Artikel 1. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 wordt aangevuld als volgt :
"12° de particulier : de natuurlijke persoon en, eventueel, de natuurlijke persoon met wie hij op de referentiedatum wettelijk of gedurende een periode van ten minste 12 maanden feitelijk samenwoont;"
"13° referentiedatum : hetzij de datum waarop aan de particulier het schriftelijk aanbod is gedaan waarvan sprake in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, hetzij de datum van de verkoop indien voorgaande hypothese zonder voorwerp is;"
"14° inkomen : het aan de personenbelasting onderworpen inkomen van de particulier verminderd met 40 000 F per persoon ten laste;"
"15° persoon ten laste :
- "het inwonend kind dat op de referentiedatum geen 18 jaar is of waarvoor op dezelfde datum aan de particulier kinderbijslag of wezenrente wordt uitbetaald of dat, na overlegging van bewijzen, door de minister wordt beschouwd als zijnde ten laste,
- de particulier en elk familielid dat deel uitmaakt van zijn gezin en met hem de woning betrekt of zal betrekken voor zover ze als ernstig gehandicapt beschouwd worden overeenkomstig de door de minister gestelde voorwaarden."
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
12 JUNI 1995. - Besluit van de Vlaamse regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992.
Titre
12 JUIN 1995. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 juillet 1992 portant exécution de l'article 49 du décret du 25 juin 1992 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1992. (TRADUCTION)
Informations sur le document
Numac: 1995036178
Datum: 1995-06-12
Info du document
Numac: 1995036178
Date: 1995-06-12
Tekst (14)
Texte (14)
Article 1. L'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 juillet 1992 portant exécution de l'article 49 du décret du 25 juin 1992 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1992 est complété comme suit :
"12° le particulier : la personne physique et, le cas échéant, la personne physique avec laquelle il cohabite légalement ou de fait pendant une période d'au moins 12 mois à la date de référence;"
"13° date de référence : soit la date à laquelle le particulier a obtenu l'offre écrite mentionnée à l'article 14 de la loi du 4 août 1992 du crédit hypothécaire, soit la date de la vente si l'hypothèse précédente est sans objet;"
"14° revenu : le revenu du particulier soumis à l'impôt des personnes physiques, diminué de 40 000 F par personne à charge;"
"15° personne à charge :
- l'enfant habitant sous le toit de ses parents qui n'a pas 18 ans à la date de référence ou pour lequel à la même date une allocation familiale ou une allocation d'orphelin est payée au particulier ou qui, contre remise de preuves, est considéré par le Ministre comme étant à charge;
- le particulier et chaque parent qui appartient à sa famille et qui occupe ou occupera avec lui l'habitation, dans la mesure où ils sont considérés comme sévèrement handicapés, conformément aux conditions posées par le ministre."
"12° le particulier : la personne physique et, le cas échéant, la personne physique avec laquelle il cohabite légalement ou de fait pendant une période d'au moins 12 mois à la date de référence;"
"13° date de référence : soit la date à laquelle le particulier a obtenu l'offre écrite mentionnée à l'article 14 de la loi du 4 août 1992 du crédit hypothécaire, soit la date de la vente si l'hypothèse précédente est sans objet;"
"14° revenu : le revenu du particulier soumis à l'impôt des personnes physiques, diminué de 40 000 F par personne à charge;"
"15° personne à charge :
- l'enfant habitant sous le toit de ses parents qui n'a pas 18 ans à la date de référence ou pour lequel à la même date une allocation familiale ou une allocation d'orphelin est payée au particulier ou qui, contre remise de preuves, est considéré par le Ministre comme étant à charge;
- le particulier et chaque parent qui appartient à sa famille et qui occupe ou occupera avec lui l'habitation, dans la mesure où ils sont considérés comme sévèrement handicapés, conformément aux conditions posées par le ministre."
