteld voor de uitoefening van een ambt bedoeld in artikel 28bis van dit decreet.
  De directeur wijst van ambtswege een opdrachtenblad toe aan het personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor de uitoefening van een ambt bedoeld in artikel 28bis voor een periode die gelijk is aan of langer is dan één jaar, of wiens aanstellingsduur ten minste één jaar heeft bereikt.
  § 2. Het opdrachtenblad bedoeld bij dit artikel kan tot doel hebben het oigen of een nieuw document op te stellen.
Art. 28quinquies. § 1er. Par dérogation à l'article 28ter, alinéa 1er, le directeur, si besoin est, peut confier une lettre de mission au membre du personnel désigné à titre temporaire dans l'exercice d'une fonction visée à l'article 28bis du présent décret.
  Le directeur confie d'office une lettre de mission au membre du personnel désigné à titre temporaire dans l'exercice d'une fonction visée à l'article 28bis pour une durée égale ou supérieure à un an, ou dont la durée de la désignation a atteint au moins un an.
  § 2. La lettre de mission visée au présent article peut consister dans la confirmation de la lettre de mission du membre du personnel visé à l'article 28bis faisant l'objet d'un remplacement ou dans un nouveau document.
Art.28quinquies /1. [1 § 1. In afwijking van artikel 28quater wijzigt de directeur, na voorafgaande raadpleging van het plaatselijk orgaan voor sociaal overleg, met voorafgaande instemming van de inrichtende macht, ambtshalve de inhoud van het opdrachtenblad van de werkplaatsleider die na het bereiken van de leeftijd van 58 jaar gedeeltelijk verlof om persoonlijke redenen voorafgaand aan het rustpensioen of van gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan geniet.
   In het gewijzigde opdrachtenblad worden de opdrachten vermeld die hij voorheen vervulde en die hij zal delegeren.
   Het bepaalt de organisatie van zijn prestaties en de nadere regels voor het overleg met de deeltijdse werkplaatsleider die hem moet bijstaan.
   § 2 Na voorafgaand overleg met het plaatselijk sociaal overlegorgaan en met voorafgaande instemming van de inrichtende macht, vertrouwt de directeur een opdrachtenblad toe aan de deeltijdse werkplaatsleider bedoeld in het vorige lid.
   § 3 Na voorafgaande raadpleging van het plaatselijk sociaal overlegorgaan, met voorafgaande instemming van de inrichtende macht, vertrouwt de directeur die na de leeftijd van 58 jaar een gedeeltelijk terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen krijgt vóór het rustpensioen of een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan, een opdrachtenblad toe aan de deeltijdse adjunct-directeur die wordt opgeroepen om hem bij te staan.
   § 4 Hij kan tevens, indien nodig, bepaalde wijzigingen aanbrengen in het opdrachtenblad van andere adjunct-directeuren en werkplaatsenleiders, overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden.]1

  
Art.28quinquies /1. [1 § 1er. Par dérogation à l'article 28quater, après consultation préalable de l'organe local de concertation sociale, avec l'accord préalable du pouvoir organisateur, le directeur modifie d'office le contenu de la lettre de mission du chef de travaux d'atelier qui bénéficie d'une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la pension de retraite ou d'une interruption partielle de la carrière professionnelle après 58 ans.
   La lettre de mission modifiée précise les missions qu'il exerçait antérieurement et qu'il délèguera.
   Elle définit l'organisation de ses prestations et les modalités de concertation avec le chef d'atelier à temps partiel appelé à le seconder.
   § 2. Après consultation préalable de l'organe local de concertation sociale et avec l'accord préalable du pouvoir organisateur, le directeur confie une lettre de mission au chef d'atelier à temps partiel visé au paragraphe précédent.
   § 3. Après consultation préalable de l'organe local de concertation sociale, avec l'accord préalable du pouvoir organisateur, le directeur qui bénéficie d'une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la pension de retraite ou d'une interruption partielle de la carrière professionnelle après 58 ans confie une lettre de mission au directeur adjoint à temps partiel appelé à le seconder.
   § 4. Il peut aussi, le cas échéant, apporter certaines modifications aux lettres de missions d'autres directeurs adjoints et chefs d'atelier en cohérence avec les dispositions prises en vertu des paragraphes précédents.]1

  
Afdeling II. - Opleidingsevaluatie.
Section II. - De l'évaluation formative.
Art. 28sexies. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Deze afdeling is van toepassing op het in vast verband benoemde personeelslid.
  Ze is eveneens van toepassing op het personeelslid dat in tijdelijk verband wordt aangesteld voor de uitoefening van een ambt bedoeld in artikel 28bis voor een periode die gelijk is aan of langer is dan één jaar, of wiens aanstellingsduur ten minste één jaar heeft bereikt. De benaming " personeelslid " bedoeld in deze afdeling geldt eveneens voor dat personeelslid.
Art. 28sexies. Cette section s'applique au membre du personnel nommé à titre définitif.
  Elle s'applique également au membre du personnel désigné à titre temporaire dans l'exercice d'une fonction visée à l'article 28bis pour une durée égale ou supérieure à un an, ou dont la durée de la désignation a atteint au moins un an. La dénomination " membre du personnel " visée à la présente section vise également ce membre du personnel.
Art. 28septies. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Om de vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van zijn benoeming in vast verband of van zijn tijdelijke aanstelling, wordt ieder personeelslid gezamenlijk geëvalueerd door de directeur en de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 37 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs.
  Als deze dit nuttig acht, kan hij het personeelslid vroeger evalueren.
  Onverminderd artikel 28 octies kan het personeelslid echter niet meer dan twee keer per periode van tien jaar worden geëvalueerd.
Art. 28septies. Tous les cinq ans à dater de sa nomination à titre définitif ou de sa désignation à titre temporaire, chaque membre du personnel fait l'objet d'une évaluation effectuée conjointement par le directeur et la Commission d'évaluation visée à l'article 37 du décret du 2 février 2007 fixant le statut des directeurs.
