Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
25 JUNI 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Titre
25 JUIN 1997. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 3 novembre 1969 déterminant pour le personnel navigant de l'aviation civile les règles spéciales pour l'ouverture du droit à la pension et les modalités spéciales d'application de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés.
Informations sur le document
Numac: 1997022489
Datum: 1997-06-25
Info du document
Numac: 1997022489
Date: 1997-06-25
Tekst (7)
Texte (7)
Artikel 1. In artikel 5, § 1, vierde lid, in fine worden de woorden "§ 1, van datzelfde artikel 22" vervangen door de woorden "§ 1, 1° van datzelfde artikel 22".
Article 1. A l'article 5, § 1er, alinéa 4, in fine, du même arrêté, les termes " § 1er, de ce même article 22 " sont remplacés par les termes " § 1er, 1° de ce même article 22 ".
Art.2. In artikel 15, § 2, 2° van hetzelfde besluit worden na de woorden "voor het vliegend personeel" de woorden "en de werkgever" toegevoegd.
Art.2. A l'article 15, § 2, 2° du même arrêté, les mots " et l'employeur " sont insérés entre les mots " le personnel navigant " et les mots " par l'article 22 ".
Art.3. In artikel 17, § 1, van datzelfde besluit worden tussen de woorden "voor het vliegend personeel" en de woorden "is voorzien" de woorden "en de werkgever" ingevoegd.
Art.3. A l'article 17, § 1er du même arrêté, les mots " et l'employeur " sont insérés entre les mots " pour le personnel navigant " et les mots " par l'article 22 ".
Art.4. Artikel 22 van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 juli 1995, wordt opnieuw vervangen als volgt :
" Art. 22 § 1. Naast de voor de pensioenen bestemde persoonlijke en patronale bijdragen, die de werkgever aan de Rijksdienst voor Sociale zekerheid moet storten, is diezelfde werkgever een bijkomende bijdrage verschuldigd welke bestemd is om de bijzondere voordelen te financieren die door dit besluit ten voordele van het vliegend personeel voorziet. Die bijkomende bijdrage wordt deels door de werknemer en deels door de werkgever gedragen en is vastgesteld op :
a) wat het aandeel van de werknemer betreft :
1° 4,38 pct. van het bedrag van zijn loon, zonder dat rekening gehouden wordt met het loongedeelte dat, per maand, het maximumbedrag vastgesteld in art. 17, § 1, 2°, a) van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders overtreft;
2° 14,12 pct. van het loongedeelte dat, per maand, het in 1° beoogde maximumbedrag overtreft, zonder dat rekening wordt gehouden met het gedeelte dat, per maand, het produkt van de vermenigvuldiging van dit maximumbedrag met 2 of 1,5, naargelang het een lid van het stuurpersoneel of een lid van het cabinepersoneel betreft, overtreft.
Het in 1° beoogde bijdragepercentage wordt vastgesteld op 7,50 pct., 7,60 pct., 7,91 pct., 8,43 pct., 8,95 pct. en 9,38 pct. en datgene beoogd in 2° wordt vastgesteld op 10,50 pct., 10,65 pct., 11,09 pct., 11,82 pct., 12,55 pct., en 13,12 pct. respectievelijk vanaf 1 januari 1974, 1 juli 1975, 1 juli 1980, 1 januari 1981, 1 januari 1982 en van 1 januari 1983 tot 31 maart 1984.
b) wat het aandeel van de werkgever betreft :
1° 6,12 pct. van het loonbedrag van het lid van het vliegend personeel, zonder dat rekening gehouden wordt met het loongedeelte dat, per maand het onder a) 1°, beoogde maximumbedrag overtreft;
2° 10,38 pct. van het gedeelte van het loon van het lid van het vliegend personeel dat, per maand, het onder a) 1° beoogde maximumbedrag overtreft, zonder dat rekening gehouden wordt met het gedeelte dat per maand het produkt van de vermenigvuldiging van dit maximumbedrag met 2 of 1,5 naargelang het een lid van het stuurpersoneel of een lid van het cabinepersoneel betreft, overtreft.
