Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
22 DECEMBER 1995. - Wet houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1995 en tekstbijwerking tot 09-09-2024)
Titre
22 DECEMBRE 1995. - Loi portant des mesures visant à exécuter le plan pluriannuel pour l'emploi. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-12-1995 et mise à jour au 09-09-2024)
Informations sur le document
Numac: 1995912906
Datum: 1995-12-22
Info du document
Numac: 1995912906
Date: 1995-12-22
Table des matières
Hoofdstuk I. - Algemene bepaling.
Hoofdstuk II. - Arbeidskostvermindering.
Hoofdstuk III. - Herverdeling van de arbeid.
Afdeling 1. - Bedrijfsplannen tot herverdeling ...
Afdeling 2. - Onderbreking van de beroepsloopbaan.
Afdeling 3. - Recht op deeltijdse arbeid.
Afdeling 4. - Halftijds brugpensioen.
Hoofdstuk IV. - Doelgroepenbeleid.
Afdeling 1. - Jongeren.
Afdeling 2. - Efficiëntere aanwending van 0,05 ...
Afdeling 3. - Herinschakelingsjobs.
Afdeling 4. - (Bestaansminimumgerechtigden en r...
HOOFDSTUK V. - Ontwikkeling van nieuwe arbeidsm...
Hoofdstuk VI. - Tijdelijke werkloosheid.
Hoofdstuk VII. - Hoge Raad voor de Werkgelegenh...
Hoofdstuk VIII. - Betaald educatief verlof.
Hoofdstuk IX. - Sociale balans.
Table des matières
CHAPITRE I. - Disposition générale.
CHAPITRE II. - Réduction du coût du travail.
CHAPITRE III. - Redistribution du travail.
Section 1. - Plans d'entreprise de redistributi...
Section 2. - Interruption de la carrière profes...
Section 3. - Droit au travail à temps partiel.
Section 4. - Prépension à mi-temps.
CHAPITRE IV. - Politique des groupes cibles.
Section 1. - Les jeunes.
Section 2. - Meilleure affectation des 0,05 % p...
Section 3. - Emplois de réinsertion.
Section 4. - (Bénéficiaires du minimum d'existe...
CHAPITRE V. - Développement de nouveaux gisemen...
CHAPITRE VI. - Chômage temporaire.
CHAPITRE VII. - Conseil supérieur de l'Emploi.
CHAPITRE VIII. - Congé éducation payé.
CHAPITRE IX. - Bilan social.
Tekst (71)
Texte (71)
Hoofdstuk I. - Algemene bepaling.
CHAPITRE I. - Disposition générale.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article 1. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
Hoofdstuk II. - Arbeidskostvermindering.
CHAPITRE II. - Réduction du coût du travail.
Art.2. § 1. Artikel 47, § 1, eerste en tweede lid van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994 en zoals gewijzigd door het ministerieel besluit van 2 maart 1995, worden vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 47. § 1. De werkgevers bedoeld in artikel 46 genieten voor de werknemers bedoeld in hetzelfde artikel en die voltijds tewerkgesteld worden een vermindering van de werkgeversbijdragen vastgesteld bij artikel 38, § 3, 1° tot 7°, en § 3bis van de voornoemde wet van 29 juni 1981.
Deze vermindering is vastgesteld op :
a) 50 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 1 561 frank en 1 977 frank.
b) 35 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 1 978 frank en 2133 frank.
c) 20 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 2 134 frank en 2 289 frank.
d) 10 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 2 290 frank en 2 808 frank.
De vermindering bedoeld in het vorige lid wordt toegestaan voor de deeltijdse werknemers ten belope van :
a) 50 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom ( tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren de uurloongrens van 260 frank niet te boven gaat.
b) 35 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren zich situeert tussen de uurloongrenzen van 261 frank en 281 frank.
c) 20 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren zich situeert tussen de uurloongrenzen van 282 frank en 301 frank.
d) 10 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren zich situeert tussen de uurloongrenzen van 302 frank en 369 frank.
§ 2. Artikel 47, § 1, vijfde lid van hetzelfde besluit, bekrachtigd en gewijzigd door de wet van 30 maart 1994 wordt vervangen door een nieuw lid, luidend als volgt :
" De in de voorgaande leden bedoelde uurloongrenzen en daggrensbedragen worden, wat betreft de werknemers in dienst getreden na 31 december 1993, tot respectievelijk 133 frank en 998 frank teruggebracht voor de personen met een handicap tewerkgesteld in een door de bevoegde instantie erkende beschutte werkplaats of voor de personen met een handicap die in een erkend centrum voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen een beroepsopleiding volgen. ".
" Art. 47. § 1. De werkgevers bedoeld in artikel 46 genieten voor de werknemers bedoeld in hetzelfde artikel en die voltijds tewerkgesteld worden een vermindering van de werkgeversbijdragen vastgesteld bij artikel 38, § 3, 1° tot 7°, en § 3bis van de voornoemde wet van 29 juni 1981.
Deze vermindering is vastgesteld op :
a) 50 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 1 561 frank en 1 977 frank.
b) 35 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 1 978 frank en 2133 frank.
c) 20 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 2 134 frank en 2 289 frank.
d) 10 % voor zover de loonsom die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede werkdagen zich situeert tussen de volgende daggrensbedragen : 2 290 frank en 2 808 frank.
De vermindering bedoeld in het vorige lid wordt toegestaan voor de deeltijdse werknemers ten belope van :
a) 50 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom ( tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren de uurloongrens van 260 frank niet te boven gaat.
b) 35 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren zich situeert tussen de uurloongrenzen van 261 frank en 281 frank.
c) 20 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren zich situeert tussen de uurloongrenzen van 282 frank en 301 frank.
d) 10 % voor zover de per werknemer driemaandelijks aangegeven loonsom (tegen 100 %) gedeeld door het aantal vergoede uren zich situeert tussen de uurloongrenzen van 302 frank en 369 frank.
§ 2. Artikel 47, § 1, vijfde lid van hetzelfde besluit, bekrachtigd en gewijzigd door de wet van 30 maart 1994 wordt vervangen door een nieuw lid, luidend als volgt :
" De in de voorgaande leden bedoelde uurloongrenzen en daggrensbedragen worden, wat betreft de werknemers in dienst getreden na 31 december 1993, tot respectievelijk 133 frank en 998 frank teruggebracht voor de personen met een handicap tewerkgesteld in een door de bevoegde instantie erkende beschutte werkplaats of voor de personen met een handicap die in een erkend centrum voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen een beroepsopleiding volgen. ".
Art.2. § 1er. A l'article 47, § 1er, de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994 et modifié par l'arrêté ministériel du 2 mars 1995, les alinéas 1er et 2 sont remplacés par la disposition suivante :
"Art. 47. § 1er. Les employeurs visés à l'article 46 bénéficient pour les travailleurs visés par le même article et qui sont occupés à temps plein d'une réduction des cotisations patronales fixées par l'article 38, § 3, 1° à 7°, et § 3bis, de la loi précitée du 29 juin 1981.
Cette réduction est fixée à :
a) 50 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 1 561 francs et 1 977 francs;
b) 35 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 1 978 francs et 2 133 francs;
c) 20 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 2 134 francs et 2 289 francs;
d) 10 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 2 290 francs et 2 808 francs.
La réduction visée à l'alinéa précédent est accordée pour les travailleurs à temps partiel à raison de :
a) 50 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées ne dépasse pas le montant du plafond horaire de 260 francs;
b) 35 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées se situe entre les montants de plafond horaire suivants : 261 francs et 281 francs;
c) 20 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées se situe entre les montants de plafond horaire suivants : 282 francs et 301 francs;
d) 10 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées se situe entre les montants de plafond horaire suivants : 302 francs et 369 francs.
§ 2. L'article 47, § 1er, alinéa 5, du même arrêté royal, confirmé et modifié par la loi du 30 mars 1994, est remplacé par un nouvel alinéa, libellé comme suit :
"Les montants des plafonds journaliers et horaire visés au alinéas précédents sont, en ce qui concerne les travailleurs entrés en service après le 31 décembre 1993, ramenés respectivement à 133 francs et 998 francs pour les personnes ayant un handicap occupées dans un atelier protégé agréé par l'instance compétente ou pour les personnes ayant un handicap qui suivent une formation professionnelle dans un centre de formation professionnelle ou de rééducation professionnelle agréé pour les handicapés.".
"Art. 47. § 1er. Les employeurs visés à l'article 46 bénéficient pour les travailleurs visés par le même article et qui sont occupés à temps plein d'une réduction des cotisations patronales fixées par l'article 38, § 3, 1° à 7°, et § 3bis, de la loi précitée du 29 juin 1981.
Cette réduction est fixée à :
a) 50 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 1 561 francs et 1 977 francs;
b) 35 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 1 978 francs et 2 133 francs;
c) 20 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 2 134 francs et 2 289 francs;
d) 10 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre de journées ouvrables rémunérées se situe entre les montants des plafonds journaliers suivants : 2 290 francs et 2 808 francs.
La réduction visée à l'alinéa précédent est accordée pour les travailleurs à temps partiel à raison de :
a) 50 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées ne dépasse pas le montant du plafond horaire de 260 francs;
b) 35 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées se situe entre les montants de plafond horaire suivants : 261 francs et 281 francs;
c) 20 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées se situe entre les montants de plafond horaire suivants : 282 francs et 301 francs;
d) 10 % pour autant que la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), divisée par le nombre d'heures rémunérées se situe entre les montants de plafond horaire suivants : 302 francs et 369 francs.
§ 2. L'article 47, § 1er, alinéa 5, du même arrêté royal, confirmé et modifié par la loi du 30 mars 1994, est remplacé par un nouvel alinéa, libellé comme suit :
"Les montants des plafonds journaliers et horaire visés au alinéas précédents sont, en ce qui concerne les travailleurs entrés en service après le 31 décembre 1993, ramenés respectivement à 133 francs et 998 francs pour les personnes ayant un handicap occupées dans un atelier protégé agréé par l'instance compétente ou pour les personnes ayant un handicap qui suivent une formation professionnelle dans un centre de formation professionnelle ou de rééducation professionnelle agréé pour les handicapés.".
Art.3. Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
" De Koning kan voor de social-profit sector bedoeld in artikel 35 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, bij een in Ministerraad overlegd besluit het genot van de verminderingen bedoeld bij artikel 47, § 1, afhankelijk maken van een bijkomende inspanning voor de tewerkstelling en Hij kan bij een in Ministerraad overlegd besluit de verminderingspercentages bedoeld in artikel 47, § 1, voor de socialprofit sector bedoeld in artikel 35 van dezelfde wet verhogen.
De Koning bepaalt wat dient te worden verstaan onder een bijkomende inspanning voor de tewerkstelling. "
" De Koning kan voor de social-profit sector bedoeld in artikel 35 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, bij een in Ministerraad overlegd besluit het genot van de verminderingen bedoeld bij artikel 47, § 1, afhankelijk maken van een bijkomende inspanning voor de tewerkstelling en Hij kan bij een in Ministerraad overlegd besluit de verminderingspercentages bedoeld in artikel 47, § 1, voor de socialprofit sector bedoeld in artikel 35 van dezelfde wet verhogen.
De Koning bepaalt wat dient te worden verstaan onder een bijkomende inspanning voor de tewerkstelling. "
Art.3. L'article 49 du même arrêté, est complété comme suit :
"Le Roi peut, pour le secteur non marchand visé à l'article 35 de la loi du 22 décembre 1995 portant des mesures visant à exécuter le plan pluriannuel pour l'emploi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, subordonner le bénéfice des réductions visées à l'article 47, § 1er, à un effort supplémentaire en faveur de l'emploi et Il peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, augmenter les pourcentages de réduction visés à l'article 47, § 1er, pour le secteur non marchand visé à l'article 35 de la même loi.
Le Roi détermine ce qu'il convient d'entendre par effort supplémentaire en faveur de l'emploi.".
"Le Roi peut, pour le secteur non marchand visé à l'article 35 de la loi du 22 décembre 1995 portant des mesures visant à exécuter le plan pluriannuel pour l'emploi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, subordonner le bénéfice des réductions visées à l'article 47, § 1er, à un effort supplémentaire en faveur de l'emploi et Il peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, augmenter les pourcentages de réduction visés à l'article 47, § 1er, pour le secteur non marchand visé à l'article 35 de la même loi.
Le Roi détermine ce qu'il convient d'entendre par effort supplémentaire en faveur de l'emploi.".
Art.4. Artikel 51 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een derde lid luidend als volgt :
" Voor dezelfde werknemer kan het voordeel van de bepalingen van deze Titel niet samen genoten worden met het voordeel toegekend in toepassing van artikel 5, eerste lid en artikel 12, eerste lid van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces. "
" Voor dezelfde werknemer kan het voordeel van de bepalingen van deze Titel niet samen genoten worden met het voordeel toegekend in toepassing van artikel 5, eerste lid en artikel 12, eerste lid van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces. "
Art.4. L'article 51 du même arrêté, est complété par un troisième alinéa, libellé comme suit :
"Pour le même travailleur, le bénéfice des dispositions du présent Titre ne peut être cumulé avec le bénéfice accordé en application de l'article 5, alinéa 1er et de l'article 12, alinéa 1er, de l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes.".
"Pour le même travailleur, le bénéfice des dispositions du présent Titre ne peut être cumulé avec le bénéfice accordé en application de l'article 5, alinéa 1er et de l'article 12, alinéa 1er, de l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes.".
Art.5. <W 1996-04-29/32, art. 191, 002; Inwerkingtreding : 10-05-1996> De Koning bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk.
Art.5. <L 1996-04-29/32, art. 191, 002; En vigueur : 10-05-1996> Le Roi fixe par arrêté délibéré en Conseil des Ministres la date d'entrée en vigueur du présent chapitre.
Hoofdstuk III. - Herverdeling van de arbeid.
CHAPITRE III. - Redistribution du travail.
Afdeling 1. - Bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid.
Section 1. - Plans d'entreprise de redistribution du travail.
