Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
30 APRIL 1999. - [Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat] <KB2004-07-08/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 15-07-2004> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-1999 en tekstbijwerking tot 30-12-2013)
Titre
30 AVRIL 1999. - [Arrêté royal fixant le statut du personnel administratif et du personnel technique des établissements scientifiques de l'Etat] <AR2004-07-08/30, art. 2, 005; En vigueur : 15-07-2004> (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 11-06-1999 et mise à jour au 30-12-2013)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (74)
Texte (74)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. Dit statuut is van toepassing op het [1 administratief en technisch personeel]1 van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat dat onderworpen is aan de bepalingen van Ons besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat.
  
Article 1. Le présent statut est applicable au [1 personnel administratif et au personnel technique]1 des établissements scientifiques de l'Etat, soumis aux dispositions de Notre arrêté du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l'Etat.
  
Art.2. [1 De betrekkingen van het personeel dat aan dit statuut is onderworpen, zijn in het personeelsplan van iedere wetenschappelijke instelling van de Staat opgenomen onder onderstaande rubriek :
   Administratief en technisch personeel.]1

  
Art.2. [1 Les emplois du personnel soumis au présent statut sont repris, sous la rubrique suivante, au plan du personnel de chaque établissement scientifique de l'Etat :
   Personnel administratif et personnel technique.]1

  
Art.3. Onder bevoegde Minister, in de zin van dit besluit, moet worden verstaan de Minister of de ministers, onder wie de betrokken wetenschappelijke inrichting ressorteert.
Art.3. Par Ministre compétent, au sens du présent arrêté, il y a lieu d'entendre le ou les Ministre(s) dont relève l'établissement scientifique intéressé.
HOOFDSTUK II. - [1 Algemene bepalingen]1
CHAPITRE II. - [1 Dispositions générales]1
Art.4. [1 Onverminderd de bepalingen van dit statuut, zijn de ambtenaren waarop het van toepassing is, onderworpen aan de regels welke opgelegd zijn aan de Rijksambtenaren.]1
  
Art.4. [1 Sans préjudice des dispositions du présent statut, les agents au quels il est applicable sont soumis aux prescriptions qui régissent les agents de l'Etat.]1
  
Afdeling 1.
Section 1.
Afdeling 2.
Section 2.
Afdeling 3.
Section 3.
Art.23. [1 De graad van directeur van de ondersteunende dienst van een wetenschappelijke instelling van de Staat, wordt toegekend, ingedeeld en bezoldigd volgens de door Ons vastgestelde bepalingen.]1
  
Art.23. [1 Le grade de directeur du service d'appui d'un établissement scientifique de l'Etat est conféré, classé et rémunéré selon les dispositions fixées par Nous.]1
  
HOOFDSTUK III. - Bepalingen van sommige andere besluiten die van toepassing zijn op het in artikel 1 bedoelde personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat.
CHAPITRE III. - Dispositions de certains autres arrêtés applicables au personnel des établissements scientifiques de l'Etat visé à l'article 1er.
Art.30. § 1. (Voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel, moet worden verstaan :
  1° onder minister, de bevoegde minister of ministers;
  2° onder [1 voorzitter van het directiecomité en voor het Ministerie van Landsverdediging, de secretaris-generaal]1, de ambtenaar bekleed met de hoogste graad van de betrokken federale overheidsdienst of van het betrokken ministerie en onder hoofd van bestuur, [1 de algemeen directeur van de instelling]1;
  3° [1 onder ambtenaar, het lid van het administratief of technisch personeel;]1
  4° onder ministerie, onder departement, de federale overheidsdienst, de wetenschappelijke instelling;
  5° onder directiecomité, de directieraad die is opgericht door artikel 7bis van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke instellingen van de Staat;
  6° in voorkomend geval, onder functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie, de verantwoordelijke van de dienst die belast is met het [1 personeelsbeleid]1;
  7° in voorkomend geval, onder stafdienst Personeel en Organisatie, de dienst die belast is met het [1 personeelsbeleid]1.) <KB 2003-01-22/32, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2003>
  § 2. (De directieraad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit stelt ten minste het aantal vergaderingen, de aanwezigheidsquorums en de meerderheid om geldig te kunnen beslissen vast. Het stelt tevens de voorwaarden voor de geheime stemming vast, die verplicht is voor iedere individuele beslissing die wordt genomen met betrekking tot een personeelslid.
  Dit reglement wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en wordt aan ieder personeelslid verstrekt door het instellingshoofd.) <KB 2003-01-22/32, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2003>
  § 3. [1 ...]1
  § 4. [1 ...]1
  (§ 5. Voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel inzake mutatie, dient te worden verstaan :
  - onder een andere dienst van zijn [2 federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst]2, een andere wetenschappelijke instelling die onder het gezag van dezelfde minister staat;
  - onder formulier, het formulier waarvan het model te vinden is in de bijlage van het ministerieel besluit van 28 januari 2003.
  Bovendien richt het lid van [1 het administratief of technisch personeel]1 eveneens een afschrift van zijn aanvraag ter inlichting aan de voorzitter van het directiecomité van de overheidsdienst of aan de secretaris-generaal van het [2 federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst]2 waaronder de wetenschappelijke instellingen ressorteren of van zijn afgevaardigde.
  Om doeltreffend de mutatieaanvragen te kunnen beheren kan er een mutatiecomité opgericht worden.
  Het mutatiecomité bestaat uit de voorzitter van het directiecomité van de overheidsdienst of de secretaris-generaal of zijn afgevaardigde en uit het [1 college van de algemeen directeurs van de instellingen]1 of hun vertegenwoordigers. Het is bevoegd voor het opmaken van de voorstellen tot toekenning door mutatie of tot niet-toekenning van de betrekkingen die aan de minister voor beslissing voorgelegd worden.
  Voor elke mutatiebeslissing moet de minister vooraf de met redenen omklede adviezen inwinnen, hetzij van het mutatiecomité, hetzij, wanneer er geen mutatiecomité is :
  - voor de betrekkingen van [2 niveau A]2, van de directieraad van de twee wetenschappelijke instellingen die betrokken zijn bij de mutatieaanvraag van het lid [1 ...]1;
  - voor de andere niveaus, van [1 de algemeen directeurs van de twee instellingen]1 die betrokken zijn bij de aanvraag van de kandidaat voor de mutatie.) <KB 2003-01-22/32, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2003>
  
Art.30. § 1er. (Pour l'application des dispositions qui régissent les agents de l'Etat, il y a lieu d'entendre :
   1° par le ministre, le ou les ministre(s) compétent(s);
   2° [1 par le président du comité de direction et pour le Ministère de la Défense, le secrétaire général]1 le fonctionnaire le plus élevé en grade du service public fédéral ou ministère concerné, et le chef d'administration, le [1 directeur général de l'établissement]1;
   3° [1 par agent, le membre du personnel administratif ou le membre du personnel technique;]1
   4° par le ministère, le département, le service public fédéral, l'établissement scientifique;
   5° par comité de direction, le Conseil de direction institué par l'article 7bis de l'arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l'Etat;
   6° le cas échéant, par le directeur fonctionnel du service d'encadrement Personnel et Organisation, le responsable du service en charge des ressources humaines;
   7° le cas échéant, par service d'encadrement Personnel et Organisation, le service en charge des ressources humaines.) <AR 2003-01-22/32, art. 20, 004; En vigueur : 01-03-2003>
   § 2. (Le Conseil de direction rédige son règlement d'ordre intérieur. Celui-ci fixe au minimum le nombre de réunions, les quotas de présence et la majorité requise pour délibérer valablement. Il fixe également les conditions de scrutin secret qui est obligatoire pour toute décision individuelle prise à l'égard d'un membre du personnel.
   Ce règlement est publié au Moniteur belge et est remis à chaque membre du personnel par le chef d'établissement.) <AR 2003-01-22/32, art. 20, 004; En vigueur : 01-03-2003>
   § 3. [1 ...]1
   § 4. [1 ...]1
   (§ 5. Pour l'application des dispositions qui régissent les agents de l'Etat en matière de mutation, il y a lieu d'entendre :
   - par un autre service de son [2 service public fédéral ou service public fédéral de programmation]2, un autre établissement scientifique sous l'autorité du même ministre;
   - par formulaire, le formulaire dont le modèle figure en annexe de l'arrêté ministériel du 28 janvier 2003.
   En outre, [1 le membre du personnel administratif ou le membre du personnel technique]1 adresse une copie de sa demande, pour information, également au président du comité de direction du service public fédéral ou au secrétaire général du [2 service public fédéral ou service public fédéral de programmation]2 dont relèvent les établissements scientifiques ou à son délégué.
   Afin de gérer efficacement les demandes de mutation, il peut être institué un Comité des mutations.
   Le Comité des mutations se compose du président du comité de direction du service public fédéral ou du secrétaire général ou de son délégué et du [1 Collège des directeurs généraux des établissements]1 ou de leurs représentants. Il est compétent pour l'établissement des propositions d'attribution par mutation ou de non-attribution des emplois qui sont soumises à la décision du ministre.
   Pour toute décision de mutation, le ministre doit recueillir au préalable les avis motivés soit du Comité des mutations, soit lorsqu'il n'existe pas de Comité des mutations :
   - pour les emplois de [2 niveau A]2, du conseil de direction des deux établissements scientifiques concernés par la demande de mutation du membre du personnel [1 ...]1;
   - pour les autres niveaux, du [1 directeurs généraux des deux établissements]1 concernés par la demande du candidat à la mutation.) <AR 2003-01-22/32, art. 20, 004; En vigueur : 01-03-2003>
  