Het in 1° beoogde bijdragepercentage wordt vastgesteld op 10,50 pct., 10,65 pct., 11,09 pct., 11,82 pct., 12,55 pct. en 13,12 pct. en datgene beoogd in 2° wordt vastgesteld op 7,50 pct., 7,60 pct., 7,91 pct., 8,43 pct., 8,95 pct. en 9,38 pct., respectievelijk vanaf 1 januari 1974, 1 juli 1975, 1 juli 1980, 1 januari 1981, 1 januari 1982 en van 1 januari 1983 tot 31 maart 1984.
Het onder a), 1°, beoogde maximumbedrag zal in geen geval groter zijn dan het bedrag dat op 1 januari 1975 werd vastgesteld met toepassing van artikel 17, § 1, 2°, a) van voornoemde wet van 27 juni 1969, onafgezien evenwel de verhogingen die voortvloeien, enerzijds uit de toepassing op 1 januari van ieder jaar van de herwaarderingscoëfficiënt welke de Koning, krachtens voornoemde beschikkingen door een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt, en, anderzijds uit de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het onder a), 1° beoogde maximumbedrag is gekoppeld aan spilindex 114,20.
Het is afhankelijk van spilindexen behorend tot een reeks waarvan de eerste 114,20 is en elk van de volgende bekomen wordt door de voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. Voor de berekening van elke spilindex worden de delen van hondersten van een punt afgerond op het naasthogere honderdste of verwaarloosd naargelang zij al dan niet 50 pct. van een honderste bereiken.
Iedere maal dat het gemiddelde van de overeenkomstig het volgend lid berekende indexcijfers van twee opeenvolgende maanden een der spilindexen bereikt of er op teruggebracht wordt, wordt het maximumbedrag gekoppeld aan de spilindex 114,20 opnieuw berekend door de coëfficiënt 1,02n, erop toe te passen, waarin n de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt. Te dien einde wordt iedere spilindex aangeduid met een volgnummer dat zijn rang opgeeft; het nummer 1 duidt de spilindex aan die volgt op de spilindex 114,20. Voor het berekenen van de coëfficiënt 1,02n worden de breuken van een tienduizendste van een eenheid afgerond tot het hogere tienduizendste of weggelaten, naargelang zij al dan niet 50 pct. van een tienduizendste bereiken.
Voor de toepassing van het voorgaande lid wordt als het indexcijfer der consumptieprijzen van een bepaalde maand beschouwd het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van die maand en de drie daaraan voorafgaande maanden.
De verhoging of de vermindering wordt toegepast met ingang van het kalenderkwartaal dat volgt op het einde van de periode van twee opeenvolgende maanden tijdens welke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
De frankgedeelten van het verhoogde of verlaagde maximumbedrag worden weggelaten wanneer die gedeelten geen vijftig centimes bedragen; zij worden voor een frank gerekend wanneer zij vijftig centimes of meer bedragen.
Wanneer het verhoogde of verlaagde maximumbedrag niet deelbaar is door 25, wordt dat maximumbedrag, in geval van verhoging, gebracht tot het onmiddellijk hoger bedrag dat deelbaar is door 25 en in geval van verlaging, teruggebracht tot het onmiddellijk lager bedrag dat deelbaar is door 25.
§ 2. De onder a) en b) beoogde bijdragepercentages kunnen slechts gewijzigd worden na advies van het Nationaal Paritair Comité voor de handelsluchtvaart.
" Art. 22 § 1. Naast de voor de pensioenen bestemde persoonlijke en patronale bijdragen, die de werkgever aan de Rijksdienst voor Sociale zekerheid moet storten, is diezelfde werkgever een bijkomende bijdrage verschuldigd welke bestemd is om de bijzondere voordelen te financieren die door dit besluit ten voordele van het vliegend personeel voorziet. Die bijkomende bijdrage wordt deels door de werknemer en deels door de werkgever gedragen en is vastgesteld op :
a) wat het aandeel van de werknemer betreft :
1° 4,38 pct. van het bedrag van zijn loon, zonder dat rekening gehouden wordt met het loongedeelte dat, per maand, het maximumbedrag vastgesteld in art. 17, § 1, 2°, a) van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders overtreft;
2° 14,12 pct. van het loongedeelte dat, per maand, het in 1° beoogde maximumbedrag overtreft, zonder dat rekening wordt gehouden met het gedeelte dat, per maand, het produkt van de vermenigvuldiging van dit maximumbedrag met 2 of 1,5, naargelang het een lid van het stuurpersoneel of een lid van het cabinepersoneel betreft, overtreft.
