Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
5 NOVEMBER 1998. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden waaronder het Waalse Gewest vergoedingen verleent voor schade die door afvalstoffen wordt aangericht (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-12-1998 en tekstbijwerking tot 27-09-2017)
Titre
5 NOVEMBRE 1998. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif aux règles d'indemnisation par la Région wallonne des dommages causés par des déchets. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 15-12-1998 et mise à jour au 27-09-2017)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (21)
Texte (21)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving.
CHAPITRE I. - Définitions.
Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° decreet : het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  2° [1 Administratie : de Administratie in de zin van artikel 2, 22°, van het decreet;]1
  3° Minister : de Minister van Leefmilieu.
  
Article 1. Aux termes du présent arrêté, on entend par :
  1° décret : le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets;
  2° [1 Administration : l'administration au sens de l'article 2, 22° du décret; ]1
  3° Ministre : le Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions.
  
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE II. - Champ d'application.
Art.2. § 1. De persoon die om schadevergoeding verzoekt, moet het bewijs leveren dat de door hem geleden schade te wijten is aan afvalstoffen.
  § 2. In de zin van dit besluit kan een vergoeding worden verleend :
  1° voor schade die voor de eerste keer objectief wordt vastgesteld na de inwerkingtreding van dit besluit;
  2° voor andere schade dan die bedoeld in 1°, waarvoor de Regering de vergoeding goedkeurt bij een met redenen omklede beslissing die genomen wordt op grond van de ernst van de toestand.
  § 3. In de zin van dit besluit wordt geen vergoeding verleend :
  1° voor schade, zij het immateriële, die te wijten is aan een tijdelijke ongeschiktheid, en voor de kosten die eraan verbonden zijn, van welke aard ook;
  2° voor schade die te wijten is aan een voortdurende ongeschiktheid van minder dan 15 %, en voor de kosten die eraan verbonden zijn, van welke aard ook;
  3° voor schade die rechtstreeks is veroorzaakt door omvervallende afvalstoffen, een stoot of een schok die te wijten is aan de aanwezigheid van afvalstoffen;
  4° voor schade aangericht aan de installatie die de verontreiniging heeft veroorzaakt, of voor schade aangericht aan goederen die zich op de site van de installatie bevinden en onder het toezicht van de exploitant staan;
  5° voor materiële schade als gevolg van onderzoeken, analyses, monsternemingen of werken die door de overheid worden uitgevoerd in het kader van het afvalbeleid of van de sanering van besmette sites;
  6° voor compenserende en moratoriumsinteresten.
  § 4. In de zin van dit besluit wordt een vergoeding verleend als de schade :
  1° een persoonlijk en wettig belang heeft gekrenkt;
  2° vastgesteld is;
  3° nog niet is vergoed door toedoen van een publiek- of privaatrechtelijke instelling;
  4° op het grondgebied van het Gewest is geleden.
  Er wordt van uitgegaan dat de schade op het grondgebied van het Gewest wordt geleden als de benadeelde persoon zich daar bevindt als hij wordt blootgesteld aan de schadelijke gevolgen van de afvalstoffen. Als de schade onrechtstreeks is aangericht, moet worden nagegaan of de rechtstreeks benadeelde persoon aan deze voorwaarde voldoet.
Art.2. § 1er. Il appartient au demandeur en réparation d'établir qu'il a subi un dommage causé par des déchets.
  § 2. Sont réparables au sens du présent arrêté :
  1° les dommages dont la première manifestation objective est constatée après l'entrée en vigueur du présent arrêté;
  2° les dommages non repris au 1° dont le Gouvernement autorise la réparation par décision motivée liée à la gravité de la situation.
  § 3. Ne sont pas réparables au sens du présent arrêté :
  1° les dommages même moraux résultant des incapacités temporaires, et les frais de toute nature qui s'y rapportent;
  2° les dommages résultant des incapacités permanentes inférieures à 15 %, et les frais de toute nature qui s'y rapportent;
  3° les dommages résultant directement d'une chute de déchets, du heurt ou du choc dus à la présence de déchets;
  4° les dommages causés à l'installation qui est la source de la pollution, ou les dommages aux biens se trouvant sur le site de celle-ci et placés sous le contrôle de l'exploitant;
  5° les dommages résultant des préjudices matériels consécutifs aux études, analyses, prélèvements ou travaux réalisés par les autorités publiques dans le cadre de la politique des déchets ou de la remise en état de sites contaminés;
  6° les intérêts compensatoires et moratoires.
