Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
14 APRIL 1995. - Omzendbrief nr. I/VSPP/3bis in verband met de financiële hulp die de gemeenten van de Staat kunnen krijgen inzake gemeentelijke premies voor inbraakpreventie. (ERR. B.St. 19-10-1995 bl. 29641)
Titre
14 AVRIL 1995. - Circulaire n° I/VSPP/3bis relative à l'aide financière de l'Etat dont peuvent bénéficier les communes en matière de primes communales pour la prévention du cambriolage. (ERR. MB 19-10-1995 p. 29641)
Informations sur le document
Table des matières
Table des matières
Tekst (7)
Texte (7)
Artikel 1. (Om technische redenen werd deze omzendbrief in fictieve artikelen onderverdeeld : art. M1 - M4).
Article 1. (Pour des raisons techniques, cette circulaire a été subdivisée dans des articles fictifs : art. M1 - M4).
Art. M1. 1. De voorwaarden om van een tussenkomst te kunnen genieten.
  Om in aanmerking te komen voor de financiële tussenkomst moeten de steden en gemeenten aan de volgende voorwaarden voldoen, zoals is bepaald door het koninklijk besluit van 10 april 1995 :
  - 1) het aantal geregistreerde inbraken op het grondgebied van de gemeente moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 100 per jaar en;
  - 2) de gemeente moet autonoom in een 24-uren permanentie van de gemeentepolitie voorzien of betrokken zijn in een intergemeentelijke politiesamenwerking en;
  - 3) de gemeente moet uit eigen middelen een budget voorzien dat minimum de helft bedraagt van de toelage toegekend door de Ministerie van Binnenlandse Zaken om het maximale bedrag van de toelage te bekomen.
  1.1. Het aantal geregistreerde inbraken.
  De cijfers die gebruikt werden bij het nagaan van deze voorwaarde zijn gebaseerd op de gegevens afkomstig van de eenvormige formulieren van het jaar 1993 zoals ze door de gemeenten werden overgemaakt aan het Centraal Bureau voor de Opsporingen van de Rijkswacht en het Commissariaat Generaal van de Gerechtelijke Politie. In afwachting van de criminele statistiek beschikbaar gesteld door de Afdeling Politiebeleidsondersteuning van de recent opgerichte Algemene Politiesteundienst, is dit de enige formule en de minst betwistbare bron voor de criminele statistiek op het grondgebied van een bepaalde gemeente.
  1.2. 24-uren permanentie of intergemeentelijke politiesamenwerking.
  De politiewerking van de gemeente moet voldoende uitgebouwd zijn. Er moet een 24-uren permanentie of een intergemeentelijke politiesamenwerking zijn. Het heeft immers geen zin inbraakremmende initiatieven te nemen, en inbrekers dus langer op te houden of te ontmoedigen d.m.v. het extra aanbrengen van sloten of inbraakwerend glas, als de politiediensten onvoldoende kunnen inspelen op deze grotere pakkans.
  Op deze wijze worden er 128 steden en gemeenten overgehouden waaronder de door de Staat beschikbaar gestelde middelen verdeeld worden. De lijst van de gemeenten en de door de Staat voorziene toelage vindt U als bijlage bij deze omzendbrief.
  Door het aantal gemeenten te beperken, wordt een te grote versnippering van de middelen vermeden. Bij een te grote concentratie van de middelen bij enkele grote steden kan men nauwelijks van een landelijke actie spreken. De spreiding blijft uiteraard ook van groot belang, gezien de mogelijke verplaatsingseffecten als men zich louter zou concentreren op enkele plaatsen.
  Onder de gemeenten die voldoen aan de voorwaarden worden de beschikbare middelen verdeeld volgens een verdelingscoëfficiënt die voor 75 % steunt op het aantal inbraken per 1000 inwoners, zoals vastgesteld in de geregistreerde criminaliteitscijfers van 1993, en voor 25 % op de effectieve bezetting van het gemeentelijk politiekorps zoals die bekend is in de morfologie van de politiediensten van 1993 van de Algemene Politiesteundienst. Voorlopig zijn de geregistreerde inbraakcijfers van 1994 nog niet bekend.