Het in 1° beoogde bijdragepercentage wordt vastgesteld op 7,50 pct., 7,60 pct., 7,91 pct., 8,43 pct., 8,95 pct. en 9,38 pct. en datgene beoogd in 2° wordt vastgesteld op 10,50 pct., 10,65 pct., 11,09 pct., 11,82 pct., 12,55 pct., en 13,12 pct. respectievelijk vanaf 1 januari 1974, 1 juli 1975, 1 juli 1980, 1 januari 1981, 1 januari 1982 en van 1 januari 1983 tot 31 maart 1984.
b) wat het aandeel van de werkgever betreft :
1° 6,12 pct. van het loonbedrag van het lid van het vliegend personeel, zonder dat rekening gehouden wordt met het loongedeelte dat, per maand het onder a) 1°, beoogde maximumbedrag overtreft;
2° 10,38 pct. van het gedeelte van het loon van het lid van het vliegend personeel dat, per maand, het onder a) 1° beoogde maximumbedrag overtreft, zonder dat rekening gehouden wordt met het gedeelte dat per maand het produkt van de vermenigvuldiging van dit maximumbedrag met 2 of 1,5 naargelang het een lid van het stuurpersoneel of een lid van het cabinepersoneel betreft, overtreft.
Het in 1° beoogde bijdragepercentage wordt vastgesteld op 10,50 pct., 10,65 pct., 11,09 pct., 11,82 pct., 12,55 pct. en 13,12 pct. en datgene beoogd in 2° wordt vastgesteld op 7,50 pct., 7,60 pct., 7,91 pct., 8,43 pct., 8,95 pct. en 9,38 pct., respectievelijk vanaf 1 januari 1974, 1 juli 1975, 1 juli 1980, 1 januari 1981, 1 januari 1982 en van 1 januari 1983 tot 31 maart 1984.
Het onder a), 1°, beoogde maximumbedrag zal in geen geval groter zijn dan het bedrag dat op 1 januari 1975 werd vastgesteld met toepassing van artikel 17, § 1, 2°, a) van voornoemde wet van 27 juni 1969, onafgezien evenwel de verhogingen die voortvloeien, enerzijds uit de toepassing op 1 januari van ieder jaar van de herwaarderingscoëfficiënt welke de Koning, krachtens voornoemde beschikkingen door een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt, en, anderzijds uit de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het onder a), 1° beoogde maximumbedrag is gekoppeld aan spilindex 114,20.
Het is afhankelijk van spilindexen behorend tot een reeks waarvan de eerste 114,20 is en elk van de volgende bekomen wordt door de voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. Voor de berekening van elke spilindex worden de delen van hondersten van een punt afgerond op het naasthogere honderdste of verwaarloosd naargelang zij al dan niet 50 pct. van een honderste bereiken.
Iedere maal dat het gemiddelde van de overeenkomstig het volgend lid berekende indexcijfers van twee opeenvolgende maanden een der spilindexen bereikt of er op teruggebracht wordt, wordt het maximumbedrag gekoppeld aan de spilindex 114,20 opnieuw berekend door de coëfficiënt 1,02n, erop toe te passen, waarin n de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt. Te dien einde wordt iedere spilindex aangeduid met een volgnummer dat zijn rang opgeeft; het nummer 1 duidt de spilindex aan die volgt op de spilindex 114,20. Voor het berekenen van de coëfficiënt 1,02n worden de breuken van een tienduizendste van een eenheid afgerond tot het hogere tienduizendste of weggelaten, naargelang zij al dan niet 50 pct. van een tienduizendste bereiken.