Art.31. § 1er. Les missions dévolues à la Commission interdépartementale des stages et à la Commission des stages [1 ...]1 sont exercées par (une commission des stages qui peut être commune pour plusieurs ou pour tous) les établissements scientifiques placés sous l'autorité d'un même Ministre. <AR 2003-01-22/32, art. 21, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   Le Roi peut créer une Commission des stages compétente pour les agents d'établissements scientifiques placés sous l'autorité de ministres différents.
   Chaque Commission de stages est, le cas échéant, subdivisée en sections en fonction des rôles linguistiques auxquels appartiennent les agents des établissements pour lesquels elle est instituée.
   La Commission des stages ou la section se compose paritairement :
   1° du [1 directeur général de l'établissement]1, président;
   2° d'un membre au moins (du conseil de direction), autre que le [1 directeur général de l'établissement]1, désigné par le Ministre sous l'autorité duquel l'établissement est placé; <AR 2003-01-22/32, art. 21, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   3° [1 du responsable du service en charge des ressources humaines ou du directeur de la formation ou du responsable de la formation des stagiaires, désigné par le Conseil de direction;]1
   4° de membres désignés par les organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 ou de l'article 8, § 1er, de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités, et ce, à raison d'un membre au moins par organisation.
   § 2. Les membres de la Commission désignés par les organisations syndicales représentatives sont choisis parmi les agents des établissements scientifiques placés sous l'autorité d'un même Ministre.
   Ils appartiennent à un niveau égal ou supérieur à celui du stagiaire. L'agrément est donné par le Ministre précité. Le refus d'agrément est soumis à l'avis du Comité de secteur compétent.
   Le Ministre sous l'autorité duquel l'établissement est placé désigne un autre membre (du conseil de direction) en qualité de membre suppléant et un autre membre du personnel scientifique dirigeant en qualité de président suppléant. <AR 2003-01-22/32, art. 21, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   Les organisations syndicales désignent des membres suppléants selon la procédure prévue pour la désignation des membres effectifs.
   § 3. La Commission délibère valablement au sujet d'un stagiaire lorsque la moitié au moins des membres est présente. En outre, lors du vote, les membres qui représentent l'autorité et les membres qui représentent les organisations syndicales doivent être en nombre égal. Le cas échéant, la parité est rétablie par l'élimination d'un ou de plusieurs membres, après tirage au sort.
   Lorsqu'après une première convocation des membres, la Commission n'est pas en nombre utile, elle délibère et vote valablement au sujet du même stagiaire lors de la réunion suivante, quel que soit le nombre de membres présents.
   Le vote a lieu au scrutin secret. En cas de partage des voix, la voix du président est prépondérante.
   [§ 4. Lorsque la commission des stages est commune, la commission ou la section se compose paritairement de huit membres au moins parmi lesquels :
   1° le président du comité de direction du service public fédéral ou le secrétaire général ou son délégué, président;
   2° deux [1 directeurs généraux d'un établissement]1 au moins, désignés par le ministre sous l'autorité duquel les établissements sont placés;
   le [1 directeur général de l'établissement]1 dont relève le stagiaire en est membre d'office.
   3° le directeur de la formation ou le directeur fonctionnel du service d'encadrement Personnel et Organisation ou le responsable du service en charge des ressources humaines;
   4° des membres désignés par les organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 ou de l'article 8, § 1er, de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités, et ce, à raison d'un membre au moins par organisation.
   Le ministre désigne un [1 directeur général de l'établissement]1 en qualité de président suppléant et deux membres du conseil de direction d'autres établissements en qualité de suppléant des deux [1 directeurs généraux d'un établissement]1 visés à l'alinéa 1er, 2°.
   La commission des stages commune est, pour le reste, soumise aux autres dispositions du présent article.] <AR 2003-01-22/32, art. 21, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
-
(NOTE : La modification, apportée par AR 2006-02-01/30, art. 5, n'a pas pu être effectuée)
  
Art.32. § 1. [1 De algemeen directeur van de instelling vertrouwt de verantwoordelijkheid van de opleiding en van de stages toe, per taalrol, aan een personeelslid gekozen uit de leden van het wetenschappelijk personeel van de genoemde instelling of uit de personeelsleden bedoeld in dit besluit en benoemd in een [2 vakklasse]2 die wordt beschouwd als ingedeeld in het [2 niveau A]2 van de indeling der [2 vakklassen]2 waarvan de Rijksambtenaren titularis kunnen zijn. De enen en de anderen moeten een [2 graadanciënniteit en klasseanciënniteit]2 van ten minste vijf jaar rechtvaardigen. Het gekozen personeelslid draagt de titel van verantwoordelijke van de dienst die belast is met het personeelsbeleid, of de opleidingsdirecteur of de verantwoordelijke voor de opleiding van de stagiairs, aangeduid door de Directieraad.
   De verantwoordelijke van de dienst die belast is met het personeelsbeleid, of de opleidingsdirecteur of de verantwoordelijke voor de opleiding van de stagiairs, aangeduid door de Directieraad wordt aangewezen voor een periode van vijf jaar die hernieuwbaar is.]1

  Indien de wetenschappelijke inrichting als [1 administratief en technisch personeel]1 minder dan 150 eenheden telt, wordt de opleidingsdirecteur halftijds aangewezen. Hij dient aan zijn taak als opleidingsdirecteur de helft van de duur der prestaties te besteden die hij normaal moet verrichten.
  In de wetenschappelijke inrichtingen die aan het gezag van dezelfde Minister onderworpen zijn, kunnen de hoofden van de inrichtingen overeenkomen een gemeenschappelijke opleidingsdirecteur aan te wijzen. Als de personeelssterkte ten minste 150 eenheden bedraagt, wordt de gemeenschappelijke opleidingsdirecteur voltijds aangewezen.
  § 2. Vóór zijn aanwijzing moet de opleidingsdirecteur een geschiktheidsbrevet verkrijgen dat wordt afgeleverd na het verstrijken van een opleidingsperiode van ten minste tien dagen waarvan de voorwaarden worden vastgesteld door de [1 houder van de managementfunctie N-1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid]1. Die staat onder het gezag van de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren.
  In elke inrichting kunnen ten hoogste vijf kandidaten, per taalrol, personeelsleden bedoeld in § 1, eerste lid, de in het eerste lid bedoelde opleidingsperiode volgen. Ze worden aangewezen door (de Directieraad). <KB 2003-01-22/32, art. 22, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  Om te worden aangewezen door (de Directieraad) moeten de personeelsleden beoogd door deze paragraaf en die geen lid zijn van het wetenschappelijk personeel, na hun evaluatie de vermelding " zeer goed " hebben bekomen. <KB 2003-01-22/32, art. 22, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 3. In het geval van toepassing van § 1, vierde lid, worden de personeelsleden bedoeld in § 2, tweede lid, aangewezen door de [1 algemeen directeurs van de instellingen]1 in college vergaderd onder het voorzitterschap van het [1 de algemeen directeur van de instelling]1 met de grootste [2 graadanciënniteit en klasseanciënniteit]2.
  De stemming is geheim. In geval van staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  § 4. Enkel de personeelsleden van wie de kandidatuur door de [1 houder van de managementfunctie N-1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid]1 werd weerhouden, kunnen aan de opleidingsperiode deelnemen. Hij bepaalt de modaliteiten voor het indienen van het kandidatuurdossier.
  De kandidaten van wie de deelname aan de opleidingsperiode geweigerd werd, kunnen, binnen de acht dagen na de kennisgeving, een beroep indienen bij de Stagecommissie. Die doet binnen de vijftien dagen uitspraak.
  § 5. De [1 houder van de managementfunctie N-1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid]1 kent de bekwaamheidsbrevetten van de opleidingsdirecteurs toe.
  De [1 algemeen directeurs van de instellingen]1 wijzen onder de geslaagden voor het bekwaamheidsbrevet de opleidingsdirecteur aan, volgens de procedure voorzien in § 3.
  § 6. De [1 verantwoordelijke van de dienst die belast is met het personeelsbeleid of de opleidingsdirecteur of de verantwoordelijke voor de opleiding van de stagiairs, aangeduid door de Directieraad]1 heeft als opdracht de opvang- en opleidingsprogramma's te organiseren en de stagiairs te leiden en te controleren.
  Onder opvang dient te worden verstaan elke maatregel die de integratie van de nieuwe ambtenaren in de inrichting vergemakkelijkt.
  Onder opleiding dient te worden verstaan elke activiteit die ofwel de beroepsvervolmaking ofwel de voorbereiding tot een bevordering beoogt. De deelname aan deze activiteiten kan door de bevoegde Minister verplicht worden gesteld.
  § 7. Voor de uitoefening van zijn functie, heeft de opleidingsdirecteur [2 de weddenschaal A31]2 als hij tenminste nog niet een wedde in dezelfde weddeschaal ontvangt.
  De half-time opleidingsdirecteur die nog niet [2 de weddenschaal A31]2 geniet, heeft recht op zijn wedde vermeerderd met de helft van het verschil tussen zijn wedde en [2 de weddenschaal A31]2.
  § 8. Op vraag van de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren en met instemming van de Minister onder wiens gezag de wetenschappelijke inrichting geplaatst is, kunnen de opleidingsdirecteurs tijdelijk ter beschikking van de [1 houder van de managementfunctie N-1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid]1 gesteld worden om deel te nemen aan aanvullende vervolmakingsactiviteiten.
  
Art.32. § 1er. [1 Le directeur général de l'établissement confie la responsabilité de la formation et des stages, par rôle linguistique, à un membre du personnel choisi parmi les membres du personnel scientifique dudit établissement ou parmi les membres du personnel visés par le présent arrêté nommés dans un [2 classe de métier]2 considéré comme classe dans le [2 niveau A]2 du classement des [2 classes de métier]2 que peuvent porter les agents des administrations de l'Etat. Les uns et les autres doivent justifier d'une [2 ancienneté de grade et de classe]2 de cinq ans au moins. Le membre du personnel choisi porte le titre de responsable du service en charge des ressources humaines ou de directeur de la formation ou de responsable de la formation des stagiaires, désigné par le Conseil de direction.
   Le responsable du service en charge des ressources humaines ou le directeur de la formation ou le responsable de la formation des stagiaires, désigné par le Conseil de direction est désigne pour une période de cinq ans renouvelable.]1

