Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
23 MAART 1998. - Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-1998 en tekstbijwerking tot 28-03-2023)
Titre
23 MARS 1998. - Loi relative à la création d'un Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et des produits animaux. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-04-1998 et mise à jour au 28-03-2023)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (25)
Texte (25)
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article 1. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
Art.2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  a) "dieren" : de levende gewervelde en ongewervelde dieren van welke soort ook;
  b) "dierlijke producten" : elke al dan niet verwerkte materie van dierlijke oorsprong;
  (c) het FAVV : het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, opgericht bij de wet van 4 februari 2000.) <W 2003-12-22/42, art. 206, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art.2. Pour l'application de la présente loi, on entend par :
  a) "animaux" : les animaux vivants vertébrés et invertébrés de toutes espèces;
  b) "produits animaux" : toute matière d'origine animale transformée ou non.
  (c) l'AFSCA : l'Agence Fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire, créée par la loi du 4 février 2000.) <L 2003-12-22/42, art. 206, 004; En vigueur : 10-01-2004>
Art.3. Met toepassing van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt bij (de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) een "Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten" ingesteld, hierna "het Fonds" te noemen. <W 2003-12-22/42, art. 207, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Bij het Fonds wordt een Raad opgericht waarvan de organisatie, de samenstelling en de werkwijze door de Koning worden bepaald.
Art.3. En application de l'article 45 des lois sur la comptabilité de l'Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, il est institué au (Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement) un "Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et des produits animaux", ci-après dénommé "le Fonds". <L 2003-12-22/42, art. 207, 004; En vigueur : 10-01-2004>
  Auprès du Fonds est créé un Conseil, dont l'organisation, la composition et le fonctionnement sont arrêtés par le Roi.
Art.3/1. [1 Onverminderd artikel 4, kan de Koning de voorwaarden en criteria vaststellen waaraan de interventies van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten moeten voldoen in het geval van steun met betrekking tot artikel 107, leden 2 b) en 3 c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.]1
  
Art.3/1. [1 Sans préjudice de l'article 4, le Roi peut fixer les conditions et critères auxquels les interventions du Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et des produits animaux doivent répondre lorsqu'il s'agit d'une aide au regard de l'article 107, paragraphes 2 b) et 3 c) du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne.]1
  
Art.4. Ten laste van het Fonds kunnen de prefinanciering of de financiering van de uitgaven van de overheid aangerekend worden, gedaan in het kader van :
  1° de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 [2 en de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid]2 [3 met inbegrip van steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die voldoen aan de voorwaarden en criteria zoals vastgelegd in artikel 3/1;]3
  2° [2 artikel 9, § 2, tweede tot vierde lid van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde;]2
  3° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten (voor de acties die behoren tot het bevoegdheidsdomein van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu); <W 2003-12-22/42, art. 208, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  4° (...). <W 2003-12-22/42, art. 208, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke inkomsten of ontvangsten zonder intresten na advies van de Raad van het Fonds kunnen worden terugbetaald.]1
  
Art.4. Peut être imputé au Fonds, le préfinancement ou le financement des dépenses de l'autorité effectuées dans le cadre de :
  1° la loi du 24 mars 1987 relative à la santé des animaux [2 et du règlement (UE) 2016/429 du Parlement Européen et du Conseil du 9 mars 2016 relatif aux maladies animales transmissibles et modifiant et abrogeant certains actes dans le domaine de la santé animale]2 [3 y compris le soutien aux projets de recherche et développement qui remplissent les conditions et critères visés à l'article 3/1;]3
  2° [2 l'article 9, § 2, alinéas 2 à 4, de la loi du 28 août 1991 sur l'exercice de la médecine vétérinaire;]2
  3° la loi du 28 mars 1975 relative au commerce des produits de l'agriculture, de l'horticulture et de la pêche maritime (pour les actions qui appartiennent au domaine de compétence du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement); <L 2003-12-22/42, art. 208, 004; En vigueur : 10-01-2004>
  4° (...). <L 2003-12-22/42, art. 208, 004; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, quels revenus ou recettes peuvent être remboursés sans intérêt après avis du Conseil du Fonds.]1
  
Art.5. Het Fonds wordt gestijfd door :
  1° de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, of opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 6, § 1, ten laste van de natuurlijke en rechtspersonen die dieren of dierlijke producten voortbrengen, verwerken, vervoeren, bewerken, verkopen of verhandelen;
  2° de heffingen, bedoeld in artikel 16, of opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 7, voor de controles en prestaties van de overheid in het kader van de wetten, bedoeld in artikel 4 (met uitzondering van de heffingen voor de controles en prestaties die onder de bevoegdheid vallen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <W 2002-12-24/31, art. 306, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
  3° de vrijwillige of contractuele bijdragen;
  4° de ontvangsten voortkomend uit de deelneming van de Europese Gemeenschap in de uitgaven van het Fonds;
  5° de administratieve geldboeten, opgelegd in het kader van de wetten, bedoeld in artikel 4;
  6° (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 306, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
  7° de financiële garanties, vastgesteld in het kader van de voornoemde wet van 24 maart 1987;
  8° (de terugvordering van vergoedingen of voorschotten verleend in het kader van de in artikel 4 bedoelde wetten.) <W 1999-02-05/35, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
Art.5. Le Fonds est alimenté par :
  1° les cotisations obligatoires, visées aux articles 14 et 15, ou imposées par le Roi en application de l'article 6, § 1er, à charge des personnes physiques ou morales qui produisent, transforment, transportent, traitent, vendent ou commercialisent des animaux ou des produits animaux;
  2° les prélèvements, visés à l'article 16, ou imposés par le Roi en application de l'article 7, pour les contrôles et prestations de l'autorité dans le cadre des lois, visées à l'article 4 (à l'exception des prélèvements pour les contrôles et prestations relevant des compétences de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire.) <L 2002-12-24/31, art. 306, 003; En vigueur : 10-01-2003>
  3° les contributions volontaires ou contractuelles;
  4° les recettes provenant des participations de la Communauté européenne aux dépenses effectuées par le Fonds;
  5° les amendes administratives, imposées dans le cadre des lois, visées à l'article 4;
  6° (abrogé) <L 2002-12-24/31, art. 306, 003; En vigueur : 10-01-2003>
  7° les garanties financières fixées dans le cadre de la loi susvisée du 24 mars 1987;
  8° (les recouvrements d'indemnités ou d'avances accordées dans le cadre des lois visées à l'article 4.) <L 1999-02-05/35, art. 36, 002; En vigueur : 29-03-1999>
Art.6. § 1. De Koning bepaalt, na het advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de verplichte bijdragen bedoeld in artikel 5, 1°, evenals de regels voor de inning ervan. Onverminderd de sancties, bedoeld in de artikelen 10 en 12, bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen van deze verplichte bijdragen.
