Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
25 JULI 1996. - Decreet betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-09-1996 en tekstbijwerking tot 09-01-2025)
Titre
25 JUILLET 1996. - Décret relatif aux charges et emplois des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 07-09-1996 et mise à jour au 09-01-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (98)
Texte (98)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op de leden van de categorieën bestuurs- en onderwijzend personeel en opvoedend hulppersoneel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte Hogescholen en op de gesubsidieerde leden van de categorieën bestuurs- en onderwijzend personeel en opvoedend hulppersoneel van de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde Hogescholen, alsmede op de personeelsleden van de categorie administratief personeel van de Hogescholen (behalve voor wat bedoeld is in de artikelen 10bis en 12, § 3).
  Dit decreet is niet van toepassing op de leraars godsdienst.
Article 1. Le présent décret s'applique aux membres des catégories du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des Hautes Ecoles organisées par la Communauté française et aux membres subsidiés des catégories du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des Hautes Ecoles subventionnées par la Communauté française ainsi qu'aux membres de la catégorie du personnel administratif des Hautes Ecoles (sauf pour ce qui est mentionné aux articles 10bis et 12, § 3).
  Les professeurs de religion ne sont pas régis par le présent décret.
HOOFDSTUK II. - Omschrijvingen.
CHAPITRE II. - Définitions.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet dient verstaan te worden onder :
  1. De Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;
  2. Het Decreet : het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen;
  3. Koninklijk besluit van 22 maart 1969 : Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd.
  4. Decreet van 1 februari 1993 : decreet tot vaststelling van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, zoals gewijzigd;
  5. Decreet van 6 juni 1994 : decreet tot vaststelling van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs, zoals gewijzigd;
  6. Hogeschool : Hogeschool bedoeld in artikel 1, 1° van het decreet;
  7. Hogeschool van de Franse Gemeenschap : door de Franse Gemeenschap ingerichte Hogeschool;
  8. Gesubsidieerde officiële Hogeschool van de Franse Gemeenschap : Hogeschool die onder het gesubsidieerd officieel net ressorteert en werd opgericht door een gemeente, een provincie, de Franse Gemeenschapscommissie of een publieke rechtspersoon
  9. Gesubsidieerde vrije Hogeschool : Hogeschool die onder het gesubsidieerd vrij net ressorteert en werd opgericht in de vorm van een privé-rechtspersoon :
  10. Inrichtende macht : inrichtende macht van een onderwijsinstelling zoals bepaald in artikel 2 van de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
  11. Organieke betrekking : een betrekking die ingericht of gesubsidieerd wordt met inachtneming van de decreets- en reglementsnormen.
  (12. Werkelijk gepresteerde diensten : diensten gepresteerd door het personeelslid in zijn hoofdambt terwijl hij zich in de administratieve of dienstposities bevindt, in actieve dienst of in terbeschikkingstelling is wegens ontstentenis van betrekking.)
  [1 13° organen voor plaatselijk overleg : de Ondernemingsraad, de Plaatselijke paritaire commissie (COPALOC - Commission paritaire locale), het Basisoverlegcomité (COCOBA - Comité de concertation de base).]1
  
Art.2. Pour l'application du présent décret, il faut entendre par :
  1. Le Gouvernement : le Gouvernement de la Communauté française;
  2. Le Décret : le décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en Hautes Ecoles;
  3. Arrêté royal du 22 mars 1969 : arrêté royal fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel qu'il a été modifié.
  4. Décret du 1er février 1993 : décret fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné, tel qu'il a été modifié.
  5. Décret du 6 juin 1994 : décret fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné, tel qu'il a été modifié.
  6. Haute Ecole : Haute Ecole visée à l'article 1er, 1°, du décret.
  7. Haute Ecole de la Communauté française : Haute Ecole organisée par la Communauté française.
  8. Haute Ecole officielle subventionnée : Haute Ecole relevant du réseau officiel subventionné et créée par une commune, une province, la Commission communautaire française ou une personne morale de droit public.
  9. Haute Ecole libre subventionnée : Haute Ecole relevant du réseau libre subventionné et créée sous la forme d'une personne morale de droit privé.
  10. Pouvoir organisateur : Pouvoir organisateur d'un établissement d'enseignement tel que défini à l'article 2 de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement.
  11. Emploi organique : un emploi organisé ou subventionné dans le respect des normes décrétales et réglementaires.
  (12. services effectifs rendus : services rendus par le membre du personnel en fonction principale alors qu'il se trouve dans les positions administratives ou de service, d'activité de service ou de disponibilité par défaut d'emploi.)
  [1 13. Organes de concertation locale : le Conseil d'entreprise, la Commission paritaire locale (COPALOC), le Comité de concertation de base (COCOBA).]1
  
HOOFDSTUK III. - Bestuurs- en onderwijzend personeel.
CHAPITRE III. - Du personnel directeur et enseignant.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Section 1. - Dispositions générales.
Art.3. Voor de toepassing van dit decreet mogen de bekwaamheidsbewijzen van de personeelsleden diploma's, getuigschriften en nuttige ervaringsjaren zijn, overeenkomstig de van de kracht zijnde wetgeving.
  (Lid 2 opgeheven)
  (Lid 3 opgeheven)
Art.3. Pour l'application du présent décret, les titres de capacité des membres du personnel peuvent être des diplômes, certificats et années d'expérience utile conformément à la législation en vigueur.
  (Alinéa 2 abrogé)
  (Alinéa 3 abrogé)
Art.4. (Opgeheven)
Art.4. (Abrogé)
Art.5. De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de hogescholen mogen uitoefenen worden hieronder bepaald en ingedeeld in ambten van rang 1, rang 2 en electieve [1 en niet-electieve]1 ambten :
  A. Ambten van rang 1:
  1. Praktijkmeester;
  2. Meesterassistent;
  3. Docent;
  B. Ambten van rang 2:
  1. Eerstaanwezend praktijkmeester;
  2. Werkleider
  3. Hoogleraar
  4. Hoofd studiebureau
  C. Electieve ambten:
  1. [1 ...]1 directeur
  2. Directeur-voorzitter.
  [1 D. Niet-electief ambt:]1
  [1 1. adjunct-directeur]1
  [1 Het ambt van de adjunct-directeur is beschikbaar voor meesters praktische opleiding, de hoofdmeesters praktische opleiding, meester-assistenten, docenten, werkleiders, hoofdleraren en hoofden van studiebureaus, alsook de leden van het administratief personeel van niveau 1, die vast benoemd zijn.]1
  
Art.5. Les fonctions que peuvent exercer les membres du personnel directeur et enseignant des Hautes Ecoles sont, ci-après, déterminées et classées en fonctions de rang 1, de rang 2 et en fonctions électives [1 et non électives]1 :
  A. Fonctions de rang 1 :
  1. Maître de formation pratique;
  2. Maître assistant;
  3. Chargé de cours.
  B. Fonctions de rang 2 :
  1. Maître principal de formation pratique;
  2. Chef de travaux;
  3. Professeur;
  4. Chef de bureau d'études.
  C. Fonctions électives :
  1. Directeur [1 ...]1;
  2. Directeur-président.
   [1 D. Fonction non élective :]1
  [1 1. Directeur adjoint]1
  [1 La fonction de directeur adjoint est accessible aux maîtres de formation pratique, maîtres principaux de formation pratique, maîtres assistants, chargés de cours, chefs de travaux, professeurs et chefs de bureau d'études, ainsi qu'aux membres du personnel administratif de niveau 1, définitifs.]1
  
Art.6. De ambten omvatten volledige prestaties of onvolledige prestaties met inachtneming van artikel 4 van het koninklijk besluit d.d. 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.
  De organieke betrekkingen worden of wel als hoofdbetrekking of als bijbetrekking uitgeoefend met inachtneming van artikel 5 van hetzelfde besluit.
Art.6. Les fonctions sont à prestations complètes ou à prestations incomplètes dans le respect de l'article 4 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du ministère de l'Instruction publique.
  Les emplois organiques sont exercés soit en fonction principale soit en fonction accessoire dans le respect de l'article 5 du même arrêté.
Art.7. § 1. De Regering stelt de wekelijkse opdrachten met volledige prestaties van de praktijkmeesters, meesterassistenten, docenten, eerstaanwezende praktijkmeesters, werkleiders en hoogleraars vast. De minimale opdracht bedraagt 24 uren/week en de maximale opdracht 39 uren/week.
  De in lid 1 bedoelde prestaties gebeuren ten gerieve van de Hogeschool en niet noodzakelijk binnen deze Hogeschool. [1 het pedagogische beheer van de internationale betrekkingen, de hulp aan het slagen, het toegepaste wetenschappelijke onderzoek, het beheer van kwaliteit, de deelname aan de beslissings- en raadplegingsorganen, de begeleiding voor het Certificat d'Aptitude pédagogique approprié à l'Enseignement supérieur (CAPAES - GPBHO "Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs), de omkadering van studenten in ondernemingen in het kader van het alternerend hoger onderwijs, de deelneming aan de activiteiten inzake voortgezette opleiding, de begeleiding van de Valorisation des Acquis de l'Expérience (VAE - Valorisatie van de Verworven Ervaring), de informatie- en communicatietechnologieen (CIT).]1
  Ze dekken inz., en volgens het geval, de cursusuren gegeven aan studentengroepen, de voorbereiding van theoretische colleges, de verbeteringen, de toepassingszittingen, de praktijkwerken, de didaktische en andere werkzaamheden die op het leerplan voorkomen, het toezicht op de in het leerplan bepaalde stages, de examens en de beraadslagingen; de voortgezette opleiding van het personeelslid, de toegepaste vorsing, de deelneming aan de verschillende raadsvergaderingen, de remediatieprogramma's, de tutoraatswerkzaamheden en de begeleiding voor het opstellen van de scripties of andere werken.
  [2 Ieder jaar, in september daarna in januari, wordt de billijke verdeling van de lasten over de personeelsleden besproken binnen het orgaan voor plaatselijk overleg. Dit advies wordt aan het beheersorgaan overgezonden]2
  De opdracht van de in lid 1 bedoelde personeelsleden is deelbaar in tienden van een ambt met volledige prestaties, met uitzondering van die van hoogleraar, die volledig en ondeelbaar is.
  De prestaties van het hoofd studiebureau, de [3 ...]3 directeur, de directeur-voorzitter omvatten ten minste de openingsuren van de hogeschool.
  De opdrachten van hoofd studiebureau, [3 ...]3 directeur en directeur-voorzitter zijn volledig en ondeelbaar.
  (In afwijking van leden 3 en 5, mogen de opdrachten van hoogleraar, hoofd van het studiebureau, [3 ...]3 directeur en directeur-voorzitter van ambtswege verminderd worden indien deze personeelsleden ambtshalve op politiek verlof gesteld worden, waarbij de bepalingen in verband met dit verlof in acht genomen worden.)
  § 2. De praktijkmeester en de eerstaanwezend praktijkmeester presteren ten hoogste 750 uren per collegejaar.
  niet vertaald
  De meesterassistent presteert ten hoogste 420 uren/collegejaar.
  De docent presteert ten hoogste 420 uren/collegejaar.
  De werkleider presteert ten hoogste 360 uren/collegejaar.
  
