Artikel 1. §1. Onder de benaming "Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum. " , hierna te noemen "het Centrum", wordt een wetenschappelijke inrichting van de Staat opgericht.
§ 2. Het Centrum is onderworpen aan de bepalingen van :
1° het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat;
2° het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat;
3° het koninklijk besluit van 21 april 1965 houdende bezoldingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat;
4° het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat;
5° het koninklijk besluit van 30 juli 1976 houdende bezoldingsregeling van het administratief. personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
19 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot instelling van een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum met het statuut van Wetenschappelijke inrichting van de Staat. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-05-1999 en tekstbijwerking tot 13-02-2003).
Titre
19 AVRIL 1999. - Arrêté royal portant création et érection en établissement scientifique de l'Etat du Centre Pénitentiaire de Recherche et d'Observation Clinique. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 08-05-1999 et mise à jour au 13-02-2003).
Informations sur le document
Numac: 1999009477
Datum: 1999-04-19
Info du document
Numac: 1999009477
Date: 1999-04-19
Table des matières
Tekst (11)
Texte (11)
HOOFDSTUK I. - Organieke bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions organiques.
Article 1. § 1er. Il est créé un établissement scientifique de l'Etat sous la dénomination "Centre Pénitentiaire de Recherche et d'Observation Clinique", ci-après désigné "le Centre".
§ 2. Le centre est soumis aux dispositions :
1° de l'arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l'Etat;
2° de l'arrêté royal du 21 avril 1965 fixant le statut du personnel scientifique des établissements scientifiques de l'Etat;
3° de l'arrêté royal du 21 avril 1965 portant statut pécuniaire du personnel scientifique de l'Etat;
4° de l'arrêté royal du 16 juin 1970 fixant le statut du personnel administratif, du personnel technique et des gens de métier et de service des établissements scientifiques de l'Etat;
5° de l'arrêté royal du 30 juillet 1976 portant statut pécuniaire du personnel administratif, du personnel technique et des gens de métier et de service des établissements scientifiques de l'Etat.
§ 2. Le centre est soumis aux dispositions :
1° de l'arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l'Etat;
2° de l'arrêté royal du 21 avril 1965 fixant le statut du personnel scientifique des établissements scientifiques de l'Etat;
3° de l'arrêté royal du 21 avril 1965 portant statut pécuniaire du personnel scientifique de l'Etat;
4° de l'arrêté royal du 16 juin 1970 fixant le statut du personnel administratif, du personnel technique et des gens de métier et de service des établissements scientifiques de l'Etat;
5° de l'arrêté royal du 30 juillet 1976 portant statut pécuniaire du personnel administratif, du personnel technique et des gens de métier et de service des établissements scientifiques de l'Etat.
Art.2. § 1. Het Centrum is verbonden (aan het Federale Overheidsdienst Justitie) en is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. <KB 2002-09-25/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
§ 2. Het Centrum is een wetenschappelijke inrichting van het eerste niveau en omvat twee departementen en vijf afdelingen.
Het " klinisch departement " is samengesteld uit een afdeling "beklaagden", een afdeling "geïnterneerden" en een afdeling "veroordeelden".
Het departement "onderzoek" omvat een afdeling "wetenschappelijk onderzoek" en een afdeling "vorming en stages".
§ 2. Het Centrum is een wetenschappelijke inrichting van het eerste niveau en omvat twee departementen en vijf afdelingen.
Het " klinisch departement " is samengesteld uit een afdeling "beklaagden", een afdeling "geïnterneerden" en een afdeling "veroordeelden".
Het departement "onderzoek" omvat een afdeling "wetenschappelijk onderzoek" en een afdeling "vorming en stages".
Art.2. § 1er. Le Centre est rattaché (au Service public fédéral Justice) et est situé dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale. <AR 2002-09-25/31, art. 1, 002; En vigueur : 01-01-2000>
§ 2. Le Centre est un établissement scientifique de premier niveau et comprend deux départements et cinq sections.
Le " Département clinique " est composé d'une section "Prévenus", d'une section "Internés" et d'une section "Condamnés".
Le " Département recherche " comprend une section "Recherche scientifique" et une section "Formation et stages".
§ 2. Le Centre est un établissement scientifique de premier niveau et comprend deux départements et cinq sections.
Le " Département clinique " est composé d'une section "Prévenus", d'une section "Internés" et d'une section "Condamnés".
Le " Département recherche " comprend une section "Recherche scientifique" et une section "Formation et stages".