  § 4. Pour être réparable au sens du présent arrêté, le dommage doit :
  1° résulter de l'atteinte à un intérêt personnel et légitime;
  2° être certain;
  3° ne pas avoir déjà fait l'objet d'une réparation à la suite de l'intervention d'un organisme de droit public ou privé;
  4° avoir été subi sur le territoire de la Région.
  Le dommage est réputé avoir été subi sur le territoire de la Région lorsque la victime se trouvait sur ce territoire au moment où elle a été exposée aux effets nocifs des déchets. En cas de préjudice par répercussion, cette condition doit être vérifiée dans le chef de la victime directe.
Art.3. Bij het beoordelen van het bewijs dat er een oorzakelijk verband bestaat, wordt rekening gehouden met het feit dat het gevaar op het ontstaan van schade die te wijten is aan de aanwezigheid van afvalstoffen, groter is in de nabijheid van de benadeelde persoon.
  De benadeelde persoon moet een geloofwaardige band leggen tussen zijn vestiging of verblijf in het Waalse Gewest en de schade die hij inroept.
Art.3. Dans l'appréciation de la preuve du lien de causalité, il est tenu compte du risque accru de provoquer le dommage inhérent à la présence de déchets dans le voisinage de la victime.
  Il appartient à la personne lésée d'établir de façon vraisemblable le lien entre son établissement ou son séjour en Région wallonne et le dommage dont elle se prévaut.
HOOFDSTUK III. - Schattingsregels.
CHAPITRE III. - Règles d'évaluation.
Art.4. De schade wordt geschat aan de hand van de schadevergoedingscriteria en -methodes die van toepassing zijn in het gemene recht op het vlak van de wettelijke aansprakelijkheid.
  Wat de omvang van de schadevergoeding betreft, is de Minister echter niet gehouden aan het beginsel van de volledige schadevergoeding. Hij doet uitspraak naar billijkheid, met inachtneming van alle omstandigheden, onder meer de omvang en de ernst van de aan de belangen berokkende schade, het gevaar dat een gebrek aan schadevergoeding of een laattijdige schadevergoeding zou inhouden voor de openbare veiligheid, de openbare gezondheid of het leefmilieu, alsmede de financiële middelen van de benadeelden.
Art.4. L'évaluation des dommages prend pour base les critères et les méthodes de réparation applicables en droit commun de la responsabilité civile.
  En ce qui concerne l'étendue de la réparation, le Ministre n'est toutefois pas tenu par le principe de la réparation intégrale. Il statue en équité, compte tenu de toutes les circonstances, notamment l'ampleur et la gravité des intérêts lésés, les dangers qu'une absence de réparation ou qu'une réparation tardive feraient courir à la sécurité publique, à la santé publique ou à l'environnement ainsi que les ressources financières des victimes.
Art.5. Het bedrag van de door de Minister toegekende vergoeding mag niet hoger zijn dan :
  1° (25.000,00 euro) per benadeelde voor schade die te wijten is aan de krenking van de fysieke integriteit, met inbegrip van immateriële schade;
  2° (15.000,00 euro) per benadeelde voor schade die te wijten is aan de beschadiging van goederen, met uitzondering van de onrechtstreeks geleden immateriële schade.
Art.5. Le montant de l'indemnité attribuée par le Ministre ne peut dépasser les limites suivantes :
  1° (25.000,00 euros) par victime pour les dommages résultant d'une atteinte à l'intégrité physique, y compris les dommages moraux;
  2° (15.000,00 euros) par victime pour les dommages résultant d'une atteinte aux biens, à l'exclusion des dommages moraux subis par répercussion.
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
CHAPITRE IV. - Procédure.
Art.6. Vooraleer zijn aanvraag in te dienen, moet de aanvrager :
  1° een klacht hebben neergelegd bij de bevoegde overheden;
  2° alle burgerrechtelijke vorderingen hebben ingesteld om vergoed te worden voor de door de afvalstoffen aangerichte schade, voor zover hij een redelijke kans maakt in het gelijk te worden gesteld.
Art.6. Préalablement à l'introduction de sa demande, le demandeur doit :
  1° avoir porté plainte auprès des autorités compétentes;
  2° avoir introduit préalablement à sa demande d'indemnisation tous les recours civils permettant d'obtenir réparation des dommages causés par des déchets, pour autant que ceux-ci présentent une chance raisonnable de succès.
