Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
19 JANUARI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 betreffende de aanwending door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2.
Titre
19 JANVIER 1999. - Arrêté du Gouvernement flamand portant modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 novembre 1994 portant les conditions relatives à l'octroi de prêts à des particuliers par la Société flamande du Logement et portant modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 novembre 1994 portant l'utilisation des capitaux provenant du Fonds B2 par le Fonds flamand du Logement des Familles nombreuses (TRADUCTION).
Informations sur le document
Info du document
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, wordt een 8° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "8° kernsteden: de steden aan te wijzen door de minister.".
Article 1. A l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 novembre 1994 portant les conditions relatives à l'octroi de prêts à des particuliers par la Société flamande du Logement, il est ajouté un point 8°, notamment:
  "8° villes-pôles: les villes à désigner par le ministre.".
Art.2. Aan artikel 2 van hetzelfde besluit, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "De uitbetaling van de eerste schijf van de lening door de VHM aan de ontlener kan desgevallend pas geschieden na het voorleggen van een geldige bouwvergunning die de werken die uitgevoerd worden, toelaat.".
Art.2. A l'article 2 du même arrêté, il est ajouté un alinéa trois, notamment : "Le paiement de la première tranche de l'emprunt par la VHM à l'emprunteur ne peut s'effectuer le cas échéant qu'après la production d'un permis de bâtir valable autorisant les travaux à exécuter.".
Art.3. § 1. Aan artikel 4, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit, wordt de volgende zin toegevoegd :
  "Deze rentevoet wordt :
  1° vermeerderd met 1 procent punt indien de woning gelegen is buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied;
  2° verminderd met 0,50 procent punt indien de woning gelegen is in één van de kernsteden of in een door de Vlaamse minister aan te wijzen woonvernieuwings- of woningbouwgebied in de provincie Vlaams-Brabant."
  § 2. In artikel 4, § 1 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
  "De aldus berekende rentevoet mag nooit lager zijn dan 1,5 % voor de verrichtingen vermeld onder artikel 2, 4° en 3 % voor alle andere verrichtingen. Hij kan nooit hoger zijn dan de in het derde lid vermelde referentierentevoet. Op basis van deze jaarrente wordt de eventuele maandrente berekend.".
Art.3. § 1er. A l'article 4, § 1er, premier alinéa du même arrêté, la phrase suivante est ajoutée :
  "Ledit taux d'intérêt est :
  1° majoré de 1 % lorsque l'habitation est située en dehors d'une zone de rénovation ou de construction de logements;
  2° diminué de 0,50 % lorsque l'habitation est située dans une des villes-pôles ou dans une zone de rénovation ou de construction de logements à désigner par le Ministre flamand dans la province du Brabant flamand."
  § 2. Le deuxième alinéa de l'article 4, § 1er du même arrêté est remplacé par :
  "Le taux d'intérêt ainsi calculé ne sera jamais inférieur à 1,5 % pour les opérations mentionnées à l'article 2, 4° et à 3 % pour toutes les autres opérations. Il ne peut jamais être supérieur au taux d'intérêt de référence mentionné au troisième alinéa. L'intérêt mensuel éventuel est calculé sur base de cet intérêt annuel.".
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt :
  "§ 2. De referentierentevoet wordt op het einde van elke maand bepaald door de afdeling Financieel Management van het departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op basis van een 15-jarige OLO en stemt overeen met het rekenkundig gemiddelde van de noteringen van de afgelopen maand. De aldus bepaalde referentierentevoet wordt door deze afdeling uiterlijk binnen de 2 werkdagen medegedeeld aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en geldt vanaf de eerste werkdag volgende op de mededeling tot en met de dag van de volgende mededeling. Deze dient door de VHM toegepast te worden voorzover er een schommeling is van minstens 0,20 procentpunt ten overstaan van de door de VHM tot dan gehanteerde referentierentevoet.".
Art.4. Le § 2 de l'article 4 du même arrêté est remplacé par le texte suivant :
  "§ 2. A la fin de chaque mois le taux d'intérêt de référence est fixé par la division du Management financier du Département des Affaires générales et des Finances du Ministère de la Communauté flamande sur base d'une OLO de 15 ans et correspond à la moyenne arithmétique des cotes du mois écoulé. Le taux d'intérêt de référence ainsi calculé est communiqué par ladite division à la VHM au plus tard dans les deux jours ouvrables et reste en vigueur à partir du premier jour ouvrable suivant cette communication jusque et y compris le jour de la communication suivante. Le taux en question doit être appliqué par la VHM pour autant qu'il y ait une fluctuation d'au moins 0,20 % par rapport au taux d'intérêt de référence appliqué par la VHM jusqu'à ce moment.".
