Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
11 MEI 1995. - Paritair Comité voor het bouwbedrijf. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995. - Toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 27 juni 1995 onder het nummer 38168/CO/124).
Titre
11 MAI 1995. - Commission paritaire de la construction. - Convention collective de travail du 11 mai 1995. - Octroi à certains ouvriers âgés d'une indemnité complémentaire (prépension) à charge du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" - (Convention enregistrée le 27 juin 1995 sous le numéro 38168/CO/124).
Informations sur le document
Tekst (26)
Texte (26)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden die zij tewerkstellen.
  Onder "werklieden" verstaat men, de werklieden en werksters.
Article 1. La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs des entreprises ressortissant à la Commission paritaire de la construction et aux ouvriers qu'ils occupent.
  On entend par "ouvriers", les ouvriers et les ouvrières.
HOOFDSTUK II. - Recht op een aanvullende vergoeding.
CHAPITRE II. - Droit à l'indemnité complémentaire.
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden.
Section 1. - Conditions d'octroi.
Art.2. Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" kent een maandelijkse aanvullende vergoeding toe aan de werklieden die tussen de leeftijd van 58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn, behoudens omwille van dringende redenen.
Art.2. Le "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" octroie une indemnité complémentaire mensuelle aux ouvriers licenciés entre l'âge de 58 et 65 ans, sauf pour motif grave, par un employeur visé à l'article 1er.
Art.3. Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in artikel 2 bedoelde werklieden aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° elke, door de reglementering ter zake niet toegelaten beroepsactiviteit hebben stopgezet;
  2° werkloosheidsuitkeringen genieten;
  3° ten minste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen;
  4° ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar;
  5° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
Art.3. Pour avoir droit à l'indemnité complémentaire, les ouvriers visés à l'article 2 doivent remplir les conditions suivantes :
  1° avoir cessé toute activité professionnelle non autorisée par la réglementation applicable en la matière;
  2° bénéficier d'allocations de chômage;
  3° avoir passé au moins 10 ans de leur carrière professionnelle au service d'une ou de plusieurs entreprises visées à l'article 1er;
  4° avoir obtenu au minimum 5 cartes de légitimation "ayant droit" au cours des 10 dernières années précédant leur mise en non activité ou 7 cartes au cours des 15 dernières années;
  5° satisfaire aux critères figurant dans l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle;
Art.4. Voor de toepassing van artikel 3, 3° wordt als beroepsloopbaan beschouwd de prestaties en de gelijkgestelde periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een legitimatiekaart.
Art.4. Pour l'application de l'article 3, 3° on entend par carrière professionnelle, les prestations et les périodes assimilées prises en considération pour l'octroi d'une carte de légitimation.
Afdeling 2. - Bedrag van de aanvullende vergoeding.
Section 2. - Montant de l'indemnité complémentaire.
Art.5. De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" worden vastgesteld op :
  5.639 F voor de ongeschoolde werkman;
  6.351 F voor de geoefende werkman;
  7.973 F voor de geschoolde werkman van de eerste graad;
  9.035 F voor de geschoolde werkman van de tweede graad;
  9.938 F voor de werkman die gedurende 10 jaar ten minste de kwalifikatie ploegbaas B heeft genoten;
  10.842 F voor de werkman die gedurende 10 jaar de kwalifikatie meestergast heeft genoten.
Art.5. Les montants mensuels de l'indemnité complémentaire à charge du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" s'élèvent à :
  5.639 F pour l'ouvrier non qualifié;
  6.351 F pour l'ouvrier spécialisé;
  7.973 F pour l'ouvrier qualifié du premier échelon;
  9.035 F pour l'ouvrier qualifié de deuxième échelon;
  9.938 F pour l'ouvrier qui a eu pendant 10 ans au moins la qualification de chef d'équipe B;
  10.842 F pour l'ouvrier qui a eu pendant 10 ans la qualification de contremaître.
Afdeling 3. - Procedure en algemene bepalingen.
Section 3. - Procédure et dispositions générales.
Art.6. De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet worden ingediend bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" door toedoen van een vakbondsorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks bij middel van een bijzonder formulier.
  De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het recht om de aanvullende vergoeding.
Art.6. La demande d'octroi de l'indemnité complémentaire doit être introduite auprès du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" à l'intervention d'une organisation syndicale signataire de la présente convention collective de travail, ou directement par l'intéressé à l'aide d'un formulaire spécial.
  La demande doit être accompagnée des documents justificatifs du droit à l'indemnité complémentaire.
Art.7. De raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot toekenning.
Art.7. Le conseil d'administration du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" fixe les modalités pratiques et la procédure à observer pour l'introduction et le traitement des demandes d'octroi.
Art.8. De patronale dienst bedoeld bij artikel 23 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" is belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art.8. L'office patronal prévu à l'article 23 des statuts du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" est chargé de l'organisation administrative, comptable et financière des opérations résultant de l'application de la présente convention collective de travail.
Art.9. De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost, worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
  Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen" kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale verzoeningsprocedure werd uitgeput.
Art.9. Les cas particuliers qui ne peuvent être résolus conformément aux dispositions de la présente convention collective de travail sont soumis par la partie la plus diligente, au conseil d'administration du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction".