  De verplichte bijdragen kunnen vastgesteld worden volgens de sanitaire risico's verbonden aan de dieren of aan de ondernemingen. Een deel van de verplichte bijdragen kan aangewend worden voor het dekken van de kosten van inning en storting aan het Fonds.
  De verplichte bijdragen kunnen worden geheven voor elk dier dat wordt gehouden, verhandeld, vervoerd, geslacht of verwerkt, met uitzondering van de ingevoerde en uitgevoerde dieren. Zij kunnen forfaitair worden vastgesteld of in verhouding tot de waarde van de dieren of de karkassen.
  Zij kunnen eveneens worden geheven voor elke onderneming die dieren of dierlijke producten houdt, verhandelt, vervoert, slacht of verwerkt. In dat geval kunnen zij forfaitair worden vastgesteld of in verhouding tot de omvang van de onderneming.
  [1 § 1/2. Geconsigneerde inrichtingen zoals gedefinieerd in artikel 4, 48), van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde besluiten op het gebied van de diergezondheid, zijn geen verplichte bijdragen verschuldigd aan het Fonds.]1
  § 2. De koninklijke besluiten betreffende de verplichte bijdragen zijn van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de dag van hun inwerkingtreding wanneer zij door de wetgever niet werden bekrachtigd in het jaar volgend op dat van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
  § 3. Indien de verplichte bijdrage wordt geïnd bij personen, die dieren of dierlijke producten verwerken, vervoeren, bewerken, verkopen of verhandelen, kan de Koning, na het advies van de Raad van het Fonds, bepalen dat de verplichte bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt doorberekend naar de producenten. (In geen geval mag het doorberekende bedrag hoger zijn dan de verplichte bijdrage.) Hij kan eveneens de wijze van deze doorberekening bepalen in alle stadia tussen verwerking en productie, alsmede de wijze van opmaken van facturen en aankoopdocumenten. Hij kan bepalen dat deze doorberekening plaats heeft bij de prijsvorming tussen partijen naar aanleiding van het verrichten van diensten en/of naar aanleiding van het verkopen van dieren of dierlijke producten. <W 2005-12-27/31, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
  
Art.6. § 1er. Le Roi, après avis du Conseil du Fonds, détermine le montant des cotisations obligatoires visées à l'article 5, 1°, ainsi que les modalités de leur perception. Sans préjudice des sanctions prévues aux articles 10 et 12, le Roi détermine également les conséquences du non-paiement de ces cotisations obligatoires.
  Les cotisations obligatoires peuvent être fixées en fonction des risques sanitaires liés aux animaux ou aux entreprises. Une partie des cotisations obligatoires peut être affectée à couvrir les frais de perception et de versement au Fonds.
  Les cotisations obligatoires peuvent être prélevées pour chaque animal qui est détenu, commercialisé, transporté, abattu ou transformé, à l'exception des animaux importés ou exportés. Elles peuvent être fixées forfaitairement ou proportionnellement à la valeur des animaux ou des carcasses.
  Elles peuvent aussi être prélevées pour chaque entreprise qui détient, commercialise, transporte, abat ou transforme des animaux ou des produits animaux. Dans ce cas, elles peuvent être fixées forfaitairement ou proportionnellement à l'importance de l'entreprise.
  [1 § 1/2. Les établissements fermés tels que définis à l'article 4, 48), du règlement (UE) 2016/429 du Parlement européen et du conseil du 9 mars 2016 relatif aux maladies animales transmissibles et modifiant et abrogeant certains actes dans le domaine de la santé animale, ne sont pas redevables des cotisations obligatoires au Fonds.]1
  § 2. Les arrêtés royaux relatifs aux cotisations obligatoires sont abrogés de plein droit avec effet rétroactif à la date de leur entrée en vigueur lorsqu'ils n'ont pas été confirmés par le législateur dans l'année qui suit celle de leur publication au Moniteur belge.
  § 3. Si la cotisation obligatoire est percue à charge de personnes qui transforment, transportent, traitent, vendent ou commercialisent des animaux ou produits animaux, le Roi peut déterminer, après avis du Conseil du Fonds, que la cotisation obligatoire est répercutée totalement ou partiellement vers les producteurs. (En aucune manière le montant répercuté ne peut être plus élevé que la cotisation obligatoire.) Il peut aussi déterminer les modalités de cette répercussion dans tous les stades entre la transformation et la production, ainsi que les modalités d'établissement de factures et de documents d'achat. Il peut déterminer que cette répercussion a lieu lors de la formation du prix entre parties à l'occasion de la prestation de services et/ou à l'occasion de la vente d'animaux ou de produits animaux. <L 2005-12-27/31, art. 48, 005; En vigueur : 09-01-2006>
  
Art.7. De Koning bepaalt, na het advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de heffingen bedoeld in artikel 5, 2°, evenals de nadere regelen voor de inning ervan. Onverminderd de sancties bedoeld in de artikelen 10 en 12, bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen van deze heffingen.
Art.7. Le Roi, après avis du Conseil du Fonds, détermine le montant des prélèvements visés à l'article 5, 2°, ainsi que les modalités de leur perception. Sans préjudice des sanctions prévues aux articles 10 et 12, le Roi détermine également les conséquences du non-paiement de ces prélèvements.
Art.8. Onverminderd de besluiten genomen ter uitvoering van de wetten, bedoeld in artikel 4, worden het bedrag en de voorwaarden van de tussenkomsten van het Fonds in het kader van jaarlijkse programma's bepaald door de Minister tot wiens bevoegdheid de (Volksgezondheid) behoort, na het advies van de Raad van het Fonds. <W 2003-12-22/42, art. 209, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Bovendien geeft de Raad van het Fonds zijn advies betreffende alle vragen waarvan het onderzoek hem door de Minister wordt opgedragen en hij kan hem elk voorstel voorleggen betreffende de uitvoering van de wetten, bedoeld in artikel 4.