Art.6. In artikel 28, § 1 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
" De datum van 30 juni 1993 vermeld in het eerste lid, wordt voor de ondernemingen die een bedrijfsplan neerleggen na 1 januari 1996 vervangen door de datum van 30 juni 1995. "
" De datum van 30 juni 1993 vermeld in het eerste lid, wordt voor de ondernemingen die een bedrijfsplan neerleggen na 1 januari 1996 vervangen door de datum van 30 juni 1995. "
Art.6. A l'article 28, § 1er, du même arrêté, un nouvel alinéa est inséré entre le premier et le deuxième, libellé comme suit :
"La date du 30 juin 1993 mentionnée à l'alinéa 1er, est remplacée par la date du 30 juin 1995 pour les entreprises qui déposent un plan d'entreprise après le 1er janvier 1996.".
"La date du 30 juin 1993 mentionnée à l'alinéa 1er, est remplacée par la date du 30 juin 1995 pour les entreprises qui déposent un plan d'entreprise après le 1er janvier 1996.".
Art.7. § 1. In artikel 36, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd door artikel 27 van de wet van 3 april 1995 tot bevordering van de tewerkstelling, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
" Indien het bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid, zoals bedoeld in artikel 35, werd neergelegd en goedgekeurd na 1 januari 1996, heeft de werkgever, voor iedere bijkomende netto aanwerving gerealiseerd in de periode van 1 januari 1996 tot 31 december 1997 recht op een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid van 37 500 frank per kwartaal gedurende het kwartaal van de aanwerving en de 12 daaropvolgende kwartalen voor zover hij tijdens die periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid. "
§ 2. In artikel 36, § 2 van hetzelfde besluit wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : " Voor de bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid, bedoeld in artikel 35 die werden neergelegd en goedgekeurd na 1 januari 1996 wordt het refertejaar 1993 voorzien in § 1 vervangen door het refertejaar 1995. ".
" Indien het bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid, zoals bedoeld in artikel 35, werd neergelegd en goedgekeurd na 1 januari 1996, heeft de werkgever, voor iedere bijkomende netto aanwerving gerealiseerd in de periode van 1 januari 1996 tot 31 december 1997 recht op een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid van 37 500 frank per kwartaal gedurende het kwartaal van de aanwerving en de 12 daaropvolgende kwartalen voor zover hij tijdens die periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid. "
§ 2. In artikel 36, § 2 van hetzelfde besluit wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : " Voor de bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid, bedoeld in artikel 35 die werden neergelegd en goedgekeurd na 1 januari 1996 wordt het refertejaar 1993 voorzien in § 1 vervangen door het refertejaar 1995. ".
Art.7. § 1er. A l'article 36, § 1er, du même arrêté, modifié par l'article 27 de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi, un nouvel alinéa est inséré entre le premier et le deuxième, libellé comme suit :
"Si le plan d'entreprise de redistribution du travail, tel que visé à l'article 35, est déposé et approuvé après le 1er janvier 1996, l'employeur a droit pour chaque engagement net supplémentaire réalisé dans la période du 1er janvier 1996 au 31 décembre 1997 à une réduction forfaitaire des cotisations patronales de sécurité sociale de 37 500 francs par trimestre durant le trimestre de l'engagement et les 12 trimestres suivants pour autant qu'il satisfasse pendant cette période aux conditions mentionnées à l'alinéa 1er.".
§ 2. A l'article 36, § 2, du même arrêté, un troisième alinéa est inséré, libellé comme suit : "Pour les plans d'entreprise de redistribution du travail, visés à l'article 35, qui sont déposés et approuvés après le 1er janvier 1996, l'année de référence 1993 prévue au § 1er est remplacée par l'année de référence 1995.".
"Si le plan d'entreprise de redistribution du travail, tel que visé à l'article 35, est déposé et approuvé après le 1er janvier 1996, l'employeur a droit pour chaque engagement net supplémentaire réalisé dans la période du 1er janvier 1996 au 31 décembre 1997 à une réduction forfaitaire des cotisations patronales de sécurité sociale de 37 500 francs par trimestre durant le trimestre de l'engagement et les 12 trimestres suivants pour autant qu'il satisfasse pendant cette période aux conditions mentionnées à l'alinéa 1er.".
§ 2. A l'article 36, § 2, du même arrêté, un troisième alinéa est inséré, libellé comme suit : "Pour les plans d'entreprise de redistribution du travail, visés à l'article 35, qui sont déposés et approuvés après le 1er janvier 1996, l'année de référence 1993 prévue au § 1er est remplacée par l'année de référence 1995.".
Art.8. In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : " De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op de bedrijfsplannen bedoeld in artikel 36, § 1, tweede lid. "
Art.8. A l'article 37 du même arrêté, un deuxième alinéa est inséré, libellé comme suit : "Les dispositions de l'alinéa 1er ne sont pas applicables aux plans d'entreprise visés à l'article 36, § 1er, alinéa 2.".
Afdeling 2. - Onderbreking van de beroepsloopbaan.
Section 2. - Interruption de la carrière professionnelle.
Art.9. In artikel 99, laatste lid van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd door de wet van 1 augustus 1985, worden de woorden " van de artikelen 100 en 102 van deze wet " vervangen door de woorden " van de artikelen 100, 100bis, 102 en 102bis van deze wet ".
Art.9. A l'article 99, dernier alinéa, de la loi de redressement du 22 janvier 1985 portant des dispositions sociales, modifiée par la loi du 1er août 1985, les mots "aux articles 100 et 102 de cette loi" sont remplacés par les mots "aux articles 100, 100bis, 102 et 102bis de cette loi".
Art.10. Artikel 101, eerste lid en tweede lid van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst word t geschorst met toepassing van het artikel 100, eerste lid en 100bis of wanneer de arbeidsprestaties worden verminderd met toepassing van artikel 102, § 1 en 102bis, mag de werkgever geen handeling verrichten die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking, behalve om een dringende reden als bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of om een voldoende reden.
Dit verbod gaat in :
- de dag van het akkoord of,
- de dag van de aanvraag ingeval van toepassing van artikel 100bis en 105, § 1, of,
- 3 maanden voor het ingaan van de schorsing of de vermindering ingeval de toepassing wordt gevraagd van een collectieve arbeidsovereenkomst.
Als voldoende reden geldt een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in de artikelen 100 en 100bis bedoelde schorsing of de in de artikelen 102 en 102bis bedoelde vermindering.
Als voldoende reden wordt beschouwd het ontslag dat gegeven is om het conventioneel brugpensioen te bekomen.
Dit verbod eindigt drie maanden na het einde van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties. "
" Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst word t geschorst met toepassing van het artikel 100, eerste lid en 100bis of wanneer de arbeidsprestaties worden verminderd met toepassing van artikel 102, § 1 en 102bis, mag de werkgever geen handeling verrichten die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking, behalve om een dringende reden als bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of om een voldoende reden.
Dit verbod gaat in :
- de dag van het akkoord of,
- de dag van de aanvraag ingeval van toepassing van artikel 100bis en 105, § 1, of,
- 3 maanden voor het ingaan van de schorsing of de vermindering ingeval de toepassing wordt gevraagd van een collectieve arbeidsovereenkomst.
Als voldoende reden geldt een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in de artikelen 100 en 100bis bedoelde schorsing of de in de artikelen 102 en 102bis bedoelde vermindering.
Als voldoende reden wordt beschouwd het ontslag dat gegeven is om het conventioneel brugpensioen te bekomen.
Dit verbod eindigt drie maanden na het einde van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties. "
Art.10. A l'article 101 de la même loi, les alinéas 1er et 2 sont remplacés par la disposition suivante :
"Lorsque l'exécution du contrat de travail est suspendue en application de l'article 100, alinéa 1er et 100bis ou lorsque les prestations de travail sont réduites en application de l'article 102, § 1er et 102bis, l'employeur ne peut faire aucun acte tendant à mettre fin unilatéralement à la relation de travail, sauf pour motif grave au sens de l'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, ou pour motif suffisant.
Cette interdiction prend cours :
- le jour de l'accord ou;
- le jour de la demande en cas d'application de l'article 100bis et 105, § 1er, ou;
- 3 mois avant le début de la suspension ou de la réduction en cas d'application d'une convention collective de travail.
Est suffisant le motif qui a été reconnu tel par le juge et dont la nature et l'origine sont étrangères à la suspension visée aux articles 100 et 100bis ou à la réduction visée aux articles 102 et 102bis.
Est considéré comme motif suffisant, le fait que le congé a été donné afin de permettre au travailleur d'obtenir la prépension conventionnelle.
Cette interdiction prend fin trois mois après la fin de la suspension de l'exécution du contrat de travail ou de la réduction des prestations de travail.".
"Lorsque l'exécution du contrat de travail est suspendue en application de l'article 100, alinéa 1er et 100bis ou lorsque les prestations de travail sont réduites en application de l'article 102, § 1er et 102bis, l'employeur ne peut faire aucun acte tendant à mettre fin unilatéralement à la relation de travail, sauf pour motif grave au sens de l'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, ou pour motif suffisant.
Cette interdiction prend cours :
- le jour de l'accord ou;
- le jour de la demande en cas d'application de l'article 100bis et 105, § 1er, ou;
- 3 mois avant le début de la suspension ou de la réduction en cas d'application d'une convention collective de travail.
Est suffisant le motif qui a été reconnu tel par le juge et dont la nature et l'origine sont étrangères à la suspension visée aux articles 100 et 100bis ou à la réduction visée aux articles 102 et 102bis.
Est considéré comme motif suffisant, le fait que le congé a été donné afin de permettre au travailleur d'obtenir la prépension conventionnelle.
Cette interdiction prend fin trois mois après la fin de la suspension de l'exécution du contrat de travail ou de la réduction des prestations de travail.".
Art.11. In artikel 101bis van dezelfde wet, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 worden de woorden " en 100bis " ingevoegd na de woorden " bij artikel 100 ".
Art.11. A l'article 101bis de la même loi, inséré par l'arrêté royal n° 424 du 1er août 1986, les mots "et 100bis" sont insérés après les mots "à l'article 100".
Art.12. Artikel 102, § 1, eerste lid van dezelfde wet, vervangen bij koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en bij de wet van 21 december 1994 wordt vervangen door een nieuw eerste lid luidende :
" Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die met zijn werkgever overeenkomt om zijn arbeidsprestaties te verminderen met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking, ofwel de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsovereenkomst die in een dergelijke regeling voorziet, ofwel een beroep doet op de bepalingen van artikel 102bis. Behalve in geval van een beroep op de bepalingen van artikel 102bis, dient de werknemer vervangen te worden door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit afwijken van de vervangingsplicht ten aanzien van de werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5, 1/4 of 1/3 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking en kan nadere regels bepalen voor de vervanging van die werknemers. ".
" Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die met zijn werkgever overeenkomt om zijn arbeidsprestaties te verminderen met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking, ofwel de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsovereenkomst die in een dergelijke regeling voorziet, ofwel een beroep doet op de bepalingen van artikel 102bis. Behalve in geval van een beroep op de bepalingen van artikel 102bis, dient de werknemer vervangen te worden door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit afwijken van de vervangingsplicht ten aanzien van de werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5, 1/4 of 1/3 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking en kan nadere regels bepalen voor de vervanging van die werknemers. ".
Art.12. A l'article 102, § 1er, alinéa 1er, de la même loi, remplacé par l'arrêté royal n° 424 du 1er août 1986 et par la loi du 21 décembre 1994, est remplacé par un nouvel alinéa 1er, libellé comme suit :
"Une indemnité est accordée au travailleur qui convient avec son employeur de réduire ses prestations de travail d'1/5, 1/4, 1/3 ou 1/2 du nombre normal d'heures de travail d'un emploi à temps plein ou qui demande l'application d'une convention collective de travail prévoyant un régime semblable ou qui fait appel aux dispositions de l'article 102bis. Hormis le cas où il est fait appel aux dispositions de l'article 102bis, le travailleur doit être remplacé par un chômeur complet indemnisé qui bénéficie d'allocations pour tous les jours de la semaine. Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres déroger à l'obligation de remplacement à l'égard des travailleurs qui réduisent leurs prestations de travail d'1/5, 1/4 ou 1/3 du nombre normal d'heures de travail d'un emploi à temps plein et peut fixer des règles pour le remplacement de ces travailleurs.".
"Une indemnité est accordée au travailleur qui convient avec son employeur de réduire ses prestations de travail d'1/5, 1/4, 1/3 ou 1/2 du nombre normal d'heures de travail d'un emploi à temps plein ou qui demande l'application d'une convention collective de travail prévoyant un régime semblable ou qui fait appel aux dispositions de l'article 102bis. Hormis le cas où il est fait appel aux dispositions de l'article 102bis, le travailleur doit être remplacé par un chômeur complet indemnisé qui bénéficie d'allocations pour tous les jours de la semaine. Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres déroger à l'obligation de remplacement à l'égard des travailleurs qui réduisent leurs prestations de travail d'1/5, 1/4 ou 1/3 du nombre normal d'heures de travail d'un emploi à temps plein et peut fixer des règles pour le remplacement de ces travailleurs.".
Art.13. In artikel 102bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 21 december 1994, worden tussen de woorden " recht op een vermindering van zijn arbeidsprestaties " en de woorden " voor de palliatieve verzorging van een persoon " de woorden " met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking " ingevoegd.
Art.13. A l'article 102bis de la même loi, inséré par la loi du 21 décembre 1994, sont insérés entre les mots "droit à une réduction de ses prestations de travail" et les mots "en cas de soins palliatifs portés à une personne" les mots "d'1/5, 1/4, 1/3 ou 1/2 du nombre normal d'heures de travail d'un emploi à temps plein".
