Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
9 NOVEMBER 1994. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-12-1995 en tekstbijwerking tot 31-10-2025)
Titre
9 NOVEMBRE 1994. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté germanophone relatif à l'interruption de la carrière professionnelle dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux (TRADUCTION). (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 01-12-1995 et mise à jour au 31-10-2025)
Informations sur le document
Numac: 1995033092
Datum: 1994-11-09
Info du document
Numac: 1995033092
Date: 1994-11-09
Tekst (34)
Texte (34)
Artikel 1. Artikel 12bis, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.
Article 1. L'article 12bis, § 3, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement produit ses effets au 1er septembre 1994.
Art.2. Dit besluit is toepasselijk op de personeelsleden vermeld in
1° [1 ...]1
2° de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra;
3° de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs;
4° het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum [1 ;]1
[1 5° het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;
6° het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool.]1
[2 7° het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;]2
[3 8° in het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs.]3
[4 Dit besluit is toepasselijk op het meesters-, vak- en dienstpersoneel dat op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen bij de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs.]4
1° [1 ...]1
2° de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra;
3° de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs;
4° het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum [1 ;]1
[1 5° het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;
6° het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool.]1
[2 7° het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;]2
[3 8° in het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs.]3
[4 Dit besluit is toepasselijk op het meesters-, vak- en dienstpersoneel dat op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen bij de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs.]4
Art.2. Le présent arrêté est applicable aux membres du personnel mentionnés dans :
1° [1 ...]1
2° la loi du 1er avril 1960 sur les centres psycho-médico-sociaux;
3° la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat;
4° le décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné [1 ...]1
[1 5° dans le décret du 29 mars 2004 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné et des centres psycho-médico-sociaux officiels subventionnés;
6° dans le décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome;]1
[2 7° dans le décret du 31 mars 2014 relatif au centre pour le développement sain des enfants et des jeunes;]2
[3 8° dans le décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire, la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration.]3
[4 Le présent arrêté s'applique aux membres du personnel de maîtrise, gens de métier et de service engagés dans les liens d'un contrat au sein du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire.]4
1° [1 ...]1
2° la loi du 1er avril 1960 sur les centres psycho-médico-sociaux;
3° la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat;
4° le décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné [1 ...]1
[1 5° dans le décret du 29 mars 2004 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné et des centres psycho-médico-sociaux officiels subventionnés;
6° dans le décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome;]1
[2 7° dans le décret du 31 mars 2014 relatif au centre pour le développement sain des enfants et des jeunes;]2
[3 8° dans le décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire, la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration.]3
[4 Le présent arrêté s'applique aux membres du personnel de maîtrise, gens de métier et de service engagés dans les liens d'un contrat au sein du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire.]4
Art.3. § 1. Op hun verzoek mogen de in [3 artikel 2, eerste lid,]3 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1, de volledige onderbreking van hun beroepsloopbaan verkrijgen, als ze een ambt bekleden dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. [2 Dit artikel is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 2 die voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn.]2
Op hun verzoek mogen de in [3 artikel 2, eerste lid,]3 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1, de gedeeltelijke onderbreking van hun beroepsloopbaan verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° het aantal uren of lesuren verbonden met het (de) ambt(en) waarvoor zij vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, bedraagt ten minste de helft van het aantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in hetzelfde (dezelfde) ambt(en).
§ 2. De personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking zijn gesteld of die een uurroosteraanvulling aanvragen, worden geacht het aantal uren of lesuren te presteren dat zij vóór hun terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of vóór hun aanvraag om uurroosteraanvulling presteerden.
[3 § 3 - De in artikel 2, tweede lid, vermelde personeelsleden kunnen hun loopbaan volledig of deeltijds onderbreken, als ze minstens twaalf maanden dienstanciënniteit hebben bij de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs.]3
Op hun verzoek mogen de in [3 artikel 2, eerste lid,]3 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1, de gedeeltelijke onderbreking van hun beroepsloopbaan verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° het aantal uren of lesuren verbonden met het (de) ambt(en) waarvoor zij vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, bedraagt ten minste de helft van het aantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in hetzelfde (dezelfde) ambt(en).
§ 2. De personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking zijn gesteld of die een uurroosteraanvulling aanvragen, worden geacht het aantal uren of lesuren te presteren dat zij vóór hun terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of vóór hun aanvraag om uurroosteraanvulling presteerden.
[3 § 3 - De in artikel 2, tweede lid, vermelde personeelsleden kunnen hun loopbaan volledig of deeltijds onderbreken, als ze minstens twaalf maanden dienstanciënniteit hebben bij de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs.]3
Art.3. § 1er. Les membres du personnel mentionnés [3 à l'article 2, alinéa 1er,]3 qui sont nommés ou engagés à titre définitif [1 ainsi que les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire pour une durée indéterminée]1 peuvent obtenir, à leur demande, l'interruption complète de leur carrière professionnelle s'ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique. [2 Le présent article ne s'applique pas aux membres du personnel mentionnés à l'article 2 qui sont désignés ou engagés pour une durée indéterminée dès leur entrée en service.]2
Les membres du personnel mentionnés [3 à l'article 2, alinéa 1er,]3 qui sont nommés ou engagés à titre définitif [1 ainsi que les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire pour une durée indéterminée]1 peuvent obtenir, à leur demande, l'interruption partielle de leur carrière professionnelle si les conditions suivantes sont remplies :
1° ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique;
2° le nombre d'heures ou de périodes afférent à la (aux) fonction(s) pour laquelle (lesquelles) ils sont nommés ou engagés à titre définitif représente au moins la moitié du nombre d'heures ou de périodes prévu pour des prestations complètes.
§ 2. Les membres du personnel en disponibilité par défaut d'emploi ou demandeurs d'un complément de charge sont supposés exercer le nombre d'heures ou de périodes exercé avant leur mise en disponibilité par défaut d'emploi ou leur demande d'un complément de charge.
[3 § 3 - Les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent interrompre leur carrière de manière complète ou partielle s'ils présentent une ancienneté de service d'au moins douze mois au sein du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire".]3
Les membres du personnel mentionnés [3 à l'article 2, alinéa 1er,]3 qui sont nommés ou engagés à titre définitif [1 ainsi que les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire pour une durée indéterminée]1 peuvent obtenir, à leur demande, l'interruption partielle de leur carrière professionnelle si les conditions suivantes sont remplies :
1° ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique;
2° le nombre d'heures ou de périodes afférent à la (aux) fonction(s) pour laquelle (lesquelles) ils sont nommés ou engagés à titre définitif représente au moins la moitié du nombre d'heures ou de périodes prévu pour des prestations complètes.
§ 2. Les membres du personnel en disponibilité par défaut d'emploi ou demandeurs d'un complément de charge sont supposés exercer le nombre d'heures ou de périodes exercé avant leur mise en disponibilité par défaut d'emploi ou leur demande d'un complément de charge.
[3 § 3 - Les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent interrompre leur carrière de manière complète ou partielle s'ils présentent une ancienneté de service d'au moins douze mois au sein du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire".]3
Art. 3bis <INGEVOEGD bij BDG 2001-08-30/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. Bij een gedeeltelijke loopbaanonderbreking worden de dienstprestaties van de in [9 artikel 2, eerste lid,]9 vermelde personeelsleden, die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1 met de helft - hierna is er sprake van een halftijdse loopbaanonderbreking - met één vierde of met één vijfde van een voltijdse betrekking verminderd. [6 Dit artikel is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 2 die voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn.]6
[8 ...]8
Als noemer van de breuk wordt het minimaal aantal uren of lesuren in aanmerking genomen dat noodzakelijk is om een voltijdse betrekking in het betrokken ambt te vormen. Als de breuk van de in het eerste lid bepaalde vermindering geen heel getal is, wordt ze naar de hogere eenheid afgerond [7 voor de leden van het onderwijzend personeel, met uitzondering van de pedagogen voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs en met uitzondering van het onderwijzend personeel dat is aangesteld in de autonome hogeschool]7.
§ 2. De personeelsleden die een bevorderingsambt bekleden, mogen uitsluitend een volledige loopbaanonderbreking aanvragen.
De personeelsleden die een selectieambt bekleden, mogen uitsluitend een volledige of een halftijdse loopbaanonderbreking aanvragen. [2 [5 Dit geldt niet voor personeelsleden die het ambt van directiesecretaris, het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, [6 het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek,]6 het ambt van lasthebber voor onderzoek, het ambt van externe evaluator, het ambt van adjunct of het ambt van onderwijzer aan een oefenbasisschool bekleden.]5]2
In afwijking van het eerste lid kunnen de personeelsleden die een bevorderingsambt bekleden ook een halftijdse loopbaanonderbreking aanvragen in de gevallen vermeld in de artikelen 4bis, 4ter en 4quater.
[9 § 3 - In het kader van de deeltijdse loopbaanonderbreking kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, die een voltijdse betrekking hebben, hun prestaties verminderen tot de helft, twee derde, drie vierde of vier vijfde van een voltijdse betrekking. De in hetzelfde lid vermelde personeelsleden die deeltijds voor minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn, kunnen hun prestaties in het kader van een deeltijdse loopbaanonderbreking alleen tot de helft van een voltijdse betrekking verminderen.]9
[8 ...]8
Als noemer van de breuk wordt het minimaal aantal uren of lesuren in aanmerking genomen dat noodzakelijk is om een voltijdse betrekking in het betrokken ambt te vormen. Als de breuk van de in het eerste lid bepaalde vermindering geen heel getal is, wordt ze naar de hogere eenheid afgerond [7 voor de leden van het onderwijzend personeel, met uitzondering van de pedagogen voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs en met uitzondering van het onderwijzend personeel dat is aangesteld in de autonome hogeschool]7.
§ 2. De personeelsleden die een bevorderingsambt bekleden, mogen uitsluitend een volledige loopbaanonderbreking aanvragen.
De personeelsleden die een selectieambt bekleden, mogen uitsluitend een volledige of een halftijdse loopbaanonderbreking aanvragen. [2 [5 Dit geldt niet voor personeelsleden die het ambt van directiesecretaris, het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, [6 het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek,]6 het ambt van lasthebber voor onderzoek, het ambt van externe evaluator, het ambt van adjunct of het ambt van onderwijzer aan een oefenbasisschool bekleden.]5]2
In afwijking van het eerste lid kunnen de personeelsleden die een bevorderingsambt bekleden ook een halftijdse loopbaanonderbreking aanvragen in de gevallen vermeld in de artikelen 4bis, 4ter en 4quater.
[9 § 3 - In het kader van de deeltijdse loopbaanonderbreking kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, die een voltijdse betrekking hebben, hun prestaties verminderen tot de helft, twee derde, drie vierde of vier vijfde van een voltijdse betrekking. De in hetzelfde lid vermelde personeelsleden die deeltijds voor minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn, kunnen hun prestaties in het kader van een deeltijdse loopbaanonderbreking alleen tot de helft van een voltijdse betrekking verminderen.]9
Modifications
Art. 3bis. § 1er. En cas d'interruption partielle de la carrière professionnelle, les prestations des membres du personnel mentionnés [9 à l'article 2, alinéa 1er,]9 [1 nommés ou engagés à titre définitif ainsi que celles des membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire pour une durée indéterminée]1, sont ramenées soit à la moitié, il est alors question ci-après d'interruption de carrière à mi-temps, soit aux trois quarts ou aux quatre cinquièmes d'un temps plein. [6 Le présent article ne s'applique pas aux membres du personnel mentionnés à l'article 2 qui sont désignés ou engagés pour une durée indéterminée dès leur entrée en service.]6
[8 ...]8
Est pris en considération comme nombre diviseur le nombre minimal d'heures ou périodes requis pour constituer la fonction à prestations complètes. Si la fraction de la réduction visée au premier alinéa ne donne pas un nombre entier, elle est arrondie à l'unité supérieure [7 en ce qui concerne les membres du personnel de la catégorie du personnel enseignant, à l'exception des pédagogues de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire et du personnel enseignant occupé au sein de la haute école autonome]7.
§ 2. Les membres du personnel qui exercent une fonction de promotion ne peuvent demander qu'une interruption de carrière à temps plein.
Les membres du personnel qui exercent une fonction de sélection ne peuvent demander qu'une interruption de carrière à temps plein ou à mi-temps. [2 Ceci ne vaut pas pour les membres du personnel qui exercent la fonction de secrétaire de direction [5 , la fonction de gestionnaire financier et immobilier]5 [3 , la fonction de conseiller en pédagogie de soutien [4 dans une école fondamentale et secondaire, [6 la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien,]6 la fonction de chargé de recherches, d'évaluateur externe, d'adjoint,]4]3 ou celle d'instituteur auprès d'une école fondamentale d'application.]2
Par dérogation à l'alinéa 1, les membres du personnel qui exercent une fonction de promotion peuvent également demander une interruption de carrière à mi-temps dans les cas mentionnés aux articles 4bis, 4ter et 4quater.
[9 § 3 - Dans le cadre de l'interruption partielle de la carrière professionnelle, une réduction des prestations à la moitié, aux deux tiers, aux trois quarts ou aux quatre cinquièmes d'une occupation à temps plein est autorisée pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, qui sont engagés à temps plein. Pour les membres du personnel mentionnés dans le même alinéa qui sont engagés à temps partiel pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein, seule une réduction des prestations à la moitié d'une occupation à temps plein est autorisée dans le cadre d'une interruption partielle de la carrière professionnelle.]9
[8 ...]8
Est pris en considération comme nombre diviseur le nombre minimal d'heures ou périodes requis pour constituer la fonction à prestations complètes. Si la fraction de la réduction visée au premier alinéa ne donne pas un nombre entier, elle est arrondie à l'unité supérieure [7 en ce qui concerne les membres du personnel de la catégorie du personnel enseignant, à l'exception des pédagogues de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire et du personnel enseignant occupé au sein de la haute école autonome]7.
§ 2. Les membres du personnel qui exercent une fonction de promotion ne peuvent demander qu'une interruption de carrière à temps plein.