  Si ce dernier le juge utile, il peut procéder, plus tôt, à une évaluation du membre du personnel.
  Toutefois, sans préjudice de l'article 28octies, le membre du personnel ne peut faire l'objet de plus de deux évaluations par période de dix ans.
Art. 28octies. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De evaluatie steunt op de uitvoering van het opdrachtenblad bedoeld in afdeling I van dit hoofdstuk en, in voorkomend geval, op de praktische toepassing van de bevoegdheden verworven in het kader van de opleidingen bedoeld bij dit decreet.
  Bij die evaluatie wordt rekening gehouden met de globale context waarin het personeelslid moet werken en met de middelen die ter beschikking worden gesteld.
Art. 28octies. L'évaluation se fonde sur l'exécution de la lettre de mission visée à la section Ire du présent chapitre et, le cas échéant, sur la mise en pratique des compétences acquises dans le cadre des formations visées au présent décret.
  Elle tient compte du contexte global dans lequel est amené à évoluer le membre du personnel et des moyens qui sont mis à sa disposition.
Art. 28novies. <INGEVOEGD bij DFG 2007-02-02/52, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Op grond van die evaluatie, beslist de directeur in onderlinge overeenstemming met het personeelslid over de aan te brengen verbeteringen.
Art. 28novies. <INGEVOEGD bij DCFR 2007-02-02/52, art. 52; En vigueur : 01-01-2007> En fonction de cette évaluation, le directeur convient avec le membre du personnel des améliorations à apporter.
HOOFDSTUK IVter. [1 - De Selectiecommissies]1
CHAPITRE IVter. [1 - Des Commissions de sélection]1
Art. 28decies. [1 § 1. De inrichtende macht richt één of meer selectiecommissies op. Deze commissies bestaan uit de directeur van de betrokken inrichting en uit de leden of afgevaardigden van de inrichtende macht waaraan deze één of meer leden kan toewijzen die extern zijn aan de inrichtende macht en die over een deskundigheid inzake personeelsbeleid en personeelsselectie beschikken.
   § 2. De selectie van kandidaten baseert zich op het ambtsprofiel ontwikkeld door de inrichtende macht overeenkomstig artikel 28 en gevoegd bij de oproep tot kandidaten en, in het bijzonder, op de evaluatie van de verwachte technische en gedragscompetenties van de kandidaten, samen met de indicatoren van de beheersing, en hun boekhouding met het opvoedings- en pedagogisch project van de inrichtende macht.
   De selectiecommissie kan de kandidaturen op basis van het dossier sorteren en slechts de kandidaten horen die na deze selectie weerhouden worden.
   Na de verhoringen stelt de selectiecommissie een verslag op dat de kandidaten rangschikt en dat alle nuttige informatie geeft om de rangschikking te motiveren.
   Dit verslag wordt aan de inrichtende macht bezorgd die op deze basis de beslissing [2 van de aanstelling]2 neemt.
   Op de aanvraag van elke kandidaat deelt de inrichtende macht hem de informatie mee in verband met de evaluatie van zijn technische en gedragscompetenties en met de boekhouding van deze competenties met de selectiecriteria bepaald en gewogen door het ambtsprofiel.]1

  
Art. 28decies. [1 § 1er. Le pouvoir organisateur crée une ou plusieurs commissions de sélection. Ces commissions sont composées du directeur de l'établissement concerné et de membres ou de délégués du pouvoir organisateur auxquels celui-ci peut adjoindre un ou plusieurs membres extérieurs au pouvoir organisateur, disposant d'une expérience en ressources humaines et en matière de sélection du personnel.
   § 2. La sélection des candidats se fonde sur le profil de fonction élaboré par le pouvoir organisateur conformément à l'article 28 et annexé à l'appel à candidatures et, plus particulièrement, sur l'évaluation des compétences techniques et comportementales attendues des candidats, assorties d'indicateurs de maîtrise, et leur compatibilité avec le projet éducatif et pédagogique du pouvoir organisateur.
   La commission de sélection peut opérer un tri des candidatures sur dossier et n'entendre qe ules candidats retenus suite à cette sélection.
   Au terme des auditions, celle-ci établit un rapport classant les candidats et fournissant toutes informations utiles pour motiver le classement.
   Ce rapport est adressé au pouvoir organisateur qui, sur cette base, prend la décision [2 de désignation]2.
   A la demande de tout candidat, le pouvoir organisateur lui communique les informations relatives à l'évaluation de ses compétences techniques et comportementales et à la compatibilité de ces compétences avec les critères de sélection définis et pondérés par le profil de fonction.]1

  
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
CHAPITRE V. - Dispositions modificatives.
Art.29. Artikel 19 van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 19. De leerlingen ingeschreven in het onderwijs met beperkt leerplan komen in aanmerking voor het ambt van werkmeester of van werkplaatsleider in de inrichting waar zij het grootste gedeelte van hun lesuren beroepspraktijk volgen. Het aantal leerlingen wordt voorzien van de coëfficiënt 0,5.
  Lid één is niet van toepassing op de schoolinrichtingen voor sociale promotie die leergangen beroepspraktijk geven aan leerlingen van het secundair onderwijs met beperkt leerplan. "
Art.29. L'article 19 du décret du 3 juillet 1991 organisant l'enseignement secondaire à horaire réduit est remplacé par la disposition suivante :
  " Article 19. Les élèves inscrits dans l'enseignement à horaire réduit sont pris en compte pour la fonction de chef d'atelier ou de chef de travaux d'atelier dans l'établissement où ils suivent la majorité de leurs heures de pratique professionnelle. Le nombre d'élèves est affecté du coefficient 0,5.