Art.2. Artikel 4, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De in het vorige lid bedoelde periode begint naargelang van het geval, de eerste dag van de maand volgend op :
- de maand waarin de aankoop door de publiekrechtelijke persoon is gebeurd als deze geen werken dient uit te voeren;
- de werkelijke opleveringsdatum van de werken als de publiekrechtelijke persoon werken dient uit te voeren;
- de datum van de inhuurneming door of de terbeschikkingstelling aan de publiekrechtelijke persoon.
De in het eerste lid bedoelde periode eindigt in elk geval op de tweeëntwintigste verjaardag van de laatste dag van de maand waarin de eerste geldopname van de in artikel 2, § 1 bedoelde lening is gebeurd."
"De in het vorige lid bedoelde periode begint naargelang van het geval, de eerste dag van de maand volgend op :
- de maand waarin de aankoop door de publiekrechtelijke persoon is gebeurd als deze geen werken dient uit te voeren;
- de werkelijke opleveringsdatum van de werken als de publiekrechtelijke persoon werken dient uit te voeren;
- de datum van de inhuurneming door of de terbeschikkingstelling aan de publiekrechtelijke persoon.
De in het eerste lid bedoelde periode eindigt in elk geval op de tweeëntwintigste verjaardag van de laatste dag van de maand waarin de eerste geldopname van de in artikel 2, § 1 bedoelde lening is gebeurd."
Art.2. L'article 4, deuxième alinéa du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
"La période visée à l'alinéa précédent débute selon le cas le premier jour du mois succédant :
- au mois au cours duquel l'achat s'est fait par la personne de droit public si celui-ci ne doit pas exécuter des travaux;
- la date réelle de la réception des travaux si la personne de droit public doit exécuter des travaux;
- la date de la prise en location par ou de la mise à disposition à la personne de droit public.
La période visée au premier alinéa se termine en tout cas à la vingt-deuxième échéance du dernier jour du mois au cours duquel le premier retrait de fonds du prêt visé à l'article 2, § 1er, a été opéré."
"La période visée à l'alinéa précédent débute selon le cas le premier jour du mois succédant :
- au mois au cours duquel l'achat s'est fait par la personne de droit public si celui-ci ne doit pas exécuter des travaux;
- la date réelle de la réception des travaux si la personne de droit public doit exécuter des travaux;
- la date de la prise en location par ou de la mise à disposition à la personne de droit public.
La période visée au premier alinéa se termine en tout cas à la vingt-deuxième échéance du dernier jour du mois au cours duquel le premier retrait de fonds du prêt visé à l'article 2, § 1er, a été opéré."
Art.3. In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
"Bij de berekening van het bedrag, vermeld in het eerste lid 2°, wordt geen rekening gehouden met de huurverminderingen voor grote gezinnen zoals bedoeld in de reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die worden verhuurd met toepassing van artikel 80ter van de Huisvestingscode, of met andere kortingen en/of toelagen die de particuliere huurder kan verkrijgen krachtens een andere specifieke reglementering."
"Bij de berekening van het bedrag, vermeld in het eerste lid 2°, wordt geen rekening gehouden met de huurverminderingen voor grote gezinnen zoals bedoeld in de reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die worden verhuurd met toepassing van artikel 80ter van de Huisvestingscode, of met andere kortingen en/of toelagen die de particuliere huurder kan verkrijgen krachtens een andere specifieke reglementering."
Art.3. A l'article 13 du même arrêté est inséré un alinéa suivant entre le premier et le second alinéa :
Pour le calcul du montant, mentionné au premier alinéa 2, les diminutions de loyer pour des familles nombreuses, visées à la réglementation du régime de location sociale pour les habitations qui sont louées en application de l'article 80ter du Code du logement, ou d'autres réductions et/ou subventions que le locataire peut obtenir en vertu d'une autre réglementation spécifique n'entrent pas en ligne de compte."
Pour le calcul du montant, mentionné au premier alinéa 2, les diminutions de loyer pour des familles nombreuses, visées à la réglementation du régime de location sociale pour les habitations qui sont louées en application de l'article 80ter du Code du logement, ou d'autres réductions et/ou subventions que le locataire peut obtenir en vertu d'une autre réglementation spécifique n'entrent pas en ligne de compte."