Art.8. Sans préjudice des arrêtés pris en exécution des lois, visées à l'article 4, le montant et les conditions des interventions du Fonds sont fixés dans le cadre de programmes annuels par le Ministre ayant la (Santé publique) dans ses attributions, après avis du Conseil du Fonds. <L 2003-12-22/42, art. 209, 004; En vigueur : 10-01-2004>
  En outre, le Conseil du Fonds donne son avis sur toutes les questions dont l'examen lui est confié par le Ministre et il peut lui soumettre toute proposition relative à l'exécution des lois, visées à l'article 4.
Art.9. Een bijzonder reglement betreffende het beheer van het Fonds wordt door de Koning opgemaakt op de gezamenlijke voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de (Volksgezondheid) behoort en de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort. <W 2003-12-22/42, art. 209, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art.9. Un règlement spécial relatif à la gestion du Fonds est établi par le Roi sur la proposition conjointe du Ministre ayant la (Santé publique) dans ses attributions et du Ministre ayant le Budget dans ses attributions. <L 2003-12-22/42, art. 206, 004; En vigueur : 10-01-2004>
Art.10. Ingeval de in deze wet bedoelde verplichte bijdragen of heffingen niet worden betaald door de betalingsplichtige, zelfs indien de betaling het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken, worden de erkenning of de licentie zoals bedoeld in artikelen 12, 13, 15 en 18bis van de voornoemde wet van 24 maart 1987 en artikel 3 van de voornoemde wet van 28 maart 1975 en in voorkomend geval de aflevering van certificaten in toepassing van artikel 19 van de voornoemde wet van 24 maart 1987 en artikel 3 van de voornoemde wet van 28 maart 1975, geschorst vanaf de vijftiende werkdag volgend op de dag van de kennisgeving van de ingebrekestelling bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
  De ingebrekestelling herneemt de tekst van het voorgaande lid.
  De voornoemde maatregel neemt van rechtswege een einde op de eerste werkdag volgend op die waarop de verschuldigde verplichte bijdragen of heffingen effectief op de rekening van het Fonds werden gecrediteerd.
Art.10. En cas de non-paiement par le débiteur des cotisations obligatoires ou des prélèvements visés à la présente loi, même si le paiement fait l'objet d'une contestation devant les tribunaux, l'agrément ou la licence visés aux articles 12, 13, 15 et 18bis de la loi susvisée du 24 mars 1987 et à l'article 3 de la loi susvisée du 28 mars 1975 et le cas échéant la délivrance de certificats en application de l'article 19 de la loi précitée du 24 mars 1987 et de l'article 3 de la loi précitée du 28 mars 1975 sont suspendus à partir du quinzième jour ouvrable qui suit celui de la notification de la mise en demeure par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception.
  La mise en demeure reproduit le texte de l'alinéa précédent.
  La mesure précitée cesse ses effets de plein droit le premier jour ouvrable qui suit celui où les cotisations obligatoires ou les prélèvements dus ont été crédités effectivement au compte du Fonds.
Art.11. (Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, worden overtredingen van de wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door :
  - de leden van de federale en lokale politie,
  - de ambtenaren en agenten van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, aangeduid door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid,
  - de ambtenaren en agenten van het FAVV, aangeduid door dezelfde minister, in het kader van hun algemene controlerende opdrachten en specifieke opdrachten uitgevoerd voor rekening van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in verband met de inning van de in artikel 5 vastgestelde bijdragen,
  - de ambtenaren en agenten van de Administratie der douane en accijnzen,
  - de andere ambtenaren en agenten aangewezen door de Koning.) Degenen onder hen die de eed voorgeschreven bij het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie niet hebben afgelegd, moeten hem voor de vrederechter afleggen. <W 2003-12-22/42, art. 210, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling ter kennis gebracht van de overtreders.
  In de uitoefening van hun opdracht mogen dezelfde overheidspersonen slachthuizen, fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen, bossen, cultuur- en braakliggende gronden en de in open lucht gelegen bedrijven te allen tijde betreden.
  Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.
  Zij kunnen zich alle voor het volbrengen van hun opdracht nodige inlichtingen en bescheiden doen verstrekken en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.
Art.11. (Sans préjudice des pouvoirs des officiers de police judiciaire, les infractions aux dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution sont recherchées et constatées par :
  - les membres de la police fédérale et locale,
  - les fonctionnaires et agents du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, désignés par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions,
  - les fonctionnaires et agents de l'AFSCA, désignés par le même ministre, dans le cadre de leurs missions générales de contrôle et leurs missions spécifiques exécutées pour compte du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement dans le cadre de la perception des cotisations fixées à l'article 5,
  - les fonctionnaires et agents de l'Administration des douanes et accises,
  - les autres fonctionnaires et agents désignés par le Roi.) Les personnes concernées qui n'auraient pas prêté le serment prescrit par le décret du 20 juillet 1831 concernant le serment à la mise en vigueur de la monarchie constitutionnelle représentative, le prêteront devant le juge de paix. <L 2003-12-22/42, art. 210, 004; En vigueur : 01-01-2003>
  Les procès-verbaux établis par ces agents de l'autorité font foi jusqu'à preuve du contraire; une copie en est notifiée aux auteurs de l'infraction dans les quinze jours de la constatation.
  Les mêmes agents de l'autorité ont, dans l'exercice de leurs fonctions, libre accès en tout temps aux abattoirs, usines, magasins, dépôts, bureaux, bateaux, bâtiments d'entreprises, étables, entrepôts, gares, wagons, véhicules, bois, terrains de culture et en friche, et aux entreprises situées en plein air.
  Ils ne peuvent procéder à la visite des lieux servant à l'habitation si ce n'est en vertu d'une autorisation du juge au tribunal de police.
  Ils peuvent se faire communiquer tous renseignements et documents nécessaires à l'exercice de leurs fonctions et procéder à toutes constatations utiles.
Art.12. Onverminderd de toepassing in voorkomend geval van de strengere straffen, bepaald bij het Strafwetboek of bij bijzondere strafwetten, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijfduizend frank :
  - degene die de bedragen, verschuldigd aan het Fonds en bedoeld in artikel 5, niet betaalt of de volledige bedragen niet tijdig betaalt, of
  - degene die de wijze van de doorberekening of de wijze van opmaken van facturen of aankoopdocumenten niet naleeft of die de verplichte bijdrage doorberekent zonder dat de doorberekening wordt toegestaan, of
  (- degene die een bedrag doorberekent dat niet in overeenstemming is met het voor doorberekening toegelaten of vastgelegde bedrag van de verplichte bijdrage, of
  - degene die onder het voorwendsel van deze wet verplichte bijdragen doorberekent waarvoor deze wet geen rechtsgrond biedt, of) <W 2005-12-27/31, art. 49, 005; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
  - degene die teneinde te ontsnappen aan de bepalingen betreffende de bedragen, bedoeld in artikel 5, of betreffende de wijze van de doorberekening of de wijze van opmaken van facturen of aankoopdocumenten, zich verzet tegen de bezoeken, inspecties, controles of verzoeken om inlichtingen of om documenten door de in artikel 11 van deze wet bepaalde overheidspersonen of die willens en wetens onjuiste of onvolledige inlichtingen of documenten verstrekt.
