Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
29 AUGUSTUS 1997. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van de toelagen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundige finaliteit. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door BVR 2002-05-17/52, art. 5, Inwerkingtreding : 01-01-2002) - (NOTA : Opgeheven voor de federale macht door KB 2003-11-30/40, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2002) - (NOTA : opgeheven voor het Waals Gewest bij BWG 2004-04-29/62, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-11-1997 en tekstbijwerking tot 06-08-2004)
Titre
29 AOUT 1997. - Arrêté royal fixant les conditions d'octroi des subsides à la recherche scientifique et technique à finalité agricole. (NOTE : Abrogé pour la Communauté flamande par AGF 2002-05-17/52, art. 5; En vigueur : 01-01-2002) - (NOTE : Abrogé pour le pouvoir fédéral par AR 2003-11-30/40, art. 14, 004; En vigueur : 31-12-2002) - (NOTE : abrogé pour la Région wallonne par ARW 2004-04-29/62, art. 14, 006; En vigueur : 01-07-2004) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 20-11-1997 et mise à jour au 06-08-2004)
Informations sur le document
Numac: 1997016238
Datum: 1997-08-29
Info du document
Numac: 1997016238
Date: 1997-08-29
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. (Zie nota onder het opschrift) Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft toelagen toekennen aan natuurlijke of rechtspersonen, voor wetenschappelijke of technische onderzoekingen met landbouwkundige finaliteit.
Article 1. (Voir note sous l'intitulé) Dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions peut octroyer à des personnes physiques ou morales des subsides pour des recherches scientifiques ou techniques à finalité agricole.
Art.2. (Zie nota onder het opschrift) § 1 Het gemiddelde betoelagingspercentage van het geheel van de betoelaagde projecten mag niet meer bedragen dan 78 % in 1998, 77 % in 1999, 76 % in 2000 en 75 % vanaf 2001.
§ 2 Een maximum van 50 % van de beschikbare begrotingskredieten kunnen voorbehouden worden voor toelage-aanvragen met een betoelagingspercentage van meer dan 80 %.
§ 3 Een betoelagingspercentage van meer dan 80 % mag uitsluitend toegepast worden voor projecten die :
- ter ondersteuning dienen van een prioritair initiatief van de regering of van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, of
- zich inschrijven in het kader van reglementaire schikkingen die genomen of te nemen zijn, of
- de instelling beogen van normen, of
- de verbetering van de kwaliteit van de producten tot doel hebben, of
- een bijzonder innoverend karakter hebben, of
- het behoud beogen van de competitiviteit van de ondernemingen, inzonderheid door een vermindering van de kostprijs op het niveau van de land- en tuinbouwuitbatingen.
§ 4 De federale overheid is eigenaar van de onderzoeksresultaten die voortkomen uit projecten die een betoelagingspercentage van meer dan 80 % krijgen.
§ 5 Het betoelagingspercentage van de niet in § 3 bedoelde projecten dient zich tussen de 40 en 80 % te bevinden van de onderzoekingsbegroting
§ 6 Een medefinanciering is iedere financiering welke niet voortkomt van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, met uitzondering van de variabele kredieten ingeschreven in de acties van de Begrotingsfondsen van dit Ministerie, voor zover het onderzoeksproject kadert in de acties van deze Fondsen.
§ 7 De betoelaging van het wetenschappelijk onderzoek zal het voorwerp uitmaken van een evaluatie, met name voor wat de toepassing van de bepalingen van onderhavig artikel betreft.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==============================
Art. 2. (WAALSE GEWEST)
Het betoelagingspercentage voor de projecten moet tussen 40 en 100 % van de onderzoeksbegroting bedragen.