   Si l'établissement scientifique compte comme [1 personnel administratif et personnel technique]1 moins de 150 unités, le directeur de la formation est désigné à mi-temps. Il est tenu de consacrer à sa tâche de directeur de la formation la moitié de la durée des prestations qu'il doit normalement accomplir.
   Dans les établissements scientifiques soumis à l'autorité du même Ministre, les chefs des établissements peuvent convenir de désigner un directeur de la formation commun. Si les effectifs comportent au moins 150 unités, le directeur de la formation commun est désigné à temps plein.
   § 2. Préalablement à sa désignation, le directeur de la formation doit obtenir un brevet d'aptitude, qui est délivré a l'issue d'une période de formation d'au moins dix jours dont les modalités sont fixées par le [1 titulaire de la fonction de management N-1 auprès l'Institut de Formation de l'Administration fédérale]1. Celui-ci se trouve sous l'autorité du Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions.
   Dans chaque établissement, cinq candidats au plus, par rôle linguistique, membres du personnel visés au § 1er, alinéa 1er, peuvent suivre la période de formation visée à l'alinéa 1er. Ils sont désignes par (le conseil de direction). <AR 2003-01-22/32, art. 22, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   Pour être désigné par (le conseil de direction), les membres du personnel visés par le présent paragraphe et qui ne sont pas membres du personnel scientifique, doivent avoir obtenu la mention " très bon " au terme de leur évaluation. <AR 2003-01-22/32, art. 22, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 3. Dans le cas de l'application du § 1er, alinéa 4, les membres du personnel visés au § 2, alinéa 2, sont désignés par les [1 directeurs généraux d'établissement]1 réunis en collège sous la présidence du [1 directeur general d'établissement]1 le plus ancien en grade.
   Le vote a lieu au scrutin secret. En cas de partage de voix, la voix du président est prépondérante.
   § 4. Ne peuvent participer à la période de formation que les membres du personnel dont la candidature a été retenue par le [1 titulaire de la fonction de management N-1 auprès l'Institut de Formation de l'Administration fédérale]1. Ce dernier détermine les modalités de présentation du dossier de candidature.
   Les candidats dont la participation à la période de formation a été refusée peuvent introduire, dans les huit jours de la notification, un recours devant la Commission des stages. Celle-ci statue dans les quinze jours.
   § 5. Le [1 titulaire de la fonction de management N-1 auprès l'Institut de Formation de l'Administration fédérale]1 confère les brevets d'aptitude des directeurs de la formation.
   Les [1 directeurs généraux d'établissement]1 désignent parmi les lauréats du brevet d'aptitude, le directeur de la formation, selon la procédure prévue au § 3.
   § 6. Le [1 responsable du service en charge des ressources humaines ou le directeur de la formation ou le responsable de la formation des stagiaires, désigné par le Conseil de direction]1 a pour mission de mettre en oeuvre les programmes d'accueil et de formation et de guider et contrôler les stagiaires.
   Il y a lieu d'entendre par accueil toute mesure favorisant l'intégration des nouveaux agents dans l'établissement.
   Il y a lieu d'entendre par formation toute activité ayant pour but soit le perfectionnement professionnel soit la préparation à une promotion. La participation à ces activités peut être rendue obligatoire par le Ministre compétent.
   § 7. Dans l'exercice de ses fonctions, le directeur de la formation obtient [2 l'échelle de traitement A31]2 sauf s'il bénéficie déjà d'un traitement au moins égal.
   Le directeur de la formation à mi-temps qui n'a pas encore le traitement d'ingénieur industriel-directeur, a droit à son traitement majoré de la moitié de la différence entre son traitement et [2 l'échelle de traitement A31]2.
   § 8. A la demande du Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions et en accord avec le Ministre sous l'autorité duquel se trouve placé l'établissement scientifique, les directeurs de la formation peuvent être mis temporairement à la disposition du [1 titulaire de la fonction de management N-1 auprès l'Institut de Formation de l'Administration fédérale]1 pour participer à des activités de perfectionnement complémentaires.
  
Art.32bis. [1 Het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten is van toepassing op het personeel opgenomen in artikel 1 van dit besluit volgens de door Ons bepaalde nadere regelen.]1
  
Art. 32bis. [1 L'arrêté royal du 2 août 2002 instituant un cycle d'évaluation dans les services publics fédéraux est applicable au personnel repris dans l'article 1er du présent arrêté selon les modalités déterminées par Nous.]1
  
Art.33. § 1. De opdrachten die [1 ...]1 zijn toegewezen aan de raden van beroep, worden uitgeoefend door een Raad van beroep die wordt ingesteld bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren.
  De Raad van beroep omvat evenveel afdelingen als er taalstelsels zijn waartoe de ambtenaren behoren, die kunnen vragen door hem te worden gehoord.
  De Raad van beroep bestaat uit :
  a) twee voorzitters, magistraten, door Ons benoemd; de Nederlandstalige voorzitter zit de Nederlandstalige afdeling voor, de Franstalige voorzitter zit de Franstalige afdeling voor;
  b) per afdeling, assessoren gekozen onder de personeelsleden van de wetenschappelijke inrichtingen, die ten minste 35 jaar oud zijn en zes jaar goede dienst hebben; bij ontstentenis van personeelsleden die zes jaar goede dienst hebben, kan van deze voorwaarde afgeweken worden. De assessoren worden voor de helft aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren onder de in dit statuut bedoelde personeelsleden en voor de andere helft door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, naar rato van twee assessoren per organisatie in de Nederlandstalige en Franstalige afdelingen en van een assessor per organisatie in de Duitstalige afdeling;
  c) per afdeling, een greffier-rapporteur aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren; hij is niet stemgerechtigd;
  d) plaatsvervangers, namelijk drie voorzitters, ten minste twee greffiers-rapporteurs en assessoren; ze worden aangewezen volgens de procedure waarin is voorzien voor de aanwijzing van de gewone leden. Twee van de plaatsvervangende voorzitters vervangen onderscheidenlijk de Nederlandstalige voorzitter van de Nederlandstalige afdeling en de Franstalige voorzitter van de Franstalige afdeling.
  De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits, alsook van het Nederlands of het Frans bewijzen. Hij zit de afdeling voor die ermee belast is een advies uit te brengen over de beroepen die zijn ingediend door personeelsleden van het Duitse taalstelsel.
  In elke zaak wijst de Minister onder wiens gezag de wetenschappelijke inrichting geplaatst is, een ambtenaar en een vervanger aan om het betwiste voorstel te verdedigen. Deze ambtenaar mag niet aan de beraadslaging deelnemen. Het advies vermeldt dat dit verbod werd nageleefd.
  De gewone of plaatsvervangende assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten behoren tot een gelijk of hoger niveau dan dat van de verzoeker.
  § 2. [1 ...]1
  
Art.33. § 1er. Les missions dévolues aux chambres de recours [1 ...]1, sont exercées par un Conseil d'appel institué auprès du Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions.
   Le Conseil d'appel comprend autant de sections qu'il y a de régimes linguistiques parmi les agents susceptibles de demander à être entendus par lui.
   Le Conseil d'appel se compose :
   a) de deux présidents, magistrats, nommés par Nous; le président francophone préside la section d'expression française, le président néerlandophone préside la section d'expression néerlandaise;
   b) par section, d'assesseurs choisis parmi les membres du personnel des établissements scientifiques âges de 35 ans au moins et comptant six ans de bons services; à défaut de membres du personnel comptant six ans de bons services, il peut être dérogé à cette condition. Les assesseurs sont désignés pour moitié par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions parmi les membres du personnel visés par le présent statut et pour l'autre moitié par les organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités à raison de deux assesseurs par organisation dans les sections d'expression française et néerlandaise et d'un assesseur par organisation dans la section d'expression allemande;
   c) par section, d'un greffier-rapporteur désigné par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions; il n'a pas voix délibérative;
   d) de suppléants, à savoir trois présidents, deux greffiers-rapporteurs au moins et des assesseurs; ils sont désignés selon la procédure prévue pour la désignation des membres effectifs. Deux des présidents suppléants assument respectivement la présidence de la section d'expression française pour le président francophone et de la section d'expression néerlandaise pour le président néerlandophone.
   Le troisième président suppléant doit justifier de la connaissance de l'allemand ainsi que du français ou du néerlandais et assume la présidence de la section chargée d'émettre un avis sur les recours introduits par les agents du régime linguistique allemand.
   Dans chaque affaire, un agent et un suppléant sont désignés par le Ministre sous l'autorité duquel l'établissement scientifique se trouve placé pour défendre la proposition contestée. Cet agent ne peut assister à la délibération. L'avis fait mention de ce que cette interdiction a été respectée.
   Les assesseurs effectifs ou suppléants qui siègent pour l'examen d'une affaire doivent appartenir à un niveau égal ou supérieur à celui du requérant.
   § 2. [1 ...]1
  
Art. 33bis. <INGEVOEGD bij KB 2003-09-07/31, art. 5; Inwerkingtreding : 15-09-2003> § 1. De opdrachten die [1 ...]1 toegewezen zijn aan de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid, worden voor de wetenschappelijke [1 instellingen]1 die onder de toepassing van dit besluit vallen uitgeoefend door een commissie die wordt aangesteld bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren.
  § 2. De commissie bestaat uit een Nederlandstalige afdeling en een Franstalige afdeling, voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid of door de houder van een managementfunctie -2 bij dat Bureau, van de andere taalrol dan de afgevaardigd bestuurder van genoemd Bureau, aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
  De taalrol van de ambtenaar bepaalt de afdeling waarvoor hij verschijnt.
  § 3. De afdelingen bevatten zes assessoren :
  1° drie [1 algemeen directeurs van de instellingen]1, aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren;
  2° drie leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van een lid per organisatie in de Nederlandstalige en in de Franstalige afdeling.
  § 4. De minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren wijst bovendien drie [1 algemeen directeurs van de instellingen]1 per taalrol in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden aan.
  De vakorganisaties wijzen drie assessoren per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden.
  § 5. De bepalingen van de artikelen 5, §§ 4 tot 6 en 6 tot 14, van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel zijn van toepassing op de in § 1 vermelde commissie.
  
Art. 33bis. § 1er. Les missions dévolues à la commission de recours en matière d'inaptitude professionnelle [1 ...]1 sont exercées, pour l'ensemble des établissements scientifiques soumis au présent arrêté, par une commission instituée auprès du Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions.
   § 2. La commission se compose d'une section d'expression française et d'une section d'expression néerlandaise présidée par l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'administration fédérale ou le titulaire d'une fonction de management -2 auprès dudit Bureau, de l'autre rôle linguistique que l'administrateur délégué dudit Bureau, désigné par le ministre qui a la fonction publique dans ses attributions.
   Le rôle linguistique de l'agent détermine la section devant laquelle il comparaît.
   § 3. Les sections comprennent six assesseurs :
   1° trois [1 directeurs généraux d'établissement]1, désignés par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions;
   2° trois membres désignés par les organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités et ce, à raison d'un membre par organisation dans la section d'expression française et d'expression néerlandaise
   § 4. Le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions désigne en outre trois [1 directeurs généraux d'établissement]1 par rôle linguistique en qualité de membres suppléants.
   Les organisations syndicales désignent trois assesseurs par rôle linguistique en qualité de membres suppléants.
   § 5. Les dispositions des articles 5, §§ 4 à 6 et 6 à 14, de l'arrêté royal du 26 avril 1999 réglant le licenciement pour inaptitude professionnelle des agents de l'Etat sont applicables à la commission visée au § 1er.
  
