Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
18 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-02-1997 en tekstbijwerking tot 30-01-2007).
Titre
18 FEVRIER 1997. - Arrêté royal portant diverses mesures en faveur des agents statutaires de la Régie des Transports maritimes. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 26-02-1997 et mise à jour au 30-01-2007).
Informations sur le document
Info du document
Tekst (54)
Texte (54)
HOOFDSTUK I. - Verlof voorafgaand aan de pensionering.
CHAPITRE I. - Congé préalable à la mise à la retraite.
Artikel 1. De statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport, hierna de "RMT " genoemd, kunnen verlof voorafgaand aan de pensionering aanvragen indien zij tussen 1 januari 1997 en 31 december 2001 de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt of bereiken.
Article 1. Les agents statutaires de la Régie des Transports maritimes, dénommée ci-après la "RTM ", peuvent demander un congé préalable à la mise à la retraite s'ils ont atteint ou atteignent, entre le 1er janvier 1997 et le 31 décembre 2001, l'âge de cinquante-cinq ans.
Art.2. § 1. Onverminderd artikel 8, § 2, vangt het verlof voorafgaand aan de pensionering aan : - hetzij op 1 maart 1997 voor de personeelsleden die op die dag de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt;
  - hetzij op de eerste dag van de maand volgend op de maand tijdens dewelke het personeelslid de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereikt na de inwerkingtreding van dit besluit.
  In afwijking van het eerste lid, wordt het begin van het voorafgaand verlof voor de personeelsleden met een tegoed aan inhaalrust of verlof uitgesteld met een aantal dagen gelijk aan het aantal dagen van dit tegoed.
  § 2. Het verlof voorafgaand aan de pensionering is onomkeerbaar en eindigt de laatste dag van de maand gedurende dewelke de belanghebbende de leeftijd van zestig jaar bereikt.
Art.2. § 1er. Sans préjudice de l'article 8, § 2, le congé préalable à la mise à la retraite débute :
  - soit le 1er mars 1997 pour les agents ayant atteint l'âge de cinquante-cinq ans à ce jour;
  - soit le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel l'agent atteint l'âge de cinquante-cinq ans après l'entrée en vigueur du présent arrêté.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, le commencement du congé préalable est reporté pour les agents ayant un crédit de récupération de repos ou de congé, d'un nombre de jours égal au nombre de jours de ce crédit.
  § 2. Le congé préalable à la retraite est irréversible et prend fin le dernier jour du mois durant lequel l'intéressé atteint l'âge de soixante ans.
Art.3. § 1. Het personeelslid met voorafgaand verlof ontvangt wachtgeld gelijk aan 80 pct. van de laatste activiteitswedde.
  Onder "laatste activiteitswedde" wordt verstaan de som, berekend bij volledige prestaties, van de laatste jaarwedde vermeerderd met het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de haard- en standplaatstoelagen en de volgende vergoedingen, toelagen en premies die gedurende het jaar 1995 werden ontvangen :
  - het zeegeld bepaald door het koninklijk besluit van 29 november 1983 houdende regeling van het zeegeld van het varend personeel van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 januari 1991 en 11 december 1992;
  - de loodstoelage of aanvullende bezoldiging bepaald door het koninklijk besluit van 18 januari 1984 houdende toekenning van een loodstoelage aan de dekofficieren belast met het bevel over de schepen en vleugelboten van de RMT en van een aanvullende bezoldiging aan sommige personeelsleden van de Regie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 januari 1991;
  - de betaling van overwerk, werk op zon- en feestdagen en meerwerk, krachtens het koninklijk besluit van 29 april 1982 houdende vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van sommige personeelsleden van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1982 en 26 juli 1984, en het koninklijk besluit van 19 februari 1993 tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van de dekofficieren aan boord van de vleugelboten van de RMT;
  - de toelage voor nachtwerk, bepaald door het koninklijk besluit van 7 februari 1978 houdende toekenning van een toelage voor nachtwerk aan sommige personeelsleden van de RMT, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1990;
  - de premie voor de bediening en het onderhoud van de motoren aan boord van boten en schepen, bepaald door het koninklijk besluit van 13 september 1976 houdende toekenning van een premie aan sommige personeelsleden van de RMT voor bediening en onderhoud van de motoren aan boord van boten en schepen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1990;
  - de toelage voor de bediening en het onderhoud van de elektrische apparatuur aan boord van de multipurpose schepen, bepaald door het koninklijk besluit van 3 september 1976 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de RMT van een toelage voor de bediening en voor het onderhoud van de elektrische apparatuur aan boord van de multipurpose schepen;
  - de toelage voor de bereiding van maaltijden aan boord van de lichtschepen, van de sleepboten, van de loodsboten of tenders, bepaald door het koninklijk besluit van 12 april 1975 houdende toekenning van een toelage voor de bereiding van de maaltijden van de bemanningsleden aan boord van de lichtschepen, van de sleepboten, van de loodsboten of tenders;
  - de toelage aan de ondergeschikte bemanning der loodsboten en lichtschepen, bepaald door het koninklijk besluit van 11 april 1975 houdende toekenning van een toelage aan de ondergeschikte bemanning der loodsboten en lichtschepen te Oostende, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 januari 1991;
  - de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt, bepaald in Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989;
  - de toelage voor de uitoefening van hogere functies van het varend personeel, bepaald door het koninklijk besluit van 13 september 1976 houdende toekenning van een toelage voor de uitoefening van hogere functies aan het varend personeel van de RMT, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 mei 1984;
  - de toelage aan sommige brigadechefs voor scheepswerk, bepaald door het koninklijk besluit van 11 januari 1977 houdende toekenning van een toelage aan sommige brigadechefs voor scheepswerk van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 oktober 1990 en 25 januari 1991;
  - de toelage aan tractorbestuurders bepaald door het koninklijk besluit van 20 september 1976 houdende toekenning van een toelage aan sommige personeelsleden van de RMT die tractorbestuurder zijn, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 oktober 1990 en 25 januari 1991;
  - de toelage voor gevaarlijk, lastig of ongezond werk, bepaald door het koninklijk besluit van 3 september 1976 houdende toekenning van een toelage aan sommige personeelsleden van de RMT belast met het uitvoeren van gevaarlijk, lastig of ongezond werk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1990;
  - de toelage wegens kennis van vreemde talen, bepaald door het koninklijk besluit van 25 april 1975 houdende toekenning van een toelage wegens kennis van vreemde talen aan sommige personeelsleden van de RMT, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 mei 1975 en 25 januari 1991;
  - de toelage aan de hulpwerklieden voor scheepswerk van de RMT, belast met schrijfwerk, bepaald door het koninklijk besluit van 8 november 1975 houdende toekenning van een toelage aan de hulpwerklieden voor scheepswerk van de RMT, belast met schrijfwerk;
  - de rendementspremie bepaald door het koninklijk besluit van 19 augustus 1991 houdende toekenning van een rendementspremie aan sommige personeelsleden van de RMT;
  - de toelage voor werk verricht in verschoven uurrooster, bepaald door het koninklijk besluit van 21 februari 1997 tot vaststelling van een toelage aan het personeel van de werkhuizen van de RMT dat werk verricht in verschoven uurrooster.