Een betoelagingspercentage van meer dan 80 % mag uitsluitend toegepast worden voor projecten die :
1° ter ondersteuning dienen van een prioritair initiatief van de Regering of van de Minister van Landbouw, of
2° passen in het kader van reglementaire bepalingen die genomen of te nemen zijn, of
3° de instelling beogen van normen, of
4° de verbetering van de kwaliteit van de producten tot doel hebben, of
5° een bijzonder innoverend karakter hebben, of
6° het behoud beogen van de competitiviteit van de ondernemingen, inzonderheid door een vermindering van de kostprijs op het niveau van de land- en tuinbouwuitbatingen.
++++++++++
§ 2 Een maximum van 50 % van de beschikbare begrotingskredieten kunnen voorbehouden worden voor toelage-aanvragen met een betoelagingspercentage van meer dan 80 %.
§ 3 Een betoelagingspercentage van meer dan 80 % mag uitsluitend toegepast worden voor projecten die :
- ter ondersteuning dienen van een prioritair initiatief van de regering of van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, of
- zich inschrijven in het kader van reglementaire schikkingen die genomen of te nemen zijn, of
- de instelling beogen van normen, of
- de verbetering van de kwaliteit van de producten tot doel hebben, of
- een bijzonder innoverend karakter hebben, of
- het behoud beogen van de competitiviteit van de ondernemingen, inzonderheid door een vermindering van de kostprijs op het niveau van de land- en tuinbouwuitbatingen.
§ 4 De federale overheid is eigenaar van de onderzoeksresultaten die voortkomen uit projecten die een betoelagingspercentage van meer dan 80 % krijgen.
§ 5 Het betoelagingspercentage van de niet in § 3 bedoelde projecten dient zich tussen de 40 en 80 % te bevinden van de onderzoekingsbegroting
§ 6 Een medefinanciering is iedere financiering welke niet voortkomt van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, met uitzondering van de variabele kredieten ingeschreven in de acties van de Begrotingsfondsen van dit Ministerie, voor zover het onderzoeksproject kadert in de acties van deze Fondsen.
§ 7 De betoelaging van het wetenschappelijk onderzoek zal het voorwerp uitmaken van een evaluatie, met name voor wat de toepassing van de bepalingen van onderhavig artikel betreft.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==============================
Art. 2. (WAALSE GEWEST)
Een betoelagingspercentage van meer dan 80 % mag uitsluitend toegepast worden voor projecten die :
1° ter ondersteuning dienen van een prioritair initiatief van de Regering of van de Minister van Landbouw, of
2° passen in het kader van reglementaire bepalingen die genomen of te nemen zijn, of
3° de instelling beogen van normen, of
4° de verbetering van de kwaliteit van de producten tot doel hebben, of
5° een bijzonder innoverend karakter hebben, of
6° het behoud beogen van de competitiviteit van de ondernemingen, inzonderheid door een vermindering van de kostprijs op het niveau van de land- en tuinbouwuitbatingen.
++++++++++
Art.2. (Voir note sous l'intitulé) § 1er. Le taux moyen de subsidiation de l'ensemble des projets subsidiés ne peut pas dépasser 78 % en 1998, 77 % en 1999, 76 % en 2000 et 75 % à partir de 2001.
§ 2. Un maximum de 50 % des crédits budgétaires disponibles peut être réservé pour des demandes de subsides avec un taux de subsidiation de plus de 80 %.
§ 3. Un taux de subsidiation de plus de 80 % peut être appliqué uniquement à des projets qui :
- viennent en soutien d'une initiative prioritaire du Gouvernement ou du Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions, ou;
- s'inscrivent dans le cadre de dispositions réglementaires prises ou à prendre, ou;
- visent à l'établissement de normes, ou;
- ont pour objet l'amélioration de la qualité des produits, ou;
- ont un caractère particulièrement innovant, ou;
- visent à sauvegarder la compétitivité des entreprises, notamment par une diminution des prix de revient au niveau des exploitations agricoles et horticoles.
§ 4. L'autorité fédérale est propriétaire des résultats de recherches des projets qui bénéficient d'un taux de subsidiation de plus de 80 %.