Art.34. § 1. [1 In afwijking van de administratieve standen, kunnen de personeelsleden van het administratief of technisch personeel, titularis van een graad van [2 niveau A]2, B of C die ten minste de weddenschaal CA3 geniet]1, verlof verkrijgen om een opdracht van wetenschappelijk onderzoek te vervullen in een inrichting, een organisme, instelling of dienst bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, de inrichting van oorsprong alsmede de private diensten en instellingen bedoeld in het tweede lid, 2°, b, van hetzelfde artikel.
  Het verlof wordt toegekend voor zover de inrichting, de instelling of de dienst bedoeld in het eerste lid voor dit verlof een bedrag heeft uitgetrokken als begrotingskrediet of toelage en erin toegestemd heeft dat de wedde van de ambtenaar voor de duur van het verlof wordt terugbetaald.
  § 2. Indien de opdracht waarmede de ambtenaar belast is, hem in feite of in rechte verhindert het hem toevertrouwde ambt uit te oefenen, wordt het in § 1 vermelde verlof toegekend aan de ambtenaar door de Minister op advies (van de Directieraad) van de inrichting waartoe deze ambtenaar behoort. <KB 2003-01-22/32, art. 23, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  De verloven worden toegekend voor een duur van ten hoogste twee jaar. Ze kunnen hernieuwd worden voor perioden waarvan er geen de duur van twee jaar mag overschrijden. Na elke verlofperiode moet de dienst worden hervat. Het totaal van de verloven voor een opdracht van wetenschappelijk onderzoek dat aan een ambtenaar wordt toegekend, mag de zes jaar niet overschrijden.
  § 3. De ambtenaar die langer afwezig is dan de periode waarvoor het verlof werd toegekend, wordt geacht ontslagnemend te zijn.
  § 4. Tijdens de duur van een opdracht blijft de ambtenaar in dienstactiviteit. Hij behoudt zijn recht op wedde, op verhoging in zijn weddeschaal evenals op bevorderingen in zijn inrichting van oorsprong.
  § 5. De terugbetaling bedoeld in § 1, tweede lid, is gelijk aan het totale bedrag van de bezoldigingen of weddetoeslagen, vergoedingen en toelagen die gedurende het vorige kwartaal aan de ambtenaar tijdens zijn verlof werden betaald of ten zijnen bate werden gestort.
  Wanneer de ambtenaar waaraan het verlof wordt toegestaan, titularis is van een betrekking waarin in de inrichting met toepassing van de statutaire regels niet bij werving kan worden voorzien, kan de overheid waaronder de ambtenaar ressorteert, een ambtenaar aanwijzen om het aan die betrekking verbonden ambt uit te oefenen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen. Tijdens de periode van het verlof kan de bevoegde Minister, op advies van de Raad van de inrichting van oorsprong in een wervingsgraad, die niet hoger mag zijn dan de graad die de ambtenaar met verlof bekleedt of desgevallend dezelfde graad die door bevordering toegang geeft tot de graad van de betrokken ambtenaar, een contractueel personeelslid aanstellen in deze inrichting.
  § 6. Aan het verlof wordt een einde gemaakt wanneer de staat, de gemeenschap, het gewest, de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, de dienst, het organisme of de instelling de vastgestelde terugbetaling niet heeft verricht sinds drie maanden na de maand waarin de schuldvordering met betrekking tot de terugbetaling bij de inrichting, het organisme, de instelling of dienst werd ingediend.
  § 7. De ambtenaar behoudt de laatste evaluatie die hem is toegekend.
  
Art.34. § 1er. [1 Par dérogation au régime des positions administratives, les membres du personnel administratif ou du personnel technique titulaire d'un grade de [2 niveau A]2, B ou C auquel se rattache l'échelle de traitement CA3 au moins]1 peuvent obtenir un congé pour effectuer une mission de recherche scientifique dans un établissement, un organisme, une institution ou un service visé par l'article 5 de l'arrêté royal du 21 avril 1965 fixant le statut du personnel scientifique des établissements scientifiques de l'Etat, à l'exception de leur établissement d'origine ainsi que les services et institutions privés visés à l'alinéa 2, 2°, b, du même article.
   Le congé est accordé pour autant que l'établissement, l'organisme, l'institution ou le service visé à l'alinéa 1er ait prévu pour ce congé un crédit budgétaire ou une subvention et ait accepté le remboursement du traitement de l'agent pour la durée du congé.
   § 2. Si la mission dont il est chargé l'empêche en fait ou en droit de s'acquitter des fonctions qui lui sont confiées, le congé visé au § 1er est accordé à l'agent par le Ministre sur avis (du Conseil de direction) de l'établissement auquel cet agent appartient. <AR 2003-01-22/32, art. 23, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   Les congés sont accordés pour une durée maximum de deux ans. Ils peuvent être renouvelés pour des périodes dont chacune ne peut excéder deux ans. Chaque période de congé doit être suivie d'une reprise de service. Le total des congés pour mission de recherche scientifique accordés à un agent ne peut excéder six ans.
   § 3. L'agent qui est absent au-delà de la période pour laquelle le congé a été accordé, est considéré comme démissionnaire.
   § 4. Pendant la durée de la mission, l'agent reste en activité de service. Il conserve son droit au traitement, aux augmentations dans son échelle de traitement ainsi qu'aux promotions dans son établissement d'origine.
   § 5. Le remboursement visé au § 1er, alinéa 2, est égal au montant global des rémunérations ou subventions-traitements, indemnités et allocations payées à l'agent ou versées a son profit pendant son congé au cours du trimestre précédent.
   Lorsque l'agent à qui le conge est octroyé, est titulaire d'un emploi auquel il ne peut être pourvu dans l'établissement par recrutement en application des règles statutaires, l'autorité dont ce membre relève peut désigner un agent pour exercer la fonction afférente audit emploi, conformément à l'arrêté royal du 8 août 1983 relatif à l'exercice d'une fonction supérieure dans les administrations de l'Etat. Pendant la durée du congé, le Ministre compétent peut, sur avis du Conseil de l'établissement d'origine, engager un membre du personnel contractuel dans un grade de recrutement qui ne peut être supérieur au grade occupé par l'agent en congé, ou, le cas échéant, le même grade qui par promotion donne accès au grade occupé par l'agent concerné.
   § 6. Il est mis fin au congé lorsque l'Etat, la Communauté, la Région, la Commission communautaire commune, la Commission communautaire française, le service, l'organisme ou l'institution n'a pas remboursé le montant fixé, trois mois après le mois au cours duquel la déclaration de créance relative au remboursement a été introduite auprès de l'établissement, de l'organisme, de l'institution ou du service.
   § 7. L'agent conserve la dernière évaluation qui lui a été attribuée.
  
Art.34bis. [1 De ambtenaren die, op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van laboratoriumbediende (rang 40) worden ambtshalve benoemd tot de graad van laboratoriumbeambte (rang 40).
   De overeenkomstig het eerste lid benoemde ambtenaren behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit die ze hebben verworven in de graad waarvan ze titularis waren.]1

  
Art. 34bis. [1 Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de garçon de laboratoire (rang 40) sont nommés d'office au grade d'agent de laboratoire (rang 40).
   Les agents nommés conformément au alinéa 1er conservent dans leur nouveau grade l'ancienneté acquise dans le grade dont ils étaient titulaires.]1

