Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 JANUARI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende het statuut van de kandidaat-militairen en van de militairen van het actief kader.
Titre
30 JANVIER 1998. - Arrêté royal modifiant diverses dispositions relatives au statut des candidats militaires et des militaires du cadre actif.
Informations sur le document
Numac: 1998007042
Datum: 1998-01-30
Info du document
Numac: 1998007042
Date: 1998-01-30
Tekst (8)
Texte (8)
Artikel 1. In artikel 3, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, opgeheven door het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 en hersteld bij het koninklijk besluit van 13 december 1995, worden de woorden "de sectie "personeel en organisatie" van" geschrapt.
Article 1. Dans l'article 3, § 3, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 25 octobre 1963 relatif au statut des sous-officiers du cadre actif des forces terrestre, aérienne et navale et du service médical, abrogé par l'arrêté royal du 11 août 1994 et rétabli par l'arrêté royal du 13 décembre 1995, les mots " la section " personnel et organisation " de " sont supprimés.
Art.2. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 betreffende de dienstnemingen en wederdienstnemingen van de kandidaat-militairen van het actief kader, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 augustus 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° onderdeel 3° wordt vervangen door de volgende tekst :
"3° de kandidaat die hetzij in de twaalf maanden die voorafgaan aan de dag van de dienstneming, hetzij in het academiejaar of schooljaar dat voorafgaat aan de dienstneming indien het een kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving of een kandidaat-beroepsonderofficier aanvaard in een school voor onderofficieren betreft, de hoedanigheid verloren heeft van kandidaat-militair korte termijn of van kandidaatmilitair van het actief kader, in dezelfde of in een lagere personeelscategorie, behalve indien hij gereïntegreerd wordt in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van kandidaat;";
2° het artikel wordt aangevuld als volgt :
"4° de kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving en de kandidaat-beroepsonderofficier aanvaard in een school voor onderofficieren, die reeds tweemaal tijdens deze vormingen in een vormingsjaar niet geslaagd is, indien hij opnieuw kandidaat is voor één van deze vormingen, ongeacht de vormingscyclus.".
1° onderdeel 3° wordt vervangen door de volgende tekst :
"3° de kandidaat die hetzij in de twaalf maanden die voorafgaan aan de dag van de dienstneming, hetzij in het academiejaar of schooljaar dat voorafgaat aan de dienstneming indien het een kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving of een kandidaat-beroepsonderofficier aanvaard in een school voor onderofficieren betreft, de hoedanigheid verloren heeft van kandidaat-militair korte termijn of van kandidaatmilitair van het actief kader, in dezelfde of in een lagere personeelscategorie, behalve indien hij gereïntegreerd wordt in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van kandidaat;";
2° het artikel wordt aangevuld als volgt :
"4° de kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving en de kandidaat-beroepsonderofficier aanvaard in een school voor onderofficieren, die reeds tweemaal tijdens deze vormingen in een vormingsjaar niet geslaagd is, indien hij opnieuw kandidaat is voor één van deze vormingen, ongeacht de vormingscyclus.".
Art.2. A l'article 4 de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 relatif aux engagements et rengagements des candidats militaires du cadre actif, modifié par l'arrêté royal du 11 août 1994, sont apportées les modifications suivantes :
1° le 3° est remplacé par le texte suivant :
" 3° le candidat qui, soit dans un délai de douze mois précédant la date de l'engagement, soit durant l'année académique ou scolaire qui précède l'engagement s'il s'agit d'un candidat officier de carrière du recrutement normal ou complémentaire ou d'un candidat sous-officier de carrière admis dans une école de sous-officiers, a perdu la qualité de candidat militaire court terme ou de candidat militaire du cadre actif, dans la même catégorie de personnel ou dans une catégorie inférieure, sauf s'il est réintégré dans sa qualité originelle de candidat; ";
2° l'article est complété comme suit :
" 4° le candidat officier de carrière du recrutement normal ou complémentaire ou le candidat sous-officier de carrière admis dans une école de sous-officiers, qui a déjà échoué deux fois dans une année de formation au cours de ces formations, s'il est de nouveau candidat pour une de ces formations, sans tenir compte du cycle de formation. ".