  § 2. De premies en toelagen bedoeld in § 1 worden in aanmerking genomen volgens de bedragen opgenomen in bijlagen II tot XII bij dit besluit, in functie van de verschillende categorieën van personeelsleden van de RMT opgesomd in deze bijlagen.
  Voor de berekening van deze bedragen wordt geen rekening gehouden met de verloven bedoeld in de Hoofdstukken III tot VI van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de Rijksbesturen en betreffende de afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheden.
  § 3. Voor de berekening van de premies en toelagen bedoeld in § 1 worden de prestaties van de niet-varende personeelsleden beschouwd per periode van één maand wat de taken betreft uitgevoerd binnen een welbepaalde personeelscategorie. Voor de personeelsleden die tijdens éénzelfde maand prestaties hebben verricht in verschillende personeelscategorieën, wordt het geheel van de prestaties van die maand geacht te zijn uitgevoerd binnen de personeelscategorie waarin het personeelslid de meerderheid van de prestaties heeft verricht.
  Een personeelslid dat tijdens het jaar 1995 gedurende een periode van ten minste negen maanden in een welbepaalde personeelscategorie werd tewerkgesteld, wordt geacht van deze categorie deel te hebben uitgemaakt voor het volledige jaar.
  § 4. Voor de berekening van de premies en toelagen bedoeld in § 1 worden de prestaties van de varende personeelsleden beschouwd per periode van één maand hetzij als prestaties verricht aan boord van een specifiek schip, hetzij als wachtprestaties. Voor de personeelsleden die tijdens éénzelfde maand verschillende prestaties hebben verricht, wordt het geheel der prestaties gekwalificeerd overeenkomstig het type prestatie voor dewelke het grootste aantal uren werden gepresteerd.
  Een personeelslid dat tijdens het jaar 1995 gedurende een periode van ten minste negen maanden prestaties heeft verricht aan boord van een bepaald schip, wordt geacht het geheel van zijn scheepvaartprestaties aan boord van dit schip te hebben verricht.
  Een personeelslid dat tijdens het jaar 1995 gedurende een periode van ten minste negen maanden wachtprestaties heeft verricht, wordt geacht wachtprestaties voor het geheel van dit jaar te hebben verricht.
Art.3. § 1. L'agent en congé préalable bénéficie d'un traitement d'attente égal à 80 pc du dernier traitement d'activité.
  Par "dernier traitement d'activité" il faut entendre la somme, calculée par prestations complètes, du dernier traitement annuel majoré du pécule de vacances, de la prime de fin d'année, des allocations de foyer et de résidence et des indemnités, allocations et primes suivantes reçues au cours de l'année 1995 :
  - la prime de mer prévue par l'arrêté royal du 29 novembre 1983 réglant la prime de mer du personnel navigant de la RTM, modifié par les arrêtés royaux des 25 janvier 1991 et 11 décembre 1992;
  - l'allocation de pilotage ou la rétribution complémentaire prévues par l'arrêté royal du 18 janvier 1984 accordant une allocation de pilotage aux officiers de pont, chargés du commandement des navires et hydroptères de la RTM ainsi qu'une rétribution complémentaire à certains membres du personnel de la Régie, modifié par l'arrêté royal du 25 janvier 1991;
  - le paiement des prestations de travail supplémentaire, de travail les dimanches et jours fériés et de surcroît de travail, en vertu de l'arrêté royal du 29 avril 1982 fixant les conditions particulières de travail de certains agents de la RTM, modifié par les arrêtés royaux des 10 mai 1982 et 26 juillet 1984, et de l'arrêté royal du 19 février 1993 fixant les conditions spéciales de travail des officiers de pont à bord des hydroptères de la RTM;
  - l'allocation pour prestations nocturnes, prévue par l'arrêté royal du 7 février 1978 octroyant une allocation pour prestations nocturnes à certains agents de la RTM, modifié par l'arrêté royal du 5 octobre 1990;
  - la prime pour le service et l'entretien des moteurs à bord des navires et bateaux, prévue par l'arrêté royal du 13 septembre 1976 octroyant une allocation à certains membres du personnel de la RTM pour le service et l'entretien des moteurs à bord des navires et bateaux, modifié par l'arrêté royal du 5 octobre 1990;
  - l'allocation pour le service et l'entretien de l'outillage électrique à bord des navires polyvalents, prévue par l'arrêté royal du 3 septembre 1976 accordant une allocation à certains membres du personnel de la RTM pour le service et l'entretien de l'outillage électrique à bord des navires polyvalents;
  - l'allocation pour la préparation de repas de l'équipage à bord des bateaux-phares, des remorqueurs, des bateaux-pilotes ou bateaux pourvoyeurs, prévue par l'arrêté royal du 12 avril 1975 accordant une allocation pour la préparation de repas de l'équipage à bord des bateaux-phares, des remorqueurs, des bateaux-pilotes ou bateaux pourvoyeurs;
  - l'allocation des équipages subalternes des bateaux-pilotes et des bateaux-phares, prévue par l'arrêté royal du 11 avril 1975 octroyant une allocation aux équipages subalternes des bateaux-pilotes et des bateaux-phares à Ostende, modifié par l'arrêté royal du 25 janvier 1991;
  - l'allocation pour l'exercice d'une fonction supérieure, prévue au Chapitre II de l'arrêté royal du 8 août 1983 relatif à l'exercice d'une fonction supérieure dans les administrations de l'Etat modifié par l'arrêté royal du 20 février 1989;
  - l'allocation pour exercice de fonctions supérieures du personnel navigant, prévue par l'arrêté royal du 13 septembre 1976 accordant une allocation pour exercice de fonctions supérieures au personnel navigant de la RTM, modifié par l'arrêté royal du 16 mai 1984;