  L'alinéa premier n'est pas applicable aux établissements d'enseignement de promotion sociale qui dispensent des cours de pratique professionnelle à des élèves de l'enseignement secondaire à horaire réduit. "
Art.30. Aan artikel 21quater, ingevoegd in het decreet van 29 juli 1992 bij het decreet van 2 april 1996 en aangevuld bij het decreet van 24 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in lid 1 worden de woorden " of van provisor of van onderdirecteur die in het bijzonder belast is met de eerste graad " geschrapt;
  2° lid 3 wordt geschrapt;
  3° in lid 4 worden de woorden " of van provisor of onderdirecteur die in het bijzonder belast is met de eerste graad " geschrapt.
Art.30. Dans l'article 21quater inséré dans le décret du 29 juillet 1992 par le décret du 2 avril 1996 et complété par le décret du 24 juillet 1997 sont apportées les modifications suivantes :
  1° au 1er alinéa, les mots " ou de proviseur ou de sous-directeur chargé principalement du premier degré " sont supprimés;
  2° l'alinéa 3 est supprimé;
  3° à l'alinéa 4, les mots " ou de proviseur ou de sous-directeur chargé principalement du premier degré " sont supprimés.
Art. 31. In het hoofdstuk 2bis van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, wordt een artikel 21 quinquies ingevoegd, luidend als volgt :
  " Artikel 21quinquies. § 1. Er wordt (worden) een of verschillende betrekkingen van werkmeester alsook een of verschillende betrekkingen van werkplaatsleider opgericht, indien de inrichting een aantal leerlingen telt dat ten minste gelijk is aan de hierna bedoelde minima in het kwalificatie-, beroeps-, technisch of kunstonderwijs, in het technisch overgangsonderwijs van de afdelingen " landbouwkunde ", " nijverheid " en " bouwkunde ", in het overgangsonderwijs voor de kunst en in het tweede jaar van het beroepsonderwijs.
  § 2. Om het aantal betrekkingen van werkmeester of van werkplaatsleider te bepalen, worden bedoelde aantallen leerlingen voorzien van een coëfficiënt.
  Deze coëfficiënt is de eenheid, behoudens :
  1° in het beroepsonderwijs van de afdeling " nijverheid ", waar het op 1,5 staat;
  2° in het beroepsonderwijs van de afdelingen " bouwkunde " en " hotelbedrijf-voeding ", waar het op 1,4 staat;
  3° in het beroepsonderwijs van de afdeling " landbouwkunde ", waar het op 1,3 staat;
  4° in het beroepsonderwijs van de afdeling " kleding " en de groep " schoonheidszorg " in de afdeling " dienstverlening aan personen ", waar het op 1,2 staat;
  5° in het technisch en beroepsonderwijs van de afdelingen " economie " en " toegepaste wetenschappen ", waar het op 0,2 staat;
  6° in het technisch en beroepsonderwijs van de afdelingen " dienstverlening aan personen " - behoudens, in het beroepsonderwijs, de groep " schoonheidszorg " -, waar het op 0,5 staat;
  7° in het technisch en beroepsonderwijs van de afdeling " toegepaste kunsten " - behoudens de groepen " grafische nijverheid ", " drukkerij ", " gravure - juweelkunst ", " gravure- ciseleerkunst " en " juwelenindustrie " -, waar het op 0,2 staat;
  8° in het aanvullend secundair beroepsonderwijs, waar het op 0,5 staat, behoudens de afdeling " kleding ", waar het op 1,2 staat;
  9° in het kunstonderwijs, waar het op 1,5 staat;
  10° in het technisch en beroepsonderwijs van de afdeling " toegepaste kunsten " - groepen " gravure - juweelkunst ", " gravure- ciseleerkunst " en " juwelenindustrie " -, waar het op 0,5 staat.
  De uitslagen worden naar de boveneenheid afgerond.
  De betrekkingen van werkmeester of van werkplaatsleider mogen ofwel opgericht worden, ofwel behouden blijven overeenkomstig onderstaande tabel :
Art. 31. Un article 21quinquies, rédigé comme suit, est inséré dans le chapitre 2bis du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l'enseignement secondaire de plein exercice :
  " Article 21quinquies. § 1. Il est créé un ou plusieurs emplois de chefs d'atelier ainsi qu'un ou deux emplois de chefs de travaux d'atelier lorsque l'établissement compte un nombre d'élèves au moins égal aux minima visés ci-après dans l'enseignement de qualification, professionnel, technique ou artistique, dans l'enseignement technique de transition des secteurs " agronomie ", " industrie " et " construction ", dans l'enseignement artistique de transition et en deuxième année de l'enseignement professionnel.
  § 2. Pour fixer le nombre d'emplois de chef d'atelier ou de chef de travaux d'atelier, les nombres d'élèves visés sont affectés d'un coefficient.
  Celui-ci est l'unité sauf :
  1° dans l'enseignement professionnel du secteur " industrie ", où il est fixé à 1,5;
  2° dans l'enseignement professionnel des secteurs " construction " et " hôtellerie-alimentation " où il est fixé à 1,4;
  3° dans l'enseignement professionnel du secteur " agronomie ", où il est fixé à 1,3;
  4° dans l'enseignement professionnel du secteur " habillement " et du groupe " soins de beauté " dans le secteur " services aux personnes ", où il est de 1,2;
  5° dans l'enseignement technique et professionnel des secteurs " économie " et " sciences appliquées ", où il est de 0,2;
  6° dans l'enseignement technique et professionnel du secteur " services aux personnes " - à l'exception, dans l'enseignement professionnel, du groupe " soins de beauté " -, où il est de 0,5;
  7° dans l'enseignement technique et professionnel du secteur " arts appliqués " - à l'exception des groupes " industries graphiques ", " imprimerie ", " gravure-bijouterie ", " gravure-ciselure " et " bijouterie " -, où il est de 0,2;
  8° dans l'enseignement professionnel secondaire complémentaire, où il est de 0,5, à l'exception de la section " habillement " où il est de 1,2;
  9° dans l'enseignement artistique, où il est de 0,5;
  10° dans l'enseignement technique et professionnel du secteur " arts appliqués ", groupes " gravure-bijouterie ", " gravure-ciselure " et " bijouterie ", où il est de 0,5.
