Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
13 APRIL 1995. - Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995.
Titre
13 AVRIL 1995. - Convention collective de travail du 13 avril 1995. - Octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgés en cas de licenciement (Convention enregistrée le 30 mai 1995, sous le numéro 37982/CO/214).
Informations sur le document
Tekst (28)
Texte (28)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoedondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen.
Article 1. La présente convention collective de travail est applicable à toutes les entreprises textiles et de la bonneterie relevant de la compétence de la Commission paritaire pour les employés de l'industrie textile et de la bonneterie et aux employé(e)s qu'ils occupent.
HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst.
CHAPITRE II. - Portée de la convention.
Art.2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art.2. La présente convention collective de travail règle l'octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgés en cas de licenciement.
Art.3. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, vierde en vijfde lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen, wordt de minimumleeftijd, om te kunnen genieten van deze regeling van aanvullende vergoeding, vastgesteld op 54 jaar voor de vrouwelijke bedienden en op 57 jaar voor de mannelijke bedienden.
Art.3. Conformément aux dispositions de l'article 3, § 2, alinéas 4 et 5, de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, l'âge minimum pour pouvoir bénéficier de cette allocation complémentaire est fixé à 54 ans pour les employés féminins et à 57 ans pour les employés masculins.
Art.4. In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1981 gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 september 1981, wordt aan de bedienden bedoeld in de artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoeding toegekend ten laste van het fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.
  Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 en 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds.
Art.4. En exécution des dispositions de l'article 5 des statuts, fixées par la convention collective de travail du 7 avril 1981, conclue au sein de la Commission paritaire pour les employés de l'industrie textile et de la bonneterie, instituant un Fonds de sécurité d'existence pour les employés de l'industrie textile et de la bonneterie, et en fixant ses statuts, rendue obligatoire par arrêté royal, une indemnité complémentaire est accordée aux employé(e)s visé(e)s aux articles 2 et 3 à charge du fonds, dont le montant et les conditions d'octroi et de liquidation sont fixés ci-après.
  De plus, les cotisations patronales spéciales imposées par les articles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989 et par l'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales et par les arrêtés d'exécution, sont prises en charge par le fonds.
HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE III. - Bénéficiaires de l'indemnité complémentaire.
Art.5. De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst het toekennen van gelijkaardige voordelen als voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, aan alle bedienden die ongewild werkloos worden gesteld en die gedurende de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996 recht verkrijgen op een wettelijke werkloosheidsvergoeding en op de eerste dag die recht geeft op deze vergoeding de leeftijd hebben bereikt zoals aangeduid in artikel 3 hierboven.
  Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op een wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997, wanneer, overeenkomstig artikel 3, § 4 van voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992, de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode van de afgedankte werknemer een einde neemt buiten de geldigheid van deze collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover het ontslag betekend werd tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst en ten laatste op 30 november 1996.
  Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op een wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 1996, respectievelijk na 31 december 1997 ingeval van toepassing van vorig lid indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art.5. L'indemnité complémentaire visée à l'article 2 concerne l'octroi d'avantages semblables à ceux prévus par la convention de travail n° 17 conclue au sein du Conseil national du travail le 19 décembre 1974 instituant un régime d'indemnité complémentaire pour certains travailleurs âgés en cas de licenciement à tous les employé(e)s qui seront involontairement mis au chômage et qui ont droit, durant la période du 1er janvier 1995 au 31 décembre 1996 inclus, à une allocation de chômage légale et qui ont atteint l'âge mentionné à l'article 3 ci-dessus le premier jour donnant droit à cette allocation.
  Sans préjudice de la condition selon laquelle l'âge minimum visé à l'article 3 doit être atteint pendant la durée de la présente convention collective de travail, le premier jour donnant droit aux allocations de chômage légales peut se situer dans la période du 1er janvier 1997 au 31 décembre 1997, lorsque, conformément à l'article 3, § 4, de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité, le délai de préavis ou la période couverte par l'indemnité de congé de l'employé licencié prend fin en dehors de la période de validité de la présente convention collective de travail pour autant que le congé soit notifié au cours de la durée de la présente convention et au plus tard le 30 novembre 1996.
