Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1° bestuur : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie, al naar gelang hun respectievelijke bevoegdheden;
2° instituut : het " Institut scientifique de Service public ";
3° waarnemingscentrum : inwendig orgaan van het instituut dat een actief technologisch toezicht moet uitoefenen en daartoe met name een netwerk van geschikte informanten moet aanleggen, zowel op intern als op extern vlak;
4° milieutechnieken : technologieën die hetzij gebruik maken van hulpbronnen uit het leefmilieu, hetzij de milieueffecten minimaliseren;
5° resource-persoon of -instelling : persoon of instelling die, in welke hoedanigheid ook, gegevens over milieutechnologieën inzamelt of bezit, of zou kunnen evalueren. Hieronder worden de deskundige laboratoria gerekend, namelijk die waarvan de bevoegdheden officieel erkend zijn op internationaal vlak;
6° connectie : georganiseerde band tussen het instituut en een resource-persoon of -instelling;
7° bijzonder toezicht : het focusseren van de verschillende technologische toezichtsmiddelen op welbepaalde doelwitten met het oog op een vlottere en nauwkeurigere identificatie van de opportuniteiten;
8° onderaanneming : overdracht van taken en werkzaamheden waarin het in artikel 3 bedoelde jaarprogramma voorziet, aan resource-personen of -instellingen rekening houdende met hun specifieke technische bevoegdheden; deze taken en werkzaamheden worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van het instituut volgens de methodologie die het voorgeschreven heeft.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
27 MEI 1999. - Besluit van de Waalse Regering waarbij het " Institut scientifique de Service public " (Openbaar wetenschappelijk instituut) belast wordt met de opdracht van waarnemingscentrum voor milieutechnologieën (VERTALING).
Titre
27 MAI 1999. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif à la mission d'observatoire des technologies environnementales de l'Institut scientifique de Service public.
Informations sur le document
Numac: 1999027633
Datum: 1999-05-27
Info du document
Numac: 1999027633
Date: 1999-05-27
Table des matières
Tekst (17)
Texte (17)
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
CHAPITRE I. - Généralités.
Article 1. Au sens du présent arrêté, on entend par :
1° administration : la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou la Direction générale des Technologies, de la Recherche et de l'Energie, selon leurs compétences respectives;
2° institut : Institut scientifique de Service public;
3° observatoire : organe interne à l'institut chargé d'exercer une veille technologique active et notamment d'établir à cette fin un réseau d'informateurs adéquats, tant au niveau interne qu'externe;
4° techniques environnementales : les technologies qui soit mobilisent les ressources environnementales, soit minimisent les impacts sur l'environnement;
5° personne ou organisme ressource : toute personne ou organisme qui, à quelque titre que ce soit, crée, rassemble ou dispose d'informations relatives aux technologies environnementales ou qui est susceptible de les évaluer. Sont compris les laboratoires experts, c'est-à-dire ceux dont les compétences ont fait l'objet d'une reconnaissance officielle de valeur internationale;
6° connexion : lien organisé entre l'institut et une personne ou un organisme ressource;
7° surveillance particulière : focalisation des différents moyens de veille technologique sur des cibles définies pour identifier plus rapidement et plus finement les opportunités;
8° sous-traitance : report vers des personnes ou organismes ressources, de tâches et travaux faisant partie du programme annuel visé à l'article 3, en raison de leurs compétences techniques spécifiques; ces tâches et travaux sont réalisés sous la responsabilité de l'institut, selon la méthodologie qu'il a prescrite.