  
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions transitoires et finales.
Art.35. § 1. (Tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26) worden ambtshalve benoemd, de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste geschoold werkman (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 H en die houder zijn van een der diploma 's of titels opgenomen in bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937.
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren vóór 1 januari 1994 hadden bekomen in de graad van meesterknecht (rang 22) en deze sedert die datum bekomen in de graad van eerste geschoold werkman (rang 20) als begunstigde van de weddeschalen 20 H en 20 E.) <KB 2003-01-22/32, art. 24, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 2. (Tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26) worden ambtshalve benoemd, de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste geschoold werkman (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 E en die houder zijn van een der diploma 's of titels opgenomen in bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937.
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren hebben bekomen in de graad van eerste geschoold werkman (rang 20) als begunstigde van de weddeschaal 20 E.) <KB 2003-01-22/32, art. 24, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 3. (Tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26) worden ambtshalve benoemd, de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste geschoold werkman (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 G en die houder zijn van een der diploma 's of titels opgenomen in bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937 en die slagen voor de selectie voor verhoging in weddeschaal die aan de gang was vóór de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de betrokken wetenschappelijke instelling. Ze worden benoemd op de eerste dag van de maand volgend op de datum van afsluiting van de notulen van de selectie voor verhoging in weddenschaal.) <KB 2003-01-22/32, art. 24, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 4. (Tot de graad van onderhoudshoofdtechnicus (rang 28) worden ambtshalve benoemd, de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van werkmeester (rang 22), en die houder zijn van een der diploma's of titels opgenomen in bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937.) <KB 2003-01-22/32, art. 24, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van onderhoudshoofdtechnicus (rang 28), de anciënniteit die de ambtenaren op 1 januari 1994 hadden bekomen in de graden van werkmeester (rang 24) en eerste werkmeester (rang 25) en deze sedert die datum bekomen in de graad van werkmeester (rang 22).
  § 5. De ambtenaren die ambtshalve in niveau 2+ benoemd zijn, behouden in dat niveau de anciënniteit verkregen in niveau 2.
  § 6. De geldelijke anciënniteit die de overeenkomstig §§ 1 tot 4 benoemde ambtenaren hebben verworven, wordt geacht verworven te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art.35. § 1er. (Sont nommés d'office au grade de technicien de maintenance (rang 26), les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de premier ouvrier qualifié (rang 20) rémunéré dans l'échelle de traitement 20 H et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique niveau 2+ ou qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité.
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de technicien de maintenance (rang 26), l'ancienneté que les agents avaient obtenue avant le 1er janvier 1994 dans le grade de contremaître (rang 22) et celle obtenue depuis cette date dans le grade de premier ouvrier qualifié (rang 20) comme bénéficiaire des échelles de traitement 20 H et 20 E.) <AR 2003-01-22/32, art. 24, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 2. (Sont nommés d'office au grade de technicien de maintenance (rang 26) les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de premier ouvrier qualifié (rang 20) rémunéré dans l'échelle de traitement 20 E et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique niveau 2+ ou qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour les emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité.
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de technicien de maintenance (rang 26) l'ancienneté que les agents ont obtenue dans le grade de premier ouvrier qualifié (rang 20) comme bénéficiaire de l'échelle de traitement 20 E.) <AR 2003-01-22/32, art. 24, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 3. (Sont nommés d'office au grade de technicien de maintenance (rang 26), les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de premier ouvrier qualifié (rang 20), rémunéré dans l'échelle de traitement 20 G et porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique niveau 2+ ou porteurs d'un diplôme ou d'un certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E, de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité et qui réussissent la sélection par avancement barémique qui était en cours avant la date d'entrée en vigueur du cadre organique de l'établissement scientifique concerné. Ils sont nommés à partir du 1er jour du mois qui suit la date de clôture du procès-verbal de la sélection d'avancement barémique.) <AR 2003-01-22/32, art. 24, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 4. (Sont nommés d'office au grade de chef technicien de maintenance (rang 28), les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de chef d'atelier (rang 22) et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique niveau 2+ ou qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité.) <AR 2003-01-22/32, art. 24, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de chef-technicien de maintenance (rang 28), l'ancienneté que les agents avaient obtenue le 1er janvier 1994 dans les grades de chef d'atelier (rang 24) et de premier chef d'atelier (rang 25) et celle obtenue depuis cette date dans le grade de chef d'atelier (rang 22).
   § 5. Les agents nommés d'office dans le niveau 2+, emportent dans ce niveau l'ancienneté acquise dans le niveau 2.
   § 6. L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents nommés conformément aux §§ 1er à 4 est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art.36. <KB 2003-01-22/32, art. 25, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat> § 1. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 G en die houder zijn van een van de diploma's of titels opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een onderwijsdiploma of -getuigschrift van sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor de deelname aan de vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, na instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid en dit met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde besluit, en die geslaagd zijn voor de selectie voor verhoging in weddeschaal die in uitvoering was vóór de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de betrokken wetenschappelijke instelling, worden ambtshalve benoemd tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26). Ze worden benoemd op de eerste dag van de maand volgend op de datum van afsluiting van de notulen van de selectie voor verhoging in weddeschaal.
  § 2. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 E en die houder zijn van een van de diploma's of titels opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een onderwijsdiploma of -getuigschrift van sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor de deelname aan de vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, na instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid en dit met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde besluit, worden ambtshalve benoemd tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26).
  De overeenkomstig het eerste lid benoemde ambtenaren bekomen in hun nieuwe graad, de anciënniteit die ze hebben verworven in de graad van technicus der vorsing (rang 20) als begunstigde van de weddeschaal 20 E.
  § 3. De geldelijke anciënniteit die de overeenkomstig §§ 1 en 2 benoemde ambtenaren hebben verworven, wordt geacht verworven te zijn in de nieuwe weddenschaal.
Art.36. <AR 2003-01-22/32, art. 25, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat> § 1. Sont nommés d'office au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26) les agents, qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20) rémunéré dans l'échelle de traitement 20 G et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique niveau 2+ ou qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17 § 1er, E , de l'arrêté précité, et qui ont réussi la sélection d'avancement barémique qui était en cours avant la date d'entrée en vigueur du cadre organique de l'établissement scientifique concerné. Ils sont nommés à partir du 1er jour du mois qui suit la date de clôture du procès-verbal de la sélection d'avancement barémique.
   § 2. Sont nommés d'office au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26) les agents qui, a la date entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20) rémunéré dans l'échelle de traitement 20 E et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique niveau 2+ ou qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté précité.
   Les agents nommés conformément au 1er alinéa obtiennent, dans leur nouveau grade, l'ancienneté qu'ils ont acquise dans le grade de technicien de la recherche (rang 20) en tant que bénéficiaire de l'échelle de traitement 20 E.
   § 3. L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents nommés conformément aux §§ 1er et 2 est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art. 36bis. <INGEVOEGD bij KB 2003-01-22/32, art. 26, Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat> § 1. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 I en die houder zijn van een onderwijsdiploma of -getuigschrift van sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor de deelname aan de vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, worden na instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid en dit met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde besluit, ambtshalve benoemd tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26).
  De overeenkomstig het eerste lid benoemde ambtenaren bekomen in hun nieuwe graad, de anciënniteit die ze hebben verworven vóór 1 januari 1994 in de graden van eerste correspondent der vorsing (rang 22) of eerste technicus der vorsing (rang 22) en hoofdtechnicus der vorsing (rang 23) en na die datum als titularis van de graad van technicus der vorsing (rang 20) als begunstigde van de weddeschalen 20 E en 20 I.
  § 2. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 22) en die houder zijn van een onderwijsdiploma of -getuigschrift van sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor de deelname aan de vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, worden na instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid en dit met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde besluit, ambtshalve benoemd tot de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28).
  De overeenkomstig het eerste lid benoemde ambtenaren bekomen in hun nieuwe graad, de anciënniteit die ze hebben verworven vóór 1 januari 1994 in de graden van eerste hoofdcorrespondent der vorsing (rang 25) en hoofdcorrespondent der vorsing (rang 24) of eerste hoofdtechnicus der vorsing (rang 24) en na die datum als titularis van de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 22).
Art. 36bis. § 1er. Sont nommés d'office au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20) rémunéré dans l'échelle de traitement 20 I et qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté précité
   Les agents nommés conformément au 1er alinéa obtiennent dans leur nouveau grade, l'ancienneté qu'ils ont acquise avant le 1er janvier 1994 dans les grades de premier correspondant de la recherche (rang 22) ou de premier technicien de la recherche (rang 22) et chef technicien de la recherche (rang 23) et après cette date, en tant que titulaire du grade de technicien de la recherche (rang 20) comme bénéficiaire des échelles de traitement 20 E et 20 I.
   § 2. Sont nommés d'office au grade de chef technicien spécialisé de la recherche (rang 28), les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de chef technicien de la recherche (rang 22) et qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté précité.
   Les agents nommés conformément au 1er alinéa obtiennent, dans leur nouveau grade, l'ancienneté qu'ils ont acquise avant le 1er janvier 1994 dans les grades de premier correspondant en chef de la recherche (rang 25) et correspondant en chef de la recherche (rang 24) ou de premier chef technicien de la recherche (rang 24) et après cette date, en tant que titulaire du grade de chef technicien de la recherche (rang 22).
Art.37. § 1. (De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste technisch adjunct (rang 24) en die houder zijn van één van de diploma's of titels opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+ of die houder zijn van een onderwijsdiploma of -getuigschrift van sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor de deelname aan de vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, worden na instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid en dit met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde besluit, ambtshalve benoemd tot de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28).) <KB 2003-01-22/32, art. 27, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 2. De overeenkomstig § 1 benoemde ambtenaren behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit die ze hadden verworven in de graad waarvan ze titularis waren.
  De ambtenaren die in niveau 2+ benoemd zijn, behouden in dat niveau de anciënniteit verkregen in niveau 2.
  § 3. De geldelijke anciënniteit die de overeenkomstig § 1 benoemde ambtenaren hebben verworven, wordt geacht verworven te zijn in hun nieuwe weddeschaal.
Art.37. § 1er. (Sont nommés d'office au grade de chef technicien spécialisé de la recherche (rang 28), les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade d'adjoint technique principal (rang 24) et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique 2+ ou qui sont porteurs d'un diplôme ou certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité) <AR 2003-01-22/32, art. 27, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 2. Les agents nommés conformément au § 1er conservent dans leur nouveau grade l'ancienneté acquise dans le grade dont ils étaient titulaires.
   Les agents nommés dans le niveau 2+ emportent dans ce niveau l'ancienneté acquise dans le niveau 2.
   § 3. L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents nommés conformément au § 1er est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art.38. § 1. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van calculator (rang 26) bij het Weerbureau (van het departement van de operationele diensten en diensten aan de gebruikers) van het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België, worden ambtshalve benoemd tot de graad van weervoorspeller (rang 26). <KB 2002-05-26/38, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1995>