Art.14. Artikel 105, § 1, van dezelfde wet, opgeheven door het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
" § 1. De Koning kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden en nadere regelen er een recht wordt toegekend op de onderbreking van de beroepsloopbaan en op het verminderen van de arbeidsprestaties zoals bedoeld in de onderafdelingen 2 en 3. "
" § 1. De Koning kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden en nadere regelen er een recht wordt toegekend op de onderbreking van de beroepsloopbaan en op het verminderen van de arbeidsprestaties zoals bedoeld in de onderafdelingen 2 en 3. "
Art.14. L'article 105, § 1er, de la même loi, abrogé par l'arrêté royal n° 424 du 1er août 1986, est rétabli dans la rédaction suivante :
"§ 1er. Le Roi peut fixer les cas, les conditions et les modalités d'octroi du droit à l'interruption de la carrière professionnelle et du droit à la réduction des prestations de travail, visés aux Sous-sections 2 et 3.".
"§ 1er. Le Roi peut fixer les cas, les conditions et les modalités d'octroi du droit à l'interruption de la carrière professionnelle et du droit à la réduction des prestations de travail, visés aux Sous-sections 2 et 3.".
Art.15. In artikel 103 van dezelfde wet, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en de wet van 20 juli 1991, worden de woorden " en 102bis " ingevoegd tussen de woorden " artikel 102 " en de woorden " heeft verminderd ".
Art.15. A l'article 103 de la même loi, modifié par l'arrêté royal n° 424 du 1er août 1986 et la loi du 20 juillet 1991, les mots "et 102bis" sont insérés entre les mots "article 102" et les mots "a réduit".
Art.16. In dezelfde wet wordt een artikel 104bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 104bis. § 1. De werkgevers die in toepassing van de artikelen 100 en 102 overgaan tot de vervanging van de werknemer door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week, kunnen voor de vervangers die zij in dienst nemen gedeeltelijk vrijgesteld worden van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9° en 3bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
De in het eerste lid bedoelde vrijstelling wordt, voor zover de vervanger deeltijds wordt tewerkgesteld, vastgesteld op 50 % gedurende het kwartaal van de indienstneming en de 4 daarop volgende kwartalen en op 25 % gedurende het 5° tot en met het 8e kwartaal volgend op dat van de aanwerving.
Deze vrijstelling wordt, voor zover de vervanger voltijds wordt tewerkgesteld, vastgesteld op 25 % gedurende het kwartaal van de indienstneming en de 4 daarop volgende kwartalen.
§ 2. Van de toepassing van dit artikel zijn uitgesloten de werkgevers die bij het verstrijken van het kwartaal waarvoor zij de toepassing ervan inroepen, schuldenaar zijn van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kan het beheerscomité van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, afwijkingen toestaan.
§ 3. Van het voordeel van dit artikel worden ook uitgesloten de werkgevers van wie is vastgesteld dat zij de verplichtingen voorgeschreven door het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, niet nakomen.
§ 4. Om de voordelen van dit artikel te genieten, moet de werkgever in zijn driemaandelijkse aangifte aan de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, de juiste identiteit vermelden van de werknemer voor wie hij de werkgeversbijdragen vermindert en bewijzen dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel.
De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid vermelde formaliteiten en bewijsstukken.
§ 5. De werkgevers die de voordelen van de bepalingen van dit artikel genieten, kunnen voor dezelfde werknemer niet het voordeel genieten van :
1° de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 januari 1987 houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, en van afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de nietcommerciële sector;
2° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden;
3° de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
4° de bepalingen van hoofdstuk VII van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
5° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren;
6° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren;
7° de bepalingen van titels III, IV en VI van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994;
8° de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
9° de bepalingen van titel I van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.
§ 6. De voordelen van dit artikel zijn niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in een programma voor wedertewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen.
" Art. 104bis. § 1. De werkgevers die in toepassing van de artikelen 100 en 102 overgaan tot de vervanging van de werknemer door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week, kunnen voor de vervangers die zij in dienst nemen gedeeltelijk vrijgesteld worden van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9° en 3bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
De in het eerste lid bedoelde vrijstelling wordt, voor zover de vervanger deeltijds wordt tewerkgesteld, vastgesteld op 50 % gedurende het kwartaal van de indienstneming en de 4 daarop volgende kwartalen en op 25 % gedurende het 5° tot en met het 8e kwartaal volgend op dat van de aanwerving.
Deze vrijstelling wordt, voor zover de vervanger voltijds wordt tewerkgesteld, vastgesteld op 25 % gedurende het kwartaal van de indienstneming en de 4 daarop volgende kwartalen.
§ 2. Van de toepassing van dit artikel zijn uitgesloten de werkgevers die bij het verstrijken van het kwartaal waarvoor zij de toepassing ervan inroepen, schuldenaar zijn van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kan het beheerscomité van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, afwijkingen toestaan.
§ 3. Van het voordeel van dit artikel worden ook uitgesloten de werkgevers van wie is vastgesteld dat zij de verplichtingen voorgeschreven door het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, niet nakomen.
§ 4. Om de voordelen van dit artikel te genieten, moet de werkgever in zijn driemaandelijkse aangifte aan de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, de juiste identiteit vermelden van de werknemer voor wie hij de werkgeversbijdragen vermindert en bewijzen dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel.
De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid vermelde formaliteiten en bewijsstukken.
§ 5. De werkgevers die de voordelen van de bepalingen van dit artikel genieten, kunnen voor dezelfde werknemer niet het voordeel genieten van :
1° de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 januari 1987 houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, en van afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de nietcommerciële sector;
2° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden;
3° de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
4° de bepalingen van hoofdstuk VII van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
5° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren;
6° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren;
7° de bepalingen van titels III, IV en VI van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994;
8° de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
9° de bepalingen van titel I van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.
§ 6. De voordelen van dit artikel zijn niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in een programma voor wedertewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen.
Art.16. Dans la même loi, un article 104bis est inséré, libellé comme suit :
"Art. 104bis. § 1er. Les employeurs qui, en application des articles 100 et 102, procèdent au remplacement du travailleur par un chômeur complet indemnisé, qui bénéficie d'allocations pour tous les jours de la semaine, peuvent être exonérés partiellement, pour les remplaçants qu'ils engagent, des cotisations patronales de sécurité sociale visées à l'article 38, § 3, 1° à 7° et 9° et 3bis, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
L'exonération visée à l'alinéa 1er est, pour autant que le remplaçant soit occupé à temps partiel, fixée à 50 % pendant le trimestre de l'engagement et les 4 trimestres suivants et à 25 % pendant le 5° jusque et y compris le 8e trimestre suivant celui de l'engagement.
Cette exonération est, pour autant que le remplaçant soit occupé à temps plein, fixée à 25 % pendant le trimestre de l'engagement et les 4 trimestres suivants.
§ 2. Sont exclus de l'application du présent article les employeurs qui, à l'expiration du trimestre pour lequel ils en invoquent l'application, sont débiteurs envers les institutions chargées de la perception et du recouvrement de cotisations de sécurité sociale.
S'il s'agit d'employeurs qui ont obtenu pour l'apurement de leur dette des délais de paiement qu'ils ont respectés strictement, des dérogations peuvent être accordées par le Comité de gestion des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
§ 3. Sont également exclus du bénéfice du présent article, les employeurs dont il est établi qu'ils ne satisfont pas aux obligations prévues par l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes.
§ 4. Pour pouvoir bénéficier des avantages du présent article, l'employeur doit préciser, dans la déclaration trimestrielle aux institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale, l'identité exacte du travailleur pour lequel il réduit les cotisations patronales et prouver que ce travailleur remplit les conditions requises pour l'application des dispositions du présent article.
Le Roi détermine les modalités relatives aux formalités et justificatifs mentionnés à l'alinéa 1er.
§ 5. Les employeurs qui bénéficient des dispositions du présent article ne peuvent bénéficier, pour ce même travailleur :
1° des dispositions de l'arrêté royal du 21 janvier 1987 portant des nouvelles mesures en vue de promouvoir l'emploi dans le secteur non marchand et de la Section 5 du Chapitre II de l'arrêté royal n° 25 du 24 mars 1982 créant un programme de promotion de l'emploi dans le secteur non marchand;
2° des dispositions de l'arrêté royal n° 483 du 22 décembre 1986 portant réduction des cotisations patronales de sécurité sociale pour l'engagement des travailleurs domestiques;
3° des dispositions du Chapitre II du titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
4° des dispositions du Chapitre VII du titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
5° des dispositions de l'arrêté royal n° 495 du 31 décembre 1986 instaurant un système associant le travail et la formation pour les jeunes de 18 à 25 ans portant réduction temporaire des cotisations patronales de sécurité sociale dues dans le chef des jeunes;
6° des dispositions de l'arrêté royal n° 499 du 31 décembre 1986 portant réglementation de la sécurité sociale de certains jeunes défavorisés;
7° des dispositions des Titres III, IV et VI de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994;
8° des dispositions du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;
9° des dispositions du Titre Ier de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi.
§ 6. Les avantages du présent article ne s'appliquent pas aux travailleurs engagés dans le cadre d'un programme de remise au travail, tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1988 de réformes institutionnelles.
"Art. 104bis. § 1er. Les employeurs qui, en application des articles 100 et 102, procèdent au remplacement du travailleur par un chômeur complet indemnisé, qui bénéficie d'allocations pour tous les jours de la semaine, peuvent être exonérés partiellement, pour les remplaçants qu'ils engagent, des cotisations patronales de sécurité sociale visées à l'article 38, § 3, 1° à 7° et 9° et 3bis, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
L'exonération visée à l'alinéa 1er est, pour autant que le remplaçant soit occupé à temps partiel, fixée à 50 % pendant le trimestre de l'engagement et les 4 trimestres suivants et à 25 % pendant le 5° jusque et y compris le 8e trimestre suivant celui de l'engagement.
Cette exonération est, pour autant que le remplaçant soit occupé à temps plein, fixée à 25 % pendant le trimestre de l'engagement et les 4 trimestres suivants.
§ 2. Sont exclus de l'application du présent article les employeurs qui, à l'expiration du trimestre pour lequel ils en invoquent l'application, sont débiteurs envers les institutions chargées de la perception et du recouvrement de cotisations de sécurité sociale.
S'il s'agit d'employeurs qui ont obtenu pour l'apurement de leur dette des délais de paiement qu'ils ont respectés strictement, des dérogations peuvent être accordées par le Comité de gestion des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
§ 3. Sont également exclus du bénéfice du présent article, les employeurs dont il est établi qu'ils ne satisfont pas aux obligations prévues par l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes.
§ 4. Pour pouvoir bénéficier des avantages du présent article, l'employeur doit préciser, dans la déclaration trimestrielle aux institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale, l'identité exacte du travailleur pour lequel il réduit les cotisations patronales et prouver que ce travailleur remplit les conditions requises pour l'application des dispositions du présent article.
Le Roi détermine les modalités relatives aux formalités et justificatifs mentionnés à l'alinéa 1er.
§ 5. Les employeurs qui bénéficient des dispositions du présent article ne peuvent bénéficier, pour ce même travailleur :
1° des dispositions de l'arrêté royal du 21 janvier 1987 portant des nouvelles mesures en vue de promouvoir l'emploi dans le secteur non marchand et de la Section 5 du Chapitre II de l'arrêté royal n° 25 du 24 mars 1982 créant un programme de promotion de l'emploi dans le secteur non marchand;
2° des dispositions de l'arrêté royal n° 483 du 22 décembre 1986 portant réduction des cotisations patronales de sécurité sociale pour l'engagement des travailleurs domestiques;
3° des dispositions du Chapitre II du titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
4° des dispositions du Chapitre VII du titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
5° des dispositions de l'arrêté royal n° 495 du 31 décembre 1986 instaurant un système associant le travail et la formation pour les jeunes de 18 à 25 ans portant réduction temporaire des cotisations patronales de sécurité sociale dues dans le chef des jeunes;
6° des dispositions de l'arrêté royal n° 499 du 31 décembre 1986 portant réglementation de la sécurité sociale de certains jeunes défavorisés;
7° des dispositions des Titres III, IV et VI de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994;
8° des dispositions du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;
9° des dispositions du Titre Ier de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi.
§ 6. Les avantages du présent article ne s'appliquent pas aux travailleurs engagés dans le cadre d'un programme de remise au travail, tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1988 de réformes institutionnelles.
Afdeling 3. - Recht op deeltijdse arbeid.
Section 3. - Droit au travail à temps partiel.
Art.17. In dezelfde wet wordt in afdeling 5 van hoofdstuk IV een onderafdeling 5 ingevoegd luidend als volgt :
" Onderafdeling 5 . Recht op deeltijdse arbeid ".
" Art. 107bis. § 1. De werknemer die de in artikel 102 van deze wet voorziene wettelijke mogelijkheden om zijn arbeidsprestaties te verminderen heeft uitgeput, heeft aansluitend op de periode van vermindering van zijn arbeidsprestaties het recht om over te gaan naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst die voorziet in hetzelfde arbeidsregime als op de werknemer van toepassing was tijdens de periode van vermindering van zijn arbeidsprestaties in toepassing van artikel 102 van deze wet.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere regelen en voorwaarden betreffende de uitoefening van dit recht.
§ 2. Wanneer met toepassing van dit artikel de werknemer overgaat naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst, mag de werkgever vanaf het begin van een periode van drie maanden voor de overgang naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst tot drie maanden na de overgang naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst, geen handeling verrichten die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking behalve om een dringende reden als bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of om een voldoende reden.
Als voldoende reden geldt een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in dit artikel bedoelde overgang naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst.
De werkgever die, ondanks de bepalingen van het eerste lid, de arbeidsovereenkomst beëindigt zonder een dringende reden of een voldoende reden, is gehouden om aan de werknemer een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon van zes maanden, onverminderd de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer moeten worden betaald.
De bij het derde lid bedoelde vergoeding mag niet worden gecumuleerd met de vergoedingen bepaald bij artikel 63, derde lid van de wet van 3 juli 1978, bij artikel 40 van de arbeidswet van 16 maart 1971, bij de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaatpersoneelsafgevaardigden, of de vergoeding die moet worden betaald ingeval een vakbondsafgevaardigde wordt ontslagen.".
" Onderafdeling 5 . Recht op deeltijdse arbeid ".