Art.7. § 1. Le Gouvernement arrête les charges hebdomadaires à prestations complètes des maîtres de formation pratique, maîtres assistants, chargés de cours, maîtres principaux de formation pratique, chefs de travaux et professeurs. La charge minimum est de 24 heures/semaine et la charge maximum de 39 heures/semaine.
  Les prestations visées à l'alinéa 1er s'effectuent au profit de la Haute Ecole et pas nécessairement au sein de celle-ci. [1 la gestion pédagogique des relations internationales; l'aide à la réussite; la recherche scientifique appliquée; la gestion de la qualité; la participations aux organes de décision et de consultation mis en place; l'accompagnement au Certificat d'Aptitude Pédagogique Approprié à l'Enseignement Supérieur (CAPAES); l'encadrement des étudiants en entreprise dans le cadre de l'enseignement supérieur en alternance; la participation aux activités de formation continuée; l'accompagnement de la Valorisation des Acquis de l'Expérience (VAE), les technologies de l'information et de la communication (TIC).]1
  Elles recouvrent notamment, et selon le cas : les heures de cours, données à des groupes d'étudiants; les préparations de cours théoriques, les corrections, les séances d'application, les travaux pratiques, les activités didactiques et autres activités figurant au programme d'études; la supervision de stages prévus au programme d'études; les examens et les délibérations; la formation continue du membre du personnel; la recherche appliquée; la participation aux réunions pédagogiques et la participation aux différents Conseils; les programmes de remédiation, les activités de tutorat et l'encadrement des mémoires ou autres travaux.
  [2 Chaque année, en septembre puis en janvier, la répartition équitable des charges entre les membres du personnel, est discutée au sein de l'organe de concertation locale. Cet avis est transmis à l'organe de gestion.]2
  La charge des membres du personnel visés à l'alinéa 1er est divisible en dixièmes d'une fonction à prestations complètes, à l'exception de celle de professeur, qui est complète et indivisible.
  Les heures de prestations du chef de bureau d'études, du directeur [3 ...]3 et du directeur-président couvrent au moins les heures d'ouverture de la Haute Ecole.
  Les charges de chef de bureau d'études, de directeur [3 ...]3 et de directeur-président sont complètes et indivisibles.
  (Par dérogation aux alinéas 3 et 5, les charges de professeur, chef de bureau d'études, directeur [3 ...]3 et directeur-président peuvent être réduites d'office si ces membres du personnel sont mis en congé politique d'office, dans le respect des dispositions relatives à ce congé.)
  § 2. Le maître de formation pratique et le maître principal de formation pratique prestent au plus 750 heures/année de cours.
  Le maître assistant preste au plus 480 heures/année de cours.
  Le chargé de cours preste au plus 420 heures/année de cours.
  Le chef de travaux preste au plus 360 heures/année de cours.
  Le professeur preste au plus 360 heures/année de cours.
  
Art. 7ter. [1 § 1. Iedere inrichtende macht vertrouwt de taak voor de evaluatie van de kwaliteit aan één of meer meesterassistenten [2 of de leden van het administratief personeel van niveau 1]2 toe. In elke hogeschool, krijgt ten minste één meesterassistent [2 of het lid van het administratief personeel van niveau 1]2 daartoe één opdracht van ten minste 4/10 voltijds equivalent toegekend. "
   § 2. Iedere hogeschool deelt de Regering, voor 15 oktober van het lopende academiejaar, de identiteit en de uuropdracht van de in dat kader aangestelde personeelsleden mee.
   In geval van fusie, blijven de betrekkingen die aan de samengevoegde instellingen toegekend zijn, behouden voor de instelling die uit de fusie voortvloeit.]1

  
Art. 7ter. [1 § 1er. Chaque pouvoir organisateur confie la tâche consistant à assurer l'évaluation de la qualité à un ou plusieurs maîtres-assistants [2 ou membres du personnel administratif de niveau 1]2. Dans chaque Haute Ecole, au moins un maître-assistant [2 ou membre du personnel administratif de niveau 1]2 se verra attribuer à cet effet une charge d'au moins 4/10 d'équivalent temps plein. "
   § 2. Chaque Haute Ecole transmet au Gouvernement, pour le 15 octobre de l'année académique en cours, l'identité et la charge horaire des membres du personnel désignés dans ce cadre.
   En cas de fusion, les emplois attribués aux établissements fusionnés resteront acquis à l'établissement résultant de la fusion.]1

  
Art. 7quater. [1 § 1. Iedere Hogeschool vertrouwt de opdrachten van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk aan één of meerdere personeelsleden. In iedere Hogeschool, minstens een personeelslid zal daartoe een opdracht van minstens 5/10 voltijds equivalent toegekend worden.
   § 2. Iedere Hogeschool zendt aan de Regering, tegen 15 oktober ten laatste van het lopend academiejaar, de identiteit en de uurregeling van de personeelsleden die in dat kader aangewezen werden.
   Bij samenvoeging, worden de betrekkingen toegekend aan de samengevoegde inrichtingen steeds toegekend aan de inrichting die uit de samenvoeging ontstaat.]1

  
Art. 7quater. [1 § 1er. Chaque Haute Ecole confie la tâche consistant à assurer les missions du Service interne de Prévention et de Protection au travail (SIPP) à un ou plusieurs membres du personnel. Dans chaque Haute Ecole, au moins un membre du personnel se verra attribuer à cet effet une charge d'au moins 5/10 d'équivalent temps plein.
   § 2. Chaque Haute Ecole transmet au Gouvernement, pour le 15 octobre de l'année académique en cours, l'identité et la charge horaire des membres du personnel désignés dans ce cadre.
   En cas de fusion, les emplois attribués aux établissements fusionnés resteront acquis à l'établissement résultant de la fusion.]1

  
Art.7quinquies. [1 § 1. Elk jaar wordt aan de hogescholen een bedrag van één miljoen euro toegekend in het kader van de toekenning van onderzoeksopdrachten aan één of meer leden van hun personeel.
   Vanaf 2025 wordt dit bedrag geïndexeerd overeenkomstig artikel 9bis van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
   Dit bedrag wordt verdeeld volgens de verdeelsleutel bedoeld in artikel 17 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
   Volgens de data en nadere regels vastgelegd door de Regering dienen de inrichtende machten hun financieringsaanvragen in bij de Administratie belast met het Hoger Onderwijs, waarin zij, met bewijsstukken, aantonen dat zij eveneens de voorwaarden en de procedure uiteengezet in paragraaf 4 naleven alsook de lijst van personeelsleden die een onderzoeksopdracht hebben gekregen. Deze lijst specificeert het volume en de duur van de opdracht.
   § 2. De inrichtende macht van elke hogeschool kan de taak van de onderzoeksopdracht toevertrouwen aan een personeelslid dat houder is van een bachelor, master of doctoraat. Deze opdracht is niet gekoppeld aan een specifieke functie. Bij toewijzing van een onderzoeksopdracht aan een personeelslid benoemd of aangeworven in vast verband in de functie van hoogleraar of bureauhoofd, wordt laatstgenoemde vervangen naar rata van de tijdelijk vrijgekomen onderwijslast.
   § 3. De inrichtende macht, op voorstellen van de academische overheden van de Hogeschool, bepaalt de opdracht toegewijd aan de onderzoeksopdrachten. Deze wordt uitgevoerd voor volledige of onvolledige diensten, uitgedrukt in tienden.
   § 4. Elke hogeschool kan een oproep tot onderzoeksopdracht lanceren. Naar aanleiding van voormelde oproep kan een lid van het onderwijzend personeel een kandidatuur indienen bij de academische overheden van de hogeschool.
   De academische overheden van de hogeschool selecteren het/de onderzoeksproject(en) op basis van de volgende minimumcriteria, gespecificeerd in de oproep tot onderzoeksopdracht :
   1° de wetenschappelijke kwaliteit van de projecten;
   2° hun maatschappelijke impact;
   3° hun kwaliteit inzake uitvoering.
   Indien de academische overheden van de hogeschool andere criteria willen toevoegen dan deze bedoeld in het tweede lid, worden deze meegedeeld aan de overlegorganen van de hogeschool.
   De academische overheden van de hogeschool stellen aan de inrichtende macht het gedeelte van de opdrachtlast voor dat aan elk van de geselecteerde projecten toegewezen wordt.
   Alle kandidaten worden ingelicht over de genomen beslissingen en over de voorwaarden voor de uitoefening van de onderzoeksopdracht.
   § 5. De Regering bepaalt de wijze waarop de duur vastgesteld kan worden alsook de nadere regels voor de verlenging of de stopzetting van een opdracht.
   § 6. Tijdens de periode van de onderzoeksopdracht blijft de leerkracht-onderzoeker titularis van zijn betrekking en van zijn initiële functie.
   Na de onderzoeksopdracht oefent het personeelslid opnieuw zijn onderwijsopdracht uit.
   De uren toegewijd aan de onderzoeksopdracht kunnen geen aanleiding geven tot een vacante betrekking.]1

  [2 § 7. In afwijking van de eerste paragraaf, vierde lid, zijn de inrichtende machten voor het jaar 2024 vrijgesteld van het indienen van hun financieringsaanvragen bij de Administratie belast met het Hoger Onderwijs.
   Een eerste tranche van zeventig procent van het in de eerste paragraaf bedoelde bedrag wordt vóór 31 december 2024 in de vorm van een voorschot aan de Hogescholen uitbetaald. Het saldo van het in de eerste paragraaf vastgelegde bedrag bedraagt maximaal dertig procent.
   Uiterlijk op 31 maart 2025 sturen de inrichtende machten de Administratie de documenten en stukken waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden en de procedure genoemd in paragraaf 4, alsook een lijst, overeenkomstig het door de Administratie toegezonden model, van de personeelsleden die sinds 1 januari 2024 een onderzoeksopdracht met volledige of onvolledige uitvoering hebben gekregen, waarvan zij verzoeken om deze in mindering te brengen op het toegekende bedrag als omschreven in § 1, eerste tot en met derde lid, toe.
   De in het derde lid bedoelde lijst van personeelsleden kan volgende personeelsleden omvatten:
   1° leerkrachten wier leslast door de Hogeschool gedeeltelijk is verminderd om zich te kunnen wijden aan een onderzoeksopdracht en voor wie de Hogeschool een vervanger aanneemt;
   2° leerkrachten die lesuren van hun onderwijsopdracht verliezen en aan een onderzoeksopdracht beginnen;
   3° mensen die specifiek door de Hogeschool of door het Patrimonium worden aangeworven om een onderzoeksopdracht uit te voeren.
   De inrichtende machten voegen de bewijsstukken bij met betrekking tot de door hen betaalde wedden en patronale en sociale bijdragen van de leerkracht-onderzoekers.
   § 8. De Administratie verifieert de overeenkomstig paragraaf 7 meegedeelde informatie en berekent het verschil tussen het gerechtvaardigde bedrag en het in de eerste paragraaf bedoelde bedrag.
   De Administratie vereffent het saldo van het bedrag in paragraaf 7, tweede lid, geheel of gedeeltel[00c4][00b3]k, of vordert het bedrag terug dat niet gerechtvaardigd is in verhouding tot de enveloppe die overeenkomstig paragraaf 7, tweede lid, is vereffend.
   § 9. In afwijking van paragraaf 5 heeft de onderzoekopdracht van het geselecteerde personeelslid voor het jaar 2024 een looptijd van minimaal drie maanden en maximaal drie jaar.
   In afwijking van het eerste lid kan, om tegemoet te komen aan de behoeften van het onderzoeksproject, de opdracht met maximaal één jaar worden verlengd door de inrichtende macht, uiterlijk één maand voor het einde van de onderzoeksopdracht van het betrokken personeelslid, op een met redenen omkleed voorstel van de academische autoriteiten van de Hogeschool.
   In de volgende gevallen kan de opdracht worden opgeschort:
   1° het optreden van een geval van overmacht;
   2° moederschaps-, vaderschaps-, ouderschaps- of adoptieverlof voor het personeelslid dat verantwoordelijk is voor de onderzoeksopdracht;
   3° ziekteverlof van meer dan 30 dagen voor het personeelslid dat verantwoordelijk is voor de onderzoeksopdracht.
   Op gemotiveerd voorstel van de academische autoriteiten kan de inrichtende macht van de Hogeschool de onderzoeksopdracht beëindigen:
   1° indien het personeelslid een verzoek daarover indient bij de inrichtende macht;
   2° indien de onderzoeksopdracht ongunstig wordt beoordeeld door de academische autoriteiten;
   3° in geval van overmacht.]2