  Door het aantal inbraken per 1000 inwoners te berekenen en dat cijfer te gebruiken voor de verdeling, kan het beperkte budget doelgerichter verdeeld worden. De grootte van het korps is belangrijk omdat het aangeeft of de lokale politiedienst logistiek in staat is iets aan het probleem te doen. Kleine korpsen hebben meestal geen patrouilles om inbraakpreventief op te treden en geen personeel om technopreventief advies te geven.
  1.3. Financiële bijdrage door de gemeente.
  Ten slotte is er nog de vereiste dat de gemeenten zelf financiële middelen moeten voorzien. De betrokken gemeenten moeten minimum de helft van het door de Staat toegekende budget uit eigen middelen voorzien, om het maximale bedrag te kunnen krijgen dat op basis van de hierboven vermelde verdeelsleutel is bepaald. Dit betekent dat de financiële hulp van de staat proportioneel wordt verminderd indien een gemeente minder wenst te investeren dan de helft van de bepaalde financiële hulp. De gemeenten zijn uiteraard vrij meer middelen te voorzien dan de helft van financiële toelage door de Staat. In dit geval kan de financiële hulp echter niet worden verhoogd.
  Het bedrag dat door de gemeenten zelf moet worden voorzien, is verantwoord en niet te groot, waardoor de gemeenten zouden afgeschrikt worden, en anderzijds toch voldoende groot opdat het een wezenlijke bijdrage zou vormen in de aanpak van dit veiligheidsprobleem. Hierdoor wordt de gemeente verplicht om ook zelf verantwoordelijkheid te nemen.
  De lokale overheden zullen zich op deze wijze bovendien meer betrokken voelen bij de gevoerde politiek.
Art. M1. 1. Conditions auxquelles une intervention peut être obtenue.
  Pour pouvoir bénéficier de l'aide financière, les villes et les communes doivent remplir les trois conditions suivantes, ainsi que l'arrêté royal du 10 avril 1995 le prévoit :
  - 1. le nombre de cambriolages enregistrés sur le territoire de la commune doit être équivalent ou supérieur à 100 par an; (ERR. MB 19-10-1995 p. 29641)
  - 2. la commune doit assurer une permanence 24 heures sur 24 de la police communale de manière autonome ou doit participer à une collaboration policière intercommunale;
  - 3. la commune doit prévoir, sur ses fonds propres, un budget au moins équivalent à la moitié de la subvention allouée par le Ministre de l'Intérieur, pour obtenir le montant maximal de la subvention.
  1.1. Le nombre de cambriolages enregistrés.
  Les chiffres utilisés pour évaluer cette condition sont basés sur les données provenant des formulaires uniformes de l'année 1993, tels qu'ils ont été transmis par les communes au Bureau Central de Recherches de la Gendarmerie et au Commissariat général de la Police judiciaire. Dans l'attente des statistiques de la criminalité mises à disposition par la division "appui en matière de politique policière" du Service Général d'Appui Policier récemment créé, ceci est en effet la seule formule et la source la moins contestable pour les statistiques criminelles sur le territoire d'une certaine commune.
  1.2. Une permanence 24 heures sur 24 ou une collaboration policière intercommunale.
  La fonction de police d'une commune doit être développée de manière suffisante. Il doit y avoir une permanence 24 heures/24 ou une collaboration policière intercommunale. En effet, il est inutile de prendre des initiatives pour freiner le cambriolage, et de retarder ou de décourager de la sorte les cambrioleurs en prévoyant des serrures supplémentaires ou des vitres incassables, si les services de police ne sont pas à même de répondre de manière adéquate à cette plus grande probabilité d'arrêter le cambrioleur.
  Ainsi, 128 villes et communes ont été retenues entre lesquelles les moyens mis à disposition par l'Etat seront répartis. En annexe, vous trouverez la liste des communes et des subventions prévues par l'Etat.
  En limitant le nombre de communes, une trop grande dispersion des moyens est évitée. Par ailleurs, en cas de trop grande concentration des moyens sur quelques grandes villes, on ne pourrait guère parler d'une action à l'échelon national. L'étalement est évidemment très important vu les effets possibles de déplacement de la criminalité en cas de concentration sur un nombre limité de localités.