" Art. 107bis. § 1. De werknemer die de in artikel 102 van deze wet voorziene wettelijke mogelijkheden om zijn arbeidsprestaties te verminderen heeft uitgeput, heeft aansluitend op de periode van vermindering van zijn arbeidsprestaties het recht om over te gaan naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst die voorziet in hetzelfde arbeidsregime als op de werknemer van toepassing was tijdens de periode van vermindering van zijn arbeidsprestaties in toepassing van artikel 102 van deze wet.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere regelen en voorwaarden betreffende de uitoefening van dit recht.
§ 2. Wanneer met toepassing van dit artikel de werknemer overgaat naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst, mag de werkgever vanaf het begin van een periode van drie maanden voor de overgang naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst tot drie maanden na de overgang naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst, geen handeling verrichten die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking behalve om een dringende reden als bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of om een voldoende reden.
Als voldoende reden geldt een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in dit artikel bedoelde overgang naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst.
De werkgever die, ondanks de bepalingen van het eerste lid, de arbeidsovereenkomst beëindigt zonder een dringende reden of een voldoende reden, is gehouden om aan de werknemer een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon van zes maanden, onverminderd de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer moeten worden betaald.
De bij het derde lid bedoelde vergoeding mag niet worden gecumuleerd met de vergoedingen bepaald bij artikel 63, derde lid van de wet van 3 juli 1978, bij artikel 40 van de arbeidswet van 16 maart 1971, bij de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaatpersoneelsafgevaardigden, of de vergoeding die moet worden betaald ingeval een vakbondsafgevaardigde wordt ontslagen.".
Art.17. Dans la même loi, une Sous-section 5, est insérée dans la Section 5 du Chapitre IV, intitulée comme suit :
"Sous-section 5. - Droit au travail à temps partiel.".
"Art. 107bis. § 1er. Le travailleur qui a épuisé toutes les possibilités légales de réduire ses prestations de travail prévues à l'article 102 de la présente loi a le droit, pour la période consécutive à la période de réduction de ses prestations de travail, de passer à un contrat de travail à temps partiel qui prévoit le même régime de travail que celui qui s'appliquait au travailleur pendant la période de réduction de ses prestations de travail en application de l'article 102 de la présente loi.
Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des Ministres les règles et conditions relatives à l'exercice de ce droit.
§ 2. Lorsqu'en application du présent article, le travailleur passe à un contrat de travail à temps partiel, l'employeur ne peut faire aucun acte tendant à mettre fin unilatéralement à la relation de travail, sauf pour motif grave au sens de l'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail ou pour motif suffisant, à partir du début d'une période de trois mois précédant le passage à un contrat de travail à temps partiel jusqu'à trois mois après le passage à un contrat de travail à temps partiel.
Est suffisant le motif qui a été reconnu tel par le juge et dont la nature et l'origine sont étrangères au passage à un contrat de travail à temps partiel visé au présent article.
L'employeur qui, malgré les dispositions de l'alinéa 1er, met fin au contrat de travail sans motif grave ou suffisant est tenu de payer au travailleur une indemnité forfaitaire égale à la rémunération de six mois, sans préjudice des indemnités dues au travailleur en cas de rupture du contrat de travail.
L'indemnité visée à l'alinéa 3 ne peut être cumulée avec les indemnités prévues à l'article 63, alinéa 3, de la loi du 3 juillet 1978, à l'article 40 de la loi sur le travail du 16 mars 1971 et aux articles 16 à 18 de la loi du 19 mars 1991 portant un régime de licenciement particulier pour les délégués du personnel aux conseils d'entreprise et aux comités de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail, ainsi que pour les candidats délégués du personnel, ou avec l'indemnité qui doit être payée en cas de licenciement d'un délégué syndical.".
"Sous-section 5. - Droit au travail à temps partiel.".
"Art. 107bis. § 1er. Le travailleur qui a épuisé toutes les possibilités légales de réduire ses prestations de travail prévues à l'article 102 de la présente loi a le droit, pour la période consécutive à la période de réduction de ses prestations de travail, de passer à un contrat de travail à temps partiel qui prévoit le même régime de travail que celui qui s'appliquait au travailleur pendant la période de réduction de ses prestations de travail en application de l'article 102 de la présente loi.
Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des Ministres les règles et conditions relatives à l'exercice de ce droit.
§ 2. Lorsqu'en application du présent article, le travailleur passe à un contrat de travail à temps partiel, l'employeur ne peut faire aucun acte tendant à mettre fin unilatéralement à la relation de travail, sauf pour motif grave au sens de l'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail ou pour motif suffisant, à partir du début d'une période de trois mois précédant le passage à un contrat de travail à temps partiel jusqu'à trois mois après le passage à un contrat de travail à temps partiel.
Est suffisant le motif qui a été reconnu tel par le juge et dont la nature et l'origine sont étrangères au passage à un contrat de travail à temps partiel visé au présent article.
L'employeur qui, malgré les dispositions de l'alinéa 1er, met fin au contrat de travail sans motif grave ou suffisant est tenu de payer au travailleur une indemnité forfaitaire égale à la rémunération de six mois, sans préjudice des indemnités dues au travailleur en cas de rupture du contrat de travail.
L'indemnité visée à l'alinéa 3 ne peut être cumulée avec les indemnités prévues à l'article 63, alinéa 3, de la loi du 3 juillet 1978, à l'article 40 de la loi sur le travail du 16 mars 1971 et aux articles 16 à 18 de la loi du 19 mars 1991 portant un régime de licenciement particulier pour les délégués du personnel aux conseils d'entreprise et aux comités de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail, ainsi que pour les candidats délégués du personnel, ou avec l'indemnité qui doit être payée en cas de licenciement d'un délégué syndical.".
Afdeling 4. - Halftijds brugpensioen.
Section 4. - Prépension à mi-temps.
Art.18. (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 362, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.18. (abrogé) <L 2002-12-24/31, art. 362, 010; En vigueur : 01-01-2004>
Hoofdstuk IV. - Doelgroepenbeleid.
CHAPITRE IV. - Politique des groupes cibles.
Afdeling 1. - Jongeren.
Section 1. - Les jeunes.
Art.19. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces wordt het eerste lid aangevuld als volgt :
" Voor de werkzoekenden die bovendien sedert ten minste 9 maanden ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, kan de stage bestaan uit een eerste werkervaringscontract. Dit eerste werkervaringscontract is een stageovereenkomst van 6 maanden zoals bedoeld in Hoofdstuk IV en is niet verlengbaar. "
" Voor de werkzoekenden die bovendien sedert ten minste 9 maanden ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, kan de stage bestaan uit een eerste werkervaringscontract. Dit eerste werkervaringscontract is een stageovereenkomst van 6 maanden zoals bedoeld in Hoofdstuk IV en is niet verlengbaar. "
Art.19. A l'article 1er de l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes, l'alinéa 1er est complété comme suit :
"Pour les demandeurs d'emploi qui sont en outre inscrits depuis au moins 9 mois comme demandeur d'emploi auprès d'un service régional de placement, le stage peut consister en un contrat de première expérience professionnelle. Ce contrat de première expérience professionnelle est un contrat de stage de six mois tel que visé au Chapitre IV et est non renouvelable.".
"Pour les demandeurs d'emploi qui sont en outre inscrits depuis au moins 9 mois comme demandeur d'emploi auprès d'un service régional de placement, le stage peut consister en un contrat de première expérience professionnelle. Ce contrat de première expérience professionnelle est un contrat de stage de six mois tel que visé au Chapitre IV et est non renouvelable.".
Art.20. § 1. Artikel 4, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
" Minstens de helft van het totaal aantal aan te werven stagiairs moet aangeworven zijn met een eerste werkervaringscontract. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt het totaal aantal aan te werven stagiairs evenwel verminderd met de op 1 januari 1996 lopende stageovereenkomsten evenals de verlengingen van deze stageovereenkomsten. ".
§ 2. Artikel 4, § 3, derde en vierde lid van hetzelfde besluit worden opgeheven.
" Minstens de helft van het totaal aantal aan te werven stagiairs moet aangeworven zijn met een eerste werkervaringscontract. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt het totaal aantal aan te werven stagiairs evenwel verminderd met de op 1 januari 1996 lopende stageovereenkomsten evenals de verlengingen van deze stageovereenkomsten. ".
§ 2. Artikel 4, § 3, derde en vierde lid van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.20. § 1er. L'article 4, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté, est complété comme suit :
"Au moins la moitié du total des stagiaires à engager doivent être engagés dans les liens d'un contrat de première expérience professionnelle. A titre de mesure transitoire, le nombre total de stagiaires à engager est toutefois réduit du nombre de contrats de stage en cours au 1er janvier 1996 ainsi que des prolongations de ces contrats de stage.".
§ 2. A l'article 4, § 3, les alinéas 3 et 4, du même arrêté sont abrogés.
"Au moins la moitié du total des stagiaires à engager doivent être engagés dans les liens d'un contrat de première expérience professionnelle. A titre de mesure transitoire, le nombre total de stagiaires à engager est toutefois réduit du nombre de contrats de stage en cours au 1er janvier 1996 ainsi que des prolongations de ces contrats de stage.".
§ 2. A l'article 4, § 3, les alinéas 3 et 4, du même arrêté sont abrogés.
Art.21. Artikel 5, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
" De stagiairs die zijn in dienst genomen binnen de verbintenissen van een eerste werkervaringscontract worden ofwel voltijds ofwel 4/5 tijds ofwel halftijds tewerkgesteld. De stagiair die verbonden is met een halftijds eerste werkervaringscontract en die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op wachtuitkeringen, heeft recht op een uitkering van 6000 frank per maand ten laste van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit dit bedrag aanpassen. Hij bepaalt eveneens de nadere voorwaarden en regels tot toekenning van deze uitkering. "
" De stagiairs die zijn in dienst genomen binnen de verbintenissen van een eerste werkervaringscontract worden ofwel voltijds ofwel 4/5 tijds ofwel halftijds tewerkgesteld. De stagiair die verbonden is met een halftijds eerste werkervaringscontract en die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op wachtuitkeringen, heeft recht op een uitkering van 6000 frank per maand ten laste van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit dit bedrag aanpassen. Hij bepaalt eveneens de nadere voorwaarden en regels tot toekenning van deze uitkering. "
Art.21. L'article 5, alinéa 1er, du même arrêté, est complété comme suit :
"Les stagiaires engagés dans les liens d'un contrat de première expérience professionnelle sont occupés soit à temps plein, soit à 4/5e temps, soit à mi-temps. Le stagiaire qui est lié par un contrat de première expérience professionnelle à mi-temps et qui au moment de l'engagement peut prétendre à des allocations d'attente, a droit à une allocation de 6 000 francs par mois à charge de l'Office national de l'emploi. Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres adapter ce montant. Il détermine également les conditions et règles d'octroi de cette allocation.".
"Les stagiaires engagés dans les liens d'un contrat de première expérience professionnelle sont occupés soit à temps plein, soit à 4/5e temps, soit à mi-temps. Le stagiaire qui est lié par un contrat de première expérience professionnelle à mi-temps et qui au moment de l'engagement peut prétendre à des allocations d'attente, a droit à une allocation de 6 000 francs par mois à charge de l'Office national de l'emploi. Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres adapter ce montant. Il détermine également les conditions et règles d'octroi de cette allocation.".
Art.22. Artikel 7, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
" Minstens de helft van het totaal aantal aan te werven stagiairs moet aangeworven zijn met een eerste werkervaringscontract. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt het totaal aantal aan te werven stagiairs evenwel verminderd met de op 1 januari 1996 lopende stageovereenkomsten evenals de verlengingen van deze stageovereenkomsten. "
" Minstens de helft van het totaal aantal aan te werven stagiairs moet aangeworven zijn met een eerste werkervaringscontract. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt het totaal aantal aan te werven stagiairs evenwel verminderd met de op 1 januari 1996 lopende stageovereenkomsten evenals de verlengingen van deze stageovereenkomsten. "
Art.22. L'article 7, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté, est complété comme suit :
"Au moins la moitié du total des stagiaires à engager doivent être engagés dans les liens d'un contrat de première expérience professionnelle. A titre de mesure transitoire, le nombre total de stagiaires à engager est toutefois réduit du nombre de contrats de stage en cours au 1er janvier 1996 ainsi que des prolongations de ces contrats de stage.".
"Au moins la moitié du total des stagiaires à engager doivent être engagés dans les liens d'un contrat de première expérience professionnelle. A titre de mesure transitoire, le nombre total de stagiaires à engager est toutefois réduit du nombre de contrats de stage en cours au 1er janvier 1996 ainsi que des prolongations de ces contrats de stage.".
Art.23. Artikel 12, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
" De stagiair die verbonden is met een halftijds eerste werkervaringscontract en die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op wachtuitkeringen, heeft recht op een uitkering van 6 000 frank per maand ten laste van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit dit bedrag aanpassen. Hij bepaalt eveneens de nadere voorwaarden en regelen tot toekenning van deze uitkering. "
" De stagiair die verbonden is met een halftijds eerste werkervaringscontract en die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op wachtuitkeringen, heeft recht op een uitkering van 6 000 frank per maand ten laste van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit dit bedrag aanpassen. Hij bepaalt eveneens de nadere voorwaarden en regelen tot toekenning van deze uitkering. "
Art.23. L'article 12, alinéa 1er, du même arrêté, est complété comme suit :
"Le stagiaire qui est lié par un contrat de première expérience professionnelle à mi-temps et qui, au moment de l'engagement peut prétendre à des allocations d'attente, a droit à une allocation de 6 000 francs par mois à charge de l'Office national de l'emploi. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres adapter ce montant. Il détermine également les conditions et règles d'octroi de cette allocation.".
"Le stagiaire qui est lié par un contrat de première expérience professionnelle à mi-temps et qui, au moment de l'engagement peut prétendre à des allocations d'attente, a droit à une allocation de 6 000 francs par mois à charge de l'Office national de l'emploi. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres adapter ce montant. Il détermine également les conditions et règles d'octroi de cette allocation.".
Art.24. Artikel 21, tweede lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : " Dit proefbeding kan in geen geval 3 maanden overschrijden. "
Art.24. L'article 21, alinéa 2, du même arrêté, est complété comme suit : "Cette clause d'essai ne peut en aucun cas dépasser trois mois.".
