Artikel 1. Onderhavige beslissing werd genomen door de volgende organisaties :
Christelijke Centrale van Diverse Industrieën, op voornoemde zitting vertegenwoordigd door de heer R. Van De Voorde.
Algemene Centrale van het Algemeen Belgisch Vakverbond, op voornoemde zitting vertegenwoordigd door de heer D. Valkenaers.
Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België, op voornoemde zitting vertegenwoordigd door de heer R. De Leege.
Nationale Groepering der Kleinijverheid, VZW., op voornoemde zitting vertegenwoordigd door de heren M. Heylen en J. Van Den Bossche.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
17 DECEMBER 1996. - Paritair Subcomité voor de steenbakkerij van de provincie Antwerpen. - Beslissing van 17 december 1996. - Vaststelling van de vakantiedata voor 1997.
Titre
17 DECEMBRE 1996. - Décision du 17 décembre 1996 de la Sous-commission paritaire de l'industrie des briques de la province d'Anvers. - Fixation des dates de vacances pour 1997.
Informations sur le document
Numac: 1996121753
Datum: 1996-12-17
Info du document
Numac: 1996121753
Date: 1996-12-17
Tekst (10)
Texte (10)
Article 1. La présente décision a été prise par les organisations suivantes :
Centrale chrétienne de Diverses Industries, représentée à la séance précitée par M. R. Van De Voorde.
Centrale générale de la Fédération Générale du Travail de Belgique, représentée à la séance précitée par M. D. Valkenaers.
Centrale Générale des Syndicats Libéraux de Belgique, représentée à la séance précitée par M. R. De Leege.
Groupement national de l'industrie de la terre cuite, ASBL., représenté à la séance précitée par M. M. Heylen et M. J. Van Den Bossche.
Centrale chrétienne de Diverses Industries, représentée à la séance précitée par M. R. Van De Voorde.
Centrale générale de la Fédération Générale du Travail de Belgique, représentée à la séance précitée par M. D. Valkenaers.
Centrale Générale des Syndicats Libéraux de Belgique, représentée à la séance précitée par M. R. De Leege.
Groupement national de l'industrie de la terre cuite, ASBL., représenté à la séance précitée par M. M. Heylen et M. J. Van Den Bossche.
Art.2. Deze beslissing is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen gelegen in de gerechtelijke kantons Boom en Kontich.
Art.2. Cette décision est applicable aux employeurs et aux ouvriers et ouvrières des entreprises situées dans les cantons judiciaires de Boom et Kontich.
Art.3. Voor de werklieden en werksters wordt de hoofdvakantie als volgt vastgesteld :
1° aan de stokers van continu-ovens wordt een ononderbroken vakantieperiode toegestaan met een minimum van zeventien of achttien dagen, naargelang de vakantieperiode al dan niet een betaalde wettelijke feestdag omvat, in de periode van 1 mei 1997 tot 31 oktober 1997, op in gemeen overleg vastgestelde data tussen de betrokkenen en de werkgever;
2° voor alle andere werklieden en werksters wordt een ononderbroken vakantieperiode toegestaan, met een minimum van zeventien of achttien dagen, naargelang deze vakantieperiode al dan niet 21 juli of 15 augustus omvat, in de periode van 9 juni 1997 tot en met 31 augustus 1997.
In elke onderneming kunnen, door de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan, in akkoord met de syndicale afvaardiging, of bij ontstentenis van deze laatste in gemeen overleg tussen de betrokkenen en de werkgever de data van deze ononderbroken vakantie collectief vastgesteld worden, ofwel voor het ganse personeel, ofwel in twee of drie beurten, telkens voor een gedeelte van het personeel.
1° aan de stokers van continu-ovens wordt een ononderbroken vakantieperiode toegestaan met een minimum van zeventien of achttien dagen, naargelang de vakantieperiode al dan niet een betaalde wettelijke feestdag omvat, in de periode van 1 mei 1997 tot 31 oktober 1997, op in gemeen overleg vastgestelde data tussen de betrokkenen en de werkgever;
2° voor alle andere werklieden en werksters wordt een ononderbroken vakantieperiode toegestaan, met een minimum van zeventien of achttien dagen, naargelang deze vakantieperiode al dan niet 21 juli of 15 augustus omvat, in de periode van 9 juni 1997 tot en met 31 augustus 1997.
In elke onderneming kunnen, door de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan, in akkoord met de syndicale afvaardiging, of bij ontstentenis van deze laatste in gemeen overleg tussen de betrokkenen en de werkgever de data van deze ononderbroken vakantie collectief vastgesteld worden, ofwel voor het ganse personeel, ofwel in twee of drie beurten, telkens voor een gedeelte van het personeel.