Les membres du personnel qui exercent une fonction de sélection ne peuvent demander qu'une interruption de carrière à temps plein ou à mi-temps. [2 Ceci ne vaut pas pour les membres du personnel qui exercent la fonction de secrétaire de direction [5 , la fonction de gestionnaire financier et immobilier]5 [3 , la fonction de conseiller en pédagogie de soutien [4 dans une école fondamentale et secondaire, [6 la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien,]6 la fonction de chargé de recherches, d'évaluateur externe, d'adjoint,]4]3 ou celle d'instituteur auprès d'une école fondamentale d'application.]2
Par dérogation à l'alinéa 1, les membres du personnel qui exercent une fonction de promotion peuvent également demander une interruption de carrière à mi-temps dans les cas mentionnés aux articles 4bis, 4ter et 4quater.
[9 § 3 - Dans le cadre de l'interruption partielle de la carrière professionnelle, une réduction des prestations à la moitié, aux deux tiers, aux trois quarts ou aux quatre cinquièmes d'une occupation à temps plein est autorisée pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, qui sont engagés à temps plein. Pour les membres du personnel mentionnés dans le même alinéa qui sont engagés à temps partiel pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein, seule une réduction des prestations à la moitié d'une occupation à temps plein est autorisée dans le cadre d'une interruption partielle de la carrière professionnelle.]9
Modifications
Art.4. Op hun verzoek mogen de in [4 artikel 2, eerste en tweede lid,]4 vermelde personeelsleden [3 die tijdelijk voor bepaalde duur of voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn]3 [4 ...]4 de volledige onderbreking van hun beroepsloopbaan uitsluitend in de gevallen opgenomen in de artikelen 4bis, [3 4ter, 4quater en 4sexies]3 verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° [2 hun aanwijzing of aanstelling]2 is vanaf 1 september of 1 oktober voor het hele school- of dienstjaar geldig.
Op hun verzoek mogen de in [4 artikel 2, eerste en tweede lid,]4 vermelde personeelsleden [3 die tijdelijk voor bepaalde duur of voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn]3 [4 ...]4, de halftijdse onderbreking van hun beroepsloopbaan uitsluitend in de gevallen opgenomen in de artikelen 4bis, [3 4ter, 4quater, 4quinquies en 4sexies]3 verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° het aantal uren of lesuren verbonden met het (de) ambt(en) waarvoor zij vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, bedraagt ten minste de helft van het aantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in hetzelfde (dezelfde) ambt(en);
(NOTA : De wijziging in artikel 4, L2, 2°, aangebracht bij DDG 2012-07-16/05, art. 10, 3°, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012, is niet kunnen uitgevoerd worden)
3° [2 hun aanwijzing of aanstelling]2 is vanaf 1 september of 1 oktober voor het hele school- of dienstjaar geldig.
1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° [2 hun aanwijzing of aanstelling]2 is vanaf 1 september of 1 oktober voor het hele school- of dienstjaar geldig.
Op hun verzoek mogen de in [4 artikel 2, eerste en tweede lid,]4 vermelde personeelsleden [3 die tijdelijk voor bepaalde duur of voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn]3 [4 ...]4, de halftijdse onderbreking van hun beroepsloopbaan uitsluitend in de gevallen opgenomen in de artikelen 4bis, [3 4ter, 4quater, 4quinquies en 4sexies]3 verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° het aantal uren of lesuren verbonden met het (de) ambt(en) waarvoor zij vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, bedraagt ten minste de helft van het aantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in hetzelfde (dezelfde) ambt(en);
(NOTA : De wijziging in artikel 4, L2, 2°, aangebracht bij DDG 2012-07-16/05, art. 10, 3°, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012, is niet kunnen uitgevoerd worden)
3° [2 hun aanwijzing of aanstelling]2 is vanaf 1 september of 1 oktober voor het hele school- of dienstjaar geldig.
Art.4. Les membres du personnel mentionnés [4 à l'article 2, alinéas 1er et 2,]4 qui sont [3 désignés ou engagés à titre temporaire ou à durée indéterminée dès l'entrée en service]3 [4 ...]4 ne peuvent obtenir, à leur demande, l'interruption complète de leur carrière professionnelle que dans les cas mentionnés aux articles 4bis, [3 4ter, 4quater et 4sexies]3 et si les conditions suivantes sont remplies :
1° ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique;
2° [2 leur désignation ou engagement]2 court à partir du 1er septembre ou du 1er octobre pour toute une année scolaire ou de service.
Les membres du personnel mentionnés [4 à l'article 2, alinéas 1er et 2, ]4 qui sont [3 désignés ou engagés à titre temporaire ou à durée indéterminée dès l'entrée en service]3 [4 ...]4 ne peuvent obtenir, à leur demande, l'interruption à mi-temps de leur carrière professionnelle que dans les cas mentionnés aux articles 4bis, [3 4ter, 4quater; 4quinquies et 4sexies]3 et si les conditions suivantes sont remplies :
1° ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique;
2° le nombre d'heures ou de périodes afférent à la (aux) fonction(s) pour laquelle (lesquelles) ils sont nommés ou engagés à titre définitif représente au moins la moitié du nombre d'heures ou de périodes prévu pour des prestations complètes;
(NOTE : La modification dans l'article 4, L2, 2°, apportée par DCG 2012-07-16/05, art. 10, 3°, 013; En vigueur : 01-01-2012, n'a pas pu être effectuée)
3° [2 leur désignation ou engagement]2 court à partir du 1er septembre ou du 1er octobre pour toute une année scolaire ou de service.
1° ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique;
2° [2 leur désignation ou engagement]2 court à partir du 1er septembre ou du 1er octobre pour toute une année scolaire ou de service.
Les membres du personnel mentionnés [4 à l'article 2, alinéas 1er et 2, ]4 qui sont [3 désignés ou engagés à titre temporaire ou à durée indéterminée dès l'entrée en service]3 [4 ...]4 ne peuvent obtenir, à leur demande, l'interruption à mi-temps de leur carrière professionnelle que dans les cas mentionnés aux articles 4bis, [3 4ter, 4quater; 4quinquies et 4sexies]3 et si les conditions suivantes sont remplies :
1° ils exercent une fonction qui peut être considérée comme principale au sens de l'article 5 de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'Instruction publique;
2° le nombre d'heures ou de périodes afférent à la (aux) fonction(s) pour laquelle (lesquelles) ils sont nommés ou engagés à titre définitif représente au moins la moitié du nombre d'heures ou de périodes prévu pour des prestations complètes;
(NOTE : La modification dans l'article 4, L2, 2°, apportée par DCG 2012-07-16/05, art. 10, 3°, 013; En vigueur : 01-01-2012, n'a pas pu être effectuée)
3° [2 leur désignation ou engagement]2 court à partir du 1er septembre ou du 1er octobre pour toute une année scolaire ou de service.
Art. 4bis. <INGEVOEGD bij BDG 2001-08-30/38, art. 5; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. De personeelsleden vermeld in de [3 artikel 2, tweede lid, artikel 3, § 1, of artikel 4]3 kunnen hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken [2 ...]2 , voor het verstrekken van palliatieve verzorging krachtens de bepalingen van de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
[3 Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun prestaties ook met één vijfde verminderen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van één vijfde, maar alleen als ze voltijds in dienst zijn. Zij kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van de helft van een voltijdse betrekking, als ze minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn.]3
[2 ...]2
§ 2. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [1 personeelsleden [3 ...]3]1 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
[3 Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun prestaties ook met één vijfde verminderen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van één vijfde, maar alleen als ze voltijds in dienst zijn. Zij kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van de helft van een voltijdse betrekking, als ze minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn.]3
[2 ...]2
§ 2. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [1 personeelsleden [3 ...]3]1 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
Art. 4bis. § 1er. Les membres du personnel visés [3 à l'article 2, alinéa 2, à l'article 3, § 1er, ou à l'article 4]3 qui, conformément aux dispositions des articles 100bis et 102bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, procurent des soins palliatifs, peuvent interrompre leur carrière de manière complète ou à mi-temps [2 ...]2.
[3 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent réduire leurs prestations d'un cinquième également.
Pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, une interruption partielle de la carrière professionnelle d'un cinquième n'est autorisée que si ces derniers sont occupés à temps plein. Une interruption partielle de la carrière professionnelle à la moitié d'une occupation à temps plein leur est autorisée s'ils sont engagés pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein.]3
[2 ...]2
§ 2. Pour les [1 membres du personnel [3 ...]3]1 désignés ou engagés à titre temporaire, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.
[3 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent réduire leurs prestations d'un cinquième également.
Pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, une interruption partielle de la carrière professionnelle d'un cinquième n'est autorisée que si ces derniers sont occupés à temps plein. Une interruption partielle de la carrière professionnelle à la moitié d'une occupation à temps plein leur est autorisée s'ils sont engagés pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein.]3
[2 ...]2
§ 2. Pour les [1 membres du personnel [3 ...]3]1 désignés ou engagés à titre temporaire, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.
Art. 4ter. <INGEVOEGD bij BDG 2001-08-30/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. [2 In geval van geboorte of adoptie van een kind kunnen de personeelsleden vermeld in de [5 artikel 2, tweede lid, artikel 3, § 1, of artikel 4]5 hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken op basis van artikel 4quater van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. Die loopbaanonderbreking wordt toegekend voor een ononderbroken periode en wordt "ouderschapsverlof" genoemd.]2
§ 2. [2 ...]2 [5 Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun loopbaan met toepassing van artikel 4quater van hetzelfde koninklijk besluit van 12 augustus 1991 ook deeltijds onderbreken en hun prestaties met één vijfde of met 10 procent van een voltijdse betrekking verminderen.
Een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van de helft, één vijfde of 10 procent van een voltijdse betrekking kan alleen worden genomen door personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, die voltijds in dienst zijn.]5
§ 3. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [1 personeelsleden [5 ...]5]1 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
§ 4. [4 ...]4
[3 § 5. Het personeelslid kan een aanpassing van zijn werktijden aanvragen voor een duur van zes maanden na afloop van het ouderschapsverlof. Bij de aanpassing van de werktijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met het belang van het betrokken personeelslid om de verenigbaarheid van het beroepsleven en het gezinsleven te verbeteren.
De aanvraag om de werktijd aan te passen, moet minstens drie weken vóór afloop van het ouderschapsverlof, via het inrichtingshoofd, schriftelijk ingediend worden bij de inrichtende macht die de beslissing neemt in overleg met het inrichtingshoofd.
Als de aanvraag afgewezen wordt, wordt de reden minstens één week voor afloop van het ouderschapsverlof schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid.]3
§ 6. [4 ...]4
§ 2. [2 ...]2 [5 Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun loopbaan met toepassing van artikel 4quater van hetzelfde koninklijk besluit van 12 augustus 1991 ook deeltijds onderbreken en hun prestaties met één vijfde of met 10 procent van een voltijdse betrekking verminderen.
Een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van de helft, één vijfde of 10 procent van een voltijdse betrekking kan alleen worden genomen door personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, die voltijds in dienst zijn.]5
§ 3. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [1 personeelsleden [5 ...]5]1 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
§ 4. [4 ...]4
[3 § 5. Het personeelslid kan een aanpassing van zijn werktijden aanvragen voor een duur van zes maanden na afloop van het ouderschapsverlof. Bij de aanpassing van de werktijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met het belang van het betrokken personeelslid om de verenigbaarheid van het beroepsleven en het gezinsleven te verbeteren.
De aanvraag om de werktijd aan te passen, moet minstens drie weken vóór afloop van het ouderschapsverlof, via het inrichtingshoofd, schriftelijk ingediend worden bij de inrichtende macht die de beslissing neemt in overleg met het inrichtingshoofd.
Als de aanvraag afgewezen wordt, wordt de reden minstens één week voor afloop van het ouderschapsverlof schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid.]3
§ 6. [4 ...]4
Modifications
Art. 4ter. § 1er [2 En cas de naissance ou d'adoption d'un enfant, les membres du personnel visés [5 à l'article 2, alinéa 2, à l'article 3, § 1er, ou à l'article 4]5 peuvent interrompre leur carrière de manière complète ou à mi-temps en application de l'article 4quater de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux. Cette interruption de carrière est octroyée pour une période ininterrompue et est appelée "congé parental".]2
§ 2. [2 ...]2 [5 Sans préjudice du § 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent interrompre leur carrière professionnelle également de manière partielle en application de l'article 4quater du même arrêté royal du 12 août 1991 et réduire leurs prestations d'un cinquième ou de 10 % d'une occupation à temps plein.
Une interruption partielle de moitié, d'un cinquième ou de 10 % d'une occupation à temps plein n'est autorisée qu'aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, qui sont engagés à temps plein.]5
§ 3. Pour les [1 membres du personnel [5 ...]5]1 désignés ou engagés à titre temporaire, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.
§ 4. [4 ...]4
[3 § 5. Au terme du congé parental, le membre du personnel peut demander une adaptation de ses temps de travail pour une durée de six mois. Cette adaptation tient compte de l'intérêt du service et de celui du membre du personnel concerné en vue d'une meilleure conciliation entre vie professionnelle et familiale.
La demande visant à adapter le temps de travail sera introduite par écrit, par l'intermédiaire du chef d'établissement et au moins trois semaines avant le terme du congé parental, auprès du pouvoir organisateur; celui-ci prendra une décision en accord avec le chef d'établissement.
En cas de rejet de la demande, le motif doit en être communiqué par écrit au membre du personnel concerné au moins une semaine avant la fin du congé parental.]3
§ 6. [4 ...]4
§ 2. [2 ...]2 [5 Sans préjudice du § 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent interrompre leur carrière professionnelle également de manière partielle en application de l'article 4quater du même arrêté royal du 12 août 1991 et réduire leurs prestations d'un cinquième ou de 10 % d'une occupation à temps plein.
Une interruption partielle de moitié, d'un cinquième ou de 10 % d'une occupation à temps plein n'est autorisée qu'aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, qui sont engagés à temps plein.]5
§ 3. Pour les [1 membres du personnel [5 ...]5]1 désignés ou engagés à titre temporaire, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.
§ 4. [4 ...]4
[3 § 5. Au terme du congé parental, le membre du personnel peut demander une adaptation de ses temps de travail pour une durée de six mois. Cette adaptation tient compte de l'intérêt du service et de celui du membre du personnel concerné en vue d'une meilleure conciliation entre vie professionnelle et familiale.