  Les résultats sont arrondis à l'unité supérieure.
  Les emplois de chef d'atelier ou de chefs de travaux d'atelier peuvent être soit créés, soit maintenus conformément au tableau suivant :
BetrekkingenOprichtingsnormBehoudsnorm
Werkmeester180150
Werkmeester360300
Werkplaatsleider540450
Werkmeester740600
Werkmeester940750
Werkmeester1 140900
Werkmeester1 3401 080
Werkplaatsleider1 5401 260
Werkmeester1 7401 440
BetrekkingenOprichtingsnormBehoudsnormWerkmeester180150Werkmeester360300Werkplaatsleider540450Werkmeester740600Werkmeester940750Werkmeester1 140900Werkmeester1 3401 080Werkplaatsleider1 5401 260Werkmeester1 7401 440
EmploisNorme de
  création
Norme de
  maintien
Chef d'atelier180150
Chef d'atelier360300
Chef de travaux d'atelier540450
Chef d'atelier740600
Chef d'atelier940750
Chef d'atelier1 140900
Chef d'atelier1 3401 080
Chef de travaux d'atelier1 5401 260
Chef d'atelier1 7401 440
EmploisNorme de
  créationNorme de
  maintienChef d'atelier180150Chef d'atelier360300Chef de travaux d'atelier540450Chef d'atelier740600Chef d'atelier940750Chef d'atelier1 140900Chef d'atelier1 3401 080Chef de travaux d'atelier1 5401 260Chef d'atelier1 7401 440
  Er wordt een bijkomende betrekking van werkmeester opgericht of behouden respectievelijk per volledige schijf van 200 en 180.
  In elke inrichting mogen er een betrekking van werkmeester alsook een betrekking van werkplaatsleider gedurende twee schooljaren behouden blijven wanneer de norm niet meer wordt bereikt, ongeacht het aantal afwijkingen bekomen bij de inwerkingtreding van het decreet met toepassing van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 4 november 1991 houdende de vereisten voor de oprichting en de instandhouding van de betrekkingen van werkmeester en werkplaatsleider in de inrichting voor secundair onderwijs, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 oktober 1995.
  § 3. De pas opgerichte betrekkingen worden slechts als vacant beschouwd voor een benoeming in vast verband indien zij beantwoorden aan de oprichtingsnorm en indien deze gedurende de laatste twee schooljaren werd bereikt.
  De eerste betrekking van werkmeester en de eerste betrekking van werkplaatsleider, die op 30 juni 1998 bestonden, zelfs in de vorm van behoud, worden geacht de voorwaarde te vervullen inzake vacante betrekking bepaald in deze paragraaf.
  § 4. De personeelsleden in vast verband benoemd of aangeworven die in dienstactiviteit zijn op de datum van uitwerking van het decreet worden in dienstactiviteit in hun ambt behouden, zonder beperking in de tijd.
  De personeelsleden bedoeld bij lid 1 die in overtal zouden zijn, kunnen uiterlijk 1 september 2000 de bepalingen genieten die van toepassing zijn op de personeelsleden die in disponibiliteit gesteld zijn bij gebrek aan betrekkingen bepaald bij artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
  De in lid 1 bedoelde personeelsleden die vanaf de inwerkingtreding van het decreet in overtal zijn geplaatst en die het voordeel van de bepalingen van lid 2 niet hebben gekregen, worden in hun inrichtende macht geaffecteerd in gelijk welke betrekking van hun ambt die vacant of voorlopig vacant wordt.
  Il est créé ou maintenu un chef d'atelier supplémentaire respectivement par tranche complète de 200 et de 180.
  Dans chaque établissement, un emploi de chef d'atelier ainsi qu'un emploi de chef de travaux d'atelier peuvent être maintenus pendant deux années scolaires lorsque la norme n'est plus atteinte, quel que soit le nombre de dérogations obtenues à l'entrée en vigueur du décret par application de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 4 novembre 1991 fixant les conditions requises pour la création et le maintien des emplois de chefs d'atelier et de chefs de travaux d'atelier dans les établissements d'enseignement secondaire, tel que modifié par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 30 octobre 1995.
  § 3. Les emplois nouvellement créés ne sont considérés comme vacants pour une nomination définitive que lorsqu'ils correspondent à la norme de création et que celle-ci a été atteinte pendant les deux dernières années scolaires.
  Toutefois, le premier emploi de chef d'atelier et le premier emploi de chef de travaux d'atelier, existant au 30 juin 1998, même sous forme de maintien, sont réputés remplir la condition de vacance fixée au présent paragraphe.
  § 4. Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif, en activité de service à la date de prise d'effet du décret sont maintenus en activité de service dans leur fonction, sans limitation de durée.
  Les membres du personnel visés à l'alinéa 1 qui seraient en surnombre peuvent, au plus tard le 1er septembre 2000, bénéficier des dispositions applicables aux membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi prévues par l'article 10 de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux.
  Les membres du personnel visés à l'alinéa 1, placés en surnombre à partir de l'entrée en vigueur du décret et qui n'ont pas bénéficié des dispositions de l'alinéa 2, sont affectés au sein de leur pouvoir organisateur à tout emploi de leur fonction qui devient vacant ou provisoirement vacant.
Art.32. In artikel 14 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende wijziging van de wetgeving betreffende de organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan worden de woorden " vooral belast met de eerste graad " geschrapt.
Art.32. Dans l'article 14 du décret du 5 août 1995 portant modification de la législation relative à l'organisation de l'enseignement secondaire de plein exercice, les mots " chargé à titre principal du premier degré " sont supprimés.
HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen.
CHAPITRE VI. - Dispositions abrogatoires.
Art.33. In artikel 6 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, voor onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, worden de rubrieken A, b), B, b), Bbis, b), C,b) en c), D, b) en c) geschrapt.
Art.33. Dans l'article 6 de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, les rubriques A, b), B, b), Bbis, b), C, b) et c), D, b) et c) sont supprimées.