  Sans préjudice de la condition selon laquelle l'âge minimum visé à l'article 3 doit être atteint pendant la durée de la présente convention collective de travail, le premier jour donnant droit aux allocations de chômage légales peut se situer après le 31 décembre 1996, respectivement après le 31 décembre 1997 en cas d'application de l'alinéa précédent, si cela est la conséquence de la prolongation du délai de préavis par l'application des articles 38, § 2 et 38bis de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
Art.6. Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de bedienden om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden :
  - ofwel vijftien jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed kleding, confectie en/of vlasbereiding;
  - ofwel vijf jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste tien jaren waarvan minstens één jaar in de laatste twee jaren.
  Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992.
Art.6. Sans préjudice des conditions d'ancienneté fixées par l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité, les employé(e)s doivent, pour pouvoir bénéficier de la prépension conventionnelle, satisfaire à une des conditions d'ancienneté suivantes :
  - soit quinze ans de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation de lin ;
  - soit cinq années de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin au cours des dix dernières années dont au moins un an au cours des deux dernières années.
  En ce qui concerne les jours de travail assimilés, il y a lieu de se référer à l'article 2, § 3, de l'arrêté royal du 7 décembre 1992.
Art.7. De in artikel 5 bedoelde bedienden hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.
  De regeling geldt eveneens voor de bedienden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regering wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
Art.7. Les employé(e)s visé(e)s à l'article 5 ont droit, dans la mesure où ils(elles) bénéficient des allocations de chômage légales, à l'indemnité complémentaire jusqu'à la date à laquelle ils(elles) atteignent l'âge requis pour pouvoir bénéficier de la pension légale et dans les conditions fixées dans la réglementation relative aux pensions.
  Le régime bénéficie également aux employé(e)s qui seraient sorti(e)s temporairement du régime et qui, par après, demandent à nouveau de bénéficier de celui-ci, pour autant qu'ils(elles) reçoivent à nouveau l'allocation de chômage légale.
HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE IV. - Montant de l'indemnité complémentaire.
Art.8. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto-referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art.8. Le montant de l'indemnité complémentaire est égal à la moitié de la différence entre la rémunération nette de référence et l'allocation de chômage.
Art.9. Het netto-referteloon is gelijk aan het bruto-maandloon begrensd tot 37925 F en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
  De grens van 37 925 F is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971=100) en bedraagt dus op 1 januari 1995, 97475 F. Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen. Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie van de regelingslonen overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
  Het netto-referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.
Art.9. La rémunération nette de référence correspond à la rémunération mensuelle brute plafonnée à 37.925 F et diminuée de la cotisation personnelle à la sécurité sociale et de la retenue fiscale.
  La limite de 37.925 F est rattachée à l'indice 134,52 (1971 = 100) et atteint donc 97.475 F au 1er janvier 1995. Elle est liée aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation. Cette limite est en outre révisée au 1er janvier de chaque année en tenant compte de l'évolution conventionnelle des salaires conformément à ce qui est décidé à ce sujet au Conseil national du travail.
  La rémunération nette de référence est arrondie à la centaine de francs supérieure.
Art.10. 1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de bediende verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.
  Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
  Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.
  2. Voor de per maand betaalde bediende wordt als brutoloon beschouwd het loon dat hij gedurende de in navolgende punt 6 bepaalde refertemaand heeft verdiend.
  3. Voor de bediende die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.
  Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens die periode gewerkte normale uren. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de wekelijkse arbeidstijdregeling van de werknemer; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.
  4. Het brutoloon van een bediende die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.
  Indien een bediende, krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij al die tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld.
  5. Het door de bediende verdiende brutoloon ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die bediende in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.
  6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorzien overleg zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden.
  Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.