Art.3. Ter uitvoering van de aan het Centrum opgedragen taken, wordt door de Minister van Justitie naast het wetenschappelijk personeel, een steundienst ter beschikking gesteld die het nodige administratief personeel alsook bewakingspersoneel omvat.
Art.3. Outre le personnel scientifique, le Ministre de la Justice met à la disposition du Centre, pour exécuter les tâches qui lui sont confiées, un service d'appui comprenant le personnel administratif et de surveillance nécessaire.
Art.4. Het Centrum heeft tot taak :
1° expertises en klinische onderzoeken te verrichten van personen die bijzondere problemen stellen inzake diagnose, prognose, terugvalrisico en behandeling, zulks rekening houdend met de aard van de hen ten laste gelegde feiten, inzonderheid voor seksueel misbruik;
2° wetenschappelijk onderzoek te verrichten op verzoek van de Minister van Justitie ter ondersteuning van het penitentiair beleid;
3° stagemogelijkheden aan te bieden in het kader van de opleidingen die toegang verlenen tot de in het Centrum te begeven functies.
Voor de uitvoering van deze opdrachten, werkt het Centrum samen met de steuncentra bedoeld in de samenwerkingsakkoorden inzake de begeleiding en behandeling van daders van sexueel misbruik onder de voorwaarden bepaald in een protocol van overeenkomst tussen de Minister van Justitie, de bevoegde Gemeenschaps- en Gewestregeringen, het Centrum en de steuncentra.
1° expertises en klinische onderzoeken te verrichten van personen die bijzondere problemen stellen inzake diagnose, prognose, terugvalrisico en behandeling, zulks rekening houdend met de aard van de hen ten laste gelegde feiten, inzonderheid voor seksueel misbruik;
2° wetenschappelijk onderzoek te verrichten op verzoek van de Minister van Justitie ter ondersteuning van het penitentiair beleid;
3° stagemogelijkheden aan te bieden in het kader van de opleidingen die toegang verlenen tot de in het Centrum te begeven functies.
Voor de uitvoering van deze opdrachten, werkt het Centrum samen met de steuncentra bedoeld in de samenwerkingsakkoorden inzake de begeleiding en behandeling van daders van sexueel misbruik onder de voorwaarden bepaald in een protocol van overeenkomst tussen de Minister van Justitie, de bevoegde Gemeenschaps- en Gewestregeringen, het Centrum en de steuncentra.
Art.4. Le Centre a pour mission :
1° d'effectuer des expertises et des examens cliniques de personnes qui posent des problèmes particuliers en matière de diagnostic, de pronostic, de risque de récidive et de traitement, compte tenu de la nature des faits qui leurs sont imputés, notamment pour abus sexuel;
2° de procéder, à la demande du Ministre de la Justice, à des recherches scientifiques en appui à la politique pénitentiaire;
3° de proposer des stages dans le cadre des formations donnant accès aux emplois à pourvoir au sein du Centre.
Pour l'exercice de ses missions, le Centre travaille en collaboration avec les centres d'appui visés dans les accords de coopération concernant la guidance et le traitement d'auteurs d'infractions à caractères sexuels, dans les conditions déterminées par un protocole d'accord entre le Ministre de la Justice et les gouvernements des Communautés et des Régions compétents, le Centre, et les centres d'appui.
1° d'effectuer des expertises et des examens cliniques de personnes qui posent des problèmes particuliers en matière de diagnostic, de pronostic, de risque de récidive et de traitement, compte tenu de la nature des faits qui leurs sont imputés, notamment pour abus sexuel;
2° de procéder, à la demande du Ministre de la Justice, à des recherches scientifiques en appui à la politique pénitentiaire;
3° de proposer des stages dans le cadre des formations donnant accès aux emplois à pourvoir au sein du Centre.
Pour l'exercice de ses missions, le Centre travaille en collaboration avec les centres d'appui visés dans les accords de coopération concernant la guidance et le traitement d'auteurs d'infractions à caractères sexuels, dans les conditions déterminées par un protocole d'accord entre le Ministre de la Justice et les gouvernements des Communautés et des Régions compétents, le Centre, et les centres d'appui.
Art.5. Het Centrum heeft overeenkomstig artikel 4, 1°, inzonderheid tot doel expertises en klinisch interdisciplinair gevalsonderzoek uit te voeren van :
§ 1. Beklaagden in voorhechtenis,
ten aanzien van wie gronden bestaan om aan te nemen dat zij verkeren hetzij in staat van krankzinnigheid, hetzij in ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hen ongeschikt maakt tot het controleren van hun daden, op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de onderzoeksrechter of de onderzoeks- en vonnisgerechten.