Art.4. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "het besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel" vervangen door de woorden "de reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die worden verhuurd" en worden de woorden "voormeld besluit" vervangen door de woorden "voormelde reglementering".
2° § 1 wordt aangevuld als volgt :
"4° voor zover de publiekrechtelijke persoon niet de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende vennootschap is, de woorden "sociale huisvestingsmaatschappij" moeten worden gelezen als "gemeente", "vereniging van gemeenten", "Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn" of "vereniging van die centra", naargelang het geval, en de woorden "Raad van Bestuur" moeten worden gelezen als "bevoegd orgaan van"."
3° § 2 wordt vervangen door de volgende bepalingen : "§ 2. Is de in § 1 bedoelde publiekrechtelijke persoon niet de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende vennootschap, dan gelden bovendien de volgende afwijkingen op voormelde reglementering :
1° voor de toepassing van de artikelen 3, 5 §§ 1 en 5, 16 en 23 van voormelde reglementering wordt er geen rekening gehouden met de rol van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij in haar hoedanigheid van voogdij-overheid;
2° er wordt geen rekening gehouden met de rol van de VHM-commissaris;
3° de minister verleent de door de VHM te verstrekken goedkeuring zoals bepaald in de artikelen 1, 17° en 9 van voormelde reglementering;
4° de minister behandelt de aanvragen tot afwijking, bedoeld in artikel 6 van voormelde reglementering;
5° het verhaal bedoeld in artikel 7, voormelde reglementering, wordt rechtstreeks ingediend bij de minister;
6° de artikelen 5, § 4, 18 en 26 van voormelde reglementering zijn niet van toepassing."
4° in § 5 wordt het woord "tussenkomsten" vervangen door het woord "tegemoetkoming".
1° in § 1 worden de woorden "het besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel" vervangen door de woorden "de reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die worden verhuurd" en worden de woorden "voormeld besluit" vervangen door de woorden "voormelde reglementering".
2° § 1 wordt aangevuld als volgt :
"4° voor zover de publiekrechtelijke persoon niet de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende vennootschap is, de woorden "sociale huisvestingsmaatschappij" moeten worden gelezen als "gemeente", "vereniging van gemeenten", "Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn" of "vereniging van die centra", naargelang het geval, en de woorden "Raad van Bestuur" moeten worden gelezen als "bevoegd orgaan van"."
3° § 2 wordt vervangen door de volgende bepalingen : "§ 2. Is de in § 1 bedoelde publiekrechtelijke persoon niet de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende vennootschap, dan gelden bovendien de volgende afwijkingen op voormelde reglementering :
1° voor de toepassing van de artikelen 3, 5 §§ 1 en 5, 16 en 23 van voormelde reglementering wordt er geen rekening gehouden met de rol van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij in haar hoedanigheid van voogdij-overheid;
2° er wordt geen rekening gehouden met de rol van de VHM-commissaris;
3° de minister verleent de door de VHM te verstrekken goedkeuring zoals bepaald in de artikelen 1, 17° en 9 van voormelde reglementering;
4° de minister behandelt de aanvragen tot afwijking, bedoeld in artikel 6 van voormelde reglementering;
5° het verhaal bedoeld in artikel 7, voormelde reglementering, wordt rechtstreeks ingediend bij de minister;
6° de artikelen 5, § 4, 18 en 26 van voormelde reglementering zijn niet van toepassing."
4° in § 5 wordt het woord "tussenkomsten" vervangen door het woord "tegemoetkoming".
Art.4. A l'article 18 du même arrêté les modifications suivantes sont apportées :
1° au § 1er les mots "l'arrêté du Gouvernement flamand réglementant le régime de location sociale" sont remplacés par les mots "la réglementation du régime de location sociale pour les habitations qui sont louées" et les mots "arrêté précité" sont remplacés par les mots "réglementation précitée".