1° administration : la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou la Direction générale des Technologies, de la Recherche et de l'Energie, selon leurs compétences respectives;
2° institut : Institut scientifique de Service public;
3° observatoire : organe interne à l'institut chargé d'exercer une veille technologique active et notamment d'établir à cette fin un réseau d'informateurs adéquats, tant au niveau interne qu'externe;
4° techniques environnementales : les technologies qui soit mobilisent les ressources environnementales, soit minimisent les impacts sur l'environnement;
5° personne ou organisme ressource : toute personne ou organisme qui, à quelque titre que ce soit, crée, rassemble ou dispose d'informations relatives aux technologies environnementales ou qui est susceptible de les évaluer. Sont compris les laboratoires experts, c'est-à-dire ceux dont les compétences ont fait l'objet d'une reconnaissance officielle de valeur internationale;
6° connexion : lien organisé entre l'institut et une personne ou un organisme ressource;
7° surveillance particulière : focalisation des différents moyens de veille technologique sur des cibles définies pour identifier plus rapidement et plus finement les opportunités;
8° sous-traitance : report vers des personnes ou organismes ressources, de tâches et travaux faisant partie du programme annuel visé à l'article 3, en raison de leurs compétences techniques spécifiques; ces tâches et travaux sont réalisés sous la responsabilité de l'institut, selon la méthodologie qu'il a prescrite.
Art.2. Het aan het instituut toevertrouwde waarnemingscentrum voor milieutechnologieën is belast met een driedelige opdracht, met name :
1° de identificatie en de inzameling van technische, economische en reglementaire gegevens over milieutechnologieën;
2° de schatting van de toepasbaarheid ervan met het oog op de bepaling van de doelstellingen die het Gewest aan de bedrijven zou kunnen opleggen;
3° de verspreiding van de ingezamelde gegevens en van de uitgevoerde evaluaties.
1° de identificatie en de inzameling van technische, economische en reglementaire gegevens over milieutechnologieën;
2° de schatting van de toepasbaarheid ervan met het oog op de bepaling van de doelstellingen die het Gewest aan de bedrijven zou kunnen opleggen;
3° de verspreiding van de ingezamelde gegevens en van de uitgevoerde evaluaties.
Art.2. La mission d'observatoire des technologies environnementales qui est confiée à l'institut comporte trois parties :
1° l'identification et le rassemblement d'informations techniques, économiques et réglementaires sur les technologies environnementales;
2° l'évaluation de l'applicabilité de celles-ci en vue de définir les objectifs que la Région pourrait imposer aux entreprises;
3° la diffusion des informations recueillies et des évaluations réalisées.
1° l'identification et le rassemblement d'informations techniques, économiques et réglementaires sur les technologies environnementales;
2° l'évaluation de l'applicabilité de celles-ci en vue de définir les objectifs que la Région pourrait imposer aux entreprises;
3° la diffusion des informations recueillies et des évaluations réalisées.
Art.3. Om het toezicht op de milieutechnologieën te organiseren werkt het instituut, na raadpleging van de besturen, een project van jaarlijks werkprogramma uit voor het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën en maakt het een raming van de geldmiddelen die daarvoor nodig zijn.
Het programma bevat :
1° de lijst van de industriesectoren waarvoor een bijzonder toezicht op de milieutechnologieën georganiseerd wordt;
2° het plan voor de connectie tussen de vennootschappen die gegevens verstrekken;
3° de lijst van de resource-personen en -instellingen waarop het instituut een beroep overweegt te doen;
4° de technische of economische evaluaties die uitgevoerd zullen worden, met inbegrip van de voorstellen van punctuele onderaanneming door resource-personen en -instellingen;
5° de evaluatieaanvragen die uitgaan van andere instellingen dan het bestuur;
6° het plan voor de verspreiding van de gegevens en de evaluaties.
Het programma wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het krachtens artikel 9 opgerichte opvolgingscomité.
Het programma bevat :
1° de lijst van de industriesectoren waarvoor een bijzonder toezicht op de milieutechnologieën georganiseerd wordt;
2° het plan voor de connectie tussen de vennootschappen die gegevens verstrekken;
3° de lijst van de resource-personen en -instellingen waarop het instituut een beroep overweegt te doen;
4° de technische of economische evaluaties die uitgevoerd zullen worden, met inbegrip van de voorstellen van punctuele onderaanneming door resource-personen en -instellingen;
5° de evaluatieaanvragen die uitgaan van andere instellingen dan het bestuur;
6° het plan voor de verspreiding van de gegevens en de evaluaties.
Het programma wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het krachtens artikel 9 opgerichte opvolgingscomité.