La demande visant à adapter le temps de travail sera introduite par écrit, par l'intermédiaire du chef d'établissement et au moins trois semaines avant le terme du congé parental, auprès du pouvoir organisateur; celui-ci prendra une décision en accord avec le chef d'établissement.
En cas de rejet de la demande, le motif doit en être communiqué par écrit au membre du personnel concerné au moins une semaine avant la fin du congé parental.]3
§ 6. [4 ...]4
Modifications
Art. 4quater. <INGEVOEGD bij BDG 2001-08-30/38, art. 7; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. [3 De personeelsleden vermeld in de [5 artikel 2, tweede lid, artikel 3, § 1, of artikel 4]5 kunnen hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken overeenkomstig [4 artikelen 4ter en 4ter/1]4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra om [4 ...]4 te zorgen voor een gezinslid of een familielid dat aan een zware ziekte lijdt.]3
[5 Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun prestaties ook met één vijfde verminderen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van één vijfde, maar alleen als ze voltijds in dienst zijn. Zij kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van de helft van een voltijdse betrekking, als ze minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn.]5
§ 2. [3 ...]3
§ 3. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [2 personeelsleden [5 ...]5]2 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
[5 Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun prestaties ook met één vijfde verminderen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van één vijfde, maar alleen als ze voltijds in dienst zijn. Zij kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van de helft van een voltijdse betrekking, als ze minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn.]5
§ 2. [3 ...]3
§ 3. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [2 personeelsleden [5 ...]5]2 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
Modifications
Art. 4quater. § 1er. [3 Les membres du personnel visés [5 à l'article 2, alinéa 2, à l'article 3, § 1er, ou à l'article 4]5 peuvent interrompre leur carrière de manière complète ou à mi-temps conformément à l'article [4 4ter et 4ter/1]4 de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux pour, [4 ...]4, s'occuper d'un membre du ménage ou de la famille atteint d'une maladie grave.]3
[5 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent réduire leurs prestations d'un cinquième également.
Pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, une interruption partielle de la carrière professionnelle d'un cinquième n'est autorisée que si ces derniers sont occupés à temps plein. Une interruption partielle de la carrière professionnelle à la moitié d'une occupation à temps plein leur est autorisée s'ils sont engagés pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein.]5
§ 2. [3 ...]3
§ 3. Pour les [2 membres du personnel [5 ...]5]2 désignés ou engagés à titre temporaire, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.
[5 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent réduire leurs prestations d'un cinquième également.
Pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, une interruption partielle de la carrière professionnelle d'un cinquième n'est autorisée que si ces derniers sont occupés à temps plein. Une interruption partielle de la carrière professionnelle à la moitié d'une occupation à temps plein leur est autorisée s'ils sont engagés pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein.]5
§ 2. [3 ...]3
§ 3. Pour les [2 membres du personnel [5 ...]5]2 désignés ou engagés à titre temporaire, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.
Modifications
Art. 4quinquies. [1 § 1. De personeelsleden vermeld in artikel 3 of in artikel 4 kunnen hun loopbaan met de helft of met één vijfde onderbreken overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) houdende het corona-ouderschapsverlof.
§ 2. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, alsook voor gesubsidieerde contractuelen eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt.]1
§ 2. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, alsook voor gesubsidieerde contractuelen eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt.]1
Art. 4quinquies. [1 § 1er. Les membres du personnel mentionnés aux articles 3 ou 4 peuvent interrompre leur carrière à mi-temps ou à raison d'un cinquième conformément aux dispositions de l'arrêté royal no 23 pris en exécution de l'article 5, § 1, 5°, de la loi du 27 mars 2020 accordant des pouvoirs au Roi afin de prendre des mesures dans la lutte contre la propagation du coronavirus COVID-19 (II) visant le congé parental corona.
§ 2. Pour les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire ainsi que pour les travailleurs contractuels subventionnés, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.]1
§ 2. Pour les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire ainsi que pour les travailleurs contractuels subventionnés, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.]1
Art. 4sexies. [1 § 1 - De in [2 artikel 2, tweede lid, artikel 3, § 1, of artikel 4]2 vermelde personeelsleden die overeenkomstig artikel 100ter en 102ter van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen erkend zijn als mantelzorger van een zorgbehoevende persoon, kunnen hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken om voor die zorgbehoevende persoon te zorgen.
[2 Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun prestaties ook met één vijfde verminderen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van één vijfde, maar alleen als ze voltijds in dienst zijn. Zij kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van de helft van een voltijdse betrekking, als ze minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn.]2
§ 2 - Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, [2 ...]2 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt.]1
[2 Met behoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, hun prestaties ook met één vijfde verminderen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van één vijfde, maar alleen als ze voltijds in dienst zijn. Zij kunnen een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen ten belope van de helft van een voltijdse betrekking, als ze minstens drie vierde van een voltijdse betrekking in dienst zijn.]2
§ 2 - Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, [2 ...]2 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt.]1
Art. 4sexies. [1 § 1er - Les membres du personnel mentionnés [2 à l'article 2, alinéa 2, à l'article 3, § 1er, ou à l'article 4]2 qui, conformément aux dispositions des articles 100ter et 102ter de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, qui sont reconnus comme aidants proches d'une personne nécessitant des soins, peuvent bénéficier d'une interruption de carrière complète ou à mi-temps afin de pouvoir s'occuper de cette personne.
[2 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent réduire leurs prestations d'un cinquième également.
Pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, une interruption partielle de la carrière professionnelle d'un cinquième n'est autorisée que si ces derniers sont occupés à temps plein. Une interruption partielle de la carrière professionnelle à la moitié d'une occupation à temps plein leur est autorisée s'ils sont engagés pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein.]2
§ 2 - Pour les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire [2 ...]2, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.]1
[2 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent réduire leurs prestations d'un cinquième également.
Pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, une interruption partielle de la carrière professionnelle d'un cinquième n'est autorisée que si ces derniers sont occupés à temps plein. Une interruption partielle de la carrière professionnelle à la moitié d'une occupation à temps plein leur est autorisée s'ils sont engagés pour au moins les trois quarts d'une occupation à temps plein.]2
§ 2 - Pour les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire [2 ...]2, le congé se termine au plus tard le jour où expire la désignation ou l'engagement.]1
Art.5. § 1. (De onderbreking van de beroepsloopbaan wordt toegestaan voor een periode beginnend op 1 september of 1 oktober en eindigend op 31 augustus van het volgende jaar :
- aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel, aan het sociaal en psychologisch personeel, aan het inspectiepersoneel en aan de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst;
- [2 ...]2;
- aan het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra.)
§ 2. In afwijking van de voorafgaande bepalingen mag de onderbreking van de beroepsloopbaan echter beginnen op de dag volgend op het einde van een moederschapsverlof [2 of op de dag na een adoptie- of pleegouderverlof]2.
In dit geval moet de loopbaanonderbreking aangevraagd worden voor het begin van het moederschapsverlof [2 of voor het begin van het adoptie- of pleegouderverlof]2.
§ 3. [1 ...]1 [2 Aan de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, wordt de volledige loopbaanonderbreking toegekend voor een duur van minstens drie en hoogstens twaalf maanden. Aan de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar nog niet bereikt hebben, wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking toegekend voor een duur van minstens drie en hoogstens zestig maanden.]2
(§ 4. [1 De totale duur van de voltijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking, alsook de manier waarop de totale duur wordt berekend, [2 stemmen bij de personeelsleden vermeld in artikel 2, eerste lid, overeen]2 met hetgeen bepaald is in het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.]1
[1 [2 De personeelsleden vermeld in artikel 2, eerste lid, kunnen]2 hun loopbaan onderbreken overeenkomstig artikel 3, §§ 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, volgens de nadere regels bepaald in het voorliggende besluit.]1
[2 met het oog op]2 het voordeel van de bepalingen van artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit d.d. 12 augustus 1991 betreffende de toelagen voor loopbaanonderbreking toegekend aan de personeelsleden van het onderwijs en van de PMS-centra, [2 dient het personeelslid vermeld in artikel 2, eerste lid,]2 dat de leeftijd van [1 vijfenvijftig]1 jaar heeft bereikt, een schriftelijke aanvraag [2 in]2 waarin het om een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan verzoekt en zich ertoe verbindt zijn beroepsloopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan zijn opruststelling, en zulks onherroepelijk. Het moet de toelating van de Minister verkrijgen.)
[2 § 5 - De totale duur van de volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking, alsook de manier waarop de totale duur wordt berekend, stemmen bij de personeelsleden vermeld in artikel[00c2][90] 2, tweede lid, overeen met die bepaald in het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen, zodra ze de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt, hun loopbaan onderbreken overeenkomstig artikel 8, §§ 2, 3 en 4, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen met inachtneming van de nadere regels bepaald in dit besluit.]2
- aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel, aan het sociaal en psychologisch personeel, aan het inspectiepersoneel en aan de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst;
- [2 ...]2;
- aan het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra.)
§ 2. In afwijking van de voorafgaande bepalingen mag de onderbreking van de beroepsloopbaan echter beginnen op de dag volgend op het einde van een moederschapsverlof [2 of op de dag na een adoptie- of pleegouderverlof]2.
In dit geval moet de loopbaanonderbreking aangevraagd worden voor het begin van het moederschapsverlof [2 of voor het begin van het adoptie- of pleegouderverlof]2.
§ 3. [1 ...]1 [2 Aan de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, wordt de volledige loopbaanonderbreking toegekend voor een duur van minstens drie en hoogstens twaalf maanden. Aan de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar nog niet bereikt hebben, wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking toegekend voor een duur van minstens drie en hoogstens zestig maanden.]2
(§ 4. [1 De totale duur van de voltijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking, alsook de manier waarop de totale duur wordt berekend, [2 stemmen bij de personeelsleden vermeld in artikel 2, eerste lid, overeen]2 met hetgeen bepaald is in het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.]1
[1 [2 De personeelsleden vermeld in artikel 2, eerste lid, kunnen]2 hun loopbaan onderbreken overeenkomstig artikel 3, §§ 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, volgens de nadere regels bepaald in het voorliggende besluit.]1
[2 met het oog op]2 het voordeel van de bepalingen van artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit d.d. 12 augustus 1991 betreffende de toelagen voor loopbaanonderbreking toegekend aan de personeelsleden van het onderwijs en van de PMS-centra, [2 dient het personeelslid vermeld in artikel 2, eerste lid,]2 dat de leeftijd van [1 vijfenvijftig]1 jaar heeft bereikt, een schriftelijke aanvraag [2 in]2 waarin het om een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan verzoekt en zich ertoe verbindt zijn beroepsloopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan zijn opruststelling, en zulks onherroepelijk. Het moet de toelating van de Minister verkrijgen.)
[2 § 5 - De totale duur van de volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking, alsook de manier waarop de totale duur wordt berekend, stemmen bij de personeelsleden vermeld in artikel[00c2][90] 2, tweede lid, overeen met die bepaald in het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
De personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid, kunnen, zodra ze de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt, hun loopbaan onderbreken overeenkomstig artikel 8, §§ 2, 3 en 4, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen met inachtneming van de nadere regels bepaald in dit besluit.]2
Art.5. § 1er. (L'interruption de la carrière professionnelle est accordée pour une période débutant le 1er septembre ou le 1er octobre et se terminant le 31 août de l'année suivante :
- aux membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical, du personnel social et psychologique, du personnel d'inspection, aux maîtres, professeurs et inspecteurs de religion;
- [2 ...]2;
- au personnel technique des centres psycho-médico-sociaux.)
§ 2. Toutefois, par dérogation aux dispositions qui précèdent, l'interruption de la carrière professionnelle peut débuter le jour qui suit la fin d'un congé de maternité ou d'un congé [2 d'adoption ou congé parental d'accueil]2.
Dans ce cas, l'interruption de carrière doit être sollicitée avant le début du congé de maternité [2 ou du congé d'adoption ou congé parental d'accueil]2.
§ 3. [1 ...]1 [2 L'interruption complète de la carrière professionnelle est accordée aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, pour une durée d'au moins trois, au plus douze mois. L'interruption partielle de la carrière professionnelle est accordée aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 55 ans, et ce, pour une durée d'au moins trois, au plus soixante mois.]2
(§ 4. [1 La durée totale de l'interruption de carrière complète ou partielle ainsi que le mode de calcul de la durée totale correspondent [2 , pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 1er,]2 à ceux stipulés dans l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux.]1
[1 Les membres du personnel [2 mentionnés à l'article 2, alinéa 1er,]2 peuvent interrompre leur carrière en vertu de l'article 3, §§ 2, 3 et 4, de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, conformément aux modalités du présent arrêté.]1
Pour bénéficier des dispositions de l'article 4, § 3, de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, le membre du personnel [2 mentionnés à l'article 2, alinéa 1er,]2 qui a atteint l'âge de [1 55]1 ans [2 introduit]2 une demande écrite dans laquelle il sollicite une interruption partielle de la carrière professionnelle et s'engage à interrompre partiellement sa carrière jusqu'à sa retraite de manière irréversible. Il doit obtenir l'autorisation du Ministre.)
[2 § 5 - La durée totale de l'interruption de carrière complète ou partielle ainsi que le mode de calcul de la durée totale correspondent, pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, à ceux fixés dans l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption.
Les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent, dès qu'ils atteignent l'âge de 55 ans, interrompre leur carrière professionnelle conformément à l'article 8, §§ 2, 3 et 4, de l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption, dans le respect des modalités du présent arrêté.]2
- aux membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical, du personnel social et psychologique, du personnel d'inspection, aux maîtres, professeurs et inspecteurs de religion;
- [2 ...]2;
- au personnel technique des centres psycho-médico-sociaux.)
§ 2. Toutefois, par dérogation aux dispositions qui précèdent, l'interruption de la carrière professionnelle peut débuter le jour qui suit la fin d'un congé de maternité ou d'un congé [2 d'adoption ou congé parental d'accueil]2.
Dans ce cas, l'interruption de carrière doit être sollicitée avant le début du congé de maternité [2 ou du congé d'adoption ou congé parental d'accueil]2.