2° le § 1er est complété comme suit :
"4° dans la mesure où la personne de droit public n'est pas la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" ou une société agréée par elle, les mots "société sociale du logement" doivent être interprétés comme "commune", "association de communes", "Centre Public d'Aide Sociale" ou "association de ces centres", selon le cas, et les mots "Conseil d'Administration" doivent être interprétés comme "organe compétent de"."
3° le § 2 est remplacé par les dispositions suivantes :
"§ 2. Lorsque la personne de droit public visée au § 1er n'est pas la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" ou une société agréée par elle, les dérogations suivantes à la réglementation précitée sont également en vigueur :
1° pour l'application des articles 3, 5 §§ 1er et 5, 16 et 23 de la réglementation précitée il n'est pas tenu compte du rôle de la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" dans sa qualité d'autorité de tutelle;
2° il n'est pas tenu compte du rôle du commissaire de la "VHM";
3° le Ministre donne l'approbation que la VHM doit accorder comme il est prévu aux articles 1, 17° et 9 de la réglementation précitée;
4° le Ministre traite les demandes de dérogation visée à l'article 6 de la réglementation précitée;
5° le recours visé à l'article 7 de la réglementation précitée est directement introduit auprès du ministre;
6° les articles 5, § 4, 18 et 26 de la réglementation précitée ne sont pas d'application."
4° au § 5 le mot "interventions" est remplacé par le mot "allocation".
1° au § 1er les mots "l'arrêté du Gouvernement flamand réglementant le régime de location sociale" sont remplacés par les mots "la réglementation du régime de location sociale pour les habitations qui sont louées" et les mots "arrêté précité" sont remplacés par les mots "réglementation précitée".
2° le § 1er est complété comme suit :
"4° dans la mesure où la personne de droit public n'est pas la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" ou une société agréée par elle, les mots "société sociale du logement" doivent être interprétés comme "commune", "association de communes", "Centre Public d'Aide Sociale" ou "association de ces centres", selon le cas, et les mots "Conseil d'Administration" doivent être interprétés comme "organe compétent de"."
3° le § 2 est remplacé par les dispositions suivantes :
"§ 2. Lorsque la personne de droit public visée au § 1er n'est pas la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" ou une société agréée par elle, les dérogations suivantes à la réglementation précitée sont également en vigueur :
1° pour l'application des articles 3, 5 §§ 1er et 5, 16 et 23 de la réglementation précitée il n'est pas tenu compte du rôle de la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" dans sa qualité d'autorité de tutelle;
2° il n'est pas tenu compte du rôle du commissaire de la "VHM";
3° le Ministre donne l'approbation que la VHM doit accorder comme il est prévu aux articles 1, 17° et 9 de la réglementation précitée;
4° le Ministre traite les demandes de dérogation visée à l'article 6 de la réglementation précitée;
5° le recours visé à l'article 7 de la réglementation précitée est directement introduit auprès du ministre;
6° les articles 5, § 4, 18 et 26 de la réglementation précitée ne sont pas d'application."
4° au § 5 le mot "interventions" est remplacé par le mot "allocation".
Art.5. In artikel 19, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "die voldoen aan de inkomensvoorwaarden bepaald in artikel 4 van het Besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 houdende instelling van een tegemoetkoming in de last van hypothecaire leningen, aangegaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren, zoals gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1994" vervangen door de woorden "waarvan het inkomen van het voorlaatste jaar dat aan de referentiedatum voorafgaat, niet meer bedraagt dan het bedrag, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij";
2° in het tweede lid worden de woorden "waarvan het inkomen niet meer bedraagt dan dat bepaald bij artikel 10, tweede lid, a), van het besluit van de Vlaamse regering van 7 maart 1990 houdende uitvoering van artikel 80 van de Huisvestingscode", vervangen door de woorden "waarvan het inkomen van het voorlaatste jaar dat aan de referentiedatum voorafgaat, het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid met niet meer dan 200 000 overschrijdt".