  
Art.7quinquies. [1 § 1er. Un montant d'un million d'euros est alloué annuellement aux hautes écoles dans le cadre de l'attribution de missions de recherche à un ou plusieurs membres de leur personnel.
   A partir de 2025, ce montant est indexé conformément à l'article 9bis du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française.
   Ce montant est réparti selon la clé de répartition visée à l'article 17 du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française.
   Selon les dates et modalités déterminées par le Gouvernement, les pouvoirs organisateurs introduisent leurs demandes de financement auprès de l'Administration en charge de l'Enseignement supérieur dans laquelle elles démontrent, documents probants à l'appui, respecter les conditions et la procédure énoncées au paragraphe 4 ainsi que la liste des membres du personnel s'étant vu octroyer une mission de recherche. Cette liste précise le volume de la charge et la durée de la mission.
   § 2. Le pouvoir organisateur de chaque Haute Ecole peut confier la tâche de mission de recherche à un membre du personnel titulaire d'un bachelier, master ou doctorat. Cette mission n'est pas associée à une fonction spécifique. En cas d'attribution d'une mission de recherche à un membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif dans la fonction de professeur ou de chef de bureau, ce dernier est remplacé à concurrence de la charge d'enseignement temporairement libérée.
   § 3. Le pouvoir organisateur, sur propositions des autorités académiques de la Haute Ecole, détermine la charge consacrée aux missions de recherche. Celle-ci s'effectue à prestations complètes ou incomplètes, exprimées en dixièmes.
   § 4. Chaque Haute Ecole peut lancer un appel à mission de recherche. En réponse à l'appel précité, un membre du personnel enseignant peut déposer une candidature auprès des autorités académiques de la Haute Ecole.
   Les autorités académiques de la Haute Ecole sélectionnent le(s) projet(s) de recherche sur base des critères minimaux suivants, précisés dans l'appel à mission de recherche :
   1° la qualité scientifique des projets ;
   2° leur impact sociétal ;
   3° leur qualité de mise en oeuvre.
   Si les autorités académiques de la Haute Ecole désirent ajouter d'autres critères que ceux visés à l'alinéa 2, ceux-ci sont portés à la connaissance des organes de concertation de la Haute Ecole.
   Les autorités académiques de la Haute Ecole proposent au pouvoir organisateur la part de charge de mission attribuée à chacun des projets sélectionnés.
   Tous les candidats sont informés des décisions prises et des conditions d'exercice de la mission de recherche.
   § 5. Le Gouvernement détermine la façon dont la durée peut être fixée ainsi que les modalités de reconduction ou d'arrêt d'une mission.
   § 6. Durant toute la période de mission de recherche, l'enseignant-chercheur reste titulaire de son emploi et de sa fonction initiale.
   Au terme de la mission de recherche, le membre du personnel exerce à nouveau sa charge d'enseignement.
   Les heures consacrées à la mission de recherche ne peuvent donner lieu à une vacance d'emploi.]1

  [2 § 7. Par dérogation au paragraphe 1er, alinéa 4, pour l'année 2024, les pouvoirs organisateurs sont dispensés d'introduire leurs demandes de financement auprès de l'Administration en charge de l'Enseignement supérieur.
   Une première tranche de septante pour cent du montant prévu au paragraphe 1er est liquidée sous forme d'avance au profit des Hautes Ecoles avant le 31 décembre 2024. Le solde du montant prévu au paragraphe 1er est de trente pour cent maximum.
   Les pouvoirs organisateurs transmettent à l'Administration, pour le 31 mars 2025 au plus tard, les documents et pièces qui démontrent le respect des conditions et de la procédure énoncées au paragraphe 4 ainsi qu'une liste, selon le modèle transmis par l'Administration, des membres du personnel s'étant vu octroyer une mission de recherche à prestations complètes ou incomplètes, depuis le 1er janvier 2024 dont elles demandent l'imputation sur le montant alloué tel que défini au § 1er, alinéas 1 à 3.
   La liste des membres du personnel visée à l'alinéa 3 peut viser des :
   1° enseignants à qui la Haute Ecole a réduit en partie leur charge d'enseignement afin qu'ils puissent se consacrer à une mission de recherche et pour lesquels la Haute école engage un remplaçant ;
   2° enseignants en perte d'heures de cours de leur charge d'enseignement et débutant une mission de recherche ;
   3° personnes engagées spécifiquement par la Haute Ecole ou par leur Patrimoine pour réaliser une mission de recherche.
   Les pouvoirs organisateurs joignent à cet envoi les pièces justificatives relatives aux traitements et charges patronales et sociales des enseignants-chercheurs rémunérés par eux.
   § 8. L'Administration vérifie les informations communiquées conformément au paragraphe 7 et calcule la différence entre le montant justifié et le montant visé au paragraphe 1er.
   L'Administration soit met en liquidation tout ou partie du solde du montant au paragraphe 7, alinéa 2, soit récupère le montant non justifié par rapport à l'enveloppe liquidée en vertu du paragraphe 7, alinéa 2.
   § 9. Par dérogation au paragraphe 5, pour l'année 2024, la mission de recherche confiée au membre du personnel sélectionné est d'une durée de minimum trois mois et de maximum trois ans.
   Par dérogation à l'alinéa premier, pour rencontrer les besoins du projet de recherche, la mission peut être prorogée pour un an maximum par le pouvoir organisateur, au plus tard un mois avant la fin de la mission de recherche du membre du personnel concerné, sur proposition motivée des autorités académiques de la Haute école.
   La mission peut être suspendue dans les cas suivants :
   1° la survenance d'un cas de force majeure ;
   2° le congé de maternité, de paternité, parental ou d'adoption du membre du personnel en charge de la mission de recherche ;
   3° le congé de maladie d'une durée supérieure à 30 jours du membre de personnel en charge de la mission de recherche.
   Sur proposition motivée des autorités académiques, le pouvoir organisateur de la Haute école peut mettre fin à la mission de recherche lorsque :
   1° le membre du personnel en fait la demande auprès du pouvoir organisateur ;
   2° la mission de recherche est évaluée de manière défavorable par les autorités académiques ; "
   3° en cas de force majeure.]2

  
Afdeling 2. - De tijdelijke aanstelling of aanwerving, de vaste benoeming of aanwerving en de ambtsverandering.
Section 2. - De la désignation ou de l'engagement à titre temporaire, de la nomination ou de l'engagement à titre définitif et du changement de fonctions.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Sous-section 1. - Dispositions générales.
Art.8. (In de hogescholen van de Franse Gemeenschap, bepaalt de beheerraad elke betrekking die ze wenst vervuld te zien en de Regering verklaart ze vacant.
  In de vrije gesubsidieerde hogescholen, bepaalt de inrichtende macht elke betrekking die ze vervuld wenst te zien en verklaart ze vacant.
  In de officiële gesubsidieerde hogescholen, bepaalt de inrichtende macht elke betrekking die ze vervuld wenst te zien en verklaart ze vacant.)
  De tijdelijke aanstelling of aanwerving (in een vacante betrekking van een ambt van rang 1) mag pas gebeuren nadat een oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt.
Art.8. (Dans les hautes écoles de la Communauté française, le Conseil d'administration détermine tout emploi auquel il souhaite pourvoir et le Gouvernement le déclare vacant.
  Dans les hautes écoles libres subventionnées, le pouvoir organisateur détermine tout emploi auquel il souhaite pourvoir et le déclare vacant.
  Dans les hautes écoles officielles subventionnées, le pouvoir organisateur détermine tout emploi auquel il souhaite pourvoir et le déclare vacant.)
  La désignation ou l'engagement à titre temporaire (dans un emploi vacant d'une fonction de rang 1) ne peuvent se faire qu'après appel publié au Moniteur belge.
Art.9. Onder openstaande betrekking dient verstaan elke organieke betrekking die niet aan een vastbenoemde of definitief aangeworven personeelslid wordt toegewezen (of aan een personeelslid dat tijdelijk aangesteld of aangeworven werd voor onbepaalde duur).
  (De in artikel 8 bepaalde bekendmaking omvat de bijzonderheden van de betrokken betrekking : het ambt zoals vermeld in artikel 5 en de opdracht zoals bepaald in artikel 7, § 1, lid 3, worden nauwkeurig omschreven alsook, voor de ambten van rang 1, de te begeven cursussen zoals bedoeld bij de bijlagen 1, 2 en 3 van het decreet van 9 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.)
Art.9. Par emploi vacant, il faut entendre tout emploi organique qui n'est pas attribué à un membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif (ou à un membre du personnel désigné ou engagé à titre temporaire pour une durée indéterminée).
  (La publication prévue à l'article 8 comporte les caractéristiques de l'emploi concerné : la fonction, telle que mentionnée à l'article 5 et la charge telle que prévue à l'article 7, § 1, alinéa 3, sont détaillées avec précision ainsi que, pour les fonctions de rang 1, les cours à conférer tels que visés aux annexes 1, 2 et 3 du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française.)
Onderafdeling 2. - De tijdelijke aanstelling of aanwerving.
Sous-section 2. - De la désignation ou de l'engagement à titre temporaire.
Art.10. (Voor elke vacant verklaarde betrekking volgens de procedure bedoeld in artikel 8) worden de tijdelijke aanstellingen of aanwervingen gedaan door toedoen van de inrichtende macht. Ze gebeurt in de eerste plaats voor een bepaalde duur, ten hoogste voor één academiejaar. Deze aanstelling of aanwerving voor een bepaalde duur is verlengbaar voor één academiejaar ten hoogste.
  Na de in lid 1 bepaalde aanstelling(en) of aanwerving(en) wordt het personeelslid dat het voorwerp is van een nieuwe aanstelling of aanwerving aangesteld of aangeworven voor onbepaalde duur (voor zover het personeelslid een hoofdambt bekleedt).
  De aanstelling of aanwerving voor onbepaalde duur mag echter pas gebeuren wanneer de gecumuleerde duur van de aanstellingen of aanwervingen voor een bepaalde duur ten minste één academiejaar bedraagt.
Art.10. (Pour tout emploi déclaré vacant selon la procédure visée à l'article 8,) les désignations ou engagements à titre temporaire sont effectués par le Pouvoir organisateur. Ils se font d'abord pour une durée détermine, d'une année académique maximum. Cette désignation ou cet engagement à durée déterminée est reconductible pour une année académique maximum.
  A l'issue de la désignation ou de l'engagement ou des désignations ou des engagements visés à l'alinéa 1er, le membre du personnel qui fait l'objet d'une nouvelle désignation ou d'un nouvel engagement est désigné ou engagé pour une durée indéterminée, (pour autant que le membre du personnel occupe une fonction principale).
  La désignation ou l'engagement pour une durée indéterminée ne peuvent toutefois avoir lieu que si la durée cumulée des désignations ou engagements à durée déterminée est d'une année académique minimum.
Art. 10bis. <INGEVOEGD bij DFG 2003-05-08/49, art. 110; Inwerkingtreding : 01-09-2002> Overeenkomstig artikel 1, lid 1, wordt het personeelslid in moederschapsrust, met ziekteverlof of in arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval bedoeld in artikel 10, lid 2, aangesteld of aangeworven voor een onbepaalde duur.
  Het aantal dagen bedoeld in artikel 19 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs, wordt toegekend aan het personeelslid vanaf het moment waarop het voor het eerst zijn ambt bekleedt na zijn aanstelling en wordt berekend vanaf dat moment.
  De afwezigheden wegens ziekte van een personeelslid aangesteld of aangeworven overeenkomstig lid 1 worden aangerekend op het aantal dagen die hij kan genieten bij toepassing van artikel 20 van hetzelfde decreet.
Art. 10bis. Conformément à l'article 1er, alinéa 1er, le membre du personnel en congé de maternité, malade ou en incapacité de travail causée par un accident du travail visé à l'article 10, alinéa 2, est désigné ou engagé pour une durée indéterminée.
  Le nombre de jours visé à l'article 19 du décret du 5 juillet 2000 fixant le régime des congés et de disponibilité pour maladie ou infirmité est accordé au membre du personnel à partir de la première prise de fonction qui suit sa désignation ou son engagement et est calculé à compter de cette prise de fonction effective.
  Les absences pour maladie d'un membre du personnel désigné ou engagé conformément à l'alinéa 1er sont imputées au nombre de jours dont il peut bénéficier en application de l'article 20 du même décret.
Art.11. Niemand mag tijdelijk worden aangesteld of aangeworven indien hij op het ogenblik van de tijdelijke aanstelling of aanwerving niet voldoet aan volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1;
  2° De burgerlijke en politieke rechten genieten;
  3° Houder zijn van een bekwaamheidsbewijs dat in verhouding staat tot het te begeven ambt, met inachtneming van de van kracht zijnde regeling;
  4° (a) indien het gaat om een aanstelling of aanwerving voor onbepaalde duur, dan bij het opnemen van het ambt een medisch getuigschrift overhandigen dat minder dan zes maand oud is, bevestigend dat de kandidaat zich in de gezondheidstoestand bevindt waardoor hij de gezondheid van de studenten of die van overige personeelsleden niet in het gedrang kan brengen;
  b) indien het gaat om een aanstelling of aanwerving voor onbepaalde duur, voldaan hebben aan een medisch onderzoek dat de door de Regering vastgestelde lichamelijke geschiktheid verifieert.)
  5° In regel zijn met de wets- en reglementsbepalingen betreffende de taalregeling;
  6° Van onberispelijk gedrag zijn;
  7° Voldoen aan de dienstplichtwetten.
  Bij zijn eerste aanstelling of zijn eerste aanwerving als tijdelijke in het onderwijs legt het personeelslid de eed af overeenkomstig de door de Regering vastgestelde regels, ter uitvoering van artikel 28, 5° van de wet d.d. 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
  