  - l'allocation de certains chefs de brigade pour entretien des navires, prévue par l'arrêté royal du 11 janvier 1977 accordant une allocation à certains chefs de brigade pour l'entretien des navires de la RTM, modifié par les arrêtés royaux des 5 octobre 1990 et 25 janvier 1991;
  - l'allocation des conducteurs de tracteurs prévue par l'arrêté royal du 20 septembre 1976 accordant une allocation à certains agents de la RTM, conducteurs de tracteurs, modifié par les arrêtés royaux des 5 octobre 1990 et 25 janvier 1991;
  - l'allocation pour l'exécution de travaux dangereux, pénibles ou malsains, prévue par l'arrêté royal du 3 septembre 1976 octroyant une allocation à certains agents de la RTM chargés de l'exécution de travaux dangereux, pénibles ou malsains, modifié par l'arrêté royal du 5 octobre 1990;
  - l'allocation pour la connaissance de langues étrangères, prévue par l'arrêté royal du 25 avril 1975 octroyant une allocation à certains agents de la RTM pour la connaissance de langues étrangères, modifié par les arrêtés royaux des 21 mai 1975 et 25 janvier 1991;
  - l'allocation aux manoeuvres aide-ouvriers pour entretien de navires de la RTM chargés des travaux d'écriture, prévue par l'arrêté royal du 8 novembre 1975 accordant une allocation aux manoeuvres aide-ouvriers pour entretien de navires de la RTM chargés des travaux d'écriture;
  - la prime de rendement prévue par l'arrêté du 19 août 1991 accordant une prime de rendement à certains agents de la RTM;
  - l'allocation pour travail en horaire décalé prévue par l'arrêté royal du 21 février 1997 fixant une allocation pour le personnel des ateliers de la RTM travaillant en horaire décalé.
  § 2. Les primes et allocations visées au § 1er sont prises en compte selon les montants détaillés aux annexes II à XII au présent arrêté en fonction des différentes catégories des agents de la RTM énumérées à ces annexes.
  Pour le calcul de ces montants, il n'est pas tenu compte des congés visés aux Chapitres III à VI de l'arrêté royal du 1er juin 1964 relatif à certains congés accordés à des agents des administrations de l'Etat et aux absences pour convenance personnelle.
  § 3. Pour le calcul des primes et allocations visées au § 1er, les prestations des agents non navigants sont qualifiées par période d'un mois au regard des tâches effectuées au sein d'une catégorie de personnel déterminée. Pour les agents qui, au cours d'un même mois, ont effectué des prestations dans des catégories de personnel différentes, l'ensemble des prestations de ce mois est considéré avoir été effectué au sein de la catégorie de personnel dans laquelle l'agent a effectué la majorité des prestations.
  Un agent qui a été mis au travail pendant une période d'au moins neuf mois au cours de l'année 1995 dans une catégorie de personnel déterminée est considéré avoir appartenu à cette catégorie pour l'année entière.
  § 4. Pour le calcul des primes et allocations visées au § 1er, les prestations des agents navigants sont qualifiées par période d'un mois, soit comme des prestations effectuées à bord d'un navire spécifique, soit comme prestations de garde. Pour les agents qui, au cours d'un même mois, ont effectué des prestations différentes, l'ensemble des prestations est qualifié selon le type de prestation pour laquelle le plus grand nombre d'heures a été effectué.
  Un agent qui a effectué pendant une période d'au moins neuf mois au cours de l'année 1995 des prestations à bord d'un navire déterminé est considéré avoir effectué l'ensemble de ses prestations de navigation à bord de ce navire.
  Un agent qui a effectué pendant une période d'au moins neuf mois au cours de l'année 1995 des prestations de garde est considéré avoir effectué des prestations de garde pour l'ensemble de cette année.
Art.4. Voor de personeelsleden die ten minste twintig pensioengerechtigde dienstjaren hebben, met inbegrip van de diensten verricht onder het stelsel van voorafgaand verlof verkregen krachtens dit besluit, mag het wachtgeld berekend op basis van artikel 3 niet minder bedragen dan het gewaarborgde minimum pensioenbedrag wegens leeftijd of anciënniteit van een personeelslid dat de leeftijd van zestig jaar heeft bereikt, zoals bepaald krachtens de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.
Art.4. Pour les agents qui comptent au moins vingt années de service admissibles pour l'ouverture du droit à la pension, y compris les services accomplis sous le régime du congé préalable obtenu en vertu du présent arrêté, le traitement d'attente calculé sur base de l'article 3 ne peut être inférieur au montant minimum garanti de pension de retraite pour raison d'âge ou d'ancienneté d'un agent ayant atteint l'âge de soixante ans tel que déterminé en vertu de la loi du 26 juin 1992 portant des dispositions sociales et diverses.
Art.5. Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid dat van een dergelijk verlof geniet, heeft niet langer recht op een bevordering door verhoging in graad, noch op een bevordering door verhoging in weddeschaal.
Art.5. Le congé préalable à la mise à la retraite est assimilé à une période d'activité de service. L'agent bénéficiant d'un tel congé n'a plus droit à une promotion par avancement de grade ni à une promotion par avancement barémique.
Art.6. De haard- en de standplaatstoelagen worden niet langer toegekend tijdens het verlof voorafgaand aan de pensionering.
Art.6. L'allocation de foyer et l'allocation de résidence ne sont plus attribuées pendant le congé préalable à la mise à la retraite.