1° le 3° est remplacé par le texte suivant :
" 3° le candidat qui, soit dans un délai de douze mois précédant la date de l'engagement, soit durant l'année académique ou scolaire qui précède l'engagement s'il s'agit d'un candidat officier de carrière du recrutement normal ou complémentaire ou d'un candidat sous-officier de carrière admis dans une école de sous-officiers, a perdu la qualité de candidat militaire court terme ou de candidat militaire du cadre actif, dans la même catégorie de personnel ou dans une catégorie inférieure, sauf s'il est réintégré dans sa qualité originelle de candidat; ";
2° l'article est complété comme suit :
" 4° le candidat officier de carrière du recrutement normal ou complémentaire ou le candidat sous-officier de carrière admis dans une école de sous-officiers, qui a déjà échoué deux fois dans une année de formation au cours de ces formations, s'il est de nouveau candidat pour une de ces formations, sans tenir compte du cycle de formation. ".
Art.3. Artikel 26, § 2, van het koninklijk besluit van 7 februari 1994 betreffende de voortgezette vorming van de lagere officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven, door de beroepsofficieren van de krijgsmacht af te leggen met het oog op de bevordering tot de graad van majoor of tot een gelijkwaardige graad, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 maart 1997, wordt aangevuld met het volgende lid :
"In afwijking van § 1, derde lid, kunnen de kandidaten die niet geslaagd zijn voor de schriftelijke proef over de fase "intermachten" bedoeld in artikel 22, deze opnieuw afleggen op zijn vroegst na een maand en uiterlijk binnen een termijn van drie maanden na het afleggen van deze proef, op de datum vastgesteld door de commandant van het instituut, zonder dat aan hen nog bijkomende cursussen worden gegeven over de stof van deze fase.".
"In afwijking van § 1, derde lid, kunnen de kandidaten die niet geslaagd zijn voor de schriftelijke proef over de fase "intermachten" bedoeld in artikel 22, deze opnieuw afleggen op zijn vroegst na een maand en uiterlijk binnen een termijn van drie maanden na het afleggen van deze proef, op de datum vastgesteld door de commandant van het instituut, zonder dat aan hen nog bijkomende cursussen worden gegeven over de stof van deze fase.".
Art.3. L'article 26, § 2, de l'arrêté royal du 7 février 1994 relatif à la formation continuée des officiers subalternes du cadre actif des forces armées et aux épreuves professionnelles imposées aux officiers de carrière des forces armées en vue de l'avancement au grade de major ou à un grade équivalent, remplacé par l'arrêté royal du 18 mars 1997, est complété par l'alinéa suivant :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 3, les candidats qui n'ont pas réussi l'épreuve écrite sur la phase " interforces " visée à l'article 22, peuvent la représenter au plus tôt après un mois et au plus tard dans les trois mois suivant la présentation de cette épreuve, à la date fixée par le commandant de l'institut, sans qu'il leur soit encore donné des cours complémentaires sur la matière de cette phase. ".
" Par dérogation au § 1er, alinéa 3, les candidats qui n'ont pas réussi l'épreuve écrite sur la phase " interforces " visée à l'article 22, peuvent la représenter au plus tôt après un mois et au plus tard dans les trois mois suivant la présentation de cette épreuve, à la date fixée par le commandant de l'institut, sans qu'il leur soit encore donné des cours complémentaires sur la matière de cette phase. ".
Art.4. Een artikel 26bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd in hetzelfde besluit :
"Artikel 26bis. De officier die definitief niet geslaagd is voor de proef bedoeld in artikel 26, § 2, verliest automatisch de hoedanigheid van officier-stagiair." .
"Artikel 26bis. De officier die definitief niet geslaagd is voor de proef bedoeld in artikel 26, § 2, verliest automatisch de hoedanigheid van officier-stagiair." .
