Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
10 JUNI 1997. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van regionale preventiecellen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-07-1997 en tekstbijwerking tot 24-06-2003)
Titre
10 JUIN 1997. - Arrêté du Gouvernement flamand portant subventionnement des cellules régionales de prévention. (TRADUCTION). (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 05-07-1997 et mise à jour au 24-06-2003)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (20)
Texte (20)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
CHAPITRE I. - Définitions.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het KMO-beleid,
  2° de administratie : de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
  3° kleine onderneming (KO) : een onderneming die minder dan 50 werknemers telt en waarvan de exploitatiezetel gevestigd is in het Vlaamse Gewest;
  4° regionale preventiecel : vereniging die tot doel heeft kleine ondernemingen aan te sporen tot een beleid gericht op het voorkomen van moeilijkheden die hun levensvatbaarheid kunnen bedreigen.
Article 1. Au sens du présent arrêté on entend par :
  1° le Ministre : le Ministre flamand chargé de la politique des PME.;
  2° l'administration : l'administration de l'Economie du département de l'Economie, de l'Emploi, des Affaires intérieures et de l'Agriculture du Ministère de la Communauté flamande;
  3° petite entreprise (PE) : une entreprise occupant moins de 50 travailleurs et dont le siège d'exploitation est établi en Région flamande;
  4° cellule régionale de prévention : association ayant pour but d'inciter les petites entreprises à mettre en place une politique visant à prévenir des difficultés susceptibles de compromettre leur viabilité.
HOOFDSTUK II. - Aanvraagprocedure.
CHAPITRE II. - Procédure de demande.
Art.2. De initiatiefnemende organisatie die een regionale preventiecel wenst te starten, kan een subsidieaanvraag indienen.
  Hiervoor richt zij een aanvraag aan de minister, en verschaft zij alle aanvullende inlichtingen op eenvoudig verzoek van de minister of de administratie.
  De administratie onderzoekt of aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 4 en 5 van dit besluit voldaan is, en doet aan de minister een gemotiveerd voorstel tot subsidiëring als regionale preventiecel.
  Als meerdere initiatiefnemende organisaties een subsidiëringsaanvraag hebben ingediend voor een regionale preventiecel in een arrondissement, dient de administratie het advies van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) in te winnen voordat zij een subsidiëringsvoorstel aan de minister voorlegt.
Art.2. L'organisation initiatrice qui a l'intention de créer une cellule régionale de prévention peut présenter une demande de subventions.
  Elle adresse la demande au Ministre et fournit tout renseignement complémentaire sur simple demande du Ministre ou de l'administration.
  L'administration vérifie s'il est satisfait aux conditions prescrites aux articles 4 et 5 du présent arrêté et fait au Ministre une proposition motivée de subventionnement à titre de cellule régionale de prévention.
  Si plusieurs organisations initiatrices ont présenté une demande de subventions au bénéfice d'une cellule régionale de prévention dans un arrondissement, l'administration recueille l'avis du Conseil socio-économique de la Flandre (SERV) avant de soumettre une proposition de subventions au Ministre.
Art.3. Per arrondissement kan de minister ten hoogste één regionale preventiecel subsidiëren.
Art.3. Le Ministre peut subventionner au maximum une cellule régionale de prévention par arrondissement.
Art.4. Om gesubsidieerd te kunnen worden en te blijven als regionale preventiecel moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden :
  1° Voorwaarden aangaande de rechtspersoonlijkheid :
  a) De regionale preventiecel moet opgericht worden in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
  b) In de statuten moet worden ingeschreven dat de representatieve organisaties van de werkgevers, de werknemers, de middenstand en de landbouw die in de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigd zijn, alsmede ieder streekplatform dat actief is in werkingsgebied van een regionale preventiecel, uitgenodigd zullen worden om in de algemene vergadering van de vzw. te zetelen. Bij de subsidiëringsaanvraag moet de samenstelling van de algemene vergadering worden gevoegd.
  2° voorwaarden aangaande de werking :
  a) In de statuten moet duidelijk worden ingeschreven dat de samenwerking tussen de preventiecel en de kleine onderneming steeds op vrijwillige basis zal gebeuren en dat het initiatief van de kleine onderneming moet uitgaan.
  b) In de statuten moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de preventiecel geen ruchtbaarheid mag geven aan de gegevens of feiten waarvan zij in het kader van een dossierbehandeling kennis heeft gekregen en dat de preventiecel zich verbindt tot een zorgvuldige discretieplicht.
  c) De raad van bestuur en de algemene vergadering dienen de algemene beleidslijnen van de vereniging uit te zetten maar mogen in geen enkel opzicht ingrijpen in individuele begeleidingsopdrachten.
  d) De preventiecel moet er zich toe verbinden semestrieel de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid een verslag te bezorgen over haar werkzaamheden. Dit verslag moet minimaal een statistisch overzicht bevatten omtrent het aantal kleine ondernemingen die een beroep hebben gedaan op begeleiding, een vooruitgangsrapportering omtrent de begeleide ondernemingen en een beschrijving van de vastgestelde structurele problemen bij kleine ondernemingen.