Art.7. Het jaarlijks vakantieverlof van een personeelslid dat geniet van een verlof voorafgaand aan zijn pensionering, wordt in evenredige mate verminderd in het jaar waarin dit laatste verlof een aanvang neemt.
Art.7. Le congé annuel de vacances d'un agent bénéficiant d'un congé préalable à sa mise à la retraite est réduit à due concurrence pendant l'année au cours de laquelle ce dernier congé commence.
Art.8. § 1. De aanvraag voor het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt uiterlijk op 12 maart 1997 ingediend bij de Personeelsdienst van de RMT, door middel van het formulier waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd.
  § 2. Het voorafgaand verlof wordt toegestaan door de Minister van Vervoer of de door hem gemachtigde chef van het bestuur.
  De Minister of zijn gemachtigde oordeelt of de aanvraag verenigbaar is met de eisen van de goede werking van de dienst, in acht genomen de specifieke kennis, capaciteiten, vaardigheden, diploma's of brevetten, vorming die het personeelslid heeft genoten en in acht genomen de belangrijkheid van de taak waarmee hij is belast.
  Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onverenigbaar acht met de hogervermelde eisen, kan hij het begin van het verlof voorafgaand aan de pensionering uitstellen voor een periode van maximum zes maanden na de datum bepaald in artikel 2, § 1.
  Iedere beslissing van de Minister of zijn gemachtigde bedoeld in dit artikel wordt aan het betrokken personeelslid betekend binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag.
  § 3. De aanvraag bedoeld in § 1 maakt tevens een pensioenaanvraag uit in uitvoering van artikel 51 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen.
Art.8. § 1er. La demande de congé préalable à la mise à la retraite est introduite auprès du Service du Personnel de la RTM, au plus tard le 12 mars 1997, au moyen du formulaire dont le modèle est joint à l'annexe I au présent arrêté.
  § 2. Le congé préalable est accordé par le Ministre des Transports ou le chef d'administration qu'il a mandaté.
  Le Ministre ou son mandataire apprécie si la demande est compatible avec les exigences du bon fonctionnement du service eu égard aux connaissances spécifiques, capacités, aptitudes, diplômes ou brevets, formation dont l'agent a bénéficié et eu égard à l'importance de la mission dont il est investi.
  Si le Ministre ou son mandataire estime que la demande est incompatible avec les exigences susvisées, il peut reporter le commencement du congé préalable à la mise à la retraite d'un délai maximum de six mois après la date prévue à l'article 2, § 1er.
  Toute décision du Ministre ou de son mandataire visée au présent article est notifiée à l'agent concerné dans les trente jours de la réception de la demande.
  § 3. La demande visée au § 1er constitue également une demande de retraite en application de l'article 51 de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d'harmonisation des pensions.
HOOFDSTUK II. - Mobiliteit van de personeelsleden van de RMT.
CHAPITRE II. - Mobilité des agents de la RTM.
Afdeling 1. - Ambtshalve in mobiliteitstelling.
Section 1. - Mise en mobilité d'office.
Art.9. § 1. De Minister van Vervoer duidt de personeelsleden van de RMT aan die .ambtshalve in mobiliteit worden gesteld. Deze aanduiding mag plaatsvinden buiten de gevallen bepaald in artikel 10, § 1, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten.
  De personeelsleden bedoeld in het eerste lid worden ter beschikking gesteld van de Dienst Mobiliteit van het Ministerie van Ambtenarenzaken, hierna de "Dienst Mobiliteit" genoemd.
  § 2. De overheidsdiensten onderworpen aan voornoemd koninklijk besluit van 3 november 1993 leggen aan de Dienst Mobiliteit, op diens verzoek, binnen een termijn van dertig dagen, de lijst voor van de vacante betrekkingen in hun personeelsformatie, alsmede de lijst van de betrekkingen die vacant zullen worden binnen twee jaar volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.
Art.9. § 1er. Le Ministre des Transports désigne les agents de la RTM mis en mobilité d'office. Cette désignation peut s'effectuer en dehors des cas visés à l'article 10, § 1er, de l'arrêté royal du 3 novembre 1993 portant les mesures d'exécution relatives à la mobilité du personnel de certains services publics.
  Les agents visés à l'alinéa 1er sont mis à la disposition du Service Mobilité du Ministère de la Fonction publique, dénommé ci-après le "Service Mobilité".
  § 2. Les services publics soumis à l'arrêté royal du 3 novembre 1993 précité soumettent au Service Mobilité à sa demande dans un délai de trente jours la liste des emplois vacants à leur cadre organique ainsi que la liste des emplois qui deviendront vacants dans les deux années qui suivent l'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 18 février 1997 portant diverses mesures en faveur des agents statutaires de la Régie des Transports maritimes en application de l'article 3, § 1er, 6°, de la loi du 26 juillet 1996 visant à réaliser les conditions budgétaires de la participation de la Belgique à l'Union économique et monétaire européenne.
Art.10. § 1. De Dienst Mobiliteit deelt aan de personeelsleden van de RMT die te zijner beschikking worden gesteld, een lijst mede van vacante betrekkingen waaruit zij keuzen maken voor herplaatsing, beziging of overplaatsing, naargelang van het geval.
  § 2. Indien meerdere personeelsleden voor dezelfde betrekking kunnen worden aangeduid, worden zij onderworpen aan een selectieproef ter toetsing van hun professionele vaardigheden, in acht genomen de vereisten van de betrekking die hun wordt voorgesteld.
  Deze selectieproef wordt ingericht door de Dienst Mobiliteit in samenwerking met de betrokken overheidsdienst op basis van de beschrijving van de functies die de in te vullen betrekking inhoudt, alsook op basis van de bijzondere beroepsbekwaamheid die eventueel is vereist.
  De Dienst Mobiliteit onderzoekt de relevantie van de selectiecriteria vastgesteld overeenkomstig lid 2.
  De personeelsleden worden gerangschikt volgens de quotering behaald bij voornoemde selectieproef.
  § 3. Wanneer de keuzemogelijkheden voorgesteld in § 1 uitgeput zijn, mag de Dienst Mobiliteit de ter haar beschikking gestelde personeelsleden overplaatsen of bezigen.