Art.11. Nul ne peut être désigné ou engagé à titre temporaire s'il ne remplit les conditions suivantes au moment de la désignation ou de l'engagement à titre temporaire :
  1° [1 ...]1;
  2° jouir des droits civils et politiques;
  3° être porteur d'un des titres de capacité pour la fonction à conférer, dans le respect de la réglementation en vigueur;
  4° (a) s'il s'agit d'une désignation ou d'un engagement à durée déterminée, remettre, lors de l'entrée en fonction, un certificat médical, daté de moins de six mois, attestant que le candidat se trouve dans des conditions de santé telles qu'il ne puisse mettre en danger celle des étudiants et des autres membres du personnel;
  b) s'il s'agit d'une désignation ou d'un engagement à durée indéterminée, avoir satisfait à un examen médical vérifiant les aptitudes physiques fixées par le Gouvernement.)
  5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;
  6° être de conduite irréprochable;
  7° satisfaire aux lois sur la milice.
  Lors de sa première désignation ou de son premier engagement à titre temporaire dans l'enseignement, le membre du personnel prête serment suivant les règles fixées par le Gouvernement en exécution de l'article 28, 5°, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement.
  
Onderafdeling 3. - De vaste benoeming of de aanwerving in vast verband en de ambtsverandering.
Sous-section 3. - De la nomination ou de l'engagement à titre définitif et du changement de fonction.
Art.12. § 1. Niemand mag vast benoemd of in vast verband aangeworven worden door de Inrichtende Macht indien hij op het ogenblik van de benoeming of van de aanwerving in vast verband niet voldoet aan volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1;
  2° De burgerlijke en politieke rechten genieten;
  (3° houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;)
  4° De vereiste lichamelijke bekwaamheid bezitten die door de Administratieve gezondheidsdienst wordt gecontroleerd;
  5° In regel zijn met de wets- en reglementsbepalingen betreffende de taalregeling;
  6° Van onberispelijk gedrag zijn;
  7° Voldoen aan de dienstplichtwetten;
  (8° aan de voorwaarde inzake nuttige ervaring van het onderwijs bedoeld bij artikel 9, § 1, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.)
  9° Als tijdelijke, voor onbepaalde duur aangesteld of aangeworven zijn;
  10° Deze betrekking als hoofdambt bekleden.
  11° [3 ...]3
  § 2. Het in het ambt van meesterassistent benoemde of in vast verband aangeworven personeelslid mag benoemd of in vast verband aangeworven worden in het ambt van docent (en omgekeerd op vrijwillige basis).
  (§ 3. Overeenkomstig artikel 1, lid 1, is dit lid van toepassing op de personeelsleden in moederschapsrust, met ziekteverlof of in arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval.)
  [2 § 4. [3 ...]3.]2
  
Art.12. § 1. Nul ne peut être nommé ou engagé à titre définitif à une fonction de rang 1 par le pouvoir organisateur s'il ne remplit les conditions suivantes au moment de la nomination ou de l'engagement à titre définitif :
  1° [1 ...]1;
  2° jouir des droits civils et politiques;
  (3° être porteur d'un des titres requis visés au décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française.)
  4° posséder les aptitudes physiques requises contrôlées par le Service de santé administratif;
  5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;
  6° être de conduite irréprochable;
  7° satisfaire aux lois sur la milice;
  (8° satisfaire à la condition d'expérience utile de l'enseignement visée à l'article 9, § 1, du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française.)
  9° avoir été désigné ou engagé, à titre temporaire, pour une durée indéterminée;
  10° occuper cet emploi en fonction principale.
  11° [3 ...]3.
  § 2. Le membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif à la fonction de maître assistant peut être nommé ou engagé à titre définitif à la fonction de chargé de cours (et inversement, sur base volontaire).
  (§ 3. Conformément à l'article 1er, alinéa 1, le présent article est applicable aux membres du personnel en congé de maternité, en congé de maladie ou en incapacité de travail causée par un accident du travail.)
  [2 § 4. [3 ...]3.]2
  
Art.13. § 1. Niemand mag door de inrichtende macht vast benoemd worden in een ambt van rang 2 indien hij op het ogenblik van de vaste benoeming of van de aanwerving in vast verband, niet voldoet aan volgende voorwaarden :
  1. Voor het ambt van eerstaanwezend praktijkmeester :
  a) vast benoemd of in vast verband aangeworven zijn in het ambt van praktijkmeester;
  b) dit ambt tijdens minstens vier jaar hebben uitgeoefend vanaf de vaste benoeming of de aanwerving in vast verband;
  (c) het ambt waarnemen bedoeld ander a) als hoofdambt.)
  2. Voor het ambt van werkleider :
  a) vast benoemd of in vast verband aangeworven zijn in het ambt van meesterassistent;
  b) dit ambt tijdens ten minste vier jaar uitgeoefend hebben vanaf de vaste benoeming of de aanwerving in vast verband.
  (c) het ambt waarnemen bedoeld ander a) als hoofdambt.)
  3. Voor het ambt van hoogleraar en hoofd studiebureau :
  a) vast benoemd of in vast verband aangeworven zijn in het ambt van docent;
  b) dit ambt tijdens ten minste vier jaar uitgeoefend hebben vanaf de vaste benoeming of de aanwerving in vast verband.
  (c) het ambt waarnemen bedoeld ander a) als hoofdambt.)
  § 2. Het in het ambt van hoogleraar benoemde of in vast verband aangeworven personeelslid mag benoemd of in vast verband aangeworven worden in het ambt van hoofd studiebureau (en omgekeerd op vrijwillige basis).
  § 3. De inrichtende macht is ertoe gehouden de vacante betrekkingen van de ambten van rang 2 aan de in een ambt van rang I vast benoemde of in vast verband aangeworven personeelsleden mede te delen.
Art.13. § 1. Nul ne peut être nommé à titre définitif à une fonction de rang 2 par le Pouvoir organisateur s'il ne satisfait aux conditions suivantes au moment de la nomination ou de l'engagement à titre définitif :
  1. Pour la fonction de maître principal de formation pratique :
  a) être nommé ou engagé à titre définitif dans la fonction de maître de formation pratique;
  b) avoir exercé cette fonction pendant quatre années au moins à partir de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.
  (c) occuper la fonction visée sous a) à titre principal.)
  2. Pour la fonction de chef de travaux :
  a) être nommé ou engagé à titre définitif dans la fonction de maître assistant;
  b) avoir exercé cette fonction pendant quatre années au moins à partir de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.
  (c) occuper la fonction visée sous a) à titre principal.)
  3. Pour la fonction de professeur et chef de bureau d'études :
  a) être nommé ou engagé à titre définitif dans la fonction de chargé de cours;
  b) avoir exercé cette fonction pendant quatre années au moins à partir de la nomination ou de l'engagement à titre définitif.
  (c) occuper la fonction visée sous c) à titre principal.)
  § 2. Le membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif dans la fonction de professeur peut être nommé ou engagé à titre définitif à la fonction de chef de bureau d'études (et inversement, sur base volontaire).
  § 3. Le Pouvoir organisateur est tenu de communiquer les emplois vacants des fonctions de rang 2 aux membres de son personnel nommés ou engagés à titre définitif dans une fonction de rang 1.
Art.14. De anciënniteit in de dienst bedoeld in artikel 13 wordt op de volgende manier berekend :
  1° de effectieve diensten verleend in vast dienstverband in het betrokken ambt in een ambt met volledige prestaties, worden berekend per kalendermaand, indien ze de hele maand niet bestrijken, komen ze niet in aanmerking;
  2° de effectieve diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige prestaties die tenminste de helft van het aantal uren bedragen, worden in aanmerking genomen evenals de diensten verleend in een ambt met volledige prestaties;
  3° het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige prestaties die dit aantal uren niet bedragen wordt met de helft verminderd;
  4° dertig dagen vormen een maand;
  5° de duur van de effectieve diensten verleend in een of meer ambten met volledige of onvolledige prestaties gelijktijdig uitgeoefend, mag nooit de duur overschrijden van de diensten verleend in een ambt met volledige prestaties uitgeoefend tijdens dezelfde periode;
  6° de duur van de effectieve diensten verleend die het personeelslid telt, mag nooit twaalf maanden van een kalenderjaar overschrijden;
  7° het zwangerschapsverlof, het onthaalverlof bij een adoptie of een officieus voogdijschap worden in aanmerking genomen voor de berekening van de dienstanciënniteit.
Art.14. L'ancienneté de service visée à l'article 13 est calculée de la manière suivante :
  1° les services effectifs rendus à titre définitif dans la fonction concernée dans une fonction à prestations complètes, se comptent par mois du calendrier, ceux qui ne couvrent pas tout le mois étant négligés;
  2° les services effectifs rendus dans une fonction à prestations incomplètes comportant au moins la moitié du nombre d'heures requis de la fonction à prestations complètes sont pris en considération au même titre que les services rendus dans une fonction à prestations complètes;
  3° le nombre de jours acquis dans une fonction à prestations incomplètes qui ne comportent pas ce nombre d'heures est réduit de moitié;
  4° trente jours forment un mois;
  5° la durée des services effectifs rendus dans deux ou plusieurs fonctions à prestations complètes ou incomplètes exercées simultanément ne peut jamais dépasser la durée des services rendus dans une fonction à prestations complètes exercée pendant la même période;
  6° la durée des services effectifs rendus que compte le membre du personnel ne peut jamais dépasser douze mois pour une année civile;
  7° les congés de maternité, d'accueil en vue de l'adoption et de la tutelle officieuse sont pris en considération pour le calcul de l'ancienneté de service.
Afdeling 3. - Electieve ambten.
Section 3. - Des fonctions électives.
Art.15. [1 De inrichtende macht mag niet tot een verkiesbaar ambt van directeur-voorzitter of directeur een kandidaat aanwijzen die niet voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
   1 ° benoemd of permanent in dienst zijn voor een of meer van de volgende ambten: universitair meester-assistent, docent, werkleider, hoogleraar, hoofd van een studiebureau;
   2 ° benoemd worden of permanent in dienst zijn als lid van het administratief personeel van niveau 1.]1