Art.12. Sans préjudice de l'application éventuelle des peines plus sévères, fixées par le Code pénal ou par les lois pénales particulières, est puni d'une amende de cent à cinq mille francs :
  - celui qui ne paie pas les montants, dus au Fonds et visés à l'article 5, ou qui ne paie pas la totalité de ces montants dans le délai, ou
  - celui qui ne respecte pas les modalités de la répercussion, ou les modalités de l'établissement de factures ou de documents d'achat, ou qui répercute la cotisation obligatoire sans que cette répercussion soit autorisée, ou
  (- celui qui répercute un montant qui n'est pas en concordance avec le montant de la cotisation obligatoire autorisé ou fixé pour répercussion, ou
  - celui qui, sous prétexte de cette loi, répercute des cotisations obligatoires pour lesquelles cette loi n'offre pas de base légale, ou) <L 2005-12-27/31, art. 49, 005; En vigueur : 09-01-2006>
  - celui qui, pour échapper aux dispositions relatives aux montants, visés à l'article 5, ou relatives aux modalités de la répercussion ou aux modalités relatives à l'établissement de factures ou de documents d'achat, s'oppose aux visites, inspections, contrôles ou demandes de renseignements ou de documents des personnes de l'autorité prévues à l'article 11 de la présente loi ou qui, sciemment, fournit des renseignements ou communique des documents inexacts ou incomplets.
Art.13. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in artikel 12 bepaalde misdrijven.
Art.13. Toutes les dispositions du livre Ier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, sont applicables aux infractions visées à l'article 12.
Art.14. Volgende verplichte bijdragen aan het Fonds worden opgelegd aan de slachthuizen en de uitvoerders :
  1° voor de periode van 1 januari 1988 tot 30 juni 1989 :
  315 frank voor elk rund, 105 frank voor elk kalf en 20 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  2° voor de periode van 1 juli 1989 tot 31 december 1990 :
  0,80 frank per kg karkas voor elk rund en elk kalf en 0,25 frank per kg karkas voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  3° voor de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 1995 :
  630 frank voor elk rund, 200 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  4° voor de periode van 1 juli 1995 tot 31 maart 1996 :
  560 frank voor elk rund, 180 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  5° voor de periode van 1 april 1996 tot 31 december 1996 :
  504 frank voor elk rund, 162 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  6° voor de periode van 1 januari 1997 tot de eerste dag van de maand volgend op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad :
  454 frank voor elk rund en 146 frank voor elk kalf, indien zij in die periode worden geslacht;
  7° voor de periode van de eerste dag volgend op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 6, § 1, vastgesteld zal hebben :
  410 frank voor elk rund en 132 frank voor elk kalf, indien zij in die periode worden geslacht.
  Deze verplichte bijdragen worden doorberekend naar de producent.
  Deze verplichte bijdragen zijn slechts verschuldigd voor de nationale dieren. Zij zijn niet verschuldigd voor de ingevoerde dieren. Zij zijn niet meer verschuldigd voor de uitgevoerde dieren vanaf 1 januari 1997.
  Wat de ingevoerde dieren betreft, worden de verplichte bijdragen die met ingang van 1 januari 1988 werden betaald met toepassing van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1989, 23 november 1990, 19 april 1993, 15 mei 1995, 25 februari 1996 en 13 maart 1997, terugbetaald aan de schuldeisers die het bewijs leveren dat de door hen betaalde verplichte bijdragen betrekking hadden op ingevoerde dieren, dat deze verplichte bijdragen door hen niet werden doorberekend naar de producent of dat de doorberekening werd ongedaan gemaakt en dat zij de verplichte bijdragen volledig betaald hebben voor de nationale dieren, met inbegrip van de uitgevoerde slachtdieren en de uitgevoerde fok- en gebruiksdieren.
  
Art.14. Les cotisations obligatoires suivantes au Fonds sont mises à charge des abattoirs et des exportateurs :
  1° pour la période du 1er janvier 1988 au 30 juin 1989 :
  315 francs par bovin, 105 francs par veau et 20 francs par porc, s'ils ont été abattus ou exportés vivants pendant cette période;
  2° pour la période du 1er juillet 1989 au 31 décembre 1990 :
  0,80 franc par kg de carcasse pour tout bovin ou tout veau et 0,25 franc par kg de carcasse pour tout porc, s'ils ont été abattus ou exportés vivants pendant cette période;
  3° pour la période du 1er janvier 1991 au 30 juin 1995 :
  630 francs par bovin, 200 francs par veau et 40 francs par porc, s'ils ont été abattus ou exportés vivants pendant cette période;
  4° pour la période du 1er juillet 1995 au 31 mars 1996 :
  560 francs par bovin, 180 francs par veau et 40 francs par porc, s'ils ont été abattus ou exportés vivants pendant cette période;
  5° pour la période du 1er avril 1996 au 31 décembre 1996 :
  504 francs par bovin, 162 francs par veau et 40 francs par porc, s'ils ont été abattus ou exportés vivants pendant cette période;
  6° pour la période du 1er janvier 1997 au 1er jour du mois qui suit la publication de la présente loi au Moniteur belge :
  454 francs par bovin et 146 francs par veau, s'ils sont abattus pendant cette période;
  7° pour la période du 1er jour qui suit la publication de la présente loi au Moniteur belge à la date à laquelle le Roi aura fixé les montants visés à l'article 6, § 1er :
  410 francs par bovin et 132 francs par veau, s'ils sont abattus pendant cette période.
  Ces cotisations obligatoires sont répercutées vers le producteur.
  Ces cotisations obligatoires ne sont dues que pour les animaux nationaux. Elles ne sont pas dues pour les animaux importés. Elles ne sont plus dues pour les animaux exportés à partir du 1er janvier 1997.