  Les moyens disponibles sont répartis entre les communes qui satisfont aux conditions, et ce selon un coefficient de répartition basé à 75 % sur le nombre de cambriolages enregistrés par 1.000 habitants, tel qu'il ressort des chiffres de la criminalité enregistrée de 1993, et à 25 % sur les effectifs du corps de police communale tels qu'ils ressortent de la morphologie des services de police établie par le Service Général d'Appui Policier pour l'année 1993. Actuellement, les chiffres des cambriolages enregistrés pour 1994 ne sont pas encore connus.
  En calculant le nombre de cambriolages par 1.000 habitants et en utilisant ce chiffre pour la répartition, le budget restreint peut être réparti de manière plus efficace. L'ampleur du corps est importante parce qu'elle indique si le service de police local dispose des moyens logistiques nécessaires pour appréhender efficacement le problème. Les corps de petite dimension ne disposent généralement pas de patrouilles permettant d'intervenir de façon préventive, ni du personnel à même de donner des conseils en matière de la technoprévention.
  1.3. Contribution financière de la commune.
  Enfin, il est exigé que les communes prévoient elles-mêmes des moyens financiers. Les communes concernées doivent prévoir, sur leurs fonds propres, la moitié du budget accordé par l'Etat pour obtenir le montant maximal, fixé sur la base de la clé de répartition mentionnée ci-dessus. Cela signifie que l'aide financière de l'Etat sera réduite proportionnellement si une certaine commune souhaite investir une somme inférieure à la moitié de l'aide financière déterminée. Il va de soi que les communes sont libres de réserver des moyens financiers supérieurs à la moitié de la subvention de l'Etat. Dans ce cas, l'aide financière ne peut toutefois pas être augmentée.
  Le montant que les communes doivent prévoir elles-mêmes est justifié et raisonnable, ce qui ne doit pas faire reculer les communes. D'autre part, il est suffisamment élevé pour ainsi constituer une contribution substantielle à l'appréhension de ce problème de sécurité.
  Ainsi, la commune est tenue de prendre elle-même des responsabilités. En outre, ce faisant, les autorités locales se sentiront plus associées à la politique menée.
Art. M2. 2. De wijze waarop men een contract kan afsluiten.
  De financiële hulp van de Staat wordt aan de steden en gemeenten effectief toegekend door een overeenkomst tussen de betrokken stad of gemeente, vertegenwoordigd door de burgemeester en de gemeentesecretaris en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze overeenkomst bepaalt het bedrag dat aan de gemeente wordt toegekend door de Staat en het bedrag dat de gemeente uit eigen middelen voorziet voor het instellen van een gemeentelijk premiestelsel in het kader van de inbraakpreventie.
  Een ontwerpovereenkomst wordt aan de gemeenten overgemaakt om ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad. Op basis van de gemeenteraadsbeslissing (die duidelijk het bedrag vermeld dat de gemeente uit eigen middelen reserveert en waarbij het ontwerp van overeenkomst tussen de stad/gemeente en de Staat wordt goedgekeurd) wordt het door de burgemeester en de gemeentesecretaris ondertekende contract aan mijn diensten voorgelegd. Een door alle partijen ondertekend exemplaar van de overeenkomst wordt dan zo snel mogelijk aan de betrokken gemeente overgemaakt.
  Het is dus van groot belang de desbetreffende gemeenteraadsbeslissing onverwijld over te maken aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid, Wetstraat 26 te 1040 Brussel. Slechts op basis van dit officieel document zal de procedure voor toekenning van de toelage worden gestart.
  Een dossier op naam van de stad zal maar kunnen geopend worden indien het gemeentelijk reglement, dat ter uitvoering van het contract moet worden ingesteld, werd overgemaakt aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, eveneens op het bovenstaand adres (een voorbeeld hiervan vindt U in de omzendbrief I/VSPP/3).
  Mag ik, met het oog op een vlotte inwerkingstelling van het gemeentelijk premiestelsel in het kader van de inbraakpreventie, de in de lijst opgenomen steden en gemeenten verzoeken, zo snel mogelijk de desbetreffende gemeenteraadsbeslissing over te maken, waaruit blijkt dat de stad/de gemeente wenst in aanmerking te komen voor het bekomen van de bepaalde financiële hulp van de Staat.