De expertise en het onderzoek hebben tot doel het formuleren van een omstandig advies inzake hun toerekeningsvatbaarheid, het terugvalrisico en de behandelingsmogelijkheden of inzake de mogelijkheid van een vrijheid onder voorwaarden en de modaliteiten inzake de opvolging hiervan;
§ 2. Geïnterneerden,
1° op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij, met het oog op een advies inzake de geschikte plaats voor de tenuitvoerlegging van de interneringsmaatregel;
2° op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij en van de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij, met het oog op een omstandig advies inzake de mogelijkheid tot invrijheidstelling op proef, de modaliteiten inzake de opvolging ervan en de definitieve invrijheidstelling;
§ 3. Veroordeelde gedetineerden,
op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Minister van Justitie, met het oog op een omstandig advies inzake de penitentiaire oriëntatie en de behandeling, de mogelijkheid tot vervroegde en voorwaardelijke invrijheidstelling en de modaliteiten inzake de opvolging ervan.
§ 1. Beklaagden in voorhechtenis,
ten aanzien van wie gronden bestaan om aan te nemen dat zij verkeren hetzij in staat van krankzinnigheid, hetzij in ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hen ongeschikt maakt tot het controleren van hun daden, op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de onderzoeksrechter of de onderzoeks- en vonnisgerechten.
De expertise en het onderzoek hebben tot doel het formuleren van een omstandig advies inzake hun toerekeningsvatbaarheid, het terugvalrisico en de behandelingsmogelijkheden of inzake de mogelijkheid van een vrijheid onder voorwaarden en de modaliteiten inzake de opvolging hiervan;
§ 2. Geïnterneerden,
1° op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij, met het oog op een advies inzake de geschikte plaats voor de tenuitvoerlegging van de interneringsmaatregel;
2° op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij en van de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij, met het oog op een omstandig advies inzake de mogelijkheid tot invrijheidstelling op proef, de modaliteiten inzake de opvolging ervan en de definitieve invrijheidstelling;
§ 3. Veroordeelde gedetineerden,
op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Minister van Justitie, met het oog op een omstandig advies inzake de penitentiaire oriëntatie en de behandeling, de mogelijkheid tot vervroegde en voorwaardelijke invrijheidstelling en de modaliteiten inzake de opvolging ervan.
Art.5. Conformément à l'article 4, 1°, le Centre a notamment pour mission d'effectuer des expertises et des examens cliniques interdisciplinaires individuels :
§ 1er. des prévenus en détention préventive,
pour lesquels il existe des raisons de croire qu'ils sont soit en état de démence, soit dans un état grave de déséquilibre mental ou de débilité mentale les rendant incapables du contrôle de leurs actions, sur demande du juge d'instruction, ou des instances d'instruction et de jugement, et après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat.
L'expertise et l'examen ont pour objectif de permettre la formulation d'un avis circonstancié concernant la responsabilité, le risque de récidive et les possibilités de traitement des intéressés ou concernant la possibilité d'une libération sous conditions et les modalités relatives au suivi de cette mesure;
§ 2. De personnes internées,
1° à la demande des commissions de défense sociale - après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat - en vue de formuler un avis concernant le lieu approprié pour l'exécution de la mesure d'internement;
2° à la demande des commissions de défense sociale, de la Commission supérieure de défense sociale - après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat - en vue de formuler un avis circonstancié concernant la possibilité d'une libération à l'essai, et les modalités relatives au suivi de cette mesure et la libération définitive;
§ 3. de détenus condamnés,
à la demande du Ministre de la Justice - après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat - en vue de formuler un avis circonstancié concernant l'orientation et le traitement pénitentiaires, les possibilités d'une libération conditionnelle et les modalités relatives au suivi de ces mesures.
§ 1er. des prévenus en détention préventive,
pour lesquels il existe des raisons de croire qu'ils sont soit en état de démence, soit dans un état grave de déséquilibre mental ou de débilité mentale les rendant incapables du contrôle de leurs actions, sur demande du juge d'instruction, ou des instances d'instruction et de jugement, et après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat.