§ 5. Le taux de subsidiation des projets non visés au § 3 doit se situer entre 40 et 80 % du budget des recherches.
§ 6. Un cofinancement est tout financement qui ne provient pas du budget du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture, à l'exception des crédits variables inscrits dans les actions des fonds budgétaires dudit ministère, dans la mesure où le projet de recherche s'inscrit dans les actions de ces fonds.
§ 7. La subsidiation de la recherche scientifique fera l'objet d'une évaluation, notamment pour ce qui concerne l'application des dispositions du présent article.
++++++++++
COMMUNAUTES ET REGIONS
=========================
Art. 2. (REGION WALLONNE)
Le taux de subsidiation des projets doit se situer entre 40 et 100 % du budget des recherches.
Un taux de subsidiation supérieur à 80 % peut être appliqué uniquement à des projets qui :
1°) viennent en soutien d'une initiative prioritaire du Gouvernement ou du Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions, ou
2°) s'inscrivent dans le cadre de dispositions réglementaires prises ou à prendre, ou
3°) visent à l'établissement de normes, ou
4°) ont pour objet l'amélioration de la qualité des produits, ou
5°) ont un caractère particulièrement innovant, ou
6°) visent à sauvegarder la compétitivité des entreprises, notamment par une diminution des prix de revient au niveau des exploitations agricoles et horticoles.propriétaire des résultats de recherches des projets qui bénéficient d'un taux de subsidiation de plus de 80 %.
§ 5. Le taux de subsidiation des projets non visés au § 3 doit se situer entre 40 et 80 % du budget des recherches.
§ 6. Un cofinancement est tout financement qui ne provient pas du budget du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture, à l'exception des crédits variables inscrits dans les actions des fonds budgétaires dudit ministère, dans la mesure où le projet de recherche s'inscrit dans les actions de ces fonds.
§ 7. La subsidiation de la recherche scientifique fera l'objet d'une évaluation, notamment pour ce qui concerne l'application des dispositions du présent article.
++++++++++
§ 2. Un maximum de 50 % des crédits budgétaires disponibles peut être réservé pour des demandes de subsides avec un taux de subsidiation de plus de 80 %.
§ 3. Un taux de subsidiation de plus de 80 % peut être appliqué uniquement à des projets qui :
- viennent en soutien d'une initiative prioritaire du Gouvernement ou du Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions, ou;
- s'inscrivent dans le cadre de dispositions réglementaires prises ou à prendre, ou;
- visent à l'établissement de normes, ou;
- ont pour objet l'amélioration de la qualité des produits, ou;
- ont un caractère particulièrement innovant, ou;
- visent à sauvegarder la compétitivité des entreprises, notamment par une diminution des prix de revient au niveau des exploitations agricoles et horticoles.
§ 4. L'autorité fédérale est propriétaire des résultats de recherches des projets qui bénéficient d'un taux de subsidiation de plus de 80 %.
§ 5. Le taux de subsidiation des projets non visés au § 3 doit se situer entre 40 et 80 % du budget des recherches.
§ 6. Un cofinancement est tout financement qui ne provient pas du budget du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture, à l'exception des crédits variables inscrits dans les actions des fonds budgétaires dudit ministère, dans la mesure où le projet de recherche s'inscrit dans les actions de ces fonds.
§ 7. La subsidiation de la recherche scientifique fera l'objet d'une évaluation, notamment pour ce qui concerne l'application des dispositions du présent article.
++++++++++
COMMUNAUTES ET REGIONS
=========================
Art. 2. (REGION WALLONNE)
Un taux de subsidiation supérieur à 80 % peut être appliqué uniquement à des projets qui :
1°) viennent en soutien d'une initiative prioritaire du Gouvernement ou du Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions, ou
2°) s'inscrivent dans le cadre de dispositions réglementaires prises ou à prendre, ou
3°) visent à l'établissement de normes, ou
4°) ont pour objet l'amélioration de la qualité des produits, ou
5°) ont un caractère particulièrement innovant, ou
6°) visent à sauvegarder la compétitivité des entreprises, notamment par une diminution des prix de revient au niveau des exploitations agricoles et horticoles.propriétaire des résultats de recherches des projets qui bénéficient d'un taux de subsidiation de plus de 80 %.