  Van zodra de gemeenteraadsbeslissing terzake door mijn diensten wordt ontvangen, zal een ontwerp van contract worden opgesteld. Ingevolge artikel 1, § 2 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten bepaalde financiële hulp van de Staat kunnen krijgen op het vlak van de veiligheid en de inbraakpreventie, bepaalt het contract enerzijds het project dat de gemeente zal ontwikkelen met het oog op de verwezenlijking van de initiatieven inzake inbraakpreventie en anderzijds de voorwaarden met het oog op de toekenning van de toelage, evenals het bedrag hiervan.
Art. M2. 2. Les modalités de la conclusion d'un contrat.
  L'aide financière de l'Etat est effectivement accordée aux villes et communes via la conclusion d'un contrat entre la ville ou la commune concernée, représentée par le bourgmestre et le secrétaire communal, et l'Etat, représenté par le Ministre de l'Intérieur. Ce contrat fixe le montant octroyé à la commune par l'Etat ainsi que le montant que la commune prévoit de ses propres fonds pour l'instauration d'un système de primes communales dans le cadre de la prévention du cambriolage.
  Un projet de contrat est transmis aux villes/communes, afin qu'il soit soumis à l'approbation du conseil communal. Sur la base de la décision du conseil communal (laquelle mentionne expressément le montant réservé par la commune sur ses fonds propres et l'approbation du projet de contrat entre la ville/commune et l'Etat) le contrat, signé par le bourgmestre et le secrétaire communal, est transmis à mes services. Un exemplaire du contrat signé par toutes les parties est ensuite retourné dans les plus brefs délais à la ville/commune concernée.
  Il est donc essentiel que la décision du conseil communal soit transmise au plus vite au Ministère de l'Intérieur, Secrétariat Permanent à la Politique de Prévention, rue de la Loi, 26, à 1040 Bruxelles. Ce n'est que sur la base de ce document officiel que la procédure d'octroi de la subvention sera entamée.
  Un dossier au nom de la ville/commune ne pourra être ouvert qu'après que le règlement communal, à adopter pour l'exécution du contrat, ait été transmis au Ministère de l'Intérieur, également à l'adresse susmentionnée (voir modèle annexé à la circulaire I/VSPP/3).
  Dans le souci d'une mise en oeuvre rapide du système de primes communales dans le cadre de la prévention du cambriolage, je prie les villes/communes reprises dans la liste de veiller à communiquer au plus vite la décision prise en la matière par leur conseil communal, faisant apparaître que la ville/commune souhaite bénéficier de l'aide financière déterminée de l'Etat.
  Dès réception de la décision du conseil communal par mes services, le projet de contrat sera établi. Conformément à l'article 1er, § 2 de l'arrêté royal du 10 avril 1995 déterminant les conditions auxquelles les communes peuvent bénéficier de certaines aides financières de l'Etat dans le domaine de la sécurité et de la prévention du cambriolage, le contrat détermine d'une part le projet à développer par la commune en vue de réaliser les initiatives en matière de prévention du cambriolage et, d'autre part, les conditions d'octroi d'une subvention, ainsi que le montant de celle-ci.
Art. M3. 3. De uitbetaling van de toelage.
  Nadat het contract is ondertekend door alle partijen, zal de procedure voor het uitbetalen van de toelage worden gestart.
  Naar analogie met de uitbetaling van de financiële hulp in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten, zal de toelage aan de betrokken steden en gemeenten via de RSZ-PPO worden uitbetaald in schijven. Een eerste schijf van 70 % wordt uitbetaald bij de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat het contract bekrachtigt. Het saldo zal na grondige controle van de financiële bewijsstukken worden bepaald en vereffend.
  Om dit saldo te bepalen moet de betrokken gemeente uiterlijk op 31 mei 1996 alle bewijsstukken overmaken aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, V.S.P.P., Wetstraat 26 te 1040 Brussel.
Art. M3. 3. Le paiement de la subvention.