Voor de toepassing van het voorgaande lid wordt als het indexcijfer der consumptieprijzen van een bepaalde maand beschouwd het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van die maand en de drie daaraan voorafgaande maanden.
De verhoging of de vermindering wordt toegepast met ingang van het kalenderkwartaal dat volgt op het einde van de periode van twee opeenvolgende maanden tijdens welke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
De frankgedeelten van het verhoogde of verlaagde maximumbedrag worden weggelaten wanneer die gedeelten geen vijftig centimes bedragen; zij worden voor een frank gerekend wanneer zij vijftig centimes of meer bedragen.
Wanneer het verhoogde of verlaagde maximumbedrag niet deelbaar is door 25, wordt dat maximumbedrag, in geval van verhoging, gebracht tot het onmiddellijk hoger bedrag dat deelbaar is door 25 en in geval van verlaging, teruggebracht tot het onmiddellijk lager bedrag dat deelbaar is door 25.
§ 2. De onder a) en b) beoogde bijdragepercentages kunnen slechts gewijzigd worden na advies van het Nationaal Paritair Comité voor de handelsluchtvaart.
Art.4. L'article 22 de l'arrêté royal du 3 novembre 1969 déterminant pour le personnel navigant de l'aviation civile les règles spéciales pour l'ouverture du droit à la pension et les modalités spéciales d'application de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, remplacé par l'arrêté royal du 14 juillet 1995, est à nouveau remplacé comme suit :
" Art. 22 § 1er. En dehors des cotisations personnelle et patronale, destinées aux pensions, que l'employeur est tenu de verser à l'Office national de sécurité sociale, il est dû de la part de ce même employeur une cotisation supplémentaire destinée à financer les avantages spéciaux prévus par le présent arrêté en faveur du personnel navigant. Cette cotisation supplémentaire, supportée en partie par le travailleur et en partie par l'employeur est fixée à :
a) en ce qui concerne la quote-part du travailleur :
1° 4,38 p.c. du montant de sa rémunération sans qu'il soit tenu compte de la partie de rémunération dépassant par mois le montant maximum fixé à l'article 17, § 1er, 2°, a), de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs;
2° 14,12 p.c. de la partie de rémunération dépassant par mois le montant maximum visé au 1°, sans qu'il soit tenu compte de la partie dépassant par mois le produit de la multiplication de ce montant maximum par 2 ou par 1,5 selon qu'il s'agit d'un membre du personnel de conduite ou d'un membre du personnel de cabine.
Le taux de cotisation visé au 1° est fixé à 7,50 p.c., 7,60 p.c., 7,91 p.c., 8,43 p.c., 8,95 p.c. et 9,38 p.c. et celui visé au 2° est fixé à 10,50 p.c., 10,65 p.c., 11,09 p.c., 11,82 p.c., 12,55 p.c. et 13,12 p.c. respectivement à partir du 1er janvier 1974, du 1er juillet 1975, du 1er juillet 1980, du 1er janvier 1981, du 1er janvier 1982 et du 1er janvier 1983 au 31 mars 1984;
b) en ce qui concerne la quote-part de l'employeur :
1° 6,12 p.c. du montant de la rémunération du membre du personnel navigant, sans qu'il soit tenu compte de la partie de rémunération dépassant par mois le montant maximum visé sous a) 1°;
2° 10,38 p.c. de la partie de la rémunération du membre du personnel navigant dépassant par mois le montant maximum visé sous a) 1° sans qu'il soit tenu compte de la partie dépassant par mois le produit de la multiplication de ce montant maximum par 2 ou 1,5 suivant qu'il s'agit d'un membre du personnel de conduite ou d'un membre du personnel de cabine.
Le taux de cotisation visé au 1° est fixé à 10,50 p.c., 10,65 p.c., 11,09 p.c., 11,82 p.c., 12,55 p.c. et 13,12 p.c. et celui visé au 2° est fixé à 7,50 p.c., 7,60 p.c., 7,91 p.c., 8,43 p.c., 8,95 p.c. et 9,38 p.c. respectivement à partir du 1er janvier 1974, du 1er juillet 1975, du 1er juillet 1980, du 1er janvier 1981, du 1er janvier 1982 et du 1er janvier 1983 au 31 mars 1984.