  3° Het werkingsgebied van een regionale preventiecel moet samenvallen met één of meerdere arrondissementen.
  4° De preventiecel moet bij haar aanvraag een duidelijke projectbeschrijving voegen.
  De projectbeschrijving dient een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van het concept dat zal worden gehanteerd bij de begeleiding van kleine ondernemingen.
  De volgende elementen dienen hierbij aangegeven te worden :
  a) de doelstellingen;
  b) de methodiek;
  c) het beoogde werkingsgebied met het aantal KO's;
  d) coördinaten en curriculum vitae van de personeelsleden van de initiatiefnemende organisatie die belast zullen worden met de begeleiding van de KO's;
  5° De aanvraag moet een gedetailleerde weergave van het geraamde budget bevatten.
Art.4. Pour que la cellule régionale de prévention puisse obtenir et conserver les subventions, elle doit répondre aux conditions suivantes :
  1° conditions relatives à la personnalité juridique :
  a) la cellule régionale de prévention doit être constituée sous la forme d'une association sans but lucratif;
  b) les statuts doivent stipuler que les organisations représentatives des employeurs, des travailleurs, des classes moyennes et de l'agriculture siégeant au Conseil socio-économique de la Flandre ainsi que toute plate-forme régionale active dans la zone desservie par la cellule régionale de prévention, seront invitées à assister à l'assemblée générale de l'asbl.. La demande de subventions doit être accompagnée de la composition de l'assemblée générale;
  2° conditions relatives au fonctionnement :
  a) les statuts doivent préciser que la coopération entre la cellule de prévention et la petite entreprise a un caractère volontaire et que l'initiative doit émaner de la petite entreprise;
  b) les statuts doivent stipuler explicitement que la cellule de prévention ne pourra pas divulguer les renseignements ou faits du dossier dont elle a eu connaissance et qu'elle s'engagera à observer une discrétion absolue;
  c) le conseil d'administration et l'assemblée générale formulent les orientations de l'association mais ne peuvent en aucun cas intervenir dans les missions d'accompagnement individuel;
  d) la cellule de prévention doit s'engager à transmettre chaque semestre à la Commission flamande de politique préventive en matière d'entreprises un rapport d'activité. Ce rapport doit comprendre au moins un apercu statistique du nombre de petites entreprises ayant eu recours à l'accompagnement, un rapport sur l'état d'avancement de l'accompagnement des entreprises et une description des problèmes structurels auxquels sont confrontés les petites entreprises;
  3° la zone desservie par la cellule régionale de prévention doit coïncider avec un ou plusieurs arrondissements;
  4° la cellule de prévention doit joindre à sa demande une description précise du projet.
  La description du projet détaillera autant que possible le concept qui présidera à l'accompagnement des petites entreprises.
  Les éléments suivants doivent être mentionnés :
  a) les objectifs;
  b) la méthodologie;
  c) la zone desservie envisagée et le nombre de PE;
  d) les coordonnées et le curriculum vitae du personnel de l'organisation initiatrice qui sera chargé de l'accompagnement des PE;
  5° la demande comprendra une estimation détaillée du budget.
Art. 4bis. <INGEVOEGD bij BVR 1997-11-25/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-12-1997> § 1. De aanvragen tot subsidiëring zoals vermeld in artikel 2 van dit besluit kunnen ingediend worden tot 31 december 1997.
  § 2. De minister kan voor een arrondissement een nieuwe aanvraagronde openen onder de voorwaarden vermeld in dit besluit :
  1° Indien in een arrondissement na de beslissing van de minister tot subsidiëring van de regionale preventiecellen op basis van de voorstellen ingediend binnen de periode voorzien in § 1 van dit artikel, geen regionale preventiecel gesubsidieerd wordt;
  2° Indien een gesubsidieerde regionale preventiecel beslist haar werkzaamheden stop te zetten;
  3° Indien een gesubsidieerde regionale preventiecel niet langer de voorwaarden naleeft die haar opgelegd worden in dit besluit waardoor de subsidiëring wordt stopgezet of ingetrokken;
  De periode waarbinnen deze aanvraag moet ingediend worden, wordt bepaald door de minister.