  En ce qui concerne les animaux importés, les cotisations obligatoires, qui à partir du 1er janvier 1988 ont été payées en application de l'arrêté royal du 11 décembre 1987 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux, modifié par les arrêtés royaux des 8 avril 1989, 23 novembre 1990, 19 avril 1993, 15 mai 1995, 25 février 1996 et 13 mars 1997, sont remboursées aux créanciers qui apportent la preuve que les cotisations obligatoires payées par eux concernaient des animaux importés, que ces cotisations obligatoires n'ont pas été répercutées par eux vers le producteur ou que leur répercussion a été annulée et qu'ils ont payé toutes les cotisations obligatoires pour les animaux nationaux, en ce compris les animaux d'abattage exportés et les animaux d'élevage et de rente exportés.
  
Art.15. Volgende verplichte bijdragen aan het Fonds worden opgelegd aan de verantwoordelijken van bedrijven waar varkens worden gehouden :
  1° voor de periode van 1 januari 1993 tot 31 december 1995 :
  - 125 frank of 100 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 200 fokvarkens kunnen gehouden worden;
  - 85 frank of 35 frank per mestvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 1500 mestvarkens kunnen gehouden worden;
  2° voor de periode van 1 januari 1996 tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 6, § 1, vastgesteld zal hebben :
  - 37 frank of 12 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd. Indien de afvoer van biggen steeds naar hetzelfde bedrijf van bestemming, waar ze gehouden worden tot de slachting geschiedt, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 12 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 200 fokvarkens kunnen gehouden worden;
  - 106 frank of 35 frank per mestvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Indien de biggen steeds van hetzelfde bedrijf van oorsprong, waar ze geboren worden, afkomstig zijn, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 35 frank per mestvarken dat kan worden gehouden, met een minimum van 250 frank per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 1500 mestvarkens kunnen gehouden worden.
  De verplichte bijdragen bedoeld in dit artikel worden verhoogd met 50 % wanneer het bedrijf niet beschikt over het attest bedoeld in het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens.
Art.15. Les cotisations obligatoires suivantes au Fonds sont mises à charge des responsables des exploitations où sont détenus des porcs :
  1° pour la période du 1er janvier 1993 au 31 décembre 1995 :
  - 125 francs ou 100 francs par porc d'élevage qui peut être détenu, avec un minimum de 250 francs par exploitation, selon que des porcelets quittent ou non l'exploitation. Ces montants sont augmentés de 10 francs pour des exploitations où peuvent être détenus plus de 200 porcs d'élevage;
  - 85 francs ou 35 francs par porc à l'engrais qui peut être détenu, avec un minimum de 250 francs par exploitation, selon que des porcelets sont introduits ou non dans l'exploitation. Ces montants sont augmentés de 10 francs pour des exploitations où peuvent être détenus plus de 1500 porcs à l'engrais;
  2° pour la période du 1er janvier 1996 jusqu'à la date à laquelle le Roi aura fixé les montants visés à l'article 6, § 1er :
  - 37 francs ou 12 francs par porc d'élevage qui peut être détenu, avec un minimum de 250 francs par exploitation, selon que des porcelets quittent ou non l'exploitation. Toutefois, dans le cas où la sortie de porcelets se fait toujours vers la même exploitation où ils sont détenus jusqu'à l'abattage, la cotisation obligatoire est de 12 francs par porc d'élevage qui peut être détenu, avec un minimum de 250 francs par exploitation. Ces montants sont augmentés de 10 francs pour des exploitations où peuvent être détenus plus de 200 porcs d'élevage;
  - 106 francs ou 35 francs par porc à l'engrais qui peut être détenu, avec un minimum de 250 francs par exploitation, selon que des porcelets sont introduits ou non dans l'exploitation. Toutefois, au cas où les porcelets proviennent toujours de la même exploitation d'origine où ils sont nés, la cotisation obligatoire est de 35 francs par porc à l'engrais qui peut être détenu, avec un minimum de 250 francs par exploitation. Ces montants sont augmentés de 10 francs pour des exploitations où peuvent être détenus plus de 1500 porcs à l'engrais.
  Les cotisations obligatoires visées dans le présent article sont augmentées de 50 % lorsque l'exploitation ne dispose pas de l'attestation visée dans l'arrêté royal du 14 juin 1993 déterminant les conditions d'équipement pour la détention de porcs.
Art.16. Volgende heffingen aan het Fonds worden opgelegd aan de melkinrichtingen en aan de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten :
  1° voor de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1995 :
  1) aan de melkinrichtingen 0,20 frank per kilogram botervet en 0,32 frank per kilogram eiwit vervat in de in België verzamelde melk en/of de behandelde, verwerkte en/of verpakte melk en producten op basis van melk, welke ook de herkomst en de vorm weze waaronder zij worden verkregen.
  Onder "melkinrichtingen" wordt verstaan de melkinrichtingen erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 7 maart 1994 betreffende de erkenning van melkinrichtingen.
  Indien die producten achtereenvolgens door meerdere melkinrichtingen behandeld, verwerkt en/of verpakt worden, is de heffing verschuldigd door ieder van hen, voor zover de verhandeling van de genoemde producten het voorwerp was van een handelsverrichting.
  Ingeval van loonwerk is de heffing verschuldigd door de loonwerker voor zover er geen heffing wordt geïnd op het verwerkt product bij de eigenaar ervan.
  De heffing is niet verschuldigd door de melkinrichtingen die rauwe melk of room verzamelen indien deze producten zonder behandeling, verwerking of verpakking worden doorverkocht, en het voorwerp zijn van de heffing in het onmiddellijk volgende stadium;
  2) aan de houders van vergunningen voor de afgifte van de vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten :
  Onder "houders van vergunningen" wordt verstaan de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten afgegeven in toepassing van het koninklijk besluit van 27 februari 1963 betreffende de verdeling van zuivelproducten.
  a) groothandelaars in zuivelproducten, groothandelaars in rauwe melk en room en groothandelaars die kaasproducten opnieuw verwerken : een heffing van 2.600 frank;
  b) groothandelaars die zuivelproducten andere dan kaas opnieuw verwerken : een heffing van 8 000 frank;
  c) kleinhandelaars in zuivelproducten, houders van een winkel, venters : een heffing van 1 000 frank;
  d) producent-venters, houders van melkkoeien voor de verkoop van zuivelproducten van hun eigen bedrijf : een heffing van 1 000 frank;
  3) de melkinrichtingen die bovendien groothandelaar of kleinhandelaar zijn, betalen de heffingen voorgeschreven in 1) en 2);
  4) de melkinrichtingen doen aan het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw binnen de vijfenveertig dagen na het einde van iedere maand wanneer zij personen zijn die rauwe melk of room ophalen of personen die meer dan 10 000 frank heffingen per maand verschuldigd zijn, of na het einde van ieder trimester wanneer zij andere personen zijn, een verklaring van de aan heffingen onderworpen hoeveelheden toekomen.