  
Art.15. [1 Le pouvoir organisateur ne peut désigner à une fonction élective de directeur-président ou de directeur un candidat qui ne satisfait pas à l'une des conditions suivantes :
   1° soit être nommé ou engagé à titre définitif dans une ou plusieurs fonctions suivantes : maître assistant, chargé de cours, chef de travaux, professeur, chef de bureau d'études ;
   2° soit être nommé ou engagé à titre définitif comme membre du personnel administratif de niveau 1.]1

  
Art.16. [1 De directeur-voorzitter of de directeur die voor ten minste twee termijnen is benoemd en die op het einde van de laatste ambtstermijn ten minste 55 jaar oud is, geniet tot het einde van zijn loopbaan het barema van werkleider.]1
  
Art.16. [1 Le directeur-président ou le directeur qui a été désigné pour deux mandats au moins et qui est âgé de minimum 55 ans à la fin du dernier mandat bénéficie du barème de chef de travaux jusqu'à la fin de sa carrière.]1
  
Afdeling 4. - Administratieve standen en dienststanden.
Section 4. - Des positions administratives et des positions de service.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Sous-section 1. - Dispositions générales.
Art.17. Het personeelslid verkeert volledig of gedeeltelijk in één van de volgende administratieve of dienststanden : 1° in dienstactiviteit;
  2° op non-activiteit;
  3° ter beschikking.
Art.17. Le membre du personnel est totalement ou partiellement dans une des positions administratives ou de service suivantes : 1° en activité de service;
  2° en non-activité;
  3° en disponibilité.
Onderafdeling 2. - Dienstactiviteit.
Sous-section 2. - De l'activité de service.
Art.18. Het personeelslid is steeds geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens formele beschikking die hem in een andere administratieve of dienststand stelt.
Art.18. Le membre du personnel est toujours censé être en activité de service sauf disposition formelle le plaçant dans une autre position administrative ou de service.
Art.19. Het personeelslid in dienstactiviteit heeft, naar gelang van het geval, recht op de wedde of de weddetoelage en op de bevordering tot een hogere wedde.
Art.19. Le membre du personnel en activité de service a droit selon le cas au traitement ou à une subvention-traitement et à l'avancement de traitement.
Art.20. De Regering bepaalt de vakantieregeling van het personeel van de Hogescholen. De personeelsleden hebben recht op ten minste negen vakantieweken per academiejaar.
Art.20. Le Gouvernement fixe le régime des vacances du personnel des Hautes Ecoles. Les membres du personnel ont droit à un minimum de neuf semaines de vacances par année académique.
Onderafdeling 3. - Non-activiteit.
Sous-section 3. - De la non-activité.
Art.21. Het personeelslid is op non-activiteit : a) wanneer hij onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden, in vredestijd bepaalde legerprestaties uitoefent of wordt gebezigd voor bepaalde taken van openbaar nut bij toepassing van de wet houdende het statuut van de dienstweigeraars;
  b) wanneer hij in de hogescholen van de Franse Gemeenschap bij tuchtmaatregel geschorst wordt of wanneer hij in de stand non-activiteit bij tuchtmaatregel wordt gesteld;
  c) wanneer hij in de gesubsidieerde vrije Hogescholen geschorst wordt bij tuchtmaatregel of voorlopig wordt geschorst;
  d) wanneer hij in de gesubsidieerde officiële Hogescholen getroffen wordt door een van de tuchtstraffen die onder b) worden vermeld;
  e) wanneer hij om familiale redenen wordt gemachtigd door zijn inrichtende macht om voor een langdurige periode afwezig te zijn.
Art.21. Le membre du personnel est dans la position de non-activité : a) lorsque, aux conditions fixées par le Gouvernement, il accomplit en temps de paix, certaines prestations militaires ou est affecté à la protection civile ou à des tâches d'utilité publique en application de la loi portant le statut des objecteurs de conscience;
  b) lorsque, dans les Hautes Ecoles de la Communauté française, il est frappé de la sanction de suspension disciplinaire ou de la sanction de mise en non-activité disciplinaire;
  c) lorsque, dans les Hautes Ecoles libres subventionnées, il est frappé de la sanction de la suspension par mesure disciplinaire ou lorsqu'il a été suspendu préventivement;
  d) lorsque, dans les Hautes Ecoles officielles subventionnées, il est frappé d'une des sanctions disciplinaires analogues à celles visées au b);
  e) lorsque, pour des raisons familiales, il est autorisé par son Pouvoir organisateur à s'absenter pour une période de longue durée.
Art.22. Het personeelslid dat in de stand van non-activiteit verkeert heeft geen recht op de wedde of de weddetoelage, behoudens formele andersluidende bepaling. Indien hij in de stand non-activiteit verkeert omwille van de in artikel 21, b), c) en d) vermelde bepalingen, mag hij zijn bekwaamheidsbewijzen niet doen gelden voor een bevordering in rang noch voor een electief ambt.
Art.22. Le membre du personnel qui est dans la position de non-activité n'a pas droit au traitement ou à une subvention-traitement, sauf disposition formelle contraire. S'il se trouve en position de non-activité en raison des dispositions prévues à l'article 21, b), c) et d), il ne peut faire valoir ses titres à un avancement de rang, ni à une fonction élective.
Art.23. Niemand mag in de stand non-activiteit gesteld of gehandhaafd worden na het einde van [1 (de maand) waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen]1.
  
Art.23. Nul ne peut être mis ou maintenu en non-activité après la fin du mois où [1 il remplit les conditions requises pour l'ouverture du droit à la pension de retraite]1.
  
Onderafdeling 4. - Terbeschikkingstelling.
Sous-section 4. - De la disponibilité.
Art.24. Het personeelslid mag ter beschikking worden gesteld onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden :
  a) wegens ontstentenis van betrekking;
  b) wegens bijzondere opdracht;
  c) wegens ziekte of gebrekkigheid die geen definitieve ongeschiktheid voor de dienst tot gevolg heeft, maar een afwezigheid veroorzaakt waarvan de duur langer is dan die van de ziekte- of invaliditeitsverloven;
  d) om persoonlijke redenen;
  e) om persoonlijke redenen voor het rustpensioen.
Art.24. Le membre du personnel peut être mis en position de disponibilité aux conditions fixées par le Gouvernement :
   a) par défaut d'emploi;
  b) pour mission spéciale;
  c) pour maladie ou infirmité n'entraînant pas l'inaptitude définitive au service, mais provoquant des absences dont la durée excède celle des congés pour maladie ou infirmité;
  d) pour convenances personnelles;
  e) pour convenances personnelles précédant la pension de retraite.
Art.25. Niemand mag in de stand non-activiteit gesteld of gehandhaafd worden na het einde van de maand [2 waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen]2 [1 , behalve bij toepassing van artikel 10ter, § 7 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra]1.
  De bepaling van lid 1 is niet van toepassing op de personeelsleden die wegens bijzondere opdracht ter beschikking werden gesteld.
  
Art.25. Nul ne peut être mis ou maintenu en disponibilité après la fin du mois où [2 il remplit les conditions requises pour l'ouverture du droit à la pension de retraite]2 [1 , sauf application de l'article 10ter, § 7, de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux]1.
  La disposition de l'alinéa 1er ne s'applique pas aux membres du personnel mis en disponibilité pour mission spéciale.
  