  Quand il y a des problèmes au niveau de l'accès au régime "prépension", la partie la plus diligente peut porter cette problématique devant le bureau de conciliation de la commission paritaire après épuisement de la procédure de conciliation au niveau local.
Afdeling 4. - Financiering.
Section 4. - Financement.
Art.10. Teneinde de aanvullende vergoeding te financieren zijn de in artikel 1 bedoelde werkgevers een bijdrage verschuldigd aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
  De bijdrage bedraagt 0,75 pct. van het op 108 pct. gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden respectievelijk voor de vier kwartalen van 1995 en voor de vier kwartalen van 1996.
Art.10. Afin de financer l'indemnité complémentaire, les employeurs visés à l'article 1er sont redevables au "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" d'une cotisation.
  Cette cotisation est égale à 0,75 p.c. du montant, porté à 108 p.c. de la totalité des rémunérations déclarées à l'Office national de sécurité de sociale respectivement pour les quatre trimestres de 1995 et pour les quatre trimestres 1996.
Art.11. Overeenkomstig artikel 16 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", staat de Rijksdienst voor sociale zekerheid in voor de inning en invordering van de in artikel 10 bedoelde bijdrage.
Art.11. Conformément à l'article 16 des statuts du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction", la perception et le recouvrement de la cotisation visée à l'article 10 sont assurés par l'Office national de sécurité sociale.
HOOFDSTUK III. - Specifieke maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling.
CHAPITRE III. - Mesures spécifiques pour promouvoir l'emploi.
Art.12. Aan de werkgever die, in toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsvergoedingen in geval van conventioneel brugpensioen, aangaat tot de vervanging van een bruggepensioneerde werkman, wordt aanbevolen behoudens geldige reden een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven.
Art.12. Il est recommandé à l'employeur qui, en application de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, procède au remplacement d'un ouvrier prépensionné, d'engager, sauf motif valable, un jeune de moins de 26 ans.
Art.13. De in toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gepresteerde uren, moeten afzonderlijk worden ingeschreven op de loonafrekening van de betaalperiode tijdens welke zij worden gepresteerd.
  De werkman die recht heeft op inhaalrust in toepassing van artikel 7 van bovengenoemd koninklijk besluit, mag niet gedeeltelijk werkloos gesteld worden vooraleer hij deze dagen heeft genomen.
Art.13. Les heures prestées conformément à l'article 7 de l'arrêté royal n° 213 du 26 septembre 1983 relatif à la durée du travail dans les entreprises ressortissant à la Commission paritaire de la construction doivent figurer séparément sur le décompte de paie afférent à la période de paie pendant laquelle elles ont été prestées.
  L'ouvrier qui a droit à des jours de repos compensatoires en application de l'article 7 de l'arrêté royal précité, ne peut être mis en chômage partiel avant d'avoir épuisé ces jours.
Art.14. De ondertekenende vakorganisaties verbinden zich ertoe in het vlak van de onderneming geen stelselmatig verzet te organiseren omtrent de toepassing van de overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur ten belope van 64 uur per jaar, zoals voorzien in artikel 7, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983. De vakbondsafvaardiging behoudt evenwel het recht om na overleg met de werkgever, om duidelijk aangegeven redenen een akkoord ter zake af te wijzen. Bij geschil kan de meest gerede partij, met inachtname van de voorafgaandelijke procedure op gewestelijk vlak, deze kwestie aanhangig maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.
Art.14. Les organisations syndicales signataires s'engagent à ne pas organiser, au niveau de l'entreprise, une opposition systématique à l'application du dépassement des limites de la durée de travail fixées à 64 heures par an, comme prévu par l'article 7, alinéa 2 de l'arrêté royal n° 213 du 26 septembre 1983. La délégation syndicale se réserve toutefois le droit de refuser un accord en la matière, mais ce après concertation avec l'employeur et moyennant des motifs clairement définis. En cas de litige, la partie la plus diligente pourra, en tentant compte de la procédure préalable au niveau de la région, saisir le bureau de conciliation de la commission paritaire.
Art.15. Het is verboden bruggepensioneerden tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1.
Art.15. Il est interdit de mettre au travail des prépensionnés dans les entreprises visées à l'article 1er.
HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepaling.
CHAPITRE IV. - Disposition abrogatoire.
Art.16. De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 november 1994, houdende verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1993 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (brugpensioen) en de specifieke maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, wordt opgeheven.
Art.16. La convention collective de travail du 3 novembre 1994, prolongeant la convention collective de travail du 18 mars 1993 concernant l'octroi à certains ouvriers âgés d'une indemnité complémentaire à charge du "Fonds de sécurité d'existence des ouvriers de la construction" (prépension) et les mesures spécifiques pour promouvoir l'emploi, est abrogée.
HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur.
CHAPITRE V. - Durée de validité.
Art. 17. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1995 en verstrijkt op 31 december 1996.
  Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 1996.
  (Voor het KB, zie %%1996-06-03/37%%).
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
Art. 17. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 1995 et expire le 31 décembre 1996.
  Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 3 juin 1996.
  (pour l'AR, voir %%1996-06-03/37%%).
  La Ministre de l'Emploi et du Travail,
  Mme M. SMET