Art.25. Artikel 23, § 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een derde lid luidend als volgt :
" De stagiair die verbonden is met een halftijds eerste werkervaringscontract heeft recht op de eerder genoemde vergoeding van 90 %. Het netto bedrag van deze vergoeding wordt verminderd met de uitkering bedoeld in artikel 5, eerste lid en artikel 12, eerste lid. Deze uitkering maakt voor de toepassing van de sociale en fiscale wetgeving integraal deel uit van de eerder genoemde vergoeding. "
" De stagiair die verbonden is met een halftijds eerste werkervaringscontract heeft recht op de eerder genoemde vergoeding van 90 %. Het netto bedrag van deze vergoeding wordt verminderd met de uitkering bedoeld in artikel 5, eerste lid en artikel 12, eerste lid. Deze uitkering maakt voor de toepassing van de sociale en fiscale wetgeving integraal deel uit van de eerder genoemde vergoeding. "
Art.25. L'article 23, § 1er, du même arrêté, est complété par un alinéa 3, libellé comme suit :
"Le stagiaire qui est lié par un contrat de première expérience professionnelle à mi-temps a droit à l'indemnité précitée de 90 %. Le montant net de cette indemnité est diminué de l'allocation visée à l'article 5, alinéa 1er et à l'article 12, alinéa 1er. Cette allocation fait partie intégrante de l'indemnité précitée pour l'application de la législation sociale et fiscale.".
"Le stagiaire qui est lié par un contrat de première expérience professionnelle à mi-temps a droit à l'indemnité précitée de 90 %. Le montant net de cette indemnité est diminué de l'allocation visée à l'article 5, alinéa 1er et à l'article 12, alinéa 1er. Cette allocation fait partie intégrante de l'indemnité précitée pour l'application de la législation sociale et fiscale.".
Art.26. Er wordt een artikel 24bis ingevoegd in hetzelfde besluit luidend als volgt :
" De administratie of de onderneming is ertoe gehouden ten laatste voor het einde van de eerste maand volgend op elk kalenderkwartaal, de niet ingevulde stageplaatsen mede te delen aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. "
" De administratie of de onderneming is ertoe gehouden ten laatste voor het einde van de eerste maand volgend op elk kalenderkwartaal, de niet ingevulde stageplaatsen mede te delen aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. "
Art.26. Un article 24bis est inséré dans ce même arrêté, libellé comme suit :
"L'administration ou l'entreprise est tenue de communiquer au plus tard avant la fin du premier mois suivant chaque trimestre civil au service régional de placement compétent les places de stage non remplies.".
"L'administration ou l'entreprise est tenue de communiquer au plus tard avant la fin du premier mois suivant chaque trimestre civil au service régional de placement compétent les places de stage non remplies.".
Art.27. De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit de bepalingen van hetzelfde koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces coördineren, in overeenstemming brengen en vereenvoudigen en er tevens met het oog op vereenvoudiging, de nodige wijzigingen in aanbrengen.
Daartoe kan hij :
1° de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en, in het algemeen, de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen, zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in deze bepalingen vervat zijn.
Bij de Federale Wetgevende Kamers zal, tijdens de zitting, indien zij vergaderd zijn, zoniet bij het begin van hun eerstkomende zitting, een wetsontwerp worden ingediend ter bekrachtiging van het koninklijk besluit tot coördinatie.
Daartoe kan hij :
1° de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en, in het algemeen, de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen, zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in deze bepalingen vervat zijn.
Bij de Federale Wetgevende Kamers zal, tijdens de zitting, indien zij vergaderd zijn, zoniet bij het begin van hun eerstkomende zitting, een wetsontwerp worden ingediend ter bekrachtiging van het koninklijk besluit tot coördinatie.
Art.27. Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres coordonner, mettre en concordance et simplifier les dispositions du même arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes en y apportant les modifications qui se recommandent dans un but de simplification.
Il peut à cet effet :
1° modifier l'ordre, la numérotation des dispositions à coordonner et, en général, la forme des textes;
2° faire correspondre des références qui figurent dans les dispositions à coordonner avec la nouvelle numérotation;
3° modifier la rédaction des dispositions à coordonner afin de les faire correspondre mutuellement et d'apporter une unité dans la terminologie, sans faire de tort aux principes contenus dans ces dispositions.
L'arrêté royal de coordination fera l'objet d'un projet de loi de ratification qui sera soumis aux Chambres législatives fédérales, au cours de la session, si elles sont réunies, sinon au début de leur plus prochaine session.
Il peut à cet effet :
1° modifier l'ordre, la numérotation des dispositions à coordonner et, en général, la forme des textes;
2° faire correspondre des références qui figurent dans les dispositions à coordonner avec la nouvelle numérotation;
3° modifier la rédaction des dispositions à coordonner afin de les faire correspondre mutuellement et d'apporter une unité dans la terminologie, sans faire de tort aux principes contenus dans ces dispositions.
L'arrêté royal de coordination fera l'objet d'un projet de loi de ratification qui sera soumis aux Chambres législatives fédérales, au cours de la session, si elles sont réunies, sinon au début de leur plus prochaine session.
Afdeling 2. - Efficiëntere aanwending van 0,05 % voor de risicogroepen.
Section 2. - Meilleure affectation des 0,05 % pour les groupes à risque.
Art.28. § 1. De werkgevers bedoeld in artikel 14 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, die niet gebonden zijn door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 16 van dezelfde wet die is neergelegd voor 1 oktober 1995 en die voorziet in een inspanning van minimaal 0,20 % voor 1996 berekend op grond van het volledige loon van de werknemers zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van de wet, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, zijn voor 1996 gehouden tot betaling van een bijdrage van 0,05 % berekend overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
§ 2. De in § 1 bedoelde werkgevers die gebonden zijn door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 zijn voor 1996 niet gehouden tot betaling van de bijdrage van 0,05 % bedoeld in § 1 voor zover zij voor 1 maart 1996 kunnen aantonen dat de inspanning van 0,20 % voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 zal worden aangewend in 1996 voor initiatieven ten behoeve van personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is. Daartoe moet door de partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 hebben ondertekend een verslag en een financieel overzicht worden neergelegd op de Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid stelt de elementen vast die moeten worden opgenomen in het verslag en het financieel overzicht en oordeelt of voldaan is aan de voorwaarde om vrijgesteld te worden van de betaling van de bijdrage van 0,05 % bedoeld in § 1.
§ 2. De in § 1 bedoelde werkgevers die gebonden zijn door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 zijn voor 1996 niet gehouden tot betaling van de bijdrage van 0,05 % bedoeld in § 1 voor zover zij voor 1 maart 1996 kunnen aantonen dat de inspanning van 0,20 % voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 zal worden aangewend in 1996 voor initiatieven ten behoeve van personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is. Daartoe moet door de partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 hebben ondertekend een verslag en een financieel overzicht worden neergelegd op de Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid stelt de elementen vast die moeten worden opgenomen in het verslag en het financieel overzicht en oordeelt of voldaan is aan de voorwaarde om vrijgesteld te worden van de betaling van de bijdrage van 0,05 % bedoeld in § 1.
Art.28. § 1er. Les employeurs visés à l'article 14 de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi, qui ne sont pas liés par une nouvelle convention collective de travail ou une convention collective de travail prolongée visée à l'article 16 de la même loi qui est déposée avant le 1er octobre 1995 et qui prévoit un effort de 0,20 % minimum pour 1996 calculé sur la base de la rémunération totale des travailleurs au sens de l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés et des arrêtés d'exécution de la loi, destiné aux personnes qui appartiennent aux groupes à risque ou auxquelles s'applique le plan d'accompagnement, sont tenus au paiement d'une cotisation de 0,05 % calculée conformément aux dispositions du présent article.
§ 2. Les employeurs visés au § 1er qui sont liés par une convention collective de travail ou une convention collective de travail prolongée visée au § 1er ne sont pas tenus pour 1996 au paiement de la cotisation de 0,05 % visée au § 1er pour autant qu'avant le 1er mars 1996, ils puissent prouver que l'effort de 0,20 % prévu dans la convention collective de travail visée au § 1er sera affecté à des initiatives à l'égard de personnes qui appartiennent aux groupes à risque ou auxquelles s'applique le plan d'accompagnement. Pour ce faire, les parties qui ont signé la convention collective de travail visée au § 1er doivent déposer un rapport et un aperçu financier au Greffe du Service des Relations collectives de travail du Ministère de l'Emploi et du Travail. Le Ministre de l'Emploi et du Travail détermine les éléments qui doivent figurer dans le rapport et l'aperçu financier et apprécie si la condition pour être exonéré du paiement de la cotisation de 0,05 % visée au § 1er est remplie.
§ 2. Les employeurs visés au § 1er qui sont liés par une convention collective de travail ou une convention collective de travail prolongée visée au § 1er ne sont pas tenus pour 1996 au paiement de la cotisation de 0,05 % visée au § 1er pour autant qu'avant le 1er mars 1996, ils puissent prouver que l'effort de 0,20 % prévu dans la convention collective de travail visée au § 1er sera affecté à des initiatives à l'égard de personnes qui appartiennent aux groupes à risque ou auxquelles s'applique le plan d'accompagnement. Pour ce faire, les parties qui ont signé la convention collective de travail visée au § 1er doivent déposer un rapport et un aperçu financier au Greffe du Service des Relations collectives de travail du Ministère de l'Emploi et du Travail. Le Ministre de l'Emploi et du Travail détermine les éléments qui doivent figurer dans le rapport et l'aperçu financier et apprécie si la condition pour être exonéré du paiement de la cotisation de 0,05 % visée au § 1er est remplie.
Art.29. § 1. De instellingen belast met de inning van de sociale zekerheids- bijdragen zijn, ieder wat haar betreft, ook belast met de inning van de invordering van de in artikel 28 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds, opgericht bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds met het oog op de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.
Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
§ 2. De opbrengst van de bijdrage bedoeld in artikel 28 wordt aangewend voor de begeleiding van werklozen op wie een individueel begeleidingsplan van toepassing is.
§ 3. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° voor welke werklozen, in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de bijdrage, bedoeld in artikel 28 wordt aangewend;
2° de nadere regelen voor de verdeling van de opbrengst van de bijdrage, bedoeld in artikel 28, onder de openbare instellingen belast met de arbeidsbemiddeling, de beroepsopleiding of de controle van de werklozen en de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het begeleidingsplan. Hij voorziet onder meer in de toekenning van voorschotten waarvan Hij het bedrag bepaalt.
Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
§ 2. De opbrengst van de bijdrage bedoeld in artikel 28 wordt aangewend voor de begeleiding van werklozen op wie een individueel begeleidingsplan van toepassing is.
§ 3. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° voor welke werklozen, in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de bijdrage, bedoeld in artikel 28 wordt aangewend;
2° de nadere regelen voor de verdeling van de opbrengst van de bijdrage, bedoeld in artikel 28, onder de openbare instellingen belast met de arbeidsbemiddeling, de beroepsopleiding of de controle van de werklozen en de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het begeleidingsplan. Hij voorziet onder meer in de toekenning van voorschotten waarvan Hij het bedrag bepaalt.
Art.29. § 1er. Les organismes chargés de la perception des cotisations de sécurité sociale sont, chacun pour ce qui le concerne, également chargés de la perception et du recouvrement de la cotisation visée à l'article 28, ainsi que de son transfert sur un compte spécial du Fonds pour l'Emploi créé auprès du Ministère de l'Emploi et du Travail en exécution de l'article 4 de l'arrêté royal n° 181 du 30 décembre 1982 créant un Fonds en vue de l'utilisation de la modération salariale complémentaire pour l'emploi.
Cette cotisation est assimilée à une cotisation de sécurité sociale, en particulier en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des sanctions pénales, le contrôle, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière d'actions en justice, le privilège et la communication du montant de la créance des organisations chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
§ 2. Le produit de la cotisation visée à l'article 28 est affecté à l'accompagnement des chômeurs auxquels s'applique un plan d'accompagnement individuel.
§ 3. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des Ministres :
1° pour quels chômeurs, dans quels cas, à quelles conditions et selon quelles règles la cotisation visée à l'article 28 est affectée;
2° les règles de répartition du produit de la cotisation visée à l'article 28 entre les organismes publics chargés du placement, de la formation professionnelle ou du contrôle des chômeurs et le service public chargé du contrôle et du suivi du plan d'accompagnement. Il prévoit notamment l'octroi d'avances dont Il détermine le montant.
Cette cotisation est assimilée à une cotisation de sécurité sociale, en particulier en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais de paiement, l'application des sanctions civiles et des sanctions pénales, le contrôle, la désignation du juge compétent en cas de litige, la prescription en matière d'actions en justice, le privilège et la communication du montant de la créance des organisations chargées de la perception et du recouvrement des cotisations.
§ 2. Le produit de la cotisation visée à l'article 28 est affecté à l'accompagnement des chômeurs auxquels s'applique un plan d'accompagnement individuel.
§ 3. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des Ministres :
1° pour quels chômeurs, dans quels cas, à quelles conditions et selon quelles règles la cotisation visée à l'article 28 est affectée;
2° les règles de répartition du produit de la cotisation visée à l'article 28 entre les organismes publics chargés du placement, de la formation professionnelle ou du contrôle des chômeurs et le service public chargé du contrôle et du suivi du plan d'accompagnement. Il prévoit notamment l'octroi d'avances dont Il détermine le montant.
Art.30. In artikel 15, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden " verhoogd tot 0,20 % " vervangen door de woorden " vastgesteld op 0,15 % ".
Art.30. A l'article 15, alinéa 1er, de la même loi, les mots "portés à 0,20 %" sont remplacés par les mots "fixés à 0,15 %".
Art.31. In artikel 17, § 1, eerste lid van dezelfde wet van 3 april 1995 vervallen de woorden " van 0,20 % ".
Art.31. A l'article 17, § 1er, alinéa 1er, de la même loi du 3 avril 1995, les mots "de 0,20 %" sont supprimés.
Afdeling 3. - Herinschakelingsjobs.