1° in het eerste lid worden de woorden "die voldoen aan de inkomensvoorwaarden bepaald in artikel 4 van het Besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 houdende instelling van een tegemoetkoming in de last van hypothecaire leningen, aangegaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren, zoals gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1994" vervangen door de woorden "waarvan het inkomen van het voorlaatste jaar dat aan de referentiedatum voorafgaat, niet meer bedraagt dan het bedrag, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij";
2° in het tweede lid worden de woorden "waarvan het inkomen niet meer bedraagt dan dat bepaald bij artikel 10, tweede lid, a), van het besluit van de Vlaamse regering van 7 maart 1990 houdende uitvoering van artikel 80 van de Huisvestingscode", vervangen door de woorden "waarvan het inkomen van het voorlaatste jaar dat aan de referentiedatum voorafgaat, het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid met niet meer dan 200 000 overschrijdt".
Art.5. A l'article 19, § 2, du même arrêté les modifications suivantes sont apportées :
1° au premier alinéa les mots "qui satisfont aux conditions de revenus, fixées à l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 février 1993 instaurant une intervention dans la charge de prêts hypothécaires contractés pour construire, acheter ou rénover une habitation, tel que modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1994" sont remplacés par les mots "dont le revenu de l'avant-dernière année précédant la date de référence, ne dépasse pas le montant, comme prévu à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 novembre 1994 fixant les conditions auxquelles la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" accorde des prêts à des particuliers";
2° au deuxième alinéa les mots "dont le revenu ne dépasse pas le montant déterminé à l'article 10, deuxième alinéa, a), de l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mars 1990 portant l'exécution de l'article 80 du Code du logement" sont remplacés par les mots "dont le revenu de l'avant-dernière année précédant la date de référence, ne dépasse pas le montant maximal fixé à l'alinéa premier de plus de 200 000 F".
1° au premier alinéa les mots "qui satisfont aux conditions de revenus, fixées à l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 février 1993 instaurant une intervention dans la charge de prêts hypothécaires contractés pour construire, acheter ou rénover une habitation, tel que modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1994" sont remplacés par les mots "dont le revenu de l'avant-dernière année précédant la date de référence, ne dépasse pas le montant, comme prévu à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 novembre 1994 fixant les conditions auxquelles la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" accorde des prêts à des particuliers";
2° au deuxième alinéa les mots "dont le revenu ne dépasse pas le montant déterminé à l'article 10, deuxième alinéa, a), de l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mars 1990 portant l'exécution de l'article 80 du Code du logement" sont remplacés par les mots "dont le revenu de l'avant-dernière année précédant la date de référence, ne dépasse pas le montant maximal fixé à l'alinéa premier de plus de 200 000 F".
Art.6. Artikel 19, § 2, laatste lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.6. L'article 19, § 2, dernier alinéa, du même arrêté est abrogé.
Art.7. Artikel 22, laatste lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.7. L'article 22, dernier alinéa, du même arrêté est abrogé.
Art.8. In artikel 23, eerste lid van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "kostprijs" en "met" de woorden "exclusief de grond," ingevoegd.
Art.8. A l'article 23, premier alinéa du même arrêté sont insérés entre les mots "coût" et "avec" les mots "non compris le terrain,".
Art.9. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt na artikel 24 een nieuwe afdeling toegevoegd luidend als volgt :
"Afdeling 3. - Voorwaarden en sancties.
Art. 24bis. De particulier die een sociale of daarmee gelijkgestelde koopwoning of middelgrote woning koopt dient aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° Op het tijdstip van de referentiedatum geen onroerende eigendommen hebben zoals bepaald in artikel 4, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 houdende instelling van een tegemoetkoming in de last van hypothecaire leningen aangegaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren;
2° Tijdens de periode gelijk aan de aflossingsduur van de lening met een minimum van 10 jaar of tijdens een periode van minimum 10 jaar indien geen lening werd aangegaan :
a) de woning effectief bewonen;
b) de woning noch geheel, noch gedeeltelijk vervreemden;
c) de woning noch geheel noch gedeeltelijk gebruiken voor handelsdoeleinden, noch in huur of onderverhuring geven, noch verbouwen.