Art.34. De artikelen 79, 82, 83, 84, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 93, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 103, 104, 105, 106, 107, 107bis, 108, 109, 110, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuursen onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch en kunstonderwijs, voor onderwijs voor sociale promotie van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen zijn niet meer van toepassing voor het kleuter-, lager, basis-, secundair, gewoon en (gespecialiseerd) onderwijs, behoudens de bepalingen die eigen zijn aan de ambten van (hoofd van een werkplaats van een technisch en pedagogisch centrum, directeur van een technisch en pedagogisch centrum, (van directeur van een centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming, van directeur van een openlucht- en recreatiecentrum of van een directeur van een technisch tuinbouwcentrum van [1 het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap]1).)
  
Art.34. Les articles 79, 82, 83, 84, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 93, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 103, 104, 105, 106, 107, 107bis, 108, 109, 110, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements ne sont plus d'application pour l'enseignement maternel, primaire, fondamental, secondaire, ordinaire et (spécialisé) à l'exception des dispositions propres aux fonctions (de chef d'atelier d'un centre technique et pédagogique, de directeur d'un centre technique et pédagogique, (de directeur d'un centre d'auto-formation et de formation continuée, de directeur d'un centre de dépaysement et de plein air et de directeur d'un centre technique horticole de [1 l'enseignement organisé par la Communauté française]1).)
  
Art.35. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, worden de rubrieken C en D geschrapt.
Art.35. Dans l'article 1 de l'arrêté royal du 22 juillet 1969 déterminant les fonctions de recrutement dont doivent être titulaires les membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical des établissements de l'enseignement de l'Etat, pour pouvoir être nommés aux fonctions de sélection, les rubriques C et D sont supprimées.
Art.36. Het ministerieel besluit van 31 juli 1969 genomen in uitvoering van artikel 93 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt opgeheven.
Art.36. L'arrêté ministériel du 31juillet 1969 pris en exécution de l'article 93 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements est abrogé.
Art.37. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel der rijksonderwijsinrichtingen, worden de rubrieken A, Bbis, C en D geschrapt.
Art.37. Dans l'article 1 de l'arrêté royal du 31 juillet 1969 déterminant les fonctions de recrutement et les fonctions de sélection dont doivent être titulaires les membres du personnel de l'enseignement de l'Etat pour pouvoir être nommés aux fonctions de promotion de la catégorie du personnel directeur et enseignant des établissements d'enseignement de l'Etat, les rubriques A, B, Bbis, C et D sont supprimées.
Art.38. De artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 7 van het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de ambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een ambt van de inspectiedienst belast met het toezicht op de rijksonderwijsinrichtingen en op de internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden opgeheven.
Art.38. Les articles 2, 3, 4, 5, 6, 7 de l'arrêté royal du 31 juillet 1969 déterminant les fonctions dont doivent être titulaires les membres du personnel de l'enseignement de l'Etat pour pouvoir être nommés aux fonctions du service d'inspection chargé de la surveillance des établissements d'enseignement de l'Etat et des internats dépendant de ces établissements sont abrogés.
Art.39. De artikelen 1,2°, 2,2°, 3, 4, 5, 6, 7, en 8 van het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van het bekwaamheidsbewijs vereist voor de benoeming tot het ambt van inspecteur of inspectrice technische vakken en beroepspraktijk, worden opgeheven.
Art.39. Les articles 1, 2°, 2, 2°, 3, 4, 5, 6, 7 et 8 de l'arrêté royal du 31 juillet 1969 fixant le titre requis pour la nomination à la fonction d'inspecteur ou d'inspectrice de cours techniques et de pratique professionnelle sont abrogés.
Art.40. Het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de regels betreffende de samenstelling van de bevorderingscommissies bedoeld in het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, is niet meer van toepassing voor het kleuter-, lager, basis-, secundair, gewoon en (gespecialiseerd) onderwijs (behoudens de ambten van directeur van een technisch en pedagogisch centrum, (van directeur van een centrum voor zelfvorming en voortgezette vorming, van directeur van een openlucht- en recreatiecentrum of van een directeur van een technisch tuinbouwcentrum van [1 het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap]1)).
  
Art.40. L'arrêté royal du 31 juillet 1969 déterminant les règles selon lesquelles est fixée la composition des jurys de promotion prévus par l'arrêté royal du 2 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements n'est plus d'application pour l'enseignement maternel, primaire, fondamental, secondaire, ordinaire et (spécialisé) (sauf pour ce qui concerne les fonctions de directeur d'un centre technique et pédagogique, (de directeur d'un centre d'auto-formation et de formation continuée, de directeur d'un centre de dépaysement et de plein air et de directeur d'un centre technique horticole de [1 l'enseignement organisé par la Communauté française]1)).
  
Art.41. Het besluit van de Executieve van 4 november 1991 houdende de vereisten voor de oprichting en de instandhouding van de betrekkingen van werkmeester en werkplaatsleider in de inrichtingen voor secundair onderwijs, wordt opgeheven.
Art.41. L'arrêté de l'Exécutif du 4 novembre 1991 fixant les conditions requises pour la création et le maintien des emplois de chefs d'atelier et de chef de travaux d'atelier dans les établissements d'enseignement secondaire est abrogé.
Art.42. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 17 februari 1993 genomen ter uitvoering van artikel 79 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt opgeheven.
Art.42. L'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 17 février 1993 pris en exécution de l'article 79 de l'arrête royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements est abrogé.
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
CHAPITRE VII. - Dispositions transitoires.
Art.43. De personeelsleden die in het ambt van werkmeester of in het ambt van werkplaatsleider in het secundair onderwijs van de lagere graad of in het secundair onderwijs van de hogere graad in vast verband zijn benoemd krachtens de bepalingen die op hen van toepassing waren vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet, worden geacht in vast verband benoemd of aangeworven te zijn in het secundair onderwijs, respectievelijk in het ambt van werkmeester of in het ambt van werkplaatsleider.