Art.3. En vue d'organiser la veille technologique environnementale et après consultation des administrations, l'institut élabore une proposition de programme annuel de travail de l'observatoire des technologies environnementales accompagné d'une évaluation des besoins financiers qui y sont liés.
Ce programme comprend :
1° la liste des secteurs industriels pour lesquels une surveillance particulière des technologies environnementales est organisée;
2° le plan de connexion auprès des sociétés d'information;
3° la liste des personnes et organismes ressources auxquels l'institut compte recourir;
4° les évaluations techniques ou économiques qui seront réalisées y compris les propositions de sous-traitance ponctuelle auprès des personnes et organismes ressources;
5° les demandes d'évaluation issues d'autres organismes que l'administration;
6° le plan de diffusion des informations et des évaluations.
Le programme est soumis à l'approbation du comité de suivi institué à l'article 9.
Ce programme comprend :
1° la liste des secteurs industriels pour lesquels une surveillance particulière des technologies environnementales est organisée;
2° le plan de connexion auprès des sociétés d'information;
3° la liste des personnes et organismes ressources auxquels l'institut compte recourir;
4° les évaluations techniques ou économiques qui seront réalisées y compris les propositions de sous-traitance ponctuelle auprès des personnes et organismes ressources;
5° les demandes d'évaluation issues d'autres organismes que l'administration;
6° le plan de diffusion des informations et des évaluations.
Le programme est soumis à l'approbation du comité de suivi institué à l'article 9.
HOOFDSTUK II. - Werking van het informatie- en evaluatienetwerk.
CHAPITRE II. - Du fonctionnement du réseau d'information et d'évaluation.
Art.4. De connectie tussen het instituut en een resource-persoon of -instelling beoogt hoofdzakelijk het verkrijgen van gegevens over de beschikbare milieutechnologieën.
De connectie kan onder meer betrekking hebben op abonnementen i.v.m. een dienst, bijdragen in de kosten voor dienstverstrekkingen, electronische aansluitingen of de toetreding als lid tot een instelling. Zij geeft gestalte aan het informatienetwerk van het waarnemingscentrum.
De connectie kan onder meer betrekking hebben op abonnementen i.v.m. een dienst, bijdragen in de kosten voor dienstverstrekkingen, electronische aansluitingen of de toetreding als lid tot een instelling. Zij geeft gestalte aan het informatienetwerk van het waarnemingscentrum.
Art.4. La connexion entre l'institut et une personne ou organisme ressource vise essentiellement à obtenir des informations sur les technologies environnementales disponibles.
Ces liens peuvent être notamment des abonnements à un service, des participations aux frais de prestations, des branchements électroniques ou l'association comme membre d'un organisme. Ces liens constituent la matérialisation du réseau d'information de l'observatoire.
Ces liens peuvent être notamment des abonnements à un service, des participations aux frais de prestations, des branchements électroniques ou l'association comme membre d'un organisme. Ces liens constituent la matérialisation du réseau d'information de l'observatoire.
Art.5. De technische of economische evaluaties kunnen uitgevoerd worden voor rekening en ten laste van een bedrijf, een instelling, een gemeente, een intercommunale, een industriegroep of bond, op basis van het tarief dat de Minister van Leefmilieu op voorstel van het instituut vaststelt.
Als twee identieke evaluatieaanvragen van twee verschillende aanvragers uitgaan, voorziet de dienstenovereenkomst in de kostendeling, de opvolging van de werkzaamheden, de toegang tot de resultaten en het gebruik ervan.
Als twee identieke evaluatieaanvragen van twee verschillende aanvragers uitgaan, voorziet de dienstenovereenkomst in de kostendeling, de opvolging van de werkzaamheden, de toegang tot de resultaten en het gebruik ervan.
Art.5. Les évaluations techniques ou économiques peuvent être réalisées pour compte et à charge d'une entreprise, d'un organisme, d'une commune, d'une intercommunale, d'une association ou d'une fédération industrielle, sur base du tarif fixé par le ministre de l'Environnement, sur proposition de l'institut.
Lorsque la demande d'évaluation est identique à une autre demande mais qu'elle émane d'un demandeur différent, le contrat de services prévoit le partage des frais, le suivi des travaux, l'accès et l'utilisation des résultats.