Als de initiatiefnemer de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende vennootschap is, kan van de drie laatstvermelde voorwaarden afgeweken worden na voorafgaande en schriftelijke toestemming van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. In de andere gevallen is de voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister vereist. De Vlaamse minister bevoegd voor huisvesting en de Vlaamse minister bevoegd voor begroting beslissen steeds over de aard van de afwijking.
Art. 24ter. De particulier die de in artikel 24bis, eerste lid, 2°, b) vermelde voorwaarde niet naleeft, is een uitwinningsvergoeding verschuldigd van 20 % van de oorspronkelijke verkoopwaarde exclusief BTW doch inclusief de grond en maximaal begrensd tot 400 000 frank. Van deze bepaling kan worden afgeweken ingeval toestemming werd verleend overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van hetzelfde artikel.
De uitwinningsvergoeding komt ten goede aan het Fonds voor de financiering van het urgentieplan voor de sociale huisvesting, voor zover de initiatiefnemer noch de VHM noch één van de door haar erkende vennootschappen is.
Art. 24quater. De bepalingen van deze afdeling worden opgenomen in de notariële verkoopakte."
"Afdeling 3. - Voorwaarden en sancties.
Art. 24bis. De particulier die een sociale of daarmee gelijkgestelde koopwoning of middelgrote woning koopt dient aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° Op het tijdstip van de referentiedatum geen onroerende eigendommen hebben zoals bepaald in artikel 4, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 houdende instelling van een tegemoetkoming in de last van hypothecaire leningen aangegaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren;
2° Tijdens de periode gelijk aan de aflossingsduur van de lening met een minimum van 10 jaar of tijdens een periode van minimum 10 jaar indien geen lening werd aangegaan :
a) de woning effectief bewonen;
b) de woning noch geheel, noch gedeeltelijk vervreemden;
c) de woning noch geheel noch gedeeltelijk gebruiken voor handelsdoeleinden, noch in huur of onderverhuring geven, noch verbouwen.
Als de initiatiefnemer de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende vennootschap is, kan van de drie laatstvermelde voorwaarden afgeweken worden na voorafgaande en schriftelijke toestemming van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. In de andere gevallen is de voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister vereist. De Vlaamse minister bevoegd voor huisvesting en de Vlaamse minister bevoegd voor begroting beslissen steeds over de aard van de afwijking.
Art. 24ter. De particulier die de in artikel 24bis, eerste lid, 2°, b) vermelde voorwaarde niet naleeft, is een uitwinningsvergoeding verschuldigd van 20 % van de oorspronkelijke verkoopwaarde exclusief BTW doch inclusief de grond en maximaal begrensd tot 400 000 frank. Van deze bepaling kan worden afgeweken ingeval toestemming werd verleend overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van hetzelfde artikel.
De uitwinningsvergoeding komt ten goede aan het Fonds voor de financiering van het urgentieplan voor de sociale huisvesting, voor zover de initiatiefnemer noch de VHM noch één van de door haar erkende vennootschappen is.
Art. 24quater. De bepalingen van deze afdeling worden opgenomen in de notariële verkoopakte."
Art.9. Au chapitre III du même arrêté est ajoutée une nouvelle section après l'article 24 rédigée comme suit :
"Section 3. - Conditions et sanctions.
Art. 24bis. Le particulier qui achète une habitation sociale ou une habitation y assimilée ou une habitation moyenne doit remplir les conditions suivantes :
1° A la date de référence ne pas avoir de propriétés immobilières telles que prévues à l'article 4, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 février 1993 instaurant une intervention dans la charge de prêts hypothécaires contractés pour construire, acheter ou rénover une habitation;
2° durant la période égale au terme de remboursement du prêt avec un minimum de 10 ans ou pendant une période de 10 ans si un prêt n'est pas contracté :
a) habiter effectivement l'habitation;
b) ne pas aliéner l'habitation ni entièrement ni partiellement;
c) ne pas utiliser l'habitation ni entièrement ni partiellement à des fins commerciales, ni la donner en location ou sous-location, ni la rénover.
