Artikel 1. Artikel 1 van het ministerieel besluit van 3 september 1971 betreffende de attributen, schildjes en kentekens van de uniformen van de militaire magistraten, griffiers en de leden van het secretariaat van het auditoraat-generaal wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 1. § 1. De leden van het militair gerechtshof dragen, in dezelfde omstandigheden, het uniform van officier van de landmacht.
§ 2. De eerste voorzitter van het militair gerechtshof, de auditeur-generaal, de eerste advocaat-generaal en de advocaten-generaal dragen het uniform van opperofficier.
De andere militairen magistraten, de hoofdgriffier van het militair gerechtshof en de hoofdsecretaris van de auditeur-generaal dragen het uniform van hoofdofficier.
De andere militaire griffiers, de secretaris-hoofd van dienst, de secretarissen, de eerstaanwezende adjunct-secretarissen en de adjunct-secretarissen dragen het uniform van lager officier.".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
26 MEI 1998. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 september 1971 betreffende de attributen, schildjes en kentekens van de uniformen van de militaire magistraten, griffiers en de leden van het secretariaat van het auditoraat-generaal.
Titre
26 MAI 1998. - Arrêté ministériel modifiant l'arrêté ministériel du 3 septembre 1971 fixant les attributs, écussons et insignes des uniformes portés par les magistrats et greffiers militaires et les membres du secrétariat de l'auditorat général.
Informations sur le document
Numac: 1998007113
Datum: 1998-05-26
Info du document
Numac: 1998007113
Date: 1998-05-26
Tekst (4)
Texte (4)
Article 1. L'article 1er de l'arrêté ministériel du 3 septembre 1971 fixant les attributs, écussons et insignes des uniformes portés par les magistrats et greffiers militaires et les membres du secrétariat de l'auditorat général est remplacé par la disposition suivante :
" Article 1. § 1er. Les membres de la justice militaire portent, dans les mêmes circonstances, l'uniforme d'officier de la force terrestre.
§ 2. Le premier président de la cour militaire, l'auditeur général, le premier avocat général et les avocats généraux portent l'uniforme d'officier général.
Les autres magistrats militaires, le greffier en chef de la cour militaire et le secrétaire en chef de l'auditorat général portent l'uniforme d'officier supérieur.
Les autres greffiers militaires, le secrétaire-chef de service, les secrétaires, les secrétaires adjoints principaux et les secrétaires adjoints portent l'uniforme d'officier subalterne. ".
" Article 1. § 1er. Les membres de la justice militaire portent, dans les mêmes circonstances, l'uniforme d'officier de la force terrestre.
§ 2. Le premier président de la cour militaire, l'auditeur général, le premier avocat général et les avocats généraux portent l'uniforme d'officier général.
Les autres magistrats militaires, le greffier en chef de la cour militaire et le secrétaire en chef de l'auditorat général portent l'uniforme d'officier supérieur.
Les autres greffiers militaires, le secrétaire-chef de service, les secrétaires, les secrétaires adjoints principaux et les secrétaires adjoints portent l'uniforme d'officier subalterne. ".
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde ministerieel besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 2. De attributen van de leden van het militair gerecht die het uniform van opperofficier dragen, zijn enerzijds een gouden balans op de top van een zwaard geplaatst op een marineblauwe achtergrond afgerond met een biesje in ultramarijn, en anderzijds een vijfhoekig marineblauw piramidaal rangkenteken met gouden randen, geplaatst op schouderstukken afgerond met een gouden bies.
De attributen van de leden van het militair gerecht die het uniform van hoofdofficier dragen, zijn enerzijds een gouden balans op de top van een zwaard geplaatst op een marineblauwe achtergrond afgerond met een biesje in ultramarijn en anderzijds een grote baret.
De attributen van de leden van het militair gerecht die het uniform van lagere officier dragen zijn enerzijds een gouden balans op de top van een zwaard geplaatst op een marineblauwe achtergrond afgerond met een biesje in ultramarijn en anderzijds een kleine baret.".