§ 5. Le taux de subsidiation des projets non visés au § 3 doit se situer entre 40 et 80 % du budget des recherches.
§ 6. Un cofinancement est tout financement qui ne provient pas du budget du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture, à l'exception des crédits variables inscrits dans les actions des fonds budgétaires dudit ministère, dans la mesure où le projet de recherche s'inscrit dans les actions de ces fonds.
§ 7. La subsidiation de la recherche scientifique fera l'objet d'une évaluation, notamment pour ce qui concerne l'application des dispositions du présent article.
++++++++++
Art.3. (Zie nota onder het opschrift) De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft stelt, op voorstel van de Consultatieve Raad voor Onderzoek en Ontwikkeling in de Landbouw, de onderzoeksthema's vast die als prioritair beschouwd worden voor de toekenning van de toelagen.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==============================
Art. 3. (WAALSE GEWEST)
De Minister van Landbouw stelt de onderzoeksthema's vast die als prioritair beschouwd worden voor de toekenning van de toelagen.
++++++++++
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==============================
Art. 3. (WAALSE GEWEST)
++++++++++
Art.3. (Voir note sous l'intitulé) Le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions fixe, sur proposition du Conseil consultatif de la Recherche et du Développement en agriculture, les thèmes de recherche qui sont considérés comme prioritaires pour l'octroi des subsides.
++++++++++
COMMUNAUTES ET REGIONS
=========================
Art. 3. (REGION WALLONNE)
Le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions fixe les thèmes de recherche qui sont considérés comme prioritaires pour l'octroi des subsides.
++++++++++
++++++++++
COMMUNAUTES ET REGIONS
=========================
Art. 3. (REGION WALLONNE)
++++++++++
Art.4. (Zie nota onder het opschrift) § 1 De toelage-aanvragen worden gericht aan de Directeur-Generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Middenstand en Landbouw ten laatste op 31 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de toelage gevraagd wordt.
§ 2 - De toelage-aanvragen bevatten een beknopt programma van het onderzoek waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd, de vermelding van de middelen die zullen aangewend worden voor de uitvoering van het programma en een schatting van de kosten van het onderzoek. Ze verantwoorden het wetenschappelijk, technisch en economisch belang van het onderzoek en vermelden het gevraagde betoelagingspercentage.
§ 3 - In afwijking van paragraaf 1, kunnen de toelage-aanvragen ingediend worden op gelijk welk ogenblik als zij betrekking hebben op projecten die, tegelijkertijd :
- beantwoorden aan dringende onderzoekings-noden, en - beantwoorden aan een uitdrukkelijke vraag van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.
§ 2 - De toelage-aanvragen bevatten een beknopt programma van het onderzoek waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd, de vermelding van de middelen die zullen aangewend worden voor de uitvoering van het programma en een schatting van de kosten van het onderzoek. Ze verantwoorden het wetenschappelijk, technisch en economisch belang van het onderzoek en vermelden het gevraagde betoelagingspercentage.
§ 3 - In afwijking van paragraaf 1, kunnen de toelage-aanvragen ingediend worden op gelijk welk ogenblik als zij betrekking hebben op projecten die, tegelijkertijd :
- beantwoorden aan dringende onderzoekings-noden, en - beantwoorden aan een uitdrukkelijke vraag van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.4. (Voir note sous l'intitulé) § 1er. Les demandes de subsides sont adressées au directeur général de l'Administration de la Recherche et du Développement du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture au plus tard le 31 octobre de l'année qui précède celle pour laquelle les subsides sont demandés.