Art.26. Wedden of weddetoelagen kunnen worden uitgekeerd aan de ter beschikking gestelde personeelsleden. Deze wedden of weddetoelagen, de uitkeringen en vergoedingen die gewoonlijk worden toegekend aan die personeelsleden, worden onderworpen aan de mobiliteitsregeling van toepassing op de bezoldiging van de personeelsleden in dienstactiviteit.
Art.26. Des traitements ou subventions-traitements peuvent être alloués aux membres du personnel mis en disponibilité. Ces traitements ou subventions-traitements d'attente, les allocations et indemnités qui sont éventuellement allouées à ces membres du personnel sont soumis au régime de mobilité applicable aux rétributions des membres du personnel en activité de service.
Art.27. § 1. Wanneer een personeelslid (in hoofdambt) in de Hogeschool het aantal uren niet meer presteert dat gelijk is aan het aantal uren dat hij op het ogenblik van zijn aanwerving in vast verband of zijn vaste benoeming presteerde, dan wordt hij geacht een gedeeltelijk opdrachtverlies te ondergaan.
  Het personeelslid dat een gedeeltelijk opdrachtverlies ondergaat blijft ter beschikking van de Hogeschool ten belope van het aantal uren dat overeenstemt met de prestaties die hij uitoefende voordat hij een gedeeltelijk opdrachtverlies onderging.
  Hij behoudt het voordeel van zijn wedde of weddetoelage en mag zijn aanspraak doen gelden op een bevordering tot een hogere rang, alsook tot een electief ambt.
  § 2. (Rekening houdend met de artikelen 35 tot 38, 138 tot 141 en 220 tot 223 van het decreet van... 1997, tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en het onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen, wanneer de betrekking van een personeelslid dat benoemd werd of definitief aangeworven in zijn hoofdambt afgeschaft wordt, dan wordt hij ter beschikking gesteld wegens ontstenstenis van betrekking.)
  Het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid blijft ter beschikking van de Hogeschool voor in de artikel 7, § 1 omschreven opdrachten. Hij geniet een wedde of weddetoelage gelijk aan zijn laatste wedde of zijn laatste weddetoelage en mag zijn aanspraak doen gelden op een electief ambt tijdens twee academiejaren.
  Vanaf het derde academiejaar wordt de wedde of de weddetoelage elk jaar met 10 t.h. verminderd zonder dat ze lager mag zijn dan zoveel keer een dertigste van de wedde als het personeelslid dienstanciënniteit telt op de datum van zijn terbeschikkingstelling.
  Deze beslissing mag niet tot gevolg hebben dat de wedde of de weddetoelage lager wordt dan het bedrag van de werkloosheiduitkering waarop het betrokken personeelslid recht zou hebben indien hij de regeling van maatschappelijke zekerheid voor werknemers genoot.
  (Voor de toepassing van deze paragraaf, verstaat men onder dienstjaren, de jaren die in aanmerking komen voor het berekenen van het rustpensioen.)
  § 3. Het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid blijft ter beschikking van de Hogeschool ten belope van het aantal uren dat overeenstemt met de prestaties die hij uitoefende voordat hij ter beschikking werd gesteld.
  De uitoefening van de taken die de hogeschool hem opdraagt, mag echter niet tot het behoud van de betrekking van het opgeheven ambt leiden.
  Wanneer de wachtwedde of de wachtweddetoelage van het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid tot een bepaald percentage wordt beperkt, wordt het aantal uren prestaties in dezelfde mate verminderd.
  § 4. Het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeelslid blijft kandidaat voor een verandering van voorlopige aanstelling in een vacante betrekking van een Hogeschool van dezelfde inrichtende macht, (...) in hetzelfde net en (...) in een Hogeschool van een ander net.
  (De verandering van voorlopige aanstelling kan slechts gebeuren, naargelang van het geval, met het akkoord van de inrichtende machten, de raden van bestuur, of de beheersorganen van de betrokken hogescholen. De verandering van voorlopige aanstelling schorst de ter beschikkingstelling bij gebrek aan betrekking.)
  Na een academiejaar in de nieuwe Hogeschool mag ervan de aanstellingsverandering definitief maken. (Indien na dit eerste jaar de voorlopige verandering van aanstelling niet definitief werd gemaakt, dan wordt ze voortgezet onder voorbehoud van het jaarlijks akkoord, naargelang van het geval, van de inrichtende machten, van de raden van bestuur of van de beheersorganen van beide betrokken hogescholen. In geval van onenigheid, wordt het betrokken personeelslid weer opgenomen in de hogeschool waar hij ter beschikking werd gesteld bij gebrek aan betrekking.)
  § 5. Elk jaar delen de Hogescholen aan de Regering de lijst mee van de wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeelsleden waarlig ze de namen preciseren van de kandidaten voor een verandering van aanstelling voor het eerstvolgende academiejaar.
  De regering deelt aan de verschillende inrichtende machten mee de in lid 1 bedoelde lijst.
Art.27. § 1. Lorsqu'un membre du personnel (en fonction principale) n'accomplit plus, au sein de la Haute Ecole, un nombre d'heures équivalent à celui qu'il prestait au moment de sa nomination ou de son engagement à titre définitif, il est déclaré en perte partielle de charge.
  Le membre du personnel en perte partielle de charge reste à la disposition de la Haute Ecole jusqu'à concurrence du nombre d'heures correspondant aux prestations qu'il exerçait avant d'être déclaré en perte partielle de charge.
  Il conserve le bénéfice de son traitement ou de sa subvention-traitement et peut faire valoir ses titres à un avancement de rang ainsi qu'à une fonction élective.
  § 2. (Dans le respect des articles 35 à 38, 138 à 141 et 220 à 223 du décret du ... 1997 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française, lorsque est supprimé l'emploi d'un membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif, en fonction principale, celui-ci est mis en disponibilité par défaut d'emploi.)
  Le membre du personnel en disponibilité par défaut d'emploi reste à la disposition de la Haute Ecole, pour l'une ou l'autre des missions définies à l'article 7, § 1er. Il bénéficie d'un traitement ou d'une subvention-traitement d'attente égal à son dernier traitement ou à sa dernière subvention-traitement d'activité et peut faire valoir ses titres à un avancement de rang ainsi qu'à une fonction élective pendant deux années académiques.
  A partir de la troisième année académique, le traitement ou subvention-traitement d'attente est réduit chaque année de 10 p.c. sans qu'il puisse être inférieur à autant de fois un trentième du traitement que le membre du personnel compte d'années de service à la date de sa mise en disponibilité.
  Cette décision ne peut avoir pour effet de ramener le traitement ou la subvention-traitement d'attente à un montant inférieur au montant des allocations de chômage auxquelles le membre du personnel concerné aurait droit s'il bénéficiait du régime de sécurité sociale des travailleurs salariés.
  (Pour l'application de ce paragraphe, il faut entendre, par années de service, celles qui entrent en compte pour l'établissement de la pension de retraite.)
  § 3. Le membre du personnel en disponibilité par défaut d'emploi reste à disposition de la Haute Ecole jusqu'à concurrence du nombre d'heures correspondant aux prestations qu'il exerçait avant d'être mis en disponibilité.
  L'exercice des tâches que lui confie la Haute Ecole ne peut toutefois aboutir à maintenir l'emploi de la fonction supprimée.
  Par ailleurs, lorsque le traitement ou la subvention-traitement d'attente du membre du personnel en disponibilité par défaut d'emploi est réduit à un certain pourcentage, le nombre d'heures de prestations est réduit à due concurrence.
  § 4. Le membre du personnel en disponibilité par défaut d'emploi reste cependant candidat à un changement d'affectation provisoire dans un emploi vacant d'une Haute Ecole du même Pouvoir organisateur, (...) au sein du même réseau et (...) dans une Haute Ecole d'un autre réseau.
  (Le changement d'affectation provisoire ne peut toutefois se faire qu'avec l'accord, selon le cas, des pouvoirs organisateurs, des conseils d'administration ou des organes de gestion des deux hautes écoles concernées. Le changement d'affectation provisoire suspend la disponibilité par défaut d'emploi.)
  Après une année académique dans la nouvelle Haute Ecole, le Pouvoir organisateur de celle-ci peut rendre le changement d'affectation définitif. (Si après cette première année le changement d'affectation provisoire n'est pas rendu définitif, il se poursuit sous réserve de l'accord annuel, selon le cas, des pouvoir organisateurs, des conseils d'administration ou des organes de gestion des deux hautes écoles concernées. En cas de désaccord, le membre du personnel concerné réintègre la haute école où il a été mis en disponibilité par défaut d'emploi.)
  § 5. Chaque année, les Hautes Ecoles communiquent au Gouvernement la liste des membres du personnel en disponibilité par défaut d'emploi en précisant ceux qui sont candidats à un changement d'affectation pour l'année académique suivante.
  Le Gouvernement communique aux différents Pouvoirs organisateurs la liste visée à l'alinéa 1er.
HOOFDSTUK IV. - Opvoedend hulppersoneel.
CHAPITRE IV. - Du personnel auxiliaire d'éducation.
Art.28. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit d.d. 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra (en onverminderd de bepalingen in verband met de oppolitiekverlof van aanbieding) mag vanaf het academiejaar 1996-1997 geen betrekking van de categorie van het opvoedend hulpersoneel, zoals omschreven in artikel 7 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap d.d. 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, geen aanleiding geven tot een tijdelijke aanstelling of aanwerving.
  De personeelsleden vast benoemd of in vast verband aangeworven in één van de in lid 1 vermelde ambten behouden het voordeel van hun benoeming of van hun aanwerving in vast verband, alsmede de bevordering in wedde en de weddeschaalherzieningen.
  [1 Voor de toepassing van het vorige lid behouden de leden van het opvoedend hulppersoneel die vastbenoemd of in vast verband aangeworven zijn in het gesubsidieerd hoger onderwijs van het korte type op basis van de bepalingen, naargelang van het geval, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, van het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde vrije inrichtingen die secundair onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs of van het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde officiële inrichtingen die secundair onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, persoonlijk het voordeel van hun vastbenoeming of van hun aanwerving in vast verband alsmede van de verhoging in wedde en de weddevermeerderingen]1
  
Art.28. A partir de l'année académique 1996-1997, sans préjudice des dispositions prévues au chapitre II de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux (et sans préjudice des dispositions en matière de mise en congé politique d'offre), aucun emploi de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation tel que défini à l'article 7 de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen technique, artistique et supérieur non-universitaire de la Communautaire française et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, ne peut donner lieu à une désignation ou à un engagement à titre temporaire.
  Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif dans l'une des fonctions mentionnées à l'alinéa 1er conservent le bénéfice de leur nomination ou de leur engagement à titre définitif ainsi que l'avancement pécuniaire et les revalorisations barémiques.
  [1 Pour l'application de l'alinéa précédent, les membres du personnel auxiliaire d'éducation qui ont bénéficié d'une nomination ou d'un engagement à titre définitif dans l'enseignement supérieur subventionné de type court sur la base des dispositions, selon le cas, de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d'enseignement technique et d'enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale, de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l'enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d'enseignement moyen ou d'enseignement normal subventionnés, y compris l'année postsecondaire psychopédagogique, de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l'enseignement secondaire dispensé dans les établissements d'enseignement moyen ou d'enseignement normal officiels subventionnés, de l'arrêté royal du 4 août 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements libres subventionnés dispensant l'enseignement secondaire conformément à la loi du 19 juillet 1971 relative à la structure générale et à l'organisation de l'enseignement secondaire ou de l'arrêté royal du 4 août 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements officiels subventionnés dispensant l'enseignement secondaire conformément à la loi du 19 juillet 1971 relative à la structure générale et à l'organisation de l'enseignement secondaire, conservent à titre personnel le bénéfice de leur nomination ou de leur engagement à titre définitif ainsi que l'avancement pécuniaire et les revalorisations barémiques.]1
  
Art.29. In de instellingen voor hoger onderwijs van het korte type die eveneens secundair onderwijs inrichten zijn de op 1 maart 1996 vast benoemde of in vast verband aangeworven leden van het opvoedend hulppersoneel geacht vast benoemd of in vast verband aangeworven te zijn in de instelling voor hoger onderwijs, binnen de perken van het aantal in lid 2 bedoelde betrekkingen.
  Het aantal betrekkingen wordt bepaald volgens (artikel 3 en 18) van het koninklijk besluit d.d. 15 april 1977 tot vaststelling van de regels en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs, op grond van de uitsluitende studentenbevolking van het hoger onderwijs, over de vorige drie jaren met als referentiedatum 1 februari 1994.
  Wanneer het aantal in lid 1 bedoelde personeelsleden hoger ligt dan het aantal beschikbare betrekkingen, volgens de in lid 2 omschreven berekening, bepaalt de dienstanciënniteit de toebedeling van bedoelde betrekkingen.
Art.29. Dans les établissements d'enseignement supérieur de type court qui organisaient également de l'enseignement secondaire, les membres du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel administratif nommés ou engagés à titre définitif à la date du 1er mars 1996 sont réputés être nommés ou engagés à titre définitif dans l'établissement d'enseignement supérieur, dans la limite du nombre d'emplois visés à l'alinéa 2.
  Le nombre d'emplois est déterminé suivant (les articles 3 et 18) de l'arrêté royal du 15 avril 1977 fixant les règles et les conditions de calcul du nombre d'emplois dans certaines fonctions du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel administratif des établissements d'enseignement secondaire et d'enseignement supérieur, à l'exception de l'enseignement universitaire, sur base de la population exclusive d'étudiants de l'enseignement supérieur, lissée sur les trois années précédentes en prenant le 1er février 1994 comme date de référence.
  Lorsque le nombre de membres du personnels visés à l'alinéa 1er est supérieur au nombre d'emplois disponibles, selon le calcul défini à l'alinéa 2, l'ancienneté de service détermine la dévolution de ces dits emplois.
Art.30. Tijdens hun bezigheid in de Hogescholen blijven zij aan de bepalingen van de artikelen 17 t/m 27 onderworpen.
Art.30. Pendant la durée de leur activité au sein des Hautes Ecoles, ils sont soumis aux dispositions des articles 17 à 27.
Art.31. (Opgeheven)
Art.31. (Abrogé)
HOOFDSTUK V. - Administratief personeel.
CHAPITRE V. - Du personnel administratif.
Art.32. Met betrekking tot de ambten van de categorie van het administratief personeel, bedoeld in (het decreet van ... (Justel past bij : 12 mei 2004) tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap) mag de Regering nieuwe ambten omschrijven die betrekking hebben op het administratief beheer en het boekhoudkundig beheer van de Hogescholen.
  Deze ambten worden vastgesteld overeenkomstig de graden van bijlage II van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d 10 april 1995 houdende het statuut van de personeelsleden van de Regeringsdiensten van de Franse Gemeenschap. De wedden worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 10 april 1995 houdende het geldelijk statuut van de personeelsleden van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Art.32. Par rapport aux fonctions de la catégorie du personnel administratif visée dans (le décret du ... (Justel supplée : 12 mai 2004) fixant le statut des membres du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement organisé par la Communauté française), le Gouvernement peut définir de nouvelles fonctions ayant trait à la gestion administrative et à la gestion comptable des Hautes Ecoles.
  Ces fonctions sont fixées conformément aux grades de l'annexe II de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 avril 1995 portant statut des agents des Services du Gouvernement de la Communauté française. Les traitements sont fixés conformément aux dispositions de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 avril 1995 portant statut pécuniaire des agents des Services du Gouvernement de la Communauté française.
HOOFDSTUK Vbis. [1 - Vergoeding om informaticakosten.]1
CHAPITRE Vbis. [1 - De l'indemnisation des frais informatiques.]1
Art.32bis. [1 De onder dit decreet vallende personeelsleden, met uitzondering van het administratief personeel, ontvangen een vergoeding voor het gebruik om beroepsdoeleinden van hun privé-computerinstrument en hun privé-internetverbinding als vergoeding van hun eigen kosten, tenzij zij reeds een dergelijke toelage genieten in toepassing van de artikelen 6 en 20 van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten of van artikel 112bis van het decreet van 16 april 1991 houdende de organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.
   Deze vergoeding wordt hun toegekend onder dezelfde voorwaarden als die waarin de artikelen 6, § 2, tweede lid, en 20, § 2, tweede lid, van voornoemd decreet van 14 maart 2019 voorzien.]1