  § 2. De ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste calculator (rang 28) bij het Weerbureau (van het departement van de operationele diensten en diensten aan de gebruikers) van het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België, worden ambtshalve benoemd tot de graad van eerste weervoorspeller (rang 28). <KB 2002-05-26/38, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1995>
  § 3. De overeenkomstig §§ 1 en 2 benoemde ambtenaren behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit die ze hadden verworven in de graad waarvan ze titularis waren.
  § 4. De geldelijke anciënniteit die de overeenkomstig §§ 1 en 2 benoemde ambtenaren hebben verworven, wordt geacht verworven te zijn in hun nieuwe weddeschaal.
Art.38. département des services opérationnels et aux usagers) de l'Institut royal météorologique de Belgique, sont nommés d'office au grade de prévisionniste (rang 26). <AR 2002-05-26/38, art. 16, 003; En vigueur : 01-08-1995>
   § 2. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de calculateur principal (rang 28) au Bureau du temps (du département des services opérationnels et aux usagers) de l'Institut royal météorologique de Belgique, sont nommés d'office au grade de prévisionniste principal (rang 28). <AR 2002-05-26/38, art. 16, 003; En vigueur : 01-08-1995>
   § 3. Les agents nommés conformément aux §§ 1er et 2 conservent dans leur nouveau grade l'ancienneté acquise dans le grade dont ils étaient titulaires.
   § 4. L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents nommés conformément aux §§ 1er et 2 est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art. 39. § 1. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van één van de hierna in de linkerkolom opgenomen en in rang 25 ingedeelde graden, worden ambtshalve benoemd tot de ernaast in de rechterkolom opgenomen en in rang 28 ingedeelde graden :
Art. 39.1er. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires de l'un des grades repris ci-après dans la colonne de gauche et classés au rang 25, sont nommés d'office au grade qui figure en regard du leur et qui est classé au rang 28 :
hoofdlandbouwboekhouderlandbouwhoofdboekhouder
inspecteur van de landbouwboekhoudingcontroleur van de landbouwboekhouding
hoofdlandbouwboekhouderlandbouwhoofdboekhouderinspecteur van de landbouwboekhoudingcontroleur van de landbouwboekhouding
chef-comptable agricolechef-comptable agricole
inspecteur de la comptabilité agricolecontrôleur de la comptabilité agricole
chef-comptable agricolechef-comptable agricoleinspecteur de la comptabilité agricolecontrôleur de la comptabilité agricole
  § 2. De ambtenaren die overeenkomstig § 1 benoemd zijn, behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit verkregen in de graad waarvan ze titularis waren.
  De ambtenaren die in niveau 2+ benoemd zijn, behouden in dat niveau de anciënniteit verkregen in niveau 2.
  § 3. De door deze ambtenaren verkregen weddeanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
   § 2. Les agents nommés conformément au § 1er conservent dans leur nouveau grade l'ancienneté acquise dans le grade dont ils étaient titulaires.
   Les agents nommés dans le niveau 2+, emportent dans ce niveau l'ancienneté acquise dans le niveau 2.
   § 3. L'ancienneté pécuniaire acquise par ces agents est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art.40. § 1. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) bij de Afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor landbouweconomie, worden ambtshalve benoemd tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26).
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van landbouwboekhouder (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren op 1 januari 1994 hadden bekomen in de graden van eerste technicus der vorsing (rang 22) en hoofdtechnicus der vorsing (rang 23), en deze sedert die datum bekomen in de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26).
  § 2. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28) bij de Afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor landbouweconomie, worden ambtshalve benoemd tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26).
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van landbouwboekhouder (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren op 1 januari 1994 hadden bekomen in de graden van eerste technicus der vorsing (rang 22), hoofdtechnicus der vorsing (rang 23) en eerste hoofdtechnicus der vorsing (rang 24) en deze sedert die datum bekomen in de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28).
  § 3. De geldelijke anciënniteit die de overeenkomstig §§ 1 en 2 benoemde ambtenaren hebben verworven, wordt geacht verworven te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art.40. § 1er. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26) auprès de la Section Analyses comptables et financières du Centre d'économie agricole, sont nommés d'office au grade de comptable agricole (rang 26).
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de comptable agricole (rang 26), l'ancienneté que les agents avaient obtenue le 1er janvier 1994 dans les grades de premier technicien de la recherche (rang 22) et de chef-technicien de la recherche (rang 23), et celle obtenue depuis cette date dans le grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26).
   § 2. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de chef-technicien spécialisé de la recherche (rang 28) auprès de la Section Analyses comptables et financières du Centre d'économie agricole, sont nommés d'office au grade de comptable agricole (rang 26).
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de comptable agricole (rang 26), l'ancienneté que les agents avaient obtenue le 1er janvier 1994 dans les grades de premier technicien de la recherche (rang 22), de chef-technicien de la recherche (rang 23) et de premier chef-technicien de la recherche (rang 24) et celle obtenue depuis cette date dans le grade de chef-technicien spécialisé de la recherche (rang 28).
   § 3. L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents nommés conformément aux §§ 1er et 2 est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art.41. <KB 2003-01-22/32, art. 28, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat> § 1. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20), met specialisatie landbouwboekhouding, bij de Afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor landbouweconomie en die bezoldigd zijn in de weddeschaal 20 E, worden ambtshalve benoemd tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26).
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van landbouwboekhouder (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren bekomen hebben in de graad van technicus der vorsing (rang 20), als begunstigde van de weddeschaal 20 E.
  § 2. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20), met specialisatie landbouwboekhouding, bij de Afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor landbouweconomie en die bezoldigd zijn in de weddeschaal 20 I, worden ambtshalve benoemd tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26).
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van landbouwboekhouder (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren vóór 1 januari 1994 hadden bekomen in de graden van eerste technicus der vorsing (rang 22) en van hoofdtechnicus der vorsing (rang 23) en deze sedert die datum bekomen in de graad van technicus der vorsing (rang 20) als begunstigde van de weddeschalen 20 E en 20 I.
  § 3. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 22), met specialisatie landbouwboekhouding, bij de Afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor landbouweconomie, worden ambtshalve benoemd tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26).
  Voor de toepassing van het eerste lid, dient te worden beschouwd als graadanciënniteit verworven in de graad van landbouwboekhouder (rang 26), de anciënniteit die de ambtenaren op 1 januari 1994 hadden bekomen in de graden van eerste technicus der vorsing (rang 22), hoofdtechnicus der vorsing (rang 23) en eerste hoofdtechnicus der vorsing (rang 24) en deze sedert die datum bekomen in de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 22).
  § 4. De ambtenaren die ambtshalve in niveau 2+ benoemd zijn, behouden in dat niveau de anciënniteit verkregen in niveau 2.
  § 5. De geldelijke anciënniteit die de overeenkomstig §§ 1 tot 3 benoemde ambtenaren hebben verworven, wordt geacht verworven te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art.41. <AR 2003-01-22/32, art. 28, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat> § 1er. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20), avec la spécialité comptabilité agricole, auprès de la Section Analyses comptables et financières du Centre d'économie agricole et qui sont rémunérés dans l'échelle de traitement 20 E. sont nommés d'office au grade de comptable agricole (rang 26).
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de comptable agricole (rang 26), l'ancienneté que les agents ont obtenue dans le grade de technicien de la recherche (rang 20) comme bénéficiaire de l'échelle de traitement 20 E.
   § 2. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20), avec la spécialité comptabilité agricole, auprès de la Section Analyses comptables et financières du Centre d'économie agricole et qui sont rémunérés dans l'échelle de traitement 20 I, sont nommes d'office au grade de comptable agricole (rang 26).
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de comptable agricole (rang 26), l'ancienneté que les agents avaient obtenue avant le 1er janvier 1994 dans les grades de premier technicien de la recherche (rang 22) et de chef technicien de la recherche (rang 23) et celle obtenue depuis cette date dans le grade de technicien de la recherche (rang 20) comme bénéficiaire des échelles de traitement 20 E et 20 I.
   § 3. Les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de chef-technicien de la recherche (rang 22), avec la spécialité comptabilité agricole, auprès de la Section Analyses comptables et financières du Centre d'économie agricole, sont nommés d'office au grade de comptable agricole (rang 26).
   Pour l'application de l'alinéa 1er, il y a lieu de considérer comme ancienneté de grade acquise dans le grade de comptable agricole (rang 26),l'ancienneté que les agents avaient obtenue le 1er janvier 1994 dans les grades de premier technicien de la recherche (rang 22), de chef-technicien de la recherche (rang 23) et de premier chef-technicien de la recherche (rang 24) et celle obtenue depuis cette date dans le grade de chef-technicien de la recherche (rang 22).
   § 4. Les agents nommés d'office dans le niveau 2+, emportent dans ce niveau l'ancienneté acquise dans le niveau 2.
   § 5. L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents nommés conformément aux §§ 1er à 3, est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement.
Art.42. In afwijking van artikel 8, kunnen de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20) bij de Afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor landbouweconomie, bezoldigd in de weddeschaal 20 G en die houder zijn van één van de diploma's of titels opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+, (of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937) benoemd worden tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), indien zij slagen voor (de specifieke selectie voor overgang naar het hogere niveau). <KB 2003-01-22/32, art. 29, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
Art.42. Par dérogation à l'article 8, les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20) auprès de la Section Analyses comptables et financières du Centre d'économie agricole, rémunérés dans l'échelle de traitement 20 G et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique 2+, (ou qui sont porteurs d'un diplôme ou d'un certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité) peuvent être nommés au grade de comptable agricole (rang 26), quand ils réussissent (la sélection spécifique d'accession au niveau supérieur). <AR 2003-01-22/32, art. 29, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.43. In afwijking van artikel 8, kunnen de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van technicus der vorsing (rang 20), bezoldigd in de weddeschaal 20 G en die houder zijn van één der diploma's of titels opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+, (of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937) benoemd worden tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), indien zij slagen voor (de bijzondere selectie voor overgang naar het hogere niveau). <KB 2003-01-22/32, art. 30, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
Art.43. Par dérogation à l'article 8, les agents qui, a la date d'entrée en vigueur du présent arrête, sont titulaires du grade de technicien de la recherche (rang 20), rémunérés dans l'échelle de traitement 20 G et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique 2+, (ou qui sont porteurs d'un diplôme ou d'un certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité) peuvent être nommés au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), quand ils réussissent (la sélection spécifique d'accession au niveau supérieur). <AR 2003-01-22/32, art. 30, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.44. In afwijking van artikel 8, kunnen de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste geschoold werkman (rang 20) bezoldigd in de weddeschaal 20 G en die houder zijn van één van de diploma's of titels opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, rubriek niveau 2+, (of die houder zijn van een diploma of getuigschrift van onderwijs voor sociale promotie dat in aanmerking genomen wordt voor het deelnemen aan vergelijkende selecties die georganiseerd worden voor de betrekkingen van niveau 2+ in de betrokken specialiteiten, mits instemming van de afgevaardigd bestuurder van Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid, met toepassing van artikel 17, § 1, E , van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937) benoemd worden tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), indien zij slagen voor (de specifieke selectie voor overgang naar het hogere niveau). <KB 2003-01-22/32, art. 31, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