Le montant maximum visé sous a), 1° n'excédera en aucun cas, après le 1er janvier 1975, le montant tel qu'il sera fixé à cette date, en application de l'article 17, § 1er, 2°, a) de la loi du 27 juin 1969 précitée, sans préjudice toutefois des augmentations résultant, d'une part, de l'application, au 1er janvier de chaque année, du coefficient de réévaluation que le Roi, en vertu des dispositions précitées, détermine par un arrêté délibéré en Conseil des Ministres, et, d'autre part, de la liaison à l'indice des prix à la consommation.
Le montant maximum visé sous a), 1°, est rattaché à l'indice-pivot 114,20.
Il varie en fonction d'indices-pivot appartenant à une série dont le premier est 114,20 et dont chacun des suivants est obtenu en multipliant le précédent par 1,02. Pour le calcul de chacun des indices-pivot, les fractions de centième de point sont arrondies au centième supérieur ou négligées, selon qu'elles atteignent ou non 50 p.c. d'un centième.
Chaque fois que la moyenne des indices de deux mois consécutifs, calculée conformément à l'alinéa suivant, atteint l'un des indices-pivot ou est ramenée à l'un d'eux, le montant maximum rattaché à l'indice-pivot 114,20 est calculé à nouveau en l'affectant du coefficient 1,02n, où n représente le rang de l'indice-pivot atteint. A cet effet, chacun des indices-pivot est désigné par un numéro de suite indiquant son rang, le numéro 1 désignant l'indice-pivot qui suit l'indice 114,20. Pour le calcul du coefficient 1,02n, les fractions de dix millième d'unité sont arrondies au dix millième supérieur ou négligées selon qu'elles atteignent ou non 50 p.c. d'un dix millième.
Pour l'application du précédent alinéa est considérée comme indice des prix à la consommation d'un mois déterminé la moyenne arithmétique des indices de ce mois et des trois mois précédents.
L'augmentation ou la diminution est appliquée à partir du trimestre civil qui suit la fin de la période de deux mois consécutifs pendant laquelle l'indice moyen atteint le chiffre qui justifie une modification.
Les fractions de francs du montant maximum augmenté ou diminué sont négligées si elles n'atteignent pas cinquante centimes; elles sont comptées pour un franc si elles atteignent ou dépassent cinquante centimes.
Lorsque le montant maximum augmenté ou diminué n'est pas divisible par 25, ce montant maximum est, en cas d'augmentation, porté au montant divisible par 25 qui lui est immédiatement supérieur et en cas de diminution, ramené au montant divisible par 25 qui lui est immédiatement inférieur.
§ 2. Les taux de cotisation visés sous a) et b) ne peuvent être modifiés qu'après avis de la Commission paritaire nationale de l'aviation commerciale. ".
" Art. 22 § 1er. En dehors des cotisations personnelle et patronale, destinées aux pensions, que l'employeur est tenu de verser à l'Office national de sécurité sociale, il est dû de la part de ce même employeur une cotisation supplémentaire destinée à financer les avantages spéciaux prévus par le présent arrêté en faveur du personnel navigant. Cette cotisation supplémentaire, supportée en partie par le travailleur et en partie par l'employeur est fixée à :
a) en ce qui concerne la quote-part du travailleur :
1° 4,38 p.c. du montant de sa rémunération sans qu'il soit tenu compte de la partie de rémunération dépassant par mois le montant maximum fixé à l'article 17, § 1er, 2°, a), de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs;
2° 14,12 p.c. de la partie de rémunération dépassant par mois le montant maximum visé au 1°, sans qu'il soit tenu compte de la partie dépassant par mois le produit de la multiplication de ce montant maximum par 2 ou par 1,5 selon qu'il s'agit d'un membre du personnel de conduite ou d'un membre du personnel de cabine.