Art.10. § 1er. Le Service Mobilité communique aux agents de la RTM mis à sa disposition une liste d'emplois vacants parmi lesquels ceux-ci établissent des choix de reclassement, d'utilisation ou de transfert, selon le cas.
  § 2. Lorsque plusieurs agents peuvent être désignés à un même emploi, ils sont soumis à un test de sélection visant à vérifier leurs aptitudes professionnelles eu égard aux exigences afférentes à l'emploi qui leur est proposé.
  Ce test de sélection est organisé par le Service Mobilité en collaboration avec le service public concerné sur base de la description des fonctions afférentes à l'emploi à pourvoir ainsi que sur base de la qualification professionnelle particulière éventuellement requise.
  Le Service Mobilité examine la pertinence des critères de sélection fixés conformément à l'alinéa 2.
  Les agents sont classés en fonction de la cotation obtenue au test de sélection susmentionné.
  § 3. Lorsque les possibilités de choix présentées au § 1er sont épuisées, le Service Mobilité peut transférer ou utiliser les agents mis à sa disposition.
Art.11. § 1. De vervoerkosten die door de in uitvoering van artikel 9 in mobiliteit gestelde personeelsleden gedragen worden om zich van hun woonplaats naar hun administratieve standplaats te begeven en omgekeerd, worden door de administratie van oorsprong in de zin van artikel 15 van dit besluit terugbetaald ten belope van de prijs van een treinabonnement in tweede klas. Van deze kosten worden de verplaatsingskosten afgetrokken die het personeelslid reeds droeg toen hij bij de RMT was tewerkgesteld.
  Voor de terugbetaling van de vervoerkosten bedoeld in het eerste lid, dient onder administratieve standplaats te worden verstaan de plaats waar het personeelslid hoofdzakelijk zijn administratieve activiteit uitoefent.
  § 2. § 1 is niet van toepassing op de personeelsleden die genieten van een vrij parcours dat geldig is voor het volledige net van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
Art.11. § 1er. Les frais de parcours supportés par les agents mis en mobilité en application de l'article 9, pour se rendre de leur domicile à leur résidence administrative et vice versa, sont remboursés à concurrence du prix d'un abonnement de train de deuxième classe par l'administration d'origine au sens de l'article 15 du présent arrêté. De ces frais sont déduits les frais de déplacement que l'agent supportait déjà lorsqu'il était employé à la RTM.
  Pour le remboursement des frais de parcours visés à l'alinéa 1er, il faut entendre par résidence administrative le lieu où l'agent exerce principalement son activité administrative.
  § 2. Le § 1er ne s'applique pas aux agents qui bénéficient d'un libre parcours valable pour l'ensemble du réseau de la Société nationale des Chemins de fer belges.
Afdeling 2.- Geldelijke toestand van de overgeplaatste personeelsleden.
Section 2. - Situation pécuniaire des agents transférés.
Art.12. <KB 2006-12-12/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004> In afwijking van artikel 24, vierde lid, van het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, behoudt de ambtenaar die ambtshalve overgeplaatst wordt het voordeel van de weddenschaal die hij voor zijn overplaatsing genoot indien die hoger is dan die verbonden aan zijn nieuwe graad of aan zijn nieuwe klasse en, in voorkomend geval :
  - de loodstoelage of de aanvullende bezoldiging toegekend krachtens voornoemd koninklijk besluit van 18 januari 1984, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001, volgens het bedrag aangepast overeenkomstig artikel 3, §§ 2 tot 4 van dit besluit;
  - het zeegeld volgens het gemiddeld jaarlijks bedrag aangegeven in kolom III van artikel 1 van voornoemd koninklijk besluit van 29 november 1983, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001 en aangepast overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van hetzelfde besluit.
  Voor de overgeplaatste personeelsleden die slagen voor een competentiemeting of voor een gecertificeerde opleiding, wordt, bij de toekenning van de competentietoelage, de wedde van de betrokken ambtenaar volgens de weddenschaal die betrokkene had bij de R.M.T. op het ogenblik van zijn overplaatsing, vermeerderd met zeegeld en, in voorkomend geval, de loodstoelage, vergeleken met de wedde volgens de weddenschaal verbonden aan de graad of aan de klasse na overplaatsing, verhoogd met de competentietoelage. Het hoogste bedrag wordt betaald.
Art.12. <AR 2006-12-12/38, art. 1, 002; En vigueur : 01-09-2004> Par dérogation à l'article 24, alinéa 4, de l'arrêté royal du 18 octobre 2001 relatif à la mobilité du personnel de certains services publics, l'agent transféré d'office conserve le bénéfice de l'échelle de traitement dont il jouissait avant son transfert, si celle-ci est supérieure à celle liée à son nouveau grade ou à sa nouvelle classe, et le cas échéant :
  - l'allocation de pilotage ou la rétribution complémentaire, accordée en application de l'arrêté royal du 18 janvier 1984 précité, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 décembre 2001, selon le montant adapté en application de l'article 3, §§ 2 à 4 du présent arrêté;
  - la prime de mer, selon le montant annuel moyen repris à la colonne III de l'article 1er de l'arrêté royal du 29 novembre 1983 précité, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 décembre 2001 et adapté en application des articles 7 et 8 du même arrêté.
  Pour les membres du personnel transférés qui réussissent une mesure de compétence ou une formation certifiée, le traitement de l'agent selon l'échelle que revêtait l'intéressé à la R.T.M. au moment de son transfert, augmenté de la prime de mer et, le cas échéant, de l'allocation de pilotage, est comparé, au moment de l'octroi de l'allocation de compétence, avec le traitement de l'échelle liée au grade ou à la classe que revêt l'intéressé après son transfert, augmenté de l'allocation de compétence. Le montant le plus élevé est payé.
Afdeling 3. - Geldelijke toestand van de gebezigde personeelsleden en van de personeelsleden in afwachting van aanwijzing door ambtshalve mobiliteit.
Section 3. - Situation pécuniaire des agents utilisés et des agents en attente d'affectation par mobilité d'office.