  Bovendien behouden zij het genot van de weddeschaal verbonden aan hun benoeming of aanwerving, tenzij de toepassing van de bepalingen bepaald bij toepassing van artikel 7 van het decreet, hen meer voordeel bijbrengt.
  (De personeelsleden die in tijdelijk verband aangesteld of aangeworven zijn op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, in het secundair onderwijs van de lagere graad of in het secundair onderwijs van de hogere graad, in het ambt van werkmeester of in het ambt van werkplaatsleider, worden, op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, geacht tijdelijk aangesteld of aangeworven te zijn in het ambt van werkmeester of werkplaatsleider.)
Art.43. Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif dans l'enseignement secondaire du degré inférieur ou dans l'enseignement secondaire du degré supérieur, à la fonction de chef d'atelier ou à la fonction de chef de travaux d'atelier en vertu des dispositions qui leur étaient applicables avant la date d'entrée en vigueur du décret sont réputés être nommés ou engagés à titre définitif, dans l'enseignement secondaire, respectivement à la fonction de chef d'atelier ou à la fonction de chef de travaux d'atelier.
  Ils conservent, en outre, le bénéfice de l'échelle barémique liée à leur nomination ou engagement, à moins que l'application des dispositions prévues en application de l'article 7 du décret leur soit plus favorable.
  (Les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire à la date d'entrée en vigueur du présent décret dans l'enseignement secondaire du degré inférieur ou dans l'enseignement secondaire du degré supérieur, à la fonction de chef d'atelier ou à la fonction de chef de travaux d'atelier, sont réputés à la date d'entrée en vigueur du présent décret, être désignés ou engagés à titre temporaire à la fonction de chef d'atelier ou de chef de travaux d'atelier.)
Art.44. De personeelsleden die in het ambt van directeur in het lager secundair onderwijs benoemd of aangeworven zijn op de datum van inwerkingtreding van het decreet, die in disponibiliteit zijn gesteld bij gebrek aan betrekkingen en die niet gereaffecteerd of in dienstactiviteit teruggeroepen kunnen worden in hun ambt, worden op eigen verzoek benoemd of in dienst genomen in het ambt van provisor of onderdirecteur wanneer een betrekking vacant blijft na de reaffectatie van de personeelsleden die in disponibiliteit zijn gesteld bij gebrek aan betrekkingen in dit ambt en na de benoeming van de bij artikel 46 bedoelde personeelsleden.
  Wanneer de benoeming of de aanwerving in een andere inrichtende macht gebeurt, is de toestemming van deze macht vereist.
  In [1 het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap]1 wordt de eerste affectatie van de personeelsleden bedoeld bij lid 1 in het ambt van provisor of onderdirecteur uitgevoerd op de voordracht van de Interzonale Aanstellingscommissie, opgericht bij artikel 14ter van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch en kunstonderwijs en voor onderwijs voor sociale promotie van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
  
Art.44. Les membres du personnel nommés ou engagés dans la fonction de directeur dans l'enseignement secondaire inférieur à la date d'entrée en vigueur du décret, mis en disponibilité par défaut d'emploi et qui ne peuvent pas être réaffectés ou rappelés à l'activité de service dans leur fonction sont, à leur demande, nommés ou engagés dans la fonction de proviseur ou sous-directeur lorsqu'un emploi reste vacant après la réaffectation des membres du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi dans cette fonction et la nomination des membres du personnel visés à l'article 46.
  Lorsque la nomination ou l'engagement se fait au sein d'un autre pouvoir organisateur, l'accord de celui-ci est requis.
  Dans [1 l'enseignement organisé par la Communauté française]1, la première affectation des membres du personnel visés à l'alinéa 1 à la fonction de proviseur ou de sous-directeur se fait sur proposition de la Commission interzonale d'Affectation créée par l'article 14ter de l'arrêté royal du 22 mars 1996 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, (spécialisé), moyen, technique, de promotion sociale et artistique, de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargés de la surveillance de ces établissements.
  
Art.45. § 1. De personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van het decreet in vast verband benoemd of aangeworven zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur, in het bijzonder belast met de 1e graad, worden geacht in vast verband benoemd of aangeworven te zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur.
  De personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van het decreet tijdelijk benoemd of aangeworven zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur, in het bijzonder belast met de 1e graad, worden geacht tijdelijk benoemd of aangeworven te zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur.
  § 2. De personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van het decreet in vast verband benoemd of aangeworven zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur in het secundair onderwijs van de hogere graad, worden geacht in vast verband benoemd of in dienst genomen te zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur.
  De personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van het decreet tijdelijk benoemd of aangeworven zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur in het secundair onderwijs van de hogere graad, worden geacht tijdelijk benoemd of aangeworven te zijn in het ambt van provisor of van onderdirecteur.
Art.45. § 1. Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif, à la date d'entrée en vigueur du décret à la fonction de proviseur ou sous-directeur chargé principalement du 1er degré sont réputes nommés ou engagés à titre définitif à la fonction de proviseur ou sous-directeur.
  Les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire à la date d entrée en vigueur du décret à la fonction de proviseur ou sous-directeur chargé principalement du 1er degré sont réputés désignés ou engagés à titre temporaire à la fonction de proviseur ou sous-directeur.
  § 2. Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif à la date d'entrée en vigueur du décret à la fonction de proviseur ou sous-directeur dans l'enseignement secondaire du degré supérieur sont réputes nommés ou engagés à titre définitif à la fonction de proviseur ou sous-directeur.
  Les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire à la date d'entrée en vigueur du décret à la fonction de proviseur ou sous-directeur dans l'enseignement secondaire du degré supérieur sont réputés désignés ou engagés à titre temporaire à la fonction de proviseur ou sous-directeur.