Art.3. Les vacances principales des ouvriers et des ouvrières sont fixées comme suit :
1° il est accordé aux chauffeurs de fours continus, une période de vacances ininterrompues de dix-sept ou dix-huit jours minimum, suivant que la période de vacances comprend ou non un jour férié légal payé, au cours de la période du 1er mai 1997 au 31 octobre 1997, à des dates fixées de commun accord entre les intéressés et l'employeur;
2° il est accordé à tous les autres ouvriers et ouvrières, une période de vacances ininterrompues de dix-sept ou de dix-huit jours minimum selon que cette période comprend ou non le 21 juillet ou le 15 août, au cours de la période du 9 juin 1997 au 31 août 1997 inclus.
Dans chaque entreprise, il est permis de fixer collectivement les dates de ces vacances ininterrompues en conseil d'entreprise, ou à défaut de celui-ci en accord avec la délégation syndicale, ou à défaut de cette dernière, de commun accord entre les intéressés et l'employeur, soit pour tout le personnel, soit en deux ou trois périodes chacune pour une partie du personnel.
1° il est accordé aux chauffeurs de fours continus, une période de vacances ininterrompues de dix-sept ou dix-huit jours minimum, suivant que la période de vacances comprend ou non un jour férié légal payé, au cours de la période du 1er mai 1997 au 31 octobre 1997, à des dates fixées de commun accord entre les intéressés et l'employeur;
2° il est accordé à tous les autres ouvriers et ouvrières, une période de vacances ininterrompues de dix-sept ou de dix-huit jours minimum selon que cette période comprend ou non le 21 juillet ou le 15 août, au cours de la période du 9 juin 1997 au 31 août 1997 inclus.
Dans chaque entreprise, il est permis de fixer collectivement les dates de ces vacances ininterrompues en conseil d'entreprise, ou à défaut de celui-ci en accord avec la délégation syndicale, ou à défaut de cette dernière, de commun accord entre les intéressés et l'employeur, soit pour tout le personnel, soit en deux ou trois périodes chacune pour une partie du personnel.
Art.4. In afwijking van artikel 3, zal volgende vakantieregeling worden toegepast :
- bij de Steenbakkerij Damman NV., Niel : in de periode van 9 juni 1997 tot en met 29 september 1997.
- bij de Steenbakkerij Damman NV., Niel : in de periode van 9 juni 1997 tot en met 29 september 1997.
Art.4. Par dérogation à l'article 3, le régime de vacances suivant sera appliqué :
- à la briqueterie Damman SA., Niel : au cours de la période du 9 juin 1997 au 29 septembre 1997 inclus.
- à la briqueterie Damman SA., Niel : au cours de la période du 9 juin 1997 au 29 septembre 1997 inclus.
Art.5. Onverminderd de bepalingen van artikel 3, worden de overige vakantiedagen, waarop de werknemers nog recht hebben, op in gemeen overleg vastgestelde data tussen de betrokkenen en de werkgever, toegekend tussen 1 januari en 31 december 1997.
De data van deze vakantiedagen kunnen collectief vastgesteld worden door de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan, in akkoord met de syndicale afvaardiging, of bij ontstentenis van deze laatste, bij akkoord tussen de werkgever en de betrokken werklieden en werksters.
De data van deze vakantiedagen kunnen collectief vastgesteld worden door de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan, in akkoord met de syndicale afvaardiging, of bij ontstentenis van deze laatste, bij akkoord tussen de werkgever en de betrokken werklieden en werksters.
Art.5. Sans préjudice des dispositions de l'article 3, les autres jours de vacances auxquels les travailleurs ont droit, sont octroyés entre le 1er janvier et le 31 décembre 1997 à des dates fixées de commun accord entre les intéressés et l'employeur.
Les dates de ces jours de vacances peuvent être fixées collectivement par le conseil d'entreprise ou, à défaut de celui-ci, en accord avec la délégation syndicale, ou à défaut de cette dernière, par accord entre l'employeur et les ouvriers et ouvrières intéressés.
Les dates de ces jours de vacances peuvent être fixées collectivement par le conseil d'entreprise ou, à défaut de celui-ci, en accord avec la délégation syndicale, ou à défaut de cette dernière, par accord entre l'employeur et les ouvriers et ouvrières intéressés.
Art.6. Bij het vaststellen van de data van de resterende vakantiedagen, zal er over gewaakt worden dat de produktiecapaciteit van de onderneming niet in het gedrang komt, ondermeer door bedoelde vakantiedagen te splitsen en te spreiden over het gehele jaar, door de vakantie te verlenen in de stille perioden ter gelegenheid van bruggen, plaatselijke of andere feesten, hierbij telkens met inachtneming van de particuliere toestand van de onderneming en de aard van de produktiemethoden.
