Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
10 MEI 1995. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de lijst van subsidiabele vrijwilligersactiviteiten.
Titre
10 MAI 1995. - Arrêté du Gouvernement flamand fixant la liste des activités de bénévolat subventionnables (TRADUCTION).
Informations sur le document
Info du document
Tekst (4)
Texte (4)
Artikel 1. § 1. De activiteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen hebben betrekking op de volgende thema' s :
  1° humanisering van instellingen : dit betreft activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven van personen die in instellingen verblijven te verbeteren, zoals o.m. zieken, bejaarden, gedetineerden, geïnterneerden en personen met een handicap, waarbij het persoonlijk contact centraal staat;
  2° palliatieve verzorging : dit betreft activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden om een menswaardig heengaan mogelijk te maken;
  3° intergenerationele solidariteit : dit betreft activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;
  4° interculturele initiatieven : dit betreft activiteiten die ijveren voor de integratie van migranten, vluchtelingen en asielzoekers;
  5° activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand geboden wordt ten behoeve van zieken, personen met een handicap en zwaarzorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;
  6° laagdrempelige informatie-activiteiten gericht naar jeugdigen die via directe communicatie-methodes hun weerbaarheid helpen verhogen;
  7° laagdrempelige activiteiten waarbij kansarmen actief betrokken worden met het doel hun zelfredzaamheid te bevorderen en hun zelfwaardegevoel te verhogen en kansen op zelfontplooiing te verhogen;
  § 2. Erkende vrijwilligersorganisaties die een subsidie wensen moeten bij hun aanvraag aantonen dat hun activiteiten beantwoorden aan een belangrijke maatschappelijke behoefte waarop nog niet of onvoldoende is ingegaan door voorzieningen of diensten met professionele hulp- of zorgverleners. Dit moet blijken uit de beschrijving van de beoogde doelgroep en gevolgde methodiek.
Article 1. § 1er. Les activités qui entrent prioritairement en ligne de compte pour les subventions, s'articulent autour des thèmes suivants :
  1° humanisation d'institutions : il s'agit d'activités visant à améliorer la qualité de vie des personnes résidant dans des institutions, telles que les malades, personnes âgées, détenus, internés et handicapés, l'accent étant mis sur le contact personnel;
  2° soins palliatifs : il s'agit d'activités visant à garantir une qualité de vie maximale aux patients en phase terminale et à leur famille afin de rendre le décès le plus humain possible;
  3° solidarité intergénérationnelle : il s'agit d'activités s'inscrivant dans un esprit de solidarité entre personnes âgées nécessitant des soins, d'une part, et des jeunes, d'autre part;
  4° initiatives interculturelles : il s'agit d'activités visant à l'intégration d'immigrés, de réfugiés et de demandeurs d'asile;
  5° activités assurant une assistance pratique et émotionnelle en faveur de malades, de handicapés et de personnes nécessitant des soins intensifs, à titre de soutien pour les soignants à domicile et à titre de remplacement de la famille, des amis ou du partenaire;
  6° activités d'information facilement accessibles, s'adressant aux jeunes et visant à aider ceux-ci à augmenter leur résistance morale par le biais de techniques d'affirmation de soi;
  7° activités facilement accessibles visant une association active de personnes défavorisées, dans le but de promouvoir leur autonomie, d'augmenter leur confiance en soi et d'élargir leurs possibilités d'épanouissement.
  § 2. Des organisations de bénévolat agréées qui souhaitent une subvention doivent démontrer, au moment de l'introduction de la demande, que leurs activités répondent à un besoin social important qui n'est pas ou insuffisamment rencontré par les instances ou services professionnels d'aide et de soins. Cela doit apparaître de la description du groupe-cible visé ou de la méthodique suivie.
Art.2. § 1. De kosten in verband met de in artikel 1 bedoelde activiteiten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen, zijn de volgende :
  1° verzekeringskosten : deze omvatten alle verzekeringspremies in de mate dat deze voldoen aan de in artikel 9 van het decreet van 23 maart 1994 en in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994, gestelde vereisten en waarbij rekening wordt gehouden met de aard, de duur en de omvang van de activiteiten;
  2° vormingskosten : deze omvatten alle bewijsbare kosten die gemaakt worden bij het organiseren van een gepaste vorming, rekening houdend met de aard en de vormingsbehoeften met betrekking tot de activiteiten en met het aantal ingezette vrijwilligers;
  3° werkingskosten : werkingskosten van de organisatie die verband houden met de activiteiten en in zoverre geen beroep kan worden gedaan op een ruimere ondersteunende organisatiestructuur;
  4° bijzondere eenmalige kosten, andere dan die vermeld in 1° tot en met 3°, die noodzakelijk zijn voor het opstarten van de activiteiten.
  § 2. De maximum subsidie die op basis van in § 1, 1° tot en met 3° vermelde kostensoorten aan een erkende organisatie kan worden toegekend, bedraagt 300 000 frank.
  De maximum subsidie die op basis van in § 1, 4° vermelde kostensoort aan een erkende organisatie kan worden toegekend, bedraagt 100 000 frank.
  § 3. Binnen de grenzen van de begroting en de in § 2 vermelde maximale subsidiebedragen worden vooreerst de verzekeringskosten in aanmerking genomen voor subsidiëring, vervolgens de vormingskosten, daarna de werkingskosten en ten slotte de bijzondere eenmalige kosten.
Art.2. § 1er. Les frais afférents aux activités visées à l'article 1er admissibles aux subventions sont :
  1° les frais d'assurance : ceux-ci comprennent toutes primes d'assurance dans la mesure où celles-ci répondent aux conditions fixées à l'article 9 du décret du 23 mars 1994 et à l'article 7 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 juillet 1994, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 1994, compte tenu de la nature, de la durée et de l'étendue des activités;
  2° frais de formation : ceux-ci comprennent tous frais justifiables, exposés dans le cadre de l'organisation d'une formation adéquate, compte tenu de la nature et des besoins de formation se rapportant aux activités et du nombre de volontaires engagés;
  3° frais de fonctionnement : frais de fonctionnement de l'organisation, liés aux activités, dans la mesure où il ne peut être fait appel à une structure organisationnelle d'appui plus vaste;
  4° frais spéciaux non récurrents, autres que ceux visés aux 1° jusqu'à 3 inclus, qui sont nécessaires au démarrage des activités.
  § 2. La subvention maximale pouvant être octroyée à une organisation agréée, en vertu des types de frais visés au § 1er, 1° jusqu'à 3° inclus, est fixée à 300 000 BEF.
  La subvention maximale pouvant être octroyée à une organisation agréée, en vertu du type de frais visé au § 1er, 4°, est fixée à 100 000 BEF.
  § 3. Dans les limites du budget et des plafonds visés au § 2, les frais d'assurance entreront prioritairement en ligne de compte pour la subvention, suivis des frais de formation, des frais de fonctionnement et enfin, des frais spéciaux non récurrents.
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 1996.
Art.3. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 1995 et cesse de produire ses effets le 31 décembre 1996.
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 10 mei 1995.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
  Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER
Art. 4. Le Ministre flamand ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Bruxelles, le 10 mai 1995.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  L. VAN DEN BRANDE
  Le Ministre flamand des Finances et du Budget, des Etablissements de Santé, de l'Aide sociale et de la Famille,
  Mme W. DEMEESTER-DE MEYER