§ 2. Les demandes de subsides comprennent un programme succinct des recherches en faveur desquelles l'intervention est demandée, l'énoncé des voies et moyens qui seront mis en oeuvre pour l'exécution du programme et une estimation du coût de la recherche. Elles justifient l'intérêt scientifique, technique et économique de la recherche et mentionnent le taux de subventionnement demandé. § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, les demandes de subsides peuvent être introduites à n'importe quel moment lorsqu'elles concernent des projets qui, à la fois :
- répondent à des besoins urgents de recherche, et;
- répondent à une demande explicite du Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions.
§ 2. Les demandes de subsides comprennent un programme succinct des recherches en faveur desquelles l'intervention est demandée, l'énoncé des voies et moyens qui seront mis en oeuvre pour l'exécution du programme et une estimation du coût de la recherche. Elles justifient l'intérêt scientifique, technique et économique de la recherche et mentionnent le taux de subventionnement demandé. § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, les demandes de subsides peuvent être introduites à n'importe quel moment lorsqu'elles concernent des projets qui, à la fois :
- répondent à des besoins urgents de recherche, et;
- répondent à une demande explicite du Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions.
Art.5. (Zie nota onder het opschrift) De voorstellen voor toekenning van toelagen worden aan de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft door de Directeur-Generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling voorgelegd, na gunstig advies van het Beoordelingscomité dat hiervoor door de Minister wordt ingesteld.
Art.5. (Voir note sous l'intitulé) Les propositions d'octroi de subsides sont soumises au Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions par le directeur général de l'Administration de la Recherche et du Développement, sur avis favorable du Comité d'Evaluation établi à cette fin par le Ministre.
Art.6. (Zie nota onder het opschrift) De beslissingen voor toekenning van toelagen worden bij ministerieel besluit genomen.
Art.6. (Voir note sous l'intitulé) Les décisions d'octroi de subsides font l'objet d'un arrêté ministériel.
Art.7. (Zie nota onder het opschrift) § 1 De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft kan voorschotten toekennen op de toelagen. Het saldo, hetzij 10 % van de toelage, wordt pas uitbetaald na de verantwoording van het gebruik van het geheel van deze toelagen.
§ 2 - In geval van vervroegde stopzetting van een project moet het niet gebruikte deel van de voorschotten worden teruggestort aan de Schatkist.
§ 2 - In geval van vervroegde stopzetting van een project moet het niet gebruikte deel van de voorschotten worden teruggestort aan de Schatkist.
Art.7. (Voir note sous l'intitulé) § 1er. Le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions peut accorder des avances sur les subsides. Le solde, soit 10 % du subside, n'est mis en liquidation qu'après justification de l'emploi de l'entièreté de ces subsides.
§ 2. En cas d'arrêt anticipé d'un projet, la partie non utilisée des avances est remboursée au Trésor.
§ 2. En cas d'arrêt anticipé d'un projet, la partie non utilisée des avances est remboursée au Trésor.
Art.8. (Zie nota onder het opschrift) Het toekennen van een toelage geeft aanleiding tot het opstellen van een overeenkomst tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling en de begunstigden. De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft stelt het model van die overeenkomst vast.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==============================
Art. 8. (WAALSE GEWEST)
Bij wijze van overgangsmaatregel, is het advies van het Evaluatiecomité niet vereist voor de voorstellen tot toekenning van subsidies voor het begrotingsjaar 2004.
Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de subsidieaanvragen betreffende de begroting 2004 degene die ingediend zijn bij het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest in antwoord op het in oktober 2003 ingestelde onderzoek.
++++++++++
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==============================
Art. 8. (WAALSE GEWEST)
Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de subsidieaanvragen betreffende de begroting 2004 degene die ingediend zijn bij het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest in antwoord op het in oktober 2003 ingestelde onderzoek.