  De verschuldigde heffingen worden betaald binnen twee maanden na de desbetreffende maand of het desbetreffende trimester. Binnen hetzelfde burgerlijk jaar mag een betaling die lager is dan 500 frank naar de volgende periode worden overgedragen.
  De heffingen bepaald onder 2) zijn jaarlijks en bij voorbaat betaalbaar.
  De laattijdige betaling heeft van rechtswege een nalatigheidsinterest tegen de wettelijke rentevoet tengevolge, vermeerderd met 500 frank voor administratieve kosten;
  5) een bedrag van 250 frank per titel voor de vervanging en de vernieuwing van de vergunningstitels, verloren of beschadigd gedurende het dienstjaar.
  Indien zich in de loop van het jaar een wijziging voordoet, inzonderheid met betrekking tot de houder van de vergunning, de zetel of de aard van de onderneming, wordt de nieuwe titel kosteloos uitgereikt.
  Het kosteloos uitreiken wordt toegestaan op voorwaarde, ingeval de houder van de vergunning gewijzigd wordt, dat de overnemer de handel in zuivelproducten voortzet op dezelfde zetel of op hetzelfde activiteitscentrum als de overdrager en, ingeval de aard van onderneming gewijzigd wordt, dat deze blijft behoren tot een categorie die hetzelfde bedrag betaalt;
  6) de portkosten en fiscale kosten met betrekking tot het aanbieden en het innen van de sommen, verschuldigd voor de uitgereikte, vervangen of vernieuwde vergunningstitels, zijn ten laste van de belanghebbende.
  De distributiekaarten worden door de titularis van de vergunning te zijnen laste opgemaakt;
  7) elke titel afgeleverd in de loop van een jaar is slechts geldig tot 31 december van dat jaar en verplicht tot de betaling van het ganse bedrag van de heffing vastgesteld bij 2). Indien de titel betrekking heeft op een handelsactiviteit die na 30 juni gestart is, is de houder van de vergunning enkel de helft van het bedrag vastgesteld bij 2) verschuldigd;
  2° voor de periode van 1 januari 1996 tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 7 vastgesteld zal hebben :
  1) aan de melkinrichtingen 0,10 frank per kilogram botervet en 0,16 frank per kilogram eiwit die vervat zijn in :
  - de melk en producten op basis van melk die zij bereid hebben;
  - de in België opgehaalde melk indien geen heffingen worden geïnd op de producten die rechtstreeks met deze melk vervaardigd zijn.
  Melkinrichtingen die boter of room opnieuw verwerken, zijn enkel een heffing van 0,03 frank per kilogram botervet, vervat in de herverwerkte boter, verschuldigd aan het Fonds.
  Geen enkele heffing wordt geheven op de melk en de producten op basis van melk indien die producten slechts het voorwerp uitmaakten van een verpakking;
  2) aan de houders van vergunningen voor de afgifte van de vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten :
  a) groothandelaars in zuivelproducten, groothandelaars in rauwe melk en room en groothandelaars die kaasproducten opnieuw verwerken : een heffing van 1.300 frank;
  b) groothandelaars die zuivelproducten andere dan kaas opnieuw verwerken : een heffing van 4 000 frank;
  c) kleinhandelaars in zuivelproducten, houders van een winkel, venters : een heffing van 500 frank;
  d) producent-venters en houders van melkkoeien, voor de verkoop van zuivelproducten van hun eigen bedrijf : een heffing van 500 frank.
  De bepalingen van 1°, 3) tot 7) blijven van toepassing.
Art.16. Les prélèvements suivants au Fonds sont mis à charge des établissements laitiers et des titulaires de licences de vente de produits laitiers :
  1° pour la période du 1er janvier 1995 au 31 décembre 1995 :
  1) à charge des établissements laitiers 0,20 franc par kilogramme de graisse butyrique et 0,32 franc par kilogramme de protéines contenues dans le lait collecté en Belgique et/ou le lait et les produits à base de lait traités, transformés et/ou conditionnés, quelle qu'en soit l'origine ou la forme sous laquelle ils sont obtenus.
  Par "établissements laitiers", on entend les établissements laitiers agréés en application de l'arrêté royal du 7 mars 1994 relatif à l'agrément des établissements laitiers.
  Si ces produits sont traités, transformés et/ou conditionnés successivement par plusieurs établissements laitiers, le prélèvement est dû par chacun d'eux pour autant que le transfert desdits produits ait fait l'objet d'une opération commerciale.
  En cas de travail à façon, le prélèvement est dû par le travailleur à façon pour autant qu'un prélèvement ne soit pas percu sur le produit travaillé auprès de son propriétaire.
  Le prélèvement n'est pas dû par les établissements laitiers qui récoltent du lait cru ou de la crème si ces produits sont revendus sans traitement, transformation et/ou conditionnement et font l'objet de la perception d'un prélèvement au stade immédiatement ultérieur;
  2) à charge des titulaires de licences pour la délivrance des licences de vente de produits laitiers :
  Par "titulaires de licences", on entend les titulaires de licences de vente de produits laitiers délivrées en vertu de l'arrêté royal du 27 février 1963 relatif à la distribution de produits laitiers.
  a) négociants-grossistes en produits laitiers, négociants en lait cru et crème et grossistes qui retravaillent des produits laitiers fromagers : un prélèvement de 2.600 francs;
  b) grossistes qui retravaillent des produits laitiers autres que fromagers : un prélèvement de 8 000 francs;
  c) détaillants en produits laitiers, tenanciers de magasins de vente, colporteurs : un prélèvement de 1 000 francs;
  d) producteurs-colporteurs, détenteurs de vaches laitières pour la vente des produits laitiers de leur propre exploitation : un prélèvement de 1 000 francs;
  3) les établissements laitiers qui exercent en plus l'activité de grossiste ou de détaillant paient les prélèvements prévus au 1) et 2);
  4) les établissements laitiers transmettent à l'Administration de la Santé animale et de la Qualité des produits animaux du Ministère des Classes moyennes et de l'Agriculture dans les quarante-cinq jours, après la fin de chaque mois, pour les personnes récoltant du lait cru ou de la crème et pour les personnes redevables des prélèvements dépassant 10 000 francs par mois, ou après la fin de chaque trimestre pour les autres, une déclaration des quantités soumises à prélèvement.