  
Art.32bis. [1 Les membres du personnel visés par le présent décret, à l'exception du personnel administratif, sont indemnisés pour l'utilisation à des fins professionnelles de leur outil informatique privé et de leur connexion internet privée au titre de remboursement de frais propres à l'employeur, sauf s'ils bénéficient déjà d'une telle indemnité en application des articles 6 et 20 du décret du 14 mars 2019 portant diverses dispositions relatives à l'organisation du travail des membres du personnel de l'enseignement et octroyant plus de souplesse organisationnelle aux Pouvoirs organisateurs ou de l'article 112bis du décret du 16 avril 1991 organisant l'enseignement de promotion sociale.
   Cette indemnisation leur est octroyée selon les mêmes modalités et conditions que celles prévues aux articles 6, § 2, alinéa 2, et 20, § 2, alinéa 2, du décret du 14 mars 2019 précité.]1

  
HOOFDSTUK VI. - Wijzigings-. opheffings- overgangs- en slotbepalingen.
CHAPITRE VI. - Dispositions modificatives, abrogatoires, transitoires et finales.
Afdeling 1. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Section 1. - Dispositions modificatives et abrogatoires.
Art.33. Onder wervings-, selectie- en bevorderingsambten zoals bedoeld in het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969, het decreet d.d. 1 februari 1993 en het decreet d.d. 6 juni 1994 alsmede in de uitvoeringsbesluiten ervan en in het koninklijk besluit d.d. 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt, dient men voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel respectievelijk te verstaan, ambten van rang 1, van rang 2 en electieve ambten zoals bedoeld in artikel 5 van dit decreet.
Art.33. Par fonctions de recrutement, de sélection et de promotion telles que visées dans l'arrêté royal du 22 mars 1969, le décret du 1er février 1993 et le décret du 6 juin 1994 ainsi que dans leurs arrêtés d'application et dans l'arrêté royal du 13 juin 1976 réglant l'octroi d'une allocation aux membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical de l'enseignement de l'Etat désignés provisoirement à une fonction de sélection ou à une fonction de promotion, il y a lieu, pour les membres du personnel directeur et enseignant des Hautes Ecoles, d'entendre respectivement : fonctions de rang 1, de rang 2 et fonctions électives telles que visées à l'article 5 du présent décret.
Art.34. (Opgeheven)
Art.34. (Abrogé)
Art.35. (Opgeheven)
Art.35. (Abrogé)
Art.36. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap d.d. 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd, is niet van toepassing op de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de Hogescholen.
Art.36. L'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et supérieur non universitaire de la Communauté française et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel qu'il a été modifié, n'est pas applicable à la catégorie du personnel directeur et enseignant des Hautes Ecoles.
Art.37. (Opgeheven)
Art.37. (Abrogé)
Art.38. (Lid 1 opgeheven)
  Hoofdstuk IIbis van ditzelfde besluit is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.38. (Alinéa 1 abrogé)
  Le chapitre IIbis de ce même arrêté n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.39. (Opgeheven)
Art.39. (Abrogé)
Art.40. (Opgeheven)
Art.40. (Abrogé)
Art.41. Art. 1 van het koninklijk besluit d.d. 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, zoals gewijzigd, is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.41. L'article 1er de l'arrêté royal du 22 juillet 1969 déterminant les fonctions de recrutement dont doivent être titulaires les membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical des établissements de l'enseignement de l'Etat, pour pouvoir être nommés aux fonctions de sélection tel qu'il a été modifié, n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.42. Artikel 1 van het koninklijk besluit d.d. 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel der rijksonderwijsinrichtingen, zoals gewijzigd, is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.42. L'article 1er de l'arrêté royal du 31 juillet 1969 déterminant les fonctions de recrutement et les fonctions de sélection dont doivent être titulaires les membres du personnel de l'enseignement de l'Etat pour pouvoir être nommés aux fonctions de promotion de la catégorie du personnel directeur et enseignant des établissements d'enseignement de l'Etat tel qu'il a été modifié, n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.43. Het koninklijk besluit d.d. 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het opvoedend hulppersoneel der rijksonderwijsinrichtingen is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.43. L'arrêté royal du 31 juillet 1969 déterminant les fonctions de recrutement et les fonctions de sélection dont doivent être titulaires les membres du personnel de l'enseignement de l'Etat pour pouvoir être nommés aux fonctions de promotion de la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation des établissements d'enseignement de l'Etat n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.45. (Opgeheven)
Art.45. (Abrogé)
Art. 45bis. [1 Het hoofdstuk F van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, zoals gewijzigd, is van toepassing op de Hogescholen mits de volgende wijziging : het opschrift van het ambt dat hierna in de linker kolom wordt opgenomen, wordt vervangen door het opschrift opgenomen in de rechter kolom (zie Tabel 1 : Artikel 4).
   TECHNISCH ASSISTENT MEESTER PRAKTISCHE OPLEIDING (in het sociaal hoger onderwijs van het lange type in de toegepaste communicatie)
   Tabel 1 : Artikel 4
   Deze bepaling heeft uitwerking met ingang van 1 september 1996.]1

  
Art. 45bis. [1 Le chapitre F de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service de l'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat tel qu'il a été modifié, est applicable aux Hautes Ecoles moyennant la modification suivante : l'intitulé de la fonction figurant ci-après en colonne de gauche est remplacé par l'intitulé repris en colonne de droite (voir Tableau 1 : Article 4).
  ASSISTANT-TECHNICIEN MAITRE DE FORMATION PRATIQUE (dans l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée)
   Tableau 1 : Article 4
   La présente disposition prend effet au 1er septembre 1996.]1