++++++++++
Art.8. (Voir note sous l'intitulé) L'octroi d'un subside donne lieu à l'établissement d'une convention entre l'Etat, représenté par le directeur général de l'Administration de la Recherche et du Développement et les bénéficiaires. Le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions fixe le modèle de cette convention.
++++++++++
COMMUNAUTES ET REGIONS
=========================
Art. 8. (REGION WALLONNE)
A titre transitoire, l'avis du Comité d'évaluation n'est pas requis pour les propositions d'octroi de subsides pour l'exercice budgétaire 2004.
A titre transitoire, les demandes de subsides relatives à l'exercice 2004 sont celles qui ont été introduites auprès de l'Administration de la Direction générale de l'Agriculture du Ministère de la Région wallonne en réponse à l'enquête lancée en octobre 2003.
++++++++++
++++++++++
COMMUNAUTES ET REGIONS
=========================
Art. 8. (REGION WALLONNE)
A titre transitoire, les demandes de subsides relatives à l'exercice 2004 sont celles qui ont été introduites auprès de l'Administration de la Direction générale de l'Agriculture du Ministère de la Région wallonne en réponse à l'enquête lancée en octobre 2003.
++++++++++
Art.9. (Zie nota onder het opschrift) § 1 Bij wijze van overgangsmaat-regel, worden de toelagen betreffende het dienstjaar 1997 toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 januari 1997 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van de toelagen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundige finaliteit voor het dienstjaar 1997.
§ 2 Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de onderzoeksthema's die als prioritair beschouwd worden voor de toekenning van de toelagen voor het dienstjaar 1998 degene die door de Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen op 3 juli 1997 goedgekeurd werden.
§ 3. Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de toelage-aanvragen betreffende het dienstjaar 1998 degene die ingediend werden bij het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Middenstand en Landbouw in antwoord op de enquête die op 8 juli 1997 gelanceerd werd.
§ 2 Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de onderzoeksthema's die als prioritair beschouwd worden voor de toekenning van de toelagen voor het dienstjaar 1998 degene die door de Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen op 3 juli 1997 goedgekeurd werden.
§ 3. Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de toelage-aanvragen betreffende het dienstjaar 1998 degene die ingediend werden bij het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Middenstand en Landbouw in antwoord op de enquête die op 8 juli 1997 gelanceerd werd.
Art.9. (Voir note sous l'intitulé) § 1er. A titre transitoire, les subsides relatifs à l'exercice 1997 sont octroyés conformément à l'arrêté royal du 21 janvier 1997 fixant les conditions d'octroi des subsides à la recherche scientifique et technique à finalité agricole pour l'exercice 1997.
§ 2. A titre transitoire, les thèmes de recherche considérés comme prioritaires pour l'octroi de subsides pour l'exercice 1998 sont ceux qui ont été approuvés par le Ministre de l'Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises le 3 juillet 1997.
§ 3. A titre transitoire, les demandes de subsides relatifs à l'exercice 1998 sont celles qui ont été introduites auprès de l'Administration de la Recherche et du Développement du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture en réponse à l'enquête lancée le 8 juillet 1997.
§ 2. A titre transitoire, les thèmes de recherche considérés comme prioritaires pour l'octroi de subsides pour l'exercice 1998 sont ceux qui ont été approuvés par le Ministre de l'Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises le 3 juillet 1997.
§ 3. A titre transitoire, les demandes de subsides relatifs à l'exercice 1998 sont celles qui ont été introduites auprès de l'Administration de la Recherche et du Développement du Ministère des Classes Moyennes et de l'Agriculture en réponse à l'enquête lancée le 8 juillet 1997.
Art. 10. (Zie nota onder het opschrift) Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 29 augustus 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 29 augustus 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
Art. 10. (Voir note sous l'intitulé) Notre Ministre de l'Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 29 août 1997.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises,
K. PINXTEN
Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 29 août 1997.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises,
K. PINXTEN