Art.7. De aanvraag om schadevergoeding wordt bij ter post aangetekende brief in tweevoud aan de [1 Administratie]1 gestuurd.
  Op straffe van niet-ontvankelijkheid worden de volgende gegevens in de aanvraag vermeld :
  1° de dag, de maand en het jaar;
  2° de naam, de voornaam, het beroep, de woonplaats van de aanvrager en van de rechtstreeks benadeelde, als het om een onrechtstreekse schade gaat;
  3° een nauwkeurige omschrijving van de omstandigheden waarin de schade is opgetreden en zich heeft geuit;
  4° de gegevens voor de identificatie van de eventuele verantwoordelijken en, indien mogelijk :
  a) de naam, de voornaam, het beroep, de woonplaats en de nationaliteit als het om een natuurlijke persoon gaat;
  b) de benaming en de maatschappelijke zetel als het om een rechtspersoon gaat;
  5° een afschrift van de bij de bevoegde overheden ingediende klacht en van de inleidende dagvaarding om vergoed te worden voor het geheel of een gedeelte van de geleden schade;
  6° de nodige gegevens en bewijsstukken voor de bepaling en de schatting van de schade;
  7° het bedrag van de aangevraagde schadevergoeding;
  8° de financiële middelen van de aanvrager;
  9° de handtekening van de aanvrager of van zijn raadsman.
  De volgende stukken moeten zo mogelijk bij de indiening van de aanvraag en, in elke stand van het geding, in de loop van de procedure of zelfs na de definitieve beslissing aan de [1 Administratie]1 worden gestuurd :
  1° een afschrift van elk vonnis uitgesproken over de strafvordering en/of de burgerlijke rechtsvordering;
  2° alle bewijsstukken van de schade waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd;
  3° een afschrift van alle stukken waaruit blijkt dat vergoedingen werden ontvangen, en van de vergoedingsaanvragen, met name de melding van de schadegevallen;
  4° de lijst en, indien mogelijk, het afschrift van de verzekeringsovereenkomsten aangegaan door de benadeelde of door elke andere persoon, waarop hij of zijn rechtsopvolgers recht zouden hebben en waarvan de aanvrager kennis zou hebben, alsmede de arbeidsovereenkomsten waarbij de benadeelde gebonden is sinds hij de schade heeft geleden.
  De aanvraag moet eindigen met de woorden : "Ik verklaar op mijn erewoord dat deze verklaring oprecht en volledig is".
  
Art.7. La demande en réparation est adressée en double exemplaire à l'[1 Administration]1 par pli recommandé à la poste.
  A peine d'irrecevabilité, la demande contient les renseignements visés aux 1° à 9° du présent alinéa :
  1° l'indication des jours, mois et an;
  2° les noms, prénoms, profession, domicile du demandeur et, s'il s'agit d'un préjudice par répercussion, de la victime directe;
  3° la description de toutes les circonstances qui entourent la survenance des dommages et leur manifestation;
  4° les éléments permettant d'identifier les éventuels responsables, et si possible :
  a) leurs noms, prénoms, professions, domicile et nationalité, s'il s'agit d'une personne physique;
  b) leur dénomination et siège social s'il s'agit d'une personne morale;
  5° une copie de la plainte adressée aux autorités compétentes et de l'acte introductif d'instance visant à obtenir réparation de tout ou partie des dommages subis;
  6° les informations et pièces justificatives nécessaires à l'établissement et à l'évaluation du dommage;
  7° l'indication du montant de la réparation postulée;
  8° l'indication des ressources financières du demandeur;
  9° la signature du demandeur ou de son conseil.
  Doivent être communiqués à l'[1 Administration]1 si possible au moment de l'introduction de la demande, et en tout état de cause en cours de procédure ou même après la décision définitive :
  1° une copie de toute décision judiciaire qui serait intervenue sur l'action publique et/ou sur l'action civile;
  2° toutes les pièces justificatives du dommage dont réparation est postulée;
  3° une copie des documents attestant des indemnités percues et des demandes introduites en vue de percevoir de telles indemnités, notamment les déclarations de sinistre;
  4° la liste et, dans la mesure du possible, la copie des contrats d'assurance souscrits par la victime ou par toute autre personne dont elle ou ses ayants-droit seraient bénéficiaires et dont le demandeur aurait connaissance, ainsi que des contrats de travail liant la victime depuis qu'elle a subi le dommage.
  La demande doit être terminée par les mots : " J'affirme sur l'honneur que la présente déclaration est sincère et complète ".