Art.44. Par dérogation à l'article 8, les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de premier ouvrier qualifié (rang 20) rémunéré dans l'échelle de traitement 20 G et qui sont porteurs d'un des diplômes ou titres repris à l'annexe I de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, rubrique 2+, (ou qui sont porteurs d'un diplôme ou d'un certificat d'enseignement de promotion sociale pris en considération pour la participation aux sélections comparatives organisées pour des emplois du niveau 2+ dans les spécialités concernées, moyennant l'accord de l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en application de l'article 17, § 1er, E , de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 précité) peuvent être nommés au grade de technicien de maintenance (rang 26), quand ils réussissent (la sélection spécifique d'accession au niveau supérieur). <AR 2003-01-22/32, art. 31, 004; En vigueur : indéterminée; à la date entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.45. (La sélection spécifique d'accession au niveau supérieur visée aux articles 42 à 44 est organisée par Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.) <AR 2003-01-22/32, art. 32, 004; En vigueur : indéterminée; a la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   Aucune condition d'ancienneté n'est requise pour la participation (à cette sélection). <AR 2003-01-22/32, art. 32, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   (Le programme de la sélection comparative spécifique est établi par l'Administrateur délégué du Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale sur proposition de chaque ministre dont relèvent les établissements scientifiques.) <AR 2003-01-22/32, art. 32, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint a la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.46. § 1. In afwijking van artikel 8, kunnen de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van eerste hoofdtechnicus der vorsing, hoofdtechnicus der vorsing of technicus der vorsing bezoldigd in de weddeschaal 20 E of 20 I, benoemd worden tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing, (indien zij geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau). <KB 2003-01-22/32, art. 33, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 2. In afwijking van artikel 8, kunnen de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van werkmeester of eerste geschoold werkman bezoldigd in de weddeschaal 20 E of 20 H, benoemd worden tot de graad van onderhoudstechnicus, (indien zij geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau). <KB 2003-01-22/32, art. 33, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  § 3. (De in de §§ 1 en 2 bedoelde vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau wordt tweemaal georganiseerd door Selor - het Selectiebureau van de federale Overheid. Voor de deelname aan dit examen wordt geen anciënniteitsvoorwaarde gesteld.) <KB 2003-01-22/32, art. 33, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
Art.46. § 1er. Par dérogation à l'article 8, les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de premier chef-technicien de la recherche, de chef-technicien de la recherche ou de technicien de la recherche qui sont rémunérés dans l'échelle de traitement 20 E ou 20 I, peuvent être nommés au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), (lorsqu'ils ont réussi la sélection comparative d'accession au niveau supérieur). <AR 2003-01-22/32, art. 33, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 2. Par dérogation à l'article 8, les agents qui, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, sont titulaires du grade de chef d'atelier ou de premier ouvrier qualifié qui sont rémunérés dans l'échelle de traitement 20 E ou 20 H. peuvent être nommes au grade de technicien de maintenance (rang 26), (lorsqu'ils ont réussi la sélection comparative d'accession au niveau supérieur). <AR 2003-01-22/32, art. 33, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   § 3. (La sélection comparative d'accession au niveau supérieur visée aux §§ 1er et 2 est organisée deux fois par Selor - Bureau de sélection de l'Administration fédérale. Aucune condition d'ancienneté n'est requise pour la participation à cette sélection.) <AR 2003-01-22/32, art. 33, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.47. § 1. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die, op datum van 1 juli 1995, titularis zijn van de graad van calculator (rang 26) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 26) en die voorheen titularis waren van de graad van calculator (rang 22) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 22) onderscheidenlijk bevorderd worden tot de graad van eerste calculator (rang 28) of eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 28) van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van calculator of constructeur van wetenschappelijke instrumenten.
  § 2. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die op datum van 1 juli 1995 titularis zijn van de graad van calculator (rang 26) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 26) en die voor deze datum bekleed waren met de graad van hulpcalculator (rang 20) of hulpconstructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 20), en die op die datum laureaat waren van het examen voor verhoging in graad tot een graad vóór 1 januari 1994 ingedeeld in rang 22 en na deze datum ingedeeld in rang 26, onderscheidenlijk bevorderd worden tot de graad van eerste calculator (rang 28) of eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 28) van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van calculator of constructeur van wetenschappelijke instrumenten.
  § 3. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die, op 1 juli 1995, titularis zijn van de graad van calculator (rang 26) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 26) die voor deze datum bekleed waren met de graad van hulpcalculator (rang 20) of hulpconstructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 20) en die ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de graad van calculator of constructeur van wetenschappelijke instrumenten, (...), onderscheidenlijk bevorderd worden tot de graad van eerste calculator (rang 28) of eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 28), voor zover zij zullen slagen voor het examen voor verhoging in weddeschaal voorzien in rang 26. <KB 2002-05-26/38, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1995>
Art.47. § 1er. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, à la date du 1er juillet 1995, sont titulaires du grade de calculateur (rang 26) ou de constructeur d'instruments scientifiques (rang 26) et qui étaient auparavant titulaires du grade de calculateur (rang 22) ou de constructeur d'instruments scientifiques (rang 22) peuvent être promus respectivement au grade de calculateur principal (rang 28) ou de constructeur principal d'instruments scientifiques (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de calculateur ou de constructeur d'instruments scientifiques.
   § 2. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, à la date du 1er juillet 1995, sont titulaires du grade de calculateur (rang 26) ou de constructeur d'instruments scientifiques (rang 26) et avant cette date avaient été revêtus du grade d'aide-calculateur (rang 20) ou d'aide-constructeur d'instruments scientifiques (rang 20), et qui étaient à cette date lauréats de l'examen d'avancement de grade a un grade classé avant le 1er janvier 1994 au rang 22 et qui est, après cette date, classés au rang 26, peuvent être promus respectivement au grade de calculateur principal (rang 28) ou de constructeur principal d'instruments scientifiques (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de calculateur ou de constructeur d'instruments scientifiques.
   § 3. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, à la date du 1er juillet 1995, sont titulaires du grade de calculateur (rang 26) ou du grade de constructeur d'instruments scientifiques (rang 26) qui, avant cette date, avaient été revêtus du grade d'aide-calculateur (rang 20) ou d'aide-constructeur d'instruments scientifiques (rang 20) et qui comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le grade de calculateur ou de constructeur d'instruments scientifiques, peuvent (...) être promus respectivement au grade de calculateur principal (rang 28) ou de constructeur principal d'instruments scientifiques (rang 28), pour autant qu'ils aient réussi l'examen d'avancement barémique prévu dans le rang 26. <AR 2002-05-26/38, art. 18, 003; En vigueur : 01-08-1995>
Art.48. § 1. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig artikel 38, § 1, ambtshalve benoemd zijn tot de graad van weervoorspeller (rang 26), die op 1 juli 1995 titularis waren van de graad van calculator (rang 26), voorheen bekleed met de graad van calculator (rang 22), bevorderd worden tot de graad van eerste weervoorspeller (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van weervoorspeller.
  § 2. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig artikel 38, § 1, ambtshalve benoemd zijn tot de graad van weervoorspeller (rang 26), die op 1 juli 1995 titularis waren van de graad van calculator (rang 26), voorheen bekleed met de graad van hulpcalculator (rang 20), en die op deze datum laureaat waren van het examen voor verhoging in graad tot een graad (vóór 1 juli 1995) ingedeeld in rang 22 en na deze datum ingedeeld in rang 26, bevorderd worden tot de graad van eerste weervoorspeller (rang 28) van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de graad van weervoorspeller. <KB 2002-05-26/38, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1995>
  § 3. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig artikel 38, § 1, ambtshalve benoemd zijn tot de graad van weervoorspeller (rang 26), die op 1 juli 1995 titularis waren van de graad van calculator (rang 26), voorheen bekleed met de graad van hulpcalculator (rang 20), en die ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de graad van weervoorspeller, (...), bevorderd worden tot de graad van eerste weervoorspeller (rang 28) voor zover zij geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in weddeschaal in rang 26. <KB 2003-01-22/32, art. 34, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  (§ 4. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die vóór de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de betrokken wetenschappelijke instelling rechtstreeks aangeworven werden in de graad van calculator (rang 26) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 26) of die, overeenkomstig artikel 47, bekleed worden met de graad van calculator (rang 26) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van eerste calculator (rang 28) of eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van calculator (rang 26) of constructeur van wetenschappelijke instrumenten (rang 26) en voor zover ze geslaagd zijn voor de selectie voor verhoging in weddeschaal voorzien in de rang 26.) <KB 2003-01-22/32, art. 34, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
Art.48. § 1er. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, conformément à l'article 38, § 1er, sont nommés d'office au grade de prévisionniste (rang 26), qui étaient titulaires du grade de calculateur (rang 26) au 1er juillet 1995, auparavant revêtus du grade de calculateur (rang 22), peuvent, être promus au grade de prévisionniste principal (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de prévisionniste.
   § 2. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, conformément à l'article 38, § 1er, sont nommés d'office au grade de prévisionniste (rang 26), qui étaient titulaires du grade de calculateur (rang 26) au 1er juillet 1995, auparavant revêtus du grade d'aide-calculateur (rang 20) et qui, à cette date, étaient lauréats de l'examen d'avancement de grade à un grade classé (avant le 1er juillet 1995) au rang 22 et qui sont, après cette date, classés au rang 26, peuvent être promus au grade de prévisionniste principal (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de prévisionniste. <AR 2002-05-26/38, art. 19, 003; En vigueur : 01-08-1995>
   § 3. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, conformément à l'article 38, § 1er, sont nommés d'office au grade de prévisionniste (rang 26), qui étaient titulaires du grade de calculateur (rang 26) au 1er juillet 1995, auparavant revêtus du grade d'aide-calculateur (rang 20) et qui comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le grade de prévisionniste, peuvent (...) être promus au grade de prévisionniste principal (rang 28), pour autant qu'ils ont réussi l'examen d'avancement barémique dans le rang 26. <AR 2003-01-22/32, art. 34, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   (§ 4. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, avant la date d'entrée en vigueur du cadre organique de l'établissement scientifique concerné, ont été recrutés directement dans le grade de calculateur (rang 26) ou de constructeur d'instruments scientifiques (rang 26) ou qui conformément à l'article 47, sont revêtus du grade de calculateur (rang 26) ou de constructeur d'instruments scientifiques (rang 26), peuvent être promus respectivement au grade de calculateur principal (rang 28) ou constructeur principal d'instruments scientifiques (rang 28) dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de calculateur (rang 26) ou de constructeur d'instruments scientifiques (rang 26) et pour autant qu'ils aient réussi la sélection d'avancement barémique prévue dans le rang 26.) <AR 2003-01-22/32, art. 34, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.49. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig de artikelen 40 tot 42 benoemd worden tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van landbouwhoofdboekhouder (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van landbouwboekhouder.
Art.49. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, conformément aux articles 40 à 42, sont nommes au grade de comptable agricole (rang 26), peuvent, dans les limites des emplois vacants, être promus au grade de chef-comptable agricole (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de comptable agricole.
Art.50. § 1. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die op 1 juli 1995 titularis zijn van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van gespecialiseerd technicus der vorsing.
  § 2. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig artikel 36 ambtshalve benoemd zijn tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van gespecialiseerd technicus der vorsing.
  § 3. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig de artikelen 43 en 46, § 1, benoemd worden tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van gespecialiseerd technicus der vorsing.
  (§ 4. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die vóór de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de betrokken wetenschappelijke instelling rechtstreeks aangeworven werden in de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) voor zover ze geslaagd zijn voor de selectie voor verhoging in weddeschaal voorzien in de rang 26, of die, overeenkomstig artikel 36bis , bekleed worden met de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van gespecialiseerd technicus der vorsing.) <KB 2003-01-22/32, art. 35, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
Art.50. § 1er. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, à la date du 1er juillet 1995, sont titulaires du grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), peuvent, dans la limite des emplois vacants, être promus au grade de chef-technicien spécialisé de la recherche (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de technicien spécialisé de la recherche.