Lorsque la demande d'évaluation est identique à une autre demande mais qu'elle émane d'un demandeur différent, le contrat de services prévoit le partage des frais, le suivi des travaux, l'accès et l'utilisation des résultats.
Art.6. Het instituut maakt jaarlijks een activiteitenverslag over aan het krachtens artikel 9 opgerichte opvolgingscomité. Buiten de opsomming van de verstrekte diensten en de desbetreffende rekeningen bevat het verslag een evaluatie van het belang in contact te blijven met de resource-personen en -instellingen die tijdens het begrotingsjaar geraadpleegd werden.
Art.6. Un rapport annuel d'activités est présenté par l'institut au comité de suivi institué à l'article 9. Outre l'énoncé des prestations effectuées ainsi que les comptes y afférents, il comporte une évaluation de l'intérêt de maintenir les connexions avec des personnes et organismes ressources sollicités au cours de l'exercice budgétaire.
HOOFDSTUK III. - Financiering en toezicht.
CHAPITRE III. - Du financement et du contrôle.
Art.7. De toelagen voor de dienstverstrekkingen van resource-personen en -instellingen mogen niet hoger zijn dan de bedragen waarin voorzien wordt op de schaal van de " Fédération royale d'associations belges d'ingénieurs civils et d'ingénieurs agronomes " (FABI).
Art.7. Les allocations de prestations des personnes et organismes ressources ne peuvent excéder le barème de la fédération royale d'associations belges d'ingénieurs civils et d'ingénieurs agronomes (FABI).
Art.8. Het programma voor het technologische toezicht en het desbetreffende begrotingsgedeelte kunnen aangepast worden in de loop van het jaar, mits goedkeuring van het krachtens artikel 9 opgerichte opvolgingscomité.
Art.8. Le programme de veille technologique ainsi que la partie de budget y afférent peuvent être ajustés au cours de l'année moyennant l'approbation du comité de suivi institué à l'article 9.
Art.9. § 1. Er wordt een comité opgericht voor de opvolging van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën.
§ 2. Het comité wordt belast met de volgende opdrachten :
1° de werkzaamheden oriënteren, met name door een nadere bepaling van de eventuele opties die het instituut voorlegt bij het opmaken het jaarprogramma;
2° instemmen met de voorgestelde punctuele onderaannemingen;
3° instemmen met de stappen die nuttig zijn voor de uitvoering van het programma;
4° het in artikel 6 bedoelde jaarverslag goedkeuren:
5° toezien op de uitgaven met het oog op hun goedkeuring door de Regering.
§ 3. Het comité bestaat uit :
1° de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn vertegenwoordiger;
2° de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie of zijn vertegenwoordiger;
3° de directeur-generaal van het instituut, of zijn vertegenwoordiger, die het voorzitterschap waarneemt;
4° de inspecteur van financiën, geaccrediteerd bij de Minister onder wie het instituut ressorteert;
5° de inspecteur van financiën, geaccrediteerd bij de Minister van Leefmilieu.
De sub 1°, 2° en 3° bedoelde leden zetelen met stemrecht. De sub 4° en 5° bedoelde leden zetelen met raadgevende stem.
Een vertegenwoordiger van de " Union wallonne des Entreprises " zetelt in de hoedanigheid van waarnemer.
§ 4. De leden van het begeleidingscomité van het instituut en van de wetenschappelijke en technische commissie ontvangen de agenda en de notulen van de vergaderingen van het opvolgingscomité van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën.
§ 5. Het comité kan ieder personeelslid van het instituut of iedere resource-persoon van wie hij de bijdrage nuttig acht, bij zijn werkzaamheden betrekken.
§ 6. Het comité beslist bij meerderheid van stemmen.
§ 2. Het comité wordt belast met de volgende opdrachten :
1° de werkzaamheden oriënteren, met name door een nadere bepaling van de eventuele opties die het instituut voorlegt bij het opmaken het jaarprogramma;
2° instemmen met de voorgestelde punctuele onderaannemingen;
3° instemmen met de stappen die nuttig zijn voor de uitvoering van het programma;
4° het in artikel 6 bedoelde jaarverslag goedkeuren:
5° toezien op de uitgaven met het oog op hun goedkeuring door de Regering.