Section 3. - Emplois de réinsertion.
Art.32. In artikel 61, § 1 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw derde lid gevoegd luidend als volgt :
" De Koning kan de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die ouder zijn dan 50 jaar en sedert ten minste 6 maanden ononderbroken volledig uitkeringsgerechtigd zijn toevoegen aan de categorieën van werkzoekenden die in aanmerking komen voor de toekenning van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling. "
" De Koning kan de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die ouder zijn dan 50 jaar en sedert ten minste 6 maanden ononderbroken volledig uitkeringsgerechtigd zijn toevoegen aan de categorieën van werkzoekenden die in aanmerking komen voor de toekenning van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling. "
Art.32. A l'article 61, § 1er, de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses, un troisième alinéa nouveau est inséré entre le deuxième et le troisième alinéa, libellé comme suit :
"Le Roi peut ajouter les chômeurs complets indemnisés âgés de plus de 50 ans et indemnisés complètement sans interruption depuis six mois au moins aux catégories de demandeurs d'emploi qui entrent en considération pour l'octroi de l'exonération visée à l'alinéa 1er.".
"Le Roi peut ajouter les chômeurs complets indemnisés âgés de plus de 50 ans et indemnisés complètement sans interruption depuis six mois au moins aux catégories de demandeurs d'emploi qui entrent en considération pour l'octroi de l'exonération visée à l'alinéa 1er.".
Afdeling 4. - (Bestaansminimumgerechtigden en rechthebbenden op financiële maatschappelijke dienstverlening die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister.)
Section 4. - (Bénéficiaires du minimum d'existence et bénéficiaires de l'aide sociale financière inscrits au registre de population.)
Art.33. § 1. De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn die in toepas- sing van artikel 60, § 7 van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (...) tewerkstelling realiseren, genieten een [1 ...]1 vrijstelling van de werkgeversbijdragen (vansociale zekerheid) (...) voor zover de betrokken werknemers gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst met het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. <W 1996-04-29/32, art. 165, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <W 1998-02-22/43, art. 270, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 2. De Koning bepaalt de modaliteiten en de voorwaarden van de vrijstelling (...). <W 1998-02-22/43, art. 271, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 3. De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn die de voordelen van de bepalingen van dit artikel genieten, kunnen voor dezelfde werknemer niet gelijktijdig het voordeel genieten van :
1. de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
2. de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
3. de bepalingen van titel VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994.
§ 4. De voordelen van dit artikel zijn niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in een programma voor wedertewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming van de instellingen.
(§ 5. Voor de in § 1 bedoelde werknemers gelden dezelfde bepalingen inzake jaarlijkse vakantie als voor de in het koninklijk besluit nr 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, bedoelde gesubsidieerde contractuelen.) <W 1996-04-29/32, art. 165, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
§ 2. De Koning bepaalt de modaliteiten en de voorwaarden van de vrijstelling (...). <W 1998-02-22/43, art. 271, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 3. De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn die de voordelen van de bepalingen van dit artikel genieten, kunnen voor dezelfde werknemer niet gelijktijdig het voordeel genieten van :
1. de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
2. de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
3. de bepalingen van titel VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994.
§ 4. De voordelen van dit artikel zijn niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in een programma voor wedertewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming van de instellingen.
(§ 5. Voor de in § 1 bedoelde werknemers gelden dezelfde bepalingen inzake jaarlijkse vakantie als voor de in het koninklijk besluit nr 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, bedoelde gesubsidieerde contractuelen.) <W 1996-04-29/32, art. 165, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Modifications
Art.33. § 1er. Les centres publics d'aide sociale qui, en application de l'article 60, § 7, de la loi organique des centres publics d'aide sociale du 8 juillet 1976 réalisent de l'emploi (...), bénéficient d'une exonération [1 ...]1 des cotisations patronales (de sécurité sociale) (...) pour autant que ces travailleurs soient liés par un contrat de travail avec le centre public d'aide sociale. <L 1996-04-29/32, art. 165, 002; En vigueur : 01-01-1996> <L 1998-02-22/43, art. 270, 006; En vigueur : 01-01-1998>
§ 2. Le Roi détermine les modalités et les conditions de l'exonération (...). <L 1998-02-22/43, art. 271, 006; En vigueur : 01-01-1998>
§ 3. Les centres publics d'aide sociale qui bénéficient des avantages des dispositions du présent article ne peuvent bénéficier simultanément pour le même travailleur :
1. des dispositions du Chapitre II, Titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
2. des dispositions du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;
3. des dispositions du Titre VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994.
§ 4. Les avantages du présent article ne s'appliquent pas aux travailleurs engagés dans le cadre d'un programme de remise au travail, tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1988 de réformes institutionnelles.
(§ 5. Pour les travailleurs visés au § 1, les mêmes dispositions en matière de vacances annuelles que pour les contractuels subventionnés visés à l'arrêté royal n° 474 du 28 octobre 1986 portant création d'un régime de contractuels subventionnés par l'Etat auprès de certains pouvoirs locaux sont d'application.) <L 1996-04-29/32, art. 165, 002; En vigueur : 01-01-1996>
§ 2. Le Roi détermine les modalités et les conditions de l'exonération (...). <L 1998-02-22/43, art. 271, 006; En vigueur : 01-01-1998>
§ 3. Les centres publics d'aide sociale qui bénéficient des avantages des dispositions du présent article ne peuvent bénéficier simultanément pour le même travailleur :
1. des dispositions du Chapitre II, Titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
2. des dispositions du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;
3. des dispositions du Titre VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994.
§ 4. Les avantages du présent article ne s'appliquent pas aux travailleurs engagés dans le cadre d'un programme de remise au travail, tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1988 de réformes institutionnelles.
(§ 5. Pour les travailleurs visés au § 1, les mêmes dispositions en matière de vacances annuelles que pour les contractuels subventionnés visés à l'arrêté royal n° 474 du 28 octobre 1986 portant création d'un régime de contractuels subventionnés par l'Etat auprès de certains pouvoirs locaux sont d'application.) <L 1996-04-29/32, art. 165, 002; En vigueur : 01-01-1996>
Modifications
Art. 33_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.33 _REGION_FLAMANDE. [1 ...]1
Modifications
Art.34. Artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt aangevuld met het volgende lid :
" In afwijking van de bepalingen van artikel 31 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, kunnen de werknemers verbonden krachtens een arbeidsovereenkomst met de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in toepassing van deze paragraaf, door deze centra ter beschikking worden gesteld van de gemeenten of verenigingen zonder winstoogmerk met sociaal of cultureel doel of een ander openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, voor zover de voorwaarden en de duur van dit ter beschikking stellen worden vastgelegd in een geschrift ondertekend door de werkgever, de gebruiker en de werknemer en opgesteld voor het begin van het ter beschikking stellen en ter kennis gebracht van de Raad voor Maatschappelijk welzijn.".
" In afwijking van de bepalingen van artikel 31 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, kunnen de werknemers verbonden krachtens een arbeidsovereenkomst met de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in toepassing van deze paragraaf, door deze centra ter beschikking worden gesteld van de gemeenten of verenigingen zonder winstoogmerk met sociaal of cultureel doel of een ander openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, voor zover de voorwaarden en de duur van dit ter beschikking stellen worden vastgelegd in een geschrift ondertekend door de werkgever, de gebruiker en de werknemer en opgesteld voor het begin van het ter beschikking stellen en ter kennis gebracht van de Raad voor Maatschappelijk welzijn.".
Art.34. L'article 60, § 7, de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'aide sociale, est complété par l'alinéa suivant :
"Par dérogation aux dispositions de l'article 31 de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, les travailleurs engagés dans les liens d'un contrat de travail par les centres publics d'aide sociale en application de ce paragraphe, peuvent être mis par ces centres à la disposition de communes ou d'associations sans but lucratif avec un but social ou culturel ou un autre centre public d'aide sociale pour autant que les conditions et la durée de cette mise à disposition soient constatées par un écrit signé par l'employeur, l'utilisateur et le travailleur et rédigé avant le début de la mise à disposition et porté à la connaissance du Conseil de l'Aide sociale.".
"Par dérogation aux dispositions de l'article 31 de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, les travailleurs engagés dans les liens d'un contrat de travail par les centres publics d'aide sociale en application de ce paragraphe, peuvent être mis par ces centres à la disposition de communes ou d'associations sans but lucratif avec un but social ou culturel ou un autre centre public d'aide sociale pour autant que les conditions et la durée de cette mise à disposition soient constatées par un écrit signé par l'employeur, l'utilisateur et le travailleur et rédigé avant le début de la mise à disposition et porté à la connaissance du Conseil de l'Aide sociale.".
HOOFDSTUK V. - Ontwikkeling van nieuwe arbeidsmarkten.
CHAPITRE V. - Développement de nouveaux gisements d'emploi.
Art.35. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt het begrip social-profit sector beperkt tot de hiernavermelde erkende of betoelaagde instellingen en diensten voor zover ze zonder winstoogmerk werken :
- de ziekenhuizen;
- de rust- en verzorgingsinstellingen;
- de diensten voor thuisverpleging;
- de centra voor functionele revalidatie.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit het begrip social-profit uitbreiden tot andere erkende of betoelaagde instellingen en diensten die zonder winstoogmerk werken.
- de ziekenhuizen;
- de rust- en verzorgingsinstellingen;
- de diensten voor thuisverpleging;
- de centra voor functionele revalidatie.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit het begrip social-profit uitbreiden tot andere erkende of betoelaagde instellingen en diensten die zonder winstoogmerk werken.
Art.35. Pour l'application de ce chapitre, la notion de secteur non marchand est limitée aux institutions et services agréés ou subventionnés mentionnés ci-après pour autant qu'ils ne poursuivent pas un but lucratif :
- les hôpitaux;
- les institutions de repos et de soins;
- les services de soins infirmiers à domicile;
- les centres de revalidation fonctionnelle.
Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres étendre la notion de non marchand à d'autres établissements et services agréés ou subventionnés qui ne poursuivent pas un but lucratif.
- les hôpitaux;
- les institutions de repos et de soins;
- les services de soins infirmiers à domicile;
- les centres de revalidation fonctionnelle.
Le Roi peut par arrêté délibéré en Conseil des Ministres étendre la notion de non marchand à d'autres établissements et services agréés ou subventionnés qui ne poursuivent pas un but lucratif.
Art.36. § 1. De werkgevers die behoren tot de in artikel 35 vastgestelde social-profit sector hebben voor iedere bijkomende netto aanwerving recht op een vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en § 3bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers voor zover zij de overeenkomst toepassen gesloten tussen de sector en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken.
De Koning kan de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid vaststellen waarvoor de openbare instellingen vrijstelling kunnen krijgen.
De in het eerste lid bedoelde overeenkomst bepaalt :
- de functies en/ of de categorieën van werknemers waarvoor de werkgever de bovengenoemde vrijstelling van verkrijgen;
- het te bereiken tewerkstellingsobjectief.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit bepalen wat dient te worden verstaan onder bijkomende netto aanwerving. Hij bepaalt tevens de modaliteiten waaraan de overeenkomst moet voldoen.
§ 2. De Koning bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de toekenning van de vrijstelling van de werkgeversbijdrage bedoeld in § 1.
De Koning kan de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid vaststellen waarvoor de openbare instellingen vrijstelling kunnen krijgen.
De in het eerste lid bedoelde overeenkomst bepaalt :
- de functies en/ of de categorieën van werknemers waarvoor de werkgever de bovengenoemde vrijstelling van verkrijgen;
- het te bereiken tewerkstellingsobjectief.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit bepalen wat dient te worden verstaan onder bijkomende netto aanwerving. Hij bepaalt tevens de modaliteiten waaraan de overeenkomst moet voldoen.
§ 2. De Koning bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de toekenning van de vrijstelling van de werkgeversbijdrage bedoeld in § 1.
Art.36. § 1er. Les employeurs qui appartiennent au secteur non marchand fixé à l'article 35 ont droit pour chaque engagement net supplémentaire à une exonération des cotisations patronales de sécurité sociale visées à l'article 38, § 3, 1° à 7° et § 3bis, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés pour autant qu'ils appliquent une convention conclue entre le secteur et le Ministre de l'Emploi et du Travail et le Ministre des Affaires sociales.
Le Roi peut déterminer les cotisations patronales de sécurité sociale pour lesquelles les services publics peuvent obtenir une exonération.
La convention visée à l'alinéa 1er détermine :
- les fonctions et/ou les catégories de travailleurs pour lesquelles l'employeur peut obtenir l'exonération précitée;
- l'objectif d'emploi à atteindre.
Le Roi détermine ce qu'il faut entendre par engagement net supplémentaire. Il détermine en outre les modalités auxquelles la convention avec l'autorité qui subventionne doit répondre.
§ 2. Le Roi détermine les modalités d'octroi de l'exonération de la cotisation patronale visée au § 1er.
Le Roi peut déterminer les cotisations patronales de sécurité sociale pour lesquelles les services publics peuvent obtenir une exonération.
La convention visée à l'alinéa 1er détermine :
- les fonctions et/ou les catégories de travailleurs pour lesquelles l'employeur peut obtenir l'exonération précitée;
- l'objectif d'emploi à atteindre.
Le Roi détermine ce qu'il faut entendre par engagement net supplémentaire. Il détermine en outre les modalités auxquelles la convention avec l'autorité qui subventionne doit répondre.
§ 2. Le Roi détermine les modalités d'octroi de l'exonération de la cotisation patronale visée au § 1er.
Art.37. § 1. Van de toepassing van artikel 36 zijn uitgesloten de werkgevers die bij het verstrijken van het kwartaal waarvoor zij de toepassing ervan inroepen, schuldenaar zijn van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kan het beheerscomité van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, afwijkingen toestaan.
(§ 2. Van het voordeel van artikel 36 worden ook uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet nakomen.) <KB 2001-11-30/52, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
§ 3. Om de voordelen van artikel 36 te genieten, moet de werkgever in zijn driemaandelijkse aangifte aan de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, de juiste identiteit vermelden van de werknemer voor wie hij de werkgeversbijdragen vermindert en bewijzen dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel.