L'expertise et l'examen ont pour objectif de permettre la formulation d'un avis circonstancié concernant la responsabilité, le risque de récidive et les possibilités de traitement des intéressés ou concernant la possibilité d'une libération sous conditions et les modalités relatives au suivi de cette mesure;
§ 2. De personnes internées,
1° à la demande des commissions de défense sociale - après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat - en vue de formuler un avis concernant le lieu approprié pour l'exécution de la mesure d'internement;
2° à la demande des commissions de défense sociale, de la Commission supérieure de défense sociale - après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat - en vue de formuler un avis circonstancié concernant la possibilité d'une libération à l'essai, et les modalités relatives au suivi de cette mesure et la libération définitive;
§ 3. de détenus condamnés,
à la demande du Ministre de la Justice - après requête ou non de l'intéressé ou de son avocat - en vue de formuler un avis circonstancié concernant l'orientation et le traitement pénitentiaires, les possibilités d'une libération conditionnelle et les modalités relatives au suivi de ces mesures.
Art.6. Jaarlijks overhandigt het inrichtingshoofd aan de Minister van Justitie een verslag over de werkzaamheden ervan.
Art.6. Chaque année, le chef de l'établissement communique au Ministre de la Justice un rapport d'activités circonstancié.
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen.
CHAPITRE II. - Dispositions transitoires et finales.
Art.7. <KB 2002-09-25/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000> In afwijking van artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, en tot 31 december 2003, wordt een selectiecollege ingesteld om de taken van de wetenschappelijke Raad over te nemen in verband met de selectieprocedure van de leidinggevende ambtenaren.
Dit college is als volgt samengesteld :
1° als voorzitter : de Voorzitter van het Directiecomité waaraan de inrichting verbonden is, of bij zijn afwezigheid, een door de Minister aangewezen ambtenaar-generaal;
2° als leden :
a) de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen, of zijn plaatsvervanger;
b) het hoofd van het departement van criminologie van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, of zijn plaatsvervanger;
c) drie prominente wetenschappers die niet tot de inrichting behoren. Deze prominenten worden aangeduid door de bevoegde Minister op dubbele voordracht van de Directeur-generaal.
Dit college is als volgt samengesteld :
1° als voorzitter : de Voorzitter van het Directiecomité waaraan de inrichting verbonden is, of bij zijn afwezigheid, een door de Minister aangewezen ambtenaar-generaal;
2° als leden :
a) de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen, of zijn plaatsvervanger;
b) het hoofd van het departement van criminologie van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, of zijn plaatsvervanger;
c) drie prominente wetenschappers die niet tot de inrichting behoren. Deze prominenten worden aangeduid door de bevoegde Minister op dubbele voordracht van de Directeur-generaal.
Art.7. <AR 2002-09-25/31, art. 2, 002; En vigueur : 01-01-2000> Par dérogation à l'article 7, § 2, de l'arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l'Etat, et jusqu'au 31 décembre 2003, il est institué un collège de sélection, chargé de remplir les tâches attribuées au Conseil scientifique en ce qui concerne la procédure de sélection des fonctionnaires dirigeants.
Ce collège est composé comme suit :
1° en qualité de président : le Président du Comité de Direction du Service public fédéral auquel l'établissement est rattaché ou en son absence, un fonctionnaire général désigné par le Ministre;
2° en qualité de membres :
a) le Directeur général de la Direction générale Exécution des peines et Mesures, ou son remplaçant;
b) le chef du département de criminologie de l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie, ou son remplaçant;
c) trois personnalités scientifiques extérieures à l'établissement. Ces personnalités sont désignées par le Ministre compétent, sur proposition double du Directeur général.
Ce collège est composé comme suit :
1° en qualité de président : le Président du Comité de Direction du Service public fédéral auquel l'établissement est rattaché ou en son absence, un fonctionnaire général désigné par le Ministre;
2° en qualité de membres :
a) le Directeur général de la Direction générale Exécution des peines et Mesures, ou son remplaçant;
b) le chef du département de criminologie de l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie, ou son remplaçant;
c) trois personnalités scientifiques extérieures à l'établissement. Ces personnalités sont désignées par le Ministre compétent, sur proposition double du Directeur général.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de eerst dag van de maand volgend op die waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.8. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel il aura été publié au Moniteur belge.
Art. 9. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
Gegeven te Brussel, 19 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
Art. 9. Notre Ministre de la Justice est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 19 avril 1999.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Justice,
T. VAN PARYS
Donné à Bruxelles, le 19 avril 1999.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Justice,
T. VAN PARYS