   § 2. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, conformément à l'article 36, sont nommés d'office au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), peuvent, dans la limite des emplois vacants, être promus au grade de chef-technicien spécialisé de la recherche (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de technicien spécialisé de la recherche.
   § 3. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, conformément aux articles 43 et 46, § 1er, sont nommés au grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), peuvent, dans la limite des emplois vacants, être promus au grade de chef-technicien spécialisé de la recherche (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de technicien spécialisé de la recherche.
   (§ 4. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents qui, avant la date d'entrée en vigueur du cadre organique de l'établissement scientifique concerné, ont été recrutés directement dans le grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), pour autant qu'ils ont réussi la sélection d'avancement barémique prévue dans le rang 26, ou qui, conformément à l'article 36bis , sont revêtus du grade de technicien spécialisé de la recherche (rang 26), peuvent, dans la limite des emplois vacants, être promus au grade de chef technicien spécialisé de la recherche (rang 28) dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de technicien spécialisé de la recherche.) <AR 2003-01-22/32, art. 35, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
Art.51. In afwijking van artikel 25, § 1, kunnen de ambtenaren die overeenkomstig de artikelen 35, §§ 1 tot 3, 44 en 46, § 2, benoemd worden tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd worden tot de graad van onderhoudshoofdtechnicus (rang 28), van zodra ze ten minste negen jaar anciënniteit hebben in de nieuwe graad van onderhoudstechnicus.
Art.51. Par dérogation à l'article 25, § 1er, les agents nommés au grade de technicien de maintenance (rang 26) conformément aux articles 35, §§ 1er à 3, 44 et 46, § 2, peuvent, dans les limites des emplois vacants, être promus au grade de chef-technicien de maintenance (rang 28), dès qu'ils comptent au moins neuf ans d'ancienneté dans le nouveau grade de technicien de maintenance.
Art.52. § 1. (Onverminderd andersluidende bepalingen worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor een tussen 1 januari 1995 en 1 januari 1997 afgesloten examen voor verhoging in graad voor de toegang tot een graad vóór 1 januari 1994 ingedeeld in rang 22, beschouwd als zijnde geslaagd voor het examen voor verhoging in weddenschaal bedoeld in artikel 17, § 1.) <KB 2002-05-26/38, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1995>
  § 2. (...) <KB 2002-05-26/38, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1995>
Art.52. § 1er. (Sauf dispositions contraires, les agents qui ont satisfait à une épreuve d'avancement de grade clôturée entre le 1er janvier 1995 et le 1er janvier 1997, pour l'accès à un grade classé, avant le 1er janvier 1994, au rang 22, sont considérés comme lauréats de l'examen d'avancement barémique visé à l'article 17, § 1.) <AR 2002-05-26/38, art. 20, 003; En vigueur : 01-08-1995>
   § 2. (supprimé) <AR 2002-05-26/38, art. 20, 003; En vigueur : 01-08-1995>
Art.54. De zaken die bij de Raad van beroep ingediend zijn op 15 december 1998 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en op 15 december 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4, worden verder geregeld door de bepalingen betreffende de beoordeling en de ongunstige vermelding zoals die luidden voor ze door dit besluit gewijzigd werden.
Art.54. Les affaires pendantes devant le Conseil d'appel à la date du 15 décembre 1998 pour ce qui concerne les agents des niveaux 1 et 2+ et du 15 décembre 1999 pour ce qui concerne les agents des niveaux 2, 3 et 4, restent régies par les dispositions relatives au signalement et à la mention défavorable telles qu'elles étaient rédigées avant leur modification par le présent arrêté.
Art.55. Onder voorbehoud van de administratieve en rechterlijke beroepen, worden de gevallen die een bijzonder aspect vertonen waardoor de toepassing van de voorgaande bepalingen moeilijk, voor tweeërlei uitleg vatbaar of ondoelmatig is, op voorstel van de bevoegde Minister geregeld door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren.
Art.55. Sous réserve des recours administratifs ou juridictionnels, les particularités qui rendent difficile, équivoque ou inadéquate l'application des dispositions qui précèdent, sont réglées par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions, sur proposition du Ministre compétent.
Art.56. § 1. De procedures inzake werving en oppensioenstelling die aan de gang zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden verdergezet op grond van de bepalingen van dit besluit.
  § 2. De procedures inzake bevordering en verandering van graad die aan de gang zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden verder geregeld door de bepalingen zoals opgesteld vóór de wijziging ervan door dit besluit.
  Naargelang het geval, worden de ambtenaren, na toepassing van de procedure bedoeld in het eerste lid, van ambtswege benoemd tot de overeenstemmende graad.
Art.56. § 1er. Les procédures de recrutement et de mise à la retraite, en cours à la date de publication du présent arrêté, sont poursuivies sur la base des dispositions du présent arrêté.
   § 2. Les procédures de promotion et de changement de grade, en cours à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, restent régies par les dispositions telles qu'elles étaient rédigées avant leur modification par le présent arrêté.
   Le cas échéant, les agents sont ensuite nommés d'office dans le grade correspondant, après application de la procédure visée à l'alinéa 1er.
Art. 56bis. <INGEVOEGD bij KB 2003-01-22/32, art. 36, Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat> De artikelen 5 tot 10 en artikel 18 van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 augustus 1971, 23 juli 1973, 22 november 1973, 4 februari 1975, 24 oktober 1979, 4 april 1980, 19 augustus 1983, 11 januari 1984, 28 oktober 1988, 19 november 1991, 30 mei 1994, 10 april 1995 et 11 april 1999, worden opgeheven op de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 7 en artikel 20 van dit besluit.
Art. 56bis. Les articles 5 à 10 et l'article 18 de l'arrêté royal du 16 juin 1970 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat, modifié par les arrêtés royaux des 25 août 1971, 23 juillet 1973, 22 novembre 1973, 4 février 1975, 24 octobre 1979, 4 avril 1980, 19 août 1983, 11 janvier 1984, 28 octobre 1988, 19 novembre 1991, 30 mai 1994, 10 avril 1995 et 11 avril 1999, sont abrogés à la date d'entrée en vigueur des articles 1er à 7 et de l'article 20 du présent arrêté.
Art.57. Het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 augustus 1971, 23 juli 1973, 22 november 1973, 4 februari 1975, 24 oktober 1979, 4 april 1980, 19 augustus 1983, 11 januari 1984, 28 oktober 1988, 19 november 1991, 30 mei 1994, 10 april 1995 en 11 april 1999, wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, met uitzondering van artikel 22, dat wordt opgeheven op 1 januari 2000.
Art.57. L'arrêté royal du 16 juin 1970 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat, modifiés par les arrêtés royaux des 25 août 1971, 23 juillet 1973, 22 novembre 1973, 4 février 1975, 24 octobre 1979, 4 avril 1980, 19 août 1983, 11 janvier 1984, 28 octobre 1988, 19 novembre 1991, 30 mai 1994, 10 avril 1995 et 11 avril 1999, est abrogé a la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, à l'exception de l'article 22 qui sera abrogé le 1er janvier 2000.
Art.58. Dit besluit treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de betrokken wetenschappelijke inrichting van de Staat, met uitzondering van :
  (- de artikelen 5 tot 10 die in werking treden de eerste dag van de maand volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit van 22 januari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;) <KB 2003-01-22/32, art. 37, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  - artikel 18, § 4, dat in werking treedt op een door Ons vastgestelde datum;
  (- artikel 30 dat in werking treedt de eerste dag van de maand volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit van 22 januari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;) <KB 2003-01-22/32, art. 37, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat>
  - artikel 32, dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.58. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de l'entrée en vigueur du cadre organique de l'établissement scientifique de l'Etat concerné, à l'exception de :
   (- articles 5 à 10 qui entrent en vigueur le 1er jour du mois qui suit la publication au Moniteur belge de l'arrête royal du 22 janvier 2003 portant diverses modifications a la réglementation relative au personnel adjoint à la recherche et au personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat;) <AR 2003-01-22/32, art. 37, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   - l'article 18, § 4, qui entre en vigueur à une date fixée par Nous;
   (- article 30 qui entre en vigueur le 1er jour du mois qui suit la publication au Moniteur belge de l'arrêté royal du 22 janvier 2003 portant diverses modifications à la réglementation relative au personnel adjoint à la recherche et au personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat;) <AR 2003-01-22/32, art. 37, 004; En vigueur : indéterminée; à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat>
   - l'article 32, qui entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art.59. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 30 april 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT
Art.59. Nos Ministres et Nos Secrétaires d'Etat sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
-
   Donné à Bruxelles, le 30 avril 1999.
   ALBERT
   Par le Roi :
   Le Ministre du Budget,
   H. VAN ROMPUY
   Le Ministre de la Fonction publique,
   A. FLAHAUT
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage I. Hiërarchische indeling van de graden waarvan de leden van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat kunnen titularis zijn.
  A. Gemene graden :
Art. N1. Annexe I. Classement hiérarchique des grades que peuvent porter les membres du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat.
    1) toegevoegd vorsingspersoneel :
        1. laboratoriumbeambte
        2. adjunct-technicus der vorsing
        3. technicus der vorsing
        4. hoofdtechnicus der vorsing
        5. eerste hoofdtechnicus der vorsing
        6. gespecialiseerd technicus der vorsing
        7. gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing
    2) beheerspersoneel :
        1. werkman
        2. geschoold werkman
        3. eerste geschoold werkman
        4. werkmeester
        6. onderhoudstechnicus
        7. onderhoudshoofdtechnicus.
   A. Grades communs :
  B. Bijzondere graden :
1)personnel adjoint a la recherche :
 1. agent de laboratoire;
 2. technicien adjoint de la recherche
 3. technicien de la recherche
 4. chef-technicien de la recherche
 5. premier chef-technicien de la recherche
 6. technicien spécialisé de la recherche
 7. chef-technicien spécialisé de la recherche
2)personnel de gestion :
 1. ouvrier
 2. ouvrier qualifie
 3. premier ouvrier qualifie
 4. chef d'atelier
 6. technicien de maintenance
 7. chef-technicien de maintenance.
1)personnel adjoint a la recherche :1. agent de laboratoire;2. technicien adjoint de la recherche3. technicien de la recherche4. chef-technicien de la recherche5. premier chef-technicien de la recherche6. technicien spécialisé de la recherche7. chef-technicien spécialisé de la recherche2)personnel de gestion :1. ouvrier2. ouvrier qualifie3. premier ouvrier qualifie4. chef d'atelier6. technicien de maintenance7. chef-technicien de maintenance.
    a) 1. programmeur
          vertaler
       2. programmeringsanalist
          eerstaanwezend vertaler
       3. industrieel ingenieur
          adjunct-adviseur
          informaticus
       4. industrieel ingenieur-directeur
    b) 1. calculator
          constructeur van wetenschappelijke instrumenten
          cartograaf
          landbouwboekhouder
          bibliothecaris
          weervoorspeller
       2. eerste calculator
          eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten
          eerste cartograaf
          landbouwhoofdboekhouder
          eerstaanwezend bibliothecaris
          eerste weervoorspeller
          controleur van de landbouwboekhouding.
   B. Grades particuliers
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT
a)1.programmeur
  traducteur
 2.analyste de programmation
  traducteur principal
 3.ingénieur industriel
  conseiller adjoint
  informaticien
 4.ingénieur industriel-directeur
b)1.calculateur
  constructeur d'instruments scientifiques
  cartographe
  comptable agricole
  bibliothécaire
  prévisionniste
 2.calculateur principal
  constructeur principal d'instruments scientifiques
  cartographe principal
  chef-comptable agricole
  bibliothécaire principal
  prévisionniste principal
  contrôleur de la comptabilité agricole
a)1.programmeurtraducteur2.analyste de programmationtraducteur principal3.ingénieur industrielconseiller adjointinformaticien4.ingénieur industriel-directeurb)1.calculateurconstructeur d'instruments scientifiquescartographecomptable agricolebibliothécaireprévisionniste2.calculateur principalconstructeur principal d'instruments scientifiquescartographe principalchef-comptable agricolebibliothécaire principalprévisionniste principalcontrôleur de la comptabilité agricole
-
   Vu pour être annexé à Notre arrêté du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat.
   ALBERT
   Par le Roi :
   Le Ministre de la Fonction publique,
   A. FLAHAUT
  B. Bijzondere graden :    a) 1. programmeur          vertaler       2. programmeringsanalist          eerstaanwezend vertaler       3. industrieel ingenieur          adjunct-adviseur          informaticus       4. industrieel ingenieur-directeur    b) 1. calculator          constructeur van wetenschappelijke instrumenten          cartograaf          landbouwboekhouder          bibliothecaris          weervoorspeller       2. eerste calculator          eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten          eerste cartograaf          landbouwhoofdboekhouder          eerstaanwezend bibliothecaris          eerste weervoorspeller          controleur van de landbouwboekhouding.
Art. N2. Annexe II. Conditions de nomination.
   (Tableau non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 11-06-1999, p. 21840 - 21842).
   Vu pour être annexé à Notre arrêté du 30 avril 1999 fixant le statut du personnel adjoint à la recherche et du personnel de gestion des établissements scientifiques de l'Etat.
   ALBERT
   Par le Roi :
   Le Ministre de la Fonction publique A. FLAHAUT