§ 3. [1 ...]1 [2 L'interruption complète de la carrière professionnelle est accordée aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, pour une durée d'au moins trois, au plus douze mois. L'interruption partielle de la carrière professionnelle est accordée aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 55 ans, et ce, pour une durée d'au moins trois, au plus soixante mois.]2
(§ 4. [1 La durée totale de l'interruption de carrière complète ou partielle ainsi que le mode de calcul de la durée totale correspondent [2 , pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 1er,]2 à ceux stipulés dans l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux.]1
[1 Les membres du personnel [2 mentionnés à l'article 2, alinéa 1er,]2 peuvent interrompre leur carrière en vertu de l'article 3, §§ 2, 3 et 4, de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, conformément aux modalités du présent arrêté.]1
Pour bénéficier des dispositions de l'article 4, § 3, de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, le membre du personnel [2 mentionnés à l'article 2, alinéa 1er,]2 qui a atteint l'âge de [1 55]1 ans [2 introduit]2 une demande écrite dans laquelle il sollicite une interruption partielle de la carrière professionnelle et s'engage à interrompre partiellement sa carrière jusqu'à sa retraite de manière irréversible. Il doit obtenir l'autorisation du Ministre.)
[2 § 5 - La durée totale de l'interruption de carrière complète ou partielle ainsi que le mode de calcul de la durée totale correspondent, pour les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, à ceux fixés dans l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption.
Les membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2, peuvent, dès qu'ils atteignent l'âge de 55 ans, interrompre leur carrière professionnelle conformément à l'article 8, §§ 2, 3 et 4, de l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption, dans le respect des modalités du présent arrêté.]2
Art.6. § 1. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, eerste lid,]5 dat zijn loopbaan wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag - ten laatste [3 vier]3 maanden vóór het begin van de onderbreking - bij de Regering in. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend.
[5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek minstens drie en hoogstens zes maanden voor het begin van de loopbaanonderbreking een schriftelijke aanvraag bij de Regering in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een gedeeltelijke loopbaanonderbreking kiest en vermeldt er de begin- en einddatum van.
In afwijking van het eerste lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in [5 het eerste en het tweede lid]5 bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.)
[4 In afwijking van het eerste lid kunnen personeelsleden die een selectie- of bevorderingsambt bekleden en vóór 1 september 2023 nog niet in aanmerking komen voor de deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking, de aanvraag tot en met 15 juli 2023 indienen, als ze met ingang van 1 september 2023 aanspraak willen maken op die vorm van loopbaanonderbreking.]4
§ 2. Het personeelslid dat zijn loopbaan op basis van artikel 4bis voor het verstrekken van palliatieve verzorging wenst te onderbreken, deelt dit mee aan zijn inrichtende macht en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4bis wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd dat door de behandelende geneesheer van de patiënt afgeleverd is en waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verstrekken, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
In afwijking van artikel 5, § 1, begint de onderbreking van de beroepsloopbaan de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de aanvraag ingediend werd.
Indien het personeelslid gebruik wenst te maken van de verlenging van de periode met één maand, dient het opnieuw een aanvraag overeenkomstig de leden 1 tot 3 in te dienen. Voor eenzelfde patiënt is slechts één verlenging toegelaten.
§ 3. Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4ter zijn loopbaan wenst te onderbreken om een ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4ter wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
De aanvraag moet ten minste dertig dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.
Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind ofwel een attest in waaruit de adoptie blijkt. Bovendien dient het personeelslid een attest over de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt, alsmede desgevallend een attest in waaruit blijkt dat het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
(In afwijking van het derde lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het derde lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.)
§ 4. Het personeelslid dat zijn loopbaan op basis van artikel 4quater wenst te onderbreken voor het verstrekken van verzorging aan een gezinslid of een familielid, dat lijdt aan een zware ziekte, deelt dit mee aan zijn inrichtende macht en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4quater wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd dat door de behandelende geneesheer van de patiënt afgeleverd is en waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard de verzorging te verstrekken.
(De aanvraag moet ten minste zeven dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.)
Indien het personeelslid gebruik wenst te maken van de verlenging, dient het opnieuw het attest vermeld in het derde lid in en deelt de duur van de verlenging mede. [2 Behalve in het geval dat de dienst gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden wordt hervat, sluit de verlenging onmiddellijk aan op de vorige periode van loopbaanonderbreking.]2
[1 § 5. Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4quinquies zijn loopbaan wenst te onderbreken om corona-ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient via de inrichtende macht een schriftelijke aanvraag in bij de minister die bevoegd is voor onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of de directeur ingediend.
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een halftijdse loopbaanonderbreking kiest, dan wel voor een 1/5de loopbaanonderbreking.
De aanvraag moet ten minste drie dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking. De aanvraagtermijn kan in onderlinge overeenstemming verkort worden.
Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind in, ofwel een attest van adoptie of pleegouderschap. Bovendien dient het personeelslid een attest in van de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt en - in voorkomend geval - een attest waaruit blijkt dat het kind een lichamelijke of geestelijke handicap heeft in de zin van de wetgeving betreffende de gezinsbijslagen.
Een personeelslid dat één van de loopbaanonderbrekingen vermeld in de artikelen 4 tot 4quater neemt, kan die loopbaanonderbrekingen schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen.
Een personeelslid dat een beroep doet op één van de verloven voor verminderde prestaties vermeld in artikel 113, tweede lid, 2° tot 4°, van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs 2006, mag dat verlof schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen, op voorwaarde dat de omvang van de vermindering onveranderd blijft.]1
[2 § 6 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4sexies zijn loopbaan wenst te onderbreken om voor een zorgbehoevende persoon te zorgen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient zijn schriftelijke aanvraag via die inrichtende macht in bij de minister bevoegd voor Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of via de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4sexies wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een voltijdse dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
De aanvraag wordt ten minste zeven dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.
In afwijking van het derde lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het derde lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.
Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd waaruit blijkt dat het personeelslid erkend is als mantelzorger van de zorgbehoevende persoon voor wie dat personeelslid in het kader van de aangevraagde loopbaanonderbreking zorgt.]2
[5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek minstens drie en hoogstens zes maanden voor het begin van de loopbaanonderbreking een schriftelijke aanvraag bij de Regering in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een gedeeltelijke loopbaanonderbreking kiest en vermeldt er de begin- en einddatum van.
In afwijking van het eerste lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in [5 het eerste en het tweede lid]5 bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.)
[4 In afwijking van het eerste lid kunnen personeelsleden die een selectie- of bevorderingsambt bekleden en vóór 1 september 2023 nog niet in aanmerking komen voor de deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking, de aanvraag tot en met 15 juli 2023 indienen, als ze met ingang van 1 september 2023 aanspraak willen maken op die vorm van loopbaanonderbreking.]4
§ 2. Het personeelslid dat zijn loopbaan op basis van artikel 4bis voor het verstrekken van palliatieve verzorging wenst te onderbreken, deelt dit mee aan zijn inrichtende macht en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4bis wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd dat door de behandelende geneesheer van de patiënt afgeleverd is en waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verstrekken, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
In afwijking van artikel 5, § 1, begint de onderbreking van de beroepsloopbaan de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de aanvraag ingediend werd.
Indien het personeelslid gebruik wenst te maken van de verlenging van de periode met één maand, dient het opnieuw een aanvraag overeenkomstig de leden 1 tot 3 in te dienen. Voor eenzelfde patiënt is slechts één verlenging toegelaten.
§ 3. Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4ter zijn loopbaan wenst te onderbreken om een ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4ter wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
De aanvraag moet ten minste dertig dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.
Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind ofwel een attest in waaruit de adoptie blijkt. Bovendien dient het personeelslid een attest over de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt, alsmede desgevallend een attest in waaruit blijkt dat het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
(In afwijking van het derde lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het derde lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.)
§ 4. Het personeelslid dat zijn loopbaan op basis van artikel 4quater wenst te onderbreken voor het verstrekken van verzorging aan een gezinslid of een familielid, dat lijdt aan een zware ziekte, deelt dit mee aan zijn inrichtende macht en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4quater wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd dat door de behandelende geneesheer van de patiënt afgeleverd is en waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard de verzorging te verstrekken.
(De aanvraag moet ten minste zeven dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.)
Indien het personeelslid gebruik wenst te maken van de verlenging, dient het opnieuw het attest vermeld in het derde lid in en deelt de duur van de verlenging mede. [2 Behalve in het geval dat de dienst gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden wordt hervat, sluit de verlenging onmiddellijk aan op de vorige periode van loopbaanonderbreking.]2
[1 § 5. Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4quinquies zijn loopbaan wenst te onderbreken om corona-ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient via de inrichtende macht een schriftelijke aanvraag in bij de minister die bevoegd is voor onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of de directeur ingediend.
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een halftijdse loopbaanonderbreking kiest, dan wel voor een 1/5de loopbaanonderbreking.
De aanvraag moet ten minste drie dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking. De aanvraagtermijn kan in onderlinge overeenstemming verkort worden.
Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind in, ofwel een attest van adoptie of pleegouderschap. Bovendien dient het personeelslid een attest in van de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt en - in voorkomend geval - een attest waaruit blijkt dat het kind een lichamelijke of geestelijke handicap heeft in de zin van de wetgeving betreffende de gezinsbijslagen.
Een personeelslid dat één van de loopbaanonderbrekingen vermeld in de artikelen 4 tot 4quater neemt, kan die loopbaanonderbrekingen schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen.
Een personeelslid dat een beroep doet op één van de verloven voor verminderde prestaties vermeld in artikel 113, tweede lid, 2° tot 4°, van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs 2006, mag dat verlof schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen, op voorwaarde dat de omvang van de vermindering onveranderd blijft.]1
[2 § 6 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4sexies zijn loopbaan wenst te onderbreken om voor een zorgbehoevende persoon te zorgen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient zijn schriftelijke aanvraag via die inrichtende macht in bij de minister bevoegd voor Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of via de directeur ingediend. [5 Het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 4sexies wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere mee en dient via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek een schriftelijke aanvraag in.]5
In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een voltijdse dan wel een [5 deeltijdse]5 onderbreking kiest.
De aanvraag wordt ten minste zeven dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.
In afwijking van het derde lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het derde lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.
Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd waaruit blijkt dat het personeelslid erkend is als mantelzorger van de zorgbehoevende persoon voor wie dat personeelslid in het kader van de aangevraagde loopbaanonderbreking zorgt.]2
Modifications
Art.6. § 1er. (Le membre du personnel [5 mentionné à l'article 2, alinéa 1er,]5 qui souhaite interrompre sa carrière en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Gouvernement au plus tard [3 quatre mois]3 avant le début de l'interruption. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur.
[5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite auprès du Gouvernement, et ce, au moins trois mois, au plus six mois avant le début de l'interruption de la carrière professionnelle.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption complète ou partielle et mentionne la date de début et de fin de cette interruption.
Par dérogation [5 aux alinéas 1er et 2]5, le Gouvernement peut accorder l'interruption de carrière après expiration du délai de demande prévu au premier alinéa, pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.)
[4 Par dérogation à l'alinéa 1er, les membres du personnel qui occupent une fonction de sélection ou de promotion et qui n'ont pas accès à l'interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein avant le 1er septembre 2023 peuvent introduire leur demande jusqu'au 15 juillet 2023 s'ils souhaitent bénéficier de ce type d'interruption de carrière au 1er septembre 2023.]4
§ 2. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4bis pour donner des soins palliatifs en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4bis en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est accompagnée d'une attestation établie par le médecin qui soigne le patient et dont il ressort que le membre du personnel se déclare prêt à prodiguer les soins palliatifs. Le nom du patient n'est pas indiqué.
Par dérogation à l'article 5, § 1er, l'interruption de carrière débute le premier jour de la semaine qui suit celle où la demande a été introduite.
Si le membre du personnel envisage de prolonger d'un mois l'interruption de carrière, une nouvelle demande est introduite conformément aux alinéas 1 à 3. Pour un seul et même patient, une seule prolongation est possible.
§ 3. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4ter pour un congé parental en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4ter en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est introduite au moins trente jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1er, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin.
Avant le début de l'interruption de carrière, le membre du personnel introduit soit un extrait d'acte de naissance ou une attestation d'adoption. De plus, il introduit une attestation de l'inscription de l'enfant dans le registre de la population ou dans le registre des étrangers de la commune où le membre du personnel a son domicile ou sa résidence habituelle, un extrait du registre de la population ou du registre des étrangers prouvant la composition du ménage ainsi que, le cas échéant, une attestation prouvant l'incapacité physique ou mentale de l'enfant d'au moins 66% au sens de la réglementation relative aux allocations familiales.
(Par dérogation au troisième alinéa, le Gouvernement peut accorder l'interruption de carrière après expiration du délai de demande prévu au troisième alinéa, pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.)
§ 4. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4quater pour assister un membre de son ménage ou de sa famille gravement malade ou lui prodiguer des soins en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4quater en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est accompagnée d'une attestation établie par le médecin qui soigne le patient et dont il ressort que le membre du personnel se déclare prêt à prodiguer les soins au patient.
(La demande est introduite au moins sept jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin.)
Si le membre du personnel envisage de prolonger l'interruption de carrière, il introduit à nouveau l'attestation visée à l'alinéa 3 et communique la durée de la prolongation. [2 Sauf en cas de de reprise du service pendant au moins deux années consécutives, la prolongation suit immédiatement la période de l'interruption de carrière précédente.]2
[1 § 5. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4quinquies pour un congé parental corona en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur, selon le cas.
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à mi-temps ou à raison d'un cinquième.
La demande est introduite au moins trois jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1er, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin. D'un commun accord, le délai d'introduction de la demande peut être raccourci.
Avant le début de l'interruption de carrière, le membre du personnel introduit soit un extrait d'acte de naissance soit une attestation d'adoption ou de tutelle. De plus, il introduit une attestation de l'inscription de l'enfant dans le registre de la population ou dans le registre des étrangers de la commune où le membre du personnel a son domicile ou sa résidence habituelle, un extrait du registre de la population ou du registre des étrangers prouvant la composition du ménage ainsi que, le cas échéant, une attestation prouvant l'incapacité physique ou mentale de l'enfant au sens de la règlementation relative aux prestations familiales.
Un membre du personnel qui sollicite l'une des interruptions de carrière mentionnées aux articles 4 à 4quater peut les suspendre en raison d'une demande de congé parental corona.