  
Art.8. § 1. Binnen acht dagen na ontvangst van de aanvraag laat de [1 Administratie]1 de aanvrager bij aangetekende brief weten of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
  Als de aanvraag niet ontvankelijk is, wijst de [1 Administratie]1 op de ontbrekende gegevens.
  Als de aanvraag ontvankelijk is, stelt de [1 Administratie]1 de Minister daarvan in kennis bij eenvoudig schrijven en behandelt hij de aanvraag.
  Daartoe kan [2 zij]2 voorstellen een minnelijke expertise op tegenspraak uit te voeren.
  Als de [1 Administratie]1 zich niet uitspreekt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
  § 2. De [1 Administratie]1 maakt een schriftelijk verslag op binnen zes maanden na te hebben meegedeeld dat de aanvraag ontvankelijk is. Dit verslag gaat vergezeld van een voorstel tot vergoeding of tot vergoedingsweigering.
  Na afloop van deze termijn wordt er van uitgegaan dat het voorstel tot vergoeding tegen het in artikel 5 bedoelde bedrag is gedaan.
  § 3. Het verslag en het voorstel bedoeld in § 2 worden binnen acht dagen na de opmaking ervan gelijktijdig bij aangetekende brief gericht aan de aanvrager en de voorzitter van de in artikel 9 bedoelde commissie.
  § 4. De commissie brengt advies uit binnen vijfenveertig dagen nadat de aanvraag overeenkomstig § 3 bij haar aanhangig is gemaakt. De aanvrager kan binnen twintig dagen na ontvangst van het verslag en het voorstel een memorie van repliek aan de commissie sturen. Als hij het wenst, wordt hij door de commissie gehoord.
  § 5. De [1 Administratie]1t stuurt binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het in § 4 bedoelde advies een met redenen omkleed voorstel tot vergoeding of tot vergoedingsweigering aan de Minister alsmede, in voorkomend geval, het bedrag van de voorgestelde vergoeding. [2 Zij]2voegt het in § 4 bedoelde advies erbij.
  Als bijkomende gegevens vereist worden, kan de [1 Administratie]1 beslissen de termijn binnen welke [2 zij]2 het in het eerste lid bedoelde voorstel meedeelt, te verlengen. Die termijn mag niet langer lopen dan zestig dagen.
  De Minister geeft de aanvrager en zijn raadsman bij ter post aangetekend schrijven kennis van zijn beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel van de [1 Administratie]1
  Als de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard, worden de te vergoeden schadeposten en het bedrag van de vergoeding bij het besluit bepaald.
  
Art.8. § 1er. Dans les huit jours de la réception de la demande, l'[1 Administration]1 informe par pli recommandé le demandeur du caractère recevable ou non de sa demande.
  Si la demande est irrecevable, l'[1 Administration]1 indique les renseignements manquants.
  Si la demande est recevable, l'[1 Administration]1 en informe le Ministre par pli ordinaire et procède à l'instruction de la demande.
  A cette fin, [2 elle]2 peut proposer de recourir à une expertise amiable contradictoire.
  Si l'[1 Administration]1 ne s'est pas prononcé dans le délai prévu à l'alinéa 1er, la demande est considérée comme recevable.
  § 2. L'[1 Administration]1 élabore un rapport écrit dans les six mois de la notification du caractère recevable de la demande. Ce rapport est accompagné d'une proposition d'indemnisation ou de refus d'indemnisation.
  Passé ce délai, la proposition d'indemnisation est censée être faite au montant maximum visé à l'article 5.
  § 3. Le rapport et la proposition visées au § 2 sont adressés par lettre recommandée simultanément au demandeur et au président de la Commission visée à l'article 9 dans un délai de huit jours à dater de leur élaboration.
  § 4. La Commission émet son avis dans les quarante-cinq jours de sa saisine conformément au § 3. Le demandeur peut adresser à la Commission un mémoire en réplique dans un délai de vingt jours à dater de la réception du rapport et de la proposition. S'il le souhaite, il est entendu par la Commission.
  § 5. Dans un délai de quarante-cinq jours à dater de l'avis visé au § 4, l'[1 Administration]1 transmet une proposition motivée d'indemnisation ou de refus d'indemnisation au Ministre, ainsi que, le cas échéant, le montant de la réparation proposée.[2 elle]2 joint l'avis visé au § 4.