Art. 4bis. § 1er. Les demandes de subventions, telles que visées à l'article 2 du présent arrêté peuvent être introduites jusqu'au 31 décembre 1997.
  § 2. Le Ministre peut ouvrir un second tour de demandes pour un arrondissement, aux conditions précisées dans le présent arrêté :
  1° si, dans un arrondissement, après la décision du Ministre quant au subventionnement des cellules de prévention régionales sur base des propositions soumises dans le délai prévu au § 1er du présent article, aucune cellule de prévention régionale n'est subventionnée;
  2° si une cellule de prévention régionale décide de cesser ses activités;
  3° si une cellule de prévention régionale subventionnée ne remplit plus les conditions imposées par le présent arrêté, ce qui donne lieu à la cessation ou au retrait des subventions.
  Le délai d'introduction de la nouvelle demande sera fixé par le Ministre.
HOOFDSTUK III. - Projectperiode en subsidiëring.
CHAPITRE III. - Période de projet et subventionnement.
Art.5. De projectperiode bedraagt 3 jaar.
  In de loop van het derde werkingsjaar kan de initiatiefnemende organisatie de verlenging van de subsidiëring aanvragen.
  Bij de beoordeling van deze verlengingsaanvraag zal de administratie in haar advies aan de minister rekening houden met de mogelijkheid en de resultaten van het lopende project. (De minister bepaalt de duur en de voorwaarden van die verlenging.)
Art.5. La période de projet est de 3 ans.
  Au cours de la troisième année d'activité, l'organisation initiatrice peut demander la prorogation du subventionnement.
  Dans son avis émis à l'occasion de l'appréciation de la demande de prorogation, l'administration tiendra compte de la fiabilité et des résultats du projet en cours. (Le Ministre détermine la durée et les conditions de cette prorogation.)
Art.6. § 1. Voor zover daarvoor voldoende kredieten zijn voorzien op de begroting van het FEERR-KO, mag de bevoegde minister een subsidie toekennen voor een projectperiode van 3 jaar die 50 % van de totale kosten gemaakt door de initiatiefnemende organisatie bedraagt, met een maximum van (61973,38 euro (eenenzestigduizend negenhonderd drieënzeventig euro achtendertig cent)) per werkingsjaar.
  § 2. De subsidie is cumuleerbaar met andere subsidies die worden verstrekt in het kader van een specifiek regionaal economisch programma.
  (§ 3. Tijdens de duur van de verlenging kent de minister per werkingsjaar een subsidie toe die 50 % van de totale kosten, gemaakt door de initiatiefnemende organisatie, bedraagt, met een maximum van 61973,38 euro (eenenzestigduizend negenhonderd drieënzeventig euro achtendertig cent).)
Art.6. § 1. Dans les limites des crédits inscrits au budget du FEERR-KO, le Ministre compétent peut allouer une subvention pour une période de projet de 3 ans qui s'élève à 50 % des dépenses totales engagées par l'organisation initiatrice, plafonnée à (61.973,38 euros " (soixante et un mille neuf cent septante-trois euros trente-huit cents)) par année d'activité.
  § 2. La subvention est cumulable avec d'autres subventions qui sont octroyées dans le cadre d'un programme économique régional spécifique.
  (§ 3. Au cours de la prorogation, le Ministre accorde par exercice, une subvention de 50 % de frais globaux exposés par l'organisation initiatrice, plafonnée à 61.973,38 euros (soixante en un mille neuf cent septante-trois euros trente-huit cents).)
HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de subsidie.
CHAPITRE IV. - Liquidation de la subvention.
Art.7. § 1. De toegekende steun voor een project wordt als volgt uitbetaald :
  Een eerste schijf van 30 % wordt uitbetaald na de ondertekening van het ministerieel besluit en na indiening van een vordering.
  Een tweede schijf van 30 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het activiteitenverslag van het eerste werkingsjaar.
  Een derde schijf van 30 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het activiteitenverslag van het tweede werkingsjaar.
  Het saldo van 10 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het activiteitenverslag van het derde werkingsjaar.
  § 2. Het activiteitenverslag moet de uitvoering van het project nauwkeurig weergeven. Het dient de volgende elementen te bevatten :
  1° Een evaluatie met een statistisch overzicht van de ondernemingen die werden begeleid, een rapportering over de vooruitgang die werd geboekt bij de begeleide ondernemingen, een beschrijving van de vastgestelde structurele problemen bij kleine ondernemingen en een beschrijving van de problemen die de preventiecel ondervindt bij haar werking en die dienstig zijn bij de verdere uittekening van het Vlaamse beleid terzake.
  2° Een toetsing aan de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden.