Un membre du personnel qui sollicite l'un des congés pour prestations réduites mentionnés à l'article 113, alinéa 2, 2° à 4°, du décret du 26 juin 2006 portant des mesures en matière d'enseignement 2006 peut les suspendre en raison d'une demande de congé parental corona, à condition que le volume de la réduction des prestations reste inchangé.]1
[2 § 6 - Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4sexies pour s'occuper d'une personne nécessitant des soins, en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4sexies en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est introduite au moins sept jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1er, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin.
Par dérogation à l'alinéa 3, le Gouvernement peut accorder lui-même l'interruption de carrière après expiration du délai de demande prévu à l'alinéa précité, pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.
La demande est accompagnée d'une attestation dont il ressort que le membre du personnel est reconnu comme un aidant proche de la personne nécessitant des soins dont il s'occupe dans le cadre de l'interruption de carrière demandée. ]2
[5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite auprès du Gouvernement, et ce, au moins trois mois, au plus six mois avant le début de l'interruption de la carrière professionnelle.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption complète ou partielle et mentionne la date de début et de fin de cette interruption.
Par dérogation [5 aux alinéas 1er et 2]5, le Gouvernement peut accorder l'interruption de carrière après expiration du délai de demande prévu au premier alinéa, pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.)
[4 Par dérogation à l'alinéa 1er, les membres du personnel qui occupent une fonction de sélection ou de promotion et qui n'ont pas accès à l'interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein avant le 1er septembre 2023 peuvent introduire leur demande jusqu'au 15 juillet 2023 s'ils souhaitent bénéficier de ce type d'interruption de carrière au 1er septembre 2023.]4
§ 2. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4bis pour donner des soins palliatifs en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4bis en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est accompagnée d'une attestation établie par le médecin qui soigne le patient et dont il ressort que le membre du personnel se déclare prêt à prodiguer les soins palliatifs. Le nom du patient n'est pas indiqué.
Par dérogation à l'article 5, § 1er, l'interruption de carrière débute le premier jour de la semaine qui suit celle où la demande a été introduite.
Si le membre du personnel envisage de prolonger d'un mois l'interruption de carrière, une nouvelle demande est introduite conformément aux alinéas 1 à 3. Pour un seul et même patient, une seule prolongation est possible.
§ 3. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4ter pour un congé parental en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4ter en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est introduite au moins trente jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1er, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin.
Avant le début de l'interruption de carrière, le membre du personnel introduit soit un extrait d'acte de naissance ou une attestation d'adoption. De plus, il introduit une attestation de l'inscription de l'enfant dans le registre de la population ou dans le registre des étrangers de la commune où le membre du personnel a son domicile ou sa résidence habituelle, un extrait du registre de la population ou du registre des étrangers prouvant la composition du ménage ainsi que, le cas échéant, une attestation prouvant l'incapacité physique ou mentale de l'enfant d'au moins 66% au sens de la réglementation relative aux allocations familiales.
(Par dérogation au troisième alinéa, le Gouvernement peut accorder l'interruption de carrière après expiration du délai de demande prévu au troisième alinéa, pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.)
§ 4. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4quater pour assister un membre de son ménage ou de sa famille gravement malade ou lui prodiguer des soins en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4quater en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est accompagnée d'une attestation établie par le médecin qui soigne le patient et dont il ressort que le membre du personnel se déclare prêt à prodiguer les soins au patient.
(La demande est introduite au moins sept jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin.)
Si le membre du personnel envisage de prolonger l'interruption de carrière, il introduit à nouveau l'attestation visée à l'alinéa 3 et communique la durée de la prolongation. [2 Sauf en cas de de reprise du service pendant au moins deux années consécutives, la prolongation suit immédiatement la période de l'interruption de carrière précédente.]2
[1 § 5. Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4quinquies pour un congé parental corona en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur, selon le cas.
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à mi-temps ou à raison d'un cinquième.
La demande est introduite au moins trois jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1er, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin. D'un commun accord, le délai d'introduction de la demande peut être raccourci.
Avant le début de l'interruption de carrière, le membre du personnel introduit soit un extrait d'acte de naissance soit une attestation d'adoption ou de tutelle. De plus, il introduit une attestation de l'inscription de l'enfant dans le registre de la population ou dans le registre des étrangers de la commune où le membre du personnel a son domicile ou sa résidence habituelle, un extrait du registre de la population ou du registre des étrangers prouvant la composition du ménage ainsi que, le cas échéant, une attestation prouvant l'incapacité physique ou mentale de l'enfant au sens de la règlementation relative aux prestations familiales.
Un membre du personnel qui sollicite l'une des interruptions de carrière mentionnées aux articles 4 à 4quater peut les suspendre en raison d'une demande de congé parental corona.
Un membre du personnel qui sollicite l'un des congés pour prestations réduites mentionnés à l'article 113, alinéa 2, 2° à 4°, du décret du 26 juin 2006 portant des mesures en matière d'enseignement 2006 peut les suspendre en raison d'une demande de congé parental corona, à condition que le volume de la réduction des prestations reste inchangé.]1
[2 § 6 - Le membre du personnel qui souhaite interrompre sa carrière en application de l'article 4sexies pour s'occuper d'une personne nécessitant des soins, en informe son pouvoir organisateur et, par l'intermédiaire de celui-ci, introduit une demande écrite auprès du Ministre compétent en matière d'Enseignement. S'il s'agit d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, la demande est introduite par l'intermédiaire du chef d'établissement ou du directeur. [5 Le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle conformément à l'article 4sexies en informe son supérieur hiérarchique direct et introduit, par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique", une demande écrite.]5
Dans sa demande, le membre du personnel fait savoir s'il opte pour une interruption à temps plein ou [5 à temps partiel]5.
La demande est introduite au moins sept jours avant le début de l'interruption de carrière et mentionne, par dérogation à l'article 5, § 1er, la date à laquelle elle débute et celle à laquelle elle prend fin.
Par dérogation à l'alinéa 3, le Gouvernement peut accorder lui-même l'interruption de carrière après expiration du délai de demande prévu à l'alinéa précité, pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.
La demande est accompagnée d'une attestation dont il ressort que le membre du personnel est reconnu comme un aidant proche de la personne nécessitant des soins dont il s'occupe dans le cadre de l'interruption de carrière demandée. ]2
Modifications
Art.7. § 1. Tijdens zijn loopbaanonderbreking ontvangt het personeelslid geen wedde of weddetoelage. De loopbaanonderbreking wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 3, lid 4 neemt de Duitstalige Gemeenschap het gedeelte van de onderbrekingsuitkering voor haar rekening dat overeenstemt met de uren of lesuren van terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of met de verloren uren of lesuren van de opdracht die niet voor vervanging in aanmerking komen.
§ 2. Tijdens zijn loopbaanonderbreking blijft het personeelslid onderworpen aan het statuut dat op hem toepasselijk is, voor zover een statuut bestaat, en dus aan de bepalingen betreffende de plichten en onverenigbaarheden.
§ 3. Het moederschapsverlof of het opvangverlof toegekend met het oog op adoptie of pleegvoogdij dat in de periode van loopbaanonderbreking valt, beëindigt de loopbaanonderbreking niet maar schort ze op, zelfs wanneer het moederschapsverlof opgesplitst wordt.
In dit geval geniet het personeelslid de bezoldiging waarop het recht heeft krachtens de reglementering die van toepassing is inzake moederschapsverlof of opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij toegekend aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap.
(§ 4. Indien een personeelslid tijdens het schooljaar een loopbaanonderbreking heeft genoten en die loopbaanonderbreking met toepassing van artikel 8 voortijdig heeft beëindigd, wordt de wedde die het tijdens de vakantiemaanden juli en augustus verkrijgt, overeenkomstig verminderd, waarbij het percentage van de in verhouding met een voltijdse betrekking werkelijk gepresteerde diensten als verminderingscoëfficiënt wordt toegepast.
Lid 1 geldt niet voor de in de artikelen 4bis, 4ter en 4quater vermelde loopbaanonderbrekingen.)
[1 Het eerste lid is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid.]1
Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 3, lid 4 neemt de Duitstalige Gemeenschap het gedeelte van de onderbrekingsuitkering voor haar rekening dat overeenstemt met de uren of lesuren van terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of met de verloren uren of lesuren van de opdracht die niet voor vervanging in aanmerking komen.
§ 2. Tijdens zijn loopbaanonderbreking blijft het personeelslid onderworpen aan het statuut dat op hem toepasselijk is, voor zover een statuut bestaat, en dus aan de bepalingen betreffende de plichten en onverenigbaarheden.
§ 3. Het moederschapsverlof of het opvangverlof toegekend met het oog op adoptie of pleegvoogdij dat in de periode van loopbaanonderbreking valt, beëindigt de loopbaanonderbreking niet maar schort ze op, zelfs wanneer het moederschapsverlof opgesplitst wordt.
In dit geval geniet het personeelslid de bezoldiging waarop het recht heeft krachtens de reglementering die van toepassing is inzake moederschapsverlof of opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij toegekend aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap.
(§ 4. Indien een personeelslid tijdens het schooljaar een loopbaanonderbreking heeft genoten en die loopbaanonderbreking met toepassing van artikel 8 voortijdig heeft beëindigd, wordt de wedde die het tijdens de vakantiemaanden juli en augustus verkrijgt, overeenkomstig verminderd, waarbij het percentage van de in verhouding met een voltijdse betrekking werkelijk gepresteerde diensten als verminderingscoëfficiënt wordt toegepast.
Lid 1 geldt niet voor de in de artikelen 4bis, 4ter en 4quater vermelde loopbaanonderbrekingen.)
[1 Het eerste lid is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 2, tweede lid.]1
Modifications
Art.7. § 1. Pendant l'interruption de sa carrière professionnelle, le membre du personnel ne percoit pas de traitement ou de subvention-traitement. L'interruption de carrière est assimilée à une période d'activité de service.
Pour les membres du personnel visés à l'article 3, 4ème alinéa, la partie de l'allocation d'interruption couvrant les heures ou périodes de disponibilité par défaut d'emploi ou les heures et périodes perdues de la charge et non sujettes à remplacement, est prise en charge par la Communauté germanophone.
§ 2. Pendant l'interruption de sa carrière, le membre du personnel reste soumis au statut qui lui est applicable là où le statut existe et, par conséquent, aux dispositions relatives aux devoirs et aux incompatibilités.
§ 3. Le congé de maternité ou le [1 congé en vue de l'adoption ou de l'accueil familial]1 qui intervient en cours d'interruption de la carrière ne met pas fin à celle-ci mais la suspend, même si le congé de maternité est scindé.
En pareil cas, le membre du personnel bénéficie de la rémunération à laquelle il a droit en vertu de la réglementation applicable en matière de congé de maternité ou de [1 congé en vue de l'adoption ou de l'accueil familial]1 accordé aux membres du personnel des établissements d'enseignement organisés ou subventionnes par la Communauté germanophone.
(§ 4. Si le membre du personnel a bénéficié d'une interruption de carrière au cours de l'année scolaire et y a mis fin anticipativement en application de l'article 8, le traitement qu'il perçoit pendant les mois de vacances juillet et août est réduit au prorata, le pourcentage des prestations effectives par rapport aux prestations à temps plein étant appliqué comme coefficient de réduction.
Le premier alinéa ne vaut pas pour les interruptions de carrière mentionnées aux articles 4bis, 4ter et 4quater.)
[1 L'alinéa 1er ne s'applique pas aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2.]1
Pour les membres du personnel visés à l'article 3, 4ème alinéa, la partie de l'allocation d'interruption couvrant les heures ou périodes de disponibilité par défaut d'emploi ou les heures et périodes perdues de la charge et non sujettes à remplacement, est prise en charge par la Communauté germanophone.
§ 2. Pendant l'interruption de sa carrière, le membre du personnel reste soumis au statut qui lui est applicable là où le statut existe et, par conséquent, aux dispositions relatives aux devoirs et aux incompatibilités.
§ 3. Le congé de maternité ou le [1 congé en vue de l'adoption ou de l'accueil familial]1 qui intervient en cours d'interruption de la carrière ne met pas fin à celle-ci mais la suspend, même si le congé de maternité est scindé.
En pareil cas, le membre du personnel bénéficie de la rémunération à laquelle il a droit en vertu de la réglementation applicable en matière de congé de maternité ou de [1 congé en vue de l'adoption ou de l'accueil familial]1 accordé aux membres du personnel des établissements d'enseignement organisés ou subventionnes par la Communauté germanophone.
(§ 4. Si le membre du personnel a bénéficié d'une interruption de carrière au cours de l'année scolaire et y a mis fin anticipativement en application de l'article 8, le traitement qu'il perçoit pendant les mois de vacances juillet et août est réduit au prorata, le pourcentage des prestations effectives par rapport aux prestations à temps plein étant appliqué comme coefficient de réduction.
Le premier alinéa ne vaut pas pour les interruptions de carrière mentionnées aux articles 4bis, 4ter et 4quater.)
[1 L'alinéa 1er ne s'applique pas aux membres du personnel mentionnés à l'article 2, alinéa 2.]1
Modifications
Art.8. § 1. Om buitengewone redenen en met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand kan het personeelslid dat zijn loopbaan heeft onderbroken de toelating verkrijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen.
[1 In afwijking van het eerste lid kan de opzeggingstermijn minder dan een maand bedragen indien de inrichtende macht daarmee instemt en de goede werking van de dienst hierdoor niet in het gedrang komt.]1
De aanvraag moet schriftelijk ingediend en aan de Minister of aan zijn gevolmachtigde medegedeeld worden :
- via het inrichtingshoofd in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap, de hiërarchische overheid voor de leden van de inspectiediensten;
- via en met het akkoord van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst van het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap en van het gesubsidieerd officieel onderwijs moet deze aanvraag vergezeld zijn van het akkoord van het hoofd van de betrokken eredienst.
§ 2. De in artikel 5, § 1 van dit besluit bedoelde personeelsleden mogen in geen geval hun ambt weer opnemen of het ambt opnieuw volledig uitoefenen na de eerste mei van het school- of academiejaar.
§ 3. Het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap brengt, binnen de veertien dagen na de beslissing, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op de hoogte van de datum waarop het personeelslid zijn ambt opnieuw opneemt of het opnieuw volledig uitoefent.