Art.4. Un article 26bis, rédigé comme suit, est inséré dans le même arrêté :
" Art. 26bis. L'officier qui a subi un échec définitif pour l'épreuve visée à l'article 26, § 2, perd automatiquement la qualité d'officier stagiaire. ".
" Art. 26bis. L'officier qui a subi un échec définitif pour l'épreuve visée à l'article 26, § 2, perd automatiquement la qualité d'officier stagiaire. ".
Art.5. Artikel 3, 3°, van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader wordt vervangen door de volgende tekst :
"3° indien hij militair korte termijn is :
a) voor de werving in dezelfde personeelscategorie, ten minste tien maanden werkelijke dienst vervuld hebben als militair korte termijn en, bovendien, indien hij kandidaat-vrijwilliger is, aanvaard worden voor dezelfde functie en eenheid;
b) voor de werving in een hogere personeelscategorie, ten minste geslaagd zijn in de basisopleidingsfase bedoeld in artikel 10, tweede lid, 1°, a) van de wet van 20 mei 1994 houdende statuut van de militairen korte termijn of in de vorming vastgesteld door de stafchef van het krijgsmachtdeel indien hij vrijgesteld is van de basisopleidingsfase;
c) ten minste een volledige dienstneming in die hoedanigheid hebben volbracht indien aan de voorwaarden vermeld in a) of b) niet wordt voldaan.".
"3° indien hij militair korte termijn is :
a) voor de werving in dezelfde personeelscategorie, ten minste tien maanden werkelijke dienst vervuld hebben als militair korte termijn en, bovendien, indien hij kandidaat-vrijwilliger is, aanvaard worden voor dezelfde functie en eenheid;
b) voor de werving in een hogere personeelscategorie, ten minste geslaagd zijn in de basisopleidingsfase bedoeld in artikel 10, tweede lid, 1°, a) van de wet van 20 mei 1994 houdende statuut van de militairen korte termijn of in de vorming vastgesteld door de stafchef van het krijgsmachtdeel indien hij vrijgesteld is van de basisopleidingsfase;
c) ten minste een volledige dienstneming in die hoedanigheid hebben volbracht indien aan de voorwaarden vermeld in a) of b) niet wordt voldaan.".
Art.5. L'article 3, 3°, de l'arrêté royal du 11 août 1994 relatif au recrutement et à la formation des candidats militaires du cadre actif est remplacé par le texte suivant :
" 3° s'il est militaire court terme :
a) pour le recrutement dans la même catégorie de personnel, avoir accompli au moins dix mois de service actif comme militaire court terme et, en outre, s'il est candidat volontaire, être admis pour la même fonction et unité;
b) pour le recrutement dans une catégorie supérieure de personnel, au moins avoir réussi la phase d'instruction de base visée à l'article 10, alinéa 2, 1°, a) de la loi du 20 mai 1994 portant statut des militaires court terme ou la formation fixée par le chef d'état-major de la force s'il est dispensé de la phase d'instruction de base;
c) avoir accompli au moins un engagement complet dans cette qualité si les conditions mentionnées en a) ou b) ne sont pas remplies. ".
" 3° s'il est militaire court terme :
a) pour le recrutement dans la même catégorie de personnel, avoir accompli au moins dix mois de service actif comme militaire court terme et, en outre, s'il est candidat volontaire, être admis pour la même fonction et unité;
b) pour le recrutement dans une catégorie supérieure de personnel, au moins avoir réussi la phase d'instruction de base visée à l'article 10, alinéa 2, 1°, a) de la loi du 20 mai 1994 portant statut des militaires court terme ou la formation fixée par le chef d'état-major de la force s'il est dispensé de la phase d'instruction de base;
c) avoir accompli au moins un engagement complet dans cette qualité si les conditions mentionnées en a) ou b) ne sont pas remplies. ".