  Lorsque des éléments d'information complémentaire doivent être recueillis, l'[1 Administration]1 peut, décider de proroger le délai endéans lequel [2 elle]2 transmet la proposition visée à l'alinéa 1er sans que ce délai ne puisse excéder soixante jours.
  Le Ministre notifie sa décision au demandeur et à son conseil par pli recommandé à la poste avec accusé de réception dans les trente jours qui suivent la réception de la proposition de l'[1 Administration]1.
  Si la demande est accueillie, l'arrêté précise quels sont les chefs de préjudice que l'indemnité entend réparer et à concurrence de quels montants.
  
Art.9. Er wordt een adviescommissie inzake schadevergoeding ingesteld, die advies moet uitbrengen over de aanvragen bedoeld in artikel 7.
  De adviescommissie is samengesteld uit drie vooraanstaande personen die gekozen worden door de Minister voor hun bijzondere bevoegdheid inzake schadevergoeding en -schatting op het vlak van juridische en medische aangelegenheden, alsmede van onroerende goederen.
  De mandaten worden verleend voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de kennisgeving van het ministerieel besluit tot benoeming.
  De voorzitter wordt door de Minister aangewezen. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een lid van de [1 Administratie]1.
  De commissie maakt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister. Het reglement bevat hoe dan ook de nadere regels voor de oproeping op de vergaderingen, de opmaak van de agenda, de opmaak en de goedkeuring van de notulen en andere documenten die namens de commissie afgegeven worden.
  
Art.9. Il est créé une Commission d'avis en matière d'indemnisation chargée de remettre un avis sur les demandes visées à l'article 7.
  Cette Commission est composée de trois personnalités choisies par le Ministre en raison de leur compétence particulière en matière d'indemnisation et d'évaluation des dommages dans les domaines juridique, médical et immobilier.
  Les mandats sont attribués pour une période de cinq ans à dater de la notification de l'arrêté ministériel de désignation.
  Le président est désigné par le Ministre. Le secrétariat de cette Commission est assuré par un membre de l'[1 Office]1.
  La Commission arrête son règlement d'ordre intérieur qui est soumis à l'approbation du Ministre. Ce règlement précise en tout cas les modalités de convocation aux réunions, d'établissement de l'ordre du jour, d'établissement et d'approbation des procès-verbaux et autres documents émis au nom de la Commission.
  
Art.10. In geval van gevaar voor de openbare gezondheid, de openbare veiligheid of het leefmilieu in het algemeen kan de Minister eisen dat de benadeelde de toegekende schadevergoeding gebruikt voor de financiering van herstelmaatregelen of van maatregelen tot bescherming van de goederen. In dat geval kan de vergoeding betaald worden op vertoon van facturen of bestekken betreffende de genomen of te nemen maatregelen.
Art.10. En cas de danger pour la santé publique, la sécurité publique ou l'environnement en général, le Ministre peut imposer à la victime d'affecter tout ou partie de l'indemnité attribuée en réparation d'un dommage causé à ses biens, au financement des mesures de remise en état ou des mesures de sauvegarde qu'il prescrit relativement auxdits biens. Dans cette hypothèse, le paiement de l'indemnité peut être subordonné à la production de factures ou de devis relatifs aux mesures qui ont été prises ou qui le seront.
Art.11. Als de Minister zich ten gronde heeft uitgesproken, mag de benadeelde de [1 Administratie]1 niet vragen om een nieuwe vergoeding voor dezelfde schade. Als de benadeelde evenwel het bewijs levert van nieuwe schade, die niet gekend was toen de beslissing werd genomen, en waarmee geen rekening werd gehouden tijdens het vorige geding, is de vorige beslissing geen beletsel voor een nieuwe aanvraag, voor zover het bedrag van de reeds toegekende vergoeding niet hoger is dan het bedrag bedoeld in artikel 5.
  Als bij de uitspraak van de Minister ernstige redenen laten vermoeden dat de geleden schade nog erger zou kunnen worden, zonder dat die verergering vaststaat, kan de aanvrager vragen dat in het besluit akte wordt genomen van het voorbehoud. Het voorbehoud moet nauwkeurig en bondig zijn. De vordering tot uitspraak over het voorbehoud, is ontvankelijk gedurende tien jaar, te rekenen vanaf de uitspraak.