Art.5. Aan artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 betreffende de aanwending door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "De uitbetaling van de eerste schijf van de lening door het VWF aan de aanvrager kan desgevallend pas geschieden na het voorleggen van een geldige bouwvergunning die de werken die uitgevoerd worden, toelaat.".
Art.5. A l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 novembre 1994 portant l'utilisation des capitaux provenant du Fonds B2 par le Fonds flamand du Logement des Familles nombreuses, il est ajouté un deuxième alinéa, notamment :
  "Le paiement de la première tranche de l'emprunt par le VWF à l'emprunteur ne peut s'effectuer le cas échéant qu'après la production d'un permis de bâtir valable autorisant les travaux à exécuter.".
Art.6. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 4. De aanvrager moet op de referentiedatum een gezin hebben met ten minste twee kinderen ten laste.
  Binnen de perken van de door het Vlaamse Gewest toegestane investeringskredieten, moet het Vlaams Woningfonds bij het toekennen van hypothecaire leningen voorrang verlenen aan de gezinnen met ten minste drie kinderen ten laste.
  Minstens 15 % van de door het Vlaamse Gewest toegestane investeringskredieten moet echter voorbehouden worden voor het toekennen van hypothecaire leningen aan gezinnen met twee kinderen ten laste, op voorwaarde dat er voldoende aanvragen zijn.".
Art.6. L'article 4 du même arrêté est remplacé par le texte suivant :
  "Art. 4. Le demandeur doit, à la date de référence, avoir une famille comprenant au moins deux enfants à charge.
  Toutefois, dans les limites des crédits d'investissement qui lui accorde la Région flamande, le VWF accordera obligatoirement lors de l'octroi de prêts hypothécaires la priorité aux familles comprenant au moins trois enfants à charge.
  Au moins 15 % des crédits d'investissement accordés par la Région flamande doit être réservé à l'octroi de prêts hypothécaires pour des familles contenant au moins deux enfants à charge, pour autant qu'il y ait suffisamment de demandes.".
Art.7. Artikel 6, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  "§ 2. De oorspronkelijke rentevoet, aan te rekenen aan de aanvrager met twee kinderen ten laste op de in § 1 vermelde datum, is gelijk aan de in het tweede lid vermelde basisrentevoet, vermenigvuldigd met (10 x I) / (8,5 x N) berekend tot op de vierde decimaal, waarbij I het inkomen is van het voorlaatste jaar voorafgaand aan de referentiedatum en N het bedrag waarnaar verwezen wordt in het tweede lid van artikel 16 van dit besluit.
  De raad van bestuur van het VWF stelt de in het eerste lid bedoelde basisrentevoet vast. Deze mag niet minder bedragen dan 70 pct, noch meer dan 95 pct van de referentierentevoet zoals bedoeld in het vijfde lid van deze paragraaf op datum van het leningsaanbod. Binnen voormelde grenzen kan het VWF, voor de aanvragers waarvan het inkomen, berekend overeenkomstig artikel 16, eerste lid, 470 000 F niet overstijgt, een lagere basisrentevoet vaststellen dan voor de andere aanvragers.
  De overeenkomstig het eerste lid berekende oorspronkelijke rentevoet wordt :
  1° verminderd met 0,50 procent punt per kind ten laste vanaf het derde op de in § 1 vermelde datum;
  2° vermeerderd met 1 procent punt indien de woning gelegen is buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied;
  3° verminderd met 0,50 procent punt indien de woning gelegen is in één van de kernsteden of in een door de Vlaamse minister aan te wijzen woonvernieuwings- of woningbouwgebied in de provincie Vlaams-Brabant.
  De aldus berekende rentevoet mag nooit lager zijn dan 2 %. Voor een aanvrager met twee kinderen ten laste mag deze nooit lager zijn dan 2,5 %. Hij kan nooit hoger zijn dan de in het vijfde lid vermelde referentierentevoet.