[2 § 4 - In afwijking van paragraaf 1 kan het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, zijn loopbaanonderbreking op verzoek voortijdig beëindigen. Daartoe richt het betrokken personeelslid, minstens twee maanden voor de beëindiging, via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs een aangetekend schrijven aan de minister bevoegd voor Onderwijs.]2
[1 In afwijking van het eerste lid kan de opzeggingstermijn minder dan een maand bedragen indien de inrichtende macht daarmee instemt en de goede werking van de dienst hierdoor niet in het gedrang komt.]1
De aanvraag moet schriftelijk ingediend en aan de Minister of aan zijn gevolmachtigde medegedeeld worden :
- via het inrichtingshoofd in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap, de hiërarchische overheid voor de leden van de inspectiediensten;
- via en met het akkoord van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst van het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap en van het gesubsidieerd officieel onderwijs moet deze aanvraag vergezeld zijn van het akkoord van het hoofd van de betrokken eredienst.
§ 2. De in artikel 5, § 1 van dit besluit bedoelde personeelsleden mogen in geen geval hun ambt weer opnemen of het ambt opnieuw volledig uitoefenen na de eerste mei van het school- of academiejaar.
§ 3. Het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap brengt, binnen de veertien dagen na de beslissing, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op de hoogte van de datum waarop het personeelslid zijn ambt opnieuw opneemt of het opnieuw volledig uitoefent.
[2 § 4 - In afwijking van paragraaf 1 kan het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, zijn loopbaanonderbreking op verzoek voortijdig beëindigen. Daartoe richt het betrokken personeelslid, minstens twee maanden voor de beëindiging, via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs een aangetekend schrijven aan de minister bevoegd voor Onderwijs.]2
Art.8. § 1 Pour des raisons exceptionnelles et moyennant un préavis d'un mois, le membre du personnel qui a interrompu sa carrière, peut être autorisé à reprendre ses fonctions ou à les exercer à nouveau entièrement.
[1 Par dérogation à l'alinéa 1er, le préavis peut, moyennant l'accord du pouvoir organisateur, être inférieur à un mois pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.]1
La demande doit être introduite par écrit et être communiquée au Ministre compétent en matière d'enseignement ou à son délégué :
- par l'intermédiaire du chef d'établissement dans l'enseignement de la Communauté germanophone, du directeur en ce qui concerne le centre psycho-medico-social de la Communauté germanophone et de l'autorité hiérarchique pour les membres des services d'inspection;
- par l'intermédiaire et avec l'accord du pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné et dans les centres psycho-medico-sociaux subventionnés.
Pour les maîtres, professeurs et inspecteurs de religion dans l'enseignement de la Communauté germanophone et l'enseignement officiel subventionné, cette demande sera accompagnée de l'accord du chef de culte concerné.
§ 2. Les membres du personnel visés à l'article 5, § 1er du présent arrêté ne peuvent en aucun cas reprendre leurs fonctions ou les exercer à nouveau complètement après le 1er mai de l'année scolaire ou académique.
§ 3. Dans les quinze jours qui suivent la décision, le Ministère de la Communauté germanophone avise l'Office national de l'Emploi de la date à laquelle le membre du personnel reprend ses fonctions ou les exerce à nouveau complètement.
[2 § 4 - Par dérogation au § 1er, le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, peut, à sa demande, mettre fin prématurément à son interruption de carrière. Il envoie à cet effet, au moins deux mois avant de mettre fin à l'interruption, un recommandé au ministre compétent en matière d'Enseignement par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire".]2
[1 Par dérogation à l'alinéa 1er, le préavis peut, moyennant l'accord du pouvoir organisateur, être inférieur à un mois pour autant que cela n'affecte pas le bon fonctionnement du service.]1
La demande doit être introduite par écrit et être communiquée au Ministre compétent en matière d'enseignement ou à son délégué :
- par l'intermédiaire du chef d'établissement dans l'enseignement de la Communauté germanophone, du directeur en ce qui concerne le centre psycho-medico-social de la Communauté germanophone et de l'autorité hiérarchique pour les membres des services d'inspection;
- par l'intermédiaire et avec l'accord du pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné et dans les centres psycho-medico-sociaux subventionnés.
Pour les maîtres, professeurs et inspecteurs de religion dans l'enseignement de la Communauté germanophone et l'enseignement officiel subventionné, cette demande sera accompagnée de l'accord du chef de culte concerné.
§ 2. Les membres du personnel visés à l'article 5, § 1er du présent arrêté ne peuvent en aucun cas reprendre leurs fonctions ou les exercer à nouveau complètement après le 1er mai de l'année scolaire ou académique.
§ 3. Dans les quinze jours qui suivent la décision, le Ministère de la Communauté germanophone avise l'Office national de l'Emploi de la date à laquelle le membre du personnel reprend ses fonctions ou les exerce à nouveau complètement.
[2 § 4 - Par dérogation au § 1er, le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, peut, à sa demande, mettre fin prématurément à son interruption de carrière. Il envoie à cet effet, au moins deux mois avant de mettre fin à l'interruption, un recommandé au ministre compétent en matière d'Enseignement par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire".]2
Art. 8.1. [1 Na afloop van de loopbaanonderbrekingen opgesomd in de artikelen 4bis, 4ter, 4quater en 4sexies heeft het personeelslid het recht terug te keren in zijn vroegere functie of, indien dat niet mogelijk is, in een gelijkwaardige of vergelijkbare functie. Dat geldt niet voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden [2 ...]2 van wie de loopbaanonderbreking eindigt op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.]1
Art. 8.1. [1 Le membre du personnel a le droit, au terme des interruptions de carrière mentionnées aux articles 4bis, 4ter, 4quater et 4sexies, de revenir à son ancien poste ou, si cela est impossible, de se voir attribuer un travail équivalent ou similaire. Cela ne s'applique pas aux membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire [2 ...]2 dont l'interruption de carrière prend fin le jour où expire la désignation ou l'engagement.]1
Art.9. § 1. Een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt wordt - overeenkomstig de verordeningsbepalingen die toepasselijk zijn inzake reaffectatie en wedertewerkstelling bij voorrang vervangen door één of meerdere personeelsleden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.
In selectie- en bevorderingsambten mag een personeelslid echter tijdelijk vervangen worden door een personeelslid dat vastbenoemd is in het wervingsambt dat toegang geeft tot dat selectie- of bevorderingsambt.
In dat geval worden de bepalingen van het eerste lid toegepast op het tijdelijk volledig of gedeeltelijk verlaten wervingsambt.
[1 ...]1
[1 ...]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Het personeelslid zal bij voorrang door een persoon worden vervangen die bij het begin van de onderbreking
1° ofwel een personeelslid is, dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld werd;
2° ofwel een vergoede volledig werkloze is, die voor elke dag van de week een uitkering geniet;
3° ofwel een werknemer is die met bewaring van zijn rechten een deeltijdse betrekking wenst uit te oefenen en een werkloosheidsuitkering verkrijgt in toepassing van de artikelen 99 en 107 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
4° ofwel een personeelslid is dat een personeelslid gedurende een moederschapsverlof vervangen heeft en dat bij de aanvang van de vervanging een vergoede volledig werkloze was die uitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week, ofwel behoorde tot één van de categorieën van personeel bedoeld in 1° of 3°;
5° ofwel een vergoede volledig werkloze is met een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van ten minste de helft van het gemiddeld wekelijks aantal uren gepresteerd door een werknemer met een voltijdse betrekking in een gelijkwaardig ambt in dezelfde onderneming of, bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak;
6° ofwel een persoon is die volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid zich op de arbeidsmarkt wenst in te schakelen of te herinschakelen.
§ 4. [1 ...]1
In selectie- en bevorderingsambten mag een personeelslid echter tijdelijk vervangen worden door een personeelslid dat vastbenoemd is in het wervingsambt dat toegang geeft tot dat selectie- of bevorderingsambt.
In dat geval worden de bepalingen van het eerste lid toegepast op het tijdelijk volledig of gedeeltelijk verlaten wervingsambt.
[1 ...]1
[1 ...]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Het personeelslid zal bij voorrang door een persoon worden vervangen die bij het begin van de onderbreking
1° ofwel een personeelslid is, dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld werd;
2° ofwel een vergoede volledig werkloze is, die voor elke dag van de week een uitkering geniet;
3° ofwel een werknemer is die met bewaring van zijn rechten een deeltijdse betrekking wenst uit te oefenen en een werkloosheidsuitkering verkrijgt in toepassing van de artikelen 99 en 107 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
4° ofwel een personeelslid is dat een personeelslid gedurende een moederschapsverlof vervangen heeft en dat bij de aanvang van de vervanging een vergoede volledig werkloze was die uitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week, ofwel behoorde tot één van de categorieën van personeel bedoeld in 1° of 3°;
5° ofwel een vergoede volledig werkloze is met een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van ten minste de helft van het gemiddeld wekelijks aantal uren gepresteerd door een werknemer met een voltijdse betrekking in een gelijkwaardig ambt in dezelfde onderneming of, bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak;
6° ofwel een persoon is die volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid zich op de arbeidsmarkt wenst in te schakelen of te herinschakelen.
§ 4. [1 ...]1
Modifications
Art.9. § 1. Un membre du personnel qui interrompt sa carrière professionnelle est, conformément aux dispositions réglementaires applicables en ce qui concerne la réaffectation et la remise au travail, remplacé prioritairement par un ou plusieurs membre(s) du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi.
Dans les emplois de sélection et de promotion, un membre du personnel peut toutefois être remplacé temporairement par un membre du personnel nommé à titre définitif dans la fonction de recrutement qui donne accès à la fonction de sélection ou de promotion.
Dans ce cas, les dispositions du premier alinéa s'appliquent à l'emploi de recrutement temporairement abandonne, soit entièrement, soit partiellement.
[1 ...]1
[1 ...]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Le membre du personnel qui interrompt sa carrière à la fin d'un congé de maternité ou d'un [2 congé en vue de l'adoption ou de l'accueil familial]2 sera remplace par :
1° soit un membre du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi;
2° soit un chômeur complet indemnisé pour tous les jours de la semaine;
3° soit un travailleur qui souhaite occuper un emploi à temps partiel tout en conservant ses droits et obtient des allocations de chômage en application des articles 99 et 107 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
4° soit un membre du personnel ayant remplacé un membre du personnel durant son congé de maternité et qui, au début de ce remplacement, était chômeur complet indemnisé pour tous les jours de la semaine, ou appartenait à une des catégories de personnel visées au 1° ou au 3°;
5° soit un chômeur indemnisé qui est en chômage complet dans un régime de travail hebdomadaire moyen comprenant au moins la moitié du nombre d'heures de travail hebdomadaire moyen presté par un travailleur occupé à temps plein dans une fonction analogue dans la même entreprise ou, à défaut, dans la même branche d'activité;
6° soit une personne désirant s'insérer ou se réinsérer sur le marché du travail, selon les conditions déterminées par le Ministre de l'Emploi et du Travail.
§ 4. [1 ...]1
Dans les emplois de sélection et de promotion, un membre du personnel peut toutefois être remplacé temporairement par un membre du personnel nommé à titre définitif dans la fonction de recrutement qui donne accès à la fonction de sélection ou de promotion.
Dans ce cas, les dispositions du premier alinéa s'appliquent à l'emploi de recrutement temporairement abandonne, soit entièrement, soit partiellement.
[1 ...]1
[1 ...]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Le membre du personnel qui interrompt sa carrière à la fin d'un congé de maternité ou d'un [2 congé en vue de l'adoption ou de l'accueil familial]2 sera remplace par :
1° soit un membre du personnel mis en disponibilité par défaut d'emploi;
2° soit un chômeur complet indemnisé pour tous les jours de la semaine;
3° soit un travailleur qui souhaite occuper un emploi à temps partiel tout en conservant ses droits et obtient des allocations de chômage en application des articles 99 et 107 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
4° soit un membre du personnel ayant remplacé un membre du personnel durant son congé de maternité et qui, au début de ce remplacement, était chômeur complet indemnisé pour tous les jours de la semaine, ou appartenait à une des catégories de personnel visées au 1° ou au 3°;
5° soit un chômeur indemnisé qui est en chômage complet dans un régime de travail hebdomadaire moyen comprenant au moins la moitié du nombre d'heures de travail hebdomadaire moyen presté par un travailleur occupé à temps plein dans une fonction analogue dans la même entreprise ou, à défaut, dans la même branche d'activité;
6° soit une personne désirant s'insérer ou se réinsérer sur le marché du travail, selon les conditions déterminées par le Ministre de l'Emploi et du Travail.
§ 4. [1 ...]1
Art.12. Indien het recht op uitkeringen door een beslissing van de gewestelijke werkloosheidsinspecteur, genomen in toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991, geweigerd wordt aan een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt, moet het inrichtingshoofd of de inrichtende macht de Afdeling van de Duitstalige Gemeenschap waaronder het/zij ressorteert onverwijld daarvan in kennis stellen.
[1 Vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking, wordt de voltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden en wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.]1
[2 Indien aan het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, het recht op een uitkering voor de loopbaanonderbreking wordt geweigerd op grond van een beslissing van de gewestelijke werkloosheidsinspecteur, wordt de voltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in onbetaald verlof en wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking omgezet in een arbeidstijdvermindering en dit vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking.]2
[1 Vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking, wordt de voltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden en wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.]1
[2 Indien aan het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, het recht op een uitkering voor de loopbaanonderbreking wordt geweigerd op grond van een beslissing van de gewestelijke werkloosheidsinspecteur, wordt de voltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in onbetaald verlof en wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking omgezet in een arbeidstijdvermindering en dit vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking.]2
Art.12. Si, par décision de l'Inspecteur régional du chômage, prise en application de l'article 7 de l'arrêté royal du 12 août 1991, un membre du personnel qui interrompt sa carrière professionnelle se voit refuser le droit aux allocations, le chef d'établissement ou le Pouvoir organisateur est tenu d'en informer, sans délai, la Division de la Communauté germanophone dont il relève.
[1 A dater du refus de l'allocation, l'interruption de carrière complète est transformée d'office en une mise en disponibilité pour convenance personnelle et l'interruption de carrière partielle, en congé pour prestations réduites justifié par des raisons de convenances personnelles, et ce, jusqu'au terme prévu de ladite interruption de carrière.]1.