  
Art.11. Lorsque le Ministre a statué au fond, la victime ne peut adresser une nouvelle demande d'indemnisation à l'[1 Administration]1 à raison des mêmes faits dommageables. Toutefois, si la victime établit l'existence d'un préjudice nouveau, inconnu au moment où la décision a été rendue et qui n'a pas été pris en considération au cours de l'instance précédente, la décision antérieure ne fait pas obstacle à une nouvelle demande pour autant que le montant de l'indemnité précédemment allouée n'ait pas atteint les limites visées à l'article 5.
  Lorsqu'au moment où le Ministre statue, il existe de sérieuses raisons de croire que le préjudice subi pourrait s'aggraver dans l'avenir sans que cette aggravation soit certaine, le requérant peut demander d'acter des réserves dans la décision. Ces réserves doivent être précises et limitées. La demande tendant à faire statuer sur les réserves est recevable pendant dix ans à compter du prononcé.
  
HOOFDSTUK V. - Straffen.
CHAPITRE V. - Sanctions.
Art.12. De Minister eist de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de schadevergoeding die hij aan de benadeelde of aan zijn rechthebbenden heeft gestort :
  1° als de aanvrager één of meer bedrieglijke handelingen heeft verricht om de vergoeding te genieten;
  2° als de Minister zijn beslissing heeft genomen op grond van verklaringen of documenten waarvan achteraf is gebleken dat ze vervalst of onjuist zijn. De vergoeding moet slechts terugbetaald worden in geval van nalatigheid van de aanvrager;
  3° als de vergoeding niet gebruikt wordt voor de bestemming bedoeld in artikel 10 van dit besluit, behoudens in geval van overmacht;
  4° als de in artikel 7, derde lid, van dit besluit bedoelde documenten niet worden verstrekt binnen een redelijke termijn. De terugbetaling kan slechts worden geëist als de aanvrager een nalatigheid kan worden verweten.
Art.12. Le Ministre exige le remboursement total ou partiel de l'indemnité qu'il a versée à la victime ou à ses ayants-droit :
  1° lorsque le demandeur a commis un ou plusieurs actes frauduleux aux fins d'obtenir l'indemnité;
  2° lorsque la décision du Ministre a été rendue sur la base d'affirmations ou de documents, qui s'avèrent ultérieurement falsifiés ou inexacts. Le remboursement ne peut avoir lieu que si une négligence peut être reprochée au demandeur;
  3° lorsque les conditions de l'affectation de l'indemnité visée à l'article 10 du présent arrêté n'ont pas été respectées, hormis le cas de force majeure;
  4° lorsque les documents visés par l'article 7, alinéa 3 du présent arrêté n'ont pas été communiqués dans un délai raisonnable. Le remboursement ne peut être réclamé que si une négligence peut être reprochée au demandeur.
HOOFDSTUK VI. - Verjaring.
CHAPITRE VI. - Prescription.
Art.13. De aanvraag om schadevergoeding verjaart binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager de schade heeft vastgesteld of ze redelijkerwijs had moeten vaststellen.
  Er mag geen aanvraag worden ingediend na een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het voorval dat aan de basis van de schade ligt, heeft plaatsgevonden. Als het voorval een voortdurend feit is, loopt de termijn van tien jaar vanaf de dag waarop het eindigt. Als het voorval een opeenvolging van feiten is die dezelfde oorsprong hebben, loopt de termijn van tien jaar vanaf de dag waarop het laatste feit heeft plaatsgevonden. Als het om een centrum voor technische ingraving gaat, loopt de termijn van tien jaar vanaf de eerste dag na afloop van de periode van onderhoud, controle en toezicht, bedoeld in artikel 19, § 5, van het decreet.
Art.13. La demande en réparation se prescrit dans un délai de trois ans à compter de la date à laquelle le demandeur a eu connaissance, ou aurait raisonnablement dû avoir connaissance du dommage.
  Aucune demande ne peut être introduite après un délai de dix ans à compter de la date à laquelle s'est produit l'événement qui a causé le dommage. Lorsque l'événement consiste en un fait continu, le délai de dix ans court à partir de la fin de ce fait. Lorsque l'événement consiste en une succession de faits ayant la même origine, le délai de dix ans court à partir du dernier de ces faits. S'agissant d'un Centre d'enfouissement technique, le délai de dix ans court à partir du premier jour qui suit la fin de la période de maintenance, de surveillance et de contrôle visée par l'article 19, § 5 du décret.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling.
CHAPITRE VII. - Disposition finale.
Art. 14. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 14. Le Ministre de l'Environnement est chargé de l'exécution du présent arrêté.