  Le paiement des prélèvements dus est fait dans les deux mois après le mois ou le trimestre concernés. Dans une même année civile, un paiement inférieur à 500 francs peut être reporté à la période suivante.
  Les prélèvements prévus au 2) sont payables annuellement et par anticipation.
  Le paiement tardif entraîne de plein droit un intérêt de retard calculé au taux légal, majoré de 500 francs à titre de frais administratif;
  5) un montant de 250 francs par titre pour le remplacement et le renouvellement des titres de licences, perdus ou détériorés au cours de l'exercice.
  Si au cours de l'exercice une modification intervient, notamment en ce qui concerne le titulaire de la licence, le siège ou la nature de l'entreprise, le nouveau titre est délivré gratuitement.
  Cette gratuité est accordée à la condition, en cas de changement du titulaire de la licence, que le cessionnaire continue le commerce de produits laitiers au même siège ou centre d'activité que celui du cédant et, en cas de changement de la nature de l'entreprise, que celle-ci continue d'appartenir à une catégorie payant le même taux;
  6) les frais postaux et fiscaux afférents à la présentation et au recouvrement des sommes dues pour les titres de licences délivrés, remplacés ou renouvelés, sont à charge des intéressés.
  Les cartes de distribution sont établies à ses frais par le titulaire de la licence;
  7) tout titre délivré au cours d'une année n'est valable que jusqu'au 31 décembre de cette année et donne lieu au paiement de l'intégralité du prélèvement fixé au 2). Si le titre se rapporte à une activité commerciale ayant débuté après le 30 juin, le titulaire de la licence n'est redevable que de la moitié du montant défini au 2);
  2° pour la période du 1er janvier 1996 jusqu'à la date à laquelle le Roi aura fixé les montants visés à l'article 7 :
  1) à charge des établissements laitiers 0,10 franc par kilogramme de graisse butyrique et 0,16 franc par kilogramme de protéines contenues :
  - dans le lait et les produits laitiers qu'ils ont fabriqués;
  - dans le lait collecté en Belgique si des prélèvements ne sont pas percus sur les produits fabriqués directement à base de ce lait.
  Les établissements laitiers qui retravaillent les beurres ou les crèmes sont seulement redevables au Fonds d'un prélèvement de 0,03 franc par kilogramme de graisse butyrique contenue dans le beurre retravaillé.
  Aucun prélèvement n'est percu sur le lait et les produits laitiers si ces produits n'ont fait l'objet que d'un conditionnement;
  2) à charge des titulaires de licences pour la délivrance des licences de vente de produits laitiers :
  a) négociants-grossistes en produits laitiers, négociants en lait cru et crème et grossistes qui retravaillent des produits laitiers fromagers : un prélèvement de 1.300 francs;
  b) grossistes qui retravaillent des produits laitiers autres que fromagers : un prélèvement de 4 000 francs;
  c) détaillants en produits laitiers, tenanciers de magasins de vente, colporteurs : un prélèvement de 500 francs;
  d) producteurs-colporteurs et détenteurs de vaches laitières, pour la vente des produits laitiers de leur propre exploitation : un prélèvement de 500 francs.
  Les dispositions de 1°, 3) à 7) restent d'application.
Art.17. (Het FAVV int, voor rekening van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, de verplichte bijdragen), bedoeld in de artikelen 14 en 15 en van de heffingen bedoeld in artikel 16. <W 2003-12-22/42, art. 211, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  In voorkomend geval heeft van rechtswege schuldvergelijking plaats uit kracht van de wet tussen de bedragen verschuldigd krachtens de bepalingen van de artikelen 14, 15 en 16 en de bedragen betaald met toepassing van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, het koninklijk besluit van 14 juni 1993 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden en het koninklijk besluit van 5 juli 1995 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren door de melkinrichtingen en door de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten.
Art.17. (L'AFSCA, pour compte du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, perçoit les cotisations obligatoires) visées aux articles 14 et 15 et des prélèvements, visés à l'article 16. <L 2003-12-22/42, art. 211, 004; En vigueur : 10-01-2004>
  Le cas échéant la compensation s'opère de plein droit par la seule force de la loi entre les montants qui sont dus en vertu des dispositions des articles 14, 15 et 16 et les montants payés en application de l'arrêté royal du 11 décembre 1987 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux, de l'arrêté royal du 14 juin 1993 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux fixées d'après les risques sanitaires liés aux exploitations où sont détenus des porcs et de l'arrêté royal du 5 juillet 1995 fixant les rétributions à payer au Fonds de la santé et de la production des animaux par les établissements laitiers et par les titulaires de licences de vente de produits laitiers.
Art.18. Indien het slachthuis, de uitvoerder of de verantwoordelijke van het bedrijf waar varkens worden gehouden het bedrag van de verplichte bijdragen bedoeld in de artikelen 14 en 15, niet betaalt na twee aanmaningen, wordt het bedrag van de verplichte bijdragen verdubbeld.
  De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 14 worden in alle stadia van verhandeling of productie die de slachting of de uitvoer voorafgaan, geheel doorberekend naar de producent. Deze doorberekening heeft plaats bij de prijsvorming tussen partijen zowel naar aanleiding van de verkoop van dieren als naar aanleiding van het verrichten van diensten door het slachthuis of de uitvoerder.
  Deze verplichte bijdrage mag niet worden vermeld op de factuur of op het stuk bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde.
  Deze verplichte bijdragen moeten door de slachthuizen worden betaald uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op de slachting of op het aangetekend schrijven van het Bestuur. Zij moeten door de uitvoerders worden betaald aan het Bestuur uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het aangetekend schrijven van dit Bestuur.
  De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 15 zijn jaarlijks verschuldigd. Zij worden betaald aan het Bestuur binnen de dertig dagen die volgen op het verzoek tot betaling dat bij aangetekende brief wordt verzonden.
  Bij gebreke aan tijdige betaling van de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, is van rechtswege en zonder aanmaning een verwijlinterest tegen de wettelijke rentevoet verschuldigd.
Art.18. Si l'abattoir, l'exportateur ou le responsable de l'exploitation où sont détenus des porcs ne paie pas le montant des cotisations obligatoires visées aux articles 14 et 15, après deux sommations, le montant des cotisations obligatoires est doublé.