[2 Si, par décision de l'inspecteur régional du chômage, le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, se voit refuser le droit à l'allocation d'interruption de carrière, l'interruption de carrière complète est transformée de plein droit en un congé non rémunéré et l'interruption de carrière partielle, en une réduction du temps de travail, et ce, à dater du refus de l'allocation jusqu'au terme prévu de ladite interruption de carrière.]2
[1 A dater du refus de l'allocation, l'interruption de carrière complète est transformée d'office en une mise en disponibilité pour convenance personnelle et l'interruption de carrière partielle, en congé pour prestations réduites justifié par des raisons de convenances personnelles, et ce, jusqu'au terme prévu de ladite interruption de carrière.]1.
[2 Si, par décision de l'inspecteur régional du chômage, le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, se voit refuser le droit à l'allocation d'interruption de carrière, l'interruption de carrière complète est transformée de plein droit en un congé non rémunéré et l'interruption de carrière partielle, en une réduction du temps de travail, et ce, à dater du refus de l'allocation jusqu'au terme prévu de ladite interruption de carrière.]2
Art. 12.1. <INGEVOEGD bij BDG 2001-08-30/38, art. 11; Inwerkingtreding : 01-08-2001> De dienstprestaties van de [1 personeelsleden vermeld in artikel 2, eerste en tweede lid,]1 die hun loopbaan deeltijds onderbreken, worden op ten hoogste 4 dagen per week verdeeld. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden bovendien de dienstprestaties tot ten hoogste 6 halve dagen per week beperkt.
Modifications
Art. 12.1. Les prestations des membres du personnel [1 mentionnés à l'article 2, alinéas 1er et 2, ]1 qui interrompent leur carrière de manière partielle sont réparties sur au plus 4 jours par semaine. Lors d'une interruption à mi temps, les prestations sont de plus plafonnées à 6 demi-journées par semaine.
Modifications
Art. 12.2. [1 - Vertrouwelijkheid
Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moet eenieder die, in welke hoedanigheid ook, meewerkt aan de toepassing van dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan, de gegevens die hem bij de uitoefening van zijn taken toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.]1
Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moet eenieder die, in welke hoedanigheid ook, meewerkt aan de toepassing van dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan, de gegevens die hem bij de uitoefening van zijn taken toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.]1
Art. 12.2. [1 - Confidentialité
Sans préjudice de dispositions légales ou décrétales contraires, quiconque, à quelque titre que ce soit, est impliqué dans l'application du présent arrêté et de ses dispositions d'exécution est tenu de traiter confidentiellement les données qui lui sont confiées dans l'exercice de ses missions.]1
Sans préjudice de dispositions légales ou décrétales contraires, quiconque, à quelque titre que ce soit, est impliqué dans l'application du présent arrêté et de ses dispositions d'exécution est tenu de traiter confidentiellement les données qui lui sont confiées dans l'exercice de ses missions.]1
Art. 12.3. [1 - Verwerking van persoonsgegevens
Voor de verwerking van de persoonsgegevens geldt de Regering als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).
De Regering verzamelt en verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van haar wettelijke of decretale taken. Ze mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van haar wettelijke of decretale taken gebruiken.
De Regering wijst haar medewerkers en externe adviseurs in dat verband op hun plichten inzake informatieveiligheid en gegevensbescherming.]1
Voor de verwerking van de persoonsgegevens geldt de Regering als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).
De Regering verzamelt en verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van haar wettelijke of decretale taken. Ze mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van haar wettelijke of decretale taken gebruiken.
De Regering wijst haar medewerkers en externe adviseurs in dat verband op hun plichten inzake informatieveiligheid en gegevensbescherming.]1
Art. 12.3. [1 - Traitement des données à caractère personnel
Le Gouvernement est responsable du traitement des données à caractère personnel au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données).
Le Gouvernement collecte et traite des données à caractère personnel en vue de l'exercice de ses missions légales ou décrétales. Il ne peut utiliser les données collectées à d'autres fins que l'exercice de ses missions légales ou décrétales.
Le Gouvernement informe à cet égard ses collaborateurs et conseillers externes de leurs devoirs en matière de sécurité de l'information et de protection des données.]1
Le Gouvernement est responsable du traitement des données à caractère personnel au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données).
Le Gouvernement collecte et traite des données à caractère personnel en vue de l'exercice de ses missions légales ou décrétales. Il ne peut utiliser les données collectées à d'autres fins que l'exercice de ses missions légales ou décrétales.
Le Gouvernement informe à cet égard ses collaborateurs et conseillers externes de leurs devoirs en matière de sécurité de l'information et de protection des données.]1
Art. 12.4. [1 - Verwerking van gezondheidsgegevens
De gezondheidsgegevens die verband houden met informatie over een bestaande zwangerschap worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar uit de gezondheidszorg of een andere beroepsbeoefenaar die gebonden is aan het beroepsgeheim.]1
De gezondheidsgegevens die verband houden met informatie over een bestaande zwangerschap worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar uit de gezondheidszorg of een andere beroepsbeoefenaar die gebonden is aan het beroepsgeheim.]1
Art. 12.4. [1 - Traitement de données relatives à la santé
Le traitement de données relatives à la santé en vue d'informer de l'existence d'une grossesse s'opère sous la responsabilité d'un professionnel des soins de santé ou d'un autre professionnel soumis au secret professionnel.]1
Le traitement de données relatives à la santé en vue d'informer de l'existence d'une grossesse s'opère sous la responsabilité d'un professionnel des soins de santé ou d'un autre professionnel soumis au secret professionnel.]1
Art. 12.5. [1 - Gegevenscategorieën
Met betrekking tot de personeelsleden van de onderwijsinstellingen kan de Regering alle in de artikelen 12.3 en 12.4 vermelde toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken:
1° identiteits- en contactgegevens, waaronder naam, voornaam, adres, e-mailadres, telefoonnummers;
2° het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
3° gegevens over persoonlijke eigenschappen, waaronder geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling en geslacht;
4° gegevens over de gezinssituatie, waaronder, indien beschikbaar, naam en geboortedatum van de kinderen en geboorteakte, attest van adoptie of pleegvoogdij, gegevens over de huwelijkspartner, akte van huwelijk, scheiding of echtscheiding;
5° gegevens over beroep en functie, waaronder beroepsloopbaan, akte van aanwijzing of aanstelling, benoemingsbesluit, arbeidsovereenkomsten met eventuele addenda, bepaling van de geldelijke anciënniteit, verlofregelingen, pensioendocumenten, overgang naar een hoger niveau en bevordering, arbeidsduurvermindering, arbeidsomvang en duur van de aanwijzing of aanstelling;
6° financiële gegevens, waaronder de bankgegevens, de fiscale situatie, ook van de personen ten laste;
7° gezondheidsgegevens, waaronder medische attesten en informatie over een bestaande zwangerschap.
Met betrekking tot de personeelsleden van haar of zijn onderwijsinstelling kan een inrichtende macht of schoolhoofd in het gemeenschapsonderwijs alle in de artikelen 12.3 en 12.4 vermelde toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens verwerken:
1° identiteits- en contactgegevens, waaronder naam, voornaam, adres, e-mailadres, telefoonnummers;
2° het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
3° gegevens over persoonlijke eigenschappen, waaronder geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling en geslacht;
4° gegevens over de gezinssituatie, waaronder, indien beschikbaar, naam en geboortedatum van de kinderen en geboorteakte, attest van adoptie of pleegvoogdij, gegevens over de huwelijkspartner, akte van huwelijk, scheiding of echtscheiding;
5° gegevens over beroep en functie, waaronder beroepsloopbaan, akte van aanwijzing of aanstelling, benoemingsbesluit, arbeidsovereenkomsten met eventuele addenda, bepaling van de geldelijke anciënniteit, verlofregelingen, pensioendocumenten, overgang naar een hoger niveau en bevordering, arbeidsduurvermindering, arbeidsomvang en duur van de aanwijzing of aanstelling;
6° financiële gegevens, waaronder de bankgegevens, de fiscale situatie, ook van de personen ten laste;
7° gezondheidsgegevens, waaronder medische attesten en informatie over een bestaande zwangerschap.]1
Met betrekking tot de personeelsleden van de onderwijsinstellingen kan de Regering alle in de artikelen 12.3 en 12.4 vermelde toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken:
1° identiteits- en contactgegevens, waaronder naam, voornaam, adres, e-mailadres, telefoonnummers;
2° het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
3° gegevens over persoonlijke eigenschappen, waaronder geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling en geslacht;
4° gegevens over de gezinssituatie, waaronder, indien beschikbaar, naam en geboortedatum van de kinderen en geboorteakte, attest van adoptie of pleegvoogdij, gegevens over de huwelijkspartner, akte van huwelijk, scheiding of echtscheiding;
5° gegevens over beroep en functie, waaronder beroepsloopbaan, akte van aanwijzing of aanstelling, benoemingsbesluit, arbeidsovereenkomsten met eventuele addenda, bepaling van de geldelijke anciënniteit, verlofregelingen, pensioendocumenten, overgang naar een hoger niveau en bevordering, arbeidsduurvermindering, arbeidsomvang en duur van de aanwijzing of aanstelling;
6° financiële gegevens, waaronder de bankgegevens, de fiscale situatie, ook van de personen ten laste;
7° gezondheidsgegevens, waaronder medische attesten en informatie over een bestaande zwangerschap.
Met betrekking tot de personeelsleden van haar of zijn onderwijsinstelling kan een inrichtende macht of schoolhoofd in het gemeenschapsonderwijs alle in de artikelen 12.3 en 12.4 vermelde toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens verwerken:
1° identiteits- en contactgegevens, waaronder naam, voornaam, adres, e-mailadres, telefoonnummers;
2° het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
3° gegevens over persoonlijke eigenschappen, waaronder geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling en geslacht;
4° gegevens over de gezinssituatie, waaronder, indien beschikbaar, naam en geboortedatum van de kinderen en geboorteakte, attest van adoptie of pleegvoogdij, gegevens over de huwelijkspartner, akte van huwelijk, scheiding of echtscheiding;
5° gegevens over beroep en functie, waaronder beroepsloopbaan, akte van aanwijzing of aanstelling, benoemingsbesluit, arbeidsovereenkomsten met eventuele addenda, bepaling van de geldelijke anciënniteit, verlofregelingen, pensioendocumenten, overgang naar een hoger niveau en bevordering, arbeidsduurvermindering, arbeidsomvang en duur van de aanwijzing of aanstelling;
6° financiële gegevens, waaronder de bankgegevens, de fiscale situatie, ook van de personen ten laste;
7° gezondheidsgegevens, waaronder medische attesten en informatie over een bestaande zwangerschap.]1
Art. 12.5. [1 - Catégories de données
En ce qui concerne les membres du personnel des établissements d'enseignement, le Gouvernement peut traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées mentionnées aux articles 12.3 et 12.4, relevant des catégories de données suivantes :
1° les données relatives à l'identité et les données de contact, dont le nom, le prénom, l'adresse, l'adresse électronique, les numéros de téléphone;
2° le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
3° les données relatives aux caractéristiques personnelles, dont la date de naissance, le lieu de naissance, la nationalité, l'état civil, la composition du ménage et le sexe;
4° les données relatives à la situation familiale, dont, le cas échéant, le nom et la date de naissance des enfants ainsi que l'acte de naissance, l'attestation d'adoption ou d'accueil familial, les données concernant le conjoint, ainsi que l'acte de mariage, de séparation ou de divorce;
5° les données relatives à la profession et à la fonction, dont le parcours professionnel, l'acte de désignation ou, selon le cas, d'engagement, l'arrêté de nomination, les contrats de travail et les éventuels avenants, la détermination de l'ancienneté financière, les régimes de congé, les documents relatifs à la pension, l'avancement et la promotion, la réduction du temps de travail, le volume de travail et la durée de la désignation ou, selon le cas, de l'engagement;
6° les données financières, dont les coordonnées bancaires, la situation fiscale, en ce compris les personnes à charge;
7° les données de santé, dont les certificats médicaux et l'information concernant l'existence d'une grossesse.
En ce qui concerne les membres du personnel de ses établissements d'enseignement, un pouvoir organisateur ou, selon le cas, un chef d'établissement dans l'enseignement communautaire peut traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées mentionnées aux articles 12.3 et 12.4 :
1° les données relatives à l'identité et les données de contact, dont le nom, le prénom, l'adresse, l'adresse électronique, les numéros de téléphone;
2° le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
3° les données relatives aux caractéristiques personnelles, dont la date de naissance, le lieu de naissance, la nationalité, l'état civil, la composition du ménage et le sexe;
4° les données relatives à la situation familiale, dont, le cas échéant, le nom et la date de naissance des enfants ainsi que l'acte de naissance, l'attestation d'adoption ou d'accueil familial, les données concernant le conjoint, ainsi que l'acte de mariage, de séparation ou de divorce;
5° les données relatives à la profession et à la fonction, dont le parcours professionnel, l'acte de désignation ou, selon le cas, d'engagement, l'arrêté de nomination, les contrats de travail et les éventuels avenants, la détermination de l'ancienneté financière, les régimes de congé, les documents relatifs à la pension, l'avancement et la promotion, la réduction du temps de travail, le volume de travail et la durée de la désignation ou, selon le cas, de l'engagement;
6° les données financières, dont les coordonnées bancaires, la situation fiscale, en ce compris les personnes à charge;
7° les données de santé, dont les certificats médicaux et l'information concernant l'existence d'une grossesse.]1
En ce qui concerne les membres du personnel des établissements d'enseignement, le Gouvernement peut traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées mentionnées aux articles 12.3 et 12.4, relevant des catégories de données suivantes :
1° les données relatives à l'identité et les données de contact, dont le nom, le prénom, l'adresse, l'adresse électronique, les numéros de téléphone;
2° le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
3° les données relatives aux caractéristiques personnelles, dont la date de naissance, le lieu de naissance, la nationalité, l'état civil, la composition du ménage et le sexe;
4° les données relatives à la situation familiale, dont, le cas échéant, le nom et la date de naissance des enfants ainsi que l'acte de naissance, l'attestation d'adoption ou d'accueil familial, les données concernant le conjoint, ainsi que l'acte de mariage, de séparation ou de divorce;
5° les données relatives à la profession et à la fonction, dont le parcours professionnel, l'acte de désignation ou, selon le cas, d'engagement, l'arrêté de nomination, les contrats de travail et les éventuels avenants, la détermination de l'ancienneté financière, les régimes de congé, les documents relatifs à la pension, l'avancement et la promotion, la réduction du temps de travail, le volume de travail et la durée de la désignation ou, selon le cas, de l'engagement;
6° les données financières, dont les coordonnées bancaires, la situation fiscale, en ce compris les personnes à charge;
7° les données de santé, dont les certificats médicaux et l'information concernant l'existence d'une grossesse.