Si l'initiateur est la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" ou une société agréée par elle, elle peut déroger aux trois dernières conditions avec la permission préalable et écrite du Conseil d'Administration de la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij". Dans les autres cas il faut la permission préalable et écrite du Ministre. Le Ministre flamand chargé du logement et le Ministre flamand chargé du budget décident toujours de la nature de la dérogation.
Art. 24ter. Le particulier qui ne respecte pas la condition mentionnée à l'article 24bis, premier alinéa, 2, b) est obligé de payer une indemnité d'éviction de 20 % de la valeur vénale T.V.A. non comprise mais y compris le terrain et plafonnée à 400 000 F. Il peut être dérogé à cette disposition si la permission a été accordée conformément aux dispositions du deuxième alinéa du même article.
L'indemnité d'éviction profite au Fonds pour le financement du plan d'urgence relatif au logement social, dans la mesure où l'initiateur n'est pas la "VHM" ni une des sociétés agréées par elle.
Art. 24quater. Les dispositions de cette section sont insérées dans l'acte notarié de vente."
"Section 3. - Conditions et sanctions.
Art. 24bis. Le particulier qui achète une habitation sociale ou une habitation y assimilée ou une habitation moyenne doit remplir les conditions suivantes :
1° A la date de référence ne pas avoir de propriétés immobilières telles que prévues à l'article 4, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 février 1993 instaurant une intervention dans la charge de prêts hypothécaires contractés pour construire, acheter ou rénover une habitation;
2° durant la période égale au terme de remboursement du prêt avec un minimum de 10 ans ou pendant une période de 10 ans si un prêt n'est pas contracté :
a) habiter effectivement l'habitation;
b) ne pas aliéner l'habitation ni entièrement ni partiellement;
c) ne pas utiliser l'habitation ni entièrement ni partiellement à des fins commerciales, ni la donner en location ou sous-location, ni la rénover.
Si l'initiateur est la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij" ou une société agréée par elle, elle peut déroger aux trois dernières conditions avec la permission préalable et écrite du Conseil d'Administration de la "Vlaamse Huisvestingsmaatschappij". Dans les autres cas il faut la permission préalable et écrite du Ministre. Le Ministre flamand chargé du logement et le Ministre flamand chargé du budget décident toujours de la nature de la dérogation.
Art. 24ter. Le particulier qui ne respecte pas la condition mentionnée à l'article 24bis, premier alinéa, 2, b) est obligé de payer une indemnité d'éviction de 20 % de la valeur vénale T.V.A. non comprise mais y compris le terrain et plafonnée à 400 000 F. Il peut être dérogé à cette disposition si la permission a été accordée conformément aux dispositions du deuxième alinéa du même article.
L'indemnité d'éviction profite au Fonds pour le financement du plan d'urgence relatif au logement social, dans la mesure où l'initiateur n'est pas la "VHM" ni une des sociétés agréées par elle.
Art. 24quater. Les dispositions de cette section sont insérées dans l'acte notarié de vente."
Art.10. Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 32. Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek of de gerechtelijke vervolgingen met toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1993 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, zijn de begunstigden verplicht aan het Vlaamse Gewest het bedrag van de verkregen tegemoetkomingen terug te betalen, vermeerderd met de renten tegen de wettelijke rentevoet, voor elke periode waarin zij de bij dit besluit de op hen toepasselijke voorwaarden niet naleven. De afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ziet toe op de naleving van de voorwaarden."
"Art. 32. Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek of de gerechtelijke vervolgingen met toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1993 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, zijn de begunstigden verplicht aan het Vlaamse Gewest het bedrag van de verkregen tegemoetkomingen terug te betalen, vermeerderd met de renten tegen de wettelijke rentevoet, voor elke periode waarin zij de bij dit besluit de op hen toepasselijke voorwaarden niet naleven. De afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ziet toe op de naleving van de voorwaarden."