Le taux de cotisation visé au 1° est fixé à 7,50 p.c., 7,60 p.c., 7,91 p.c., 8,43 p.c., 8,95 p.c. et 9,38 p.c. et celui visé au 2° est fixé à 10,50 p.c., 10,65 p.c., 11,09 p.c., 11,82 p.c., 12,55 p.c. et 13,12 p.c. respectivement à partir du 1er janvier 1974, du 1er juillet 1975, du 1er juillet 1980, du 1er janvier 1981, du 1er janvier 1982 et du 1er janvier 1983 au 31 mars 1984;
b) en ce qui concerne la quote-part de l'employeur :
1° 6,12 p.c. du montant de la rémunération du membre du personnel navigant, sans qu'il soit tenu compte de la partie de rémunération dépassant par mois le montant maximum visé sous a) 1°;
2° 10,38 p.c. de la partie de la rémunération du membre du personnel navigant dépassant par mois le montant maximum visé sous a) 1° sans qu'il soit tenu compte de la partie dépassant par mois le produit de la multiplication de ce montant maximum par 2 ou 1,5 suivant qu'il s'agit d'un membre du personnel de conduite ou d'un membre du personnel de cabine.
Le taux de cotisation visé au 1° est fixé à 10,50 p.c., 10,65 p.c., 11,09 p.c., 11,82 p.c., 12,55 p.c. et 13,12 p.c. et celui visé au 2° est fixé à 7,50 p.c., 7,60 p.c., 7,91 p.c., 8,43 p.c., 8,95 p.c. et 9,38 p.c. respectivement à partir du 1er janvier 1974, du 1er juillet 1975, du 1er juillet 1980, du 1er janvier 1981, du 1er janvier 1982 et du 1er janvier 1983 au 31 mars 1984.
Le montant maximum visé sous a), 1° n'excédera en aucun cas, après le 1er janvier 1975, le montant tel qu'il sera fixé à cette date, en application de l'article 17, § 1er, 2°, a) de la loi du 27 juin 1969 précitée, sans préjudice toutefois des augmentations résultant, d'une part, de l'application, au 1er janvier de chaque année, du coefficient de réévaluation que le Roi, en vertu des dispositions précitées, détermine par un arrêté délibéré en Conseil des Ministres, et, d'autre part, de la liaison à l'indice des prix à la consommation.
Le montant maximum visé sous a), 1°, est rattaché à l'indice-pivot 114,20.
Il varie en fonction d'indices-pivot appartenant à une série dont le premier est 114,20 et dont chacun des suivants est obtenu en multipliant le précédent par 1,02. Pour le calcul de chacun des indices-pivot, les fractions de centième de point sont arrondies au centième supérieur ou négligées, selon qu'elles atteignent ou non 50 p.c. d'un centième.
Chaque fois que la moyenne des indices de deux mois consécutifs, calculée conformément à l'alinéa suivant, atteint l'un des indices-pivot ou est ramenée à l'un d'eux, le montant maximum rattaché à l'indice-pivot 114,20 est calculé à nouveau en l'affectant du coefficient 1,02n, où n représente le rang de l'indice-pivot atteint. A cet effet, chacun des indices-pivot est désigné par un numéro de suite indiquant son rang, le numéro 1 désignant l'indice-pivot qui suit l'indice 114,20. Pour le calcul du coefficient 1,02n, les fractions de dix millième d'unité sont arrondies au dix millième supérieur ou négligées selon qu'elles atteignent ou non 50 p.c. d'un dix millième.
Pour l'application du précédent alinéa est considérée comme indice des prix à la consommation d'un mois déterminé la moyenne arithmétique des indices de ce mois et des trois mois précédents.
L'augmentation ou la diminution est appliquée à partir du trimestre civil qui suit la fin de la période de deux mois consécutifs pendant laquelle l'indice moyen atteint le chiffre qui justifie une modification.
Les fractions de francs du montant maximum augmenté ou diminué sont négligées si elles n'atteignent pas cinquante centimes; elles sont comptées pour un franc si elles atteignent ou dépassent cinquante centimes.