Art.13. § 1. De gebezigde personeelsleden en de personeelsleden in afwachting van een aanwijzing door ambtshalve mobiliteit behouden hun recht op een bezoldiging die, in voorkomend geval, het zeegeld, de loodstoelage of de aanvullende bezoldiging bedoeld in artikel 3, § 1, omvat volgens de bedragen bedoeld in artikel 12.
  § 2. De gebezigde personeelsleden ontvangen van de bezigende overheidsdienst de vergoedingen en toelagen verbonden aan de uitoefening van hun nieuwe betrekking, volgens de modaliteiten en de voorwaarden bepaald voor de personeelsleden van deze overheidsdienst, en dit in afwachting van hun overplaatsing naar de betrokken overheidsdienst.
  De personeelsleden in afwachting van een aanwijzing door ambtshalve mobiliteit ontvangen, ten laste van de RMT, de vergoedingen en toelagen verbonden aan de uitoefening van de functie die zij daadwerkelijk uitoefenen binnen de RMT § 3. Het bedrag van de vergoedingen en toelagen bedoeld in § 2 wordt verminderd met het bedrag van de premies, toelagen en vergoedingen bedoeld in § 1, volgens de door de Koning vastgestelde modaliteiten.
Art.13. § 1er. Les agents utilisés et les agents en attente d'une affectation par mobilité d'office conservent leur droit à une rétribution qui comprend, le cas échéant, la prime de mer, l'allocation de pilotage ou la rétribution complémentaire visées à l'article 3, § 1er, selon les montants visés à l'article 12.
  § 2. Les agents utilisés percoivent, à charge du service public utilisateur, les indemnités et allocations liées à l'exercice de leur nouvelle fonction, selon les modalités et aux conditions prévues pour les agents dudit service public et ce dans l'attente de leur transfert au sein du service public concerné.
  Les agents en attente d'une affectation par mobilité d'office percoivent, à charge de la RTM, les indemnités et allocations liées à l'exercice de la fonction qu'ils exercent effectivement au sein de la RTM.
  § 3. Le montant des indemnités ou allocations visées au § 2 est réduit du montant des primes, allocations et rétributions visées au § 1er selon les modalités arrêtées par le Roi.
Afdeling 4. - Terugbetaling van de bezoldiging van de gebezigde personeelsleden.
Section 4. - Remboursement de la rétribution des agents utilisés.
Art.14. De bezigende overheidsdienst betaalt de budgettaire last bedoeld in artikel 32 van voornoemd koninklijk besluit van 3 november 1993, terug aan de RMT binnen zestig dagen volgend op de ontvangst van de driemaandelijkse staat bedoeld in hetzelfde artikel 32.
Art.14. Le service public utilisateur rembourse la charge budgétaire visée à l'article 32 de l'arrêté royal du 3 novembre 1993 précité, à la RTM dans les soixante jours qui suivent la réception du relevé trimestriel visé au même article 32.
HOOFDSTUK III. - Terbeschikkingstelling van sommige personeelsleden.
CHAPITRE III. - Mise à disposition de certains agents.
Afdeling 1. - Definities.
Section 1. - Définitions.
Art.15. Voor de toepassing van dit Hoofdstuk moet worden verstaan onder : - "werkgever" : elke vennootschap, instelling of organisme aan welke personeelsleden ter beschikking worden gesteld krachtens artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de ontbinding van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
  - "administratie van oorsprong" : de RMT of het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, na de overdracht bedoeld in artikel 12 van voornoemd koninklijk besluit van 18 februari 1997.
Art.15. Pour l'application du présent Chapitre, il faut entendre par : - "employeur" : toute société, institution ou organisme au profit desquels s'effectue la mise à disposition d'agents en vertu de l'article 13 de l'arrêté du 18 février 1997 portant des mesures en vue de la dissolution de la Régie des Transports maritimes en application de l'article 3, § 1er, 6°, de la loi du 26 juillet 1996 visant à réaliser les conditions budgétaires de la participation de la Belgique à l'Union économique et monétaire européenne;
  - "administration d'origine" : la RTM ou le Ministère des Communications et de l'Infrastructure, après le transfert visé à l'article 12 de l'arrêté royal du 18 février 1997 précité.
Afdeling 2. - Toestand van het ter beschikking gestelde personeelslid in zijn administratie van oorsprong.
Section 2. - Situation de l'agent mis à disposition dans son administration d'origine.
Art.16. De periode van terbeschikkingstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit in de administratie van oorsprong.
Art.16. La période de mise à disposition est assimilée à une période d'activité de service à l'administration d'origine.
Art.17. Indien het ter beschikking gestelde personeelslid aan beoordeling is onderworpen, behoudt hij de laatste beoordeling die hen werd toegekend, tot hem een nieuwe beoordeling wordt gegeven overeenkomstig de in dit artikel bepaalde regels.
  Tijdens zijn terbeschikkingstelling blijft het personeelslid onderworpen aan de regels betreffende de toekenning van de beoordeling die van toepassing zijn bij de administratie van oorsprong.
  De overheden van de administratie van oorsprong blijven bevoegd voor de toekenning van de beoordeling.
  Voor de toekenning van de nieuwe beoordeling tijdens de terbeschikkingstelling wint de bevoegde meerdere, die het personeelslid onder zijn gezag had op het ogenblik van de terbeschikkingstelling, alle nodige inlichtingen in bij de betrokken werkgever.
Art.17. Si l'agent mis à disposition est soumis au signalement, il conserve le dernier signalement qui lui a été attribué, jusqu'à ce qu'un nouveau signalement lui soit donné conformément aux règles définies au présent article.
  Durant sa mise à disposition, l'agent reste soumis aux règles relatives à l'attribution du signalement applicables au sein de l'administration d'origine.
  Les autorités de l'administration d'origine restent compétentes pour l'attribution du signalement.
  Pour l'attribution du nouveau signalement durant la mise à disposition, le supérieur compétent qui avait l'agent sous son autorité au moment de la mise à disposition recueille tous les renseignements nécessaires auprès de l'employeur concerné.