Art.10. L'article 32 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
"Art. 32. Sans préjudice des dispositions du Code pénal ou des poursuites judiciaires en application de l'arrêté royal du 31 mai 1993 relatif aux déclarations à faire en rapport avec des subventions, des indemnisations et des allocations, les bénéficiaires sont obligés de rembourser le montant des interventions obtenues à la Région flamande, majoré des intérêts au taux légal, pour chaque période durant laquelle ils ne respectent pas les conditions fixées par le présent arrêté. La division du Financement de la Politique du Logement du Ministère de la Communauté flamande veille à ce que les conditions soient respectées."
"Art. 32. Sans préjudice des dispositions du Code pénal ou des poursuites judiciaires en application de l'arrêté royal du 31 mai 1993 relatif aux déclarations à faire en rapport avec des subventions, des indemnisations et des allocations, les bénéficiaires sont obligés de rembourser le montant des interventions obtenues à la Région flamande, majoré des intérêts au taux légal, pour chaque période durant laquelle ils ne respectent pas les conditions fixées par le présent arrêté. La division du Financement de la Politique du Logement du Ministère de la Communauté flamande veille à ce que les conditions soient respectées."
Art.11. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 33. De in dit besluit bedoelde tegemoetkomingen kunnen alleen maar verleend worden voor zover de voorafgaande machtiging van de minister wordt gegeven binnen de in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven machtigingstermijn."
"Art. 33. De in dit besluit bedoelde tegemoetkomingen kunnen alleen maar verleend worden voor zover de voorafgaande machtiging van de minister wordt gegeven binnen de in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven machtigingstermijn."
Art.11. L'article 33 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
"Art. 33. Les allocations prévues par le présent arrêté ne peuvent être accordées que dans la mesure où le Ministre donne son autorisation préalable dans le délai d'autorisation souscrit dans le budget général des dépenses de la Communauté flamande."
"Art. 33. Les allocations prévues par le présent arrêté ne peuvent être accordées que dans la mesure où le Ministre donne son autorisation préalable dans le délai d'autorisation souscrit dans le budget général des dépenses de la Communauté flamande."
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993, met uitzondering van artikel 5, dat uitwerking heeft met ingang van 24 november 1994 en artikel 4, 3° dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1995.
Art.12. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 1993, à l'exception de l'article 5, qui produit ses effets le 24 novembre 1994 et l'article 4, 3° qui produit ses effets le 1er janvier 1995.
Art.13. Wat de particulieren betreft die een woning hebben gekocht in de periode tussen de datum van inwerkingtreding van artikel 9 en de datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, kan de minister een afwijking verlenen van de voorwaarden inzake onroerende eigendommen, opgenomen in het bij artikel 9 ingevoegde artikel 24bis.
In afwijking van artikel 12 geldt de voorwaarde opgenomen bij het in artikel 9 ingevoegd artikel 24quater slechts voor de akten verleden na de datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van artikel 12 geldt de voorwaarde opgenomen bij het in artikel 9 ingevoegd artikel 24quater slechts voor de akten verleden na de datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.13. En ce qui concerne les particuliers qui ont acheté une habitation dans la période entre la date d'entrée en vigueur de l'article 9 et la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge, le Ministre peut déroger aux conditions concernant les propriétés immobilières, reprises à l'article 24bis inséré par l'article 9.
Par dérogation à l'article 12, la condition reprise à l'article 24quater inséré par l'article 9, n'est en vigueur que pour les actes passés après la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Par dérogation à l'article 12, la condition reprise à l'article 24quater inséré par l'article 9, n'est en vigueur que pour les actes passés après la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 juni 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER
Brussel, 12 juni 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER
Art. 14. Le Ministre flamand ayant le logement dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 12 juin 1995.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
L. VAN DEN BRANDE
Le Ministre flamand de l'Environnement et du Logement,
N. DE BATSELIER
Bruxelles, le 12 juin 1995.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
L. VAN DEN BRANDE
Le Ministre flamand de l'Environnement et du Logement,
N. DE BATSELIER