"Artikel 2. De attributen van de leden van het militair gerecht die het uniform van opperofficier dragen, zijn enerzijds een gouden balans op de top van een zwaard geplaatst op een marineblauwe achtergrond afgerond met een biesje in ultramarijn, en anderzijds een vijfhoekig marineblauw piramidaal rangkenteken met gouden randen, geplaatst op schouderstukken afgerond met een gouden bies.
De attributen van de leden van het militair gerecht die het uniform van hoofdofficier dragen, zijn enerzijds een gouden balans op de top van een zwaard geplaatst op een marineblauwe achtergrond afgerond met een biesje in ultramarijn en anderzijds een grote baret.
De attributen van de leden van het militair gerecht die het uniform van lagere officier dragen zijn enerzijds een gouden balans op de top van een zwaard geplaatst op een marineblauwe achtergrond afgerond met een biesje in ultramarijn en anderzijds een kleine baret.".
Art.2. L'article 2 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 2. Les attributs des membres de la justice militaire qui portent l'uniforme d'officier général, sont d'une part une balance d'or sur la pointe d'un glaive placée sur un fond bleu marin arrondie d'un galon ultramarin et d'autre part un insigne de rang, de forme pentagonale bleu marin pyramidal avec des bords d'or, placé sur des épaulettes arrondies d'un galon doré.
Les attributs des membres de la justice militaire qui portent l'uniforme d'officier supérieur, sont d'une part une balance d'or sur la pointe d'un glaive placée sur un fond bleu marin arrondie d'un galon ultramarin et d'autre part une barrette large.
Les attributs des membres de la justice militaire qui portent l'uniforme d'officier subalterne, sont d'une part une balance d'or sur la pointe d'un glaive placée sur un fond bleu marin arrondie d'un galon ultramarin et d'autre part une barrette étroite. ".
" Art. 2. Les attributs des membres de la justice militaire qui portent l'uniforme d'officier général, sont d'une part une balance d'or sur la pointe d'un glaive placée sur un fond bleu marin arrondie d'un galon ultramarin et d'autre part un insigne de rang, de forme pentagonale bleu marin pyramidal avec des bords d'or, placé sur des épaulettes arrondies d'un galon doré.
Les attributs des membres de la justice militaire qui portent l'uniforme d'officier supérieur, sont d'une part une balance d'or sur la pointe d'un glaive placée sur un fond bleu marin arrondie d'un galon ultramarin et d'autre part une barrette large.
Les attributs des membres de la justice militaire qui portent l'uniforme d'officier subalterne, sont d'une part une balance d'or sur la pointe d'un glaive placée sur un fond bleu marin arrondie d'un galon ultramarin et d'autre part une barrette étroite. ".
Art.3. Wanneer, met toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 4 februari 1998 betreffende het uniform van de militairen, de kaki of olijfgroene uitgaanstenue bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 24 april 1951 betreffende het uniform van de strijdkrachten gedragen wordt, blijft het artikel 2 van het ministerieel besluit van 3 september 1971 betreffende de attributen, schildjes en kentekens van de magistraten, griffiers en de leden van het secretariaat van het auditoraat-generaal van toepassing in zijn oorspronkelijke redactie.
Art.3. Lorsque, en application de l'article 5 de l'arrêté royal du 4 février 1998 relatif à l'uniforme des militaires, le tenue de ville de teinte kaki ou vert olive visée à l'article 2, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté royal du 24 avril 1951 relatif à l'uniforme des forces armées est portée, l'article 2 de l'arrêté ministériel du 3 septembre 1971 fixant les attributs, écussons et insignes des uniformes portés par les magistrats et greffiers militaires et les membres du secrétariat de l'auditorat général reste applicable dans sa rédaction originelle.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 26 mei 1998.
J.P. PONCELET
Brussel, 26 mei 1998.
J.P. PONCELET
Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Bruxelles, le 26 mai 1998.
J.-P. PONCELET
Bruxelles, le 26 mai 1998.
J.-P. PONCELET