Art. 45bis. [1 De personeelsleden die vast benoemd worden in het onderwijs voor sociale promotie in een ambt van onderdirecteur of in een ambt van werkmeester of in een ambt van directiesecretaris overeenkomstig de bepalingen die op hen werden toegepast voor de inwerkingtreding van het decreet, worden geacht vast benoemd te zijn in het onderwijs voor sociale promotie respectievelijk in het ambt van onderdirecteur of in het ambt van werkmeester of in het ambt van directiesecretaris.
   De personeelsleden die tijdelijk aangesteld worden op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet in het onderwijs voor sociale promotie, in het ambt van onderdirecteur of in het ambt van werkmeester of in het ambt van directiesecretaris, worden geacht op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit tijdelijk aangesteld te zijn in het ambt van onderdirecteur of werkmeester of in het ambt van directiesecretaris.]1

  
Art. 45bis. [1 Les membres du personnel nommés à titre définitif dans l'enseignement de promotion sociale à la fonction de sous-directeur ou à la fonction de chef d'atelier ou à la fonction de secrétaire de direction en vertu des dispositions qui leur étaient applicables avant la date d'entrée en vigueur du décret sont réputés être nommés à titre définitif, dans l'enseignement de promotion sociale, respectivement à la fonction de sous-directeur ou à la fonction de chef d'atelier ou à la fonction de secrétaire de direction.
   Les membres du personnel désignés à titre temporaire à la date d'entrée en vigueur du présent décret dans l'enseignement de promotion sociale, à la fonction de sous-directeur ou à la fonction de chef d'atelier ou à la fonction de secrétaire de direction, sont réputés à la date d'entrée en vigueur du présent décret, être désignés à titre temporaire à la fonction de sous-directeur ou de chef d'atelier ou à la fonction de secrétaire de direction.]1

  
Art.46. In afwijking van artikel 28, § 1, leden 1 en 2, zijn de personeelsleden van de Gemeenschap die tijdelijk aangesteld zijn in een selectie- of promotiebetrekking en er minstens 1 050 anciënniteitsdagen tellen op 1 januari 2004 zijn tijdelijk prioritair om benoemd te worden in de betrekking die ze in vast verband of tijdelijk bekleden, naargelang die betrekking vacant is of niet, zodra ze het brevet ontvangen hebben in verband met het ambt dat ze bekleden.
Art.46. Par dérogation à l'article 28, § 1er, alinéas 1er et 2, les membres du personnel de la Communauté qui ont été désignés à titre temporaire dans une fonction de sélection ou de promotion et y comptent au moins 1 050 jours d'ancienneté au 1er janvier 2004 sont prioritaires pour être affectés dans l'emploi qu'ils occupent, à titre définitif ou provisoire, selon que cet emploi est vacant ou non vacant, dès qu'ils ont obtenu le brevet en rapport avec la fonction qu'ils exercent.
Art. 46bis. <INGEVOEGD bij DFG 2003-12-17/50, art. 42; Inwerkingtreding : 09-02-2004> In afwijking van de bepalingen van artikel 28, § 2, lid 1, van dit decreet, worden de titularissen van de bevorderingsbrevetten die hun kandidatuur hebben ingediend voor een bevorderingsambt als antwoord op de oproep tot de kandidaturen gedaan tengevolge van het uitreiken van de eerste bevorderingsbrevetten overeenkomstig de bepalingen van dit decreet, op 1 juli benoemd in het bedoeld ambt, in de met de bedoelde betrekking overeenstemmende ambten, onder voorbehoud dat de betrekkingen van het betrokken promotie-ambt beschikbaar waren voor een aanstellingsverandering in het kader van de procedure die in de vorige maand oktober gestart werd.
Art. 46bis. Par dérogation aux dispositions de l'article 28, § 2, alinéa 1er, du présent décret, les titulaires des brevets de promotion, qui ont introduit leur candidature à une fonction de promotion à la suite de l'appel lancé consécutivement à la délivrance des premiers brevets de promotion conformément aux dispositions du présent décret, sont nommés à ladite fonction de promotion à la date du 1er juillet, dans les emplois correspondant à ladite fonction, sous réserve que les emplois de la fonction de promotion considérée aient été disponibles pour un changement d'affectation dans le cadre de la procédure lancée au mois d'octobre précédent.
Art.47. De geslaagden van bekwaamheidsproeven georganiseerd volgens de voorgaande bepalingen betreffende de toegang tot de bevorderingsambten worden geacht titularis te zijn van het brevet beschreven in het decreet voor het overeenstemmend ambt.
  (De geslaagden van bekwaamheidsproeven voor het ambt van inspecteur algemene vakken (klassieke talen) in de lagere graad van het secundair onderwijs alsmede de geslaagden van bekwaamheidsproeven voor het ambt van inspecteur algemene vakken (latijn-grieks of groep klassieke filologie) in de hogere graad van het secundair onderwijs en in het niet-universitair hoger onderwijs worden geacht titularis te zijn van het brevet klassieke talen in het secundair onderwijs en in het hoger niet-universitair onderwijs)
Art.47. Les lauréats d'épreuves d'aptitude organisées selon les dispositions antérieures relatives à l'accès aux fonctions de promotion sont réputés être titulaires du brevet défini dans le décret pour la fonction correspondante.
  (Les lauréats des épreuves d'aptitude à la fonction d'inspecteur de cours généraux (langues anciennes) dans l'enseignement secondaire du degré inférieur ainsi que les lauréats des épreuves d'aptitude à la fonction d'inspecteur de cours généraux (latin-grec ou groupe philologie classique) dans l'enseignement secondaire du degré supérieur et dans l'enseignement supérieur non universitaire sont réputés être titulaires du brevet d'inspecteur de langues anciennes dans l'enseignement secondaire et dans l'enseignement supérieur non universitaire.)
Art.48. Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, behoudens de artikelen 29, 31 en 41, die op 30 juni 1999 in werking treden.
Art.48. Le présent décret entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge, à l'exception des articles 29, 31 et 41 qui entrent en vigueur le 30 juin 1999.