§ 3. Het comité bestaat uit :
1° de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn vertegenwoordiger;
2° de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Technologieën, Onderzoek en Energie of zijn vertegenwoordiger;
3° de directeur-generaal van het instituut, of zijn vertegenwoordiger, die het voorzitterschap waarneemt;
4° de inspecteur van financiën, geaccrediteerd bij de Minister onder wie het instituut ressorteert;
5° de inspecteur van financiën, geaccrediteerd bij de Minister van Leefmilieu.
De sub 1°, 2° en 3° bedoelde leden zetelen met stemrecht. De sub 4° en 5° bedoelde leden zetelen met raadgevende stem.
Een vertegenwoordiger van de " Union wallonne des Entreprises " zetelt in de hoedanigheid van waarnemer.
§ 4. De leden van het begeleidingscomité van het instituut en van de wetenschappelijke en technische commissie ontvangen de agenda en de notulen van de vergaderingen van het opvolgingscomité van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën.
§ 5. Het comité kan ieder personeelslid van het instituut of iedere resource-persoon van wie hij de bijdrage nuttig acht, bij zijn werkzaamheden betrekken.
§ 6. Het comité beslist bij meerderheid van stemmen.
Art.9. § 1er. Un comité de suivi de l'observatoire des technologies environnementales est institué.
§ 2. Les missions de ce comité sont :
1° orienter les travaux, notamment en précisant les choix éventuels soumis par l'institut lors du programme annuel;
2° autoriser les sous-traitances ponctuelles proposées;
3° autoriser les démarches utiles à la réalisation des programmes;
4° approuver le rapport annuel visé à l'article 6;
5° procéder au contrôle des dépenses en vue de leur approbation par le Gouvernement.
§ 3. Ce comité est composé :
1° du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son représentant;
2° du directeur général de la Direction générale des Technologies, de la Recherche et de l'Energie ou de son représentant;
3° du directeur général de l'institut ou de son représentant qui assure la présidence;
4° de l'inspecteur des finances accrédité auprès du ministre ayant l'institut dans ses attributions;
5° de l'inspecteur des finances accrédité auprès du ministre ayant l'environnement dans ses attributions.
Les membres visés aux 1°, 2° et 3° siègent avec voix délibérative. Les membres visés aux 4° et 5° siègent avec voix consultative.
Un représentant de l'Union wallonne des Entreprises siège en qualité d'observateur.
§ 4. Les membres du comité d'accompagnement de l'institut et de la commission scientifique et technique reçoivent les ordres du jour et les procès-verbaux des réunions du comité de suivi de l'observatoire des technologies environnementales.
§ 5. Le comité peut associer à ses travaux toute personne de l'institut ou toute personne ressource dont il juge la contribution utile.
§ 6. Le comité statue à l'unanimité.
§ 2. Les missions de ce comité sont :
1° orienter les travaux, notamment en précisant les choix éventuels soumis par l'institut lors du programme annuel;
2° autoriser les sous-traitances ponctuelles proposées;
3° autoriser les démarches utiles à la réalisation des programmes;
4° approuver le rapport annuel visé à l'article 6;
5° procéder au contrôle des dépenses en vue de leur approbation par le Gouvernement.
§ 3. Ce comité est composé :
1° du directeur général de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou de son représentant;
2° du directeur général de la Direction générale des Technologies, de la Recherche et de l'Energie ou de son représentant;
3° du directeur général de l'institut ou de son représentant qui assure la présidence;
4° de l'inspecteur des finances accrédité auprès du ministre ayant l'institut dans ses attributions;
5° de l'inspecteur des finances accrédité auprès du ministre ayant l'environnement dans ses attributions.
Les membres visés aux 1°, 2° et 3° siègent avec voix délibérative. Les membres visés aux 4° et 5° siègent avec voix consultative.
Un représentant de l'Union wallonne des Entreprises siège en qualité d'observateur.