Art.18. Tijdens de terbeschikkingstelling blijft het personeelslid onderworpen aan de tuchtregeling die van toepassing is bij zijn administratie van oorsprong.
Art.18. Durant la mise à disposition, l'agent reste soumis au régime disciplinaire applicable à son administration d'origine.
Art.19. De werkgever deelt aan de administratie van oorsprong alle nuttige informatie mee voor de bijwerking van het persoonlijk dossier van het ter beschikking gestelde personeelslid.
Art.19. L'employeur communique à l'administration d'origine toute information utile à la mise à jour du dossier individuel de l'agent mis à disposition.
Art.20. De administratie van oorsprong deelt aan het ter beschikking gestelde personeelslid alle omzendbrieven, alle dienstorders en in het algemeen alle documentatie mee die zij aan de andere personeelsleden toestuurt.
Art.20. L'administration d'origine communique à l'agent mis à disposition toutes circulaires, tout ordre de service et d'une manière générale toute la documentation qu'elle adresse aux autres agents.
Afdeling 3. - Tenlasteneming van de bezoldigingen verschuldigd aan het ter beschikking gestelde personeelslid.
Section 3. - Charge des rémunérations dues à l'agent mis à disposition.
Art.21. De uitbetaling van de bezoldiging, de vergoedingen en de toelagen van het ter beschikking gestelde personeelslid geschiedt door le administratie van oorsprong, aan de hand van de gegevens die worden verstrekt door de werkgever.
  Deze deelt elke maand aan de administratie van oorsprong alle informatie mee die terzake nodig is.
Art.21. Le paiement de la rémunération, des indemnités et des allocations de l'agent mis à disposition est effectué par l'administration d'origine, sur base des données qui sont fournies par l'employeur.
  Celui-ci communique chaque mois à l'administration d'origine toute information nécessaire à cet égard.
Art.22. § 1. De werkgevers bedoeld in artikel 13, § 1, 1° en 2°, van voornoemd koninklijk besluit van 18 februari 1997, betalen maandelijks de administratie van oorsprong terug volgens de modaliteiten bepaald door een overeenkomst die individueel tussen haar en deze werkgevers wordt gesloten.
  § 2. De werkgevers bedoeld in artikel 13, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 18 februari 1997 storten per kwartaal aan de administratie van oorsprong de bedragen terug die krachtens artikel 21 werden uitbetaald.
Art.22. § 1er. Les employeurs visés à l'article 13, § 1er, 1° et 2°, de l'arrêté du 18 février 1997 précité remboursent mensuellement l'administration d'origine selon les modalités prévues par une convention à conclure individuellement entre elle et ces employeurs.
  § 2. Les employeurs visés à l'article 13, § 2, de l'arrêté du 18 février 1997 précité remboursent trimestriellement à l'administration d'origine les montants payés en vertu de l'article 21.
Afdeling 4. - Beslissing om de terbeschikkingstelling vervroegd te beëindigen.
Section 4. - Décision de mettre fin anticipativement à la mise à disposition.
Art.23. De terbeschikkingstelling mag vervroegd worden beëindigd : 1° op verzoek van het betrokken personeelslid, na advies van de werkgever;
  2° op verzoek van de werkgever, na het personeelslid vooraf te hebben gehoord;
  3° indien een disciplinaire maatregel andere dan de blaam of de terechtwijzing aan het personeelslid werd opgelegd bij toepassing van de tuchtregeling.
Art.23. Il peut être mis fin anticipativement à la mise à disposition : 1° sur demande de l'agent concerné, après avis de l'employeur;
  2° sur demande de l'employeur, après audition préalable de l'agent;
  3° dans le cas où, en application du régime disciplinaire, une mesure disciplinaire autre que le blâme ou le rappel à l'ordre a été infligée à l'agent.
HOOFDSTUK IV. - Bevordering van de personeelsleden.
CHAPITRE IV. - Promotion des agents.
Art.24. Het personeelslid dat krachtens Hoofdstuk II wordt gebezigd of krachtens Hoofdstuk III ter beschikking wordt gesteld, mag zijn aanspraken op bevordering bij de RMT doen gelden of, na de overdracht bedoeld in artikel 12 van voornoemd koninklijk besluit van ....., binnen de afzonderlijke formatie die naar aanleiding van deze overdracht bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zal worden gecreëerd.
  Te dien einde bekomt hij de nodige dienstvrijstellingen voor deelname aan vormingscursussen en loopbaanexamens.
  Bij het definitieve vertrek van de titularis van een bevorderingsbetrekking, mag de vacante betrekking worden ingevuld bij wijze van bevordering overeenkomstig de regels die van kracht zijn bij de RMT of bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur voor de betrekkingen van de afzonderlijke formatie bedoeld in het eerste lid.
  De Minister van Vervoer bepaalt jaarlijks, met het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken en de Minister van Begroting, de betrekkingen van de formatie die in aanmerking komen voor bevorderingen overeenkomstig dit artikel. Geen enkele van deze betrekkingen mag worden toegekend bij wege van mobiliteit.
Art.24. L'agent utilisé en vertu du Chapitre II ou mis à disposition en vertu du Chapitre II peut faire valoir ses titres à la promotion au sein de la RTM ou, après le transfert visé à l'article 12 de l'arrêté royal du ..... précité, au sein du cadre distinct qui sera créé au Ministère des Communications et de l'Infrastructure lors de ce transfert.
  A cet effet, il reçoit les dispenses de service nécessaires à la participation aux cours de formation et aux épreuves de carrière.
  Lors du départ définitif d'un titulaire d'un emploi de promotion, l'emploi vacant peut être attribué par voie de promotion conformément aux règles en vigueur à la RTM ou au Ministère des Communications et de l'Infrastructure pour les emplois du cadre distinct visé à l'alinéa 1er.
  Le Ministre des Transports détermine annuellement, avec l'accord du Ministre de la Fonction publique et du Ministre du Budget, les emplois de cadre sur lesquels des promotions peuvent être effectuées conformément au présent article. Aucun de ces emplois ne peut être conféré par voie de mobilité.
HOOFDSTUK V. - Diverse en slotbepalingen.
CHAPITRE V. - Dispositions diverses et finales.