En ce qui concerne les membres du personnel de ses établissements d'enseignement, un pouvoir organisateur ou, selon le cas, un chef d'établissement dans l'enseignement communautaire peut traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées mentionnées aux articles 12.3 et 12.4 :
1° les données relatives à l'identité et les données de contact, dont le nom, le prénom, l'adresse, l'adresse électronique, les numéros de téléphone;
2° le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
3° les données relatives aux caractéristiques personnelles, dont la date de naissance, le lieu de naissance, la nationalité, l'état civil, la composition du ménage et le sexe;
4° les données relatives à la situation familiale, dont, le cas échéant, le nom et la date de naissance des enfants ainsi que l'acte de naissance, l'attestation d'adoption ou d'accueil familial, les données concernant le conjoint, ainsi que l'acte de mariage, de séparation ou de divorce;
5° les données relatives à la profession et à la fonction, dont le parcours professionnel, l'acte de désignation ou, selon le cas, d'engagement, l'arrêté de nomination, les contrats de travail et les éventuels avenants, la détermination de l'ancienneté financière, les régimes de congé, les documents relatifs à la pension, l'avancement et la promotion, la réduction du temps de travail, le volume de travail et la durée de la désignation ou, selon le cas, de l'engagement;
6° les données financières, dont les coordonnées bancaires, la situation fiscale, en ce compris les personnes à charge;
7° les données de santé, dont les certificats médicaux et l'information concernant l'existence d'une grossesse.]1
Art. 12.6. [1 - Doorgifte van gegevens
Voor de uitvoering van de loopbaanonderbreking en de betaling van een onderbrekingsuitkering overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra bezorgt de Regering resp. de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs volgende gegevens aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening als het personeelslid een loopbaanonderbreking aanvraagt:
1° de identiteits- en contactgegevens van het personeelslid;
2° de aangevraagde loopbaanonderbreking.
De gegevens worden doorgegeven via een webportaalsoftware die ter beschikking wordt gesteld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.]1
Voor de uitvoering van de loopbaanonderbreking en de betaling van een onderbrekingsuitkering overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra bezorgt de Regering resp. de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs volgende gegevens aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening als het personeelslid een loopbaanonderbreking aanvraagt:
1° de identiteits- en contactgegevens van het personeelslid;
2° de aangevraagde loopbaanonderbreking.
De gegevens worden doorgegeven via een webportaalsoftware die ter beschikking wordt gesteld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.]1
Art. 12.6. [1 - Transmission de données
Pour la mise en oeuvre de l'interruption de carrière et le paiement d'une allocation d'interruption conformément à l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, le Gouvernement ou, selon le cas, le pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné transmet les données ci-après à l'Office national de l'emploi en cas de demande d'interruption de carrière correspondante introduite par le membre du personnel :
1° les données relatives à l'identité et les données de contact du membre du personnel;
2° l'interruption de carrière demandée.
La transmission des données s'effectue au moyen d'un logiciel de portail web qui est mis à disposition par l'Office national de l'emploi.]1
Pour la mise en oeuvre de l'interruption de carrière et le paiement d'une allocation d'interruption conformément à l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, le Gouvernement ou, selon le cas, le pouvoir organisateur dans l'enseignement subventionné transmet les données ci-après à l'Office national de l'emploi en cas de demande d'interruption de carrière correspondante introduite par le membre du personnel :
1° les données relatives à l'identité et les données de contact du membre du personnel;
2° l'interruption de carrière demandée.
La transmission des données s'effectue au moyen d'un logiciel de portail web qui est mis à disposition par l'Office national de l'emploi.]1
Art. 12.7. [1 - Verwerkingsdoeleinden
De Regering verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor de volgende doeleinden:
1° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 1°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
2° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 2°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
3° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 3°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
4° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 4°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 4ter, artikel 4quater, artikel 4quinquies, artikel 5, artikel 6, § 1, § 3, vierde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vijfde lid, artikel 8, 8.1 en 9;
5° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 5°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 5, artikel 6, § 1, en de artikelen 8 tot 12;
6° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 6°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 7 en 12;
7° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 7°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid, § 4, derde en vijfde lid, en artikel 7, § 3.
Een inrichtende macht of een schoolhoofd in het gemeenschapsonderwijs verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor de volgende doeleinden:
1° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 1°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
2° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 2°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
3° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 3°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
4° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 4°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 4ter, artikel 4quater, artikel 4quinquies, artikel 5, artikel 6, § 1, § 3, vierde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vijfde lid, artikel 8, artikel 8.1 en artikel 9;
5° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 5°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 5, artikel 6, § 1, en de artikelen 8tot12;
6° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 6°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 7 en 12;
7° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 7°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid, § 4, derde en vijfde lid, en artikel 7, § 3.]1
De Regering verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor de volgende doeleinden:
1° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 1°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
2° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 2°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
3° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 3°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
4° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 4°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 4ter, artikel 4quater, artikel 4quinquies, artikel 5, artikel 6, § 1, § 3, vierde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vijfde lid, artikel 8, 8.1 en 9;
5° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 5°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 5, artikel 6, § 1, en de artikelen 8 tot 12;
6° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 6°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 7 en 12;
7° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, eerste lid, 7°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid, § 4, derde en vijfde lid, en artikel 7, § 3.
Een inrichtende macht of een schoolhoofd in het gemeenschapsonderwijs verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor de volgende doeleinden:
1° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 1°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
2° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 2°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
3° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 3°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 6 en 8 tot 12;
4° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 4°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 4ter, artikel 4quater, artikel 4quinquies, artikel 5, artikel 6, § 1, § 3, vierde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vijfde lid, artikel 8, artikel 8.1 en artikel 9;
5° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 5°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 3 tot 5, artikel 6, § 1, en de artikelen 8tot12;
6° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 6°, voor de doeleinden bedoeld in de artikelen 7 en 12;
7° de gegevenscategorieën vermeld in artikel 12.5, tweede lid, 7°, voor de doeleinden bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid, § 4, derde en vijfde lid, en artikel 7, § 3.]1
Art. 12.7. [1 - Finalités du traitement
Le Gouvernement collecte et traite des données à caractère personnel aux fins suivantes :
1° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 1° ;
2° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 2° ;
3° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 3° ;
4° les finalités prévues aux articles 4ter, 4quater, 4quinquies, 5, 6, § 1er, § 3, alinéa 4, § 5, alinéa 4, et § 6, alinéa 5, 8, 8.1 et 9, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 4° ;
5° les finalités prévues aux articles 3 à 5, 6, § 1er, et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 5° ;
6° les finalités prévues aux articles 7 et 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 6° ;
7° les finalités prévues à l'article 6, § 2, alinéa 3, § 4, alinéas 3 et 5, et à l'article 7, § 3, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 7°.
Un pouvoir organisateur ou, selon le cas, un chef d'établissement dans l'enseignement communautaire collecte et traite des données à caractère personnel aux fins suivantes :
1° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 1° ;
2° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 2° ;
3° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 3° ;
4° les finalités prévues aux articles 4ter, 4quater, 4quinquies, 5, 6, § 1er, § 3, alinéa 4, § 5, alinéa 4, et § 6, alinéa 5, 8, 8.1 et 9, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 4° ;
5° les finalités prévues aux articles 3 à 5, 6, § 1er, et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 5° ;
6° les finalités prévues aux articles 7 et 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 6° ;
7° les finalités prévues à l'article 6, § 2, alinéa 3, § 4, alinéas 3 et 5, et à l'article 7, § 3, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 7°.]1
Le Gouvernement collecte et traite des données à caractère personnel aux fins suivantes :
1° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 1° ;
2° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 2° ;
3° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 3° ;
4° les finalités prévues aux articles 4ter, 4quater, 4quinquies, 5, 6, § 1er, § 3, alinéa 4, § 5, alinéa 4, et § 6, alinéa 5, 8, 8.1 et 9, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 4° ;
5° les finalités prévues aux articles 3 à 5, 6, § 1er, et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 5° ;
6° les finalités prévues aux articles 7 et 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 6° ;
7° les finalités prévues à l'article 6, § 2, alinéa 3, § 4, alinéas 3 et 5, et à l'article 7, § 3, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 1er, 7°.
Un pouvoir organisateur ou, selon le cas, un chef d'établissement dans l'enseignement communautaire collecte et traite des données à caractère personnel aux fins suivantes :
1° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 1° ;
2° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 2° ;
3° les finalités prévues aux articles 3 à 6 et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 3° ;
4° les finalités prévues aux articles 4ter, 4quater, 4quinquies, 5, 6, § 1er, § 3, alinéa 4, § 5, alinéa 4, et § 6, alinéa 5, 8, 8.1 et 9, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 4° ;
5° les finalités prévues aux articles 3 à 5, 6, § 1er, et 8 à 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 5° ;
6° les finalités prévues aux articles 7 et 12, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 6° ;
7° les finalités prévues à l'article 6, § 2, alinéa 3, § 4, alinéas 3 et 5, et à l'article 7, § 3, pour ce qui est des catégories de données mentionnées à l'article 12.5, alinéa 2, 7°.]1
Art. 12.8. [1 - Gebruik van gegevens voor analysen en statistieken
De Regering maakt voor het opstellen van analysen en statistieken betreffende de uitvoering van haar taken gebruik van anonieme gegevens.
De analysen en statistieken worden op verzoek van het Parlement of op initiatief van de Regering opgesteld om een overzicht te krijgen van het aantal personeelsleden in loopbaanonderbreking, de verschillende vormen van loopbaanonderbreking, alsook de omvang en de duur van de genomen loopbaanonderbrekingen.]1
De Regering maakt voor het opstellen van analysen en statistieken betreffende de uitvoering van haar taken gebruik van anonieme gegevens.
De analysen en statistieken worden op verzoek van het Parlement of op initiatief van de Regering opgesteld om een overzicht te krijgen van het aantal personeelsleden in loopbaanonderbreking, de verschillende vormen van loopbaanonderbreking, alsook de omvang en de duur van de genomen loopbaanonderbrekingen.]1
Art. 12.8. [1 - Utilisation de données pour établir des analyses et statistiques
Le Gouvernement recourt à des données anonymes pour établir des analyses et statistiques en ce qui concerne l'exercice de ses missions.
Les analyses et statistiques sont établies à la demande du Parlement ou à l'initiative du Gouvernement pour obtenir un aperçu du nombre de membres du personnel se trouvant en interruption de carrière, des différentes formes d'interruption de carrière et de l'étendue et de la durée de l'interruption de carrière auxquelles il est recouru.]1
Le Gouvernement recourt à des données anonymes pour établir des analyses et statistiques en ce qui concerne l'exercice de ses missions.
Les analyses et statistiques sont établies à la demande du Parlement ou à l'initiative du Gouvernement pour obtenir un aperçu du nombre de membres du personnel se trouvant en interruption de carrière, des différentes formes d'interruption de carrière et de l'étendue et de la durée de l'interruption de carrière auxquelles il est recouru.]1
Art. 12.9. [1 - Duur van de gegevensverwerking
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens gedurende dertig kalenderjaren, te rekenen vanaf het verlaten van de dienst, bewaard en aansluitend vernietigd.]1
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens gedurende dertig kalenderjaren, te rekenen vanaf het verlaten van de dienst, bewaard en aansluitend vernietigd.]1
Art. 12.9. [1 - Durée du traitement des données
Sans préjudice d'autres dispositions légales, décrétales ou réglementaires prévoyant, le cas échéant, un délai de conservation plus long, les données sont conservées pendant trente années calendrier à compter du départ du service, puis détruites.]1
Sans préjudice d'autres dispositions légales, décrétales ou réglementaires prévoyant, le cas échéant, un délai de conservation plus long, les données sont conservées pendant trente années calendrier à compter du départ du service, puis détruites.]1
Art. 12.10. [1 - Veiligheidsmaatregelen
De Regering legt de nodige veiligheidsmaatregelen vast voor de in deze afdeling bedoelde verwerking van de persoonsgegevens.]1
De Regering legt de nodige veiligheidsmaatregelen vast voor de in deze afdeling bedoelde verwerking van de persoonsgegevens.]1
Art. 12.10. [1 - Mesures de sécurité
Le Gouvernement fixe les mesures de sécurité nécessaires pour le traitement des données à caractère personnel prévu par la présente section.]1
Le Gouvernement fixe les mesures de sécurité nécessaires pour le traitement des données à caractère personnel prévu par la présente section.]1
Art. 12.11. [1 - In afwijking van artikel 6, § 1, eerste lid, kan het personeelslid vermeld in artikel 2, tweede lid, dat zijn loopbaan voor 1 oktober 2025 voltijds of deeltijds wil onderbreken, de aanvraag uiterlijk op 15 juli 2025 via het hoofd van de dienst met afzonderlijk beheer Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs indienen bij de Regering.]1
Art. 12.11. [1 - Par dérogation à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, le membre du personnel mentionné à l'article 2, alinéa 2, qui souhaite interrompre sa carrière professionnelle de manière complète ou partielle avant le 1er octobre 2025 peut introduire la demande auprès du Gouvernement jusqu'au 15 juillet 2025 au plus tard par l'intermédiaire du directeur du service à gestion séparée "Service et Logistique dans l'enseignement communautaire".]1
Art.13. Het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 16 maart 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt opgeheven.
Art.13. L'arrêté du Gouvernement de la Communauté germanophone du 16 mars 1994 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux est abrogé.
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.
Art.14. Le présent arrêté produit ses effets le 1 septembre 1994.
Art. 15. De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur, Jeugd en Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 15. Le Ministre de l'Enseignement et de la Formation, de la Culture, de la Jeunesse et de la Recherche scientifique est chargé de l'exécution du présent arrêté.