  
Art.46. Het koninklijk besluit d.d. 31 juli 1969 tot vaststelling van de regels betreffende de samenstelling van de bevorderingscommissies bedoeld in het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedende hulpersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter- lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd, is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.46. L'arrêté royal du 31 juillet 1969 déterminant les règles selon lesquelles est fixée la composition des jurys de promotion prévus par l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel qu'il a été modifié, n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.47. Het ministerieel besluit van 30 september 1969 tot vaststelling van het model van het inspectieverslag over de stagiairs, zoals bepaald bij artikel 48 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, is niet toepasselijk op de Hogescholen.
Art.47. L'arrêté ministériel du 30 septembre 1969 fixant le modèle du rapport sur la manière de servir des stagiaires prévu à l'article 48 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.48. (Opgeheven)
Art.48. (Abrogé)
Art.49. Het koninklijk besluit d.d. 23 november 1970 tot vastlegging van de ambtsbevoegdheden van de provisors en onderdirecteurs bij de Rijksonderwijsinrichtingen, is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.49. L'arrêté royal du 23 novembre 1970 fixant les attributions des proviseurs et des sous-directeurs des établissements d'enseignement de l'Etat n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.50. (Opgeheven)
Art.50. (Abrogé)
Art.51. Het koninklijk besluit d.d. 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs, zoals gewijzigd, is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.51. L'arrêté royal du 27 juillet 1976 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans l'enseignement subventionné, tel qu'il a été modifié, n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.52. De artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr. 297 d.d. 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd, zijn niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.52. Les articles 4 et 5 de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux tel qu'il a été modifié, ne sont pas applicables aux Hautes Ecoles.
Art.53. Art. 29 van het koninklijk besluit nr. 460 d.d. 17 september 1986 tot vaststelling van het rationalisatieplan en het programmatieplan van het hoger onderwijs van het korte type en tot wijziging van de wetgeving betreffende de organisatie van het hoger onderwijs van het lange type wordt opgeheven.
Art.53. L'article 29 de l'arrêté royal n° 460 du 17 septembre 1986 établissant les plans de rationalisation et de programmation de l'enseignement supérieur de type court et modifiant la législation relative à l'organisation de l'enseignement supérieur de type long est abrogé.
Art.54. (Opgeheven)
Art.54. (Abrogé)
Art.55. Het besluit van de Executieve van Franse Gemeenschap d.d. 17 februari 1993 genomen ter uitvoering van artikel 79 van het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, is niet van toepassing op de Hogescholen.
Art.55. L'arrêté de l'Exécutif de la Communauté française du 17 février 1993 pris en exécution de l'article 79 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements de l'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements n'est pas applicable aux Hautes Ecoles.
Art.56. (Opgeheven)
Art.56. (Abrogé)
Art.57. (Opgeheven)
Art.57. (Abrogé)
Art.58. (Opgeheven)
Art.58. (Abrogé)
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen.
Section 2. - Dispositions transitoires.
Art.59. De personeelsleden, op 1 juli 1997 uiterlijk vast benoemd of in vast verband aangeworven en die voor een tijdelijke aanstelling of aanwerving kandidaat zijn voor een van de volgende ambten : leraar algemene vakken, leraar psychologie, opvoedkunde en methodiek, leraar zedenleer, leraar bijzondere vakken, leraar technische vakken, leraar technische vakken en praktijkleraar, leraar kunstvakken zijn geacht vast benoemd of in vast verband aangeworven te zijn in het in artikel 38 vermelde overeenstemmende ambt.
Art.59. Les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif au plus tard le 1er juillet 1997 qui se sont portés candidats à une désignation ou un engagement à titre temporaire dans l'une des fonctions suivantes : professeur de cours généraux, professeur de psychologie, de pédagogie et méthodologie, professeur de morale, professeur de cours spéciaux, professeur de cours techniques, professeur de cours techniques et de pratique professionnelle, professeur de cours artistiques sont réputés nommés ou engagés à titre définitif à la nouvelle fonction correspondante mentionnée à l'article 38.
Art.60. (Opgeheven)
Art.60. (Abrogé)
Art.61. Als overgangsmaatregel mogen de bepalingen, respectievelijk vermeld in de artikel 30 k/m 45 van het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969, in de artikelen 43; 45 k/m 47 van het decreet d.d. 1 februari 1993 en in de artikelen 31; 33 k/m 36 van het decreet d.d. 6 juni 1994, aanleiding geven tot benoemingen of aanwervingen in vast verband uiterlijk voor 1 juli 1997 in de hogescholen van de Franse Gemeenschap, voor 1 oktober 1996 in de gesubsidieerde vrije Hogescholen en voor 1 november 1996 in de gesubsidieerde officiële Hogescholen.
Art.61. A titre transitoire, les dispositions prévues respectivement aux articles 30 à 45 de l'arrêté royal du 22 mars 1969, aux articles 43; 45 à 47 du décret du 1er février 1993 et aux articles 31; 33 à 36 du décret du 6 juin 1994 pourront donner lieu à des nominations ou engagements à titre définitif au plus tard le 1er juillet 1997 dans les Hautes Ecoles de la Communauté française, le 1er octobre 1996 dans les Hautes Ecoles libres subventionnées et le 1er novembre 1996 dans les Hautes Ecoles officielles subventionnées.
Art.62. § 1. De Regering van de Franse Gemeenschap stelt de datum en de voorwaarden vast waaronder de personeelsleden die een ambt van directeur, onderdirecteur, directiesecretaris en opvoeder-huismeester bekleden in een inrichting voor hoger onderwijs van het korte type van de Franse Gemeenschap, in hoofdbetrekking in vast verband kunnen benoemd worden.
   Om de in lid 1 bedoelde benoemingsvoorwaarden vast te stellen mag de Regering in het hoger onderwijs van het korte type van de Franse Gemeenschap uitzonderlijk afwijken :
  - van de artikelen 1, 4 en 5 van de wet d.d. 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het rijksonderwijs;
  - van de bepalingen van hoofdstuk 5 van de wet d.d. 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;
  - van de artikelen 78, 80, 86 t/m 91, 92 en 97,5° en 8° van het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buiten- gewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, alsook van de besluiten die ter uitvoering hiervan werden genomen.
  (§ 2. Bij wijze van uitzondering en in afwijking van artikel 10, § van de wet van 7 juli 1970 met betrekking op de algemene structuur van het hoger onderwijs en op artikel 31 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen, kunnen de personeelsleden die voor het in werking treden van dit decreet een betrekking uitoefenen in een selectieambt van onderdirecteur of in een bevorderingsambt van directeur in het gesubsidieerd officieel onderwijs van het korte type, definitief benoemd worden vooraleer dit decreet van kracht is, op voorwaarde dat ze op de datum van de benoeming voldoen aan de bepalingen van artikel 40 van het decreet van 6 juni 1994, met uitzondering van 5° en 6° of aan de bepalingen van artikel 49 van het decreet van 6 juni 1994, met uitzondering van 4° en 5°.
  In afwijking van de artikelen 37, lid 1 en 45, lid 1, van het decreet van 6 juni 1994, kunnen de hierboven bedoelde personeelsleden definitief benoemd worden ten laatste op de datum waarop in het overwogen geval, de betrekking vrij zou komen. Deze mogelijkheid vervalt in elk geval op 15 september 2001.)
Art.62. § 1. Le Gouvernement de la Communauté française fixe la date et les conditions auxquelles peuvent être nommés à titre définitif en fonction principale les membres du personnel qui occupent un emploi de directeur, sous-directeur, secrétaire de direction et éducateur économe dans un établissement d'enseignement supérieur de type court de la Communauté française.
  - Pour fixer les conditions de nomination visées à l'alinéa 1er, le Gouvernement peut déroger, à titre exceptionnel dans l'enseignement supérieur de type court organisé par la Communauté française :
  - aux articles 1er, 4 et 5 de la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat;
  - aux dispositions du chapitre 5 de la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur;
  - aux articles 78, 80, 86 à 91, 92 et 97, 5° et 8°, de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements ainsi qu'aux arrêtés pris en exécution de celui-ci.
  (§ 2. A titre exceptionnel et par dérogation à l'article 10, § 7, de la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur et à l'article 31 du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française, les membres du personnel qui, avant l'entrée en vigueur du présent décret, occupent temporairement un emploi dans une fonction de sélection de sous-directeur ou dans une fonction de promotion de directeur dans l'enseignement officiel subventionné de type court, peuvent être nommés à titre définitif avant l'entrée en vigueur du présent décret, à condition qu'à la date de nomination, ils satisfassent, selon le cas, aux conditions de l'article 40 du décret du 6 juin 1994, à l'exception des 5° et 6° ou aux conditions de l'article 49 du décret du 6 juin 1994, à l'exception des 4° et 5°.
  Par dérogation aux articles 37, alinéa 1er et 45, alinéa 1er, du décret du 6 juin 1994, les membres du personnel visés ci-dessus peuvent être nommés à titre définitif au plus tard à la date où, dans le cas considéré, l'emploi deviendrait vacant. Dans tous les cas, cette possibilité devient caduque le 15 septembre 2001.)
Art. 62bis. Bij wijze van uitzondering en in afwijking van artikel 10, § 7, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, van artikel 31 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen die georganiseerd of gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap, en van artikel 13, eerste paragraaf, 2 a) en b) en 3 a) en b), kunnen ten laatste op 1 januari 1999 de personeelsleden die op die datum sinds ten minste twee academiejaren een hoofdambt als werkleider of als hoofd van de studiedienst bekleden, vast benoemd worden of in vaste dienst genomen worden.
Art. 62bis. A titre exceptionnel et par dérogation à l'article 10, § 7, de la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur, à l'article 31 du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des hautes écoles organisées ou subventionnées par la Communauté française, et à l'article 13, § 1, 2, a) et b) et 3 a) et b), peuvent être nommés ou engagés à titre définitif au plus tard le 1er janvier 1999, les membres du personnel qui à cette date occupent à titre principal depuis deux années académiques au moins, une fonction de chef de travaux ou de chef de bureau d'études.
Art.63. Voor de personeelsleden, vast benoemd of geworven vóór de inwerkingtreding van dit decreet en bedoeld in artikel 27 § 1 kan de regering een wijziging van affectatie toestaan zoals bedoeld in § 4 van bedoeld artikel, om uitzonderlijke redenen.
Art.63. Pour les membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif avant l'entrée en vigueur du présent décret et visés à l'article 27, § 1er, le Gouvernement peut autoriser un changement d'affectation tel que défini au § 4 du même article, et ce pour des raisons exceptionnelles.
Art. 63bis. <INGEVOEGD bij DFG 1997-07-24/61, art. 293; Inwerkingtreding : 30-06-1996> In afwijking van artikel 27, wordt de personeelsleden die definitief benoemd werden in een inrichting voor hoger onderwijs en die ter beschikking werden gesteld bij gebrek aan betrekking op 30 juni 1996 door toepassing van het besluit van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1996 met betrekking tot de fusie van het " Institut d'enseignement supérieur économique de la Communauté francaise " te Moeskroen en van de " haute école provinciale du Hainaut occidental " of van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1996 met betrekking tot de fusie van het " Institut d'enseignement supérieur technique, paramédical et pédagogique de la Communauté francaise " te Irchonwelz en de " haute école provinciale du Hainaut occidental " een aanbieding gedaan voor een definitieve verandering van aanstelling in het overeenstemmende ambt, in de " haute école de la Communauté francaise du Hainaut ", op 1 september 1996.
Art. 63bis. Par dérogation à l'article 27, les membres du personnel nommés à titre définitif dans un institut d'enseignement supérieur et qui ont été mis en disponibilité par défaut d'emploi au 30 juin 1996 par l'application de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 24 juillet 1996 portant fusion de l'Institut d'Enseignement supérieur économique de la Communauté française à Mouscron et de la Haute école provinciale du Hainaut occidental ou de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 24 juillet 1996 portant fusion de l'Institut d'Enseignement supérieur technique, paramédical et pédagogique de la Communauté française à Irchonwelz et de la Haute école provinciale du Hainaut occidental, obtiennent d'office un changement d'affection définitif dans la fonction correspondante, dans la Haute école de la Communauté française du Hainaut, à la date du 1er septembre 1996.
Art.64. In afwijking van artikel 7 presteren de personeelsleden tijdelijk aangesteld of in dienst genomen en vast benoemd of geworven uiterlijk 30 juni 1996 in het ambt van leraar bijzondere vakken, bedoeld in artikel 10, 8° van het besluit van de Executieve d.d. 22 april 1969 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel van de inrichtingen voor basisonderwijs, buitengewoon, middelbaar, technisch, artistiek en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap en van de internaten die van die inrichtingen afhangen, ten hoogste 480 uur per lesjaar.
Art.64. Par dérogation à l'article 7, les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire et nommés ou engagés à titre définitif au plus tard le 30 juin 1996 dans la fonction de professeur de cours spéciaux telle que visée à l'article 10, 8°, de l'arrêté de l'Exécutif du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et supérieur non universitaire de la Communauté française et des internats dépendant de ces établissements prestent au plus 480 heures/année de cours.
Art.65. In afwijking van art. 28 worden de bibliothecarissen, (ten laatste op 1 januari 1997) vastbenoemd of geworven in het hoger onderwijs, (verondersteld op 1 september 1996) het ambt uit te oefenen van :
  - meesterassistent als zij houder zijn van een hoger diploma van de 2e of 3e graad;
  - praktijkmeester als zij niet houder zijn van dat hoger diploma.
  (Zij behouden in hun nieuwe functies, de anciënniteit behaald binnen de inrichtende macht of binnen de constituerende inrichtende machten van de hogeschool.)
  Zij moeten hoofdzakelijk instaan voor het documentatiecentrum.
Art.65. Par dérogation à l'article 28, les bibliothécaires nommés ou engagés à titre définitif dans l'enseignement supérieur (au plus tard le 1er janvier 1997 sont réputés exercer à la date du 1er septembre 1996) :
  - la fonction de maître assistant pour ceux qui sont porteurs d'un titre de niveau supérieur du deuxième ou troisième degré;
  - la fonction de maître de formation pratique pour ceux qui ne sont pas porteurs d'un titre de niveau supérieur du deuxième ou troisième degré.
  (Ils conservent dans leur nouvelle fonction, l'ancienneté acquise au sein de leur pouvoir organisateur ou au sein des pouvoirs organisateurs constitutifs de la haute école.)
  Ils sont principalement chargés de la responsabilité du centre de documentation.
Art. 65bis. <INGEVOEGD bij DFG 1999-02-08/37, art. 59; Inwerkingtreding : 01-09-1996> De betrekking van assistent-technicus in het sociaal hoger onderwijs van het lange type voor toegepaste communicatie zoals bedoeld bij artikel 16 van het decreet van 19 juli 1993 houdende organisatie van het sociaal hoger onderwijs van het lange type voor toegepaste communicatie wordt vervangen door de betrekking van meester praktische vorming.
Art. 65bis. La fonction d'assistant-technicien dans l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée telle que visée à l'article 16 du décret du 19 juillet 1993 organisant l'enseignement supérieur social de type long en communication appliquée, est remplacée par la fonction de maître de formation pratique.
Afdeling 3. - Slotbepalingen.
Section 3. - Dispositions finales.
Art.66. De Regering kan de wetten, decreten en reglementen betreffende het in de hogescholen georganiseerde hoger onderwijs coördineren met de bepalingen die ze uitdrukkelijk of impliciet gewijzigd hebben op het ogenblijk dat de coördinatie tot stand komt.
  Daartoe kan ze :
  1° Volgorde, nummering en algemene inkleding van de te coördineren bepalingen, in andere afdelingen, wijzigen;
  2° De referenties in de te coördineren bepalingen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;
  3° de tekst van de te coördineren bepalingen wijzigen om hun overeenstemming te verzekeren en de terminologie eenvormig te maken, zonder afbreuk te doen aan de in die bepalingen vervatte beginselen.
  De coördinatie zal volgend opschrift krijgen :
  "decreet betreffende het in de hoge scholen georganiseerde hoger onderwijs, gecoördineerd op ...."
Art.66. Le Gouvernement peut coordonner les dispositions législatives, décrétales et réglementaires relatives à l'enseignement supérieur organisé au sein des Hautes Ecoles ainsi que les dispositions qui les auraient expressément ou implicitement modifiées au moment où cette coordination sera établie.
  A cette fin, il peut :
  1° modifier l'ordre, le numérotage et, en général, la présentation des dispositions à coordonner, sous d'autres divisions;
  2° modifier les références qui seraient contenues dans les dispositions à coordonner en vue de les mettre en concordance avec le numérotage nouveau;
  3° modifier la rédaction des dispositions à coordonner, en vue d'assurer leur concordance et d'en unifier la terminologie, sans qu'il puisse être porté atteinte aux principes inscrits dans ces dispositions.
  La coordination portera l'intitulé suivant :
  "Décret relatif à l'enseignement supérieur organisé au sein des Hautes Ecoles, coordonné le ..."
Art. 67. Dit decreet treedt in werking op 1 september 1996, behalve de artikelen 10 t/m 14, die op 1 september 1997 in werking, en artikel 62 ,dat op 15 juni 1996 uitwerking heeft.
Art. 67. Le présent décret entre en vigueur le 1er septembre 1996, à l'exception des articles 10, 11, 12, 13 et 14 qui entrent en vigueur le 1er septembre 1997 et de l'article 62 qui produit ses effets le 15 juin 1996.