Lorsque le montant maximum augmenté ou diminué n'est pas divisible par 25, ce montant maximum est, en cas d'augmentation, porté au montant divisible par 25 qui lui est immédiatement supérieur et en cas de diminution, ramené au montant divisible par 25 qui lui est immédiatement inférieur.
§ 2. Les taux de cotisation visés sous a) et b) ne peuvent être modifiés qu'après avis de la Commission paritaire nationale de l'aviation commerciale. ".
Art.5. In artikel 23, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 20 maart 1981, 20 november 1987 en 14 juli 1995 wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling :
" Deze is schuldenaar van deze bijdrage ten overstaan van de Rijksdienst voor pensioenen. Voor wat evenwel de bijdragen, vermeld in artikel 22 § 1, a), 2° en b), 1° en 2° met betrekking tot de periode van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 2000 betreft, is de werkgever vrijgesteld van storting aan de Rijksdienst voor pensioenen, zonder dat hierbij evenwel afbreuk wordt gedaan aan de pensioenrechten, bepaald bij dit besluit.
De Koning kan, op basis van de vijfjaarlijkse studie van de Rijksdienst voor pensioenen over de financiële toestand van de bijzondere pensioenregeling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, éénmalig de verlenging met vijf jaar van de vrijstelling, bedoeld in het vorige lid, toestaan".
" Deze is schuldenaar van deze bijdrage ten overstaan van de Rijksdienst voor pensioenen. Voor wat evenwel de bijdragen, vermeld in artikel 22 § 1, a), 2° en b), 1° en 2° met betrekking tot de periode van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 2000 betreft, is de werkgever vrijgesteld van storting aan de Rijksdienst voor pensioenen, zonder dat hierbij evenwel afbreuk wordt gedaan aan de pensioenrechten, bepaald bij dit besluit.
De Koning kan, op basis van de vijfjaarlijkse studie van de Rijksdienst voor pensioenen over de financiële toestand van de bijzondere pensioenregeling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, éénmalig de verlenging met vijf jaar van de vrijstelling, bedoeld in het vorige lid, toestaan".
Art.5. L'article 23, § 1er du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 20 mars 1981, 20 novembre 1987 et 14 juillet 1995, le deuxième alinéa est remplacé par la disposition suivantes :
" Celui-ci est débiteur envers l'Office national des pensions de cette cotisation. Toutefois, en ce qui concerne les cotisations reprises à l'article 22, § 1er, a), 2° et b), 1° et 2° relatif au période du 1er juillet 1995 jusqu'au 30 juin 2000, l'employeur est dispensé du versement à l'Office national des pensions, sans qu'il soit toutefois porté préjudice aux droits à la pension, fixées par le présent arrêté.
Le Roi peut sur base de l'étude quinquennale de l'Office national des pensions sur la situation financière du régime spécial de pension pour le personnel navigant de l'aviation civile, une seule fois accorder le prolongement de cinq ans de la dispense prévue à l'alinéa précédent. ".
" Celui-ci est débiteur envers l'Office national des pensions de cette cotisation. Toutefois, en ce qui concerne les cotisations reprises à l'article 22, § 1er, a), 2° et b), 1° et 2° relatif au période du 1er juillet 1995 jusqu'au 30 juin 2000, l'employeur est dispensé du versement à l'Office national des pensions, sans qu'il soit toutefois porté préjudice aux droits à la pension, fixées par le présent arrêté.
Le Roi peut sur base de l'étude quinquennale de l'Office national des pensions sur la situation financière du régime spécial de pension pour le personnel navigant de l'aviation civile, une seule fois accorder le prolongement de cinq ans de la dispense prévue à l'alinéa précédent. ".
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1995.
Art.6. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juillet 1995.
Art. 7. Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juni 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
Gegeven te Brussel, 25 juni 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
Art. 7. Notre Ministre de la Santé publique et des Pensions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 25 juin 1997.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Santé publique et des Pensions,
M. COLLA
Donné à Bruxelles, le 25 juin 1997.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Santé publique et des Pensions,
M. COLLA