BIJLAGE [1 Bijlage bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten]1
ANNEXE. [1 - Annexe au décret de la Communauté française du 4 janvier 1999 relatif aux fonctions de promotion et de sélection]1
Art. N. [1 Lijst van de bekwaamheidsbewijzen in het kader van een benoeming in het ambt van directiesecretaris.]1
Art. N. [1 Liste des titres de capacités permettant d'être nommé dans la fonction de secrétaire de direction]1
1) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR UNIVERSITAIRE
1ER CYCLE 2E CYCLE
- CANDIDAT/BACHELIER EN DROIT - LICENCIE/MASTER EN DROIT
- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES POLITIQUES - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES POLITIQUES
 - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES DU TRAVAIL
- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION
- CANDIDAT/BACHELIER INGENIEUR DE GESTION - INGENIEUR DE GESTION
 - MASTER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
2) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE COURT
- GRADUE/BACHELIER EN DROIT
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES
- GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES
- GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES ADMINISTRATIVES ET GESTION PUBLIQUE
- GRADUE/BACHELIER EN ADMINISTRATION ET GESTION DU PERSONNEL
- GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
3) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE LONG
1ER CYCLE 2E CYCLE
- CANDIDAT EN SCIENCES ADMINISTRATIVES - LICENCIE EN SCIENCES ADMINISTRATIVES
- BACHELIER EN GESTION PUBLIQUE - MASTER EN GESTION PUBLIQUE
4) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR DE PROMOTION SOCIALE DE TYPE COURT DE REGIME 1
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION
- GRADUE/BACHELIER EN DROIT
- GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES
- GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES COMMERCIALES ET ADMINISTRATIVES
- GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
1) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR UNIVERSITAIRE1ER CYCLE 2E CYCLE- CANDIDAT/BACHELIER EN DROIT - LICENCIE/MASTER EN DROIT- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES POLITIQUES - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES POLITIQUES- LICENCIE/MASTER EN SCIENCES DU TRAVAIL- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION- CANDIDAT/BACHELIER INGENIEUR DE GESTION - INGENIEUR DE GESTION- MASTER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES 2) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE COURT - GRADUE/BACHELIER EN DROIT - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES - GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES - GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES ADMINISTRATIVES ET GESTION PUBLIQUE - GRADUE/BACHELIER EN ADMINISTRATION ET GESTION DU PERSONNEL - GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES 3) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE LONG 1ER CYCLE 2E CYCLE- CANDIDAT EN SCIENCES ADMINISTRATIVES - LICENCIE EN SCIENCES ADMINISTRATIVES- BACHELIER EN GESTION PUBLIQUE - MASTER EN GESTION PUBLIQUE 4) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR DE PROMOTION SOCIALE DE TYPE COURT DE REGIME 1 - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION - GRADUE/BACHELIER EN DROIT - GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES - GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES COMMERCIALES ET ADMINISTRATIVES - GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
1) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR UNIVERSITAIRE
1ER CYCLE 2E CYCLE
- CANDIDAT/BACHELIER EN DROIT - LICENCIE/MASTER EN DROIT
- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES POLITIQUES - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES POLITIQUES
 - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES DU TRAVAIL
- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION
- CANDIDAT/BACHELIER INGENIEUR DE GESTION - INGENIEUR DE GESTION
 - MASTER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
2) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE COURT
- GRADUE/BACHELIER EN DROIT
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES
- GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES
- GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES ADMINISTRATIVES ET GESTION PUBLIQUE
- GRADUE/BACHELIER EN ADMINISTRATION ET GESTION DU PERSONNEL
- GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
3) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE LONG
1ER CYCLE 2E CYCLE
- CANDIDAT EN SCIENCES ADMINISTRATIVES - LICENCIE EN SCIENCES ADMINISTRATIVES
- BACHELIER EN GESTION PUBLIQUE - MASTER EN GESTION PUBLIQUE
4) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR DE PROMOTION SOCIALE DE TYPE COURT DE REGIME 1
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES
- GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION
- GRADUE/BACHELIER EN DROIT
- GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES
- GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES COMMERCIALES ET ADMINISTRATIVES
- GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES
1) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR UNIVERSITAIRE1ER CYCLE 2E CYCLE- CANDIDAT/BACHELIER EN DROIT - LICENCIE/MASTER EN DROIT- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES POLITIQUES - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES POLITIQUES- LICENCIE/MASTER EN SCIENCES DU TRAVAIL- CANDIDAT/BACHELIER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION - LICENCIE/MASTER EN SCIENCES ECONOMIQUES ET DE GESTION- CANDIDAT/BACHELIER INGENIEUR DE GESTION - INGENIEUR DE GESTION- MASTER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES 2) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE COURT - GRADUE/BACHELIER EN DROIT - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES - GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES - GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES ADMINISTRATIVES ET GESTION PUBLIQUE - GRADUE/BACHELIER EN ADMINISTRATION ET GESTION DU PERSONNEL - GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES 3) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR NON UNIVERSITAIRE DE PLEIN EXERCICE DE TYPE LONG 1ER CYCLE 2E CYCLE- CANDIDAT EN SCIENCES ADMINISTRATIVES - LICENCIE EN SCIENCES ADMINISTRATIVES- BACHELIER EN GESTION PUBLIQUE - MASTER EN GESTION PUBLIQUE4) DIPLOMES DE L'ENSEIGNEMENT SUPERIEUR DE PROMOTION SOCIALE DE TYPE COURT DE REGIME 1 - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT-LANGUES - GRADUE/BACHELIER EN SECRETARIAT DE DIRECTION - GRADUE/BACHELIER EN DROIT - GRADUE/BACHELIER EN RELATIONS PUBLIQUES - GRADUE/BACHELIER EN SCIENCES COMMERCIALES ET ADMINISTRATIVES - GRADUE/BACHELIER EN GESTION DES RESSOURCES HUMAINES