Art.25. Genieten van verkeersvoordelen op het binnenlands spoorwegnet overeenkomstig het relevante Reglement van de RMT : a) de statutaire personeelsleden van de RMT die op l maart 1997 in dienst zijn voor de periode gedurende dewelke zij in dienst zijn bij één van de overheidsdiensten onderworpen aan voornoemd koninklijk besluit van 3 november 1993;
  b) de statutaire personeelsleden van de RMT die op 1 maart 1997 op pensioen zijn gesteld;
  c) de personeelsleden bedoeld in punt a) na hun oppensioenstelling;
  d) de rechthebbenden van de personeelsleden bedoeld in de punten a), b) en c).
Art.25. Bénéficient des facilités de circulation sur le réseau ferroviaire intérieur conformément au Règlement pertinent de la RTM : a) les agents statutaires de la RTM en service au 1er mars 1997 pour la période pendant laquelle ils sont en service dans un des services publics soumis à l'arrêté royal du 3 novembre 1993 précité;
  b) les agents statutaires de la RTM pensionnés au 1er mars 1997;
  c) les agents visés au point a) après leur mise à la pension;
  d) les ayant-droits des agents visés aux points a), b) et c).
Art.26. § 1. Het koninklijk besluit van 17 januari 1995 betreffende de werving van statutair personeel in sommige overheidsdiensten is van toepassing op de RMT § 2. In afwijking van artikel 8, lid 5, van hetzelfde besluit, wordt de beslissing van de Minister van Ambtenarenzaken en de Minister van Begroting medegedeeld nadat het betrokken dossier door de Ministerraad werd goedgekeurd op initiatief van de Minister van Ambtenarenzaken.
  § 3. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
  " h) de Regie voor Maritiem Transport. "
Art.26. § 1er. L'arrêté royal du 17 janvier 1995 relatif au recrutement de personnel statutaire dans certains services publics est applicable à la RTM.
  § 2. Par dérogation à l'article 8, alinéa 5, du même arrêté, la décision du Ministre de la Fonction publique et du Ministre du Budget est communiquée après que le dossier concerné ait été approuvé par le Conseil des Ministres à l'initiative du Ministre de la Fonction publique.
  § 3. L'article 10 du même arrêté est complété comme suit :
  " h) la Régie des Transports maritimes. "
Art.27. Dit besluit treedt in werking op 26 februari 1997.
Art.27. Le présent arrêté entre en vigueur le 26 février 1997.
Art.28. Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 18 februari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Vervoer,
  M. DAERDEN
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT
Art.28. Notre Ministre des Transports et Notre Ministre de la Fonction publique sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
  Donné à Bruxelles, le 18 février 1997.
  ALBERT
  Par le Roi :
  Le Ministre des Transports,
  M. DAERDEN
  Le Ministre de la Fonction publique,
  A. FLAHAUT
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. Aanvraagformulier verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3847).
Art. N1. Annexe I. - FORMULAIRE DE DEMANDE . - CONGE PREALABLE A LA MISE A LA RETRAITE.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3846).
Art. N2. Bijlage 2. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het varend personeel van de RMT, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3854-3859).
Art. N2. Annexe II. Fixation de traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel navigant de RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3848-3853).
Art. N3. Bijlage 3. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan de dekofficieren aan boord van de vleugelboten van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3863-3865).
Art. N3. Annexe III. - Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé aux officiers de pont des hydroptères de la RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3860-3862).
Art. N4. Bijlage 4. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het kaaipersoneel dat continu wacht verzekerd aan boord van een stilliggend schip van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3869-3871).
Art. N4. Annexe IV. Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé aux agents de quai et aux agents qui assurent la garde continue à bord d'un bateau immobilisé de la RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3866-3868).
Art. N5. Bijlage 5. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan de wakers Oosteroever - Directie Materieel van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3874-3875).
Art. N5. Annexe V. Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé aux veilleurs de la "Oosteroever" - Direction Matériel de la RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3872-3873).
Art. N6. Bijlage 6. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan de jetfoilmagazijniers van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3879-3881).
Art. N6. Annexe VI. Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé aux magasiniers d'hydroptère de la RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3876-3878).
Art. N7. Bijlage 7. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de werkhuizen van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3883).
Art. N7. Annexe VII. - Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel des ateliers de la RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3882).
Art. N8. Bijlage 8. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het administratief personeel van de RMT naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3886-3887).
Art. N8. Annexe VIII. - Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel administratif de la RTM, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3884-3885).
Art. N9. Bijlage 9. Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen op loodsboot tenderreis, loodsboot kotterreis, sleepboot Zeehond, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3897-3905).
Art. N9. Annexe IX. Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel de la RTM, employé par le Service de pilotage à bord de bateaux-pilotes effectuant un voyage d'approvisionnement, de bateaux-pilotes utilisés comme cotre ou de remorqueur Zeehond, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3888-3896).
Art. N10. Bijlage 10. - Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen - waakdienst, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3908-3909).
Art. N10. Annexe X Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel de la RTM, affecté au service de veille du Service de pilotage, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3906-3907).
Art. N11. Bijlage 11. - Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen - Rededienst Oostende, Nieuwpoort, Zeebrugge, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3914-3917).
Art. N11. Annexe XI. - Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel de la RTM, affecté au service de rade du Service de pilotage à Ostende, Nieuport, Zeebrugge, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3910-3913).
Art. N12. Bijlage 12. - Vaststelling van het maandelijkse wachtgeld dat zal uitbetaald worden aan het personeel van de RMT, tewerkgesteld in het Loodswezen aan boord van een Hydrografisch vaartuig Ter Streep of van een Bewakingsvaartuig Zeearend, naar aanleiding van het verlof voorafgaand aan de pensionering.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 26-02-1997, p. 3922-3925).
Art. N12. Annexe XII. - Fixation du traitement d'attente mensuel qui sera payé au personnel de la RTM, employé à bord d'un bateau hydrographique "Ter Streep" ou d'un bâtiment de balisage "Zeearend" du Service de pilotage, à l'occasion du congé préalable à la mise à la retraite.
  (Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. 26-02-1997, p. 3918-3921).