De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid vermelde formaliteiten en bewijsstukken.
§ 4. De werkgevers die de voordelen van de bepalingen van dit hoofdstuk genieten, kunnen voor dezelfde werknemer niet het voordeel genieten van :
1° de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 januari 1987 houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector en van afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de nietcommerciële sector;
2° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden;
3° de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
4° de bepalingen van hoofdstuk VII van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
5° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren;
6° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren;
7° de bepalingen van titels III, IV en VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994;
8° de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
9° de bepalingen van titel I van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.
§ 5. De voordelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in een programma voor wedertewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kan het beheerscomité van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, afwijkingen toestaan.
(§ 2. Van het voordeel van artikel 36 worden ook uitgesloten de werkgevers die de verplichtingen bedoeld in artikel 39, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, niet nakomen.) <KB 2001-11-30/52, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
§ 3. Om de voordelen van artikel 36 te genieten, moet de werkgever in zijn driemaandelijkse aangifte aan de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen, de juiste identiteit vermelden van de werknemer voor wie hij de werkgeversbijdragen vermindert en bewijzen dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel.
De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid vermelde formaliteiten en bewijsstukken.
§ 4. De werkgevers die de voordelen van de bepalingen van dit hoofdstuk genieten, kunnen voor dezelfde werknemer niet het voordeel genieten van :
1° de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 januari 1987 houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector en van afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de nietcommerciële sector;
2° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden;
3° de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
4° de bepalingen van hoofdstuk VII van titel III van de programmawet van 30 december 1988;
5° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren;
6° de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren;
7° de bepalingen van titels III, IV en VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 30 maart 1994;
8° de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
9° de bepalingen van titel I van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.
§ 5. De voordelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in een programma voor wedertewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen.
Art.37. § 1er. Sont exclus de l'application de l'article 36 les employeurs qui, à l'expiration du trimestre pour lequel ils en invoquent l'application, sont débiteurs envers les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
S'il s'agit d'employeurs qui ont obtenu pour l'apurement de leur dette des délais de paiement qu'ils ont respectés strictement, des dérogations peuvent être accordées par le Comité de gestion des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
(§ 2. Sont également exclus du bénéfice de l'article 36, les employeurs qui ne satisfont pas aux obligations visées à l'article 39, §§ 1er, 2 et 3, de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi.) <AR 2001-11-30/52, art. 9, 009; En vigueur : 01-04-2000>
§ 3. Pour pouvoir bénéficier des avantages de l'article 36, l'employeur doit préciser, dans la déclaration trimestrielle aux institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale, l'identité exacte du travailleur pour lequel il réduit les cotisations patronales et prouver que ce travailleur remplit les conditions requises pour l'application des dispositions du présent article.
Le Roi détermine les modalités relatives aux formalités et justificatifs mentionnés à l'alinéa 1er.
§ 4. Les employeurs qui bénéficient des dispositions du présent chapitre ne peuvent bénéficier, pour ce même travailleur :
1° des dispositions de l'arrêté royal du 21 janvier 1987 portant des nouvelles mesures en vue de promouvoir l'emploi dans le secteur non marchand et de la Section 5 du Chapitre II de l'arrêté royal n° 25 du 24 mars 1982 créant un programme de promotion de l'emploi dans le secteur non marchand;
2° des dispositions de l'arrêté royal n° 483 du 22 décembre 1986 portant réduction des cotisations patronales de sécurité sociale pour l'engagement des travailleurs domestiques;
3° des dispositions du Chapitre II du Titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
4° des dispositions du Chapitre VII du Titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
5° des dispositions de l'arrêté royal n° 495 du 31 décembre 1986 instaurant un système associant le travail et la formation pour les jeunes de 18 à 25 ans portant réduction temporaire des cotisations patronales de sécurité sociale dues dans le chef des jeunes;
6° des dispositions de l'arrêté royal n° 499 du 31 décembre 1986 portant réglementation de la sécurité sociale de certains jeunes défavorisés;
7° des dispositions des Titres III, IV et VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, tel que confirmé par la loi du 30 mars 1994;
8° des dispositions du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;
9° des dispositions du Titre Ier de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi.
§ 5. Les avantages du présent chapitre ne s'appliquent pas aux travailleurs engagés dans le cadre d'un programme de remise au travail, tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1988 de réformes institutionnelles.
S'il s'agit d'employeurs qui ont obtenu pour l'apurement de leur dette des délais de paiement qu'ils ont respectés strictement, des dérogations peuvent être accordées par le Comité de gestion des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
(§ 2. Sont également exclus du bénéfice de l'article 36, les employeurs qui ne satisfont pas aux obligations visées à l'article 39, §§ 1er, 2 et 3, de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi.) <AR 2001-11-30/52, art. 9, 009; En vigueur : 01-04-2000>
§ 3. Pour pouvoir bénéficier des avantages de l'article 36, l'employeur doit préciser, dans la déclaration trimestrielle aux institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale, l'identité exacte du travailleur pour lequel il réduit les cotisations patronales et prouver que ce travailleur remplit les conditions requises pour l'application des dispositions du présent article.
Le Roi détermine les modalités relatives aux formalités et justificatifs mentionnés à l'alinéa 1er.
§ 4. Les employeurs qui bénéficient des dispositions du présent chapitre ne peuvent bénéficier, pour ce même travailleur :
1° des dispositions de l'arrêté royal du 21 janvier 1987 portant des nouvelles mesures en vue de promouvoir l'emploi dans le secteur non marchand et de la Section 5 du Chapitre II de l'arrêté royal n° 25 du 24 mars 1982 créant un programme de promotion de l'emploi dans le secteur non marchand;
2° des dispositions de l'arrêté royal n° 483 du 22 décembre 1986 portant réduction des cotisations patronales de sécurité sociale pour l'engagement des travailleurs domestiques;
3° des dispositions du Chapitre II du Titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
4° des dispositions du Chapitre VII du Titre III de la loi-programme du 30 décembre 1988;
5° des dispositions de l'arrêté royal n° 495 du 31 décembre 1986 instaurant un système associant le travail et la formation pour les jeunes de 18 à 25 ans portant réduction temporaire des cotisations patronales de sécurité sociale dues dans le chef des jeunes;
6° des dispositions de l'arrêté royal n° 499 du 31 décembre 1986 portant réglementation de la sécurité sociale de certains jeunes défavorisés;
7° des dispositions des Titres III, IV et VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, tel que confirmé par la loi du 30 mars 1994;
8° des dispositions du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;
9° des dispositions du Titre Ier de la loi du 3 avril 1995 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi.
§ 5. Les avantages du présent chapitre ne s'appliquent pas aux travailleurs engagés dans le cadre d'un programme de remise au travail, tel que visé à l'article 6, § 1er, IX, 2°, de la loi spéciale du 8 août 1988 de réformes institutionnelles.
Art.38. <W 1996-07-26/32, art. 50, 003; Inwerkingtreding : 11-08-1996> - Artikel 35 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de Sociale Zekerheid voor werknemers wordt aangevuld met wat volgt :
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit en volgens de voorwaarden die Hij bepaalt, aan de werkgevers van de non-profit sector die Hij bepaalt een forfaitaire vermindering van de patronale bijdrage toekennen ten belope van maximum 9 300 frank per werknemer en per kwartaal :
- voor de werknemers onderworpen aan het geheel van de stelsels beoogd in artikel 21 van deze wet;
- voor de werknemers die de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de aan de provincies ondergeschikte instellingen, de gemeenten, de aan de gemeenten ondergeschikte instellingen, de verenigingen van gemeenten en de instellingen van openbaar nut aanwerven met een arbeidsovereenkomst.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit en volgens de voorwaarden die Hij bepaalt, aan de werkgevers van de non-profit sector die Hij bepaalt een forfaitaire vermindering van de patronale bijdrage toekennen ten belope van maximum 9 300 frank per werknemer en per kwartaal :
- voor de werknemers onderworpen aan het geheel van de stelsels beoogd in artikel 21 van deze wet;
- voor de werknemers die de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de aan de provincies ondergeschikte instellingen, de gemeenten, de aan de gemeenten ondergeschikte instellingen, de verenigingen van gemeenten en de instellingen van openbaar nut aanwerven met een arbeidsovereenkomst.
Art.38. <L 1996-07-26/32, art. 50, 003; En vigueur : 11-08-1996> - L'article 35 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés est complété par ce qui suit :
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres et aux conditions qu'Il détermine, accorder aux employeurs du secteur non-marchand qu'Il détermine, une réduction forfaitaire de la cotisation patronale, à concurrence de (maximum) 9 300 francs par travailleur et par trimestre : (Err. M.B. 27-02-1997)
- pour les travailleurs soumis à l'ensemble des régimes visés à l'article 21 de la présente loi ;
- pour les travailleurs que l'Etat, les Communautés, les Régions, les provinces, les établissements subordonnés aux provinces, les communes, les établissements subordonnés aux communes, les associations de communes et les organismes d'intérêt public engagent dans les liens d'un contrat de louage de travail.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres et aux conditions qu'Il détermine, accorder aux employeurs du secteur non-marchand qu'Il détermine, une réduction forfaitaire de la cotisation patronale, à concurrence de (maximum) 9 300 francs par travailleur et par trimestre : (Err. M.B. 27-02-1997)
- pour les travailleurs soumis à l'ensemble des régimes visés à l'article 21 de la présente loi ;
- pour les travailleurs que l'Etat, les Communautés, les Régions, les provinces, les établissements subordonnés aux provinces, les communes, les établissements subordonnés aux communes, les associations de communes et les organismes d'intérêt public engagent dans les liens d'un contrat de louage de travail.
Hoofdstuk VI. - Tijdelijke werkloosheid.
CHAPITRE VI. - Chômage temporaire.
Art.39. In de artikelen 92 en 94, eerste lid van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, worden de woorden "27 pct. " vervangen door de woorden " 33 pct. ".
Art.39. Dans les articles 92 et 94, alinéa 1er, de la loi du 26 juin 1992 portant des dispositions sociales et diverses, les mots "27 %" sont remplacés par les mots "33 %".
Hoofdstuk VII. - Hoge Raad voor de Werkgelegenheid.
CHAPITRE VII. - Conseil supérieur de l'Emploi.
Art.40. Er wordt bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid een Hoge Raad voor de Werkgelegenheid opgericht, hierna de Raad genoemd.
Art.40. Un Conseil supérieur de l'Emploi, appelé ci-après le Conseil, est créé auprès du Ministère de l'Emploi et du Travail.
Art.41. De bevoegdheden van de Raad zijn van technische en raadgevende aard.
Zijn opdracht bestaat uit de opvolging van maatregelen met betrekking tot de bevordering van de werkgelegenheid alsmede het specifiek tewerkstellingsbeleid en uit het onderzoek van voorstellen ter bevordering van de arbeidscreatie.
Een jaarlijks verslag over de werkgelegenheid en de evolutie ervan zal worden ter beschikking gesteld van de Regering en van een gezamenlijke stuurgroep van de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven evenals van de Federale Wetgevende Kamers.
Zijn opdracht bestaat uit de opvolging van maatregelen met betrekking tot de bevordering van de werkgelegenheid alsmede het specifiek tewerkstellingsbeleid en uit het onderzoek van voorstellen ter bevordering van de arbeidscreatie.
Een jaarlijks verslag over de werkgelegenheid en de evolutie ervan zal worden ter beschikking gesteld van de Regering en van een gezamenlijke stuurgroep van de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven evenals van de Federale Wetgevende Kamers.
Art.41. Les compétences du Conseil sont de nature technique et consultative.
Sa mission consiste à suivre les mesures relatives à la promotion de l'emploi de même que la politique d'emploi spécifique et à examiner les propositions visant à favoriser la création d'emplois.
Un rapport annuel sur l'emploi et son évolution sera mis à la disposition du Gouvernement et d'un groupe directeur commun au Conseil national du Travail et au Conseil central de l'Economie ainsi que des Chambres législatives fédérales.
Sa mission consiste à suivre les mesures relatives à la promotion de l'emploi de même que la politique d'emploi spécifique et à examiner les propositions visant à favoriser la création d'emplois.
Un rapport annuel sur l'emploi et son évolution sera mis à la disposition du Gouvernement et d'un groupe directeur commun au Conseil national du Travail et au Conseil central de l'Economie ainsi que des Chambres législatives fédérales.
Art.42. De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels inzake voorzitterschap, samenstelling, werking en organisatie van de Raad. De Raad zal samengesteld zijn uit deskundigen die op onafhankelijke wijze adviezen verlenen.
Hij kan tevens de opdracht van de Raad aanvullen of verduidelijken bij in Ministerraad overlegd besluit.
Hij kan tevens de opdracht van de Raad aanvullen of verduidelijken bij in Ministerraad overlegd besluit.
Art.42. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des Ministres les règles en matière de présidence, de composition, de fonctionnement et d'organisation du Conseil. Le Conseil sera composé d'experts qui donneront des avis en toute indépendance.
Il peut également par arrêté délibéré en Conseil des Ministres compléter ou clarifier la mission du Conseil.
Il peut également par arrêté délibéré en Conseil des Ministres compléter ou clarifier la mission du Conseil.
Hoofdstuk VIII. - Betaald educatief verlof.
CHAPITRE VIII. - Congé éducation payé.
Art.43. Het koninklijk besluit van 28 maart 1995 tot wijziging van de artikelen 110, 111, 113, 120, 121 en 137bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, wordt bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.
Art.43. L'arrêté royal du 28 mars 1995 modifiant les articles 110, 111, 113, 120, 121 et 137bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales est confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur.
Hoofdstuk IX. - Sociale balans.
CHAPITRE IX. - Bilan social.
Art.44. Dit hoofdstuk is van toepassing op elke onderneming die [1 op basis van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht]1 onderworpen is aan de [1 publicatieverplichting]1.
Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning de bepalingen van onderhavig hoofdstuk van toepassing maken op andere rechtspersonen die Hij aanwijst, op de voorwaarden die Hij bepaalt.
Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning de bepalingen van onderhavig hoofdstuk van toepassing maken op andere rechtspersonen die Hij aanwijst, op de voorwaarden die Hij bepaalt.
Modifications
Art.44. Ce chapitre s'applique à toute entreprise soumise à l'obligation de publication [1 sur la base des articles III.82 à III.95 du Code de droit économique]1.
Par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le Roi peut rendre applicable à d'autres personnes morales qu'Il détermine les dispositions du présent chapitre selon les modalités qu'Il fixe.
Par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le Roi peut rendre applicable à d'autres personnes morales qu'Il détermine les dispositions du présent chapitre selon les modalités qu'Il fixe.
Modifications
Art.45. De onderneming stelt elk jaar, tegelijk met de jaarrekeningen :
- een overzicht van het personeelsbestand op datum van het afsluiten van de rekeningen;
- en van de bewegingen binnen het personeelsbestand.
Het personeelsbestand bevat alle personen die, uit hoofde van een overeenkomst, arbeidsprestaties leveren onder gezag van een andere persoon en de personen die arbeidsprestaties leveren onder gezag van een andere persoon dan hun werkgever.
(Het in het eerste lid bedoelde overzicht herneemt tevens per type overeenkomst, het aantal personen dat een opleiding gekregen heeft ten laste of op aanvraag van de onderneming.) <W 2005-12-23/30, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning andere gegevens aanwijzen die in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk moeten worden verstrekt.
(De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden die Hij vaststelt, categorieën van bedrijven vrijstellen van de vermelding van alle of een gedeelte van de gegevens in de sociale balans, op voorwaarde dat deze gegevens per onderneming verstrekt kunnen worden, onder dezelfde vorm en binnen dezelfde termijnen, door een administratieve overheid of door een door de overheid erkende instelling. Deze administratieve overheid of deze instelling verstrekt de gegevens aan de Nationale Bank en aan de werkgevers die deze mededelen aan de ondernemingsraden, aan de vakbondsafvaardigingen en aan de werknemers overeenkomstig de beschikkingen genomen in uitvoering van artikel 46.) <W 1999-03-26/30, art. 55, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
- een overzicht van het personeelsbestand op datum van het afsluiten van de rekeningen;
- en van de bewegingen binnen het personeelsbestand.
Het personeelsbestand bevat alle personen die, uit hoofde van een overeenkomst, arbeidsprestaties leveren onder gezag van een andere persoon en de personen die arbeidsprestaties leveren onder gezag van een andere persoon dan hun werkgever.
(Het in het eerste lid bedoelde overzicht herneemt tevens per type overeenkomst, het aantal personen dat een opleiding gekregen heeft ten laste of op aanvraag van de onderneming.) <W 2005-12-23/30, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning andere gegevens aanwijzen die in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk moeten worden verstrekt.
(De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden die Hij vaststelt, categorieën van bedrijven vrijstellen van de vermelding van alle of een gedeelte van de gegevens in de sociale balans, op voorwaarde dat deze gegevens per onderneming verstrekt kunnen worden, onder dezelfde vorm en binnen dezelfde termijnen, door een administratieve overheid of door een door de overheid erkende instelling. Deze administratieve overheid of deze instelling verstrekt de gegevens aan de Nationale Bank en aan de werkgevers die deze mededelen aan de ondernemingsraden, aan de vakbondsafvaardigingen en aan de werknemers overeenkomstig de beschikkingen genomen in uitvoering van artikel 46.) <W 1999-03-26/30, art. 55, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art.45. Chaque année, simultanément aux comptes annuels, l'entreprise établit :
- un apercu de l'effectif du personnel à la date de clôture des comptes annuels;
- et des mouvements au sein de l'effectif du personnel.
L'effectif du personnel comprend toutes les personnes qui, en vertu d'un contrat, fournissent des prestations de travail sous l'autorité d'une autre personne ainsi que les personnes qui fournissent des prestations de travail sous l'autorité d'une autre personne que leur employeur.
(L'aperçu visé à l'alinéa premier reprend également, par type de contrat, le nombre de personnes ayant bénéficié d'une formation à charge ou à la demande de l'entreprise.) <L 2005-12-23/30, art. 28, 011; En vigueur : 01-12-2008>
Par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le Roi peut indiquer d'autres données qui doivent être fournies dans le cadre de l'application des dispositions du présent chapitre.
(Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, dans les conditions qu'Il détermine, dispenser des catégories d'entreprises de mentionner tout ou partie des données dans le bilan social, à condition que ces données puissent être fournies par entreprise, sous la même forme et dans les mêmes délais, par une autorité administrative ou un organisme agréé par l'autorité publique. Cette autorité administrative ou cet organisme fournit ces données à la Banque nationale et aux employeurs qui les communiquent aux conseils d'entreprise, aux délégations syndicales et aux travailleurs conformément aux dispositions prises en vertu de l'article 46.) <L 1999-03-26/30, art. 55, 008; En vigueur : 01-01-1999>
- un apercu de l'effectif du personnel à la date de clôture des comptes annuels;
- et des mouvements au sein de l'effectif du personnel.
L'effectif du personnel comprend toutes les personnes qui, en vertu d'un contrat, fournissent des prestations de travail sous l'autorité d'une autre personne ainsi que les personnes qui fournissent des prestations de travail sous l'autorité d'une autre personne que leur employeur.
(L'aperçu visé à l'alinéa premier reprend également, par type de contrat, le nombre de personnes ayant bénéficié d'une formation à charge ou à la demande de l'entreprise.) <L 2005-12-23/30, art. 28, 011; En vigueur : 01-12-2008>
Par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le Roi peut indiquer d'autres données qui doivent être fournies dans le cadre de l'application des dispositions du présent chapitre.
(Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, dans les conditions qu'Il détermine, dispenser des catégories d'entreprises de mentionner tout ou partie des données dans le bilan social, à condition que ces données puissent être fournies par entreprise, sous la même forme et dans les mêmes délais, par une autorité administrative ou un organisme agréé par l'autorité publique. Cette autorité administrative ou cet organisme fournit ces données à la Banque nationale et aux employeurs qui les communiquent aux conseils d'entreprise, aux délégations syndicales et aux travailleurs conformément aux dispositions prises en vertu de l'article 46.) <L 1999-03-26/30, art. 55, 008; En vigueur : 01-01-1999>
Art. 45bis. [1 De in onderhavig hoofdstuk bedoelde sociale balans moet door toedoen van de bestuurders of zaakvoerders zoals andere door het Wetboek van Vennootschappen voorgeschreven documenten worden neergelegd bij de Nationale Bank van België.
Bij elke jaarrekening die aan de ondernemingsraad wordt meegedeeld bij of krachtens de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, moet de sociale balans gevoegd worden.
Bij elke jaarrekening die aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk wordt meegedeeld bij of krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de medewerkers bij de uitvoering van hun werk, moet de sociale balans gevoegd worden.
De regels met betrekking tot de mededeling van de jaarrekening die vastgesteld zijn bij of krachtens de wetten van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk gelden onverkort voor de sociale balans.]1
Bij elke jaarrekening die aan de ondernemingsraad wordt meegedeeld bij of krachtens de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, moet de sociale balans gevoegd worden.
Bij elke jaarrekening die aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk wordt meegedeeld bij of krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de medewerkers bij de uitvoering van hun werk, moet de sociale balans gevoegd worden.
De regels met betrekking tot de mededeling van de jaarrekening die vastgesteld zijn bij of krachtens de wetten van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk gelden onverkort voor de sociale balans.]1
Art. 45bis. [1 Le bilan social visé au présent chapitre doit être déposé auprès de la Banque nationale de Belgique par les administrateurs ou gérants comme les autres documents prescrits par le Code des Sociétés.
A chaque compte annuel communiqué au conseil d'entreprise par ou en vertu de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie, il y a lieu de joindre le bilan social.
A chaque compte annuel communiqué au Comité pour la prévention et la protection au travail par ou en vertu de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, il y a lieu de joindre le bilan social.
Les règles concernant la communication des comptes annuels établies par ou en vertu des lois du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie et du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, s'appliquent intégralement au bilan social.]1
A chaque compte annuel communiqué au conseil d'entreprise par ou en vertu de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie, il y a lieu de joindre le bilan social.
A chaque compte annuel communiqué au Comité pour la prévention et la protection au travail par ou en vertu de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, il y a lieu de joindre le bilan social.
Les règles concernant la communication des comptes annuels établies par ou en vertu des lois du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie et du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, s'appliquent intégralement au bilan social.]1
Modifications
Art.46. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit :
- de inhoud en de voorstelling van de in onderhavig hoofdstuk bedoelde documenten, rekening houdend met de grootte van de ondernemingen;
- de controlemodaliteiten betreffende de uitvoering van onderhavig hoofd stuk;
- (...); <W 1999-03-26/30, art. 56, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
- [1 de modaliteiten en voorwaarden van publicatie en toegang tot de documenten, evenals hun mededeling aan de ondernemingsraden, aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, aan de vakbondsafvaardigingen en aan de werknemers. De ondernemingen volgen voor de neerlegging van de sociale balans een model dat door de Nationale Bank van België wordt opgesteld en op haar website ter beschikking wordt gesteld. Dit model wordt door de Nationale Bank van België aan de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen aangepast]1;
- de opdrachten met betrekking tot het beheer van een gegevensbank die aan de Nationale Bank van België worden toevertrouwd voor wat de uitvoering van onderhavig hoofdstuk betreft.
- de inhoud en de voorstelling van de in onderhavig hoofdstuk bedoelde documenten, rekening houdend met de grootte van de ondernemingen;
- de controlemodaliteiten betreffende de uitvoering van onderhavig hoofd stuk;
- (...); <W 1999-03-26/30, art. 56, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
- [1 de modaliteiten en voorwaarden van publicatie en toegang tot de documenten, evenals hun mededeling aan de ondernemingsraden, aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, aan de vakbondsafvaardigingen en aan de werknemers. De ondernemingen volgen voor de neerlegging van de sociale balans een model dat door de Nationale Bank van België wordt opgesteld en op haar website ter beschikking wordt gesteld. Dit model wordt door de Nationale Bank van België aan de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen aangepast]1;
- de opdrachten met betrekking tot het beheer van een gegevensbank die aan de Nationale Bank van België worden toevertrouwd voor wat de uitvoering van onderhavig hoofdstuk betreft.
Modifications
Art.46. Par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, le Roi détermine :
- la teneur et la présentation des documents visés au présent chapitre, en tenant compte de la taille des entreprises;
- les modalités de contrôle relatives à l'application du présent chapitre;
- (...); <L 1999-03-26/30, art. 56, 008; En vigueur : 01-01-1999>
- [1 les modalités et conditions de publication et d'accès aux documents, ainsi que la communication de ceux-ci aux conseils d'entreprise, au Comité pour la prévention et la protection au travail, à la délégation syndicale et aux travailleurs. Pour le dépôt du bilan social, les entreprises suivent un modèle établi par la Banque nationale de Belgique qui est mis à disposition sur son site web. Ce modèle est adapté par la Banque nationale de Belgique aux dispositions légales et réglementaires en vigueur;]1
- les missions relatives à la gestion d'une banque de données qui sont confiées à la Banque Nationale de Belgique en ce qui concerne l'application du présent chapitre.
- la teneur et la présentation des documents visés au présent chapitre, en tenant compte de la taille des entreprises;
- les modalités de contrôle relatives à l'application du présent chapitre;
- (...); <L 1999-03-26/30, art. 56, 008; En vigueur : 01-01-1999>
- [1 les modalités et conditions de publication et d'accès aux documents, ainsi que la communication de ceux-ci aux conseils d'entreprise, au Comité pour la prévention et la protection au travail, à la délégation syndicale et aux travailleurs. Pour le dépôt du bilan social, les entreprises suivent un modèle établi par la Banque nationale de Belgique qui est mis à disposition sur son site web. Ce modèle est adapté par la Banque nationale de Belgique aux dispositions légales et réglementaires en vigueur;]1
- les missions relatives à la gestion d'une banque de données qui sont confiées à la Banque Nationale de Belgique en ce qui concerne l'application du présent chapitre.
Modifications
Art. 46bis. (Opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 222, 012; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 46bis. (Abrogé) <L 2006-12-27/32, art. 222, 012; En vigueur : 01-12-2008>
Art.47. [1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
Modifications
Art.47. [1 Les infractions aux dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution sont recherchées, constatées et sanctionnées conformément au Code pénal social.
Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.]1
Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.]1
Modifications
Art. 47bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Het toezicht en de controle op de uitvoering van artikel 33 van deze wet en de uitvoeringsbesluiten van de voormelde bepalingen, worden uitgevoerd conform het decreet van 30 april 2004 houdende sociaalrechtelijk toezicht.]1
Art. 47bis _REGION_FLAMANDE.
[1 La surveillance et le contrôle de l'exécution de l'article 33 de la présente loi et des arrêtés d'exécution des dispositions précitées sont exécutés conformément au décret du 30 avril 2004 relatif au contrôle des lois sociales.]1
[1 La surveillance et le contrôle de l'exécution de l'article 33 de la présente loi et des arrêtés d'exécution des dispositions précitées sont exécutés conformément au décret du 30 avril 2004 relatif au contrôle des lois sociales.]1
Art.48. De in onderhavig hoofdstuk bedoelde besluiten (...) worden aan het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en van de Nationale Arbeidsraad voorgelegd. <W 2006-12-27/32, art. 223, 012; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art.48. Les arrêtés visés au présent chapitre (...) sont soumis à l'avis du Conseil central de l'Economie et du Conseil national du Travail. <L 2006-12-27/32, art. 223, 012; En vigueur : 01-12-2008>
Art. 49. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de datum van inwerkingtreding van onderhavig hoofdstuk. (Nota : KB 1996-08-04/81, art. 32, beschikt dat onderhavig hoofdstuk IX in werking treedt op 30-08-1996)
Art. 49. Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, la date d'entrée en vigueur du présent chapitre. (Note: L'AR 1996-08-04/81, art. 32, dispose que le chapitre IX de la présente loi entre en vigueur le 30-08-1996)