  A tous les stades de la commercialisation ou de la production précédant l'abattage ou l'exportation, les cotisations obligatoires visées à l'article 14 sont répercutées totalement vers le producteur. Cette répercussion a lieu lors de la formation du prix entre parties tant à l'occasion de la vente d'animaux qu'à l'occasion de la prestation de services par l'abattoir ou l'exportateur.
  Cette cotisation obligatoire ne peut être mentionnée sur la facture ou sur le document visé par l'article 4 de l'arrêté royal n° 22 du 15 septembre 1970 relatif au régime particulier applicable aux exploitants agricoles en matière de taxe sur la valeur ajoutée.
  Ces cotisations obligatoires doivent être payées par les abattoirs au plus tard le dernier jour du mois qui suit celui de l'abattage ou de la lettre recommandée de l'Administration. Elles doivent être payées par les exportateurs à l'Administration au plus tard le dernier jour du mois qui suit celui de la lettre recommandée de cette Administration.
  Les cotisations obligatoires visées à l'article 15 sont dues annuellement. Elles sont payées à l'Administration dans les trente jours qui suivent la demande de paiement envoyée par lettre recommandée.
  A défaut de paiement dans les délais des cotisations obligatoires visées aux articles 14 et 15 un intérêt de retard calculé au taux légal est dû de plein droit et sans sommation.
Art.19. Het koninklijk besluit van 13 maart 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren is bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.
Art.19. L'arrêté royal du 13 mars 1997 modifiant l'arrêté royal du 11 décembre 1987 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux est confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur.
Art.20. Het koninklijk besluit van 24 juni 1997 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld voor de sector pluimvee is bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.
Art.20. L'arrêté royal du 24 juin 1997 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux, fixées pour le secteur avicole est confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur.
Art.20/1. [1 De invordering van de aan het Fonds verschuldigde bedragen en hun verhoging wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën, belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.
   Na aftrek van de eventuele kosten worden de door de voornoemde administratie ingevorderde bedragen overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]1

  
Art.20/1. [1 Le recouvrement des montants dus au Fonds et de leur majoration est assuré par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances non fiscales conformément aux articles 3 et suivants de la loi domaniale du 22 décembre 1949.
   Sous déduction des frais éventuels, les montants recouvrés par ladite administration sont transmis au Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement.]1

  
Art.21. Worden opgeheven :
  1° artikel 32, §§ 2 en 3, van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994 en 20 december 1995;
  2° artikel 1bis van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 426 van 5 augustus 1986 en vervangen bij de wet van 24 maart 1987;
  3° de wet van 24 april 1996 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 15 mei 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;
  4° de wet van 5 februari 1997 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;
  5° het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1989, 23 november 1990, 19 april 1993, 15 mei 1995, 25 februari 1996 en 13 maart 1997;
  6° het koninklijk besluit van 14 juni 1993 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens worden gehouden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1996;
  7° het koninklijk besluit van 5 juli 1995 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren door de melkinrichtingen en door de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1996.
  De verordenende besluiten genomen ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde wetten blijven van kracht tot aan hun uitdrukkelijke opheffing.
Art.21. Sont abrogés :
  1° l'article 32, §§ 2 et 3, de la loi du 24 mars 1987 relative à la santé des animaux, modifiée par les lois des 29 décembre 1990, 20 juillet 1991, 6 août 1993, 21 décembre 1994 et 20 décembre 1995;
  2° l'article 1er bis de la loi du 20 juin 1956 relative à l'amélioration des races d'animaux domestiques utiles à l'agriculture, inséré par l'arrêté royal n° 426 du 5 août 1986 et remplacé par la loi du 24 mars 1987;
  3° la loi du 24 avril 1996 confirmant l'arrêté royal du 15 mai 1995 modifiant l'arrêté royal du 11 décembre 1987 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux;
  4° la loi du 5 février 1997 confirmant l'arrêté royal du 25 février 1996 modifiant l'arrêté royal du 11 décembre 1987 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux;
  5° l'arrêté royal du 11 décembre 1987 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux, modifié par les arrêtés royaux des 8 avril 1989, 23 novembre 1990, 19 avril 1993, 15 mai 1995, 25 février 1996 et 13 mars 1997;
  6° l'arrêté royal du 14 juin 1993 relatif aux cotisations obligatoires au Fonds de la santé et de la production des animaux fixées d'après les risques sanitaires liés aux exploitations où sont détenus des porcs, modifié par l'arrêté royal du 23 septembre 1996;
  7° l'arrêté royal du 5 juillet 1995 fixant les rétributions à payer au Fonds de la santé et de la production des animaux par les établissements laitiers et par les titulaires de licences de vente de produits laitiers, modifié par l'arrêté royal du 24 avril 1996.
  Les arrêtés réglementaires pris en exécution des lois visées à l'alinéa 1er restent en vigueur jusqu'à leur abrogation explicite.
Art.22. In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van de begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993, 24 december 1993, 21 december 1994 en 29 april 1996 wordt de subrubriek "31-1 Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren" vervangen door de volgende tekst :
  "Fonds 31-1 Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten
  De ontvangsten bepaald in artikel 5 van de organieke wet houdende oprichting van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.
  De uitgaven bepaald in artikel 4 van de organieke wet houdende oprichting van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten".
Art.22. Dans le tableau annexé à la loi du 27 décembre 1990 créant les fonds budgétaires, modifié par les lois des 6 août 1993, 24 décembre 1993, 21 décembre 1994 et 29 avril 1996, la sous-rubrique "31-1 Fonds de la santé et de la production des animaux" est remplacée par le texte suivant :
  "Fonds 31-1 Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et des produits animaux
  Les recettes visées à l'article 5 de la loi organique créant le Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et produits animaux.
  Les dépenses visées à l'article 4 de la loi organique créant le Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et produits animaux."
Art. 23. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 14 en artikel 21, eerste lid, 5°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1988, artikel 15 en artikel 21, eerste lid, 6°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1993 en artikel 16 en artikel 21, eerste lid, 7°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1995.
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Art. 23. La présente loi entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge, à l'exception de l'article 14 et de l'article 21, alinéa 1er, 5°, qui produisent leurs effets le 1er janvier 1988, de l'article 15 et l'article 21, alinéa 1er, 6°, qui produisent leurs effets le 1er janvier 1993 et de l'article 16 et l'article 21, alinéa 1er, 7°, qui produisent leurs effets le 1er janvier 1995.
  Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soit revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.