  Dès que toutes les parties auront signé le contrat, la procédure de paiement de la subvention sera entamée.
  Par analogie avec le paiement de l'aide financière dans le cadre des contrats de sécurité et de prévention, la subvention sera versée aux villes et communes concernées par tranches via l'ONSS-APL. Une première tranche de 70 % sera payée à l'entrée en vigueur de l'arrêté royal ratifiant le contrat. Le solde sera déterminé et liquidé après un contrôle approfondi des pièces justificatives.
  Afin de déterminer ce solde, la commune concernée doit communiquer toutes les pièces justificatives au Ministère de l'Intérieur, Secrétariat Permanent à la Politique de Prévention, rue de la Loi, 26, à 1040 Bruxelles.
Art. M4. 4. De uitvoering van het contract.
  Voor de uitvoering van het contract wordt verwezen naar de omzendbrief I/VSPP/3 inzake het modelreglement voor het instellen van een gemeentelijke premie inzake technopreventieve maatregelen ter voorkoming van inbraak in woningen.
  Voor steden die reeds bepaalde maatregelen treffen in het kader van de preventie van inbraak (hercosiproject, vakantietoezicht, ....) is het evident dat het premiestelsel hieraan wordt gekoppeld.
  De burgers kunnen op verschillende manieren in kennis gesteld worden van de mogelijkheid tot het bekomen van een premie. Deze bekendmaking kadert het best in een algehele lokale aanpak van het inbraakfenomeen door de stad. Bij deze bekendmaking moet de burger in kennis worden gesteld van alle mogelijke vormen van dienstverlening inzake inbraakpreventie, nl. de premie, de patrouilles door de politie, het hercosiproject, de dienstverlening van de postdienst bij afwezigheid, het deskundig advies van een technopreventief adviseur, enz.
  Vele steden en gemeenten beschikken reeds over een technopreventief adviseur, hetzij binnen de politiedienst, hetzij binnen de preventiedienst. Steden en gemeenten die een personeelslid wensen op te leiden tot technopreventief adviseur kunnen hiervoor beroep doen op het vormingspakket van het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid inzake techno- en situationele preventie.
  Gelet op de hoogdringendheid wordt een afschrift van deze omzendbrief ook rechtstreeks overgemaakt aan de betrokken burgemeesters.
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. Vande Lanotte.
Art. M4. 4. Exécution du contrat.
  Pour l'exécution du contrat, il est référé à la circulaire I/VSPP/3 relative à un modèle de règlement pour l'instauration d'une prime communale portant sur des mesures de technoprévention pour la prévention du cambriolage dans les habitations.
  Pour les villes prenant déjà certaines mesures dans le cadre de la prévention du cambriolage (recontact des victimes de cambriolage, contrôle pendant les vacances, ...), il va de soi que le système de primes sera couplé à ces initiatives.
  La population peut être informée de différentes manières de la possibilité d'obtenir une prime. Il est recommandé d'intégrer cette information dans une approche locale globale du phénomène du cambriolage par la ville. Cette information implique que les personnes soient informées de toutes les formes possibles de service en matière de prévention du cambriolage, à savoir la prime, les patrouilles effectuées par la police, le recontact des victimes, les services rendus par les services de la poste en cas d'absence, les avis d'un conseiller technopréventif, etc.
  De nombreuses villes et communes disposent déjà d'un conseiller technopréventif, soit au sein du service de police, soit au sein du service de prévention. Les villes et les communes qui souhaitent former un membre du personnel à assumer les fonctions de conseiller technopréventif, peuvent à cet effet recourir aux formations du Secrétariat Permanent à la Politique de Prévention en matière de la technoprévention et de prévention situationnelle.
  Vu l'urgence, une copie de cette circulaire est également transmise directement aux bourgmestres concernés.
  Le Ministre de l'Intérieur,
  J. Vande Lanotte.
Bijlage.
Annexe.
Art. N. Verdeling van de federale middelen voor premies voor technopreventie. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 15/09/1995, p. 26369-26372).
Art. N. Répartition des moyens nationaux pour les primes de technoprévention. (Tableau non repris pour des raisons techniques. Voir MB. 15/09/1995, p. 26369-26372)