Art.6. In artikel 9 van het koninklijk besluit van 28 juli 1995 betreffende de beoordelingsprocedure voor de militairen van het actief kader en van het reservekader wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 2bis. Wanneer de beoordeelde officier tewerkgesteld is aan een leerstoel van de Koninklijke Militaire School, wordt door het hoofd van de betrokken leerstoel een advies verleend door de evaluatienota in te vullen na het evaluatiegesprek.
Wanneer het hoofd van de betrokken leerstoel evenwel een officier is die aan de voorwaarden bepaald in artikel 4 beantwoordt, handelt hij in de hoedanigheid van eerste beoordelaar.
In het geval bedoeld in het eerste lid is de eerste beoordelaar een hoofdofficier adjunct van de studiedirecteur, die de evaluatienota invult, met uitzondering van het evaluatiegesprek, waaraan het document bedoeld in het eerste lid wordt gehecht.
De tweede beoordelaar is de officier studiedirecteur, of bij diens ontstentenis, de commandant van de School.".
"§ 2bis. Wanneer de beoordeelde officier tewerkgesteld is aan een leerstoel van de Koninklijke Militaire School, wordt door het hoofd van de betrokken leerstoel een advies verleend door de evaluatienota in te vullen na het evaluatiegesprek.
Wanneer het hoofd van de betrokken leerstoel evenwel een officier is die aan de voorwaarden bepaald in artikel 4 beantwoordt, handelt hij in de hoedanigheid van eerste beoordelaar.
In het geval bedoeld in het eerste lid is de eerste beoordelaar een hoofdofficier adjunct van de studiedirecteur, die de evaluatienota invult, met uitzondering van het evaluatiegesprek, waaraan het document bedoeld in het eerste lid wordt gehecht.
De tweede beoordelaar is de officier studiedirecteur, of bij diens ontstentenis, de commandant van de School.".
Art.6. Dans l'article 9 de l'arrêté royal du 28 juillet 1995 relatif à la procédure d'appréciation des militaires du cadre actif et du cadre de réserve, un § 2bis est inséré, rédigé comme suit :
" § 2bis. Lorsque l'officier évalué est employé dans une chaire de l'Ecole royale militaire, le chef de la chaire concernée émet un avis en remplissant la note d'évaluation après l'entretien d'évaluation.
Toutefois, lorsque le chef de la chaire concernée est un officier qui répond aux conditions définies à l'article 4, il agit en qualité de premier évaluateur.
Dans le cas visé à l'alinéa 1er, le premier évaluateur est un officier supérieur adjoint du directeur des études, qui remplit la note d'évaluation, à l'exception de l'entretien d'évaluation, à laquelle le document visé à l'alinéa 1er est joint.
Le deuxième évaluateur est l'officier directeur des études ou, à son défaut, le commandant de l'Ecole. ".
" § 2bis. Lorsque l'officier évalué est employé dans une chaire de l'Ecole royale militaire, le chef de la chaire concernée émet un avis en remplissant la note d'évaluation après l'entretien d'évaluation.
Toutefois, lorsque le chef de la chaire concernée est un officier qui répond aux conditions définies à l'article 4, il agit en qualité de premier évaluateur.
Dans le cas visé à l'alinéa 1er, le premier évaluateur est un officier supérieur adjoint du directeur des études, qui remplit la note d'évaluation, à l'exception de l'entretien d'évaluation, à laquelle le document visé à l'alinéa 1er est joint.
Le deuxième évaluateur est l'officier directeur des études ou, à son défaut, le commandant de l'Ecole. ".
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998, met uitzondering van de artikelen 3 en 4 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997.
Art.7. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 1998, à l'exception des articles 3 et 4 qui produisent leurs effets le 1er septembre 1997.
Art. 8. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 januari 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landsverdediging,
J.-P. PONCELET
Gegeven te Brussel, 30 januari 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landsverdediging,
J.-P. PONCELET
Art. 8. Notre Ministre de la Défense nationale est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 30 janvier 1998.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Défense nationale,
J.-P. PONCELET
Donné à Bruxelles, le 30 janvier 1998.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Défense nationale,
J.-P. PONCELET