Art.10. 1. La rémunération brute comprend les primes contractuelles qui sont directement liées aux prestations fournies par l'employé(e), qui font l'objet de retenues de sécurité sociale et dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois.
  Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis à retenues de sécurité sociale.
  Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contrepartie de frais réels ne sont pas prises en considération.
  2. Pour l'employé(e) payé(e) par mois, la rémunération brute est la rémunération qu'il a obtenue pour le mois de référence défini au point 6, ci-après.
  3. Pour l'employé(e) payé(e) par mois, la rémunération brute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.
  La rémunération horaire normale s'obtient en divisant la rémunération des prestations normales du mois de référence par le nombre d'heures normales fournies dans cette période. Le résultat ainsi obtenu est multiplié par le nombre d'heures de travail prévu par le régime de travail hebdomadaire de l'employé ; ce produit multiplié par 52 et divisé par 12 correspond à la rémunération mensuelle.
  4. La rémunération brute d'un(e) employé(e) qui n'a pas travaillé pendant tout le mois de référence est calculée comme s'il(elle) avait été présent(e) tous les jours de travail compris dans le mois considéré.
  Lorsqu'en raison des stipulations de son contrat, un(e) employé(e) n'est tenu(e) de travailler que pendant une partie du mois de référence et n'a pas travaillé pendant tout ce temps, sa rémunération brute est calculée en fonction du nombre de jours de travail prévu à son contrat.
  5. A la rémunération brute obtenue par l'employé(e), qu'il(elle) soit payé(e) par mois ou autrement, il est ajouté un douzième du total des primes contractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois, percues distinctement par l'employé(e) au cours des douze mois qui précèdent la date de licenciement.
  6. A l'occasion de la concertation prévue par l'article 14, il sera décidé de commun accord quel est le mois de référence à prendre en considération.
  Lorsqu'il n'est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civil qui précède la date du licenciement.
HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE V. - Adaptation du montant de l'indemnité complémentaire.
Art.11. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 2 augustus 1971.
  Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
  Voor de bedienden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.
Art.11. Le montant des indemnités complémentaires payées est lié aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation suivant les modalités d'application en matière d'allocations de chômage, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 précitée.
  En outre, le montant de ces indemnités est révisé au 1er janvier de chaque année en fonction de l'évolution conventionnelle des salaires, conformément à ce qui est décidé à ce sujet au Conseil national du travail.
  Pour les employé(e)s qui entrent dans le régime dans le courant de l'année, l'adaptation en vertu de l'évolution conventionnelle des salaires est opérée en tenant compte du moment de l'année où a lieu l'entrée dans le régime ; chaque trimestre est pris en considération pour ce calcul de l'adaptation.
HOOFDSTUK VI. - Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE VI. - Périodicité du paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.12. De betaling van de aanvullende vergoeding moet om de kalendermaand gebeuren.
Art.12. Le paiement de l'indemnité complémentaire se fait mensuellement.
HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen.
CHAPITRE VII. - Cumul de l'indemnité complémentaire et d'autres avantages.
Art.13. De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere wegens afdanking verleende speciale vergoedingen of toeslagen, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen. De bediende, die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.
Art.13. L'indemnité complémentaire ne peut être cumulée avec d'autres indemnités ou allocations spéciales, résultant du licenciement, accordées en vertu de dispositions légales ou réglementaires. Dès lors, l'employé(e) licencié(e) dans les conditions prévues par l'article 5 devra d'abord épuiser ses droits découlant de ces dispositions, avant de pouvoir prétendre à l'indemnité complémentaire.
HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure.
CHAPITRE VIII. - Procédure de concertation.
Art.14. Vooraleer een of meerdere bedienden bedoeld bij artikel 5 te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de syndicale afvaardiging. Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, inzonderheid op artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde afdankingscriteria, bedienden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
  Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met het personeel van de onderneming.
  Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken bediende bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Dit onderhoud heeft tot doel aan de bediende de gelegenheid te geven zijn bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken. Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juni 1973 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het bediendenpersoneel der ondernemingen in de textiel- en breigoednijverheid, geregistreerd onder het nummer 1994/CO/62bis inzonderheid op artikel 11, kan de, bediende zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud had plaats of waarop dit onderhoud voorzien was.
  De ontslagen bedienden hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.
Art.14. Avant de licencier un ou plusieurs employés visés à l'article 5, l'employeur se concertera avec les représentants du personnel au sein du Conseil d'entreprise ou à défaut, avec la délégation syndicale. Sans préjudice des dispositions de la convention collective de travail n° 9 du 9 mars 1972 conclue au sein du Conseil national du travail coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatif aux conseils d'entreprises, conclues au sein du Conseil national du travail, notamment l'article 12, cette concertation a pour but de décider, de commun accord si, indépendamment des critères de licenciement en vigueur dans l'entreprise, des employé(e)s, répondant au critère d'âge prévu par l'article 3 peuvent être licencié(e)s par priorité et dès lors, bénéficier du régime complémentaire.
  A défaut de Conseil d'entreprise ou de délégation syndicale cette concertation a lieu avec les représentants des organisations représentatives des travailleurs, ou à défaut, avec les employé(e)s de l'entreprise.
  Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l'employeur invite en outre les employé(e)s concerné(e)s par lettre recommandée, à un entretien au siège de l'entreprise pendant les heures de travail. Cet entretien a pour but de permettre à l'employé(e) de communiquer à l'employeur ses objections vis-à-vis du licenciement envisagé. Conformément à la convention collective de travail du 4 juin 1973 concernant le statut de la délégation syndicale du personnel employé des entreprises dans l'industrie textile et de la bonneterie, enregistrée sous le numéro 1994/CO/62bis, notamment l'article 11, l'employé(e) peut, lors de cet entretien, se faire assister par son délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôt à partir du deuxième jour de travail qui suit le jour où l'entretien a eu lieu ou était projeté.
  Les employé(e)s licencié(e)s, ont la faculté soit d'accepter le régime complémentaire, soit de le refuser et de faire dès lors partie de la réserve de main-d'oeuvre.
HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE IX. - Paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.15. De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk".
  Te dien einde zijn de werkgevers en werknemers verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan bekomen worden op de zetel van voormeld fonds, Martelaarslaan 33, te 9000 Gent.
  De administratieve richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten nageleefd worden.
Art.15. Le paiement de l'indemnité complémentaire est à charge du "Fonds de sécurité d'existence pour employés de l'industrie textile et de la bonneterie".
  A cet effet, les employeurs sont tenus d'utiliser le formulaire adéquat qui peut être obtenu au siège du fonds, Martelaarslaan 33, à 9000 Gand.
  Les directives administratives du Conseil d'administration du fonds doivent être respectées.
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
CHAPITRE X. - Dispositions finales.
Art.16. De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de raad van beheer van het in artikel 4 bedoelde fonds vastgesteld.
Art.16. Les formalités administratives nécessaires à l'exécution de la présente convention collective de travail sont fixées par le Conseil d'administration du fonds visé à l'article 4.
Art.17. De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de raad van beheer van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" beslecht in de geest van en refererend naar voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
Art.17. Les difficultés d'interprétation générale de la présente convention collective de travail sont réglées par le Conseil d'administration du "Fonds de sécurité d'existence pour employés de l'industrie textile et de la bonneterie" par référence à et dans l'esprit de la convention collective de travail n° 17 précitée conclue au Conseil national du travail.
Art. 18. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.
  Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 januari 1996.
  (Voor het KB, zie %%1996-01-22/50%%).
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
Art. 18. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 1995 et cesse d'être en vigueur le 31 décembre 1996 inclus.
  Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 22 janvier 1996.
  (Pour l'AR, voir %%1996-01-22/50%%).
  La Ministre de l'Emploi et du Travail,
  Mme M. SMET