  De referentierentevoet wordt op het einde van elke maand bepaald door de afdeling Financieel Management van het departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op basis van een 15-jarige OLO en stemt overeen met het rekenkundig gemiddelde van de noteringen van de afgelopen maand. De aldus bepaalde referentierentevoet wordt door deze afdeling uiterlijk binnen de 2 werkdagen medegedeeld aan het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen en geldt vanaf de eerste werkdag volgende op de mededeling tot en met de dag van de volgende mededeling. Deze dient door het VWF toegepast te worden voor zover er een schommeling is van minstens 0,20 procent punt ten overstaan van de door het VWF tot dan gehanteerde referentierentevoet.".
Art.7. L'article 6, § 2 du même arrêté est remplacé par le texte suivant :
  "§ 2. Le taux d'intérêt original à imputer au demandeur ayant deux enfants à charge à la date visée au § 1er, est égal au taux d'intérêt de base visé au deuxième alinéa, multiplié par (10 x I) / (8,5 x N) calculé jusqu'à la quatrième décimale, I étant le revenu de l'avant-dernière année précédant la date de référence et N étant le montant dont il est question au deuxième alinéa de l'article 16 du présent arrêté.
  Le taux d'intérêt de base mentionné au premier alinéa est fixé par le conseil d'administration du VWF. Il ne peut cependant être inférieur à 70% ni être supérieur à 95 % du taux d'intérêt de référence dont il est question au cinquième alinéa du présent paragraphe à la date de l'offre de prêt. Le VWF peut, dans les limites précitées, fixer un taux d'intérêt inférieur pour les demandeurs dont le revenu, calculé conformément à l'article 16, premier alinéa, ne dépasse pas 470 000 francs.
  Le taux d'intérêt original calculé conformément au premier alinéa est :
  1° diminué de 0,50 % par enfant à charge après le troisième à la date mentionnée au § 1er;
  2° majoré de 1 % lorsque l'habitation est située en dehors d'une zone de rénovation ou de construction de logements;
  3° diminué de 0,50 % lorsque l'habitation est située dans une des villes-pôles ou dans une zone de rénovation ou de construction de logements à désigner par le Ministre flamand dans la province du Brabant flamand;
  Le taux d'intérêt ainsi calculé ne peut jamais être inférieur à 2 %. Il ne peut jamais être inférieur à 2,5 % pour un demandeur ayant deux enfants à charge. Il ne peut jamais être supérieur au taux d'intérêt de référence dont il est question au cinquième alinéa.
  A la fin de chaque mois le taux d'intérêt de référence est fixé par la division du Management financier du Département des Affaires générales et des Finances du Ministère de la Communauté flamande sur base d'une OLO de 15 ans et correspond à la moyenne arithmétique des cotes du mois écoulé. Le taux d'intérêt de référence ainsi calculé est communiqué par ladite division au Fonds flamand du Logement des Familles nombreuses au plus tard dans les deux jours ouvrables et reste en vigueur à partir du premier jour ouvrable suivant cette communication jusque et y compris le jour de la communication suivante. Le taux en question doit être appliqué par le VWF pour autant qu'il y ait une fluctuation d'au moins 0,20 % par rapport au taux d'intérêt de référence appliqué par le VWF jusqu'à ce moment.".
Art.8. In artikel 6, § 4 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
  "Is dit inkomen hoger dan voormeld bedrag, dan wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening de in § 2, vijfde lid vermelde referentierentevoet toegepast die geldt bij het aangaan van de lening.".
Art.8. Le troisième alinéa de l'article 6, § 4 du même arrêté est remplacé par le texte suivant :
  "Lorsque ce revenu est supérieur au montant précité, le taux d'intérêt de référence visé au § 2, cinquième alinéa, sera appliqué au solde restant dû du prêt.".
Art.9. Artikel 79 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en dit besluit treden in werking op 23 januari 1999.
Art.9. L'article 79 du décret du 15 juillet 1997 contenant le Code flamand du Logement ainsi que le présent arrêté entrent en vigueur le 23 janvier 1999.
Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting en de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting is ieder wat haar/hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 19 januari 1999.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid,
  Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting,
  L. PEETERS
Art. 10. Le Ministre flamand ayant les finances et le budget dans ses attributions, et le Ministre flamand ayant le logement dans ses attributions, sont chacun/chacune en ce qui les concerne, chargés de l'exécution du présent arrêté.
  Bruxelles, le 19 janvier 1999.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  L. VAN DEN BRANDE
  Le Ministre flamand des Finances, du Budget et de Politique de Santé,
  Mme W. DEMEESTER-DE MEYER
  Le Ministre flamand des Affaires intérieures, de la Politique urbaine et du Logement,
  L. PEETERS