  3° Een financieel verslag over het voorbije werkingsjaar waarin de initiatiefnemende organisatie een verantwoording aflegt over de aanwending van het toegekende bedrag. Daartoe houdt zij de gedetailleerde boekhouding bij van alle uitgaven verbonden aan het project.
  (§ 2bis. De minister bepaalt de wijze van de uitbetaling van de subsidie.)
Art.7. § 1. L'aide allouée à un projet est liquidée comme suit :
  Une première tranche de 30 % est réglée après la signature de l'arrêté ministériel et sur présentation d'une créance.
  Une deuxième tranche de 30 % est réglée après approbation par le Ministre du rapport d'activité de la première année d'activité.
  Une troisième tranche de 30 % est réglée après approbation par le Ministre du rapport d'activité de la deuxième année d'activité.
  Le solde de 10 % est liquidé après approbation par le Ministre du rapport d'activité de la troisième année d'activité.
  § 2. Le rapport d'activité détaillera l'exécution du projet et contiendra les éléments suivants :
  1° une évaluation comportant un aperçu statistique des entreprises faisant l'objet d'un accompagnement, un rapport sur les progrès réalisés dans les entreprises accompagnées, une description des problèmes structurels auxquels sont confrontées les petites entreprises et une description des problèmes de fonctionnement auxquels doit faire face la cellule de prévention et qui seront utiles à l'optimisation de la politique flamande en la matière;
  2° une vérification du respect des conditions de subventionnement;
  3° un rapport financier portant sur l'année d'activité écoulée contenant une justification de la part de l'organisation initiatrice concernant l'affectation du montant attribué. A cet effet, elle tient une comptabilité détaillée de toutes les dépenses faites dans le cadre du projet.
  (§ 2bis. Le Ministre détermine le mode de paiement de la subvention.)
HOOFDSTUK V. - Controle.
CHAPITRE V. - Contrôle.
Art.8. De administratie is belast met de controle op de aanwending van de subsidie.
  Het totale door het Gewest uitgekeerde bedrag kan in geen geval 50 % overschrijden van de totale verantwoorde uitgaven voor het project tijdens ieder werkingsjaar van de projectperiode. Indien bij de eindafrekening blijkt dat de reeds door het Gewest gestorte sommen dit maximum overschrijden, dient de initiatiefnemende organisatie het te veel uitgekeerde bedrag onmiddellijk terug te betalen.
Art.8. L'administration est chargée du contrôle de l'affectation de la subvention.
  Le montant global octroyé par la Région ne peut en aucun cas dépasser les 50 % des dépenses totales justifiées pour le projet au cours de chaque année d'activité de la période de projet. S'il résulte du décompte final que les sommes déjà versées par la Région excèdent ce maximum, l'organisation initiatrice doit rembourser immédiatement le trop-perçu.
Art.9. De verdere subsidiëring wordt stopgezet als blijkt dat de subsidiëringsvoorwaarden niet worden nageleefd of vanaf het tweede werkingsjaar per begeleidingsadviseur en per werkingsjaar minder dan 50 kleine ondernemingen worden begeleid waarvan op basis van een financiële analyse kan worden verondersteld dat zij met continuïteitsproblemen kampen.
Art.9. Il est mis fin à l'octroi de subventions s'il est constaté que les conditions de subventionnement ne sont plus respectées ou qu'à partir de la deuxième année d'activité, par consultant et par année d'activité, moins de 50 petites entreprises font l'objet d'un accompagnement, entreprises au sujet desquelles une analyse financière fait apparaître des problèmes de continuité.
HOOFDSTUK VI. - Bijdrage van de KO's.
CHAPITRE VI. - Contribution des PE.
Art.10. De regionale preventiecel dient de kleine ondernemingen die om begeleiding of advies verzoeken een deelname in de kosten van de regionale preventiecel op te leggen. De totale ontvangsten uit de begeleiding of adviesverlening dienen vanaf het derde werkingsjaar minimaal (15 %) van de totale middelen van de regionale preventiecel te bedragen.
Art.10. La cellule régionale de prévention est tenue d'imposer aux petites entreprises sollicitant un accompagnement ou une consultation, une participation dans ses frais. Les recettes globales résultant des activités d'accompagnement et de consultation doivent constituer à partir de la troisième année d'activité au moins (15 %) des moyens totaux de la cellule régionale de prévention.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
CHAPITRE VII. - Dispositions finales.
Art.11. Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art.11. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het KMO-beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel 10 juni 1997.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media,
  E. VAN ROMPUY
Art. 12. Le Ministre flamand qui a la politique des PME dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Bruxelles, le 10 juin 1997.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  L. VAN DEN BRANDE
  Le Ministre flamand de l'Economie, des PME, de l'Agriculture et des Médias,
  E. VAN ROMPUY