Art.6. En ce qui concerne les dates des jours de vacances restants, elles seront fixées en veillant que la capacité de production de l'entreprise ne soit pas compromise, notamment en scindant et en étalant ces jours de vacances sur toute l'année et en les accordant pendant les périodes creuses, à l'occasion de ponts ou fêtes locales et autres, compte tenu de la situation particulière de l'entreprise et du genre des méthodes de production.
Art.7. De overeenkomstig artikel 3, 2° vastgestelde periode van collectief verlof wordt aan de werklieden en werksters bekendgemaakt door aanplakking in de onderneming vóór 31 december 1996.
In geval van vaststelling van collectief verlof in twee of drie beurten, wordt deze aanplakking, voor elke verlofbeurt, aangevuld met de naamlijst van de betrokken werklieden en werksters.
Indien, overeenkomstig artikel 5, tweede lid, in de onderneming de overige vakantiedagen collectief worden vastgesteld, worden deze eveneens aan de werklieden en werksters bekendgemaakt door aanplakking in de onderneming vóór 31 december 1996.
In geval van vaststelling van collectief verlof in twee of drie beurten, wordt deze aanplakking, voor elke verlofbeurt, aangevuld met de naamlijst van de betrokken werklieden en werksters.
Indien, overeenkomstig artikel 5, tweede lid, in de onderneming de overige vakantiedagen collectief worden vastgesteld, worden deze eveneens aan de werklieden en werksters bekendgemaakt door aanplakking in de onderneming vóór 31 december 1996.
Art.7. La période de vacances collectives, fixée conformément à l'article 3, 2° est portée à la connaissance des ouvriers et ouvrières sous forme d'affichage dans l'entreprise avant le 31 décembre 1996.
Si les vacances sont fixées collectivement en deux ou trois périodes, cet affichage mentionne pour chaque période de vacances, la liste nominative des ouvriers et ouvrières intéressés.
Si, conformément à l'article 5, alinéa 2, les jours de vacances restant dus sont octroyés collectivement, les ouvriers et les ouvrières en sont également informés par affichage dans l'entreprise avant le 31 décembre 1996.
Si les vacances sont fixées collectivement en deux ou trois périodes, cet affichage mentionne pour chaque période de vacances, la liste nominative des ouvriers et ouvrières intéressés.
Si, conformément à l'article 5, alinéa 2, les jours de vacances restant dus sont octroyés collectivement, les ouvriers et les ouvrières en sont également informés par affichage dans l'entreprise avant le 31 décembre 1996.
Art.8. Uiterlijk op 31 december 1996 dient de werkgever afschrift over te maken van de in toepassing van vorig artikel aangeplakte kennisgevingen aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité, die hiervan mededeling doet aan de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de steenbakkerij van de provincie Antwerpen vóór 15 januari 1997.
Art.8. Pour le 31 décembre 1996 au plus tard, l'employeur est tenu de faire parvenir la copie des informations qu'il a affichées en application de l'article précédent, au Président de la Sous-commission paritaire, qui en donnera communication aux organisations représentées au sein de la Sous-commission paritaire de l'industrie des briques de la province d'Anvers avant le 15 janvier 1997.
Art.9. In geval van vaststelling van collectief verlof in twee of drie beurten, dient de werkgever de definitieve naamlijst van de werklieden en werksters voor elke verlofbeurt over te maken uiterlijk op 1 juni 1997 aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de steenbakkerij van de provincie Antwerpen, die hiervan mededeling doet aan de in artikel 8 voornoemde organisaties uiterlijk op 15 juni 1997.
Art.9. Si les vacances sont fixées collectivement en deux ou trois périodes, l'employeur est tenu de faire parvenir pour le 1er juin 1997 au plus tard, la liste nominative définitive des ouvriers et ouvrières pour chaque période de vacances, au Président de la Sous-commission paritaire de l'industrie des briques de la province d'Anvers, qui en donnera communication pour le 15 juin 1997 au plus tard, aux organisations visées à l'article 8.
Art. 10. Deze beslissing is van toepassing voor de vakantie te nemen in 1997.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 maart 1997.
(Voor het KB, zie %%1997-03-20/43%%).
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 maart 1997.
(Voor het KB, zie %%1997-03-20/43%%).
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
Art. 10. La présente décision est d'application pour les vacances à prendre en 1997.
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 20 mars 1997.
(Pour l'AR, voir %%1997-03-20/43%%).
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
La Ministre des Affaires sociales,
Mme M. DE GALAN
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 20 mars 1997.
(Pour l'AR, voir %%1997-03-20/43%%).
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
La Ministre des Affaires sociales,
Mme M. DE GALAN