§ 4. Les membres du comité d'accompagnement de l'institut et de la commission scientifique et technique reçoivent les ordres du jour et les procès-verbaux des réunions du comité de suivi de l'observatoire des technologies environnementales.
§ 5. Le comité peut associer à ses travaux toute personne de l'institut ou toute personne ressource dont il juge la contribution utile.
§ 6. Le comité statue à l'unanimité.
Art.10. § 1. De aan de opdracht van waarnemingscentrum voor milieutechnologieën gebonden kosten vallen voor 50 % ten laste van de basisallocatie 41.03 van programma 03 van de organieke afdeling 13 en voor 50 % ten laste van de basisallocatie 32.01 van programma 02 van de organieke afdeling 12 van de begroting van het Waalse Gewest, behalve de bijdragen van de rechthebbenden op de evaluaties zoals toegelaten krachtens artikel 5 van dit besluit.
§ 2. Het instituut neemt de onkosten van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën op in een afzonderlijke boekhouding. De uitgaven worden gestaafd door de gepaste boekingsstukken.
§ 2. Het instituut neemt de onkosten van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën op in een afzonderlijke boekhouding. De uitgaven worden gestaafd door de gepaste boekingsstukken.
Art.10. § 1er. Les frais relatifs à la mission d'observatoire des technologies environnementales sont à charge pour 50 p.c. de l'allocation de base 41.03 du programme 03 division organique 13 et pour 50 p.c. de l'allocation de base 32.01 du programme 02 de la division organique 12 du budget de la Région wallonne hormis les contributions des bénéficiaires des évaluations telles qu'autorisées par l'article 5 du présent arrêté.
§ 2. L'institut tient des comptes séparés en ce qui concerne les frais de l'observatoire des technologies environnementales. Il justifie les dépenses par les pièces comptables adéquates.
§ 2. L'institut tient des comptes séparés en ce qui concerne les frais de l'observatoire des technologies environnementales. Il justifie les dépenses par les pièces comptables adéquates.
HOOFDSTUK IV. - Bijkomende en slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions complémentaires et finales.
Art.11. Het instituut organiseert zijn opdracht van waarnemingscentrum voor milieutechnologieën in het kader van zijn statuut en zijn structuur.
Het legt het organisatievoorstel ter goedkeuring voor aan de Regering, samen met het advies van het opvolgingscomité van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën.
Het legt het organisatievoorstel ter goedkeuring voor aan de Regering, samen met het advies van het opvolgingscomité van het waarnemingscentrum voor milieutechnologieën.
Art.11. L'institut organise la mission d'observatoire des technologies environnementales dans le cadre de son statut et de sa structure.
Il en soumet la proposition avec l'avis du comité de suivi de l'observatoire des technologies environnementales au Gouvernement pour approbation.
Il en soumet la proposition avec l'avis du comité de suivi de l'observatoire des technologies environnementales au Gouvernement pour approbation.
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.
Art.12. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2000.
Art. 13. De Minister van Leefmilieu en de Minister van Onderzoek en Technologische Ontwikkeling zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 27 mei 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
G. LUTGEN
De Minister van Onderzoek, Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen,
W. ANCION
Namen, 27 mei 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
G. LUTGEN
De Minister van Onderzoek, Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen,
W. ANCION
Art. 13. Le Ministre de l'Environnement et le Ministre de la Recherche et du Développement technologique sont chargés de l'exécution du présent arrêté.
Namur, le 27 mai 1999.
Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, chargé de l'Economie, du Commerce extérieur, des P.M.E., du Tourisme et du Patrimoine,
R. COLLIGNON
Le Ministre de l'Environnement, des Ressources naturelles et de l'Agriculture,
G. LUTGEN
Le Ministre de la Recherche, du Développement technologique, du Sport et des Relations internationales,
W. ANCION
Namur, le 27 mai 1999.
Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, chargé de l'Economie, du Commerce extérieur, des P.M.E., du Tourisme et du Patrimoine,
R. COLLIGNON
Le Ministre de l'Environnement, des Ressources naturelles et de l'Agriculture,
G. LUTGEN
Le Ministre de la Recherche, du Développement technologique, du Sport et des Relations internationales,
W. ANCION